Wonen en zorg voor ouderen

Met dank overgenomen van Staatkundig-Gereformeerde Partij (SGP) i, gepubliceerd op dinsdag 28 maart 2023.

Op donderdag 23 maart debatteerde de Tweede Kamer over wonen en zorgplannen voor ouderen. De bijdrage van SGP-Fractievoorzitter Kees van der Staaij is hieronder te lezen.

Zorgen voor goede huisvesting en goede zorg voor ouderen het is het een belangrijk onderwerp waar de Kamer eensgezind voor is. Na het doorspitten van al de plannen en programma’s van minister Helder is dit mijn belangrijkste oproep aan de minister: wees eerlijk, concreet en realistisch.

Het is nodig om eerlijk te zijn. Niet alles kan meer zoals vroeger. We lopen tegen de grenzen aan van onze middelen en mensen. Wees eerlijk dat hiervoor niemand dé oplossing heeft, ook de minister niet, maar dat er wel keuzes nodig zijn. Maar eerlijk-zijn betekent óók: onder ogen zien als er middelen of mensen éxtra nodig zijn. Ik denk aan de zorgsalarissen. Zie eerlijk onder ogen dat het écht nodig is om de loonkloof tussen de zorg en andere sectoren te dichten. Wees niet karig. Maak werken in de zorg aantrekkelijker.

Wees ook concreet. De plannen van de minister zijn abstract. Er wordt veel jargon gebruikt. Als we mensen mee willen krijgen in een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling, dan moeten we daar echt mee stoppen. Mensen voelen haarfijn aan als de overheid zich achter jargon verschuilt. Wees concreet. Dat betekent ook: stoppen met ingewikkelde processen en complexe verantwoordingseisen. Ik snap werkelijk niet waarom vanuit het woon-zorgprogramma gekozen is voor maar liefst negentien verschillende geldstromen. Dat moet toch eenvoudiger?

Wees ook realistisch. De drieslag van de minister- zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan - lijkt de SGP te hoog gegrepen. Heeft de minister een een realistisch beeld van de zelfredzaamheid en het doenvermogen van ouderen? Er is schaamte om hulp te vragen, angst om geïsoleerd, eenzaam te raken, aldus de Raad van Ouderen. Ik schrok daar echt van. Wees ook realistisch dat niet iedereen thuis kan blijven wonen. Gemeenten trekken bij ons aan de bel: kwetsbare ouderen in de wijk levert gewoon risico’s op. Het bevriezen van de verpleeghuisplekken terwijl de zorggeschikte woningen nog gebouwd moeten worden - de SGP vindt het een risicovolle aanpak. Zet vol in op geclusterde woonvormen en kies voor vloeiende overgang van thuis naar verpleeghuis in plaats van een ‘harde knip’. Digitalisering - tot slot - brengt ongetwijfeld veel goeds, maar is géén antwoord op psychosociale problematiek onder ouderen.

Ik sta wat uitgebreider stil bij mantelzorgers. De SGP maakt zich al langer zorgen dat er steeds méér van mantelzorgers wordt gevraagd, terwijl hun aantal afneemt. Het kabinet heeft nauwelijks concrete ideeën om mantelzorgers te ondersteunen. Het kabinet ziet de vraag naar arbeid en de vraag naar mantelzorg ook als twee aparte problemen - terwijl er duidelijk sprake is van conflicterend beleid. Enerzijds worden mensen gestimuleerd (veel) meer betaald werk te doen. Anderzijds wil het kabinet dat mensen méér mantelzorg verlenen. Dat móét een keer spaak lopen. Is het kabinet bereid om de vraag naar (de verdeling van) arbeid en zorg voortaan in samenhang te bezien en met nieuwe, concrete voorstellen te komen om mantelzorgers te steunen?

De SGP vroeg vaker om extra aandacht voor de toekomst van de ouderenzorg op het platteland. In de zogenaamde ‘krimpregio’s’ knelt het méér dan in de steden. Op het platteland is de vraag naar ouderenzorg relatief groter en het aanbod van zorgpersoneel en mantelzorgers kleiner. Ik deel de zorg van woningcorporaties dat zorggeschikte woningen straks niet meer in kleine dorpen gebouwd kunnen worden. Mensen moeten dan op hun oude dag gedwongen verhuizen naar een andere omgeving.

  • Hoe wil de minister verschraling van het woon-zorg-aanbod in dorpen voorkomen?
  • En wat is de betrokkenheid van zorginstellingen bij ondertekening van de regionale woondeals, waar ook ouderenhuisvesting onderdeel van uitmaakt?
  • Tot slot vraag ik de minister om te waarborgen dat bij lokale en regionale samenwerking ook het aanbod van kleinere, identiteitsgebonden zorgaanbieders gewaarborgd?