Bijdrage Mirjam Bikker aan het debat over de transgenderwet

Met dank overgenomen van M.H. (Mirjam) Bikker i, gepubliceerd op woensdag 28 september 2022, 12:22.

Het wetsvoorstel om gemakkelijker de m/v, je geslachtsaanduiding, te kunnen wijzigen op je geboorteakte en daarmee je identiteitsbewijs, maakt veel los. Kort gezegd gaat het erom dat deze wet het vereiste van een deskundigenverklaring door een arts of psycholoog schrapt en ook voor minderjarigen onder de 16 de wijziging mogelijk maakt na tussenkomst van de rechter.

In gesprek

Uit de gesprekken die ik ter voorbereiding van dit wetsvoorstel heb gevoerd, is één ding mij nog eens heel duidelijk geworden: wat is het belangrijk dat transgender jongeren zich veilig weten in hun directe omgeving. Het waren soms emotionele en diep indrukwekkende gesprekken, waarin trans mannen en vrouwen, en ouders van kinderen vertelden over de worstelingen in hun leven, over de vraag of zij er mogen zijn en erbij horen, en over de obstakels in de hulpverlening en zorg. In die gesprekken merkte ik hoeveel diep verdriet er is en hoe zwaar hun situatie is of kan zijn, wat vaak wordt versterkt doordat er lange wachtlijsten zijn voor hulp.

Onderzoek heeft aangetoond dat steun vanuit de directe omgeving het meeste bijdraagt aan het welzijn en welbevinden van transgender en intersekse personen. Transgender personen ervaren zeven keer vaker geweld, in de openbare ruimte maar ook huiselijk geweld. Dat onderstreept de goede zorg die deze jongeren nodig hebben. Maar zij hebben ook ondersteuning nodig van hun familie en naaste omgeving. Ik zeg met nadruk: dat is een opdracht voor ons allemaal.

Goede zorg

Dat neemt niet weg dat goede zorg voor deze jongeren ook zorgvuldige zorg moet zijn. Van alle minderjarigen die genderklinieken bezoeken, zet naar schatting 20% de melding door. De Raad van State haalt deze uitkomst van de wetsevaluatie niet voor niets aan in zijn zorg om het laten vervallen van de leeftijdsgrens.

De laatste jaren zien we een forse stijging van jongeren die zich aanmelden, terwijl onduidelijk is hoe dit komt. Daarbij blijkt ook dat het in grote meerderheid pubermeisjes zijn die zich melden. Daarover loopt nog onderzoek van ZonMW, mede op uw instigatie in een vorig leven, meen ik dat ergens in december wordt verwacht. Dat verwachten we dus nog. Ik zou aan de minister willen vragen of dat inderdaad in december komt.

Betrokkenen bij dat onderzoek gaven al aan dat we daarbij niet op een sluitend antwoord kunnen rekenen. Ik vraag de minister ook hoe hij het gegeven weegt dat er een forse stijging is onder jongeren, met name onder meisjes, en dat we nog wel zoeken naar een verklaring daarvoor. We hebben in ieder geval nog niet de hele verklaring. Zou dat geen extra reden voor behoedzaamheid moeten zijn, mede in het licht van het advies van de deskundigen bij de wetsevaluatie? Het gebeurt niet alleen in Nederland. Ook in bijvoorbeeld Engeland, Zweden en de Verenigde Staten wordt een soortgelijke trend waargenomen. Het zijn dezelfde jaren waarin social media gemeengoed zijn geworden. Speelt dat een rol?

Deze stijging en het feit dat er onderzoeken lopen zijn voor de ChristenUnie een eerste signaal dat we naast goede zorg ook behoedzaam moeten zijn met onze regelgeving. Deskundigen zeggen dat kinderen die vroegtijdig in transitie gaan moeilijker terugkomen op hun besluit. Ze verwijzen ook naar landen die al verdergingen in de medisch-hormonale behandeling van minderjarigen en daar nu op terugkomen. Voor deze nieuwe groep is goede zorg in elk geval belangrijk. Als we kijken naar de wachttijden, zien we dat dit knelt. Maar we zien dus ook dat er veel onzekerheid is over wat een goede behandeling is. Juist voor minderjarigen maakt dit wetsvoorstel ondertussen de juridische wijziging mogelijk. Mijn fractie ziet in dit wetsvoorstel daarom geen bijdrage aan het verbeteren van de nood die er is in de transgenderzorg, juist ook omdat we weten dat zeker bij jongere kinderen een wens nog veranderlijk kan zijn en het goed is om de tijd en de ruimte te nemen om dat te exploreren. Is het dan wijs om het gesprek met de zorgverlener voor hen af te schaffen en daarvoor in de plaats voor kinderen boven de 16 een ambtenaar van de burgerlijke stand een afweging te laten maken, en voor jongere kinderen de rechter hierover te laten beslissen?

Als zorgwoordvoerder zie ik op meer plekken de schrijnende gevolgen van de wachtlijsten, maar ik spreek hier de zorg uit dat een pad naar transitie al bevestigd kan worden, zonder dat een zorgvuldige exploratie met een zorgprofessional heeft plaatsgevonden. We moeten onszelf niet te makkelijk ontslaan van het leveren van goede zorg. Ik zie deze mogelijkheid om de transitie juridisch al vorm te geven niet als goede zorg. Een goede invulling van de deskundigenverklaring en kijken naar de kosten en de wachttijden zouden dat wel zijn. Heeft het kabinet overwogen om juist hier meer werk van te maken? En waar blijkt dat dan uit?

Een specifieke groep waarover mijn fractie ook bij de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel vragen heeft gesteld, zijn de 16- en 17-jarigen. Voor deze groep rest in het voorliggende voorstel enkel nog de ambtelijke toets en geen deskundigenverklaring dan wel rechterlijke toets. Dat sluit een beetje aan op wat collega Helder net zei over minderjarigen. Mijn fractie heeft daar wel moeite mee. Ik zie in de evaluatie ook niet direct conclusies die die moeite wegnemen, waardoor ik overtuigd raak. Hoe heeft de zorgvuldigheid die de overheid juist ten aanzien van minderjarigen behoort te betrachten haar weg gevonden naar dit element van het wetsvoorstel?

Hetzelfde zou ik willen vragen over de minimale leeftijd om de wijziging van geslacht mogelijk te maken. Ook daarover zegt de wet eigenlijk niks meer. Vindt de minister ook daadwerkelijk dat dat al vanaf een peuterleeftijd mogelijk zou moeten zijn? Hoe ziet hij dat? Waarom is er in de wet niet voor een afbakening gekozen en op welke basis zou dat moeten zijn?

De wet raakt ook aan een tweede dimensie. We zien enerzijds dat de wet een uitkomst kan bieden voor jongvolwassenen die een aanhoudende ervaring van genderdysforie hebben. De huidige procedure voor geslachtsregistratie in de BRP zal door een aantal van hen als bevoogdend ervaren zijn, zoals ik net al zei. Dat kan ik me ook voorstellen voor degenen die, terugblikkend, al van jongs af aan worstelen met hun sekse. Maar het lastige is dat er ook een grote groep is bij wie er op jonge leeftijd nog heel veel onzekerheid is over hun ontwikkeling en over de vraag of de genderdysforie aanhoudend is. Het is ook lastig om vast te stellen voor wie dat op die leeftijd wel zal gelden en voor wie niet. Daarom vindt mijn fractie dat we deze wetswijziging niet kunnen afdoen als een enkele wijziging die slechts administratief uitpakt. Dat doet geen recht aan deze bevindingen.

Anderzijds zien we dat deze wetswijziging ook past in een bredere beweging waarin genderidentiteit een steeds bepalender identiteitsgegeven wordt ten opzichte van het biologische geslacht. Met name onder jongeren leidt het tot toenemende vragen en verwarring rondom gender en geslacht. We moeten absoluut voorkomen dat er een taboe rust op genderdysforie en we moeten jongeren de ruimte geven voor die zoektocht. Maar juist omdat die ruimte zo belangrijk is, zou ik ook willen waken voor het tegenovergestelde: een cultuur waarin het bevragen van de eigen genderidentiteit voor jongeren de norm wordt en het geboortegeslacht enkel een triviaal gegeven zou zijn. Deze wet kán — dat zeg ik met nadruk — daaraan bijdragen en ik geloof niet dat dat het beste is voor jongeren. Ik zou de minister om een reflectie op dat aspect willen vragen.

Daarnaast moet rekenschap worden gegeven van de zorgen die er zijn vanuit verschillende vrouwenorganisaties over de gevolgen voor de veiligheid van vrouwen. Deze angst richt zich niet op trans personen als groep, en daar waar dat wel gebeurt, neem ik daar scherp afstand van. Maar de zorg richt zich wel op personen die mogelijk misbruik maken van de mogelijkheid om zich als vrouw te registreren. Hiervoor is wel anekdotisch maar geen wetenschappelijk bewijs. Maar ook dan: zou het niet van een sterke democratische samenleving getuigen als deze zorgen besproken kunnen worden en er oog is voor de positie van de vrouw in de meer culturele discussie over inclusiviteit? We zien daarin vaak dat niet de positie van de man, maar wel die van de vrouw geraakt wordt. Een inclusieve cultuur vraagt ook van ons allemaal om in te schikken als we het niet met elkaar eens zijn en op de inhoud het gesprek te voeren. Ik hoop dat deze minister staat voor de vrijheid en veiligheid van allen in deze discussie, ook ten aanzien van de academische cultuur waarbij we in andere landen zien dat de ruimte om hier vragen bij te stellen, soms bijna verdwenen lijkt.

Met de huidige wet kunnen mensen hun persoonsregistratie aanpassen. De grote verandering daartoe heeft in 2014 plaatsgevonden, niet alleen via de route van een medische behandeling maar ook via de deskundigenverklaring op zichzelf. Vanzelfsprekend moet de samenleving een veilige plek zijn voor personen met genderdysforie. Maar goede zorg voor hen betekent dat zij eenvoudig een deskundige kunnen spreken om ook in alle volledigheid de gevolgen van deze keuze te overzien. Deze wet draagt niet bij aan die verbeterde zorg en heeft als ongewenst effect dat de ambtenaar van de burgerlijke stand nu moet beoordelen of iemand de gevolgen van de keuze kan overzien. Ik vraag de minister of het een passende rol is van de overheid om dat te beoordelen, juist waar in de memorie van toelichting wordt geschreven dat de overheid graag wegblijft van die keuzes rondom identificatie.

Ik vraag de minister ook of minder vergaande maatregelen dan het schrappen van de deskundigenbeoordeling zijn overwogen en of er juist ook verbeteringen mogelijk zijn in het gesprek met de deskundige, waardoor goede zorg juist voor jonge mensen de kern is van dat gesprek. Is hier bijvoorbeeld met zorgverzekeraars over gesproken?

Ik steun het nader onderzoek naar de stijging van de vraag naar transitie, maar kan de minister zich voorstellen dat de uitkomst nog leidt tot een andere blik op de voorgestelde wetgeving?

Tot slot

Wat de uitslag van deze wetsbehandeling ook zal zijn, voor de ChristenUniefractie is het heel helder dat we werk hebben te maken van een veilige en zorgende samenleving voor jongeren die op zoek zijn. En kijkend naar de huidige tijd, luisterend naar verhalen van jongeren, ouders en leerkrachten, maak ik me daar ook zorgen over. Ik zet me graag met hen in om een veilige plek en ruimte te bieden, ook als je even niet weet, om te vertellen waar je tegen aanloopt en te ervaren dat je geliefd bent, altijd. Daarbij is helder dat de zorg voor jongeren met genderdysforie door de grote stijging onder druk staat. Maar kijkend naar dit wetsvoorstel vind ik dat het geen probleem oplost. De overheid komt in een rol die ze niet moet hebben, de goede zorg voor deze jongeren wordt er niet door verbeterd en er wordt voorbijgegaan aan de evaluatie waarin deskundigen juist adviseren om een minderjarige de ruimte voor exploratie te bieden. Dat neemt niet weg dat ik met veel belangstelling zal luisteren naar de antwoorden van de minister op de gestelde vragen.