Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 IX - Vaststelling begroting Financiën en Nationale Schuld 2023.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 20-09-2022
Publicatie­datum 20-09-2022
Nummer KST36200IX2
Kenmerk 36200 IX, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022

2023

36 200 IX

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING INHOUDSOPGAVE

Geraamde uitgaven en ontvangsten    3

2.1    Beleidsprioriteiten    9

2.2    Overzicht coronamaatregelen    23

2.3    Belangrijkste beleidsmatige mutaties    27

2.4    Openbaarheidsparagraaf    35

2.5    Strategische Evaluatie Agenda    36

2.6    Overzicht risicoregelingen    38

Artikel 1 Belastingen    65

Artikel 2 Financiële markten    83

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 92 Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen    100

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen    107

Artikel 6 Btw-compensatiefonds    113

Artikel 9 Douane    117

Artikel 13 Toeslagen    124

Artikel 8 Apparaat    134

Artikel 10 Nog onverdeeld    136

Artikel 11 Financiering staatsschuld    137

Artikel 12 Kasbeheer

143

Bijlage 1:    ZBO's en RWT's    147

Bijlage 2:    Specifieke uitkeringen    148

Bijlage 3:    Verdiepingshoofdstuk    149

Bijlage 4:    Moties en toezeggingen    167

Bijlage 5:    Uitwerking Strategische    Evaluatie Agenda    281

Bijlage 6:    Rijksuitgaven Caribisch Nederland    294

Bijlage 7:    Lijst van afkortingen    296

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 14.154,5 mln.

Artikel 1 Belastingen 3.197,3 Artikel 2 Financiële markten 1.031,1

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 2.411,9

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen 570,2 Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

176,4

Artikel 6 Btw-compensatiefonds 3.760,8 Artikel 9 Douane 736,3 Artikel 13 Toeslagen 1.798,2 Artikel 8 Apparaat 374,2 Artikel 10 Nog onverdeeld 98,2

Figuur 2 Geraamde ontvangsten IX Financiën (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 201.164,3 mln.

Belastingontvangsten 198.949,1

Niet-belastingontvangsten 2.215,1

Figuur 3 Geraamde belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 198.949,1 mln.

Artikel 1 Belastingen 195.188,3

Artikel 6 Btw-compensatiefonds 3.760,8

Figuur 4 Geraamde niet-belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 2.215,1 mln.

Artikel 1 Belastingen 900,9 Artikel 2 Financiële markten 8,5

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 1.124,9

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen 16,5

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

109,2

Artikel 9 Douane 0,6 Artikel 13 Toeslagen 0 Artikel 8 Apparaat 54,6 Artikel 10 Nog onverdeeld 0

0    200    400    600    800    1.000    1.200

Figuur 5 Geraamde uitgaven IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 38.885,3 mln.

Artikel 11 Financiering staatsschuld 36.166,0

Artikel 12 Kasbeheer 2.719,3

0    5.000    10.000    15.000    20.000    25.000    30.000    35.000 40.000

Figuur 6 Geraamde ontvangsten IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 69.375,0 mln.

50.000    60.000    70.000

10.000    20.000    30.000    40.000

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Artikelen 1, 2 en 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De minister van Financiën

Sigrid A.M. Kaag

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

  • 1. 
    Leeswijzer

Het werkterrein van het ministerie van Financiën

Voor u ligt de begroting 2023 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2023 en de financiële gevolgen hiervan.

Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.

Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro's kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.

Opbouw van de begroting

Hoofdstuk 2: de beleidsagenda

Dit hoofdstuk geeft de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de coronamaatregelen, een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, een openbaarheidsparagraaf, de strategische evaluatie agenda (SEA) en een overzicht van de risicoregelingen.

Hoofdstuk 3: de beleidsartikelen voor Financiën (IXB)

De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:

  • artikel    1    Belastingen;
  • artikel    2    Financiële markten;
  • artikel    3    Financieringsactiviteiten    publiek-private sector;
  • artikel    4    Internationale financiële    betrekkingen;
  • artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzeke-ringen;
  • artikel    6    Btw-compensatiefonds;
  • artikel    9    Douane;
  • artikel 13 Toeslagen.

Hoofdstuk 4: de niet-beleidsartikelen De niet-beleidsartikelen zijn:

  • artikel 8 Apparaat;
  • artikel 10 Nog onverdeeld.

Hoofdstuk 5: de beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA)

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:

  • artikel 11 Financiering staatsschuld;
  • artikel 12 Kasbeheer.

Bijlagen

Er zijn zeven bijlagen opgenomen:

  • Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's)
  • Bijlage 2: Specifieke uitkeringen
  • Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk
  • Bijlage 4: Moties en toezeggingen
  • Bijlage 5: Uitwerking strategische evaluatie agenda
  • Bijlage 6: Rijksuitgaven Caribisch Nederland
  • Bijlage 7: Lijst van afkortingen

Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse Rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen - via het geïntegreerd middelenbeheer - hebben bij het ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.

De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010. De tweede eigenschap is dat er voor beide artikelen wordt uitgegaan van het principe dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensver-schaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito's.

Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendont-vangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.

Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld.

Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito's opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de Rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De landenspecifieke aanbevelingen voor 2023 hebben geen gevolgen voor de departementale begroting van Financiën.

Groeiparagraaf

Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting Financiën en Nationale Schuld 2022 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds - Prestatie-indicator De nieuwe indicator Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake BTW Compensatiefonds (BCF) bij gemeenten en provincies vervangt de indicator percentage gemeenten en provincies waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is. De nieuwe indicator sluit beter aan bij de strategie op het segment Grote Ondernemingen, waar gemeenten en provincies ook onder vallen.

Artikel 9 Douane en artikel 13 Toeslagen - Toerekening indirecte uitgaven van de Belastingdienst

In de ontwerpbegroting IX 2023 is de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane en Toeslagen doet meerjarig herijkt. De toerekening wordt jaarlijks herijkt in de volgende ontwerpbegrotingen.

Artikel 13 Toeslagen - Prestatie-indicatoren

In artikel 13 Toeslagen in de ontwerpbegroting IX 2022 stond één indicator burgertevredenheid opgenomen. Dit betrof de realisatie op de vraag in het burgeronderzoek: «Hoe tevreden ben je in het algemeen over de dienstverlening van de Dienst Toeslagen?» In de groeiparagraaf van de begroting is destijds aangegeven dat de indicator burgertevredenheid verder zou worden uitgewerkt in daaronder liggende subjectieve indicatoren en te verankeren in de Ontwerpbegroting IX 2023. Toeslagen heeft haar burgeronderzoek afgerond. Omdat er nog een analyse plaats moet vinden om tot goede drivers te komen, streeft Toeslagen ernaar de onderliggende indicatoren inclusief streefwaarden in het Jaarplan 2023 en in de Ontwerpbegroting IX 2024 te verankeren.

Artikel 8 Apparaat Kerndepartement - Naamswijziging De naam van artikel 8 'Apparaat Kerndepartement' is met ingang van de Ontwerpbegroting 2023 gewijzigd in 'Apparaat'. De aanleiding hiertoe is dat de inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) in artikel 8 is opgenomen en de term 'kerndepartement' niet aansluit bij de onafhankelijkheid die de IBTD ten opzichte van het kerndepartement heeft.

  • 2. 
    Beleidsagenda

2.1  BeleidsprioriteitenInleiding

Als ministerie van Financiën gaan we over geld. Geld van ons allemaal, voor ons allemaal. We werken in dienst van een financieel gezond Nederland. Het ministerie van Financiën beheert de begroting, de belastingen en de staatskas in Nederland. Het is de taak van het ministerie om er op toe te zien dat het geld van de Nederlandse overheid goed besteed wordt. Het doel is dat Nederland financieel gezond is en een sterke economie heeft, nu en in de toekomst.

Het werk van het ministerie van Financiën gaat echter over meer dan cijfers en geld alleen. Het gaat over mensen. Mensen met verwachtingen, zorgen, vragen, dromen en plannen. Het ministerie van Financiën luistert naar wat er speelt in de samenleving van vandaag en heeft aandacht voor hoe Nederlanders hun toekomst zien. Met die kennis en inzichten leggen we samen met andere ministeries en binnen ons internationale netwerk de juiste verbindingen en brengen we Nederland verder. We zorgen ervoor dat Nederland en onze economie klaar zijn voor de steeds sneller veranderende wereld van morgen. En natuurlijk is daar geld voor nodig. Dat geld brengen burgers en bedrijven via belastingen bijeen, en verdeelt de overheid over zaken die we als samenleving belangrijk vinden. Daarvoor moeten er keuzes worden gemaakt en worden ingegrepen als dat nodig is. Om ons land financieel gezond te houden, moet onze economie namelijk in balans blijven en tegelijk ook ruimte krijgen om te groeien.

Ondanks dat de economie beter dan verwacht door de coronacrisis is gekomen, blijven de huidige economische omstandigheden met veel onzekerheden omgeven door de impact van de oorlog in Oekraïne. De gestegen energieprijzen zorgen voor een terugval in de koopkracht. Het kabinet heeft een stevig maatregelenpakket voorgesteld met inkomenssteun voor vooral lage en lage middeninkomens. Hier gaan we bij thema 1 'Gezonde en duurzame economie in een internationale omgeving' verder op in.

Thema 2 '(fiscaal) beleid en de uitvoering' gaat in op de beleidsprioriteiten van de uitvoeringsorganisaties en het (fiscaal) beleid wat daarmee te maken heeft. Hierbij hebben we aandacht voor de fouten die in het verleden gemaakt zijn en die we moeten herstellen. Specifiek voor de toeslagengedupeerden, is het programma directoraat-generaal (pDG) Herstel per 1 januari 2022 opgericht om de regie en coördinatie van de aanpak van herstel aan de gedupeerden te voeren. Ook kijken we vooruit om het beleid en de organisaties toekomstbestendig te maken. We werken aan beleid en uitvoering waarbij burgers en bedrijven centraal staan.

Vanwege kritiek op de manier waarop het ministerie van Financiën het parlement van informatie voorziet, startte in de zomer van 2021 het drie jaar durende Departementale Programma Informatie op Orde (IOO). In '2.4 openbaarheidsparagraaf' gaan we verder in op hoe we de informatiehuishouding zullen verbeteren en wat dat oplevert.

Ook werken we samen aan een financieel gezond Nederland. Met collega's, binnen teams, tussen afdelingen en natuurlijk met de samenleving. We slaan nieuwe bruggen tussen uitvoering en beleid, organiseren meer bijeenkomsten met stakeholders en zorgen ervoor dat onze kennis op peil blijft. Dit doen we door te verbinden met de omgeving, te investeren in ambtelijk vakmanschap, samen te werken vanuit meerwaarde en de vitaliteit en veerkracht van de medewerkers te versterken.

Met bovengenoemde beleidsprioriteiten wil het ministerie van Financiën de problemen uit het verleden rechtzetten, de hedendaagse ontwikkelingen zoals de oorlog in Oekraïne zo goed mogelijk doorkomen en de manier van werken en de prestaties van het ministerie van Financiën verbeteren. Zo draagt het ministerie van Financiën in 2023 bij aan het versterken van een financieel gezond Nederland.

Figuur 7

ui

LLL

LLL

LLL

LLL

LLLÜ

L LLL

L LLL

LLLL

LLLL

LLLL

LLLL

LLLL

LLLL

ULULUUL

LLLLLLLli.lL

LLLLLLLLLLL

LLLLLLLLLLL

LLLLLLLLLLL

LLLLLLLLLLL

Wat zijn de thema s voor 2023?

Beleidsagenda

Thema 1

Gezonde en duurzame economie in een international omgeving

Gezonde

overheidsfinanciën en

verantwoord

begrotingsbeleid

Integere en stabiele

vergroening en

verduurzamingvan de

economie

Thema 2

(Fiscaal) beleid en de uitvoering

Vereenvoudiging belastingstelsel

Herste en van fouten uit

het verleden

Burgers en bedrijven

centraa ste en en

Bouwen aan

toekomstbestendige

uitvoeringsorganisaties

vertrouwen terugwinnen

Thema 1: Gezonde en duurzame economie in een internationale omgeving

  • a) 
    Gezonde overheidsfinanciën en verantwoord begrotingsbeleid

Impact externe ontwikkelingen en budgettair beleid De omstandigheden waarbinnen het kabinet het begrotingsbeleid voert blijven onrustig en zijn met veel onzekerheden omgeven. De economie is beter dan verwacht door de coronacrisis gekomen, maar dit positieve nieuws wordt overschaduwd door de impact van de oorlog in Oekraïne. Naast veel menselijk leed veroorzaakt deze crisis nieuwe financiële onzekerheid die de Nederlandse economie raakt.

Tegen deze achtergrond doet het kabinet ambitieuze investeringen op het terrein van klimaat, stikstof en onderwijs die belangrijk zijn voor onze toekomst. Hiervoor heeft het kabinet in het coalitieakkoord veel geld uitgetrokken. Ook voor het compenseren van het koopkrachtverlies door de gestegen energieprijzen heeft het kabinet een uitgebreid pakket aan maatregelen voorgesteld. Dit pakket biedt gerichte steun aan de meest kwetsbare groepen die het grootste risico lopen om niet meer rond te kunnen komen. Daarnaast gaat door de verhoging van de arbeidskorting werken structureel meer lonen.

Het kabinet streeft hierbij naar gezonde en beheersbare overheidsfinanciën en een verantwoord begrotingsbeleid. Om die reden moeten we aanvullende wensen voorzien van structurele budgettaire dekking. Net als bij de coronacrisis kiest het kabinet ervoor om uitgaven direct gerelateerd aan de oorlog in Oekraïne ten laste te laten komen van het begrotingssaldo, om te voorkomen dat zij ten koste gaan van andere uitgaven. Hiermee wordt tijdelijk afgeweken van de Nederlandse begrotingsregels. Daarnaast is het van belang dat de rechtmatigheid van de overheidsuitgaven en verplichtingen op een hoger niveau komen. Om dit te bevorderen is een taskforce geïnitieerd die hier diverse initiatieven voor zal gaan ontplooien.

Vanwege de wereldwijde onzekerheid, blijven ook de ramingen voor de overheidsfinanciën onzeker. Volgens de recentste inschatting komt het EMU-saldo voor 2022 uit op - 0,9 procent bbp (-8,5 miljard euro). De EMU-schuld wordt geraamd op 49,8 procent bbp (464,4 miljard euro). Voor 2023 bedragen de ramingen voor EMU-saldo en EMU-schuld respectievelijk - 3,0 procent bbp (-29,6 miljard euro) en 49,5 procent bbp (491,7 miljard euro).

Europese ontwikkelingen

Stabiliteits- en Groeipact (SGP)

Elke vijf jaar wordt het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) geëvalueerd en mogelijk hervormd. Eventuele voorstellen van de Europese Commissie om het SGP aan te passen, worden in de tweede helft van 2022 verwacht. Nederland staat constructief tegenover de modernisering van het SGP wanneer deze is gericht op de houdbaarheid van de schulden en gezamenlijke economische groei. Effectieve handhaving is hierbij een vereiste. Nederland staat open voor aanpassingen, mits er goede waarborgen zijn dat deze drie elementen voldoende zijn geadresseerd in een gemoderniseerd SGP. De Kamerbrief 'Nederlandse inzet inzake het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)'1 biedt meer informatie over de modernisering van het SGP en de Nederlandse inzet in deze onderhandelingen.

Recovery and Resilience Facility (RRF)

De faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF)2 biedt EU-lidstaten financiële steun om gezamenlijk te werken aan duurzaam economisch herstel na de coronacrisis. En om de weerbaarheid van hun economieën tegen toekomstige crises te versterken. De resterende herstelplannen van Nederland en Hongarije worden naar verwachting in 2022 goedgekeurd. 2023 zal in het teken staan van de uitvoering van deze plannen. Nederland hecht er aan dat de Europese Commissie bij uitbetalingen aan lidstaten een gedegen beoordeling toevoegt van de wijze waarop deze lidstaten hun plannen hebben uitgevoerd. Als lidstaten gebruik wensen te maken van het resterende leningendeel van de RRF, kunnen zij ook in 2023 nog herstelplannen indienen. Het kabinet is zelf niet van plan om een lening aan te vragen uit de RRF omdat Nederland zelf tegen gunstigere voorwaarden kan lenen op de kapitaalmarkt.

Nieuwe Eigen Middelen

De Europese Commissie heeft eind 2021 drie voorstellen gepresenteerd voor nieuwe eigen middelen om de EU-begroting en de terugbetaling van Next Generation EU-leningen te financieren.

De Commissie stelt voor de toekomstige inkomsten uit enkele beleidsvoorstellen te gebruiken als grondslag voor de EU-afdrachten van lidstaten.

Het betreft de beleidsvoorstellen voor een uitbreiding van het EU-emmis-siehandelssysteem (ETS), een koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) en een nationale belasting op restwinsten van multinationale ondernemingen (Pijler 1 uit het akkoord van de OESO Inclusive Framework). De grondslagen voor deze nieuwe eigen middelen hangen dus nauw samen met de vormgeving van deze beleidsvoorstellen. De beleidsvoorstellen tot een ETS en CBAM dragen bij aan vergroening van de economie. Om die reden worden zij in deze beleidsagenda onder het gelijknamige thema toegelicht (zie 1c). Voor de belasting op restwinsten (Pijler 1) presenteert de Commissie een Richtlijnvoorstel, op zijn vroegst in het najaar van 2022. Een appreciatie van het kabinet over deze voorstellen is opgesteld in het BNC-fiche.3

Oekraïne

In februari 2022 is Rusland Oekraïne binnengevallen. Nederland heeft Oekraïne tot dusverre op verschillende manieren bijgestaan, zo hebben wij een garantie van € 100 mln. gegeven op een lening van de Wereldbank. Daarnaast zal Nederland, samen met de Europese Unie en internationale financiële instellingen, Oekraïne blijven ondersteunen gedurende de oorlog en tijdens de wederopbouw. In artikel 4 gaan we hier nader op in.

  • b) 
    Integere en stabiele economie

Bedreigingen/sancties

Afhankelijk van de ontwikkelingen in Oekraïne zal de EU Rusland sancties blijven opleggen. Bij ieder nieuw sanctiepakket wordt bezien welke gevolgen dit heeft voor de Douane, hoe de handhaving hierop in te richten en wat daarvoor nodig is. Financiën is en blijft verantwoordelijk voor de uitzonderingen op en interpretatie van sancties voor de financiële sector in Nederland. Los van de ontwikkelingen in Oekraïne is Financiën bezig met het verkennen van verbetermogelijkheden van het huidige toezicht op sancties.

De Douane heeft een belangrijke taak bij de uitvoering van de ingestelde sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus. Voorbeelden daarvan zijn het beoordelen van vracht- en koerierszendingen van en naar Rusland en Belarus, het scannen van postzakken, het beoordelen van containers in de Rotterdamse haven en het onder toezicht plaatsen van schepen en vliegtuigen.

De ontwikkelingen in Oekraïne hebben ook gevolgen voor de leveringszekerheid van energie in Nederland. De staatsdeelnemingen Gasunie en TenneT, waar de minister van Financiën aandeelhouder van is, spelen een grote rol bij het borgen van de leveringszekerheid van aardgas en elektriciteit. Verder beziet Financiën op basis van de sanctiepakketten wat de gevolgen zijn voor de belastingheffing en invordering.

Vestigings- en ondernemingsklimaat

Het kabinet zet in op een sterk vestigings- en ondernemingsklimaat terwijl de strijd tegen belastingontwijking onverminderd wordt voortgezet. Nederland heeft een ondernemingsklimaat met sterke (innovatieve) clusters4 waarin het ook voor internationaal opererende bedrijven aantrekkelijk is om zich te vestigen5. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het vestigings- en ondernemingsklimaat aandacht behoeft.6 Een voorspelbaar en stabiel fiscaal beleid draagt bij aan een sterk vestigings- en ondernemingsklimaat. Het is echter onwenselijk als het streven naar een aantrekkelijk fiscaal stelsel leidt tot intensieve belastingconcurrentie tussen landen en tot mogelijkheden voor belastingontwijking. Nederland heeft de afgelopen periode daarom internationale afspraken tegen belastingontwijking ingevoerd en nationale maatregelen genomen.7 Dat heeft het Nederlandse belastingstelsel aanzienlijk beter bestand gemaakt tegen belastingontwijkende organisaties en bedrijven. Het kabinet zet het komende jaar onder meer in op een effectieve implementatie van het akkoord dat binnen het Inclusive Framework van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) tot stand is gekomen. Het kabinet wil daarbij in Europa een leidende rol innemen. Nederland zal daarnaast ontwikkelingslanden ondersteunen bij de implementatie van het akkoord. Het kabinet zet zich tot slot in voor een voortvarende behandeling van het EU-richtlijnvoorstel om misbruik van doorstroomven-nootschappen aan te pakken.

Financiële sector die dienstbaar, toegankelijk, weerbaar en toekomstgericht is

De coronacrisis heeft laten zien hoe belangrijk het is dat banken en verzekeraars voldoende buffers hebben en dat huishoudens weerbaar zijn. Om de stabiliteit van de economie te verbeteren zet het kabinet in op initiatieven op zowel landelijk als Europees niveau.

Binnen Nederland is er aandacht voor groepen die financieel kwetsbaar zijn, of dat door corona zijn geworden. Zo wordt er onder andere bijgedragen aan het voorkomen van betalingsachterstanden bij consumptieve kredieten en hoge hypotheekschulden onder huishoudens. Ook is het belangrijk dat financiële diensten voor iedereen toegankelijk en bereikbaar zijn. Zo streeft het ministerie ernaar dat iedereen kan deelnemen aan het betalingsverkeer, bijvoorbeeld door te zorgen dat er voldoende contant geld beschikbaar is voor wie daarmee wil betalen.

Op Europees niveau wordt onder andere het kapitaalraamwerk Bazel III aangepast, dat tot doel heeft de financiële stabiliteit van banken te waarborgen. Ook zetten we in op de versterking van de bankenunie. Daarnaast wordt de zogenoemde Solvency II richtlijn herzien, die zorgt voor een duurzaam bedrijfsmodel voor verzekeraars. De Europese Commissie werkt verder aan de uitwerking van het kapitaalmarktunie-actieplan8 dat in 2020 werd gepubliceerd. Op Europees niveau pleit de minister van Financiën voor een betere integratie van duurzaamheidsrisico's in de Europese raamwerken voor verzekeraars (Solvency II) en pensioenfondsen (IORP II). Ook wordt onderzocht of duurzaamheidsrisico's kunnen worden geïntegreerd in het generieke deel van de kapitaaleisen van banken (pillar 1 van het kapitaaleisenraamwerk). En zo ja, op welke wijze. Tot slot wordt witwassen en terrorismefinanciering op Europees en nationaal niveau tegengegaan door onder andere de bouw en doorontwikkeling van de registers van uiteindelijke belanghebbenden (UBO's).

In 2023 wordt het onderzoek naar de positie van de fintech-sector in Nederland opgeleverd. Op basis hiervan en gesprekken met de toezichthouders en financiële sector zelf wordt vervolgens gewerkt aan een eventuele herijking van het FinTech-actieplan.

  • c) 
    Vergroening en verduurzaming van de economie

Klimaat en fiscale vergroening

Het klimaatvraagstuk en de energietransitie hebben een centrale plaats in het beleid van dit kabinet. Het kabinet verhoogt de klimaatdoelstelling van 49% naar 55% emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990 en streeft zelfs naar een reductie van 60% in 2030. De fiscaliteit is daarin een belangrijk instrument. Het kabinet vergroent het belastingstelsel met maatregelen als het aanscherpen van de CO2-heffing voor de industrie en tariefaanpassingen en grondslagverbreding in de energiebelasting. Binnen de autobelastingen werken we ook aan een systeem voor betalen naar gebruik door tarieven van de motorrijtuigenbelasting kilometerafhankelijk te maken.

De vergroening van de ekv-portefeuille en groene obligaties Het ministerie van Financiën zet samen met uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) in op de vergroening van de exportkredietverzekering (ekv). Internationaal werken we hieraan met de Export Finance for Future coalitie. Ook met onder andere banken en exporteurs is het ministerie over vergroeningsmogelijkheden in gesprek. Daarnaast heeft het kabinet de COP26-verklaring in Glasgow ondertekend. Dit betekent dat we vóór 2023 nieuwe, directe overheidssteun aan de internationale fossiele energiesector beëindigen.

Met de uitgifte van groene obligaties beogen we de groene kapitaalmarkt te bevorderen. Het gaat om investeringen en projecten op het terrein van hernieuwbare energie (waterstofbackbone, SDE-regeling), duurzaam vervoer (uitgaven en investeringen in onder andere hoogfrequentspoor), klimaatadaptatie (Deltafonds) en duurzaam watermanagement.

Vergroening Douane

Ook de Douane draagt bij aan vergroening, onder andere door het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). CBAM-certificaten reguleren de in-en uitvoer van producten die relatief veel CO2-uitstoot veroorzaken, zoals staal. Deze regulering moet voorkomen dat producenten hun productie hiervan verplaatsen naar buiten de EU en daarmee het Emissions Trading System (ETS) omzeilen. Het is voorzien dat de Nederlandse Emissieauto-riteit (NEa) de certificaten af zal geven. De Douane zal verantwoordelijk worden voor het controleren van de aanwezigheid van deze certificaten bij invoer.

Daarnaast is recent de verordening ontbossingsvrije producten gepubliceerd. Hierin staat een certificeringssysteem beschreven voor in- en uitvoer van producten die mogelijk tot ontbossing leiden. De bewijslast om aan te tonen dat een product ontbossingsvrij is ligt bij degene die in- en uitvoert. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zal de inhoud van de certificaten controleren en verantwoordelijk zijn voor de verificatie van de certificaten en de goederen. De Douane monitort het volume van de ingevoerde goederen en controleert op aanwezigheid van de benodigde certificaten.

De rol van de staatsdeelnemingen in de energietransitie van staatsdeelnemingen

De staatsdeelnemingen Gasunie, Tennet, Havenbedrijf Rotterdam en Invest-NL spelen een belangrijke rol in de energietransitie. Als aandeelhouder draagt Financiën bij aan het verder verduurzamen van de activiteiten van deze bedrijven. Zo heeft het kabinet besloten om € 750 mln. toe te kennen aan Gasunie voor de ontwikkeling van het landelijk waterstofnet. Invest-NL heeft als doel tweederde van het beschikbare kapitaal van € 1,7 mld. te investeren in de carbon-neutrale en circulaire economie.

Klimaatbijdragen (internationale) financiële instellingen Multilaterale banken spelen een centrale rol in de financiering van klimaat-actie, met name in ontwikkelingslanden. Nederland blijft hen dan ook vragen om leiderschap te tonen wat betreft klimaatambitie. Het gaat om de Europese Investeringsbank (EIB), het IMF, de Wereldbank en de regionale investeringsbanken, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB).

Nederland vraagt deze banken om zich in te zetten voor de financiering van klimaatprojecten in de publieke, private en financiële sector in partner-landen. Ook vragen we hen om hun portefeuilles in lijn te brengen met de Parijsdoelstellingen en om de financiering van fossiele brandstoffenprojecten te verminderen. Tenslotte moedigen we hen aan om klimaat prominent op te nemen in de gesprekken met ontvangende landen en in de nieuwe landenstrategieën.

Bijdrage van de financiële sector aan de duurzame transitie Ook in 2023 wil Nederland de financiële sector en het bedrijfsleven betrekken bij de mondiale klimaatopgave. De financiële sector heeft met zijn zogenoemde klimaatcommitment het initiatief genomen bij te dragen aan de uitvoering van het Akkoord van Parijs en het Klimaatakkoord. Uiterlijk in 2022 presenteren zij actieplannen over hoe zij hun CO2-voetafdruk gaan terugbrengen. Financiën streeft naar een ambitieuze invulling van de actieplannen. De voortgangsrapportage eind 2022 vormt hiervoor een belangrijk beoordelingsmoment. Financiën vindt het daarnaast belangrijk dat bedrijven internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Er wordt daarom gewerkt aan IMVO-wetgeving op nationaal en Europees niveau. Hierbij zetten we in op duidelijkheid voor bedrijven en dus coherentie met andere EU-maatregelen.9

Thema 2: (Fiscaal) beleid en de uitvoering

?)    Fiscaal beleid en uitvoering Belastingdienst

De inkomsten uit rijksbelastingen zijn van groot belang om de uitgaven van de rijksoverheid te financieren. Daarnaast zorgen we dat fiscale regelgeving bepaalde doelen stimuleert, zoals werkgelegenheid en klimaatvriendelijk gedrag, en andere dingen ontmoedigt, zoals roken en milieuvervuiling. Jaarlijks presenteren we op Prinsjesdag het Belastingplan met een pakket aanpassingen voor het volgende jaar en latere jaren. Daarnaast dienen we een aantal aparte wetsvoorstellen in voor het fiscaal beleid en voorstellen voor internationale beleidsontwikkeling vanaf 2023. Het kabinet heeft besloten om voortaan in het voorjaar de Fiscale beleids- en uitvoerings-agenda te versturen. Mede omdat beide Kamers hebben gevraagd om meer gelegenheid voor de behandeling van fiscale wetgeving. In deze agenda beschrijven we het fiscale beleid van het komende jaar. Daarmee wordt het mogelijk om nog voor het zomerreces met beide Kamers van gedachten te wisselen over de wetgeving die we op Prinsjesdag indienen.

Fiscale beleidsprioriteiten

De fiscale beleidsprioriteiten zijn onderverdeeld in negen thema's, waarvan een uitgebreide beschrijving in de fiscale beleids- en uitvoerings-agenda10 gevonden kan worden:

  • 1) 
    Maatschappelijke verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven, hun belastingadviseurs en de rol van het onderwijs.
  • 2) 
    In kaart brengen van de complexiteit van het belastingstelsel met het oog op een vereenvoudiging van dat stelsel. Complexe regelingen kunnen dan mogelijk worden afgeschaft of vereenvoudigd. Gedacht wordt aan de afschaffing van de middelingsregeling en de vrijstelling voor de bpm voor bestelauto's .
  • 3) 
    'Vergroening van de economie' door bijvoorbeeld het aanscherpen van de CO2-heffing voor de industrie, tariefaanpassingen en grondslagver-breding in de energiebelasting en een systeem voor betalen naar gebruik.
  • 4) 
    Inzet op een aantrekkelijk vestigings- en ondernemingsklimaat en op het tegengaan van belastingontwijking, zie ook het thema 'Integere en stabiele economie'.
  • 5) 
    Lasten verlagen en de bestaanszekerheid van werknemers en zelfstandigen versterken. We brengen de arbeidsmarkt meer in balans door de verschillen in de fiscale behandeling van werknemers en zelfstandigen te verkleinen, bijvoorbeeld door de afbouw van de zelfstandigenaftrek te versnellen.

?)    Rechtsherstel11 voor belasting over vermogen. Er is voor de periode tot het nieuwe stelsel voor box 3 overbruggende wetgeving uitgewerkt.

  • 7) 
    Fiscale regelingen om de woningmarkt weer vlot te trekken en gezondheid te bevorderen. Dit thema betreft bijvoorbeeld de afschaffing schenkingsvrijstelling eigen woning en het verder differentiëren van de overdrachtsbelasting. Onder dit thema valt ook het stimuleren van een gezondere levensstijl. Dat doen we door de accijns op tabak te verhogen. We onderzoeken hoe op termijn een suikerbelasting ingevoerd kan worden en de BTW op groente en fruit naar 0% verlaagd kan worden.
  • 8) 
    Oog voor de menselijke maat en het borgen van rechtsbescherming bij het heffen en innen van belastingen.
  • 9) 
    Beleidsmatige verbeteringen in het fiscale stelsel van Caribisch Nederland.

Burgers en bedrijven centraal

De Belastingdienst werkt stap voor stap aan het terugwinnen van het vertrouwen. Uitgangspunt daarbij is dat de Belastingdienst burgers en bedrijven centraal stelt. Dat doet de dienst door te werken aan snelle, betrouwbare en zorgvuldige behandeling, deskundige en persoonlijke ondersteuning en effectief toezicht en fraudebestrijding. Daarnaast neemt de Belastingdienst zijn verantwoordelijkheid bij de bestrijding van fiscale en financiële criminaliteit. Uitgangspunten hiervoor staan in de Meerjarenvisie 2020-202512. In 2023 maakt de Belastingdienst een volgende slag in de begrijpelijkheid van brieven aan burgers en bedrijven. Ook streeft de dienst naar betere bereikbaarheid van balies, website en telefoon. Daarnaast zet de Belastingdienst in 2023 verdere stappen in zogenoemde vroegsignalering, om te voorkómen dat mensen in de problemen raken.

Om burgers en bedrijven centraal te kunnen stellen, is het belangrijk dat wet- en regelgeving uitvoerbaar is. De Belastingdienst toetst dit met uitvoeringstoetsen, doenvermogenscans en invoeringstoetsen. Ook is er meer aandacht voor het uitwisselen van signalen tussen beleid en uitvoering, zodat het beleid zo nodig kan worden aangepast. Verder doen we een verkennend onderzoek naar knelpunten rondom het doenvermogen van burgers in het huidige belastingstelsel.

Uit onderzoek is een dalende lijn geconstateerd voor het niveau van toezicht achteraf. De oorzaken van de dalende trend zijn een daling van de toezichts-capaciteit, een groeiende populatie en een complexe uitvoering die steeds arbeidsintensiever wordt. Dit geldt voor alle werkzaamheden in het toezicht, zowel voor het toezicht vooraf als het toezicht achteraf. Ook de komende jaren zal het niveau van toezicht een zorgpunt blijven. In 2023 werkt de Belastingdienst hier, binnen de bestaande kaders, aan de hand van een actieplan verder aan.

Herstellen van fouten

De hersteloperaties voor zowel Box 3, FSV (Fraude Signalering Voorziening) als MSNP (minnelijke schuldregeling) hebben een hoge prioriteit. Dit vereist in 2022 en ook in 2023 een grote inzet van de Belastingdienst. Het is - omdat er grenzen zijn aan het kunnen inwerken en opleiden van nieuwe medewerkers - onvermijdelijk dat het werk voor deze hersteltrajecten op zittend personeel neerkomt. Dit zal gevolgen hebben voor de uitvoering van reguliere taken van de Belastindienst. Het kan betekenen dat in 2022 maar ook in 2023 de kpi's rond de afhandeltermijn bezwaarschriften, de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon en het inningsproces niet gehaald worden. Ook het niveau van toezicht, dat al onder druk staat, kan geraakt worden door de hersteltrajecten.

Basis op orde voor een toekomstbestendige en wendbare Belastingdienst Ook in 2023 wordt er verder gewerkt aan de basis van de Belastingdienst op orde krijgen. Daartoe bouwen we verder op de koers die afgelopen periode is ingezet. De pijlers hiervoor zijn ICT, personeel en sturing en beheersing.

Voor vrijwel al het werk en al onze ambities zijn uitstekende ICT-voorzie-ningen nodig. De afgelopen jaren heeft de Belastingdienst - die ook het grootste deel van de ICT-voorzieningen voor Douane en Toeslagen verzorgt - dan ook hard gewerkt aan het ICT-verbeterprogramma (2020-2022). Dit programma heeft tot doel de ICT-organisatie zodanig te verbeteren dat deze doelmatiger en effectiever kan opereren. De Belastingdienst blijf hier ook in 2023 aan werken. Een belangrijke stap is de ontwikkeling van het zogenoemde meerjaren ICT-portfolio. Met behulp hiervan verbeteren we het meerjarig inzicht in de ICT-plannen. Dit maakt het gemakkelijker prioriteiten te kunnen stellen bij ambities van zowel de Belastingdienst, Douane als Toeslagen die ICT-capaciteit vragen. Dit portfolio ontwikkelen we verder in 2023, naar aanleiding van de ervaringen uit 2022. Daarbij worden de ICT-systemen stap voor stap bij de tijd gebracht.

Bij de Belastingdienst wordt in 2023 met het programma Informatiehuishouding op orde (IOO) verder gewerkt aan een open, transparante en controleerbare informatiehuishouding. Dit programma moet bijdragen aan betrouwbare informatie aan burgers en bedrijven. Ook moet het de Belastingdienst in staat stellen efficiënt en effectief te werken aan beleid en ervoor zorgen dat informatie conform wet- en regelgeving voor komende generaties beschikbaar blijft.

Op personeelsgebied investeren we in het tijdig binnenhalen én behouden van voldoende gekwalificeerd personeel. Dat is extra belangrijk in het licht van de onderbezetting in 2022 en de huidige krappe arbeidsmarkt, waarbij in het bijzonder gespecialiseerde functies in bijvoorbeeld de ICT of fiscaliteit soms lastig te vervullen blijken. Daarnaast hebben we aandacht voor de versterking van het vakmanschap van onze medewerkers en werken we aan een snelle en gestructureerde behandeling van signalen over hardheid in beleid en uitvoering.

In 2022 wordt het vierjarige programma Managementinformatie & Risicomanagement afgerond. Dit biedt de basis waarmee we vanaf 2023 de managementinformatie verder ontwikkelen. Tenslotte geeft de Belastingdienst in 2023 een eerste 'In Control Statement' af, dat inzicht geeft in de kwaliteit van de interne beheersing.

  • b) 
    Beleid en uitvoering Toeslagen

Op het gebied van toeslagen hebben we de afgelopen periode hard gewerkt aan het herstellen van fouten uit het verleden en het verbeteren en vernieuwen van de dienstverlening aan burgers. Als onderdeel van de oprichting van een eigen Directoraat-Generaal (DG) Toeslagen hebben wij een missie vastgesteld die luidt: Toeslagen maakt vitale voorzieningen voor iedereen betaalbaar. Om deze missie waar te maken wil Toeslagen in nauwe samenwerking met de beleidsverantwoordelijke departementen SZW, VWS en BZK recht doen aan het verleden, presteren in het heden en anticiperen op de toekomst. Dit zijn de drie strategische doelstellingen die hieronder staan toegelicht. Daarnaast hebben wij twee organisatiebrede strategische ontwikkelopgaven geformuleerd. Aan de hand van deze opgaven willen we drie strategische doelstellingen bereiken.

Om het herstel aan de gedupeerden goed te coördineren, regisseren en uit te voeren, hebben we 1 januari 2022 het programma directoraat-generaal (pDG) Herstel opgericht. Een van de belangrijkste uitvoerders van het herstel is de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).

  • 1) 
    Recht doen aan het verleden. UHT biedt hierbij financieel herstel aan gedupeerden van de kinderopvangtoeslag, aan hun kinderen en ex-partners en aan gedupeerden van de andere toeslagen. We werken daarbij intensief samen met gemeenten voor trajectzorg op de leefgebieden financiën, wonen, zorg, gezin en werk. Een andere belangrijke partner is de stichting Sociale Banken Nederland (SBN) die de schulden van de gedupeerde ouders afwikkelt. Daarnaast is UHT recent gestart met de hulp aan ouders in het buitenland die niet door de gemeenten geholpen kunnen worden.

De regelingen voor gedupeerde ouders, voor kinderen, voor ex-partners en voor gedupeerden van de andere toeslagen worden in (een aanvulling op) de wet Hersteloperatie Toeslagen vastgelegd. Naar verwachting zullen in 2023 alle regelingen worden uitgevoerd. Door gedupeerden op een breed terrein van inkomen, zorg, wonen, schulden en emotioneel herstel integraal te helpen, laten we zien dat we de problematiek erkennen. Daarnaast helpen we gedupeerden met het maken van een nieuwe start. We hebben onze werkwijze herijkt, waardoor we beter aansluiten op de behoeften van de gedupeerde ouders, de kwaliteit van de hersteloperatie verbetert en méér recht doen aan het emotioneel herstel. Een belangrijk onderdeel hiervan is het gesprek dat een gedupeerde met de gemeente en een persoonlijk zaakbehandelaar kan voeren. We blijven continu kijken hoe het proces voor de ouders beter en sneller kan.

  • 2) 
    Presteren in het heden. We werken aan toeslagen met zorg en zekerheid voor iedereen, gericht op de drie burgerbeloften: «Wij staan voor u klaar», «U weet waar u aan toe bent» en «U krijgt waar u recht op heeft». Hierbij staan de begrippen 'menselijke maat', 'zorgvuldigheid', 'betrouwbaarheid' en «toekenningszekerheid» centraal. We blijven onze dienstverlening en uitvoeringsprocessen verbeteren en zo inrichten dat we hoge en onverwachte terugvorderingen voorkomen. We verhogen de burgertevre-denheid als geheel en volgens de afzonderlijke burgerbeloftes. We verhogen de vaktechnische kwaliteit van onze beslissingen voor de burger en benutten de ruimte die wet en regelgeving biedt. Waar we geen ruimte zien, gaan we in gesprek met onze opdrachtgevers om knelpunten op te lossen. In de Stand van de Uitvoering geven we hier inzicht in. Onze strategie op het gebied van naleving, toezicht en handhaving wordt vernieuwd. We brengen, binnen de daartoe gestelde waarborgen zoals het inbouwen van een verplicht proces waarbij wordt vastgelegd op welke manier we voldoen aan de eisen uit onder meer privacy wetgeving, antidiscriminatie en zorgvuldig gebruik van algoritmen, balans tussen dienstverlening en toezicht. We doen dit transparant en traceerbaar.
  • 3) 
    Anticiperen op de toekomst. We zetten in op verbetering van beleid voor burgers en uitvoering. Samen met beleidsdepartementen voeren we de plannen uit het coalitieakkoord uit. We laten de gewerkte uren eis los, maar blijven de arbeidseis handhaven. Met het beleidsdepartement stemmen we af hoe we de transitie van het huidige stelsel naar een systeem van inkomensonafhankelijke en directe naar de kinderopvangorganisaties uitgekeerde vergoeding zo soepel mogelijk kunnen vormgeven. We realiseren ons dat we een organisatie zijn die in opbouw en transitie is. Dit zorgt voor uitdagingen, naast de structurele verbeteringen in het stelsel die zijn beoogd en uitgevoerd moeten worden. We bereiden ook wijzigingen in de huurtoeslag voor die in het coalitieakkoord staan. Dit zijn: het invoeren van normhuren, het afschaffen van subsidiëring van de servicekosten, het afschaffen van de maximum huurgrenzen en het verlagen van de jongeren leeftijdsgrens van 23 naar 21. Daarbij blijven we het huidige stelsel verbeteren. Hierbij betrekken we inventarisaties uit de Stand van de Uitvoering van Toeslagen en de inventarisatie uitgevoerd door Toeslagen en de betrokken beleidsdepartementen naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg, die opriep om verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel te onderzoeken en waar mogelijk door te voeren. Tenslotte kijken we voor alle toeslagen hoe we de uitvoering en dienstverlening aan burgers kunnen verbeteren. Het ophalen van signalen blijft een continu proces.

Deze drie strategische doelstellingen worden aangevuld met twee organisatiebrede strategische ontwikkelopgaven.

  • a) 
    We werken aan een wendbare organisatie die de drie doelstellingen kan uitvoeren. In de eerste plaats door het behouden en werven van gekwalificeerde en vitale medewerkers. Daarnaast door goede informatie te geven aan burgers en medewerkers. We passen deze continu aan nieuwe wensen. Om dit te bereiken willen we meer personeel werven dat informatiesystemen kan verbeteren en vereenvoudigen en de gewenste wijzigingen kan prioriteren. Samen met onze opdrachtgevers en onze eigenaar willen we de onderlinge samenwerking binnen de zogenaamde 'driehoek' nog verder versterken.
  • b) 
    Met 'bouwen in verbinding' proberen we de verbinding met burgers te herstellen. We gaan of blijven in dialoog met stakeholders en de medewerkers van Toeslagen. We investeren in ons lerend vermogen waar het gaat om ontwikkelingen in de samenleving en de interactie met de burger. Binnen het DG Toeslagen voelen medewerkers zich veilig.
  • c) 
    Beleid en uitvoering Douane

De komende jaren krijgt de Douane te maken met veranderingen in de organisatie. Dit is nodig om ook in de toekomst de legale handel goed te kunnen faciliteren, de samenleving adequaat te kunnen beschermen, en douanerechten, accijnzen en andere belastingen correct te kunnen heffen en innen. Zo bouwen we aan een Douane die bestand is tegen hedendaagse uitdagingen. Zowel intern, zoals het grote aantal medewerkers dat met pensioen gaat, als extern, zoals e-commerce en de uitvoering van de eisen van het Europese Douanewetboek van de Unie (DWU). Om alles in goede banen te leiden hebben we strategische doelen gesteld: effectieve en slimme handhaving, soepele logistiek en een data-gedreven, professionele en integere organisatie. Ook op het gebied van ondermijning is de Douane in beweging. Steeds is zij bezig met de bestrijding van witwassen en de drugshandel in de mainports te verbeteren.

Onderdeel van de Douane is het team Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC), dat gericht is op het duurzaam en langdurig verstoren van criminele bedrijfsprocessen in binnen- en buitenland. Om de toenemende invoer van cocaïne via met name de Rotterdamse haven een halt toe te roepen treft de Douane een aantal maatregelen. (1) De controles worden over de gehele linie geïntensiveerd, zodat alle smokkelmethodes aandacht krijgen. (2) We stellen liaisons aan om de informatiepositie van de Douane te verbeteren, als het gaat om goederenverkeer vanuit distributielanden in Zuid- en Midden-Amerika en het Caribisch gebied. (3) De Douane werkt toe naar autodetectie door scans.

Dit zorgt voor minder logistiek oponthoud tijdens controles. Ook investeert de Douane in het verkrijgen van scanbeelden uit oorsprongs- en distributielanden met een hoog risico.

De wijze waarop de Douane het toezicht invult is gebaseerd op een risicogerichte aanpak. Dit houdt in dat de Douane minder interventies doet op de logistieke keten van bewezen betrouwbare bedrijven ('soepele logistiek') en daardoor meer kan focussen op zendingen met een hoog risico ('slimme handhaving'). Ook voor handhaving is modernisering en innovatie nodig. Zo wil de Douane afwijkingen in goederenstromen vaker geautomatiseerd gaan detecteren. Daarnaast wil zij eigen AI-beeldinterpretatie gaan maken van röntgenscans van goederen (zeecontainers en luchtvracht) .

Om de werkzaamheden van de Douane beter te ondersteunen, willen we ons ontwikkelen tot een datagedreven organisatie, waarin feitelijke data en cijfers met behulp van risicovoorspellende algoritmes benut worden. De Douane werkt in 2023 aan een platform voor het ontsluiten, verzamelen, analyseren en vervolgens tot algoritme verwerken van informatie. Met aandacht voor privacy, beveiliging en ethiek.

De Douane wil een toekomstbestendige en professionele organisatie zijn. Daarvoor werken we aan een evenwichtig personeelsbestand dat een afspiegeling is van de maatschappij. Verschillende mensen zorgen voor verschillende zienswijzen en dat verhoogt de creativiteit en innovativiteit. Daarnaast werken we aan bewustzijn over integriteit. In dat kader wordt de komende 5 jaar een breed scala aan activiteiten uitgevoerd. Deze activiteiten zijn gericht op bescherming, weerbaarheid en cultuur en organisatie. Ook wil de Douane aantoonbaar in control zijn. Daarom worden, als onderdeel van het kwaliteitsmanagementsysteem, de belangrijke operationele, besturende en ondersteunende procesketens beschreven en vastgelegd. Dit om de interne beheersing te versterken. Tenslotte heeft de Douane een flinke strategische personeelsopgave. In dit kader is onder andere gestart met de ontwikkeling en implementatie van HR-analytics om hiermee beter inzicht in en overzicht van het huidige personeelsbestand te krijgen en beter geëquipeerd te zijn voor de toekomstige personeelsbehoefte.

2.2  Overzicht coronamaatregelen2020 en 2021 waren voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het ministerie van Financiën zijn genomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op Overheidsfinanciën in coronatijd | Ministerie van Financiën - Rijksoverheid (rijksfinancien.nl).

Tabel 1 Coronamaatregelen op begroting Financiën & Nationale Schuld IX (bedragen x € 1 mln.)

Totaal Relevante uitstaande Kamer-

 

Art Onderwerp

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

garantie stukken

1 Belasting- Verplichtingen

  • 40,0
  • 16,0
  • 7,0
  • 5,0
  • 3,0

0,0

0,0

n.v.t. Kamerstukken

en ( ,    Uitgaven

  • 40,0
  • 16,0
  • 7,0
  • 5,0
  • 3,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

rente    Ontvangsten

  • 289,0
  • 217,0
  • 73,5

34,0

33,0

92,5

97,0

35 466, nr. 1

en 35 540, nr. 1.

Kamerstukken II 2020-2021,  35 850 nr. 1en 35 420, nr. 348

 

1 Boetes en Verplichtingen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

n.v.t. Kamerstukken

schikkingen Uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

Ontvangsten

  • 189,0
  • 90,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

en 35 466,

nr. 1.

Kamerstukken II 2020-2021,  35 850, nr. 1Kamerstukken II 2021-2022,

Z 01444

 

1 Kosten

Verplichtingen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

n.v.t. Kamerstukken

vervolging

Uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

 

Ontvangsten

  • 176,0
  • 85,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

en 35 466,

nr. 1.

Kamerstukken II 2020-2021,  35 850 nr. 1Kamerstukken II 2021-2022,

Z 01444

 

3 Steunmaat- Verplichtingen

0,0

  • 877,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

1.560,0 Kamerstukken

regelen    Uitgaven

0,0

722,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

Ontvangsten

29,3

316,1

17,4

34,7

34,7

740,4

0,0

Kamerstukken

II 2020-2021, 29 232, nr. 41

 

4

EIB pan-

Verplichtingen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

1.301,3 Kamerstukken

 

Europees

Garantie fonds

Uitgaven

0,1

96,4

75,1

17,8

7,6

9,9

9,9

II 2019-2020,

 

Ontvangsten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

en 35 492, nr. 2

4

SURE

Verplichtingen

62,5

112,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

6.246,6 Kamerstukken

   

Uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

   

Ontvangsten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

4

NGEU

Verplichtingen

254,0

5.934,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

33.589,5 Kamerstukken

   

Uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

   

Ontvangsten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

nr. 1575

Totaal Relevante uitstaande Kamer-

 

Art Onderwerp

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

garantie stukken

5 Herver-

Verplichtingen

  • 11.851,8

0,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0 Kamerstukken

zekering leveranciers kredieten

Uitgaven

90,6

20,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

II 2019-2020,

Ontvangsten

135,3

20,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Kamerstukken

II 2020-2021, 35 420, nr. 314

Toelichting op coronamaatregelen

De maatregelen die in 2023 (en verder) van toepassing zijn worden hieronder toegelicht.

Belasting- en invorderingsrente

Vanwege de coronacrisis heeft het kabinet de invorderingsrente die de Belastingdienst in rekening brengt tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Dit percentage gold tot en met 30 juni 2022. Dit resulteerde enerzijds in lagere uitgaven, maar vooral in fors lagere ontvangsten. Vanaf 30 juni wordt het percentage per halfjaar stapsgewijs verhoogd. Vanaf 1 juli is de rente verhoogd naar 1%, op 1 januari 2023 wordt de rente verhoogd naar 2%, op 1 juli 2023 naar 3% en vervolgens bereikt de rente op 1 januari 2024 het gebruikelijke tarief van 4%. Wat betreft toeslagen geldt dat er geen invorderingsrente in rekening zal worden gebracht bij burgers die (als onderdeel van de corona-maatregelen) gepauzeerde toeslagvorderingen hebben en hun vordering(en) alsnog voldoen middels de betalingsregeling die aangeboden wordt in het kader van het hervatten van de invordering van toeslagschulden13.

Naast dat het verlagen van de invorderingsrente zorgt voor lagere ontvangsten, zorgt de fors toegenomen belastingschuld er juist voor dat er in latere jaren meer invorderingsrente wordt verwacht. Het bijzonder uitstel van betaling, één van de steunmaatregelen, zorgt voor een toename van de belastingschuld. De uiterste aanvangsdatum voor het aflossen van de opgebouwde schuld is 1 oktober 2022 en de aflossingstermijn is 5 jaar en kan onder voorwaarden worden verlengd naar 7 jaar14.

Steunmaatregelen KLM (lening en garantie)

De Nederlandse staat heeft een directe lening aan KLM verstrekt met een omvang van maximaal € 1 mld. De lening is een achtergestelde lening. Dit betekent dat wanneer KLM haar crediteuren niet kan terugbetalen, deze lening (en daarmee de Nederlandse staat) pas als laatste wordt terugbetaald. Daarmee neemt de Nederlandse staat relatief veel risico op zich via deze lening, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt. KLM maakt in 2022 gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. af. Daarmee bedraagt de uitstaande lening na aflossing nul, en de opvraagbare lening € 723 mln.

Daarnaast garandeert de Nederlandse staat maximaal 90 procent van een kredietfaciliteit die door een consortium aan banken aan de KLM wordt verstrekt. KLM heeft de banken in 2022 verzocht de faciliteit te verlagen naar een totale omvang van circa € 1,74 mld. Dit resulteert in een maximale garantie van € 1,56 mld. (90% van € 1,74 mld.). Voor deze garantie ontvangt de Nederlandse staat tevens een garantiepremie die gedurende de looptijd in percentage oploopt. Zie ook paragraaf 2.6 Overzicht risicoregelingen.

EIB pan-Europees garantiefonds

De European Investment Bank (EIB) heeft in 2020 een nieuw pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen. Door de oprichting van een garantiefonds van € 25 mld., waarvan het Nederlands aandeel € 1,3 mld. bedraagt, kan naar schatting tot maximaal € 200 mld. aan financiering voor het Europese bedrijfsleven worden gemobiliseerd. Doel van het garantiefonds is het financieren van hoge risicoprojecten, waarbij de focus ligt op het mkb. De verwachte nettoverliezen van het garantiefonds van € 25 mld. worden ingeschat op 20 procent. Het percentage verwachte verliezen is sterk afhankelijk van de uiteindelijke productmix die ingezet wordt (leningen, garanties, equity). Het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt - op basis van het percentage verwachte verliezen van 20 procent, toegepast op het Nederlandse aandeel in de garantie van € 1,3 mld. - neer op € 260 mln. verdeeld over de looptijd van het fonds. Zie ook paragraaf 2.6 Overzicht Risicoregelingen.

Overig

Naast bovengenoemde noodmaatregelen is het ministerie van Financiën ook indirect betrokken bij de coronacrisis via de EU en internationale financiële instellingen. Hieronder volgt een korte schets van de impact van de coronacrisis op deze beleidstereinen, en de rol van het ministerie.

Overige Europese maatregelen

Het kabinet hecht sterk aan Europese samenwerking om de corona-uitbraak in te dammen en de menselijke en economische gevolgen zo goed mogelijk op te vangen. Er zijn met steun van Nederland snel na het uitbreken van de crisis afspraken gemaakt om lidstaten de flexibiliteit te bieden om te reageren. Zo is de algemene uitzonderingsclausule van het Stabiliteits- en Groeipact in werking getreden en is er een tijdelijk staatssteunkader voor corona vastgesteld (Tijdelijk Steunkader COVID-19). Het kabinet kan zich vinden in het besluit dat de algemene ontsnappingsclausule in 2023 nog van kracht blijft gezien de hoge economische onzekerheid als gevolg van de Russische inval en de neerwaartse risico's die hiermee gepaard gaan.

De begrotingsregels hebben dan vanaf 2024 weer hun gebruikelijke werking. Het tijdelijke staatssteunkader COVID-19 is per 30 juni 2022, in lijn met de Nederlandse inzet, afgelopen. Naar aanleiding van de Russische inval in Oekraïne heeft de Commissie een nieuw tijdelijk crisissteunkader ingesteld. Het kader biedt mogelijkheden om staatssteun te geven voor ondersteuning van bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van sancties en hoge energieprijzen.

Maatregelen Internationale Financiële instellingen (IFI's)

Internationale Financiële Instellingen (IFI's) zijn met hun mondiale bereik, breed publieke- en private sector-instrumentarium en expertise bij het bestrijden van eerdere crises goed gepositioneerd om de impact van coronacrisis te verkleinen. Nederland hecht veel belang aan deze proactieve en anticyclische respons van IFI's en hun centrale rol in de mondiale ontwikkelingssamenwerking, die een financieel vangnet vormt tijdens de crisis.

De aanpak van de crisis door de IFI's is tweeledig. In eerste instantie richtten de coronamaatregelen van de Wereldbank, Europese Investeringsbank (EIB), Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) en Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) zich op het snel beschikbaar stellen van financiering voor acute projecten in de gezondheidszorg in landen en het verlenen van liquiditeitssteun aan bedrijven. Hierbij valt te denken aan financiering van capaciteitsversterking van gezondheidssystemen en het versterken van de gezondheidsinfrastructuur, als ook liquiditeitssteun aan de private sector, bijvoorbeeld via financiële intermediairs. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) biedt steun aan landen met urgente financieringsproblematiek door noodfinanciering en liquiditeitssteun te verlenen.

Voor 2023 zullen de IFI's zich wederom richten op het versterken van economische weerbaarheid en het versnellen van breed sociaal-economisch herstel op de middellange termijn. Nederland pleit er binnen de IFI's voor om middelen gericht in te zetten voor de hardst getroffen en meest kwetsbare landen en gemeenschappen die beperkte andere finan-cieringsmogelijkheden hebben. Daarbij is het voor Nederland belangrijk dat IFI's oog hebben voor de (verdere) verslechtering van schuldenposities van met name lage inkomenslanden door de crisis. Verder zet Nederland erop in dat extra IFI-investeringen ten behoeve van economisch herstel zoveel mogelijk gericht zijn op duurzame economische transformatie, klimaat-impact en de daarvoor benodigde hervormingen.

2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de artikelen van Financiën en die van Nationale Schuld. De belangrijkste mutaties die worden toegelicht zijn de mutaties die zich hebben voorgedaan na de 1e suppletoire begroting 2022 en betreffen de julibrief- en augustusbriefmutaties. In de verdiepingsbijlage wordt in meer detail ingegaan op de mutaties per artikel. Deze paragraaf bevat ook een overzicht van de begrotingsreserves.

Artikelen 1 tot en met 13 (Financiën)

Tabel 2 Belangrijkste mutaties uitgaven t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

 
 

Art. nr.

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

 

10.561.192

9.798.849

9.984.248

10.041.042

9.820.886

 

Mutatie nota van wijziging 2022

 

622.000

566.000

       

Mutaties incidentele suppletoire begrotingen 2022

 

438.040

14.020

4.020

4.020

4.020

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

 

879.192

617.864

590.887

267.765

361.581

 

Belangrijkste mutaties

             

Overdracht WAU middelen vanuit AP

1

17.000

107.300

105.000

105.000

105.000

 

Centrale financiering GDI

1

 
  • 66.033
  • 58.033
  • 58.033
  • 58.033
 

Ondermijning

1,9

8.952

21.278

29.361

28.022

28.172

 

Schadeloosstelling SNS

2

 

1.000.000

       

Kapitaalinleg ESM

4

 

176.000

       

Bijstelling BCF

6

74.495

97.491

100.594

100.605

196.879

 

Overboeking middelen herstel toeslagen vanuit AP

13

 

99.800

       

Bijdrage aan het generale beeld

div

  • 76.000
         

Kasschuiven

div

378.848

1.717.123

56.797

371.232

  • 1.254.000
 

Overig & extrapolatie

 
  • 7.905

4.850

11.869

  • 889
  • 1.888

8.669.845

Stand ontwerpbegroting 2023

 

12.895.814

14.154.542

10.824.743

10.858.764

9.202.617

8.669.845

Toelichting

Overdracht WAU middelen vanuit AP

In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor dienstverlening/Werk aan Uitvoering/ICT om de dienstverlening te verbeteren en te versterken15. Vanuit deze Aanvullende Post worden middelen overgeheveld naar de begroting van Financiën. Hiermee is tot en met 2031 het leveren van 600.000 ICT-dagen geborgd en zijn middelen beschikbaar gesteld voor inningscapaciteit bij de Belastingdienst.

Centrale financiering GDI

Deze mutatie betreft de structurele overboeking van middelen naar BZK ten behoeve van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) die per 2023 centraal wordt gefinancieerd door BZK.

Ondermijning

Het demissionaire kabinet Rutte III heeft middelen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vanaf het jaar 2022. Er worden middelen overgeheveld naar artikel 1 Belastingen voor ondermijning-gerelateerde doelstellingen van de FIOD, het versterken van de aanpak criminele geldstromen in internationaal verband en voor een technologische intensivering in het anti money laundering centre (AMLC). Tevens worden er middelen overgeheveld naar artikel 9 Douane voor de versterking/uitbreiding van het cameratoezicht in havens en kleine luchthavens. Het betreft investeringen in de uitbreiding van cameratoezicht op plaatsen die kwetsbaar zijn voor ondermijnende criminaliteit, en het versterken van de mainportaanpak door het structureel bewaken van voor controle geselecteerde containers op haventerminals. Deze plannen versterken de bijdrage van de Douane aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit en passen bij de plannen van Justitie en Veiligheid om de weerbaarheid van de zee- en luchthavens tegen ondermijning te vergroten.

Schadeloosstelling SNS

Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in de procedure rond de vaststelling van de omvang van schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 13 februari 2013. De Staat is op 11 mei jl. in cassatie gegaan.16De verwachting is dat de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak doet in deze zaak. Indien de Hoge Raad de cassatieberoepen verwerpt, dan zal een uitke-ringsproces worden opgestart. Daarom is in de begroting zekerheidshalve een post van het totaal aan schadeloosstelling uit te keren bedrag opgenomen, vermeerderd met geschatte wettelijke rente daarover. Indien de Hoge Raad de klachten van de Staat (gedeeltelijk) gegrond verklaart en de zaak (gedeeltelijk) terugwijst naar de Ondernemingskamer, dan is het mogelijk dat het niet tot uitkering van voornoemde bedrag zal komen en/of het uitkeringsproces langer op zich laat wachten. Het is dus niet zeker of uitbetaling van een bedrag van deze hoogte in het jaar 2023 zal plaatsvinden.

Kapitaalinleg ESM

De kapitaalsleutel voor verdeling van de kapitaalinleg voor het ESM is aangepast door toetreding van Kroatië. Op basis van de geactualiseerde kapitaalsleutel doet Nederland een extra kapitaalinleg van € 176 mln.

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensa-tiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Overboeking middelen herstel toeslagen vanuit AP

Van de Aanvullende Post (AP) worden middelen overgeboekt naar de Finan-ciënbegroting. Het gaat daarbij om € 30 mln. voor de brede hulp die gemeenten bieden aan gedupeerden, ca. € 10 mln. voor de kwijtschelding van publieke schulden van ex-partners en ca. € 60 mln. voor de kwijtschelding van de private schulden van ex-partners.

Bijdrage aan het generale beeld

De apparaats- en programmauitgaven op de Financiënbegroting vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt onder andere veroorzaakt door personeelsverloop en krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het langer duurt om vacatures te vervullen. Deze onderuitputting komt ten goede aan het generale beeld.

Kasschuiven

Er wordt een aantal kasschuiven doorgevoerd om middelen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen. Dit betreft ten eerste middelen voor Toeslagenherstel (artikel 13), waarbij ca. € 784 mln. vanuit 2022 naar latere jaren wordt geschoven, voornamelijk omdat een aantal regelingen later starten dan aanvankelijk voorzien. Voor de handhaving van de door het kabinet afgekon-digde sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus als gevolg van de oorlog in Oekraïne, worden tot en met 2026 extra middelen (€ 49 mln. cumulatief) toegevoegd aan de Douane (artikel 9). Met een kasschuif worden deze additionele middelen in het juiste meerjarige ritme gezet. Op artikel 3 worden in verband met de kapitaalbehoefte van TenneT middelen uit latere jaren (2024 tot en met 2026) naar de jaren 2022 en 2023 gehaald. Tot slot worden nog kasschuiven verwerkt ten behoeve van de herstelactie 'invorderingsrente', WAU-middelen (beiden artikel 1) en het project Digitale Snelweg Douane (artikel 10). Deze kasschuiven worden in de verdiepings-bijlagen van de betreffende artikelen nader toegelicht.

Tabel 3 Belangrijkste mutaties niet-belastingontvangsten t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)

 
 

Art. nr.

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

 

2.967.650

3.092.668

3.402.233

3.275.004

4.249.595

 

Mutaties incidentele suppletoire begrotingen 2022

 

1.020

9.004

9.004

9.004

9.004

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

 

88.107

  • 810.852
  • 594.493
  • 399.938
  • 416.958
 

Belangrijkste mutaties

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

1

12.000

  • 10.000
  • 25.000
  • 37.000
  • 39.000
 

Kasschuif project invorderingsrente

1

40.000

  • 40.000
       

Dividenden staatsdeelnemingen

3

20.000

40.000

30.000

 
  • 25.000
 

Premieontvangsten garantie KLM

3

  • 783
  • 6.650
  • 13.300
  • 6.767

17.493

 

Renteontvangsten lening KLM

3

  • 25.681
  • 44.926
  • 48.712
  • 51.438
  • 21.573
 

Aflossing lening KLM

3

277.083

     
  • 277.083
 

Overig & extrapolatie

 
  • 13.676
  • 14.100
  • 1.000
   

2.785.193

Stand ontwerpbegroting 2023

 

3.365.720

2.215.144

2.758.732

2.788.865

3.496.478

2.785.193

Toelichting

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

De ontvangsten invorderingsrente worden per saldo naar beneden bijgesteld. Per juni 2022 staat er ca. € 21 mld. uitgestelde belastingschuld vanwege corona uit bij ondernemers. Gezien de openstaande schuld is toegenomen ten opzicht van de stand die bij de raming in de begroting 2022 is gehanteerd, ontstaat er enerzijds een positief effect op de te ontvangen invorderingsrente. Anderzijds gaat het kabinet uit van een derving van € 6 mld. aan belastingschuld ten opzichte van € 1,5 mld. begin 2022. De geraamde extra derving aan belastingschulden zorgt voor minder te ontvangen invorderingsrente over de coronaschuld.

Kasschuif project invorderingsrente

Voor de herstelactie 'invorderingsrente', die wordt opgestart n.a.v. het onjuist toepassen van wetgeving rondom de invorderingsrente en waardoor de Belastingdienst invorderingsrente zal terugbetalen, zijn middelen gereserveerd in 2022 en 2023. Met deze schuif worden de middelen in het juiste ritme gezet.

Dividenden staatsdeelnemingen

Een actualisatie van de dividendramingen van de staatsdeelnemingen geeft voor dit jaar (2022) en voor 2023 en 2024 een positieve bijstelling (respectievelijk € 20 mln., € 40 mln. en € 30 mln. hoger dan eerder voorzien). Voor de jaren 2026 en 2027 is een correctie naar beneden ten opzichte van de eerdere raming, respectievelijk € 25 mln. en € 35 mln.

Premieontvangsten garantie KLM

De Nederlandse staat ontvangt een premie voor de afgegeven garantie inzake de revolving credit facility (met een totale omvang van € 2,4 mld.) voor KLM. KLM heeft de banken verzocht de RCF te verlagen met € 665 mln., waardoor de garantie premie over een lager bedrag wordt berekend. Daarom worden de premieontvangsten (gedurende de looptijd) naar beneden bijgesteld.

Renteontvangsten lening KLM

De Nederlandse staat heeft een lening verstrekt aan KLM. De aflossing van de gehele lening stond geraamd in 2026, maar KLM maakt gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. in 2022 af. Gezien KLM alleen rente betaalt over het getrokken deel van de lening, wijzigen de renteontvangsten na de vervroegde aflossing van € 277 mln. Voor 2022 worden de renteontvangsten naar beneden bijgesteld, vanaf 2023 staan de renteontvangsten op nul geraamd.

Aflossing lening KLM

Zie ook de toelichting hierboven. KLM maakt gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. in 2022 af. Daarmee bedraagt de uitstaande lening na aflossing nul, en de opvraagbare lening € 723 mln.

Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (IXB)

Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het ministerie van Financiën (dus exclusief Nationale Schuld). De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten.

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan in principe alleen voor dat doel worden gebruikt. Onderstaand overzicht geeft (het geraamd verloop van) de begrotingsreserves van het ministerie van Financiën weer. In de betreffende artikelen worden de begrotingsreserves toegelicht.

Tabel 4 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserves ministerie van Financiën (bedragen x € 1 mln.)

 

Begrotingsreserve

Artikel

Stand per 1/1/2022

Onttrekkingen 2022

Toevoegingen 2022

Stand per 1/1/2023

Onttrekkingen 2023

Toevoegingen 2023

Stand per 31/12/2023

Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden

2

5,0

0,0

1,0

6,0

0,0

0,0

6,0

NHT-garantie

2

2,1

0,0

0,6

2,8

0,0

0,6

3,4

Ekv

5

465,3

24,0

70,2

511,5

24,0

70,2

557,8

Totaal

 

472,4

24,0

71,9

520,3

24,0

70,9

567,1

Artikelen 11 en 12 (Nationale Schuld)

In onderstaande tabel wordt de verwachte EMU-schuld en staatsschuld aan het einde van 2022 en 2023 weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De cijfers van 2021 betreffen realisatiecijfers.

 

Tabel 5 Kerncijfers ontwerpbegroting en

realisaties (bedragen x € 1 mld.)1

 

2021

2022

2023

Omvang schuld aan het einde van het jaar

EMU-schuld

448,1

464,4

491,7

Staatsschuld(art. 11)

371,8

387,1

413,4

Interne schuldverhouding (art. 12)

32,2

44,3

53,6

Uitgaven en ontvangsten (+ = uitgave)

Relevant voor het EMU-saldo

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

4,2

4,2

4,5

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

  • 0,1

0,0

0,8

Totaal rentelasten (art. 11 en 12)

4,2

4,2

5,3

Niet relevant voor het EMU-saldo2

Rentelasten derivaten

  • 0,8
  • 0,6
  • 0,2

Voortijdige beëindiging derivaten

  • 1,5

0,0

0,0

Voortijdige beëindiging schuld

0,0

0,0

0,0

1    Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2    De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging derivaten en schuld worden niet geraamd.

De EMU-schuld is de bruto, dus uitstaande schuld van de gehele collectieve sector. De staatsschuld is daar een onderdeel van en omvat alleen de schuld van de Rijksoverheid. De staatsschuld wordt gefinancierd door het Agentschap van de Generale Thesaurie, onderdeel van het ministerie van Financiën. De interne schuldverhouding geeft de schuldverhouding weer tussen de Staat en de instellingen die meedoen met het schatkistbankieren, zoals decentrale overheden, RWT's (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak), sociale fondsen en agentschappen.

Volgens de Europese boekhoudregels (ESA-2010) worden bij de berekening van het EMU-saldo alleen de rentelasten op schuldpapier meegenomen en niet de rentelasten op derivaten. De rentelasten op derivaten worden daarom apart weergegeven.

Binnen het renterisicobeleid maakt het Agentschap gebruik van haar bevoegdheid om rentederivaten af te sluiten of voortijdig te beëindigen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. Als deze marktwaarde positief is voor de Staat, leiden deze voortijdige beëindigingen tot eenmalige ontvangsten die een verlagend effect hebben op de staatsschuld. Tegenover deze eenmalige baten, staan lagere verwachte rentebaten in toekomstige jaren.

De staatsschuld en de bijbehorende rentelasten zullen naar verwachting in 2023 toenemen ten opzichte van 2022.

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentelasten vanaf de ontwerpbegroting 2022 weergegeven.

 

Tabel 6 Overzicht belangrijkste mutaties rentelasten oorzaak (bedragen x € 1 mln.)1,2

en rentebaten

naar

Art.

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting

2022

 

3.350

2.248

1.966

1.891

1.856

 
 

Mutaties

11

  • 115
  • 414
  • 35
  • 3

38

 

Bijstelling kassaldo

11

348

2.128

1.820

2.024

2.115

 

Bijstelling rekenrente

11

511

499

486

461

476

 

Effect nieuwe schulduitgifte en vervroegde aflossingen

Bijstelling rentelasten interne schuldverhouding

12

84

871

120

228

316

 

Extrapolatie    11&12

         

4.998

 

Stand ontwerpbegroting

2023

 

4.178

5.332

4.357

4.601

4.801

4.998

1    Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

2    De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging derivaten en schuld worden niet geraamd.

De rentelasten op de staatsschuld (artikel 11) liggen bij het opstellen van de begroting al voor een groot deel vast. Immers, de meeste rente wordt betaald op leningen die in het verleden zijn afgesloten. Hoe verder vooruit, hoe groter de onzekerheid in de ramingen. De hoogte van de rentelasten die al vastliggen volgt uit de toenmalige rentestanden en schuldopbouw, en uit de keuzes die in het verleden werden gemaakt ten aanzien van financieringsbeleid en risicomanagement.

De rentelasten op nieuw uit te geven schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het Centraal Planbureau (CPB) en op basis van de raming van het kassaldo van het Rijk. Bijstelling van deze twee variabelen is de belangrijkste oorzaak van de aanpassing van de rentelasten. Daarnaast is tussen het moment van opstellen van de begrotingen van 2022 en 2023 een deel van de schuld opnieuw gefinancierd tegen nieuwe voorwaarden. Ook dit heeft een effect op de geraamde rentelasten.

Voor het bijstellen van de geraamde rentelasten op de interne schuldverhouding geldt dat dit het gevolg is van gewijzigde rentetarieven en omvang van de schuldverhouding. Naar verwachting neemt de schuldverhouding toe doordat meer middelen worden aangehouden op de rekeningencourant. Door de toename van de schuldverhouding en de oplopende rente zullen de rentelasten voor de Staat toenemen in 2023.

In onderstaande grafiek wordt de (verwachte) staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De jaren 2019-2021 zijn realisaties, 2022 en 2023 zijn ramingen.

Figuur 9 Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)

I"    7,5

500 I

De omvang van de staatsschuld bedraagt ultimo 2023 naar verwachting circa € 413 mld. De raming voor de rentelasten van de staatsschuld, exclusief rentederivaten, bedraagt voor 2023 € 5,3 mld. Wanneer derivaten ook worden meegeteld bedragen de geraamde rentelasten € 5,1 mld. Op de rentederivaten die de Staat in bezit heeft wordt per saldo rente ontvangen. De rentelasten exclusief derivaten zijn voor 2023 hoger geraamd dan in 2022 omdat verwacht wordt dat staatsobligaties tegen een hogere rente geherfinancierd moeten worden dan waartegen deze oorspronkelijk zijn uitgegeven. Ook de rentelasten inclusief derivaten laten een stijging zien t.o.v. voorgaande jaren. De rentebaten op derivaten zullen de komende jaren naar verwachting afnemen doordat derivaten aflopen of beëindigd worden.

2.4 Openbaarheidsparagraaf

Actieve Openbaarmaking

In 2021 is Rijksbreed gestart met actieve openbaarmaking van beslisnota's. Met ingang van Prinsjesdag 2022 worden bij alle Kamerstukken beslisnota's openbaar gemaakt. Binnen het ministerie is hiervoor een ondersteunings-cluster ingericht. Met het oog op de uitbreiding is extra personele capaciteit geworven. Ook op grond van de Wet open overheid zal ook worden gestart met actieve openbaarmaking van interne documenten. De voorbereidingen hiervoor lopen, zo worden processen aangepast en personele ondersteuning verstevigd.

Passieve Openbaarmaking

Op 1 mei 2022 is de Wob vervangen door de Woo. Vanwege het ontbreken van overgangsrecht, betekent dit dat alle nieuwe en lopende verzoeken vanaf 1 mei behandeld worden als Woo-verzoeken. In aanloop naar deze wetswijziging en de daarmee samenhangende proceswijzigingen is gekeken naar mogelijke stappen om het Woo-proces efficiënter te maken. Zo is, naast de interdepartementale initiatieven, de onderlinge samenwerking binnen het ministerie verder versterkt en worden extra medewerkers geworven die benodigd zijn om de Woo uit te kunnen voeren. Daarnaast zijn stappen gezet in het vastleggen en verbeteren van procedures en het verspreiden van kennis over de Woo. Ook wordt een zaaksysteem ontwikkeld om beter zicht en controle te krijgen op de binnenkomende en lopende Woo-verzoeken. Waar nodig worden verbetertrajecten gestart om de openbaarmaking richting verzoekers te bespoedigen en te komen tot een afhandeling waarbij de menselijke maat en dienstverlening centraal staan.

Verbeteren van de informatiehuishouding

Om bovenstaande verbetering mogelijk te maken zijn binnen Financiën programmateams gestart, de benodigde plannen hiervoor opgesteld, en is de governance -inclusief rapportage en monitoring- ingericht. De start is gemaakt om medewerkers te mobiliseren en te ondersteunen op informatiehuishouding via het verander- en communicatieplan en het opstellen en ontsluiten van toepasbare kaders en richtlijnen. Met de ontwikkeling van een strategisch personeelsplan(SPP) I-functies wordt ingezet op de versterking van de informatieprofessionals binnen het beleidsdepartement. Dit moet medio 2023 resulteren in structurele extra capaciteit en versterking op het vlak van informatiehuishouding. De verbetertrajecten zijn gestart voor de archivering van e-mails en berichten. Om in de toekomst op één centrale plek dossiers goed op te bouwen en te kunnen archiveren of openbaren, is besloten om één Document Management Systeem (DMS) binnen heel Financiën te implementeren. Naast de lopende -beperkte- uitrol van het bestaande DMS systeem Digidoc, wordt inzichtelijk gemaakt wat minimaal nodig is om DMS breed in te kunnen zetten binnen het departement. Daarnaast is de voorbereiding gestart voor de implementatie van de nieuwe archiefwet.

2.5 Strategische Evaluatie Agenda

  • • 
    De indeling van de beleidsagenda, naar onderwerpen en hoofddoelen, vormt de basis voor de Strategische Evaluatie Agenda (SEA).
  • • 
    In onderstaande SEA zijn thema's geformuleerd binnen de hoofddoelen uit de beleidsagenda. Voor deze thema's zullen waar zinvol en haalbaar de periodieke rapportages plaatsvinden.
  • • 
    Binnen de thema's zijn de evaluatieonderzoeken opgenomen. Die onderzoeken per thema zijn te vinden in bijlage 5: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. De evaluatieonderzoeken dienen bij te dragen aan een beeld ten behoeve van de strategische inzichtbehoefte van de thema's.
  • • 
    De inzichtbehoefte verschilt per thema en onderwerp. Het vervullen van de inzichtbehoefte kan zowel door middel van ex-ante, ex-durante (of monitoring) als ex-post evaluaties of onderzoeken. De verschillende typen evaluaties zijn er op gericht om het inzicht te vergroten in de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en leveren zo input voor het verbeteren van beleid.
 

Tabel 7 Planning Strategische Evaluatie Agenda 1: Een gezonde en duurzame economie in een

internationale

omgeving

     

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Hoofddoel 1: Gezonde overheidsfinanciën en verantwoord begrotingsbeleid

Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer

Periodieke rapportage

2023

Hoofdlijnenbrief

Comptabiliteitswet

Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer

Periodieke rapportage

2024

Studiegroep begrotingsruimte1

Optimaal financieel resultaat bij het beheren van de deelnemingen en investeringen van de Staat

Periodieke rapportage

2027

3

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico

Periodieke rapportage

2025

11

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen

Periodieke rapportage

2024

12

 

Hoofddoel 2: Een integere en stabiele economie

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking

Stabiele, integere en betrouwbare financiële markten

Periodieke rapportage

2024

2

Een financieel gezond en welvarend Europa en evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling

Periodieke Rapportage

2025

4

Een stimulans voor de Nederlandse export

Periodieke Rapportage

2022

5

Hoofddoel 3: Vergroening en verduurzaming van de economie

Klimaat

1 De Studiegroep Begrotingsruimte (SBR) is breder dan het ministerie van Financiën en opereert onafhankelijk. Evengoed synthetiseert de SBR grote delen van het beleid van het ministerie van Financiën vanuit een strategische blik. Daardoor past de SBR in deze lijst.

 

Tabel 8 Planning Strategische Evaluatie Agenda 2: (Fiscaal) beleid en de uitvoering

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Hoofddoel 4: Fiscaal beleid en uitvoering Belastingdienst

Vermogen

Wonen, gezondheid, en consumptie

Arbeid en inkomen

Effectief toezicht en fraudebestrijding

Periodieke rapportage1

2029

1

Passende dienstverlening

Periodieke rapportage1

2029

1

Adequate massale processen

Periodieke rapportage1

2029

1

Algemeen belastingstelsel

   

1

Hoofddoel 5: Beleid en uitvoering Toeslagen

Recht doen aan het verleden    Periodieke rapportage    2027    13

 

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Presteren in het heden

Periodieke rapportage

2027

13

Anticiperen op de toekomst

Periodieke rapportage

2029

13

 

Hoofddoel 6: Beleid en uitvoering Douane

Effectgericht sturen

Periodieke rapportage

2025

9

1 De periodieke rapportage betreft de verschillende beleidsinstrumenten (toezicht en opsporing, dienstverlening en massale processen) om ze ook in samenhang te kunnen evalueren, het gaat om één rapportage.

Zie voor een nadere uitwerking van en een toelichting op de SEA bijlage 5: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link: Status beleids-doorlichtingen. Zie verder www.rijksfinancien.nl voor meer informatie over de strategische evaluatie agenda.

2.6 Overzicht risicoregelingen

"O

c

o

_co

o.

"0

03

2

03 CO O Q.

CM CM O 0 CM

CM

CM

OO

o

co co

i--

CM

co

0D

r--

co

co

co

0D

r--

co

co

oo

o

oo

o

o

o

CM

r--

CM

i--

CM

co

oo

r--

co

0

CO

to

_0

0

GO

to

oo

CM

co co

O *0

0

:0 C

ö <1>

CM

CM

i--

CM

0

:0 C

ö <1>

CM

CO

co

¦a

c

o

0

£

o

o

 

2.500

4.163.500

OOO’OS

2.500

9.200.000

o

o

o

o

o

2.500

4.163.500

OOO’OS

2.500

9.200.000

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

2.500

4.163.500

OOO’OS

2.500

o

o

o

o

o

CM

oo

o

o

o

o

568.901

o

o

o

o

o

2.500

4.163.500

OOO’OS

2.500

9.768.901

NBM

Single

Resolution

Fund

Terrorisme-schades (NHT)

Waarborgfonds motorverkeer

WAKO (kernongevallen)

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

CM

CM

CM

CM

CM

'«t

LO

co

 

00

r--

i--

o

r--

o

o

r--

o

o

o

ö

o

o

o

d

o

CM

C\i

CO

oo

CO

o

o

0

co

o

o

o

r<

o

LO

LO

o

o

o

r<

o

LO

LO

o

o

o

o

LO

LO

o

o

o

r<

o

LO

LO

co

o

oo

CM

i--

CM

i--

co

CM

r--

co

CM

CM

C\i

co od

CM

r--

0 re d d c 0 _E in _a

CO

CM

CM

o

oo

r--

r--

o

o

LO

'St

5

CM

OO

o

CO

0 0 d d c 0 -E in _a

'St

CM

CM

LO

r--

r--

r--

r--

CL

O

00    o

CM    o

00    o

CM    o

00    o

CM    o

00    o

CM    o

co

¦a

o

o

o

«

c

o

o

0

CC

0

0

c

o

0 : c 0

"sf co

0 0 d d c 0 .E in _a

'St

'St

0 0 d d c 0 .E in _a

'St

LO

¦O

c

o

_cc

a

"cc

03

2

03 CO (3 Q.

CN CN O 0 CN

co -p Cö c

0 2

CN

CN

CN

lis

CN

03

03

03

CO

CN

CN

03

03

03

CO

CN

CN

03

03

03

CO

CN

r--

o

LO

co

03

5-

r<

co

r--

CN

c _ ê E

CC CT3 CO V)

03 -71    ;

03 0 d

P C 0

£ 4= o

CN

r--

03

LO

03

r--

CN

r--

03

LO

03

r--

CN

r--

03

LO

03

r--

CN

r--

03

LO

03

r--

03 0 d

p c 0

£ 4= o

o

'St

03

CN

O

r--

co pd

o

'St

03

CN

O

r--

co

o

'sf

03

'St

CN

LO

co

03 0 d

p c 0

£ 4= o

cö    03

r>«    cn

r--

co

cö    03

r>«    cn

r--

O

O

O

r-.

CN

cö    03

r>«    cn

r-*

£ O) 00

0 #c to

Is J

03 0 d

p c 0

£ 4= o

LO    LO

03    CO

OD    'st

LO    CN

co    cö

co

LO    LO

03    CÖ

OD    'st

LO    CN

CÖ    CÖ

CO

co

'«t

CN

'St

co

CN

LO

'St

CN

LO

'St

CN

LO

O

O

'«t

LO

o

o

o

o

o

o

o

r--

o

'St

CN

O

O

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

r--

o

'St

CO

CN

O

O

o

o

o

o

o

LO

r--

co

LO

CN

co

LO    CO

r-    CO

O

O

O

d

o

LO

o

o

o

o

o

o

o

r--

o

'St

CN

03

03

<1) <1>

E c > ï S c

03 0 0 >3 0) £ O <

03 0 d

p c 0

£ 4= o

o Cö

2 D ^ 03 LU X C(n 03 03

z u £.

03 0 d

p c 0

£ 4= o

  • Q. 
    03

03 0 d

p c 0

£ 4= o

03 0 d

P C 0

£ Lp _Q

0    03    c    O

Ö    ?    ®    O)    ?

«    .E    B    E

O    0    E    V3

0 CU #03

X    0    0    f-    0

LU    >    O)    .E    >

tf

'St

CO

'St

r--

'St

OD

'St

03

'St

O

CN

'St

CN

'St

CN

CN

'St

'St

'St

CN

LO

co

CM

Totaal    203.441.448    16.962.167    11.279.360    209.124.255    12.551.389    10.000.326    211.675.318    10.000.326    189.820.533

oo

CM

o

I U)

  • O) 
    S3

c ^

c

O

05

> 00 o £ q> g

IP

C/3

c Ö J ro g

a ~

0

> OM

5> S

5

0

C/3

|s

0 £! 03 g

o

to

. E

O

¦    2    o>

  • o    c    n

.    «i    o    'E    S

I    ffi    .2    .2    <n

¦    v)    N

o o> O c '

.    o 'c !

| ffi .2 .2 '

1    C/5 N

O

§.|

J 0 o c o I K .2 .2 <N

1 CO N

 
  • 171

o

O

o

o

625

o

612

o

o

o

o

O

o

o

LO

oo

o

o

 

cd

     

oo

   

o

o

o

o

o

625

o

612

 

o

o

o

o

o

o

o

  • 171

o

o

o

o

625

o

612

o

o

o

o

o

o

o

o

LO

r*-»

o

o

 

cd

     

CM

   

o

o

o

o

o

625

o

612

 

o

o

o

o

o

o

o

00

co

1

o

o

o

o

625

o

516

o

o

o

o

o

o

o

LO

CM

o

o

 

id

     

CM

   

o

o

o

o

o

625

o

516

00

co

o

o

o

o

O

o

o

Garantie procesrisico's

DGS BESeilanden

Garantie

Stichting

Waarborgfonds

Motorverkeer

NBM

Single

Resolution

Fund

Terrorismeschades

(NHT)

Waarborgfonds motorverkeer

WAKO

(kernongevallen)

Belastingen

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

Financiële markten

-

CM

CM

CM

CM

CM

CM

CM

 

CM

oo

'St

LO

co

 

00

O)

C

§ ©

Q.

0 0 2 - .£ 0 I (3 > .E >

j > = O

¦ 03

  • ! 
    ~ O <=

o Si TJ g 0 .E - TO £

C 0 2 0

¦” > <0 c

to

03

c C -c

¦O 0 Q.

0 .t ,

¦—    0 j*:

O ^±2 ni i—

_ O

-2 o

._ 0 >

U o 0 0 Q. C/3

0

3    —

« C CO 2 0 = g E< <8 a -g

t- S' C/3 0 0 0

^    > vU

£ CQ

Ö)

¦E 15 E S ¦ gja

0 _ * Q "O .E f

c o ^

E c 0

0    0    4=

, !&H ^ T3    I—

CQ 0 ^ O LU I .E O

O 0 c ’¦£ =0 2 g Ö ^ E c 0

0    0    4=

05

O o> Oen

> ¦- CM O c O O #0 CM "co "n

  • O) 
    CO

C

a Q

CD

> co

03 CM

ö> S

T-5 O ö) y O C CM £ > ¦- CM ® O O O

OD .2 .92 CM

CO N

O)

C CM

0

> ™ 0 ™ S

05

05

O 05 O C <-

> ¦- CM O c O O #0 CM "co "n

is

c _ '¦*-> E

0000

o^o 9 | E c o -O >

13 0 0 C 0

LU CQ CC 0 O !

o 03 -Q :

0 c

0 E —

9- 0 j*/

O O r 13 ^ 0 LD £ CO

0 >• 'F &£ rao 5 -5 5 i= 0 0 05 LU 05 ^ B

e 0 0

S O) S 0 .E 0 *"£,"00

0 -L +-> — 1- D 0 03 LU -Q -Q

05 0

e ^

0 h o Ü < 2 0 0 0 &

11 u <1

E

o > e o 0 C S Q. e O 03 e '_

  • Q. 
    O) L 0

CL ¦= 0 ^

=3 ¦ p e .52 05 E D CC i

gS

E en

 

05

CM

O

CM

  • 1.850

O

54.579

O

T3

CO

C/5

   

l

Stand risicovoor- ziening

2023

557.752

O

571.127

Ontvangsten

2023

85.150

O

107.737

Uitgaven

2023

o

o

o

r<

00

O

162.316

CM

CM

O

CM

26.641

O

97.690

O

T3

CO

C/5

l

 

l

Stand risicovoor- ziening

2022

511.540

O

520.290

Ontvangsten

2022

85.359

O

o

o

cd

CM

130.833

c

m

o

o

o

o

o

o

00

CM

LO

Uitgav

2022

CM

cd

CM

cd

CM

CM

CM

O

o

LO

O

00

05

CO

05

CM

cd

00

cd

05

cd

CM

T3

CO

C/5

1

   

Stand risicovoor- ziening

2021

00

CM

05

Ld

co

'St

o

472.453

c

£

co

00

CM

05

05

LO

CM

co

CM

CO

Ontvang

2021

CM

CM

LO

05

r>

CM

c

00

05

05

o

5

Uitgav

2021

00

o

CM

Ld

05

ra

CM

O)

c

;>

-C

o

co

E

O

Export krediet- verzekering

Herverzekerin leveranciers- kredieten

 
 

Export-krediet-verzekeringen, -garanties en nvesterings-verzekeringen

Export-krediet-verzekeringen, -garanties en nvesterings-verzekeringen

 

<

LO

LO

Totaa

Nr.

25

CO

CM

 

Tabel 11 Overzicht verstrekte leningen (x € 1.000)

 

Art.

Omschrijving

Uitstaande Lening

Looptijd Lening

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Lening KLM

722.917

5,5

Algemeen

De garantieregelingen groter dan € 5 mln. in 2023 worden toegelicht.

Alle risicoregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluaties wordt verwezen naar overzicht 2.5 'Strategische Evaluatie Agenda' en bijlage 5 'Toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda'.

  • 2. 
    DGS BES-eilanden

Doel en werking garantieregeling

Het depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) is in 2017 ingesteld om de depositohouders op die eilanden te beschermen en de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten. In de Wet financiële markten BES staat dat de aan het DGS deelnemende kredietinstellingen de kosten van het DGS dragen. Gezien de situatie van de kredietinstellingen op de BES-eilanden is gekozen voor een model waarbij de sector achteraf indien mogelijk het DGS financiert maar de Staat de uitkering zo nodig voorfinanciert. De onmiddellijke uitkering uit het DGS komt ten laste van de schatkist. Vervolgens wordt de uitkering, in door DNB vast te stellen termijnen, door de sector terugbetaald. In 2020 is de in de wet vastgelegde evaluatie DGS BES afgerond, waarbij er voornamelijk is gekeken of de doelstellingen van het stelsel nog steeds bereikt worden middels de huidige opzet. Uit de evaluatie blijkt dat de huidige vorm van het DGS niet meer aansluit bij de oorspronkelijke doelstellingen. Aan de hand van deze evaluatie zijn aanpassingen bekeken om het DGS te versterken. Het voornemen is om deze aanpassingen in 2023 in te laten gaan.

Kans, impact en beheersing risico's

Het DGS garandeert deposito's van ingezetenen van de BES-eilanden bij op de BES-eilanden actieve banken tot een bedrag van USD 10.000. Het DGS keert enkel uit in de situatie dat een bank door faillissement tegoeden van spaarders niet kan terugbetalen. Alleen in de uitzonderlijke situatie van een faillissement van een bank kan een beroep worden gedaan op de regeling. De schade voor depositohouders wordt berekend op basis van de administratie van de failliete bank: DNB heeft op grond van de Wet financiële markten BES de bevoegdheid de administratie op te vragen.

Het is een tijdelijke garantie: zodra meer structurele oplossingen gerealiseerd zijn, kan de regeling geheel of gedeeltelijk worden beëindigd. Aangezien het DGS deposito's in USD garandeert, is het totaal uitstaand risico in euro gevoelig voor wisselkoersontwikkelingen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Tot 2023 bedraagt de premie € 1 mln. per jaar. Deze premie wordt in een begrotingsreserve gestort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

  • 5. 
    Single Resolution Fund

Doel en werking garantieregeling

In de verklaring van de ministers van de Eurogroep en Economic and Financial Affairs Council (Ecofinraad) van 18 december 2013 is opgenomen dat er voor de overgangsperiode (2016-2023) van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund, SRF) voorzien zal worden in een systeem waarbij voor de afwikkeling van een bank(engroep) in laatste instantie brugfinanciering aan de Single Resolution Board (SRB) verstrekt kan worden. Brugfinanciering is noodzakelijk aangezien zich situaties kunnen voordoen waarbij de aanwezige middelen in het SRF ontoereikend zijn om de kosten voortkomend uit een afwikkelingscasus mee te financieren en het vervolgens niet (voldoende) mogelijk is om onmiddellijk ex-post bijdragen bij banken in de betreffende lidstaat te innen. Voor de geloofwaardigheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM) is het van cruciaal belang dat het SRF effectief en voldoende gefinancierd is.

Voor de vormgeving van brugfinanciering is gewerkt aan een systeem van individuele kredietlijnen van lidstaten. De totale omvang van alle individuele kredietlijnen van de lidstaten van de eurozone is gelijk aan het afgesproken streefbedrag van het SRF. Op dit moment is de omvang van het SRF bepaald op € 55 mld. De omvang van de individuele kredietlijnen is gelijk aan de omvang van het nationale compartiment in het SRF. Het Nederlandse compartiment is vastgesteld op circa € 4,16 mld., ofwel 7,57% van de totale omvang van de verwachte ex-ante contributies aan het SRF in de periode 2016-2023.

Kans, impact en beheersing risico's

Er kan geen direct beroep worden gedaan op het SRF om de verliezen van een instelling te absorberen of om de instelling te herkapitaliseren. Uitgangspunt bij afwikkeling is immers dat eventuele kosten of verliezen worden gedragen door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank en niet de belastingbetaler. Ten aanzien van het opvangen van verliezen en herkapitalisatie geldt daarom dat ten minste 8% bail-in van de totale passiva inclusief eigen vermogen moet plaatsvinden. Hierna mag een bedrag van maximaal 5% van de totale passiva inclusief het eigen vermogen van de bank in afwikkeling worden aangewend uit het SRF Alleen indien alle niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito's, volledig zijn afgeschreven kan, indien nodig, een groter beroep worden gedaan op het fonds.

Als een beroep wordt gedaan op het SRF tijdens de overgangsperiode worden de middelen aangewend volgens een getrapt systeem. Daarbij zijn de nationale compartimenten van de lidstaten en de mate waarin zij zijn gemutualiseerd van belang. Deze compartimenten worden gevuld met vooraf te betalen (ex-ante) bijdragen door de banken in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten. Het getrapte systeem tijdens de overgangsfase bestaat uit vijf treden. Pas als alle treden uit het getrapte systeem volledig zijn afgelopen kan de SRB gebruikmaken van de individuele kredietlijn van de lidstaat waar de afwikkelingscasus plaatsvindt.

De kans dat er op de garantie (de kredietlijn) getrokken wordt, is op zichzelf laag doordat een beroep op de garantie alleen kan worden gedaan in laatste instantie en na het doorlopen van het getrapte systeem van het SRF Bij afwikkeling van een enkele instelling zal het risico tevens kleiner zijn dan bij de afwikkeling van meerdere instellingen tegelijkertijd of kort na elkaar. Doordat het fonds de komende jaren wordt gevuld door de banken zelf, neemt het risico dat een beroep moet worden gedaan op de garantie ook af.

Premiestelling en kostendekkendheid

Lidstaten die hebben gekozen voor een kredietlijn zonder parlementaire goedkeuring voorafgaand aan iedere uitbetaling of tranchering, zoals Nederland, krijgen een bereidstellingsprovisie van 0,1%. De bereidstellings-provisie wordt berekend over het bedrag onder de kredietlijn waar de SRB daadwerkelijk een beroep op kan doen. De provisie is zodoende afhankelijk van de totale middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF, de uitstaande leningen en de externe financieringsmogelijkheden van de SRB. De inkomsten uit de bereidstellingsprovisie zijn behoedzaam geraamd. Daarbij is uitgegaan van het uitblijven van een resolutiecasus waardoor de middelen die aangewend kunnen worden uit het SRF toenemen en zodoende het beschikbare bedrag onder de kredietlijn en daarmee ook de bereidstellingsprovisie afnemen. Als het beschikbare bedrag onder de kredietlijn nul is, ontvangt de lidstaat geen bereidstellingsprovisie, omdat er dan überhaupt niet op de kredietlijn getrokken kan worden. De bereidstellingsprovisie wordt aan het einde van het jaar door de SRB vastgesteld en potentieel uiterlijk 20 dagen na het einde van ieder kalenderjaar aan de lidstaat betaald. Om bovenstaande reden is de bereidstellingsprovisie geraamd op nul.

In de situatie dat de SRB een beroep doet op de kredietlijn en (een deel van) de garantie wordt ingeroepen, ontvangt de Nederlandse staat rente, welke gelijk is aan de financieringskosten vastgesteld op de dag dat de SRB het verzoek heeft ingediend om gebruik te maken van de kredietlijn (of in het geval dat de lening verlengd wordt, op de dag dat de SRB vraagt om de verlenging van de lening).

  • 6. 
    Terrorismeschades (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat verzekeraars en herverzekeraars terroris-merisico's uitsloten op hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat geeft een garantie voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Kans, impact en beheersing risico's

Terrorismebestrijding vergt vanwege de hoge dreiging onverminderde politieke aandacht van de Staat. De financiële risico's voor de Staat zijn in eerste instantie beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen en pas daarna de garantie van de Staat kan worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

De Staat heft een premie over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden vanaf 2019 gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

  • 8. 
    WAKO (kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen.

De exploitant is aansprakelijk voor schade bij kernongevallen, maar de Staat der Nederlanden staat garant. De Staat staat voor vijf exploitanten garant tot maximaal € 1,5 mld. per ongeval. Het bedrag van € 1,5 mld. is gebaseerd op de Verdragen van Parijs en Brussel, die verdragsstaten verplichten tot een garantstelling. Aangezien een kernongeval bij Borssele hogere schades kan veroorzaken is er nationaal door het kabinet voor gekozen hiervoor een hogere garantie af te geven. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant van kerncentrale Borssele jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse staat. De totale garantieverplichting komt uit op € 9,2 mld.

Voorts hebben alle kerninstallaties een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij commerciële verzekeraars en voor bepaalde risico's bij de Nederlandse staat. Hiertoe zijn zij op grond van de WAKO verplicht. De verzekerde som is afhankelijk van de risico's bij de betreffende installatie, maar is in geen geval hoger dan € 1,2 mld. De Staat ontvangt hiervoor van alle kerninstallaties premies. Voor schades die door verzekeraars worden vergoed hoeft geen beroep te worden gedaan op de staatsgarantie.

Het doel van deze garantie is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen.

Kans, impact en beheersing risico's

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen externe omstandigheden, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen. Voor de overige installaties zijn nationale stresstests uitgevoerd, die ook positief waren17.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die het toezicht ook uitvoert. De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat een premie wordt geïnd die een reële weergave vormt van het risico voor de Staat. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongeval schadeverzekeringen. De premies worden niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.

  • 9. 
    Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling & leningen

De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende instellingen die het gevolg zijn van de verkoop van staatsdeelnemingen. Aan de koper van Fortis Corporate Insurance (Amlin PLC, € 5,5 mln.) en de koper van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM; Group Heylen, € 2,0 mln.) zijn garanties en vrijwaringen verstrekt. Deze garanties en vrijwaringen zijn gebruikelijk bij dit soort transacties en zien bijvoorbeeld toe op navorderingen van de Belastingdienst. Hiermee wordt voorkomen dat de koper dit soort zaken verdisconteert in een lager bod op de aandelen. Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen verstrekt om de financiering van NWB Bank (€ 1,1 mln.) mogelijk te maken.

In juni 2020 heeft de Staat een garantie aan KLM afgegeven. Een groep van internationale banken verstrekt liquiditeit aan KLM in de vorm van een revolving credit facility (RCF) waarbij KLM de liquiditeit kan aantrekken wanneer nodig en dient terug te storten wanneer deze overvloedig is. De Nederlandse staat garandeert maximaal 90% van de totale omvang van deze faciliteit. Voor verdere details, zie het bij deze garantie behorende toetsingskader risicoregelingen.18

In april 2022 heeft de Staat een garantie aan Gasunie verstrekt van € 160 mln. Om de leveringszekerheid voor gas in de winter van 2022/2023 te kunnen garanderen en de afhankelijkheid van Rusland voor levering van gas af te bouwen, heeft Gasunie een LNG-terminal gehuurd. De garantie die de Staat verstrekt is afgegeven voor een periode van 5 jaar voor de huur van de drijvende LNG-terminal om de potentiële negatieve exploitatiekosten te kunnen dekken. Voor verdere details, zie het bij deze garantie behorende toetsingskader risicoregelingen19. Daarnaast heeft de Staat in juni 2022 een tweede garantie van € 40 mln. aan Gasunie verstrekt. Deze (kortlopende) garantie is afgegeven voor de optie tot annuleren van de huur van een tweede LNG-terminal, en heeft alleen effect op ontvangsten en garantieverplichtingen in 2022.

Kans, impact en beheersing risico's

De steun die wordt verleend aan KLM is een combinatie van een garantie op externe financiering en een achtergestelde directe lening van de Nederlandse staat. Het kabinet heeft deze vorm gekozen, zodat ook de banken een deel van het risico dragen. De financiering wordt dus zo veel mogelijk door de markt gefaciliteerd en de Nederlandse staat neemt enkel de risico's op zich daar waar deze niet in de markt kunnen worden ondergebracht.

KLM heeft de banken in 2022 verzocht de RCF te verlagen met € 665 mln., naar een totale RCF van circa € 1,74 mld. Hierdoor wijzigt ook de omvang van de garantie afgegeven door de Staat, deze wordt bijgesteld naar € 1,56 mld. (90% van € 1,74 mld.). Daarnaast maakte KLM gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. af. Daarmee bedraagt de uitstaande lening na aflossing nul, en de opvraagbare lening € 723 mln.

In het geval KLM volledig gebruik zal maken van beide faciliteiten, betekent dit dat de Staat garant staat voor een bedrag van € 1,56 mld. (90% van € 1,74 mld.) en zelf een lening verstrekt van € 723 mln. Het risico bestaat dat KLM niet in staat zal zijn de leningen (volledig) terug te betalen. Zodoende bedraagt het maximale risico van deze regeling € 2,28 mld., deze zullen generaal worden gedekt.

Op twee manieren is getracht de risico's zo veel mogelijk te minimaliseren. Zo stelt de Staat allereerst financieringsvoorwaarden aan de garantie en de achtergestelde lening die gangbaar zijn bij dergelijke financiële instrumenten. Te denken valt aan de financiële criteria waar de onderneming gedurende de looptijd aan dient te voldoen om gebruik te kunnen blijven maken van de kredietfaciliteiten. Daarnaast is het verstrekken van de tranches onder de directe lening voorwaardelijk op voortgang van vervulling van de voorwaarden.

Premiestelling en kostendekkendheid

De Nederlandse staat ontvangt een premie voor de afgegeven garantie inzake de revolving credit facility voor KLM. De premie die KLM aan de Nederlandse staat betaalt voor deze garantie loopt op gedurende de looptijd en ziet er als volgt uit:

 

Tabel 12 Te betalen premie

KLM aan de Nederlandse staat

Jaar

Jaarlijks te betalen premie

1e jaar van garantie

0,5% over het kredietplafond1

2e en 3e jaar van garantie

1% over het kredietplafond

4e,5e en 6e jaar van garantie

2% over het kredietplafond

1 Het kredietplafond was aanvankelijk € 2,4 mld., maar is in 2022 bijgesteld met € 665 mln. naar € 1,74 mld.

Voor de garanties aan Fortis, Groep Heylen en NWB ontvangt de Staat geen premie. Tot op heden heeft geen uitkering plaatsgevonden onder de garantie.

Voor de garantie van € 160 mln. aan Gasunie ontvangt de Staat gedurende de looptijd van de garantie een premie van € 4 mln. per jaar. De eerste premie wordt in 2023 ontvangen. De premieontvangsten worden gedoteerd in een begrotingsreserve. Voor de tweede garantie van € 40 mln. aan Gasunie ontvangt de Staat eenmalig een premie van € 1 mln. in 2022.

De Nederlandse staat ontvangt rente voor de afgegeven lening aan KLM. De rente die KLM aan de Nederlandse staat betaalt voor deze lening loopt op gedurende de looptijd en is afhankelijk van het moment van trekken. Gezien KLM alleen rente betaalt over het getrokken deel van de lening, wijzigen de renteontvangsten na de vervroegde aflossing van € 277 mln. Voor 2022 worden de renteontvangsten naar beneden bijgesteld, vanaf 2023 staan de renteontvangsten op nul geraamd. Dit ziet er als volgt uit:

 

Tabel 13 Lening KLM

Leningen

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Renteontvangsten lening

17.318

15.782

0

0

0

0

Aflossing lening

0

0

0

0

0

722.917

  • 10. 
    Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) is in 1970 opgericht om duurzame economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen, door het verschaffen van eigen vermogen of leningen voor projecten die impact creëren en voldoen aan FMO's standaarden op het gebied van sociale omstandigheden, milieu en «good governance». Hierbij gaat het alleen om projecten die niet door marktpartijen gefinancierd kunnen worden, voornamelijk vanwege het hoge risico dat zij associëren met onder meer het investeren in ontwikkelingslanden. FMO verschaft het eigen vermogen en de leningen aan private partijen in die landen. Door de private sector in ontwikkelingslanden te versterken wil de Staat een bijdrage leveren aan het terugdringen van armoede.

In de overeenkomst uit 1998 tussen de Staat en FMO is een garantie van de Staat richting FMO opgenomen. De garantie bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. 
    De Staat zal de verliezen uit de bedrijfsvoering dekken, die volgen uit activiteiten van FMO, voor zover deze verliezen niet zijn of worden gedekt door waardecorrecties en/of schadevergoedingen en/of uitkeringen uit hoofde van verzekeringen. Voorts geldt als voorwaarde voor de garantie dat een dergelijk verlies de reserve voor algemene risico's overstijgt en dat de verliezen het resultaat zijn van niet-normale bedrijfsrisico's.
  • 2. 
    Daarnaast heeft de Staat zich verplicht om situaties te voorkomen waarin FMO niet in staat is om bepaalde verplichtingen te voldoen, namelijk de verplichtingen die op FMO rusten uit hoofde van:
  • 1. 
    op de kapitaalmarkt opgenomen leningen;
  • 2. 
    op de geldmarkt opgenomen korte financieringsmiddelen met een looptijd gelijk aan of minder dan twee jaar;
  • 3. 
    swap-overeenkomsten met uitwisseling van hoofdsom en rentebetaling;
  • 4. 
    swap-overeenkomsten zonder uitwisseling van hoofdsom met rentebetaling;
  • 5. 
    valuta-termijncontracten en Future Rate Agreements;
  • 6. 
    optie- en future-contracten;
  • 7. 
    combinaties van de hiervoor bedoelde producten (a t/m f);
  • 8. 
    garanties door de FMO aan derden verstrekt ten behoeve van de financiering van private ondernemingen in ontwikkelingslanden;
  • 9. 
    die voortvloeien uit het onderhouden van een adequaat apparaat.

Omdat het gaat om een instandhoudingsverplichting is de omvang van de garantie in theorie onbeperkt. In bovenstaand overzicht is, omwille van transparantie, de garantie gekwantificeerd. Het vreemd vermogen van FMO ultimo 2018 is gebruikt als inschatting van het uitstaande risico. De letterlijke tekst van de overeenkomst is leidend voor de interpretatie.

Kans, impact en beheersing risico's

Aangezien het gegarandeerde bedrag meer dan € 5 mld. is, zou de financiële impact van het inroepen van (een deel van) de garantie zeer groot zijn. De kans hierop is echter zeer klein, aangezien er op verschillende niveaus aan actief risicomanagement wordt gedaan. Dit is nodig, aangezien FMO actief risico's neemt die voortvloeien uit het verschaffen van leningen en eigen vermogen aan ontwikkelingslanden om daarmee haar doelstelling te bereiken: het bevorderen van de private sector in ontwikkelingslanden. Hiervoor is het van essentieel belang dat FMO een adequaat risicomanage-mentsysteem heeft om financiële risico's te identificeren, te meten, te volgen en te beperken. Ten grondslag hieraan ligt de risicobereidheid van

FMO. Dit is het risico dat FMO bereid is om te aanvaarden in het nastreven van toegevoegde waarde. De risicobereidheid van FMO wordt minstens een keer per jaar herzien.

De beheersing van de risico's wordt verder ondersteund door behoedzame kapitaal- en liquiditeitsposities en sterke diversificatie van de leningen en eigenvermogenportefeuille over regio's en sectoren. Ongeveer 80% van het economisch kapitaal van FMO wordt ingezet voor kredietrisico. Hoewel andere financiële risico's niet altijd voorkomen kunnen worden, vermindert FMO deze zoveel mogelijk. FMO heeft geen handelsposities en is in het algemeen niet geïnteresseerd in valutarisico en renterisico.

Binnen FMO is de afdeling Risicomanagement verantwoordelijk voor het beheren van de risico's in de eigenvermogenportefeuille ('emerging market portfolio'), de eigen vermogensportefeuille ('treasury portfolio') en alle daarmee samenhangende marktrisico's. Daarnaast heeft FMO een Investe-ringscommissie bestaande uit senior medewerkers van verschillende afdelingen. Deze commissie analyseert financieringsvoorstellen voor nieuwe transacties. Elk financieringsvoorstel wordt beoordeeld in termen van tegenpartijrisico, productrisico en landrisico. De financieringsvoorstellen worden vergezeld van het advies van de kredietafdeling. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de beoordeling van de kredietrisico's van zowel nieuwe transacties als de bestaande portefeuille.

FMO heeft een bankvergunning en staat onder toezicht van DNB. De Staat als aandeelhouder is conform de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2013 actief betrokken bij staatsdeelnemingen zoals FMO. Relevante (financiële) ontwikkelingen worden onder andere besproken in kwartaal-overleggen, het halfjaarlijkse beleidsoverleg en in bijvoorbeeld de aandeelhoudersvergadering.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Het grootste deel van de winst van FMO wordt jaarlijks conform de afspraken in de overeenkomst tussen de Staat en FMO toegevoegd aan de reserves van FMO. Een klein deel wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders van FMO. De Staat heeft 51% van de aandelen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

  • 11. 
    Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

Doel en werking garantieregeling

In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke sinds januari 2016 operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal (20%) en een gedeelte garantiekapitaal (80%). Deze verplichting betreft het garantiekapitaal. Het Nederlandse aandeel in het garantiekapitaal bedraagt in 2023 na wisselkoerscorrectie € 726,2 mln.

De doelstelling van de AIIB is tweeledig:

  • 1. 
    het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;
  • 2. 
    het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Kans, impact en beheersing risico's

De garantie kan worden ingeroepen door de AIIB op het moment dat de instelling niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt, wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om garan-tiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). De AIIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Het interne beleid t.a.v. kapitaaltoereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De externe krediet-beoordelingsbureaus (Moody's, S&P en Fitch) geven de AIIB allen een AAA/ Aaa-rating, wat een reflectie is van onder meer de governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitbeleid van de AIIB, de sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeel-houdersbasis.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij dit zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

  • 12. 
    DNB - deelneming in kapitaal IMF

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse staat verleent aan De Nederlansche Bank (DNB) een garantie om het risico te dekken indien het International Monetary Fund (IMF) in gebreke blijft. Deze garantie wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk. Dat betreft de garantie voor het verstrekken van de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Borrowing Agreements, die respectievelijk in 2025 en 2024 aflopen. Voldoende financiële slagkracht voor het IMF is belangrijk financiële schokken het hoofd te bieden.

Eerder was het gebruikelijk dat de Nederlandse staat een garantie afgeeft voor gealloceerde speciale trekkingsrechten (SDR's) van het IMF. Voor 2023 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 32,3 mld. na een wisselkoerscorrectie en afbouw van de garantie inzake SDR's.

Kans, impact en beheersing risico's

De kans dat het IMF in gebreke blijft bij DNB op de algemene middelen van het IMF (Quota/NAB/BBA) en DNB daarom de garantie bij het ministerie van Financien moet inroepen is zeer klein. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008).

Er zijn verschillende mitigerende factoren die ervoor zorgen dat de kans zeer klein is dat DNB de garantie moet inroepen omdat het IMF in gebreke blijft. Het IMF verstrekt leningen aan landen met betalingsbalansproblemen. In de eerste plaats kent een IMF-steun waar nodig conditionaliteiten. Hiermee verlangt het IMF niet alleen economische aanpassingen van de lidstaat om de betalingsbalansproblemen op orde te krijgen, maar zorgt het IMF er ook voor dat het land de lening tijdig terugbetaalt. Ten tweede heeft het IMF een de facto preferred-creditor status, waardoor het IMF bij terugbetalingen voorrang krijgt boven andere private en publieke crediteuren. Tenslotte hanteert het IMF ook een reservebuffer, die ongeveer SDR 15-20 mld. bedraagt, waarmee achterstallige betalingen kunnen worden opgevangen. Het komt overigens nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma.

Ook de kans dat het IMF in gebreke blijft op de speciale leningenaccount voor lage-inkomenslanden, de PRGT, is klein. De eerdergenoemde waarborgen voor de algemene middelen gelden ook voor middelen uit de PRGT. In de afgelopen 25 jaar is het slechts één keer voorgekomen dat er een betalingsachterstand ontstond bij de PRGT. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de impact van de coronacrisis zonder precedent is en dat voor een aantal landen dat gebruik maakt van PRGT-middelen in de aankomende jaren een onhoudbare schuldsituatie dreigt. De PRGT heeft reserves, waardoor betalingsachterstanden niet direct een risico vormen voor het inroepen van de garantie.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor de afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit laatste geldt ook voor Nederland. Wanneer het IMF een beroep doet op een Nederlandse lening, krijgt DNB hiervoor een vergoeding; de SDR-rente. Deze is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de 3 maandrente op staatspapier van de onderliggende valuta van de SDR, de Euro/Dollar/Yen/Renminbi en Pond. De SDR-rente kan niet negatief worden en kent een minimum van 5 basispunten (0,05%). Momenteel bedraagt de SDR-rente het minimum. Het IMF is kostendekkend, de uitvoeringskosten van het monitoren en opstellen van programma's wordt door het IMF gedragen. Het IMF kent een complexe vergoeding structuur. In de basis rekent het IMF een vergoeding voor de gelopen risico's voor programmafinanciering. Voor programma's die groot van omvang zijn wordt een extra opslag gerekend omdat deze een groter risico kennen. Deze opslag kan na verloop van tijd verder worden verhoogd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een lagere premie via de PRGT. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

  • 13. 
    EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (Europese Investeringsbank, EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara-Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, ofwel de ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, ofwel OCT-landen). De projecten in deze regio's richten zich op economische ontwikkeling via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd uit het Investment Facility, een 'revolverend fonds' dat gefinancierd is uit het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten vier garanties (Lomé IV, Cotonou I, Cotonou II en Cotonou III) afgegeven om het risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken. Voor 2023 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 64,7 mln.

Kans, impact en beheersing risico's

In tegenstelling tot de algemene garantie op de EIB die op instellingsniveau is ingericht (zie hierboven), dekt de garantie op EIB-kredietverlening onder eigen middelen in ACP en OCT individuele projecten. De EIB schat de verwachte verliezen voor het totale portfolio onder de vier garanties op 6,3%20. Er is geen uitgavenraming opgenomen op de Financiënbegroting omdat niet in te schatten is wanneer potentiële verliezen zich voordoen en de spreiding over de jaren groot is (de laatste terugbetalingen vinden plaats in 2050), waardoor de hoogte van een potentieel verlies in enig jaar relatief gering zal zijn. Verliezen zullen, zodra deze wel concreet zijn, in de begroting worden opgenomen. In uitzonderlijke gevallen kan dit, als een verlies aan het einde van een jaar concreet wordt, betekenen dat de uitgaven pas in de slotwet verwerkt kunnen worden. In 2013 is er voor het laatst een verlies uitgekeerd21.

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de Raad van bewind van de EIB inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld.

  • 14. 
    EIB pan-Europees garantiefonds

Doel en werking garantieregeling

In een Eurogroep in 2020 zijn afspraken gemaakt over de Europese beleidsreactie om de economische gevolgen van de corona uitbraak te mitigeren. Onderdeel hiervan is het voorstel voor het opzetten van een pan-Europees garantiefonds COVID-19 (EGF) beheerd door de EIB-groep van € 25 mld. waarmee tot € 200 mld. aan financiering voor Europese bedrijven, met name midden- en kleinbedrijf (mkb), kan worden gemobiliseerd. Het fonds heeft als doel de economische gevolgen van corona in de reële economie op te vangen door het verstrekken van liquiditeit aan de bedrijven in Europa. Het EGF is inmiddels operationeel doordat de grens van deelname een groep lidstaten met 60% van het stemgewicht is bereikt.

Het EGF financiert hoge risicoprojecten die de EIB-groep normaliter niet zou financieren waardoor de activiteiten van het EGF complementair zijn aan de reguliere activiteiten van de EIB-groep. Het EGF verstrekt first loss garanties aan de EIB en het Europees Investeringsfonds (EIF) waarmee eventuele eerste verliezen op in aanmerking komende operaties in deelnemende lidstaten gedekt worden. Verliezen uit het EGF worden door de lidstaten die deelnemen aan het EGF naar rato gedragen en door lidstaten in vaste termijnen betaald. De totaal te betalen verliezen kunnen niet meer zijn dan de individuele inleg per lidstaat. De hoogte van de in te leggen garanties door lidstaten wordt bepaald naar rato van het stemgewicht van de lidstaat bij de EIB. Voor 2023 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 1,3 mld. (5,21% stemgewicht).

De investeringsperiode van het garantiefonds loopt tot 31 december 2021, met mogelijkheid tot een verlenging van 6 maanden als een gekwalificeerde meerderheid van de deelnemende lidstaten hiermee instemt. Hierna kan de investeringsperiode alleen met unanieme instemming verlengd worden. Het fonds zal blijven bestaan totdat één van de volgende situaties zich voordoet: het fonds wordt opgeheven met een unaniem besluit van de deelnemende lidstaten, de onderliggende committeringen zijn verlopen of de datum 31 december 2037 is bereikt. Aan het eind van de investeringsperiode zal de Contributors Committee op basis van een voorstel van de EIB bepalen of een verlaging van de garanties van de lidstaten passend is gegeven de dan uitstaande committeringen.

Kans, impact en beheersing risico's

Indien het garantiefonds moet uitbetalen aan een garantiehouder, worden de lidstaten gevraagd om een deel van hun garanties om te zetten in een betaling zodat het garantiefonds aan haar verplichtingen kan voldoen. De verwachte netto verliezen van het fonds worden rond de 20% geschat, voor Nederland komt dit neer op € 260 mln. welke zijn opgenomen als uitgave onder artikel 4 van deze begroting. De EIB baseert zich hierbij op de gemiddelde netto verwachte verliezen in een conservatief scenario (23%) en een basis scenario (16.6%). De netto verwachte verliezen van 20% bestaan uit de verwachte verliezen op het portfolio inclusief de terugvorderingen (29.2%) plus alle kosten die voortkomen uit het opzetten en beheren van het fonds min de verwachte inkomsten.

De EIB zal actief ex ante risicobeheer toepassen om de verwachte netto verliezen rond de 20% te houden en regelmatig rapporteren over de gerealiseerde en verwachte verliezen aan het zogeheten Contributors Committee van het EGF, waarin Nederland zitting heeft. Dit comité is verantwoordelijk voor de besluitvorming van het gebruik van de EGF garantie voor individuele operaties van de EIB en het EIF Deze besluitvorming zal gebeuren op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Dat wil zeggen dat 50% van de deelnemende lidstaten die minimaal twee derde van de totale bijdrages aan het EGF vertegenwoordigen moet instemmen om een voorstel goed te keuren. Belangrijke strategische besluiten vereisen een supermeerderheid (50% van de deelnemende lidstaten goed voor 80% van de totale bijdrages). Vergaderingen van het comité zullen maandelijks plaats vinden. Daarnaast doorlopen alle onderliggende investeringsvoorstellen die door het fonds gegarandeerd worden de reguliere besluitvormingsprocedures bij de EIB of het EIF Nederland is vertegenwoordigd in de Raad van Bewind van de EIB.

Premiestelling en kostendekkendheid

Opbrengsten van het garantiefonds (bestaande uit premies voor gebruik van de garanties) zullen in eerste instantie gebruikt worden om de uitvoeringskosten van het fonds te dekken. Eventuele resterende financiële voordelen van de garanties komen ten goede aan de lidstaten die hebben ingelegd in het fonds op pro-rata basis.

  • 15. 
    European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

Doel en werking garantieregeling

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD, oftewel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de EBRD is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door kapitaal, waarvan zo'n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital). Dat laatste betreft het garantiekapitaal dat door deelnemende landen, waaronder Nederland, is afgegeven en kan worden ingeroepen in het geval de instelling niet meer kan voldoen aan haar financiële verplichtingen. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de EBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan voornamelijke de private sector. Voor 2023 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 589,1 mln.

Kans, impact en beheersing risico's

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de EBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De EBRD heeft een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het interne beleid t.a.v. kapitaaltoereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody's, S&P en Fitch) geven de EBRD allen een AAA/Aaa-rating. De EBRD heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft het dagelijks bestuur van de EBRD een Audit comité dat de risico's van de EBRD nauwgezet in de gaten houdt. Er is daarnaast een intern Audit comité dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de EBRD).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.

16, 20, 22 en 23. Garanties uit hoofde van de marges in het EU-Eigenmid-delenbesluit (European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), Kredieten EU-betalingsbalans (BoP-faciliteit), Next Generation EU (NGEU), Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

Doel en werking garantieregelingen

De begroting van de Europese Unie (EU) wordt hoofdzakelijk gefinancierd door zogenoemde eigen middelen van de Unie. Sluitpost van deze eigen middelen is een nationale afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten. Voor iedere euro die de EU aanvullend uitgeeft naast wat er in de jaarlijkse EU-begroting wordt vastgesteld, worden de bijdragen van de lidstaten dus bepaald door het aandeel van hun bni in het totale bni van de EU.

De omvang van de jaarlijkse begroting is gemaximeerd door de plafonds zoals die vastgelegd zijn in het Meerjarig Financieel Kader (MFK), vermeerderd met de toegestane uitgaven voor zogenoemde speciale instrumenten. Dit maximum voor de jaarbegroting vormt de basis voor de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken (artikel 3.1).

Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen, wordt in het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (het Eigenmiddelen-besluit, EMB) een jaarlijks maximum vastgelegd voor de eigen middelen die de Unie op mag vragen bij de lidstaten. Dit ligt hoger dan het hiervoor beschreven maximum voor de jaarlijkse begroting. In het Eigenmiddelen-besluit, dat op 1 juni jl. met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking is getreden, is voorzien in een reguliere marge bovenop het maximum voor de jaarlijkse begroting en een tijdelijke aanvullende marge t/m 2058 ten behoeve van het Europees Herstelinstrument (Next Generation EU, NGEU). Deze marge dient voornamelijk als zekerheid voor de aflossings-en renteverplichtingen op leningen die de Unie aan kan gaan. Deze leningen worden gebruikt om middelen te mobiliseren voor het verstrekken van financiële steun in buitengewone omstandigheden, in de vorm van leningen van de Unie aan lidstaten (op basis van artikel 143 en 122 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie). Voor financiële steun in buitengewone omstandigheden kan moeilijk gebudgetteerd worden in de

EU-begroting, dus mobiliseert de Unie de benodigde middelen door deze te lenen op de kapitaalmarkt of bij financiële instellingen. In het onwaarschijnlijke geval dat lidstaten de rente- en aflossingsverplichtingen op de aan hen verstrekte leningen niet tijdig aan de Unie voldoen, zal de Unie aanvullende eigen middelen opvragen bij de lidstaten, opdat de Unie zelf wel tijdig in staat zal zijn om de eigen rente- en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen.

De risico's voor de Nederlandse afdrachten aan de EU die daardoor ontstaan worden als garantieverplichting in de begroting opgenomen, uitgesplitst naar de specifieke instrumenten die de Europese Commissie machtigen om namens de Unie middelen te lenen. Die instrumenten zijn het mechanisme voor financiële ondersteuning van de betalingsbalansen van de lidstaten zonder de euro (Balance of Payments facility, BoP), het European Financial Stability Mechanism (EFSM) en het in 2020 nieuw opgerichte Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand als gevolg van de corona uitbraak (Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency, SURE) en het herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel in de nasleep van de coronacrisis (Next Generation EU, NGEU). Voor NGEU gaat de Unie zowel leningen aan voor het verstrekken van leningen aan lidstaten als voor het financieren van uitgaven van Unieprogramma's. De voor NGEU opgenomen garantieverplichting op de Financiënbegroting heeft alleen betrekking op de middelen die gebruikt worden voor het verstrekken van leningen aan lidstaten, binnen de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). De aflossing en rente op de leningen die de Unie aangaat voor het financieren van uitgaven (voornamelijk via de RRF maar ook via andere Unieprogramma's) zullen worden betaald via de EU-begroting. De gevolgen voor de Nederlandse begroting daarvan zullen op termijn worden verantwoord in de raming van de afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken.

Voor alle instrumenten geldt dat het Nederlandse aandeel in de garantstelling wordt bepaald door het aandeel van het Nederlandse bni in het totale bni van de Europese Unie. Door veranderingen in dit aandeel zullen de garanties regelmatig moeten worden bijgesteld. De begroting zal hier op de standaard momenten (1e suppletoire en jaarverslag) voor worden bijgewerkt. De garanties brengen het totale (verwachte) risico voor Nederland over de looptijd van de instrumenten in kaart. Bij het opvragen van aanvullende afdrachten voor het voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen, kan de Commissie als voorlopige maatregel afwijken van een verdeling naar rato van het bni, als sommige lidstaten niet in staat zijn tijdig hun volledige bijdrage te leveren. In dat geval kan het voorkomen dat Nederland tijdelijk een hogere bijdrage levert dan op basis van het bni-aandeel verwacht wordt. Deze tijdelijke afwijking van bijdragen naar rato van het bni-aandeel wordt bij de eerstvolgende aanpassing van de EU-begroting hersteld. Om deze reden zal het Nederlandse risico, wat voor de gehele looptijd van de instrumenten wordt weergegeven, niet hoger zijn door deze tijdelijke afwijking van de bijdragen.

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

Het EFSM is bedoeld om de financiële stabiliteit van de Europese Unie in stand te houden door financiële bijstand te verlenen aan lidstaten waarin sprake is van een feitelijke of ernstig dreigende economische of financiële verstoring die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen22, op basis van artikel 122.2 VWEU. Via het EFSM kan de Europese Unie leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een economisch en financieel aanpassingsprogramma dat de lidstaat uitvoert. Het mechanisme kent geen einddatum, maar de verwachting is dat het EFSM niet meer zal worden gebruikt omdat voor niet-eurolanden de betalingsbalansfaciliteit beschikbaar is en voor eurolanden het ESM. Omdat verder gebruik van het mechanisme onwaarschijnlijk is wordt de garantie gebaseerd op de rente- en aflossingsverplichtingen op de momenteel voor het EFSM uitstaande Unieschuld (die is gebruikt voor het verstrekken van leningen aan Portugal en Ierland). Dit houdt ook in dat bij het aflossen van deze uitstaande schuld de garantie in omvang zal dalen. Omdat op basis van afspraken uit 2013 nog tot 2026 sprake kan zijn van het doorrollen van een deel van de uitstaande schuld, kunnen wijzigingen in de couponrentes tot die tijd nog voor wijzigingen in de hoogte van de garantie zorgen. Het Nederlandse aandeel in de garantie voor het EFSM wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk, omdat het VK middels het terug-trekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor de financiering van het EFSM is aangegaan. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2023 geraamd op € 2,7 mld. (inclusief rente).

Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit)

De BoP-faciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans23, op basis van artikel 143 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Via de betalingsbalansfaciliteit kan de Europese Unie voor maximaal € 50 mld. aan leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een herstelprogramma dat de lidstaat uitvoert. De faciliteit kent geen einddatum. Daarom wordt de garantie op de Nederlandse begroting gebaseerd op het maximale bedrag dat aan steun kan worden verleend, waarbij voor zowel de aflossing als voor de rentebetalingen op de door de Unie aangegane schuld een inschatting moet worden gemaakt. Op dit moment staat er onder de BoP een lening uit aan Letland (van voor de introductie van de euro in Letland in 2014), waarvoor het Nederlandse aandeel in de garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk, omdat het VK middels het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor deze financiering is aangegaan. Voor toekomstige leningen onder de BoP zal dit niet gelden. Echter, de BoP wordt begroot op basis van de maximale uitleencapaciteit, waarvoor het Nederlandse bni-aandeel hierin wordt bepaald door het Nederlandse bni aandeel in het bni aandeel van de EU. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2023 geraamd op € 3,8 mld. (inclusief rente).

Next Generation EU (NGEU)

NGEU is ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om het herstel van de gevolgen ervan te ondersteunen24, op basis van artikel 122 VWEU. De Europese Commissie zal daartoe middelen lenen conform de gepresenteerde leenstrategie25 en deze deels gebruiken voor uitgaven in EU-programma's en deels als leningen verstrekken aan lidstaten. Via NGEU kan de Europese Unie tot het eind van 2026 voor maximaal € 360 mld. (in prijzen van 2018) aan leningen verstrekken aan lidstaten en de daarvoor benodigde middelen zelf lenen. De garantie is gebaseerd op een raming van de uitstaande schuld en de renteverplichtingen, op basis van informatie van de Commissie. Omdat het moment van uitgifte van het schuldpapier van de Unie, de looptijd en de couponrente nog niet bekend zijn is deze raming met veel onzekerheid omgeven. Zodra het instrument is ingezet zal deze raming aan de werkelijke schulduitgifte door de Unie worden aangepast. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU en wordt voor 2023 geraamd op € 33,6 mld. (inclusief rente).

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

SURE is in 2020 ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij het financieren van hoofdzakelijk werktijdver-kortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, en in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek7 (op basis van artikel 122 VWEU). Via SURE kan de Europese Unie maximaal € 100 mld. leningen aan lidstaten verstrekken en de lidstaten staan hiervoor garant. De leningen kunnen tot het eind van 2022 worden verstrekt, tenzij de Raad besluit om de duur van het instrument te verlengen. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU en wordt voor 2023 geraamd op € 6,2 mld. (inclusief rente). De garantie wordt gebaseerd op de maximale uitleencapaciteit van SURE, inclusief rentelasten. De rentelasten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke rentelasten van de desbetreffende uitstaande schuld van de Unie. Voor het gedeelte van SURE wat nog niet is uitgegeven, is dit gebaseerd op een raming op basis van informatie versterkt door de Commissie. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie aangezien SURE daarna niet opnieuw kan worden gebruikt. Voor SURE geldt dat ook een bilaterale garantie door de lidstaten aan de Unie is verstrekt. Dit was nodig omdat ten tijde van de besluitvorming over dit instrument onvoldoende zekerheid bestond over de hoogte van de marge onder het plafond voor de eigen middelen. Deze bilaterale garantie van de lidstaten bedraagt in totaal € 25 mld. (onderdeel van de totale omvang van SURE van € 100 mld.), waar Nederland voor 5,9% garant voor staat, en wordt alleen ingeroepen als de marge onder het plafond voor de eigen middelen onvoldoende is.

Kans, impact en beheersing risico's

De mogelijkheid om tot aan het plafond voor de eigen middelen aanvullende afdrachten op te vragen bij de lidstaten geeft de Europese Unie aanvullende zekerheid dat zij aan haar financiële verplichtingen richting de kapitaalmarkt en financiële instellingen kan voldoen. De verwachting is echter dat de lidstaten die leningen van de Unie hebben ontvangen, deze ook terug kunnen betalen. Al deze leningen worden verstrekt met het oog op het voorkomen van economische en financiële schade dan wel het bespoedigen van economisch herstel. In het geval van BoP, EFSM en NGEU is het verstrekken van leningen voorwaardelijk aan het uitvoeren van een herstel- of aanpassingsprogramma. Bij SURE zijn de leningen voorwaardelijk aan de kosten die landen maken voor het stabiliseren van hun economie.

Daarnaast kan de Europese Commissie een beroep op aanvullende afdrachten van de lidstaten aan de Unie voorkomen of beperken door zorgvuldig kasbeheer en het aanhouden van voldoende marges in de jaarlijkse begroting van de Unie.

Een beroep op de lidstaten leidt tot aanvullende nationale afdrachten aan de Europese Unie en heeft daardoor een effect op zowel het Nederlandse EMU-saldo als de EMU-schuld. Er is tot op heden geen beroep op aanvullende afdrachten voor lidstaten gedaan door de Unie.

Premiestelling en kostendekkendheid

Conform de verordeningen waarmee de instrumenten zijn opgericht en middels het Financieel Reglement26 dragen de lidstaten die de steun van de Unie ontvangen alle kosten die de Unie met betrekking tot financiële bijstand aan deze lidstaat heeft gemaakt.

17 en 19. European Financial Stability Facility (EFSF) en European Stability Mechanism (ESM)

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting de European Financial Stability Facility (EFSF) en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het European Stability Mechanism (ESM). Deze noodmechanismen verstrekken steun aan eurozonelanden in nood onder strikte voorwaarden. In 2023 staat Nederland voor maximaal € 34,2 mld. garant voor het EFSF en € 36,7 mld. voor het ESM. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen. Het EFSF wordt in principe niet meer gebruikt voor het verstrekken van nieuwe stabiliteitssteun, maar beheert de nog uitstaande leningen aan Ierland, Portugal en Griekenland. Bij het beheer van de uitstaande leningen van het EFSF aan Griekenland is sprake van uitgestelde rentebetaling op een deel van de verstrekte leningen. Dit is het gevolg van een schuldmaatregelen uit november 2012 en juni 2018. De uitgestelde rente (stand eind 2020: € 9,2 mld.) leidt ertoe dat de vordering van het EFSF op Griekenland t/m 2032 toeneemt. Deze rente wordt berekend op basis van de financieringskosten van het EFSF en is daardoor aan verandering onderhevig (zie ook premiestelling en kostendekkendheid).

Kans, impact en beheersing risico's

De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden die in tranches wordt uitgekeerd. De steun is erop gericht om zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie te realiseren voor de lidstaat en weer toegang te verkrijgen tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen aan het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato van zijn aandeel in de garantie moeten bijdragen aan de rentebetalingen en de aflossing aan de schuldeisers van het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal de verstrekte garantie (165% van het Nederlandse aandeel in de garantie voor de hoofdsom en renteverplichtingen op de uitstaande schuld van het EFSF). Het EFSF krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit dus effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Het ESM kent een andere structuur, waardoor de risico's voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen aan het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het ingelegd kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal (garanties) bij lidstaten oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal het bij Nederland oproepbare kapitaal. Het ESM krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Naast deze opzet, worden de risico's beheerst doordat het ESM een preferente schul-deiserstatus (Preferred Creditor Status) kan claimen over andere crediteuren (behalve ten opzichte van het IMF). Zodra het ESM garanties inroept, heeft dit ook effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het EFSF/ESM op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenoemde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is voor het grootste deel van de leningen een samenstelling van de rente die het EFSF/ESM betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden (in de zogenaamde funding pool). Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF/ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het EFSF/ESM aan het EFSF/ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en in bepaalde gevallen een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul basispunten.

In reactie op de coronacrisis is er op 15 mei 2020 door het ESM besloten de Pandemic Crisis Support kredietlijn tijdelijk beschikbaar te stellen voor alle lidstaten van de eurozone. De kredietlijn zal een omvang hebben van 2% van het bruto binnenlands product (bbp) van een lidstaat als uitgangspunt. Ten aanzien van een aantal componenten van de beprijzing zullen de tarieven lager liggen dan voor een reguliere preventieve kredietlijn van het ESM. De marge op de leningen onder de PCS-kredietlijn zal 10 basispunten op jaarbasis bedragen, tegenover 35 basispunten bij een reguliere preventieve kredietlijn. Daarnaast zal er een service vergoeding van 25 basispunten worden gerekend op de omvang van de uitkeringen onder de kredietlijn, tegenover 50 basispunten onder een reguliere preventieve kredietlijn. Verder zijn de standaard tarieven van toepassing.

In 2023 legt Nederland 176 mln. kapitaal extra in. De aanpassing van het ingelegde kapitaal wordt veroorzaakt door het actualiseren van de kapitaal-sleutel van het ESM, dat noodzakelijk is geworden door de toetreding van Kroatië. Tot nu toe werd de kapitaalsleutel van de ECB van 2009 gebruikt, maar na toetreding van Kroatië zal dat de kapitaalsleutel van de ECB van 2020 zijn.

  • 18. 
    European Investment Bank (EIB)

Doel en werking garantieregeling

De European Investment Bank (Europese Investeringsbank, EIB) heeft tot taak bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU door middel van een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt, waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector. Voor 2023 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 11,8 mld.

Kans, impact en beheersing risico's

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de EIB niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). Het leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody's, S&P en Fitch) geven de EIB allen een AAA/Aaa-rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de steun van de aandeelhouders, en met name van de meest kredietwaardige aandeelhouders met een AAA/Aaa rating zoals Nederland en Duitsland. De EIB heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. De EIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft de Raad van Bewind van de EIB een risicocomité dat de risico's van de bank in de gaten houdt. Bij afwezigheid van extern toezicht heeft de EIB in de Best Banking Practice (BBP) Guiding Principles de uitgangspunten vastgelegd waaraan de EIB moet voldoen ten aanzien van governance, prudentieel beheer en interne en externe rapportage. Daarnaast leggen de BBP Guiding Principles vast dat de EIB zich aan alle voor commerciële banken relevante regelgeving moet houden, of moet uitleggen wanneer deze regelgeving voor de EIB niet relevant is. Eén van de hoofdtaken van het Audit Comité is om op de uitvoering van deze BBP toe te zien.

Zoals besloten in 2019, is op het moment van de brexit het Britse kapitaal vervangen door een garantieverhoging vanuit de resterende aandeelhouders en hebben Polen en Roemenië hun aandeel in het kapitaal verhoogd. Als gevolg hiervan is de Nederlandse garantie in de EIB toegenomen met € 1,9 mld. tot € 11,8 mld. in 2020. Dit is ook de geraamde hoogte van de garantie in 2023.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit eigen vermogen terugstromen naar de aandeelhouders. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, wel zijn de eigen middelen in het verleden ingezet als vervanging van een kapitaalstorting vanuit de lidstaten bij een kapitaalverhoging (zoals bij de vervanging van het Britse kapitaal).

  • 21. 
    en 24. Wereldbank Groep (incl. Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA))

Doel en werking garantieregeling

Onder de Wereldbank Groep vallen twee garantieregelingen, ten behoeve van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) en het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA). De IBRD is het Wereldbankonderdeel dat leningen verstrekt aan middeninkomenslanden. De IBRD functioneert als een coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de IBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan klantlanden. Het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA kunnen eveneens gefinancierd worden doordat aandeelhouders kapitaal en garanties hebben verstrekt. Voor 2023 bedraagt de hoogte van de IBRD garantieverplichting € 5,1 mld. Voor MIGA gaat het in 2023 om € 29,5 mln.

Kans, impact en beheersing risico's

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt, wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een «call on capital» te minimaliseren en het risicobeleid van de IBRD is conservatief. De Wereldbank Groep opereert mondiaal waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody's, S&P en Fitch) geven de IBRD allen een AAA/Aaa-rating (stabiel). IBRD heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de IBRD een zogenoemde 'Preferred Creditor Status'. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. MIGA voert eveneens prudent risicobeleid. De kans dat de garantie wordt ingeroepen door MIGA is laag. Sinds de oprichting van MIGA in 1988 is er in slechts enkele gevallen overgegaan tot uitkering van schade. De overige gevallen van (potentiële) claims zijn opgelost door middel van settlement. Leverage die de Wereldbank Groep heeft op overheden speelt hierbij een belangrijke rol.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garanties worden geen premies ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan IBRD worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen.

Hetzelfde is ook het geval voor de verzekeringsproducten van MIGA. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden aan IBRD en MIGA onder deze garantieregelingen.

  • 25. 
    Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico's verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de exportkredietverzekeringsfa-ciliteit (ekv-faciliteit) omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering, koersrisicoverzekering en verzekering van garanties. In de tabel 'Overzicht verstrekte garanties' wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. structureel opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen is na afloop van een begrotingsjaar bekend en wordt verantwoord in het jaarverslag van het ministerie van Financiën.

Kans, impact en beheersing risico's

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen worden voortdurend gemonitord en indien nodig aangepast, opdat alleen aanvaardbare risico's worden geaccepteerd. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het ministerie van Financiën met behulp van een uitgebreid risicokader.

Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond, wat het bedrag inhoudt waarvoor de Staat jaarlijks nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat er naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is om concurrentieverstoring te voorkomen afgesproken dat ekv-faciliteiten over een middellange periode kostendekkend moeten zijn. Dat betekent dat op de middellange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De participanten van de Arrangement - de internationale afspraken ten aanzien van exportkredietverzekeringen - stellen hiertoe minimumpremies op, die in Europese regelgeving zijn verankerd. Nederland monitort de kostendekkendheid met een intern ontwikkeld model: bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb). Voor het geheel aan exportkredietverzekeringen is een begrotingsreserve beschikbaar van € 557,8 mln. Deze voorziening is statistisch gezien, gegeven de huidige ekv-portefeuille, in een gegeven jaar met een kans van 3 op 4 toereikend.

Zowel uitgaven als inkomsten van de ekv zijn lastig te ramen en in de loop van een jaar niet of nauwelijks met beleidsmaatregelen te beïnvloeden.

De schades kunnen in een jaar hoog oplopen, gegeven het uitstaande risico van circa € 21,9 mld. ultimo 2021.

Lening KLM

Zie toelichting 9. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen.

  • 3. 
    Beleidsartikelen (Financiën)

Artikel 1 Belastingen

A.    Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering door de Belastingdienst van die wet- en regelgeving dragen bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder 'compliance' verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst structureel uit zichzelf na te komen. De term 'bereidheid' geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;
  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;
  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;
  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverze-keringswet;
  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;
  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Invor-deringswet 1990 voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van weten regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

Aanvullende beleidsinformatie, zoals de strategie, doelen en prestatie-indicatoren van de Belastingdienst zijn te vinden in onderdeel F2 van dit artikel.

C. Beleidswijzigingen

In 2023 wordt verder gewerkt aan het centraal stellen van burgers en bedrijven, het herstellen van fouten en de basis op orde brengen voor een toekomstbestendige en wendbare Belastingdienst. In paragraaf F1 wordt nader ingegaan op de fiscale beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 14 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.306.918

3.410.610

3.059.245

2.977.546

2.914.525

2.858.772

2.845.903

Uitgaven

3.187.436

3.118.972

3.197.340

3.035.541

2.941.520

2.885.767

2.872.898

  • (1) 
    Apparaatsuitgaven

2.639.201

2.922.347

3.052.054

2.918.502

2.819.586

2.766.794

2.761.666

waarvan: Uitvoering fiscale wet- en

14.347

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

regelgeving en douanetaken Caribisch

             

Nederland

             
 

Personele uitgaven

2.280.487

2.526.279

2.570.785

2.461.810

2.397.682

2.353.599

2.349.535

Eigen personeel

1.921.276

2.078.431

2.172.136

2.124.708

2.124.985

2.089.510

2.085.446

Inhuur externen

352.864

440.047

390.698

329.151

264.746

256.138

256.138

Overig personeel

6.347

7.801

7.951

7.951

7.951

7.951

7.951

 

Materiële uitgaven

358.714

396.068

481.269

456.692

421.904

413.195

412.131

ICT

18.589

27.110

27.509

29.610

26.588

26.587

26.587

Bijdrage aan SSO's

236.235

289.485

362.591

349.961

322.997

315.249

314.185

Overig materieel

103.890

79.473

91.169

77.121

72.319

71.359

71.359

548.234    196.625    145.286    117.039    121.934    118.973    111.232

  • (2) 
    Programma-uitgaven
 

Bekostiging

1.103

3.251

3.251

3.251

3.251

3.251

3.251

Vergoeding proceskosten

1.103

3.251

3.251

3.251

3.251

3.251

3.251

Garanties

68

171

171

171

171

171

171

Garantie procesrisico's

68

171

171

171

171

171

171

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

15.930

14.971

14.991

14.991

14.991

14.991

14.991

Waarderingskamer

2.349

2.446

2.446

2.446

2.446

2.446

2.446

Kadaster

2.432

2.849

2.849

2.849

2.849

2.849

2.849

Kamer van Koophandel

131

339

339

339

339

339

339

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

11.019

9.337

9.357

9.357

9.357

9.357

9.357

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

5.989

478

478

478

478

478

478

Internationale Douaneraad

280

185

185

185

185

185

185

Overige internationale organisaties

5.709

293

293

293

293

293

293

Opdrachten

327.870

363.845

372.952

359.238

361.676

353.394

345.666

ICT opdrachten

266.114

298.755

302.643

292.209

294.587

286.305

278.577

Overige opdrachten

61.756

65.090

70.309

67.029

67.089

67.089

67.089

Bijdrage aan agentschappen

91.137

64.855

4.722

4.234

4.234

4.034

4.034

Bijdrage Logius

86.271

63.456

3.323

2.835

2.835

2.635

2.635

Bijdrage overige agentschappen

4.865

1.399

1.399

1.399

1.399

1.399

1.399

 

(Schade)vergoeding

7.433

18.912

28.899

28.899

2.961

2.961

2.961

(Schade)vergoedingen

7.433

18.912

28.899

28.899

2.961

2.961

2.961

 

Rente

170.071

132.369

130.722

127.371

130.813

130.838

130.825

Belasting- en invorderingsrente

170.071

132.369

130.722

127.371

130.813

130.838

130.825

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

  • 71.367
  • 402.227
  • 410.900
  • 421.594
  • 396.641
  • 391.145
  • 391.145

Toerekening uitgaven aan Douane

  • 71.367
  • 194.545
  • 203.543
  • 203.595
  • 203.607
  • 203.438
  • 203.438

Toerekening uitgaven aan Toeslagen

0

  • 207.682
  • 207.357
  • 217.999
  • 193.034
  • 187.707
  • 187.707

Ontvangsten (3) + (4)

166.431.153

185.309.713

196.089.253

228.738.909

232.847.040

244.009.199

255.792.660

Programma-ontvangsten (3)

166.317.485

185.210.870

196.003.347

228.653.364

232.770.918

243.938.077

255.721.538

waarvan: Belastingontvangsten

165.268.171

184.576.777

195.188.311

227.591.079

231.665.191

242.811.825

254.586.299

Bekostiging

36.607

7.000

145.176

181.517

210.492

210.492

210.492

Doorbelasten kosten vervolging

36.607

7.000

145.176

181.517

210.492

210.492

210.492

 

Rente

798.814

475.071

482.668

678.310

675.889

696.388

705.375

Belasting- en invorderingsrente

798.814

475.071

482.668

678.310

675.889

696.388

705.375

Boetes en schikkingen

213.894

152.022

187.192

202.458

219.346

219.372

219.372

Ontvangsten boetes en schikkingen

213.894

152.022

187.192

202.458

219.346

219.372

219.372

 

Apparaatsontvangsten (4)

113.667

98.843

85.906

85.545

76.122

71.122

71.122

Tabel 15 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.306.918

3.410.610

3.059.245

2.977.546

2.914.525

2.858.772

2.845.903

waarvan garantieverplichtingen

277

326

326

326

326

326

326

waarvan overige verplichtingen

3.306.641

3.410.284

3.058.919

2.977.220

2.914.199

2.858.446

2.845.577

Tabel 16 Geschatte budgetflexibiliteit1

2023

juridisch verplicht

25,75%

bestuurlijk gebonden

3,46%

beleidsmatig gereserveerd

70,79%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,00%

1 De berekende budgetflexibiliteit heeft alleen betrekking op de programma-uitgaven

Budgetflexibiliteit

De programma-uitgaven die vallen onder de rubrieken «Bijdragen aan ZBO's/RWT's», «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties» en «Bijdragen aan agentschappen» zijn voor 100% bestuurlijk gebonden verplichtingen. De bijdrage aan de Waarderingskamer is voor 100% bestuurlijk gebonden op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Ook bij de bijdragen aan Agentschappen en bijdragen aan Internationale organisaties geldt dat afspraken zijn gemaakt over de bijdragen en de dienstverlening, waardoor ook deze uitgaven als 100% bestuurlijk gebonden worden aangemerkt. De uitgaven die vallen onder de rubrieken «Bekostiging» en «Rente» zijn voor 100% juridisch verplicht. Ze vloeien bijvoorbeeld voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 (rente-uitgaven) en vanuit de Algemene wet bestuursrecht (uitgaven bekostiging).

De overige programma-uitgaven betreffen met name de categorie «Opdrachten», waarvoor geldt dat deze gedeeltelijk als juridisch verplicht zijn aan te merken op het moment van het vaststellen van de begroting 2023. Hiervoor zijn dan bijvoorbeeld contracten gesloten ten behoeve van ICT en/of andere benodigde diensten voor de uitvoering van de primaire processen van de Belastingdienst. Voorbeelden hiervan zijn (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware. Een ander voorbeeld zijn de uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven). Over het algemeen geldt wel dat de niet-juridische verplichte uitgaven noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de primaire processen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de dienstonderdelen van de Belastingdienst.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de dienstonderdelen van de Belastingdienst en omvat met name facilitaire diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven die horen bij de uitrusting van de ambtenaren van de Belastingdienst (telefoon, laptop, etc.). De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO's) betreft met name de huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf).

Programma-uitgaven

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De uitgaven aan de Waarderingskamer betreft de eigenaarsbijdrage van het ministerie van Financiën voor de begroting 2023 die reeds is vastgesteld en verplicht is op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die wordt gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Onder de bijdrage aan overige ZBO's/RWT's vallen onder andere de bijdragen aan de RDW en de Nationale Politie.

Opdrachten

Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd worden voor de papieren dienstverlening. Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven die te maken hebben met de digitale dienstverlening (licenties, software applicaties en hardware).

Bijdrage aan agentschappen

Per 2023 wordt het budget voor de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) gecentraliseerd bij BZK, wat leidt tot een aanzienlijke daling van de bijdrage vanuit de Belastingdienst voor Logius ten opzichte van 2022; er resteren op dit begrotingsinstrument nog enkele beperkte posten. De bijdragen aan overige agentschappen zijn met name detacheringsovereenkomsten en opdrachten die gesloten worden met de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR).

(Schade)vergoeding

Dit betreft aanspraken van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van overheidsmaatregelen of een vergoeding van kosten die door toedoen van de overheid zijn ontstaan. Hieronder vallen compensatievergoedingen die door de Belastingdienst worden betaald, waaronder de compensatie die zal worden betaald aan gedupeerden die ten onrechte niet in de Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (MSNP) zijn gekomen.

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invor-deringswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van douane- en toeslagenprocessen maakt worden toegerekend aan artikel 9 respectievelijk artikel 13. In artikel 9 (Douane) en artikel 13 (Toeslagen) is in de toelichting op de instrumenten een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de toegerekende uitgaven.

Ontvangsten

Programma-ontvangsten

Belastingontvangsten

De in de bovenstaande tabel opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds.

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2023 met begrotingshoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Tabel 17 Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2023 met begroting IX (bedragen x € 1.000)1

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal belastingontvangsten

206.556.737

231.045.772

242.476.279

271.939.827

275.695.562

285.530.531

296.059.974

  • /- Afdracht Gemeentefonds

35.028.122

39.807.555

40.477.613

37.558.506

37.362.228

36.056.886

35.024.107

  • /- Afdracht Provinciefonds

2.541.945

2.846.598

2.996.423

2.982.821

2.857.823

2.755.918

2.640.285

  • /- Afdracht BES-fonds

51.708

54.004

53.094

46.583

49.482

49.064

48.445

  • /- Belastingontvangsten artikel 6 Btw-compensatiefonds

3.666.793

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Belastingontvangsten artikel 1 Belastingen

165.268.171

184.576.777

195.188.311

227.591.079

231.665.191

242.811.825

254.586.299

1 Dit betreft de begrotingstotalen van het gemeentefonds en provinciefonds, stand Miljoenennota 2023. Volgens de vaste systematiek zijn de accrestranches voor het uitvoeringsjaar en het voorbereidingsjaar hieraan toegevoegd. De accrestranches voor t+2 tot en met t+4 zijn nog niet toegevoegd aan deze fondsen.

Bekostiging

De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingplichtigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Deze ontvangsten zijn in 2023 veel hoger dan in 2021 en 2022, onder andere omdat in 2021 en 2022 sprake was van verrekening van te hoog berekende vervolgingskosten in eerdere jaren.

Rente

Deze post betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van belastingplichtigen. Onderdeel van het coronasteunpakket is een verlaging van de invorderingsrente tot 2024. Een deel van de raming (in 2022-2027) bestaat uit verwachte ontvangsten invorderingsrente over de opgelopen belastingschuld naar aanleiding van bijzonder uitstel van betaling; een maatregel die onderdeel uitmaakt van het coronasteunpakket.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Apparaatsontvangsten

Deze post betreft onder andere ontvangsten van facilitaire en ICT-diensten die de Belastingdienst levert aan andere overheidsdiensten en die op factuurbasis worden afgerekend.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage 'Fiscale regelingen' in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • BTW Vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken
  • BTW Vrijstelling fondswerving
  • BTW Vrijstelling lijkbezorging
  • BTW Vrijstelling overig
  • Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
  • Accijnzen overige regelingen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota 'Toelichting op de fiscale regelingen'.

 

Tabel 18 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis mln.)1

in lopende prijzen (bedragen x € 1

 

2021

2022

2023

Giftenaftrek inkomstenbelasting

433

437

440

Onderhoudsverplichtingen aftrek

259

249

238

Belaste ontvangen alimentatie

  • 180
  • 179
  • 178

Middelingsregeling

173

175

117

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

14

14

39

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

808

747

1.081

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

27

43

Heffingvrij vermogen box 3

1.280

1.288

1.615

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

119

121

124

Laag vpb-tarief

3.169

4.580

2.285

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

228

232

237

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

9

9

10

 

2021

2022

2023

30%-regeling

715

751

788

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

129

133

136

Algemene heffingskorting

23.664

24.016

25.777

Alleenstaande ouderenkorting

542

560

611

Ouderenkorting

4.421

4.421

4.825

EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit2

30

24

20

EB Belastingvermindering per aansluiting

3.799

5.542

6.408

EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

4.407

2.404

1.526

EB Degressieve tariefsstructuur gas

1.895

2.193

2.216

BTW Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

7.071

7.659

7.914

BTW Verlaagd tarief overig

79

165

175

BTW Nultarief zonnepanelen

0

0

31

BPM Teruggaaf diverse voertuigen3

14

14

15

MRB Vrijstelling diverse voertuigen4

28

29

30

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

83

91

99

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

12

11

10

MRB Kwarttarieven

196

221

240

1    [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2    EB - Energiebelasting

3    BPM = Belasting van personenauto's en motorrijwielen

4    MRB = Motorrijtuigenbelasting

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Belastingplanpakket

Het pakket Belastingplan 2023 heeft betrekking op een breed terrein en bestaat dit jaar uit 7 wetsvoorstellen. Het gaat om circa 45 maatregelen.

In het pakket Belastingplan 2023 wordt een aantal fiscale maatregelen aangepast of uitgebreid. Dit jaar bestaat het pakket voornamelijk uit voorstellen die voortkomen uit het coalitieakkoord. De wetsvoorstellen in dit pakket zijn vooral uitgewerkte ambities op het terrein van arbeid en inkomen, vereenvoudiging, klimaat, vermogen en wonen en gezondheid. De versterking van de koopkracht vormt vanwege de energieprijzen en inflatie een belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2023. De AOW wordt gekoppeld aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon. Daarnaast zijn er aanvullende koopkrachtmaatregelen genomen, zoals de verlaging van het btw-tarief op energie. Daarnaast worden ook belangrijke stappen gezet om het belastingstelsel te vereenvoudigen. Zo wordt bijvoorbeeld de IACK afgeschaft. Op het gebied van klimaat worden er verschillende voorstellen gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de geopolitieke situatie in Oekraïne. Er wordt een minimum CO2-prijs geïntroduceerd voor de industriële sector en de vlieg-belasting wordt verhoogd. Ook het thema vermogen en daarbij aansluitend wonen wordt uitgebreid behandeld. Het lage vpb-tarief wordt verhoogd naar 19%, de zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd en de overdrachtsbelasting gaat van 8% naar 10,4%. De opbrengst van deze maatregelen wordt teruggegeven via een vermindering van de lasten op arbeid voor werkgevers en werknemers. Hiermee komt de belasting op arbeid en vermogen meer met elkaar in balans. Tot slot draagt deze wet bij aan een gezonder Nederland. De tabaksaccijns worden verhoogd en ook de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, zoals frisdrank, wordt met ingang van 1 januari 2023 verhoogd.

In december 2021 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de belastingheffing in box 3 (hierna: Kerstarrest). De kern van dit arrest is dat het box 3-stelsel in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit moet worden hersteld. Het wetsvoorstel rechtsherstel box 3 regelt het rechtsherstel voor de massaal bezwaarmakers over de jaren 2017 tot en met 2020 en alle andere aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststonden ten tijde van het arrest van de Hoge Raad of nog moesten worden opgelegd. Dat zijn onder meer alle aanslagen over 2021 en 2022.

Met het wetsvoorstel overbruggingswet box 3 wordt voor de periode tot invoering van een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, de jaren 2023 en 2024, box 3 in lijn gebracht met het Kerstarrest. Hierbij wordt de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen aangepast. Deze nieuwe berekening wordt gebaseerd op de voor het rechtsherstel gekozen oplossing, de forfaitaire spaarvariant.

Verder kan de ontvanger in uitzonderlijke omstandigheden besluiten om de invordering van belastingschulden aan te houden. Ook in dergelijke situaties wordt er op grond van de huidige wet- en regelgeving na het vervallen van de enige of laatste betalingstermijn invorderingsrente in rekening gebracht. Dit kan onredelijk zijn, bijvoorbeeld als er sprake is van een situatie waarbij de belastingschuldige geen verwijt kan worden gemaakt voor het aanhouden van de invordering. Het wetsvoorstel Delega-tiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen biedt een juridische grondslag om bij algemene maatregel van bestuur situaties aan te wijzen waarin er geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht, omdat het in rekening brengen van invorderingsrente door uitzonderlijke omstandigheden niet redelijk wordt geacht.

In het wetsvoorstel minimum CO2-prijs industrie wordt ter uitvoering van het coalitieakkoord een minimum CO2-prijs ingevoerd voor de industrie. Deze minimum CO2-prijs maakt onderdeel uit van de bestaande CO2-heffing industrie en vormt een aanvulling op de voorgestelde herijking en aanscherping van deze heffing. De minimum CO2-prijs zorgt er voor dat er een nationale belasting wordt geheven zodra de Europese ETS-termijnkoers onder een bepaald minimum zakt. Dit biedt de industrie meer zekerheid bij investeringen die benodigd zijn voor de verdere verduurzaming.

Het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcor-rectie aan de grens wijst de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) aan als bevoegde autoriteit. Dit is nodig naar aanleiding van een Verordening van het Europees Parlement over een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens. Ook voorziet het in de bevoegdheid voor de NEa om met een last onder dwangsom aangevers van goederen alsnog te bewegen de noodzakelijke CBAM-rapportage aan te leveren of een bestuurlijke boete op te leggen indien wordt nagelaten die rapportage aan te leveren.

Met het zevende wetsvoorstel in het pakket Belastingplan wordt de Algemene Ouderdomswet en de Wet op het kindgebonden tot intensivering van het kindgebonden budget gewijzigd in verband met koopkrachtonder-steuning. Het kindgebonden budget wordt deels structureel verhoogd en de Inkomensondersteuning AOW-ers wordt afgeschaft per 1 januari 2025. Voor deze laatste maatregel geldt dat deze niet los gezien kan worden van de buitengewone verhoging van het wettelijk minimumloon met 8,05% per 1 januari 2023.

F2. Belastingdienst

Strategie Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten. De Belastingdienst streeft ernaar te handelen conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn. Hierbinnen zet de Belastingdienst, waar mogelijk, burgers en bedrijven centraal.

Dit alles betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:

  • burgers en bedrijven een adequate behandeling geeft (juist, tijdig, proportioneel);
  • burgers en bedrijven effectief informeert over hun rechten en plichten;
  • ernaar streeft om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan (fiscale) verplichtingen;
  • op gepaste wijze corrigerend optreedt bij niet-naleving.

Dit zijn de vier tussendoelen van compliance.

Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per doelgroep (Particulieren, MKB-bedrijven en grote ondernemingen), waarbij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie wordt vertaald naar de concrete inzet van de capaciteit van de Belastingdienst per doelgroep. In het Jaarplan 2023 van de Belastingdienst dat de Tweede Kamer in het najaar ontvangt, wordt opgenomen welke activiteiten de Belastingdienst uitvoert met welke middelen (budget en formatie) om naleving te bevorderen en niet-naleving tegen te gaan. Daarnaast zullen in het Jaarplan de ontwikkelstappen worden benoemd die de Belastingdienst gaat zetten om de organisatie wendbaar en toekomstbestendig te maken.

Doelen en prestatie-indicatoren

De set prestatie-indicatoren sluit aan bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Op die manier zijn prestatie-indicatoren een uiting van de strategie van de organisatie en kan, in lijn met de strategie, gestuurd worden op resultaten en effecten. De set van indicatoren stelt de Belastingdienst bovendien in staat thematisch en actueel te verantwoorden; niet alleen gericht op een specifieke indicator, maar ook over de bovenliggende doelstellingen.27

De set is als volgt opgebouwd:

  • Kengetallen verdeeld naar de vier compliance-factoren:
  • 1. 
    Juiste registratie;
  • 2. 
    Tijdige aangifte;
  • 3. 
    Juiste en volledige aangifte;
  • 4. 
    Tijdige betaling.
  • Daarnaast wordt de belastingmoraal en het vertrouwen in de Belastingdienst gemeten.
  • Subjectieve28 en objectieve prestatie-indicatoren op de volgende vier tussendoelen van compliance:
  • 1. 
    Een adequate behandeling (juist, tijdig, proportioneel);
  • 2. 
    Effectief informeren over rechten en plichten;
  • 3. 
    Het nakomen van verplichtingen zo makkelijk mogelijk maken (gemak);
  • 4. 
    Op gepaste wijze corrigerend optreden bij niet-naleving.
  • Op ieder tussendoel is een belevingsindicator geformuleerd die de ervaring van burgers en bedrijven met betrekking tot de tussendoelen van de Belastingdienst inzichtelijk maakt;
  • Ieder tussendoel is voorzien van een of meerdere objectieve indicatoren, die de feitelijke prestatie van de Belastingdienst meetbaar maken.

Met de belevingsindicatoren brengt de Belastingdienst in kaart hoe burgers en bedrijven de tussendoelen beoordelen. In 2021 heeft met de Fiscale Monitor de eerste meting plaatsgevonden. Op een schaal van één tot vijf is bij de doelgroepen vastgesteld hoe zij het handelen van de Belastingdienst op het gebied van de hierboven genoemde tussendoelen hebben ervaren. De uitkomsten hiervan zijn hieronder in de verschillende tabellen opgenomen als voorlopige streefwaarde. De cijfers zijn in deze fase namelijk nog niet nader te duiden vanwege het ontbreken van historie. Daardoor is het lastig een waardering te geven aan de uitkomsten en kunnen nog geen concrete uitspraken worden gedaan over de impact die wijzigingen in de uitvoering hebben op de uitkomst van de indicatoren. De komende jaren zal hier meer ervaring mee worden opgedaan wat zal leiden tot meer definitieve streefwaarden.

In het begrotingsartikel worden alleen prestatie-indicatoren met een significante wijziging toegelicht. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een nieuwe prestatie-indicator, het wijzigen van een streefwaarde of het wijzigen van de manier van meten.

Tabel 19 Kengetallen Algemene doelstelling: Compliance

Belastingmoraal (schaal 1-5)1

Vertrouwen in de Belastingdienst (schaal 1-5)1

Juiste registratie3

Percentage tijdige aangiften vennootschapsbelasting4 Percentage tijdige aangiften inkomensheffingPercentage tijdige aangiften omzetbelasting Percentage tijdige aangiften loonheffingen Percentage tijdige aangiften erfbelasting

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB

Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij burgers (IH)

 

Waarde 2018

Waarde 2019

Waarde 2020

Waarde 2021

-

-

-

P 4,1 MKB 4,4

     

GO 4,4 FD 4,42

-

-

-

P 3,2 MKB 3,3

     

GO 3,4 FD 3,3

94,7%

91,9%

92,4%

86,5%

94,7%

91,9%

92,4%

92,6%

95,6%

95,6%

95,0%

95,1%

99,1%

99,1%

99,0%

99,0%

 

55,7%

64,4%

57,5%

0,7%

n.v.t.

0,5%.

n.v.t.

5,7%

n.v.t.

n.v.t.

4,3%

-

-

n.n.b.

57,6%

38,5%

Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij MKB (IH, VPB, OB en LH)

Percentage tijdige betaling van belastingen en premies

n.n.b.

98,5%    98,5%    98,5%    99,3%

1    De realisatiecijfers voor het belastingmoraal en het vertrouwen in de Belastingdienst zijn voor het eerst gerapporteerd in het jaarverslag IX 2021.

2    P = Particulieren; MKB = Midden - en Kleinbedrijf; GO = Grote ondernemingen; FD = Fiscale Dienstverleners.

3    Het kengetal dat toeziet op juiste registratie is voor het eerst opgenomen in de ontwerpbegroting IX 2022. In het jaarverslag IX 2022 wordt hierop voor het eerst gerapporteerd.

4    Tot en met 2020 zijn de percentages voor tijdige aangiften VPB en IH gecombineerd gemeten. In de tabel zijn tot en met 2020 de gecombineerde waarden voor VPB en IH opgenomen. Vanaf 2021 zijn deze percentages separaat inzichtelijk gemaakt.

Belastingmoraal

De intrinsieke motivatie van burgers en bedrijven om belastingverplichtingen na te komen wordt ook wel aangeduid als de belastingmoraal. De belastingmoraal is een bepalende - mogelijk zelfs de meest bepalende -factor voor bereidwillige naleving van belastingverplichtingen door belastingplichtigen. Daarmee is inzicht in de belastingmoraal van strategisch belang. Dit kengetal wordt ieder jaar gemeten met behulp van een monitor.

Vertrouwen in de Belastingdienst

Een belangrijke determinant van compliance en de belastingmoraal in Nederland is de mate waarin burgers en bedrijven vertrouwen hebben in de Belastingdienst. Hoe hoger het niveau van publiek vertrouwen, hoe groter de intrinsieke motivatie om belasting te betalen.

Percentage tijdige aangiften

Dit kengetal weerspiegelt of het beleid van de Belastingdienst succesvol is om belastingplichtigen te bewegen tijdig een aangifte in te dienen. Het gaat hier om de volgende belastingmiddelen: Inkomensheffing (IH), Omzetbelasting (OB), Loonheffing (LH), Vennootschapsbelasting (VPB) en Erfbe-lasting.

Percentage tijdige betaling van belastingen en premies Dit kengetal meet het deel van de ontvangen belastingen en premies dat door belastingplichtigen voor de vervaldatum of na het versturen van de aanmaning, tijdig wordt betaald aan de Belastingdienst. Dit kengetal geeft een indicatie van de mate waarin het beleid van de Belastingdienst succesvol is om belastingplichtigen te bewegen tot tijdig betalen. Met ingang van 2022 worden tevens gemeten de overdrachtsbelasting en autobelastingen.

Hierna volgt een toelichting op de tussendoelen Adequate behandeling, Informeren, Gemak en Corrigerend optreden en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren.

Adequate behandeling

De Belastingdienst geeft burgers en bedrijven een adequate behandeling (correct en passend)

De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de kant van de Belastingdienst. Het onderhouden en waar nodig versterken van de intrinsieke motivatie van belastingplichtigen om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen is daarom belangrijk. Een adequate behandeling door de Belastingdienst draagt hieraan bij. Adequaat betekent correct (op de juiste wijze) en passend, geschikt voor het beoogde doel. De basis van een adequate behandeling ligt bij het door de Belastingdienst volgen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.

Adequate behandeling behelst echter meer dan het volgen van regels en procedures en het nakomen van toezeggingen door de Belastingdienst. Adequate behandeling heeft ook te maken met de manier waarop de Belastingdienst burgers en bedrijven benadert; met respect en behulpzaam, en de mate waarin de Belastingdienst zich inleeft in en rekening houdt met de omstandigheden of behoeften van burgers en bedrijven. Het bieden van maatwerk en ondersteuning, niet alleen reactief maar ook proactief, is hier een voorbeeld van. Menselijke maat is hiermee een onderdeel van adequate behandeling. Adequate behandeling raakt sterk aan het begrip procedurele rechtvaardigheid: het gevoel van rechtvaardigheid afgemeten aan de manier waarop belastingplichtigen zich behandeld voelen en hoe uitkomsten of beslissingen tot stand zijn gekomen.

In de onderstaande tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel Adequate behandeling:

Tabel 20 Prestatie-indicatoren Adequate behandeling (meetbare gegevens)

 

Prestatie-indicator

Waarde 2020

Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate

-

P 2,9

-

P 2,9

behandeling hebben gekregen (schaal 1-5)

 

MKB 3,3

 

MKB 3,3

   

GO 3,5

 

GO 3,5

   

FD 3,3

 

FD 3,31

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn2

79,3%

85,1%

>90%

>90%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn2

93,3%

95,3%

>93%

>93%

Percentage burgers en bedrijven dat op afspraak tijdig wordt teruggebeld door een Belastingdienst-medewerker

97,4%

95,6%

>90%

>90%

Percentage tijdig afgehandelde verzoeken tot registratie

-

93,7%

>95%

>95%

Kwaliteit volgens interne fiscale kwaliteitscontrole

-

89,3%

>87%

>87%

Percentage definitieve aanslagen IH dat binnen een jaar na aangifte is opgelegd.

-

-

>85%

>85%

1    P = Particulieren; MKB = Midden - en Kleinbedrijf; GO = Grote ondernemingen; FD = Fiscale Dienstverleners.

2    De waarde voor 2020 is inclusief Douane en Toeslagen.

Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben ervaren

Deze indicator geeft de mate aan waarin burgers en bedrijven zich adequaat behandeld voelen op basis van onderzoek naar subjectieve beleving.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing kunnen een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst. Deze prestatie-indicator betreft het aantal in 2023 binnen Awb- beslistermijn tijdig afgedane bezwaarschriften ten opzichte van het totaal afgedane bezwaren in kalenderjaar 2023. Door de hersteloperaties (o.m. bij Box 3 als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad van december 2021) kan de realisatie van de streefwaarde voor tijdige bezwaarafhandeling onder druk komen te staan. Deze hersteloperaties doen een beroep op het zittend personeel en betekenen naar verwachting ook extra werk in de bezwaarafhandeling. Door de inzet van extra medewerkers en het automatiseren van processen wordt geprobeerd dit zoveel mogelijk te ondervangen. Hiernaast heeft de Hoge Raad-uitspraak rond Box 3 ook geleid tot een extra stroom van bezwaren die deels ook in 2023 nog moeten worden afgehandeld.

Informeren

De Belastingdienst informeert burgers en bedrijven effectief over hun rechten en plichten

De Belastingdienst ontplooit activiteiten op verschillende terreinen om bereidwillige naleving van belastingregels door belastingplichtigen te stimuleren. Eén daarvan is het ondersteunen van belastingplichtigen in het kennen, begrijpen en kunnen uitvoeren van hun verplichtingen door ze daarover te informeren. Onderzoek heeft laten zien dat meer kennis van belastingzaken positief samenhangt met het naleven van belastingregels. Daarbij zet de Belastingdienst in op het proactief informeren van burgers en bedrijven om te voorkomen dat zij verplichtingen niet of te laat nakomen.

De situatie van zowel burgers als bedrijven kan fiscaal complex zijn en kan sterk veranderen gedurende hun levensloop. Hoe complexer de wet- en regelgeving, hoe meer kennis nodig is om deze na te leven. Het vereenvoudigen van belastingregels is daarom cruciaal. Wetende dat bestaande weten regelgeving complex is, is het de taak van de Belastingdienst om burgers en bedrijven effectief te informeren over hun rechten en plichten, zodat zij aan hun plichten kunnen voldoen en gebruik kunnen maken van hun rechten. Om burgers en bedrijven optimaal te informeren en om de complexe wet- en regelgeving indien mogelijk te vereenvoudigen, gaat de Belastingdienst het klantsignaalmanagement versterken.

In de onderstaande tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel effectief informeren:

Tabel 21 Prestatie-indicatoren Effectief informeren (meetbare gegevens)

 

Prestatie-indicator

Waarde 2020 Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Burgers en bedrijven geven aan dat de

-

P 3,4

-

P 3,4

Belastingdienst hen voldoende informeert (schaal

 

MKB 3,4

 

MKB 3,4

1-5)

 

GO 3,5

 

GO 3,5

   

FD 3,5

 

FD 3,51

Antwoorden op vragen via de BelastingTelefoon zijn kwalitatief juist

94%

91,5%

>95%

>95%

Bereikbaarheid BelastingTelefoon

88%

90,3%

>90%

>90%

Bereikbaarheid Webcare

71%

80,7%

>80%

>80%

Klanttevredenheid

   

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer

 
     

tevreden)

 
  • Website

86%

84%

>80%

>83%

  • - 
    Balie

80%

84%

>75%

>80%

  • - 
    Belastingtelefoon

81%

82%

>80%

>82%

Klantontevredenheid

   

Maximaal 10% van de bellers, website- en

 
     

baliebezoekers scoort een 1,5 of lager

 
  • - 
    Website

2%

3%

<7%

<6%

  • - 
    Balie

6%

5%

<8%

<6%

  • - 
    Belastingtelefoon

6%

6%

<10%

<9%

Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten

179.211

176.434

>178.000

>188.000

1 P = Particulieren; MKB = Midden - en Kleinbedrijf; GO = Grote ondernemingen;

FD = Fiscale Dienstverleners.

 

Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert

Deze indicator stelt vast in hoeverre burgers en bedrijven ervaren dat ze door de Belastingdienst voldoende geïnformeerd worden over de voor hen relevante fiscale onderwerpen. Voldoende geïnformeerd betekent dat ze weten wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen. De informatie die de Belastingdienst biedt aan burgers en bedrijven moet daarom aan een aantal criteria voldoen:

  • de informatie sluit aan bij de fiscale situatie van burgers en bedrijven;
  • de informatie is eenvoudig te begrijpen en sluit aan bij het kennisniveau van burgers en bedrijven;
  • de informatie is eenvoudig te vinden;
  • de informatie is eenvoudig toe te passen door burgers en bedrijven in hun specifieke situatie;
  • de informatie moet burgers en bedrijven in staat stellen aan hun fiscale verplichtingen te voldoen of hen in staat stellen daarvoor hulp in te schakelen.

Bereikbaarheid Belastingtelefoon en Webcare Deze indicator meet de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon en webcare. De bereikbaarheid van de BelastingTelefoon wordt gemeten aan de hand van het aantal telefoontjes waar een beller is geholpen via een BelastingTelefoonmedewerker, de bestelautomaat of via het keuzemenu. De bestelautomaat betreft de automatische functionaliteiten waarbij de burger bijvoorbeeld uitstel van aangifte kan aanvragen zonder een BelastingTelefoonmedewerker te spreken. Onder webcare wordt verstaan alle vragen vanuit burgers op de accounts op de social media waar een antwoord op wordt gegeven door een webcaremedewerker. Voor webcare wordt de gemiddelde reactietijd per maand berekend over alle gegeven antwoorden binnen een case tijdens openingstijden.

Klanttevredenheid en klantontevredenheid

De indicatoren klanttevredenheid en klantontevredenheid meten direct na de dienstverlening hoe de persoonlijke insteek van de Belastingdienst ten aanzien van telefoon, website en balie is beleefd door burgers en bedrijven. Deze meting vindt plaats door burgers en bedrijven te bevragen op zowel aspecten die bijdragen aan de klanttevredenheid als op de ervaren klanttevredenheid zelf. Hiermee krijgt de Belastingdienst goed zicht op de variabelen die klanttevredenheid bepalen, waardoor betere sturing op en verantwoording over prestaties mogelijk is.

Gemak

De Belastingdienst streeft ernaar om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan fiscale verplichtingen. Dit kan door het aantal stappen dat een burger of bedrijf moet zetten zo klein mogelijk te maken en zo vorm te geven dat zij worden geholpen om de acties juist uit te voeren. Daarmee maakt een belastingplichtige bij wijze van spreken 'als vanzelf' minder fouten.

Gemak betekent met een zo klein mogelijke inspanning (zowel in tijd als in 'mentale' inspanning, zoals frustratie), tegen zo gering mogelijke kosten, het goede kunnen doen. Nakomen van verplichtingen moet makkelijk zijn, aansluiten op de processen of routines van de doelgroep (bijvoorbeeld middels de automatische winstaangifte) en gericht op het voorkomen van dubbel werk voor burgers en bedrijven.

Door in één keer het goede te kunnen doen, worden fouten zo veel mogelijk voorkomen. De Vooringevulde aangifte (VIA) is hiervan een duidelijk voorbeeld. In één keer goed slaat zowel op het invullen en insturen als op het betalen van de verplichting. Wordt er desondanks een fout gemaakt, door belastingplichtige óf door de Belastingdienst, dan is het herstellen daarvan voor burgers en bedrijven eenvoudig en vergt een minimum aan inspanning. Dat geldt ook voor formele procedures als klachten of bezwaar maken. Burgers en bedrijven moeten de voor hen relevante informatie op eenvoudige wijze kunnen vinden en benaderen (zoals op de portals).

Nadat een proces is afgerond (een aangifte ingediend bijvoorbeeld) moeten burgers en bedrijven zich er zeker van voelen dat hetgeen gedaan is, ook het juiste is. Gemak raakt aan verschillende aspecten van het voldoen aan verplichtingen en daarmee is het belangrijk om te meten hoe dat door burgers en bedrijven wordt ervaren.

In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel gemak opgenomen:

Tabel 22 Prestatie-indicatoren Gemak bieden en fouten voorkomen (meetbare gegevens)

 

Prestatie-indicator

Waarde 2020

Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Burgers en bedrijven geven aan dat zij gemak ervaren (schaal 1-5)

 

P 3,5 MKB 3,4 GO 3,3 FD 3,5

 

P 3,5 MKB 3,4 GO 3,3 FD 3,51

Percentage aangiften IH-NW waarbij de belastingplichtige niet hoeft aan te vullen

-

-

>35%

>35%

1 P = Particulieren; MKB = Midden - en Kleinbedrijf; GO = Grote ondernemingen; FD = Fiscale Dienstverleners.

Burgers en bedrijven geven aan dat zij gemak ervaren

Deze indicator geeft de mate waarin burgers en bedrijven gemak ervaren aan op basis van onderzoek naar subjectieve beleving.

Percentage aangiften IH-NW waarbij belastingplichtige niet hoeft aan te vullen

De Belastingdienst probeert het doen van aangifte zo makkelijk mogelijk te maken. Daartoe zet de Belastingdienst de vooringevulde aangifte (VIA) in. Met deze nieuwe indicator wordt gemeten hoeveel procent van de aangifte IH-niet-winst (IH-NW) zodanig is vooringevuld dat de belastingplichtige geen aanpassingen meer hoeft te doen. Het streven is om jaarlijks 35% van de ingediende aangiften IH-niet winst zodanig vooraf in te vullen, dat belastingplichtige geen inhoudelijke aanpassingen aan zijn aangifte hoeft te doen. De indicator wordt bepaald aan de hand van een selectie van aangif-terubrieken. Daarbij wordt een aantal aannames gedaan bij het maken van de berekening.

Corrigerend optreden

De Belastingdienst treedt op gepaste wijze corrigerend op bij niet-naleving. De strategie van de Belastingdienst is erop gericht om naleving te bevorderen en niet-naleving te voorkomen. De Belastingdienst houdt toezicht op de naleving door middel van geautomatiseerde checks en het uitvoeren van controles. Als niet-naleving of fouten worden geconstateerd kan de uitkomst worden gecorrigeerd (zoals door het opleggen van ambtshalve aanslagen, correcties en invorderingsmaatregelen). Daar waar belastingplichtigen regels verwijtbaar niet hebben nageleefd, kan een sanctie worden opgelegd; in de vorm van een (administratieve) boete of zwaarder via het strafrecht.

De doelen van corrigerend optreden liggen zowel bij de gecontroleerde, gecorrigeerde en/of gesanctioneerde belastingplichtige als bij andere belastingplichtigen die dit handelen of optreden van de Belastingdienst bemerken. De doelen zijn specifieke en generieke afschrikking, vergelding en het borgen of vergroten van de legitimiteit van en het vertrouwen in de Belastingdienst en de belastingheffing. Met als achterliggend doel om toekomstige naleving te borgen of te stimuleren. Corrigerend optreden zorgt er bovendien voor dat verschuldigde belastinggelden (ten minste voor een deel) alsnog in de staatskas terecht komen.

In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel Corrigerend optreden opgenomen:

Tabel 23 Prestatie-indicatoren Corrigerend optreden

 

Prestatie-indicator

Waarde 2020

Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Burgers en bedrijven geven aan dat zij

-

P 3,4

-

P 3,4

corrigerend optreden ervaren (schaal 1-5)

 

MKB 3,4

 

MKB 3,4

   

GO 3,3

 

GO 3,3

   

FD 3,2

 

FD 3,21

Percentage processen verbaal dat leidt tot veroordeling of transactie

72%

72%

>82%

>82%

Percentage opsporingscapaciteit dat wordt ingezet op omgevingsgerichte strafonderzoeken

44%

45%

>40%

>40%

Betalingsachterstand

Percentage binnengekomen aangiften IH,

VPB en erfbelasting na herinnering of aanmaning

7,5%

3,4%

<3,5%

<3,5%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

53,8%

41,1%

>55%

>55%

Percentage oninbaarheid

0,4%

0,1%

<0,6%

<0,6%

1 P = Particulieren; MKB = Midden - en Kleinbedrijf; GO = Grote ondernemingen; FD = Fiscale Dienstverleners.

Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren Deze indicator geeft weer in welke mate men ervaart dat de Belastingdienst corrigerend optreedt.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator toont het percentage van de vorderingen die niet op tijd betaald worden, maar die binnen een jaar toch worden geïnd, als resultaat van de door de Belastingdienst ingezette invorderingsmaatregelen. De afwikkeling van de tijdens de coronapandemie opgebouwde belastingschulden vergt bijzondere aandacht. Deze afwikkeling is relatief complex wat mogelijk gevolgen heeft voor de realisatie van de streefwaarde rond inning.

Artikel 2 Financiële markten

A.    Algemene doelstelling

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De minister is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichttaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank (ECB) ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en zet zich in voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) maken deel uit van Nederland. De eilanden zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichttaken voor de BES-eilanden is dezelfde als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeem-verantwoordelijk.

Meetbare gegevens

Kengetallen financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. Twee belangrijke indicatoren hierbij zijn de zogenaamde (niet-risicogewogen) leverage ratio29 en de (risico gewogen) Common Equity Tier 1 (CET1) -ratio zoals beschreven in het prudentieel raamwerk voor banken.30 In dat raamwerk gelden zowel ongewogen kapitaaleisen (de leverage ratio) als gewogen eisen. Bij die laatste eisen hangt de hoeveelheid kapitaal af van het onderliggende risico van een investering. Bij de leverage ratio is dat onderscheid er niet.

De afgelopen jaren hebben banken beide typen buffers verder opgebouwd.31 Mede dankzij die opbouw zijn banken in staat geweest om de financiële gevolgen van de coronapandemie goed op te vangen.32 In de tabel is te zien dat de leverage ratio van Nederlandse banken is toegenomen naar 6,5%. Uit nadere cijfers van de Europese Banken Autoriteit (EBA) is te zien dat de CET1-ratio is toegenomen naar 17%.33 CET1 is kapitaal van de hoogste kwaliteit en draagt daarmee nadrukkelijk bij aan de weerbaarheid van banken.

Tabel 24 Kengetallen financiële stabiliteit (Nederlandse banken)1

 

Jaar

2018

2019

2020

2021

Leverage ratio (%)

4,6

4,7

4,8

6,5

CET1-ratio (%)

16,1

16,4

16,7

17

1 Zie EBA Risk dashboard

Kengetallen betalingsverkeer

Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer.34 Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.

Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (incl. contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. De norm is in 2021 behaald. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Tabel 25 Kengetallen betalingsverkeer1

 

Beschikbaarheid

2018

2019

2020 2021 (gerealiseerd)

2021

(norm)

Pinnen en contactloos betalen

99,89%

99,89%

99,89%

99,89%

99,88%

Mobiel bankieren

99,75%

99,81%

99,83%

99,80%

n.b.

Internetbankieren

99,72%

99,78%

99,88%

99,76%

n.b.

1    Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 2021-2022, 27 863, nr. 87 (MOB-rapportage 2021), en Betaalvereniging Nederland: https://factsheet.betaalvereniging.nl/#giraal-betalen

2    Cf. artikel 6.2. Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer

Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishouden binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.

 

Tabel 26 Kengetallen Vijfkilometernorm 1

       

Het percentage aan huishoudens in Nederland dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen.

2017

99,58%

2018

99,55%

2019

99,50%

2020

99,54%

1 Zie MOB-rapportage 2021

C. Beleidswijzigingen

In 2020 is de in de wet vastgelegde evaluatie DGS BES afgerond, waarbij er voornamelijk is gekeken of de doelstellingen van het stelsel nog steeds bereikt worden middels de huidige opzet. Uit de evaluatie blijkt dat de huidige vorm van het DGS niet meer aansluit bij de oorspronkelijke doelstellingen. Aan de hand van deze evaluatie zijn aanpassingen bekeken om het DGS te versterken. Het voornemen is om deze aanpassingen in 2023 in te laten gaan.

Het ministerie van Financiën zet zich in op het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Om dit internationaal aan te pakken is de Financial Action Task Force (FATF) opgericht. In 2022 is het rapport van de Nederlandse FATF-evaluatie gepresenteerd. Verder werken we in 2023 verder aan de kwaliteitsverbetering van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 27 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

29.698

  • 514.087

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

Uitgaven

27.105

55.014

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

Bekostiging

3.786

8.742

7.304

7.327

6.998

7.070

7.070

Accountantskamer

1.403

1.432

1.432

1.432

1.432

1.432

1.432

Muntcirculatie

2.068

5.011

4.309

4.305

4.306

4.378

4.378

IMVO convenanten

0

57

30

30

30

30

30

Overig

315

2.242

1.533

1.560

1.230

1.230

1.230

 

Opdrachten

13.181

35.833

1.009.724

7.988

7.687

6.232

6.232

Wijzer in geldzaken

1.832

1.767

1.634

1.634

1.634

179

179

Vakbekwaamheid

4.388

5.666

4.901

4.901

4.600

4.600

4.600

Uitvoeringskosten SRH

330

1.000

1.000

0

0

0

0

Schadeloosstelling SRH

5.782

650

1.000.750

0

0

0

0

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia

0

450

0

0

0

0

0

Overig

849

3.050

1.439

1.453

1.453

1.453

1.453

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

7.956

8.260

12.894

9.794

9.817

9.792

9.792

Bijdrage AFM BES-toezicht

580

705

705

705

705

705

705

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

2.141

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage toezicht en handhaving MIF

0

10

460

460

460

460

460

Bijdrage PSD II

367

363

558

558

558

558

558

Bijdrage FEC

3.728

4.024

3.724

3.724

3.724

3.724

3.724

Overig

1.141

1.155

5.427

2.327

2.350

2.325

2.325

 

Storting/onttrekking begrotingsreserve

1.625

1.625

625

625

625

625

625

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

1.000

1.000

0

0

0

0

0

Dotatie begrotingsreserve NHT

625

625

625

625

625

625

625

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

557

554

554

554

554

554

554

IASB

420

420

420

420

420

420

420

(Caribean) Financial Action Task Force

137

134

134

134

134

134

134

Ontvangsten

29.555

34.145

8.459

10.209

9.905

8.450

8.450

Bekostiging

15.514

2.746

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Ontvangsten muntwezen

2.260

2.746

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Toename munten in circulatie

13.254

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

1.325

24.705

1.455

1.455

1.455

0

0

Wijzer in geldzaken

1.325

1.455

1.455

1.455

1.455

0

0

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

12.716

6.694

5.004

6.754

6.450

6.450

6.450

Overig

12.716

6.694

5.004

6.754

6.450

6.450

6.450

Tabel 28 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

29.698

  • 514.087

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

waarvan garantieverplichtingen

5.099

  • 569.101

0

0

0

0

0

Garantie DGS BES

5.099

  • 200

0

0

0

0

0

Garantie WAKO (kernongevallen)

0

  • 568.901

0

0

0

0

0

 

waarvan overige verplichtingen

24.599

55.014

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

Muntcirculatie

  • 256

5.011

4.309

4.305

4.306

4.378

4.378

Vakbekwaamheid

4.388

5.666

4.901

4.901

4.600

4.600

4.600

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

2.141

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage FEC

3.728

4.024

3.724

3.724

3.724

3.724

3.724

Convertibiliteit Oekraïense hryvnia

0

23.250

0

0

0

0

0

Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia

0

450

0

0

0

0

0

Schadeloosstelling SRH

5.782

650

1.000.750

0

0

0

0

Overige betalingsverplichtingen

8.818

13.960

15.397

11.338

11.031

9.551

9.551

Tabel 29 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

1,8%

bestuurlijk gebonden

0,9%

beleidsmatig gereserveerd

97,3%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is in 2023 1,8% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 17,4 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor vakbekwaamheid (€ 4,6 mln.), muntcirculatie (€ 4,3 mln.) en de bijdragen aan AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden (€ 2,7 mln) en het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 3,7 mln.).

De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.

De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet, de afspraken met DNB en de afspraken in muntcontract voor circulatiemunten en het muntcontract voor verzamelaarsmunten van DNB met de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM). De afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:

  • de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van de circulatiemunten);
  • de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;
  • het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;
  • het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.

De bestuurlijk gebonden uitgaven (0,9%) hebben in hoofdzaak betrekking op de uitvoeringstoets van het verbod op cashbetalingen van €3.000 of meer. De beleidsmatig gereserveerde uitgaven (97,3%) hebben in hoofdzaak betrekking op de voorzichtigheidshalve opgenomen post schadeloosstelling SRH. Daarnaast op de implementatie en beheerskosten van de UBO-registers.

E. Toelichting op de financiële instrumenten Verplichtingen en uitgaven

Bekostiging

Accountantskamer

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit de door De Nederlandsche Bank (DNB) te verzorgen munttaken.

Overig

De overige kosten betreffen voornamelijk kosten die het gevolg zijn van de uitvoeringstoets behorend bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen en het verbod op contante betalingen voor handelaren vanaf € 3.000. Daarnaast betreffen de kosten de werkzaamheden ter verbetering van de kwaliteit van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.finan-cieelgezondewerknemers.nl en de Pensioen3daagse. In het najaar van 2022 maken de partners van Wijzer in geldzaken afspraken over de bijdragen van de private partners gedurende de periode 2023-2025. De in de begroting opgenomen inkomsten en uitgaven zijn gebaseerd op de afspraken over de periode 2020-2022.

Vakbekwaamheid

Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) adviseert en ondersteunt het ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.

Uitvoeringskosten en schadeloosstelling SRH

Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in de procedure rond de vaststelling van de omvang van schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 13 februari 2013. De Staat is op 11 mei jl. in cassatie gegaan35. De verwachting is dat de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak doet in deze zaak. Indien de Hoge Raad de cassatieberoepen verwerpt, dan zal een uitkeringsproces worden opgestart. Daarom is in de begroting zekerheidshalve een post van het totaal aan schadeloosstelling uit te keren bedrag opgenomen, vermeerderd met geschatte wettelijke rente daarover. Indien de Hoge Raad de klachten van de Staat (gedeeltelijk) gegrond verklaart en de zaak (gedeeltelijk) terugwijst naar de Ondernemingskamer, dan is het mogelijk dat het niet tot uitkering van voornoemde bedrag zal komen en/of het uitkeringsproces langer op zich laat wachten. Het is dus niet zeker of uitbetaling van een bedrag van deze hoogte in het jaar 2023 zal plaatsvinden.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's Bijdrage AFM BES-toezicht

Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

Voor het integriteitstoezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage. In de afgelopen jaren is door DNB meer capaciteit ingezet op de BES-eilanden, met name als gevolg van interventie, handhaving en toetsingen.

Bijdrage toezicht en handhaving Multilateral Interchange Fee (MIF)

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening. Vergoed worden de kosten voor het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van een aantal bepalingen uit de MIF-verordening. Hieronder vallen onder meer de kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, het behandelen van klachten en de rechtshand-havingskosten.

Bijdrage PSD II

In de wet ter implementatie van de PSD II richtlijn (Payment Services Directive) zijn vier toezichthouders belast met het toezicht op de naleving van PSD II, te weten DNB, de AFM, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de ACM. De kosten zijn de geschatte jaarlijkse kosten van de ACM en de AP voor de uitvoering van het toezicht op de naleving door marktpartijen van PSD II.

Bijdrage FEC

Het ministerie draagt bij aan de financiering van het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging.

Overig

In 2023 wordt het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO's) van vennootschappen en andere juridische entiteiten verder gevuld en doorontwikkeld. Aan de doorontwikkeling zijn kosten verbonden die deels worden gedekt door het ministerie van Financiën. Daarnaast wordt het UBO-register voor trusts en soortgelijke juridische constructies verder opgebouwd. In 2023 draagt het ministerie bij aan deze kosten.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Dotatie begrotingsreserve Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor

Terrorismeschaden (NHT)-garantie

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000) over het afgegeven garan-tiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.

Tabel 30 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve NHT-garantie (bedragen x € 1mln.)

Stand per Onttrek- Toevoe- Stand per Onttrek- Toevoe-    Stand per

1/1/2022    kingen 2022    gingen 2022    1/1/2023    kingen 2023 gingen 2023    31/12/2023

2,125    0    0,625    2,750    0    0,625    3,375

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht.

Toename munten in circulatie

Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Opdrachten

Wijzer in Geldzaken

Het programma Wijzer in Geldzaken wordt medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Elke drie jaar worden er nieuwe afspraken gemaakt met de partners van Wijzer in Geldzaken over de financiering. In het najaar van 2022 maken de partners van Wijzer in geldzaken afspraken over de bijdragen van de private partners gedurende de periode 2023-2025. De in de begroting opgenomen inkomsten en uitgaven zijn gebaseerd op de afspraken over de periode 2020-2022.

Ontvangsten

De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, de door de ACM aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A.    Algemene doelstelling

Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • • 
    een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;
  • • 
    het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere de exitstrategie en het beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de minister van Financiën toezicht op NLFI;
  • • 
    de inbreng van bedrijfseconomische expertise op specifieke onderdelen zoals bij investeringen in de energietransitie, en financiële zekerheidstelling. In het kader van deze onderdelen is de minister verantwoordelijk voor het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • • 
    bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;
  • • 
    bevoegdheden die de minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;
  • • 
    de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI);
  • • 
    de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;
  • • 
    structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;
  • • 
    bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

Beleidsinformatie

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het ministerie van Financiën. Hierbij staat aangegeven hoeveel procent van de aandelen in handen is van de Staat, op welke wijze deze aandelen worden gehouden en in welke sector ze actief zijn.

 

Tabel 31 Aandeelhouderschap ministerie van Financiën

Staatsdeelneming

Percentage aandelen (per 20/5/2022)

Wijze van aandeelhouderschap

Sector

ABN AMRO

56,3%

Indirect (via NLFI)

Financiële Dienstverlening

Air France-KLM

9,3%

Direct

Transport

BNG Bank

50%

Direct

Financiële Dienstverlening

COVRA

100%

Direct

Radioactief-afvalmanagement

FMO

51%

Direct

Financiële Dienstverlening

Gasunie

100%

Direct

Energie

Havenbedrijf Rotterdam

29,2%

Direct

Infrastructuur

Holland Casino

100%

Direct

Kansspelen

Invest-NL

100%

Direct

Financiële Dienstverlening

Invest International

51%

Direct

Financiële Dienstverlening

KLM

5,9%

Direct

Transport

Nederlandse Loterij

99%

Direct

Kansspelen

Nederlandse Spoorwegen

100%

Direct

Transport

NIO

100%

Direct

Financiële Dienstverlening

NWB Bank

17,2%

Direct

Financiële Dienstverlening

Schiphol

69,8%

Direct

Infrastructuur

SRH

100%

Direct

Financiële Dienstverlening

TenneT

100%

Direct

Energie

Thales Nederland

1%

Direct

Energie

UCN

100%

Direct

Defensie

De Volksbank

100%

Indirect (via NLFI)

Financiële Dienstverlening

Kengetallen

Onderstaande kengetallen zien op de implementatie en uitvoering van het staatsdeelnemingenbeleid. Hierbij wordt alleen gekeken naar deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten, waar de Staat >15% van de aandelen heeft, en deze met direct aandeelhouderschap beheert.

 

Tabel 32 Kengetallen deelnemingenbeleid

Percentage deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van bestuur

Percentage deelnemingen met >30% vrouwen in de raad van commissarissen Aantal deelnemingen waar een meerjarig dividendbeleid is herijkt

Realisatie 2021

82% (n=11)1

100% (n=14)2

03

Streefwaarde 2022

100%

100%

2

Streefwaarde 2023

100%

100%

2

1    Gecorrigeerd voor staatsdeelnemingen met één bestuurder. De volgende elf vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, Invest-International, NS, NWB Bank, Schiphol, NLO en TenneT

2    De volgende dertien vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, COVRA, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, NS, NWB Bank, Schiphol, NLO, Invest-NL, Invest-International, TenneT en UCN.

3    De volgende elf vennootschappen zijn meegenomen: BNG Bank, COVRA, FMO, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Holland Casino, NS, NWB Bank, Schiphol, TenneT en UCN.

Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid (zoals de omvang van het balanstotaal van alle staatsdeelnemingen, de vermogenspositie van staatsdeelnemingen en het door staatsdeelnemingen gerealiseerde rendement) zijn te vinden in het meest recente Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

C. Beleidswijzigingen

In 2022 is de nieuwe nota Deelnemingenbeleid aan uw Kamer gestuurd. Het beleid rondom staatsdeelnemingen zal in lijn met de nieuwe nota worden vormgegeven.

Financiën heeft als aandeelhouder oog voor de bredere rol van Staatsdeelnemingen. Staatsdeelnemingen kunnen op het snijvlak van publiek en privaat een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie naar een duurzamere economie. In de nieuwe Nota Deelnemingen wordt nader gespecificeerd hoe de Staat als aandeelhouder waarborgt dat deelnemingen de juiste investeringen doen, met oog voor publieke belangen, MVO en financieel waardebehoud.

In deze begroting heeft een wijziging plaatsgevonden in artikel 3 bij de Rol en verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. De minister van Financiën heeft haar rol ten aanzien van de contractvorm Design-Build-Finance-Maintain-Operate (DBFMO) per 1 juni 2022 beëindigd. Zoals beoogd is DBFMO namelijk volledig en succesvol overgedragen aan en geïntegreerd binnen de aanbestedende diensten Rijkswaterstaat en Rijksvastgoedbedrijf. Het uitgangspunt is dat DBFMO net als andere contract-vormen wordt behandeld. Dit betekent ook dat de speciale rol van Financiën bij DBFMO wordt beëindigd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 33 Budgettaire gevolgen van € 1.000)

beleid artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

571.098

1.391.647

2.411.862

1.189.167

1.991.672

433.374

113.537

Uitgaven

323.401

2.791.647

2.411.862

1.189.167

2.047.272

433.374

113.537

Garanties

0

20

20

20

20

20

20

Regeling Bijzondere Financieringen

0

20

20

20

20

20

20

Leningen

0

722.917

0

0

0

0

0

Lening KLM

0

722.917

0

0

0

0

0

Opdrachten

14.329

7.588

3.746

4.051

4.156

4.421

4.421

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

5.107

4.957

3.746

4.051

4.156

4.421

4.421

Opstart Invest International

9.222

2.631

0

0

0

0

0

Vermogensverschaffing/-onttrekking

304.972

2.057.000

2.399.000

1.176.000

2.034.000

419.837

100.000

Kapitaalinjectie TenneT

0

1.230.000

1.822.000

600.000

1.458.000

0

0

Aan-/verkoop vermogenstitels

0

220.000

0

0

0

0

0

Afdrachten Staatsloterij

110.809

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Kapitaalinjectie Invest-NL

125.000

330.000

330.000

330.000

330.000

172.000

0

Kapitaalinjectie Invest International

69.163

177.000

147.000

146.000

146.000

147.837

0

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

4.100

4.122

5.096

5.096

5.096

5.096

5.096

NLFI

4.100

4.122

5.096

5.096

5.096

5.096

5.096

Storting/onttrekking begrotingsreserve

0

0

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Dotatie begrotingsreserve Gasunie

0

0

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Ontvangsten

1.447.138

2.085.049

1.124.850

1.253.200

1.248.200

1.943.910

1.193.500

Garanties

12.000

24.237

21.350

38.700

38.700

21.493

4.000

Premieontvangsten garantie KLM

12.000

23.217

17.350

34.700

34.700

17.493

0

Premieontvangsten Gasunie

0

1.020

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Leningen

17.318

292.865

0

0

0

722.917

0

Renteontvangsten lening KLM

17.318

15.782

0

0

0

0

0

Aflossing lening KLM

0

277.083

0

0

0

722.917

0

 

Vermogensverschaffing/-onttrekking

1.412.926

1.763.885

1.099.000

1.210.000

1.205.000

1.195.000

1.185.000

Aan-/verkoop vermogenstitels

0

281.300

0

0

0

0

0

Afdrachten Staatsloterij

110.809

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Dividenden staatsdeelnemingen

1.286.922

1.367.358

990.000

1.110.000

1.105.000

1.095.000

1.085.000

Winstafdracht DNB

15.244

15.227

9.000

0

0

0

0

waarvan: Griekse inkomsten SMP

0

0

0

0

0

0

0

waarvan: rente-inkomsten ESM

15.244

15.227

9.000

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

4.895

4.062

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

NLFI

4.895

4.062

4.500

4.500

4.500

4.500

4.500

Tabel 34 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

571.098

1.391.647

2.411.862

1.189.167

1.991.672

433.374

113.537

waarvan garantieverplichtingen

  • 578
  • 400.000

0

0

0

0

0

Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen

  • 578
  • 400.000

0

0

0

0

0

 

waarvan overige verplichtingen

571.676

1.791.647

2.411.862

1.189.167

1.991.672

433.374

113.537

Verwerving vermogenstitels

0

220.000

0

0

0

0

0

Kapitaalinjectie Invest-NL

385.000

330.000

330.000

330.000

274.400

172.000

0

Kapitaalinjectie Invest International

69.163

177.000

147.000

146.000

146.000

147.837

0

Afdrachten Staatsloterij

110.809

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

Lening SRH

  • 11.414

0

0

0

0

0

0

Lening KLM

0

  • 277.083

0

0

0

0

0

Kapitaalinjectie TenneT

0

1.230.000

1.822.000

600.000

1.458.000

0

0

Overige betalingsverplichtingen

18.118

11.730

12.862

13.167

13.272

13.537

13.537

Tabel 35 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

4,5%

bestuurlijk gebonden

19,8%

beleidsmatig gereserveerd

75,7%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Budgetflexibiliteit

De uitgaven op artikel 3 zijn voor 4,5% juridisch verplicht, voor 19,8% bestuurlijk gebonden en voor 75,7% beleidsmatig gereserveerd.

Kapitaalinjectie TenneT

De kapitaalinjecties voor TenneT is nog niet juridisch verplicht. Pas na goedkeuring van concrete aanvragen voor de kapitaalinjecties door TenneT wordt de verplichting juridisch vastgelegd. Het kabinet heeft echter wel de doelstelling uitgesproken om de begrootte kapitaalinjectie beschikbaar te stellen.

Kapitaalinjectie Invest-NL en Invest International De kapitaalinjecties voor Invest-NL en Invest International zijn nog niet juridisch verplicht. Pas na goedkeuring van concrete aanvragen voor de kapitaalinjecties door Invest-NL en Invest International wordt de verplichting juridisch vastgelegd. Het kabinet heeft echter wel de doelstelling uitgesproken om de begrootte kapitaalinjecties beschikbaar te stellen.

Afdrachten Staatsloterij

De reeks aan de uitgaven- en ontvangstenzijde van de begroting van artikel 3 is 100% juridisch verplicht op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK).

NLFI

De bijdrage aan NLFI is voor 100% juridisch verplicht op basis van de door de minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting van NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen en is beleidsmatig gereserveerd. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd op basis van de verwachte inhuur.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Opdrachten

Dit budget is voornamelijk bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het professioneel beheer van de staatsdeelnemingen.

Vermogensverschaffing/-onttrekking

Kapitaalinjectie TenneT

Uit de berekeningen van TenneT, gevalideerd door een externe adviseur blijkt dat TenneT een totale eigenvermogensbehoefte heeft van € 9,3 mld. voor de periode 2022 t/m 2031 om haar A- rating te behouden. Dit is ca. € 4,2 mld. hoger dan de € 5,1 mld. die gereserveerd is voor TenneT. TenneT heeft hiervan tot en met 2023 € 3,1 mld. aan eigen vermogen nodig, € 2,6 mld. meer dan de € 490 mln. die is begroot. Ook voor de jaren 2024 en 2025 vallen de ingeschatte bedragen anders uit. Dit wordt door de kasschuif ondervangen. Omdat de eerste storting in 2022 plaats zal vinden en de schattingen de komende jaren nog kunnen wijzigen (zoals de afgelopen jaren ook is gebeurd), worden de tranches conditioneel beschikbaar gesteld. Het uitgangspunt is dat de Staat als aandeelhouder pas additioneel kapitaal ter beschikking stelt op het moment dat TenneT dit daadwerkelijk nodig heeft voor het behoud van de kredietwaardigheid. Daarna worden ook de formele overeenkomsten tussen de Staat en TenneT opgesteld en getekend.

Afdrachten Staatsloterij

Om te voldoen aan de wettelijke bepalingen in de Wet op de Kansspelen (WOK) dat alle afdrachten van de Staatsloterij aan de Staat toekomen, is structureel zowel bij uitgaven als ontvangsten een reeks opgenomen voor afdrachten Staatsloterij.

Kapitaalinjectie Invest-NL

In 2019 is Invest-NL N.V. opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie van € 1,7 mld. van de Staat. Hiervan valt naar verwachting € 330 mln. in 2023.

Kapitaalinjectie Invest International

In 2021 is Invest International opgericht. Invest Internationaal ontvangt cumulatief een kapitaalinjectie van € 833 mln. verspreid over enkele jaren. Hiervan valt naar verwachting € 147 mln. in 2023.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

NLFI is een rechtspersoon met een wettelijke taak. NLFI voert het staats-aandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De kosten van NLFI worden grotendeels doorbelast aan de in beheer zijnde financiële instellingen. De netto-uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn naar verwachting € 0,5 mln. over 2023 (€ 5,0 mln. uitgaven minus € 4,5 mln. ontvangsten).

Storting/ onttrekking begrotingsreserve

Aan Gasunie wordt een garantie verstrekt van € 160 mln. voor een periode van 5 jaar voor de huur van een drijvende LNG-terminal. Gedurende de looptijd van de garantie zal Gasunie een marktconforme premie betalen voor het verlenen van de garantie. Deze premieontvangsten worden gedoteerd in een begrotingsreserve.

Ontvangsten

Garanties

Premieontvangsten garantie KLM

De Staat ontvangt premies van de banken voor de door de Staat verstrekte garantie aan de banken voor KLM.

Premieontvangsten Gasunie

Zie: Uitgaven - Storting/ onttrekking begrotingsreserve.

Leningen

Renteontvangsten lening KLM

De Staat ontvangt rente-ontvangsten van KLM voor de door de Staat verstrekte lening aan KLM.

Vermogensverschaffingf-onttrekking

Afdrachten Staatsloterij

zie: Uitgaven - Vermogensverschaffing/-onttrekking.

Dividenden Staatsdeelnemingen

Deze post bestaat uit alle dividenden, winstafdrachten en verkoopopbrengsten die zien op zowel de reguliere deelnemingen zoals bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol, Gasunie en DNB als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, de Volksbank).

Winstafdracht DNB

Naar verwachting zal er in de voorzienbare toekomst geen dividenduitkering van DNB aan de Staat plaatsvinden. De verwachting is dat DNB de komende jaren forse verliezen zal maken. Dit gaat ten laste van de buffers van DNB36. Deze verliezen zijn het gevolg van het materialiseren van het renterisico dat DNB loopt over haar balans. DNB heeft in het kader van het gezamenlijke monetaire beleid in de afgelopen jaren langlopende obligaties tegen een lage of zelfs negatieve rente aangekocht en gerichte langere-termijn financiering verstrekt aan banken (TLTRO, targeted longer-term refinancing operations) tegen een negatieve rente. DNB betaalt op de financiering van deze activa de korte, variabele beleidsrente.

De ECB is bezig de beleidsrente te verhogen om de oplopende inflatie te beteugelen. Dit leidt naar verwachting tot verliezen, waarvan de omvang sterk gevoelig is voor de mate en snelheid waarmee de ECB de beleidsrentes verhoogt. Volgens de laatste formele raming die inzicht geeft in de stand van eind mei (medio juli door DNB afgegeven), bedraagt dit verlies cumulatief € 2,7 mld. tussen 2023 en 2026. Dit is ongeveer gelijk aan de opgebouwde voorziening voor financiële risico's (VFR). Sindsdien heeft de

ECB de beleidsrente verhoogd en zijn marktrentes verder opgelopen. Als gevolg daarvan houdt DNB inmiddels rekening met cumulatieve verliezen ter grootte van negen miljard euro. De verwachte verliezen doen zich over een periode van enkele jaren voor. Volgens de raming vinden de grootste verliezen plaats in de jaren 2023 en 2024. Eventuele verliezen die de VFR overstijgen komen ten laste van het kapitaal van DNB.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Zie: Uitgaven - Bijdrage aan ZBO's en RWT's.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

A.    Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten. Ten behoeve van de bevordering van de financiële stabiliteit neemt de minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere de Ecofinraad en de Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees Semester. Verder neemt de minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot toetreding van landen tot het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en invoering van de euro.

De minister houdt als aandeelhouder toezicht op de verschillende Internationale Financiële Instellingen met als doel om o.a. financiële soliditeit en goed bestuur te waarborgen. Hierbij bewaakt de minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en de Nederlandse burger en ziet de minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur.

Daarnaast levert de minister een bijdrage aan de internationale beleidsdis-cussies en beleidsresponses bij internationale fora zoals de Ecofinraad, de Eurogroep, de G20, verschillende OESO-werkgroepen en commissies en discussies bij het IMF, de Wereldbank en andere IFI's.

Meetbare gegevens

De onderstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding met Nederland weergeven, zoals de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal. Hierbij bestaat een onderscheid tussen garanties die afgegeven zijn op instellingen (zoals het geval voor de garanties op de IFI's) en garanties op bepaalde activiteiten (zoals EIB-ACP en OCT en het EGF)37. Verder wordt door middel van verschillende kengetallen (o.a. verstrekte bedragen en de maximale uitleencapa-citeit) de financiële slagkracht van het fonds of de instelling gepresenteerd.

Tabel 36 Overzicht internationale financiële instellingen en fondsen (bedragen x € 1 mld.)

 
 

IFC1

MIGA2 IBRD3

EIB4    EIB - EIB -

pan- krediet-Europeesverlening garantie- o.b.v. fonds5 eigen middelen (OR) in ACP en OCT6

AIIB7

EBRD8

IMF9

ESM10

EFSF11

EFSM12

BoP12

SURE12

NGEU1:

Garantie/

oproepbaar bedrag

n.v.t.

0,03    5,0

11,8

1,3

0,06

0,7

0,6

32,3

36,7

34,2

2,7

3,8

6,2

33,6

Deelneming in kapitaal

0,48

0,01    0,42

1,2

n.v.t.

n.v.t.

0,2

0,155

n.v.t

4,7

0

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Deelneming in %

2,3

1,9    1,97

5,2

5,2

4,5

1,07

2,5

1,83

5,8

6,1

5,0

5,9

5,9

5,9

Financieel profiel

instelling of fonds

                       
  • A. 
    Uitstaande bedragen

39,6

20,2    192,6

433,4

2,4

5,6

22,3

34,7

112,2

89,9

184,6

46,3

0,2

91,8

33,3

  • B. 
    Toegezegd-niet uitgekeerd

11,2

n.v.t.    65,5

123,0

15,7

2,0

9,1

14,4

116,8

0,0

0,0

0,0

0,0

2,6

132,0

Totaal toegezegde bedragen (A +B)

50,8

20,2    258,1

556,4

18,1

7,6

31,3

49,1

229,0

89,9

184,6

46,3

0,2

94,4

165,3

Totale uitleencapaciteit

110,0

26,4    289,2

622,013

24,4

 

85,9

42,5

421,3

500,0

240,0

46,3

50,0

100,0

390,3

1    Cijfers financieel profiel 30-06-2021, wisselkoers 01-03-2022. IFC Financial Statements Fiscal Year 2021

2    Cijfers financieel profiel 30-06-2021, wisselkoers 01-03-2022. MIGA Financial Statements 2021

3    Cijfers financieel profiel 30-06-2022, wisselkoers 01-03-2022. IBRD Financial Statements 2021

4    Cijfers financieel profiel 31-12-2021. EIB Financial Report 2021

5    Cijfers financieel profiel 31-12-2021. EIB Financial Report 2021; EGF Financial Statement for the Year ended 31 December 2021.

6    Cijfers financieel profiel 31-12-2021. Bron: halfjaarlijks overzicht ACP/OCT OR blootstelling NL.

7    Cijfers financieel profiel 31-12-2021, wisselkoers 01-03-2022. AIIB Auditor's Reports and Financial Statements for the Year Ended Dec. 31, 2021

8    Cijfers finaniceel profiel 31-12-2021. EBRD Financial Report 2021.

9    Cijfers financieel profiel 30-04-2021, wisselkoers SDR-EUR per 01-03-2022 waarbij 1 SDR = 1,24954 EUR. IMF Financial Statements 2021.

10Cijfers per 8-7-2021. Bron: ESM Annual report 2021, https://www.esm.europa.eu/publications/annual-report-2021

11 EFSF Financial statement 2021, https://www.esm.europa.eu/how-we-decide/efsf#headline-efsf_annual_accounts 12Cijfers per 6-7-2022. Bron: website Europese Commissie.

13Bij berekening van de totale leencapaciteit (leningen en garanties) voor de EIB wordt ervanuit gegaan dat de statutaire limiet voor de gearing ratio (250%) de beperkende factor is. De berekening is als volgt: (subscribed capital + reserves + niet-gealloceerde reserves + winst - equity investeringen) * 250%.

C. Beleidswijzigingen Internationale Financiële Instellingen

Oekraïne

Oekraïne heeft volgens recente cijfers van het IMF een aanzienlijk financie-ringsgat van ca. 5 mld. dollar per maand. Oekraïne heeft aangegeven zo snel mogelijk financiële steun nodig te hebben, omdat al verleende steun door andere landen en de internationale financiële instellingen onvoldoende is om het oplopende financieringstekort te dekken. In aanvulling op de eerder verstreke financiële bijdrage voor begrotingssteun via de Wereldbank, heeft het kabinet tijdens de Ukraine Recovery Conference in Lugano op 4 en 5 juli jl. aangekondigd een bilaterale lening van € 200 mln. aan Oekraïne te willen verstrekken via het Administered Account van het IMF. Deze lening zal een bijdrage leveren aan Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden. Een voorstel voor deze lening wordt in lijn met de begrotingsregels verwerkt via een versneld budgettair proces (Incidentele Suppletoire Begroting) en ter goedkeuring aan uw Kamers voorgelegd.

Op 1 juli 2022 heeft de Europese Commissie (de Commissie) een voorstel gedaan voor de eerste stap in additionele macro-financiële bijstand (MFB) aan Oekraïne met een omvang tot € 1 mld. in de vorm van concessionele leningen. Dit betreft het eerste deel van de eerder door de Commissie aangekondigde MFB-steun met een totaalomvang tot € 9 mld. Het is op dit moment nog onbekend wanneer het tweede deel van de MFB-steun verschijnt. Voor dit deel is de Commissie voornemens om bilaterale garanties van de lidstaten aan de EU-begroting te vragen. Een voorstel voor een Nederlandse bilaterale garantie wordt in lijn met de begrotingsregels verwerkt in een begrotingswet van het ministerie van Financiën en wordt samen met een ingevuld toetsingskader risicoregelingen ter goedkeuring aan uw Kamers voorgelegd.

IMF garanties

De oorlog in Oekraïne beïnvloedt economieën wereldwijd. Lage-inkomens-landen die nog herstellend zijn van de coronacrisis worden extra hard geraakt door voedseltekorten en stijgende energieprijzen. Hierdoor is de vraag naar PRGT-middelen van het IMF verder toegenomen. Om deze middelen aan te vullen kunnen lidstaten gealloceerde speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR's) doorlenen aan de PRGT. Hiervan is reeds een bijdrage van 300 mln. SDR aan de PRGT-leningenaccount door de Eerste en Tweede Kamer goedgekeurd. Het kabinet is voornemens 200 mln. SDR extra door te lenen aan de PRGT en daarom de bestaande IMF-garantie met ca. € 250 mln. te verhogen.

Om economieën wereldwijd weerbaarder te maken voor toekomstige schokken, wil het kabinet een bijdrage van 1,2 mld SDR leveren aan de Resilience and Sustainability Trust (RST) van het IMF. De RST is op 1 mei 2022 opgericht en is bedoeld voor financiering aan kwetsbare opkomende economieën en lage-inkomenslanden die hervormingen doorvoeren om risico's van onder meer klimaatverandering en pandemieën te mitigeren en tevens stabiliteit van de betalingsbalans in de toekomst te borgen. Om de RST te operationaliseren zijn er tijdig voldoende financiële bijdragen nodig.

Nederland zal in totaal SDR 1,7 mld. doorlenen van de in 2021 gealloceerde SDR's (t.w.v. SDR 8,4 mld.). Het totaal van doorgeleende SDR's komt daarmee uit op 20%.

Actualisatie kapitaalsleutel ESM

Met de toetreding van Kroatië tot de eurozone moet het land ook toetreden tot het ESM. De verwachting is dat hiervoor de kapitaalsleutel (de verdeling van de aandelen van alle ESM-lidstaten) in het ESM geactualiseerd moet worden. Als gevolg van de Kroatische toetreding zal de totale omvang van het ESM kapitaal toenemen. Bij eerdere toetredingen (Estland, Letland, Litouwen) was het niet nodig om op dat moment ook de onderliggende kapitaalsleutel te actualiseren, omdat de kapitaalsleutel die vanaf het begin van het ESM was gebruikt (de kapitaalsleutel van de ECB in 2009) al deze landen al bevatte. Immers, deze landen waren in 2009 al lid van de EU en zaten dus in de ECB. Kroatië werd echter pas in 2013 EU-lid en stond dus niet in de kapitaalsleutel van 2009 die het ESM gebruikte.

Daarom is de verwachting dat de kapitaalsleutel die gebruikt wordt in het ESM wordt geactualiseerd naar de meest recente kapitaalsleutel van de ECB38 van 2020 (in het ESM-verdrag is vastgelegd dat het ESM de ECB-kapitaalsleutel gebruikt, zonder te specificeren van welk jaar). De ECB-kapitaalsleutel is gebaseerd op de omvang van de bevolking en van de economie van alle lidstaten. Omdat Nederland op de combinatie van deze twee factoren (elk weegt voor 50% mee) harder is gegroeid dan het Eurozone gemiddelde, is het Nederlands aandeel toegenomen. Wanneer deze kapitaalsleutel wordt toegepast leidt dit tot herverdeling van het kapitaal tussen de lidstaten waarbij het Nederlandse aandeel toeneemt toe. Hiervoor wordt een reservering opgenomen in de Ontwerpbegroting, in afwachting van het definitieve besluit binnen het ESM. Naar huidig inzicht betekent dit dat het Nederlandse aandeel in het ESM-kapitaal met ca. € 1,5 mld. toeneemt, waarvan ca. € 176 mln. additioneel kapitaal moet worden volgestort (betaald) in 2023. Het overige deel is oproepbaar kapitaal (oproepbaar kapitaal werkt als een soort garantie, het kan worden opgeroepen als het ESM dat nodig heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

  • 12.102.703

7.680.240

2.728.964

1.901

967.472

1.901

1.901

Uitgaven

93.930

603.174

570.227

354.065

370.540

371.266

282.722

Garanties

53

96.352

75.145

17.794

7.559

9.927

9.927

EIB pan-Europees garantiefonds

53

96.352

75.145

17.794

7.559

9.927

9.927

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

59.444

277.021

493.201

334.390

361.100

359.458

270.914

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

0

40

20

20

20

20

20

Rentecompensatie ESM

15.244

15.227

9.000

0

0

0

0

Wereldbank

44.200

261.754

308.181

334.370

361.080

359.438

270.894

Kapitaalinleg ESM

0

0

176.000

0

0

0

0

 

Leningen

33.300

227.920

0

0

0

0

0

Teruggave winsten

33.300

27.920

0

0

0

0

0

Lening aan Oekraïne

0

200.000

0

0

0

0

0

Opdrachten

1.133

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

Technische assistentie

1.133

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

Ontvangsten

127.083

325.026

16.534

183.813

185.780

184.396

216.271

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

2.387

5.188

1.954

1.876

1.719

1.639

1.639

Ontvangsten IFI's

2.387

1.998

1.954

1.876

1.719

1.639

1.639

Ontvangsten ESM Kapitaal

0

3.190

0

0

0

0

0

Leningen

124.696

319.838

14.580

181.937

184.061

182.757

214.632

Aflossing lening Griekenland

124.696

319.838

0

159.919

159.919

159.919

159.919

Renteontvangsten lening Griekenland

0

0

9.576

17014

19.138

17.834

16.584

Aflossing lening Oekraïne

0

0

0

0

0

0

33.333

Renteontvangsten lening Oekraïne

0

0

5.004

5.004

5.004

5.004

4.796

 

Tabel 38 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

  • 12.102.703

7.680.240

2.728.964

1.901

967.472

1.901

1.901

waarvan garantieverplichtingen

  • 12.209.141

6.651.908

2.551.063

0

0

0

0

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

64.000

0

0

0

0

0

0

Garantie aan DNB inzake IMF

  • 12.693.185

614.568

1.187.063

0

0

0

0

EFSM

  • 4.163
  • 67.507

0

0

0

0

0

AIIB

56.096

  • 2.226

0

0

0

0

0

EIB

2.670

0

0

0

0

0

0

Wereldbank

108.980

84.510

0

0

0

0

0

ESM

  • 60.050
  • 24.710

1.364.000

0

0

0

0

SURE

62.516

112.898

0

0

0

0

0

NGEU

254.048

5.934.375

0

0

0

0

0

EIB - pan-Europees garantiefonds

  • 53

0

0

0

0

0

0

 

waarvan overige verplichtingen

106.438

1.028.332

177901

1.901

967.472

1.901

1.901

Lening aan Oekraïne

0

200.000

0

0

0

0

0

Kapitaalinleg ESM

0

0

176.000

0

0

0

0

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Rentecompensatie ESM

70.244

  • 30.773

0

0

0

0

0

Wereldbank

2.716

829.264

0

0

965.571

0

0

Teruggave winsten SMP/ANFA

33.300

27.920

0

0

0

0

0

Technische assistentie kiesgroeplanden

125

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

1.881

EIB - pan-Europees garantiefonds

53

0

0

0

0

0

0

Overige betalingsverplichtingen

0

40

20

20

20

20

20

Tabel 39 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

99,7%

bestuurlijk gebonden

0,0%

beleidsmatig gereserveerd

0,3%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Budgetflexibiliteit

Het totaal aan juridisch verplichte uitgaven bedraagt 99,7 % van het totaal aan uitgaven. Het bestaat voornamelijk uit uitgaven op garanties, bijdrage aan internationale organisaties en leningen. De resterende 0,3 % bij beleidsmatig gereserveerd bestaat uit technische assistentie aan kiesgroeplanden waarvoor nog geen verplichting is aangegaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Garanties

De European Investment Bank (EIB) heeft in 2020 het pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen. De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie ingeroepen zal worden. Het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt - op basis van het percentage verwachte verliezen van 20 procent, toegepast op het Nederlandse aandeel in de garantie van € 1,3 mld. - neer op € 260 mln. verdeeld over de looptijd van het fonds.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Met het oog op het Nederlandse belang om het ingelegd kapitaal van het European Stability Mechanism (ESM) op peil te houden, zal Nederland het ESM compenseren voor de negatieve rente op het ESM deposito bij DNB. De door het ESM afgedragen depositorente wordt ontvangen op artikel 3 van de Financiënbegroting als onderdeel van de DNB-winstafdracht en vervolgens via artikel 4 doorgegeven aan het ESM. De constructie is hiermee budgetneutraal.

Nederland draagt via algemene bijdragen aan de Wereldbank bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de begroting van het ministerie van Financiën staat betreft de International Development Association (IDA), het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessioner leningen - en in beperkte mate schenkingen - verstrekt aan de armste landen in de wereld. Elke drie jaar worden de middelen voor dit onderdeel van de Wereldbank aangevuld door donoren. De rest van de uitgaven aan de Wereldbank bestaan uit aanvullende kapitaalinleg voor de bankonder-delen IBRD en IFC. Al deze bijdragen zijn volledig juridisch verplicht.

Leningen

De inkomsten uit het Single Market Programme/Agreement on Net Financial Assets (SMP/ANFA) aan Griekenland worden teruggegeven aan Griekenland. De teruggave van de SMP/ANFA-gelden is onder de voorwaarde dat Griekenland afgesproken hervormingen implementeert en geen hervormingen terugdraait. De betalingen zijn daarmee juridisch verplicht, maar kunnen worden stopgezet als Griekenland zich niet aan de afspraken voor het post-programmaraamwerk houdt.

Opdrachten

Voor de komende jaren zijn middelen gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/Wereldbank/EBRD-kiesgroepen. De technische assistentie is er vooral op gericht om deze kiesgroeplanden te ondersteunen in hun financieel-economische beleid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise.

Ontvangsten

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Er wordt een structurele reeks verwacht aan ontvangsten van IFI's. Het gaat hierbij om terugbetalingen van leningen door de EIB en de Wereldbank.

Leningen

In totaal heeft Nederland voor € 3,2 mld. aan bilaterale leningen verstrekt aan Griekenland, waarover Griekenland per kwartaal rente betaalt. Deze rente is de 3-maands Euribor-rente plus een opslag van 50 basispunten. Vanaf 2020 is Griekenland deze bilaterale leningen gaan aflossen.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A.    Algemene doelstelling

Het verzekeren van betalingsrisico's die zijn verbonden aan Nederlandse export en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekering niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën heeft de rol van regisseur bij de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit). De Nederlandse staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB) voert de ekv-faciliteit uit, in naam van en voor rekening en risico van de Staat.

De minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder ADSB verzekeringen mag afgeven. De minister van Financiën is budgetverantwoordelijk, maar is samen met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk voor het beleid op gebied van de ekv. Beide ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van deze exportondersteunende maatregelen.

Op basis van de 'Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën' biedt de Nederlandse staat, in aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico's kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer exportorders binnenhalen die in het bijzonder op (middel)lange termijn gefinancierd worden.39

De ekv-faciliteit van de Nederlandse staat is aanvullend aan de markt. Dit betekent dat exporteurs aanspraak kunnen maken op de ekv-faciliteit als exportorders niet commercieel verzekerd kunnen worden. Zo kan de export, ook naar politiek en economisch ingewikkelde landen, toch doorgaan. Er is duidelijk vastgelegd welke risico's (looptijd, omvang en landen) verzekerd kunnen worden op de private markt en dus voor welke risico's de Nederlandse staat aanvullende zekerheid kan bieden. Daarnaast stelt de minister van Financiën voor alle verzekeringsproducten een risicokader vast. Hierin staan de randvoorwaarden voor het afgeven van een verzekering, waarmee de Staat vaststelt welke risico's als verantwoord worden beschouwd.

Net als Nederland hebben veel andere landen in de wereld ook een ekv-faciliteit. Nederland zet zich internationaal in om afspraken te maken over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financier s onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren. Deze afspraken zijn vastgelegd in de 'Arrangement' en waarborgen een internationaal gelijk speelveld.40 Zo zijn er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan afspraken over de kostendekkendheid van de steun, minimum-premies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) heeft internationaal, maar ook nationaal de aandacht. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor mvo binnen de ekv-aanvragen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten strenger is dan de internationale richtlijnen op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument mvo.41 ADSB publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag waarin de inspanningen en resultaten worden beschreven.

Meetbare gegevens

Voor de ekv-faciliteit worden drie indicatoren gehanteerd om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald.

Directe en indirecte bijdrage aan het Nederlandse bbp Deze indicator geeft inzicht in de directe en indirecte bijdrage van de ekv-faciliteit aan het Nederlandse bbp op basis van berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hiervoor wordt aangesloten bij de wijze waarop de doeltreffendheid van de faciliteit (tussen 2010 en 2014) is onderzocht in de beleidsdoorlichting van 2016. De streefwaarde is gebaseerd op historische realisaties.

Bedrijfseconomische resultaatbepaling (berb)

De berb geeft aan in welke mate de ekv-faciliteit voldoet aan de internationale afspraak om minimaal kostendekkend te zijn. Deze afspraak is gemaakt om te voorkomen dat er concurrentieverstoring kan plaatsvinden. De berb brengt in kaart in welke mate de inkomsten (premies en recuperaties) op de lange termijn de uitgaven (schades en uitvoeringskosten) dekken. Een positieve uitkomst duidt erop dat de faciliteit cumulatief gezien sinds 1999 kostendekkend is gebleken met inachtneming van nog te verwachten schades over de uitstaande risico's.

Groene transacties

De beleidsmatige inzet bij de exportkredietverzekering is erop gericht het aandeel in de portefeuille van transacties die een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen van het Akkoord van Parijs te laten groeien. In 2019 is een model ontwikkeld om te kunnen inventariseren welke transacties als groen gekwalificeerd kunnen worden. Dit model is gebaseerd op de richtlijnen van de International Finance Corporation (onderdeel van de Wereldbankgroep). Begin 2020 is dit model door externe deskundigen gevalideerd. Vanaf 2020 worden alle transacties geclassificeerd en worden de uitkomsten gebruikt om te rapporteren over het aantal groene transacties in de portefeuille. De doelstelling voor 2023 is het verhogen van het aantal groene transacties met 15% ten opzichte van 2022. In dit kader zijn verschillende maatregelen getroffen om groene export te stimuleren. Zo komen groene exporttransacties in aanmerkingen voor gunstige voorwaarden onder de ekv en daarnaast wordt momenteel gewerkt een groene expor-tontwikkelingsgarantie.42 Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat de ekv een vraag gestuurd instrument is, waardoor de doelstelling afhankelijk blijft van het aanbod van projecten en export.

 

Tabel 40 Indicatoren

 

2018

2019

2020

2021

Streefwaarde 2022 t/m 2024

Bijdrage bbp in %

0,11%

0,11%

0,07%

n.t.b.

> 0,10%1

Berb

€ 518 mln.

€ 555 mln.

€ 582 mln.

€ 667 mln.

> € 0

Nieuw aangegane donkergroene transacties o.b.v. commitment in %

 

23,13%2

42,37%

24,41%

3

Absoluut aantal nieuw aangegane donkergroene transacties

 

12

5

9

15% meer dan het voorgaande jaar

Absoluut aantal nieuw aangegane middelgroene transacties

 

0

1

5

15% meer dan het voorgaande jaar

Absoluut aantal nieuw aangegane lichtgroene transacties

 

0

1

10

15% meer dan het voorgaande jaar

Absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan groene transacties4

 

12

7

24

15% meer dan het voorgaande jaar

1    Het productassortiment dat ADSB namens de Staat aanbiedt betreft onder andere: kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering werkkapitaaldekking en de exportkredietgarantie (ekg). Zie voor een volledige beschrijving van het productassortiment de website van ADSB: www.atradiusdutchstatebusiness.nl/index.html

2    De eerdere vermelde waarde van 19% was op de contractwaarde gebaseerd. De waarde in de huidige tabel is gebaseerd op de commitment waarde.

3    Er is geen vergelijkbare streefwaarde opgenomen voor 15% meer nieuw aangegane commitment ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit zou namelijk een perverse prikkel geven om te focussen op grotere transacties en exporteurs.

4    In vorige begrotingsstukken werd alleen over het aantal nieuw aangegane donkergroene transacties gerapporteerd. Vanwege wijzigingen in interne administratie zijn de getallen dit jaar anders. Voor de volledigheid is in deze tabel daarnaast over het totaal aantal groene transacties gerapporteerd.

C. Beleidswijzigingen

Vergroening

Net als de afgelopen jaren blijft ook in 2023 het vergoenen van de ekv-portefeuille een prioriteit. In 2023 evalueren we de specifiek voor de ekv opgestelde meetmethodiek groen. Hierbij wordt ook de in 2022 in werking getreden EU taxonomie voor groene financiering als referentiekader meegenomen. In 2023 worden ook de maatregelen die in 2020 zijn genomen om een groter aandeel groen in onze portefeuille te krijgen geëvalueerd.

Internationaal zetten we in op vergroenen van de ekv met de Export Finance for Future coalitie. Daarnaast heeft het kabinet zich in 2021 met het tekenen van de COP26-verklaring in Glasgow gecommitteerd aan het beëindigen van nieuwe directe overheidssteun aan de internationale fossiele energiesector vóór 2023.

Verbeteren internationaal speelveld

Internationaal zet het ministerie van Financiën zich in voor een sterk multilateraal afsprakenkader voor publieke exportfinanciering met het oog op een internationaal gelijk speelveld voor Nederlandse exporteurs. In 2023 zullen we actief blijven bijdragen aan de onderhandelingen over de modernisering van de OESO Arrangement on official supported export credits waarin de internationale afspraken voor publieke exportfinanciering zijn opgenomen. Door flexibelere financiële voorwaarden in bijvoorbeeld looptijd van de lening en afbetalingsschema's kan de export beter worden ondersteund.

Anti-omkopingsbeleid

De evaluatie van het anti-omkopingsbeleid is in het voorjaar van 2021 van start gegaan en is inmiddels afgerond. De onderzoekers concluderen dat er een aanzet tot verscherpt beleid is gedaan en dat het belang van een effectief anti-omkopingsbeleid breed wordt erkend. Het huidige anti-omkopings-beleid vergt echter nadere uitwerking. Hiervoor doen de onderzoekers een aantal aanbevelingen. Zo dient het risicokader te worden geconcretiseerd en behoeft er verdere standaardisering van de zogeheten enhanced due diligence procedures. Om opvolging te geven aan de aanbevelingen is reeds een Taskforce anti-omkoping opgericht waarin de Staat en uitvoerder Atradius Dutch State Business vertegenwoordigd zijn. Hierover is de Kamer op 8 juli geïnformeerd. In de brief is aangekondigd dat vóór het einde van dit jaar een vervolgbrief gestuurd zal worden hoe het anti-omkopingsbeleid verder verbeterd en verstevigd zal worden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

  • 4.483.155

10.089.926

10.089.366

10.089.366

10.089.366

10.089.366

10.089.366

Uitgaven

400.211

221.926

176.366

166.366

151.366

151.366

151.366

Opdrachten

74.740

19.682

19.122

19.122

19.122

19.122

19.122

Kostenvergoeding Atradius DSB

19.191

18.900

18.900

18.900

18.900

18.900

18.900

Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten

55.300

650

0

0

0

0

0

Overige uitgaven

250

132

222

222

222

222

222

 

Garanties

244.289

132.000

87.000

77.000

62.000

62.000

62.000

Schade-uitkering EKV

208.978

112.000

87.000

77.000

62.000

62.000

62.000

Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten

35.311

20.000

0

0

0

0

0

 

Storting/onttrekking begrotingsreserve

81.182

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

Mutatie begrotingsreserve EKV

81.182

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

Ontvangsten

382.566

129.391

109.182

108.206

106.207

106.224

104.607

Garanties

258.187

105.359

85.150

84.174

82.175

82.192

80.575

Premies EKV

81.221

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

Premies herverzekering leverancierskredieten

131.119

0

0

0

0

0

0

Schaderestituties EKV

41.707

15.115

14.906

13.930

11.931

11.948

10.331

Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten

4.140

20.000

0

0

0

0

0

Storting/onttrekking begrotingsreserve

124.379

24.032

24.032

24.032

24.032

24.032

24.032

Mutatie begrotingsreserve EKV

124.379

24.032

24.032

24.032

24.032

24.032

24.032

 

Tabel 42 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

  • 4.483.155

10.089.926

10.089.366

10.089.366

10.089.366

10.089.366

10.089.366

waarvan garantieverplichtingen

  • 4.668.941

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

Herverzekering leverancierskredieten

  • 11.936.809

0

0

0

0

0

0

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Exportkredietverzekeringen

7.267.867

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

waarvan: aangegane garantieverplichtingen

7.267.867

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

waarvan: vervallen garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

               

waarvan overige verplichtingen

185.787

89.926

89.366

89.366

89.366

89.366

89.366

Kostenvergoeding Atradius DSB

19.191

18.900

18.900

18.900

18.900

18.900

18.900

Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten

55.300

650

0

0

0

0

0

Storting begrotingsreserve EKV

81.182

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

70.244

Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten

29.689

0

0

0

0

0

0

Overige betalingsverplichtingen

425

132

222

222

222

222

222

Tabel 43 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Budgetflexibiliteit

Opdrachten

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB.

Garanties

Deze uitgaven zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico's zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan, moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven

Opdrachten

ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een vergoedingsovereenkomst.

Garanties

Voor de ekv-faciliteit is in de begroting een plafond van € 10 mld. opgenomen. Dit is het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangegaan. Alle schade-uitkeringen, premies en restituties op dit artikel komen voort uit deze garantie.

De ekv heeft zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Indien het voor een exporteur nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar de dekkingstoezegging zal bij daadwerkelijke gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Gemiddeld wordt ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen uiteindelijk een polis. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Schade kan uitsluitend onder een polis worden uitgekeerd. Wanneer zich onder een ekv-polis schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering doorgaans het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in een keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar).

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Naar aanleiding van het garantiekader voor risicoregelingen wordt voor de ekv een risicovoorziening opgebouwd. De risicovoorziening fungeert als een buffer om tegenvallers, zoals een grote schade, op te vangen; ontvangsten en uitgaven kunnen bij de ekv sterk over de tijd verspreid zijn.

Toevoegingen aan de begrotingsreserve worden als uitgaven weergegeven op de begroting en onttrekkingen aan de begrotingsreserve als ontvangsten. De raming van de toevoeging aan de begrotingsreserve van de ekv is gelijk aan de raming van de premieontvangsten. Het toevoegen van de premieontvangsten aan de begrotingsreserve is een uitgave voor de Financiënbegroting. De begrotingsreserve muteert eens per jaar op 31 december. De stand van de reserve was ultimo 2021 € 465,3 mln.

Tabel 44 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ekv (bedragen x € 1.000)

 

Stand per 1/1/2022

Onttrekking

2022

Toevoeging

2022

Stand per

31/12/2022

Onttrekking

2023

Toevoeging

2023

Stand per 31/12/2023

465.300

24.032

70.244

511.512

24.032

70.244

557.724

Ontvangsten

Garanties

De ontvangsten bestaan uit premies en schaderestituties. De omvang van deze posten wordt beïnvloed door de hoeveelheid afgegeven exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren.

Als er een ekv-polis wordt afgegeven is de verzekerde premie verschuldigd. De premie wordt berekend op basis van een internationaal afgesproken systematiek. De in Arrangement-verband overeengekomen minimum-premies zijn van belang voor het voorkomen van concurrentieverstoring. De premies dienen het onderliggende risico te reflecteren en bij te dragen aan de kostendekkendheid van de faciliteit.

Schaderestituties op de ekv kunnen uiteraard alleen ontstaan indien eerst uitgaven zijn gedaan in de vorm van schade-uitkeringen. De Club van Parijs is een belangrijk platform waar crediteurlanden informatie delen over betalingsachterstanden van overheden of overheidsbedrijven op publiek gedekte exportkredieten en bilaterale leningen. Deze coördinatie tussen landen verhoogt de schaderestituties van een publieke exportverzekeraar.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Toevoegingen aan de begrotingsreserve worden als uitgaven weergegeven op de begroting en onttrekkingen aan de begrotingsreserve als ontvangsten. De raming van de toevoeging aan de begrotingsreserve van de ekv is gelijk aan de raming van de premieontvangsten. Het toevoegen van de premieontvangsten aan de begrotingsreserve is een uitgave voor de Financiënbegroting. De stand van de reserve was ultimo 2021 € 465,3 mln.

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

A.    Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
  • het beheer van het Btw-compensatiefonds (BCF).

Het BCF is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-onderne-merstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurs-werkzaamheden en groenbeheer.

C.    Beleidswijzigingen

Voor het BCF zijn geen beleidswijzigingen voorzien in 2023. In het najaar van 2021 is de beleidsdoorlichting van het BCF afgerond. Hierin is geconcludeerd dat de algemene en operationele doelstellingen van het BCF worden behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol meer bij de afweging tussen zelf uitvoeren of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF

De beleidsdoorlichting heeft daarnaast ook aangetoond dat het lastig is om de doelmatigheid en eventuele doelmatigheidswinst aan te tonen. Dit komt doordat er geen recente onderzoeken zijn die de uitvoeringskosten van het BCF meten. Om de doelmatigheidswinst in de toekomst beter te kunnen analyseren zijn in de beleidsdoorlichting twee aanbevelingen voor toekomstig onderzoek naar voren gebracht. De uitvoering van deze onderzoeken wordt dit jaar opgestart en is gekoppeld aan de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) 2023. Deze is te vinden in paragraaf 2.5 en bijlage

5.

Naast de toegezegde onderzoeken bevatte de beleidsdoorlichting ook nog een drietal verbeterpunten voor de uitvoering en vormgeving van het BCF .Deze zijn vertaald in een zevental praktische verbeteringsvoorstellen. Aan het oppakken van deze verbeterpunten en verbeteringsvoorstellen wordt inmiddels (ambtelijk) gewerkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 45 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.666.792

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Uitgaven

3.666.792

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Bijdrage aan medeoverheden

3.666.792

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Bijdragen aan gemeenten

3.252.802

3.356.182

3.356.182

3.356.182

3.356.182

3.432.182

3.356.182

Bijdragen aan provincies

413.990

404.656

404.656

404.656

404.656

424.656

404.656

Ontvangsten

3.666.792

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Tabel 46 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Budgetflexibiliteit

De bijdrage van het Rijk ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Met ingang van 2015 is het BCF geplafonneerd43. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen en uitgaven (bijdrage aan medeoverheden)

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald. De raming wordt gemaakt aan de hand van het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon komt doordat alle gemeentelijke begrotingen tezamen groter zijn dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer. Deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven.

Tabel 47 Geraamd plafond Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Plafond

4.143.394

4.426.490

4.724.262

5.004.389

4.980.188

5.021.105

Grondslag

4.001.909

4.093.885

4.193.766

4.331.829

4.472.638

4.472.638

Waarvan overhevelingen i.v.m taakmutaties

21.963

1.491

  • 1.612
  • 1.623

94.103

  • 1.897

Waarvan accres

119.522

331.114

532.108

674.183

413.447

550.364

Uitgaven

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Waarvan Gemeenten

3.356.182

3.356.182

3.356.182

3.356.182

3.432.182

3.356.182

Waarvan Provincies

404.656

404.656

404.656

404.656

424.656

404.656

Ruimte onder plafond

382.556

665.652

963.424

1.243.551

1.123.350

1.260.267

Waarvan Gemeenten

320.917

570.051

834.420

1.081.576

966.301

1.088.825

Waarvan Provincies

61.639

95.601

129.004

161.975

157.049

171.442

Compensatie

De Belastingdienst is belast met de uitvoering, de controle en het toezicht van het BTW-compensatiefonds. Hierbij compenseren ze de btw over niet-ondernemersactiviteiten van provincies en gemeenten.

Controle- en toezichtsbeleid

Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat het toezicht op het BCF onderdeel uitmaakt van het reguliere toezicht bij gemeenten en provincies. Dit toezicht bestaat uit bedrijfsbezoeken waarbij de uitvoering van het BCF beoordeeld wordt, waarbij technische vragen rond het BCF besproken worden tot volledige boekenonderzoeken door de belastingdienst naar de BCF-claim.

De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent dat:

  • controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar mogelijk is;
  • de controle op de juistheid van ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaats vindt.

Meetbare gegevens

 

Tabel 48 Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake BTW Compensatiefonds (BCF) bij gemeenten en provincies

Waarde 2019

Waarde 2020    Streefwaarde 2021    Streefwaarde 2022

  • n.v.t.    >45%

Toelichting

Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake BTW Compensatiefonds (BCF) bij gemeenten en provincies Deze nieuwe indicator vervangt de indicator percentage gemeenten en provincies waarvan de mogelijkheid tot klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is. De nieuwe indicator sluit beter aan bij de strategie op het segment Grote Ondernemingen, waar gemeenten en provincies ook onder vallen. Deze strategie richt zich op individuele klantbehandeling. Hiermee wordt passende behandeling beoogd ter afdekking van de risico's, binnen de beschikbare capaciteit.

Het streven is om bij een deel van de gemeenten en provincies binnen één kalenderjaar ten minste één fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake het BCF vanuit de Belastingdienst uit te voeren. Onder een fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit worden activiteiten verstaan waarbij de Belastingdienst met de klant en/of vice versa inhoudelijk in contact treedt. De activiteiten die hieronder vallen zijn heffing BCF met klantcontact, boekenonderzoek BCF, vooroverleg BCF, behandeling van bezwaarschrift BCF, bedrijfsgesprek, activiteiten rondom Horizontaal Toezicht.

Dat betekent dat indien er bijvoorbeeld meer dan één activiteit in een jaar bij één gemeente of provincie is uitgevoerd en afgerond, dat deze voor één activiteit meetelt.

Artikel 9 Douane

A.    Algemene doelstelling

De Douane draagt bij aan een solide financiering van de Europese en nationale overheid, aan een veilige samenleving en aan een sterke, aantrekkelijke en eerlijke interne markt waarmee de welvaart in de EU en Nederland wordt bevorderd. Dit doet de Douane door als handhavingsdienst toezicht te houden op het EU-grensoverschrijdende goederenverkeer en daarbij te controleren op de naleving van fiscale en niet-fiscale regels en door het bonafide bedrijfsleven daarbij te faciliteren. Douanerechten en nationale belastingen (accijnzen en verbruiksbelastingen en omzetbelasting bij invoer) worden zo veel mogelijk tijdig, juist en volledig geheven en geïnd.

Kortweg bestaat de opdracht van de Nederlandse Douane uit de ABC-doelen:

  • Afdracht: zorgen dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn;
  • Beschermen: de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen;
  • Concurrentiepositie: bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een regisserende rol op het terrein van het beleid en de wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. Dit is hoofdzakelijk Europese weten regelgeving. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving inzake binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen.

Op grond van het Douanewetboek van de Unie (DWU), Europese verordeningen, de Algemene douanewet en andere nationale wet- en regelgeving handhaaft de Douane fiscale en niet-fiscale wet- en regelgeving. Met de uitvoering van de reguliere taken en door samenwerking met ketenpartners draagt de Douane bij aan de integrale aanpak van ondermijning.

De minister bevordert via de inzet van de Douane de naleving van wet- en regelgeving. Dit gebeurt door het leveren van passende en faciliterende dienstverlening door bijvoorbeeld zorg te dragen voor een goed werkend aangiftesysteem. Maar ook door processen juist en tijdig uit te voeren, door adequaat toezicht uit te oefenen en door naleving te stimuleren en waar nodig deze naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

Strategie Douane

De ambitie van de Douane is om tot de beste douanediensten ter wereld te behoren, die door slim te werken legale handel optimaal faciliteert, de samenleving adequaat beschermt, en douanerechten, accijnzen en andere belastingen volgens de wetgeving correct heft en int.

Deze ambitie wordt langs drie doelstellingen programmatisch opgepakt:

  • Eén professionele en integere Douane: de Douane wil een wendbare en integere organisatie zijn, met een evenwichtig personeelsbestand;
  • Slimme handhaving, soepele logistiek: om het toezicht effectief en efficiënt te houden, moeten mensen en middelen op een slimme en innovatieve manier worden ingezet;
  • Data-gedreven organisatie: de Douane wil zich in de uitvoering van zijn werkprocessen in hoge mate laten leiden door data en de informatie en kennis die daaruit kan worden afgeleid.

Kwantitatieve doelstellingen

De algemene doelstelling van de Douane en de hierboven beschreven strategie komt, langs de lijnen van de ABC-doelen, tot uiting in onderstaande meetbare gegevens.

 

Tabel 49 Prestatie-indicatoren Douane

Prestatie-indicator

Waarde 2020

Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Afdracht: Juiste invoeraangiften

97

105

>100

>100

Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken

97%

98%

>95%

>95%

Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven

104,3

107,2

>100

>100

Afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn

94%

88%

>90%

>90%

Afgehandelde klachten binnen de Awb-termijn

96%

97%

>95%

>95%

Afdracht: Juiste invoeraangiften

De A-doelstelling van de Douane zorgt ervoor dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. De prestatie-indicator Juiste invoeraangiften geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften. Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer waarbij het jaar 2016 geldt als indexjaar.

De Douane zorgt dat de afdracht van douanerechten, belastingen bij invoer en binnenlandse accijnzen zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. Dit houdt in dat de verschuldigde douanerechten, belastingen en accijnzen wordt vastgesteld, geheven en geïnd. De geïnde bedragen worden afgedragen aan:

  • De Europese Unie (douanerechten);
  • De Nederlandse schatkist (accijnzen, verbruiksbelasting en omzetbelasting bij invoer).

De juistheid van de invoeraangifte is een belangrijke graadmeter voor de fiscale regelnaleving. Een juiste invoeraangifte betekent dat de juiste afdracht van de bij invoer verschuldigde belastingen kan worden vastgesteld. Door handhavingsinterventies beïnvloedt de Douane de regelnaleving, met als doel deze op een hoger peil te brengen. Bedrijven kunnen in verschillende systemen een aangifte van invoer doen. Een van deze systemen is het aangiftesysteem AGS. De prestatie-indicator gaat specifiek om de invoeraangiften die voldoen aan de wettelijke eisen voor een juiste aangifte en zijn ingediend in het aangiftesysteem AGS van de Douane.

Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken De B-doelstelling betreft de opdracht om de samenleving te beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen. Onder deze opdracht vallen alle niet-fiscale douanetaken, zoals die zijn vastgelegd in de wettelijk verplichte convenanten (o.g.v. Adw 1:3 lid 5) tussen de opdrachtgevende beleidsde-partementen en de Douane. Samengevat betreft dit de beleidsterreinen «veiligheid, gezondheid, economie en milieu» (VGEM), waarmee de Douane tevens bijdraagt aan de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit. De begrotingsindicator geeft de mate aan waarin de Douane deze taken heeft kunnen uitvoeren.

Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven

De C-doelstelling betreft het bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie. De waardering bedrijfsleven is een indicator gericht op het versterken van de concurrentiepositie door een snelle en goede douaneaf-handeling. Voor het meten en verbeteren van de waardering voor de Douane door het bedrijfsleven wordt het instrument Bewijs van Goede Dienst ingezet. Hierin zijn doelstellingen opgenomen die in samenspraak met het bedrijfsleven tot stand zijn gekomen en waaraan zowel de Douane als het bedrijfsleven grote waarde hecht. De Douane heeft als opdracht bij te dragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie. Enerzijds ziet de Douane toe op de naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Anderzijds bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk logistiek oponthoud en administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Met het bedrijfsleven worden ook afspraken gemaakt over verbeteracties rondom dienstverlening en toezichtslasten. De score op deze doelstellingen wordt jaarlijks gemeten. De waardering wordt als index opgenomen met als indexjaar 2015.

Afgehandelde bezwaren binnen Awb termijn

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing kunnen een bezwaarschrift indienen bij de Douane. Deze prestatie-indicator betreft het aantal in 2023 binnen Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslistermijn afgedane bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgedane bezwaren in kalenderjaar 2023.

Afgehandelde klachten binnen de Awb termijn

Burgers en bedrijven die ontevreden zijn over gedragingen of processen van de Douane kunnen een klacht indienen. Deze prestatie-indicator betreft het aantal in 2023 binnen Awb-beslistermijn afgedane klachten ten opzichte van het totaal aantal afgedane klachten in kalenderjaar 2023.

C. Beleidswijzigingen

De Douane heeft de komende jaren diverse uitdagingen, zoals het tegengaan van ondermijning, uitvoering van de sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus, pensioengerelateerde personele uitstroom, versterken van integriteit en een sterke groei van het aantal aangiften.

Op het gebied van ondermijning lopen er verschillende trajecten waar de Douane aan deelneemt, zowel op internationaal, nationaal als lokaal niveau. Een voorbeeld is de participatie in de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC).

De Douane heeft een belangrijke taak bij de uitvoering van de ingestelde sanctiemaatregelen tegen Rusland en Belarus. Voorbeelden daarvan zijn het beoordelen van vracht- en koerierszendingen van en naar Rusland en Belarus, het scannen van postzakken, het beoordelen van containers in de Rotterdamse haven en het onder toezicht plaatsen van schepen en vliegtuigen. Bij ieder nieuw sanctiepakket wordt bezien welke gevolgen dit heeft voor de Douane, hoe de handhaving hierop in te richten en wat daarvoor nodig is.

De Douane heeft in de komende jaren te maken met een grote uitstroom van medewerkers, voor een belangrijk deel veroorzaakt door pensionering. Ondertussen neemt de wervingsopgave juist toe, door het toenemende aantal aangiften en de sanctiemaatregelen in relatie tot Rusland en Belarus. De Douane besteedt daarom veel aandacht aan het werven, selecteren, opleiden en begeleiden van nieuwe medewerkers.

In lijn met de Verbeteragenda voor het integriteitsbeleid wordt de komende jaren een breed scala aan verbeteractiviteiten uitgevoerd. Deze activiteiten zijn gericht op bescherming, weerbaarheid, cultuur en organisatie en ook op versterkte screening.

De groei van het aantal aangiften hangt met name samen met de implementatie van EU wet- en regelgeving en door de groei van de e-commerce. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in ICT om realtime verwerking van grote aantallen aangiften te kunnen doen en de informatiepositie ten behoeve van het toezicht te verbeteren.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 50 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 Douane (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

518.330

695.243

736.312

744.536

733.029

730.261

717.423

Uitgaven (1) + (2)

520.488

695.243

736.312

744.536

733.029

730.261

717.423

  • (1) 
    Apparaatsuitgaven

426.376

469.555

497.677

506.797

498.087

495.983

483.145

Personele uitgaven

423.019

460.249

492.239

501.425

492.716

489.611

476.773

Eigen personeel

412.637

440.146

479.802

492.062

483.763

483.329

472.429

Inhuur externen

10.183

19.835

12.219

9.145

8.735

6.064

4.126

Overig personeel

199

268

218

218

218

218

218

 

Materiële uitgaven

3.358

9.306

5.438

5.372

5.371

6.372

6.372

ICT

735

1.559

1.476

1.414

1.414

2.339

2.339

Bijdrage aan SSO's

511

156

156

156

156

156

156

Overig materieel

2.112

7.591

3.806

3.802

3.801

3.877

3.877

94.112    225.688    238.635    237.739    234.942    234.278    234.278

  • (2) 
    Programma-uitgaven
 

Bekostiging

0

52

52

52

52

52

52

Overige bekostiging

0

52

52

52

52

52

52

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

1.556

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

Overige bijdrage ZBO's/RWT's

1.556

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

Opdrachten

18.418

26.334

30.283

29.335

26.526

26.031

26.031

ICT opdrachten

1.477

5.258

7.653

6.703

3.809

3.225

3.225

Overige opdrachten

16.940

21.076

22.630

22.632

22.717

22.806

22.806

Bijdrage aan agentschappen

2.764

3.352

3.352

3.352

3.352

3.352

3.352

Bijdrage overige agentschappen

2.764

3.352

3.352

3.352

3.352

3.352

3.352

(Schade)vergoeding

7

0

0

0

0

0

0

(Schade)vergoedingen

7

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

71.367

194.545

203.543

203.595

203.607

203.438

203.438

Toegerekende uitgaven van Belastingen

71.367

194.545

203.543

203.595

203.607

203.438

203.438

Ontvangsten

749

605

605

605

605

605

605

Apparaatsontvangsten

749

605

605

605

605

605

605

Tabel 51 Geschatte budgetflexibiliteit1

2023

juridisch verplicht

63%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

37%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

1 De berekende budgetflexibiliteit heeft alleen betrekking op de programma-uitgaven, uitgaven van Belastingen buiten beschouwing zijn gelaten.

waarbij de toegerekende

Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO's en RWT's zijn beleidsmatig gereserveerd. Opdrachten

Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria. De post ICT opdrachten is voor 100% juridisch verplicht en de post Overige opdrachten is voor 50% juridisch verplicht en voor de overige 50% beleidsmatig gereserveerd.

Bijdrage agentschappen

Dit betreft met name de bijdrage aan de Rijksrederij van Rijkswaterstaat en is 100% juridisch verplicht vanuit samenwerkingsovereenkomsten.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de Douane. Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van de Douane en omvat Douane-specifieke diensten, middelen en communicatie. De standaarddiensten huisvesting en de toerusting van de ambtenaren van de Douane (telefoon, laptop, werkplek, mobiele devices, etc.) lopen via dienstonderdelen van de Belastingdienst en deze uitgaven worden verantwoord op artikel 1 Belastingen.

Programma-uitgaven

Opdrachten

Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft de Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria.

Als gevolg van meerdere Europese wetgevingstrajecten die tot een groei van onder andere de te verwerken aangiften leiden, is een ICT-oplossing ontwikkeld onder de noemer Digitale Snelweg Douane (DSD). Dit programma is gericht op het opschalen en robuust maken van de technische infrastructuur en het optimaliseren van transactiesystemen voor de verwachte volumegroei van te verwerken aangiften.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor de Douane worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.

In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en de Douane overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fte, werkplekken of ICT-capaciteit.

 

Tabel 52 Toegerekende uitgaven tbv douaneprocessen (bedragen x € 1.000)

Activiteit

Bedrag

IV

105.977

Huisvesting en facilitaire zaken

65.204

HRM-activiteiten

9.467

Management informatie en Data Analyse

3.746

Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/ Webcare

1.787

Team Handel en Team OLGA grote ondernemingen

1.708

Internationale Fiscale Behandeling (IFB)

134

Gegevens- en betalingsverkeer

134

Bijkomende indirecte kosten per BD-medewerker cf Handleiding Overheidstarieven

15.388

Totaal

203.543

Artikel 13 Toeslagen

A.    Algemene doelstelling

Het uitvoeren van de toeslagregelingen voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vallen onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

De doelstelling van de Awir is het bewerkstelligen van harmonisatie tussen inkomensafhankelijke regelingen, het bevorderen van klantvriendelijkheid en doelmatigheid door het instellen van een uitvoeringsloket, en het realiseren van een betere aansluiting van inkomensafhankelijke regelingen bij de draagkracht door het gebruik van het actuele inkomen. Dit betreft de huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en de kinderopvang-toeslag.

Daarnaast is de uitvoering van de hersteloperatie toeslagen een belangrijke doelstelling.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie Beleid

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij gaat het om het te voeren beleid en het opstellen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de daarop gebaseerde regelgeving.

Daarnaast is de minister van Financiën verantwoordelijk voor de hersteloperatie, waarbij het pDGH, in nauwe samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Rijk en overige partijen in een regis-seursrol en opdrachtgeversrol het overkoepelende herstelproces aanstuurt. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de nieuwe regelingen die in de wet Hersteloperatie Toeslagen zijn vastgelegd en in 2023 over de volle breedte uitgevoerd gaan worden.

Uitvoering

De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen. Toeslagen streeft naar klantgerichte dienstverlening aan burgers, de rechtmatige toekenning van toeslagen en efficiënte uitvoering van processen.

C.    Beleidswijzigingen

Medio december 2021 is het coalitieakkoord gepresenteerd, dat grote ambities kent op het terrein van toeslagen. Het kabinet wil dat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Gedurende deze kabinetsperiode worden daarom fundamentele herzieningen in de kinderopvangtoeslag en huurtoeslag doorgevoerd. Ook gaat het kabinet door met verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel, zowel verbeteringen in de uitvoering als de dienstverlening richting burgers. De uitwerking van het coalitieakkoord wordt in nauwe samenwerking opgepakt door de beleidsverantwoordelijke departementen (primair de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en het DG Toeslagen. Het burger- en uitvoeringsperspectief zijn daarin belangrijke randvoorwaarden bij de uitwerking van de maatregelen.

Kinderopvangtoeslag

In 2023 is de uitwerking en implementatie van de maatregelen uit het coalitieakkoord een grote prioriteit voor Toeslagen. Ten aanzien van de stelselherziening van de kinderopvangtoeslag blijft de arbeidseis gehandhaafd, maar laat Toeslagen de koppeling gewerkte uren als grondslag voor de kinderopvangtoeslag per 2023 los en is Toeslagen betrokken bij de voorbereidingen voor het veranderen van de vergoeding van de kinderopvang naar 95%, inkomensonafhankelijk, voor werkende ouders. Daarnaast participeert Toeslagen in het onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar een geschikte uitvoerder van het nieuwe stelsel. Toeslagen heeft daarin in de eerste plaats een rol als de uitvoerder van het huidige stelsel en de transitie naar het nieuwe stelsel. Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd door ABD TOPConsult, zal na de zomer van 2022 helderheid geven of Toeslagen ook een rol heeft in de uitvoering van het nieuwe stelsel waarin de toeslagen rechtstreeks worden uitbetaald aan kinderopvangorganisaties.

Huurtoeslag

Daarnaast werkt Toeslagen mee aan de hervormingen van de huurtoeslag. Het streven is om vanaf 2024 over te stappen naar een systeem van genormeerde huren en worden hervormingen doorgevoerd waaronder het afschaffen van de maximale huurgrens en het verlagen van de minimale leeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar. Bij het uitwerken van deze maatregelen kijkt Toeslagen naar de uitvoerbaarheid en het burgerperspectief. Om de beoogde planning te realiseren is tijdige parlementaire behandeling van het pakket van huurtoeslagmaatregelen nodig.

Verbeteringen huidig stelsel

Toeslagen zet zich verder in om de uitvoering van toeslagen en dienstverlening naar de burger te verbeteren door het toegankelijker en laagdrem-peliger te maken en een zo groot mogelijke toekenningszekerheid voor burgers te realiseren. Deze verbeteringen zien op alle vier de toeslagen. Onder meer via het programma Vernieuwing Dienstverlening en de verbetertrajecten voor elk van de toeslagen worden stappen gezet. Deze richten zich onder andere op het terugdringen van niet-gebruik, intensiveren van (fysieke) dienstverlening en persoonlijke begeleiding. Ook een goede IV-huishouding en begrijpelijke en goed uitvoerbare wet- en regelgeving zijn belangrijk om het huidige toeslagenstelsel beter te laten functioneren.

D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 53 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 Toeslagen (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

1.314.742

1.879.165

898.568

678.893

370.582

318.878

318.906

Uitgaven (1) + (2)

961.044

1.223.650

1.798.176

1.094.017

379.802

318.878

318.906

  • (1) 
    Apparaatsuitgaven

191.075

348.358

432.159

348.284

168.231

130.934

130.962

Personele uitgaven

182.922

340.876

427.905

346.808

167.731

130.559

130.587

Eigen personeel

93.786

137.905

186.785

185.471

130.782

118.926

118.954

Inhuur externen

89.049

201.891

240.090

160.307

35.919

10.603

10.603

Overig personeel

87

1.080

1.030

1.030

1.030

1.030

1.030

 

Materiële uitgaven

8.153

7.482

4.254

1.476

500

375

375

ICT

102

36

210

210

210

210

210

Bijdrage aan SSO's

137

1.228

231

25

25

25

25

Overige materiële uitgaven

7.914

6.218

3.813

1.241

265

140

140

  • (2) 
    Programma-uitgaven

769.970

875.292

1.366.017

745.733

211.571

187.944

187.944

 

Bekostiging

66

0

0

0

0

0

0

Overige bekostiging

66

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

1.774

106

106

106

106

106

106

Bijdrage overige ZBO's/RWT's

1.774

106

106

106

106

106

106

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

1.616

3.930

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

1.616

3.930

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

3.682

33.044

45.231

7.331

131

131

131

ICT opdrachten

44

1.647

27

27

27

27

27

Overige opdrachten

3.639

31.397

45.204

7.304

104

104

104

Bijdrage aan medeoverheden

11.864

35.445

78.000

93.000

0

0

0

Bijdrage aan medeoverheden

11.864

35.445

78.000

93.000

0

0

0

 

(Schade)vergoeding

750.967

595.085

1.035.323

427.297

18.300

0

0

Compensatie toeslagengedupeerden

712.636

306.583

221.389

215.197

18.300

0

0

Kwijtschelden private schulden

35.531

164.986

233.400

64.900

0

0

0

Herstelprogramma voor kinderen

1

75.000

454.800

100.200

0

0

0

Herstelregeling voor ex-partners

0

0

60.000

38.000

0

0

0

Herstelregeling voor gedupeerden andere toeslagen

0

0

47.000

9.000

0

0

0

Overige (schade)vergoedingen

2.800

48.516

18.734

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

207.682

207.357

217.999

193.034

187.707

187.707

Toegerekende uitgaven van Belastingen

0

207.682

207.357

217.999

193.034

187.707

187.707

Ontvangsten

42

0

0

0

0

0

0

Apparaatsontvangsten

42

0

0

0

0

0

0

Tabel 54 Geschatte budgetflexibiliteit1

 

2023

juridisch verplicht

98,2%

bestuurlijk gebonden

0,0%

beleidsmatig gereserveerd

1,8%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

1 De berekende budgetflexibiliteit heeft alleen betrekking op de programma-uitgaven, uitgaven van Belastingen buiten beschouwing zijn gelaten.

waarbij de toegerekende

Budgetflexibiliteit

De programma-uitgaven zijn overwegend gerelateerd aan de compensatie voor de gedupeerden van de toeslagenaffaire. Deze uitgaven zijn voor circa 98% juridisch verplicht doordat regelingen zijn verankerd in wetgeving of anderszins bindende afspraken die contractueel zijn vastgelegd.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Apparaatsuitgaven

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven voor zowel DG Toeslagen als het programma DG Herstel, inclusief externe inhuur.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven van DG Toeslagen en pDG Herstel, inclusief herstelorganisatie. Het omvat middelen voor voorlichting, trainingen, ondersteuning voor het herstel Kinderopvangtoeslagen en middelen voor de klankbordgroep.

Programma-uitgaven

Opdrachten

Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd worden voor het kwijtschelden van private schulden. Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven (telefonie, licenties, software applicaties en hardware).

Bijdrage aan medeoverheden

Onder Bijdrage aan medeoverheden vallen de budgetten die worden ingezet voor programma's bij de gemeentes, provincies en waterschappen.

(Schade)vergoeding

Dit betreft de budgetten voor de compensatie van toeslagengedupeerden, waaronder de forfaitaire 30k-regeling, de integrale beoordelingen, de kwijtschelding van de private schulden, de kindregeling, ex-partnerregeling, herstelregeling voor gedupeerden van andere toeslagen en de betaling van dwangsommen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Toeslagen doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor Toeslagen worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.

In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Toeslagen doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en Toeslagen overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fte, werkplekken of ICT-capaciteit.

 

Tabel 55 Toegerekende uitgaven tbv toeslagenprocessen (bedragen € 1.000)

x

Activiteit

Bedrag

IV

76.543

Huisvesting en facilitaire zaken

29.969

HRM-activiteiten

9.377

Management informatie en Data Analyse

1.489

Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/Webcare

30.251

Gegevensbeheer en administratieve afhandeling

22.277

Balies, buitenlandtaken, toezicht en bezwaarafhandeling

5.742

Bijkomende indirecte kosten per BD-medewerker cf Handleiding Overheidstarieven

31.710

Totaal

207.357

 

F. Toeslagen

De uitvoering van Toeslagen is erop gericht om de toekenningszekerheid en begrijpelijkheid voor de burger te vergroten en de menselijke maat toe te passen. Verder wordt toezicht gehouden dat gericht is op het voorkomen of snel herstellen van fouten en is sprake van een zorgvuldige en doortastende aanpak van (het risico van) misbruik.

Toeslagen streeft - binnen de mogelijkheden van wet- en regelgeving - naar het vergroten van zekerheid voor mensen die toeslagen ontvangen: het toegekende voorschot komt zoveel mogelijk overeen met wat de definitief toe te kennen toeslag zal zijn. Nabetalingen en vooral (grote) terugvorderingen worden zoveel mogelijk voorkomen. Dit doet Toeslagen door:

  • De dienstverlening en toezicht te richten op het helpen van burgers een juiste aanvraag in te dienen en (veelgemaakte) fouten te voorkomen;
  • Het gebruik van gegevens van derden, onder andere van kinderopvangorganisaties en zorgverzekeraars en vastgestelde gegevens uit basisregistraties;
  • Maatwerk bieden aan burgers bij bijvoorbeeld complexe problemen in de rechten en plichten, aanpassen aan de ervaring en beleving van burgers en/of digitale vaardigheden.

De ontwikkeling van de kennis, de houding en het gedrag van medewerkers die nodig zijn voor deze benadering gaat in 2023 onverminderd door.

Toeslagen verricht zijn werk als uitvoerder van de toeslagenregelingen op het raakvlak van beleid en maatschappij. Het burgerperspectief is een van de vaste gezichtspunten van de uitvoeringstoetsen waaruit voorgenomen wijzigingen van beleid, wet- en regelgeving door Toeslagen beoordeeld worden. Vanuit dit perspectief verbeteren we de dienstverlening van Toeslagen verder in 2023 en worden de in gang gezette ontwikkelingen doorgezet en op grotere schaal toegepast. De focus ligt hierbij op het vergroten van de toekenningszekerheid in de samenwerkingstrajecten per toeslagsoort met de betrokken beleidsdepartementen, de burgerbehan-deling en communicatie in de massale processen specifiek maken voor de doelgroep Toeslaggerechtigden. Daarnaast brengen we de dienstverlening via eigen kanalen en derden (bijvoorbeeld toeslagservicepunten) zowel fysiek als online dichter naar de burger en versterken we verder de menselijke maat en rechtsbescherming in de processen.

Naleving, handhaving en toezicht

De doorontwikkeling en implementatie van de strategie voor naleving, handhaving en toezicht vergen een aantal jaren en zullen gefaseerd plaatsvinden. Deze strategie wordt gekoppeld aan relevante wet- en regelgeving en aan de missie, visie en strategische doelen van DG Toeslagen. Hij is erop gericht het gedrag van burgers zodanig te beïnvloeden dat zij uit zichzelf structureel de regels naleven, om te komen tot maximale toekenningszekerheid. Toeslagen probeert zoveel mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen en problemen te voorkomen. De situatie van en het vertrouwen in de burger staat hierbij centraal. Er wordt een waarborgenkader geformuleerd waaraan alle nalevingsactiviteiten moeten voldoen en dat als toetsingskader kan worden gebruikt bij en voorafgaand aan de activiteiten. Daarnaast wordt er inzicht geboden in het gebruik van de detectie- en selectie-instrumenten (geautomatiseerd en handmatig), waarbij bijzondere aandacht zal zijn voor de vraag welke mix aan instrumenten wanneer en met welk doel wordt ingezet (zogenaamde handhavingsregie). De handha-vingsstrategie wordt afgestemd met de betrokken beleidsdepartementen en andere stakeholders.

Toeslagenherstel

Ook in 2023 gaat de hersteloperatie door met het bieden van financieel en emotioneel herstel voor de gedupeerde ouders en hun gezin. Met de verbreding van de hersteloperatie in de brede aanpak, samenwerking met verschillende partners en de uitvoering van de nieuwe regelingen, is de aansturing en coördinatie van alle betrokken partijen steeds belangrijker geworden. Vanuit een coördinerende en opdrachtgevende rol stuurt pDGH de opgavegerichte en domein-overstijgende aanpak aan, uiteraard in samenwerking met alle partijen die betrokken zijn bij de hersteloperatie.

Als onderdeel van het herstel stelt UHT in een eerste toets vast of een ouder gedupeerd is op basis waarvan zij recht hebben op een forfaitair bedrag van €30.000 (de Cathuishuisregeling). Hierop volgt (eventueel) een integrale beoordeling die kan leiden tot een verhoging van het eerder toegekende compensatiebedrag. Het proces en de benadering van de ouders is in de herijking meer aangesloten op de behoeften van de ouders. In de uitvoering hiervan staan de begrippen zorgvuldigheid, ruimhartig en betrouwbaarheid centraal. Tevens wordt daarbij meer aangesloten bij de behoeften van ouders, die in de herijking naar boven zijn gekomen. Naast het beoordelen van dossiers werkt UHT aan het afhandelen van bezwaren van en nazorg aan gedupeerde ouders/burgers waarvan het dossier al is behandeld.

Het kwijtschelden van publieke schulden wordt uitgevoerd door verschillende betrokken Rijksorganisaties en lokale overheden, waaronder de Dienst Uitvoering Onderwijs, de Sociale Verzekeringsbank en de Belastingdienst en Toeslagen. Gedupeerde ouders en hun toeslagpartner kunnen bij de stichting Sociale Banken terecht voor het oplossen van private schulden.

Gemeenten bieden gedupeerden ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, wonen, zorg, gezin en werk. Gedupeerden geven aan dat zij naast de ondersteuning die de overheid biedt, ook zelf initiatieven willen opzetten die bijdragen aan collectief emotioneel herstel. Door het steunen van initiatieven van ouders wil de overheid bijdragen aan het emotioneel herstel van gedupeerde ouders, kinderen en jongeren. In de komende periode wordt, samen met de gedupeerden, interdepartementaal en interbestuurlijk besloten hoe en door welke organisaties de ondersteuning bij het emotioneel herstel aangeboden kan worden.

Ook de beleidsmaatregelen voor ouders in het buitenland zijn gestart. Tevens worden regelingen voor ex- partners, de kinderen van gedupeerde ouders en andere toeslagen verder vorm gegeven.

 

Tabel 56 Prestatie-indicatoren uitvoering toeslagen (meetbare gegevens)

Prestatie-indicator

Waarde 2020

Waarde 2021

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2023

Beleving van burgers

Burgertevredenheid

   

> 90%

> 90%

Klanttevredenheid

*telefonie

81%

82%

Minimaal 70% van de

Minimaal 70% van de

*website

86%

84%

bellers, website- en baliebezoekers scoort

bellers, website- en baliebezoekers scoort

     
     

een 3 of hoger op de

een 3 of hoger op de

*balie

80%

84%

gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal

gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal

     

tot zeer tevreden)

tot zeer tevreden)

Klantontevredenheid

*telefonie

6%

6%

Maximaal 10% van de

Maximaal 10% van de

*website

2%

3%

bellers, website- en baliebezoekers scoort

bellers, website- en baliebezoekers scoort

     

*balie

6%

5%

een 1,5 of lager

een 1,5 of lager

Aantal ontvangen klachten

2.771

1.547

Minder klachten dan vorig jaar

< 1.700

 

Toekenningszekerheid en tijdigheid van de uitvoering

Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500

95%

94%

> 93%

> 94 %

Definitief vaststellen toeslagen (voortgang jaar t-1)

91%

93%

> 85%

> 90%

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

85%

91%

> 90%

> 90%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

91%

96%

> 95%

> 95%

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

99,9%

99,98%

> 99,9%

> 99,9%

Aantal ernstige productieverstoringen

7

10

< 10

< 10

Rechtmatigheid

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Gerealiseerd

Gerealiseerd

Het bedrag aan onrechtmatig verstrekte toeslagen is dusdanig laag dat betrouwbaarheid van de weergegeven cijfers op het betreffende beleidsartikel van het betreffende departement niet ter discussie staat

Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporteringstolerantie op artikelniveau van het betreffende beleidsdepartement

Toelichting per gewijzigde indicator

Toekenningszekerheid en tijdigheid van de uitvoering

Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500

Toeslagen streeft ernaar het ontstaan van de door de burger terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen van toeslagen zoveel mogelijk te beperken. Als kwantitatieve indicator wordt het percentage van het totale aantal definitief toegekende toeslagen gebruikt waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 500 blijft. Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden, omdat het bij de toekenningen veelal gaat om hogere bedragen dan bij andere toeslagen. De verstrekking van toeslagen gebeurt aan de hand van voorschotten, hetgeen ertoe kan leiden dat bij de eindberekening na afloop van het jaar nog een aanvullend bedrag moet worden teruggevraagd. De intentie is het aantal terug te betalen bedragen groter dan het normbedrag terug te dringen. De score op deze indicator wordt hoger naarmate aanvragers tijdig mutaties en juiste schattingen doorgeven. Toeslagen ondersteunt burgers hierbij. Waar mogelijk worden burgers actief erop geattendeerd dat inkomens of andere grondslagen (gaan) afwijken van die welke tot dan zijn gebruikt. Hierdoor verbetert de compliance. Als het mogelijk is, wordt aanpassing van gegevens door Toeslagen zelf verzorgd.

Een voorbeeld van de ondersteuning bij het tijdig doorgeven van mutaties is de app voor de ontvangers van kinderopvangtoeslag, waarin de ontvangers over het doen van wijzigingen genotificeerd worden en gemakkelijk en snel wijzigingen kunnen doorgeven. Vanwege de realisatiecijfers uit 2020 en 2021 is besloten de streefwaarde voor 2023 op te hogen van 93% naar 94%.

Definitief vaststellen toeslagen

Doel van de prestatie-indicator is dat 90% van de toeslaggerechtigden voor 31 december van het jaar t+1 de definitieve toekenning krijgt van het toeslagjaar t. Vanwege de realisatiecijfers uit 2020 en 2021 is besloten de streefwaarde op te hogen van 85% naar 90%.

Omdat een deel van de noodzakelijke gegevens voor het definitief vaststellen van een toekenning nog niet bekend zijn, zoals inkomens of andere gegevens in het jaar t+1, is het niet mogelijk een streefwaarde van 100% op te nemen.

Aantal ernstige productieverstoringen

Deze indicator meet in welke mate er sprake is van ernstige productieverstoringen binnen Toeslagen (met uitzondering van de tijdelijke Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen) welke leiden tot overlast, benadeling of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven. Van een productieverstoring is ook sprake wanneer er schade optreedt in de kasstroom van het Rijk of als er afbreuk wordt gedaan aan de compliance. De doelstelling is om -in lijn met vorig jaar- in 2023 minder dan tien ernstige productieverstoringen te realiseren. Bij de realisatie van de indicator wordt de impact (aantal geraakte burgers en/of bedrijven) en de ernst van de overlast in ogenschouw genomen.

Beleving van burgers

Burgertevredenheid

In de ontwerpbegroting IX 2022 stond één indicator burgertevredenheid opgenomen. Dit betrof de realisatie op de vraag in het burgeronderzoek: «Hoe tevreden ben je in het algemeen over de dienstverlening van de Dienst Toeslagen?» In de groeiparagraaf van de begroting is destijds aangegeven dat de indicator burgertevredenheid verder zou worden uitgewerkt in daaronder liggende subjectieve indicatoren, die vanuit het eigen onderzoek van Toeslagen kunnen worden gemeten. Toeslagen streeft ernaar de onderliggende indicatoren inclusief streefwaarden in het Jaarplan 2023 te verankeren.

Aantal ontvangen klachten

Het aantal door Toeslagen ontvangen klachten geeft een indicatie van het zorgvuldig handelen van Toeslagen in het hele traject waaronder aanvraag, voorschotverlening, muteren, toezicht, definitief toekennen en bezwaarbe-handeling. Toeslagen streeft ernaar het aantal ontvangen klachten van burgers minder dan 1.700 te laten zijn.

Rechtmatigheid

Toeslagen streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rappor-tagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingsvoorschriften worden vastgelegd. Door een snelle rechtmatige toekenning wordt de toekenningszekerheid vergroot en neemt het vertrouwen in Toeslagen toe. Burgers zullen meer geneigd zijn hun verplichtingen na te komen. Om de rechtmatigheid van toeslagen te bevorderen wordt onder andere aandacht besteed aan de kwaliteit van bestanden van derden die worden gebruikt. Bij toeslagen die worden vastgesteld na handmatige behandeling door medewerkers wordt de kwaliteit van de behandeling getoetst.

  • 4. 
    Niet-beleidsartikelen

Artikel 8 Apparaat

A. Apparaatsuitgaven/Tabel Budgettaire gevolgen

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1), de Douane (zie artikel 9) en Toeslagen (zie artikel 13). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor personeel (inclusief inhuur externen) en materieel (zoals huisvesting en ICT).

Tabel 57 Budgettaire gevolgen artikel 8 Apparaat (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

305.846

384.343

374.166

362.508

356.294

342.950

341.877

Uitgaven

300.137

384.343

374.166

362.508

356.294

342.950

341.877

Personele uitgaven

207.920

238.888

233.874

230.468

226.766

225.320

224.410

Eigen personeel

190.958

222.447

223.080

220.031

216.739

215.293

214.383

Inhuur externen

16.191

15.352

10.293

9.936

9.526

9.526

9.526

Overig personeel

771

1.089

501

501

501

501

501

 

Materiële uitgaven

92.217

145.455

140.292

132.040

129.528

117.630

117.467

ICT

15.795

21.653

16.265

15.757

14.867

13.762

13.762

Bijdrage aan SSO's

42.279

55.274

54.328

54.325

52.655

52.297

52.099

Overig materieel

34.143

68.528

69.699

61.958

62.006

51.571

51.606

Ontvangsten

62.402

58.568

54.572

54.869

56.319

55.519

55.399

Apparaatsontvangsten

62.402

58.568

54.572

54.869

56.319

55.519

55.399

Uitgaven (en verplichtingen)

Personele uitgaven

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur.

Materiële uitgaven

Dit betreft de materiële uitgaven en omvat onder andere zaken zoals bijdragen aan Shared Services Organisaties (SSO's), ICT en facilitaire diensten.

De ICT uitgaven betreffen onder andere de aanschaf en beheer- en onderhoudskosten van hardware, software en programmatuur. Net als uitgaven voor de aanleg, het beheer en onderhoud van infrastructuur en de bijdragen voor de aan externe partijen uitbestede ICT-dienstverlening. De structurele uitgaven, welke gerelateerd zijn aan werkplekondersteuning zoals web-ex voorzieningen, afname devices, beheer, support en onderhoud, zijn overgedragen aan het Shared Service Center-ICT (SSC-ICT).

De bijdrage aan Shared Service Organisaties betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), uitgaven voor afname facilitaire voorzieningen bij het Consortium SAFIRE (een pps-consortium voor het faciliteren van het gebouw), ICT, het Financieel Diensten Centrum, bedrijfszorg en beveiliging.

Onder overig materieel vallen onder andere het omslagstelsel Rijkswagenpark, Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en diverse facilitaire uitgaven.

Ontvangsten

Deze post betreft voornamelijk ontvangsten vanuit DRZ en de Auditdienst Rijk (ADR). Bij DRZ zijn dat ontvangsten uit gevoerde CIJB- en deurwaar-dersprocessen, ruimingen van hennepkwekerijen en andere verkopen. Vanuit de Auditdienst Rijk (ADR) zijn het inkomsten uit diverse verrichte onderzoeken zoals uit hoofde van de EU-regeling EFRO/Interregeling en door personeel terug betaalde opleidingsbudgetten. Daarnaast worden gelden van departementen ontvangen voor het omslagstelsel Rijkswagenpark en voor de verhuur van interne huisvesting.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven ministerie van Financiën

Onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor het ministerie van Financiën weer. Dit betreft de apparaatsuitgaven voor het departement, de Belastingdienst, de Douane en Toeslagen en de ZBO's en RWT's.

Voor de Waarderingskamer, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.

Tabel 58 Totale apparaatsuitgaven ministerie van Financiën (bedragen x € 1.000)

 
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal apparaatsuitgaven ministerie van Financiën

3.569.687

4.137.903

4.370.047

4.150.082

3.856.189

3.750.652

3.731.641

Totaal departement

3.556.790

4.124.603

4.356.056

4.136.091

3.842.198

3.736.661

3.717.650

Beleidsdepartement Financiën

300.138

384.343

374.166

362.508

356.294

342.950

341.877

DG Belastingdienst

2.639.201

2.922.347

3.052.054

2.918.502

2.819.586

2.766.794

2.761.666

DG Douane

426.376

469.555

497.677

506.797

498.087

495.983

483.145

DG Toeslagen

191.075

331.355

410.621

321.946

163.596

130.934

130.962

Programma-DG Herstel

0

17.003

21.538

26.338

4.635

   

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

12.897

13.300

13.991

13.991

13.991

13.991

13.991

Waarderingskamer

2.349

2.446

2.446

2.446

2.446

2.446

2.446

AFM

580

705

705

705

705

705

705

DNB

2.141

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

2.020

FEC

3.728

4.024

3.724

3.724

3.724

3.724

3.724

NLFI

4.100

4.122

5.096

5.096

5.096

5.096

5.096

C. Apparaatsuitgaven beleidsdepartement per directoraat-generaal

In onderstaande tabel worden de apparaatsuitgaven van het beleidsdepartement per directoraat-generaal (DG) uitgesplitst en de uitgaven aan de inspectie belastingen, douane en toeslagen (IBTD). De apparaatsuitgaven van het directoraat-generaal Belastingdienst wordt verantwoord op artikel 1 Belastingen, Douane op artikel 9 en Toeslagen op artikel 13.

Tabel 59 Apparaatsuitgaven per DG (bedragen x € 1.000)

 

Directoraat-generaal

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal Beleidsdepartement Financiën

300.138

384.343

374.166

362.508

356.294

342.950

341.877

Generale Thesaurie

26.767

31.567

30.821

30.806

30.806

30.005

29.113

DG Rijksbegroting

29.486

38.438

32.286

31.509

31.489

31.489

31.489

SG/pSG-cluster

223.298

285.360

280.728

272.389

266.195

254.252

254.071

DG Fiscale Zaken

20.585

24.634

26.006

23.480

23.480

22.880

22.880

Inspectie belastingen toeslagen douane

1.000

4.344

4.325

4.324

4.324

4.324

4.324

Artikel 10 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 60 Budgettaire gevolgen artikel 10 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

0

49.858

98.154

91.417

92.422

90.514

88.875

Uitgaven

0

41.007

98.154

91.417

92.422

87.644

86.005

Nog te verdelen

0

41.007

98.154

91.417

92.422

87.644

86.005

Loonbijstelling programma

0

2.340

0

0

0

0

0

Loonbijstelling apparaat

0

15.982

8.948

8.251

7.579

7.621

7.580

Prijsbijstelling apparaat

0

17.132

12.832

9.898

9.624

9.682

9.650

Onvoorzien programma

0

1.526

25.194

19.692

35.115

19.730

15.118

Onvoorzien apparaat

0

4.027

51.180

53.576

40.104

50.611

53.657

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Vanuit dit artikel wordt bij de eerste suppletoire begroting toegekende loon-en prijsbijstelling naar de beleids- en apparaatsartikelen overgeboekt.

In de kabinetsreacite op het rapport «Ongekend Onrecht» van 15 januari 2021 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om de informatiehuishouding op orde te brengen, zowel intern als extern. Een gedeelte van deze middelen is destijds gereserveerd op artikel 10 in afwachting van concrete plannen. Van deze middelen is een gedeelte inmiddels besteed en staat nog circa € 23 mln. gereserveerd voor 2023.

Voorts staan op dit artikel middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving door DG Belastingdienst, DG Toeslagen en DG Douane. Daarnaast zijn in het coalitieakkoord nog middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving.

Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.

  • 5. 
    Beleidsartikelen (Nationale Schuld)

Artikel 11 Financiering staatsschuld

A.    Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201644. Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën is namens de minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.

De doelstelling van artikel 11 sluit aan bij de internationaal geaccepteerde uitgangspunten voor schuldmanagement, zoals verwoord door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in de 'Revised Guidelines for Public Debt Management'45. Voor de uitvoering van de schuldfinan-ciering wordt steeds voor meerdere jaren een beleidskader vastgesteld dat is gebaseerd op twee belangrijke pijlers: het financieringsbeleid en het renterisicokader.

Het financieringsbeleid dient er vooral toe het (her)financieringsrisico en het liquiditeitsrisico te beheersen en mitigeren. Het bestaat uit de regels en randvoorwaarden die het Agentschap hanteert bij het gebruik van financiële instrumenten voor het financieren van de staatsschuld. Zo valt niet alleen de keuze voor de schuldinstrumenten hieronder, maar bijvoorbeeld ook de communicatie naar investeerders. Drie kernwaarden staan centraal in het financieringsbeleid: consistentie, transparantie en liquiditeit. Binnen de kernwaarden probeert het Agentschap zo flexibel mogelijk te zijn, om bijvoorbeeld veranderingen in de financieringsbehoefte en marktomstandigheden gedurende het jaar op te kunnen vangen.

Het renterisicokader heeft als belangrijkste doel het beheersen van het renterisico; het risico dat de rentelasten op de staatsschuld stijgen door veranderingen in de rente. Gemiddeld genomen geldt dat hoe langer de looptijd van een lening, hoe lager het risico voor de begroting. Immers, bij gemiddeld langere financiering is het gedeelte van de staatsschuld dat jaarlijks opnieuw gefinancierd moet worden, en waarvoor dus de rente opnieuw moet worden vastgesteld, lager. Hierdoor werken tegenvallende renteontwikkelingen minder snel door in de rentelasten. Echter, hoe langer de looptijd van een financieringsinstrument, hoe hoger over het algemeen de rentekosten zijn. Er zal daarom steeds een optimale afweging gezocht moeten worden tussen kosten en risico.

Naast bovengenoemde risico's en kernwaarden houdt het Agentschap bij het opstellen van het beleidskader verder nog rekening met onder andere valutarisico, kredietrisico (tegenpartijrisico) en operationele risico's.

Voor de nadere invulling van de schuldfinanciering wordt op basis van het beleidskader jaarlijks in december het financieringsplan gepubliceerd, in de zogeheten Outlook46. Hierin wordt uiteengezet hoe de Staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse staat op de financiële markten.

Prestatie-indicatoren en kengetallen

Het beleidskader voor de periode 2020-2025 kent twee indicatoren: de gemiddelde looptijd van de schuld- en swapportefeuille en het renterisico-bedrag (RRB). De gemiddelde looptijd zegt iets over de afruil tussen kosten en risico over alle toekomstige jaren samengenomen. De gemiddelde looptijd is de afgelopen jaren sterk verlengd en zal uiterlijk in 2025 minimaal 8 jaar bedragen. Het RRB is het deel van de schuld- en swapportefeuille waarover binnen 12 maanden de rente opnieuw vastgesteld moet worden, uitgedrukt als percentage van de schuld. Het RRB zegt daarmee iets over het renterisico binnen een jaar.

In 2021 heeft een tweejaarlijkse evaluatie plaatsgevonden welke heeft geleid tot een nadere aanscherping van het risicokader. Aanleiding voor de aanscherping zijn onder andere de hogere staatsschuld en de behoefte om de huidige rentes voor een langere periode vast te leggen. De grens voor het renterisicobedrag (RRB) is per 2022 bijgesteld van 30% naar 25%. Verder is voor het kalenderjaar 2022 een minimum gesteld voor de gemiddelde looptijd van 7,9 jaar in plaats van een bandbreedte tussen 6 en 8 jaar. Het Agentschap zal voor aanvang van elk nieuw kalenderjaar een jaarlijkse looptijdtarget vaststellen die bijdraagt aan de doelstellingen van het risicokader en inspeelt op de laatste markt- en financieringsontwikk elingen. De looptijdtarget voor het eerstvolgende kalenderjaar zal steeds in december worden vastgesteld en gepubliceerd in de Outlook voor het komende jaar, alsmede een invulling van de staatsschuldfinanciering waarmee deze naar verwachting te behalen is.

Tabel 61 Kengetallen risico staatsschuldfinanciering 2022-2025

 
 

2021

2022-2025

Gemiddelde looptijd staatsschuld (streefwaarden in jaren)

7,9

min. 8,0

RRB (max.)

22,6%

25%

C. Beleidswijzigingen

Voor de periode 2020 tot en met 2025 is een beleidskader ingesteld. In 2025 zal het kader door middel van een beleidsdoorlichting voor het gehele artikel 11 integraal worden geëvalueerd. Daarnaast voert het Agentschap minimaal tweejaarlijks een interne evaluatie uit, die in 2023 voor de tweede keer zal plaatsvinden. Een interne kort cyclische evaluatie, en indien noodzakelijk herziening van het beleid, biedt de kans om sneller en flexibeler te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de markt (bijvoorbeeld ten aanzien van rente, ECB-beleid, liquiditeit) en om economische en budgettaire ontwikkelingen en vooruitzichten sneller tot uitdrukking te laten komen in het beleidskader voor de financiering van de staatsschuld. Op die manier wordt bereikt dat steeds op basis van de dan geldende omstandigheden wordt bezien of bijstelling van het beleidskader gewenst is, zonder van tevoren een precieze reactiefunctie vast te leggen. Hiermee wordt ook voldoende flexibiliteit gecreëerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 62 Budgettaire gevolgen van

beleid artikel 11 Financiering staatsschuld (bedragen x € 1

mln)1

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

46.538

35.075

36.166

37.157

24.421

31.866

35.909

Uitgaven

46.538

35.075

36.166

37.157

24.421

31.866

35.909

Opdrachten

16

21

17

17

17

17

17

Overige kosten

16

21

17

17

17

17

17

 

Rente

4.459

4.255

4.544

4.323

4.456

4.558

4.722

Rente vaste schuld

4.447

4.255

4.133

4.274

4.369

4.449

4.614

Rente vlottende schuld

0

0

411

49

87

109

108

Voortijdige beëindiging schuld

4

0

0

0

0

0

0

Rente derivaten kort

4

0

0

0

0

0

0

Voortijdige beëindiging derivaten

4

0

0

0

0

0

0

 

Leningen

42.063

30.799

31.605

32.817

19.948

27.291

31.170

Aflossing vaste schuld

16.543

30.799

31.605

32.817

19.948

27.291

31.170

Mutatie vlottende schuld

25.521

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

60.641

46.837

58.126

55.582

45.306

49.161

53.329

Rente

2.570

693

268

240

242

222

197

Rente vlottende schuld

212

105

30

30

30

20

11

Rente derivaten lang

826

588

238

210

212

202

186

Voortijdige beëindiging derivaten

1.533

0

0

0

0

0

0

 

Leningen

58.071

46.144

57.858

55.342

45.064

48.939

53.132

Uitgifte vaste schuld

58.071

42.500

57.858

55.342

45.064

48.939

53.132

Mutatie vlottende schuld

0

3.644

0

0

0

0

0

1 Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Tabel 63 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

99,95%

bestuurlijk gebonden

0,00%

beleidsmatig gereserveerd

0,05%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,00%

Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geld- en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,95% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten (€ 17,0 mln.), zoals advieskosten en drukkosten, zijn niet juridisch verplicht.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begro-tingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2016 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijkgesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Opdrachten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 12 banken (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers verplichten zich onder andere om DSL's af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het quoteren van prijzen voor Dutch State Loans (DSL's) en Dutch Treasury Certificates (DTC's).

Rente

Rente vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (Dutch State Loans, DSL's), waarvoor de rentekosten voor een groot deel vastliggen. Deze rentekosten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Rente vlottende schuld

Onder vlottende schuld wordt schuld verstaan met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. Deze schuld bestaat voor het grootste deel uit schatkistpapier met een looptijd van 3 tot 6 maanden (Dutch Treasury Certificates, DTC's) en Commercial Paper (CP)47 meestal met een looptijd tussen een week en drie maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk overtollige middelen als gevolg van een positief kassaldo uit te zetten op de geldmarkt. De verwachting is dat de korte rente vanaf 2022 weer positief zal zijn, waardoor er op de nieuwe kortlopende leningen weer rente betaald moet worden.

Voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL's ingekocht worden. Op die manier worden grote pieken in de aflossingen verkleind en worden aflos-momenten gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier alleen om DSL's die op het moment van inkoop in de komende 24-maands periode afgelost worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.

Rentelasten derivaten kort

De Staat geeft kortlopend schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Op basis van evaluaties is bepaald dat het optimaal is om de geldmarkt te financieren tegen daggeldtarief. Daartoe worden €STR-swaps afgesloten. €STR is de afkorting van Euro short-term rate. €STR is de eendaagse referentierente voor het eurogebied. Ook hier geldt dat het saldo van de rentebaten en rentelasten wordt weergegeven.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanage-mentoverwegingen besloten worden DSL's deels vervroegd af te lossen.

Ontvangsten

Rente

Rente vlottende schuld

Door de negatieve rentestanden is er in 2022 op de kortlopende leningen rente ontvangen en op de uitgezette middelen rente betaald. Om die reden wordt de raming van de rente vlottende schuld voor 2022 gesaldeerd weergegeven bij de rentebaten. De verwachting van het CBP is dat de korte rente in 2023 weer positief zal zijn. Verder vallen ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) onder deze rubriek.

Rente derivaten lang

Binnen het renterisicokader is een streefwaarde gedefinieerd voor de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en een maximale waarde voor het renterisicobedrag (RRB). Rentederivaten worden gebruikt om op deze waarden bij te sturen. Op deze derivaten wordt zowel rente ontvangen als betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. Voor de jaren 2023-2027 zijn voor de renteswaps rentebaten voorzien. Deze rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps met een positieve marktwaarde voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap met positieve marktwaarde wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De opbrengsten uit voortijdige beëindiging van swaps worden niet geraamd omdat van tevoren niet bekend is in welke mate van dit instrument gebruik wordt gemaakt.

Leningen

Uitgifte vaste schuld en mutatie vlottende schuld

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. De financieringsbehoefte bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de uitstaande schuld op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming van het kassaldo van de Rijksoverheid. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de uitstaande schuld op de geldmarkt gelijk blijft en het resterende deel van de financieringsbehoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt door de uitgifte van DSL's. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft het gelijk. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt jaarlijks bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan (Outlook) in december.

Artikel 12 Kasbeheer

A.    Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B.    Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. De wettelijke basis is geregeld in de Comptabiliteitswet 201648 en nader uitgewerkt in de Regeling schat-kistbankieren RWT's en andere rechtspersonen49 (voor RWT's), de Wet financiering decentrale overheden50 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen51 en de Zorgverzekeringswet52 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen53 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de Rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie. Schatkistbankieren houdt in dat deelnemers hun liquide (overtollige) middelen aanhouden bij het ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Daarnaast kunnen onder voorwaarden sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen afsluiten.

Het schatkistbankieren heeft drie doelstellingen: reductie van de EMU-schuld, risicoreductie en doelmatig kasbeheer. Door alle overtollige middelen binnen de overheid te concentreren bij het ministerie van Financiën vermindert de leenbehoefte van de overheid als geheel. Deze lagere leenbehoefte zorgt voor een lagere EMU-schuld. Het risico dat deelnemers lopen met hun overtollige middelen is kleiner doordat er minder geld bij externe partijen in beheer is. Het kasbeheer is doelmatiger doordat, over de gehele collectieve sector bezien, deelnemers met een leenfaciliteit besparen op hun rentekosten omdat het ministerie van Financiën tegen lagere rentetarieven uitleent dan marktpartijen.

Het betalingsverkeer van het Rijk wordt door commerciële partijen uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is in verschillende zogenaamde percelen, aanbesteed. Het ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door deze aanbestedingen worden commerciële partijen geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. De doelstelling van het betalingsverkeer is het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en het bewaken van de kosten hiervan.

Kengetallen

Het schatkistbankieren kent kengetallen die laten zien hoeveel deelnemers er zijn, wat de omvang is van de aangehouden en uitgeleende middelen én wat de bijdrage is aan het reduceren van de EMU-schuld. De EMU-schuld bestaat uit alle schulden van de collectieve sector aan instellingen buiten de overheid. Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren hun overtollige middelen bij het Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de EMU-schuld afneemt.

 

Tabel 64 Deelnemers

en omvang middelen (ultimo 2021)

 
 

Aantal deelnemers

Overtollige middelen in rekening-courant en deposito (bedragen x € 1 mld.)

Verstrekte leningen en roodstand

(bedragen x € 1 mld.)

Agentschappen

28

2,7

7,6

RWT's en derden

556

17,1

4,9

Sociale fondsen

3

21,0

10,9

Decentrale overheden

704

15,0

0,0

Totaal

1291

55,8

23,4

Tabel 65 EMU-schuldreductie (ultimo 2021)

In miljarden euro    € 55,8 mld.

In procenten bbp    6,48%

C. Beleidswijzigingen

In 2023 zijn geen beleidswijzigingen voorzien. Er wordt wel een onderzoek gestart naar groen schatkistbankieren. Hiermee zal onderzocht worden of het doelmatig en doeltreffend is om RWT's en andere deelnemers aan het schatkistbankieren leningen uit de schatkist te laten gebruiken voor klimaat-doelstellingen (zoals het financieren van isolatiemaatregelen via een schat-kistlening).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 66 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)1

 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

1.511

2.121

2.719

1.987

2.092

2.174

2.195

Uitgaven

1.511

2.121

2.719

1.987

2.092

2.174

2.195

Rente

34

121

919

187

292

374

395

Rente kasbeheer

34

121

919

187

292

374

395

 

Leningen

1.477

2.000

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Verstrekte leningen

1.477

2.000

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Ontvangsten

17.632

14.208

11.249

8.094

8.745

8.579

6.003

Rente

95

94

101

122

117

111

107

Rente kasbeheer

95

93

101

122

117

111

107

Voortijdige beëindiging binnen kasbeheer

0

1

0

0

0

0

0

Leningen

981

1.228

971

1.053

1.172

1.179

1.309

Ontvangen aflossingen

981

1.228

971

1.053

1.172

1.179

1.309

 

Mutaties in rekening-courant en deposito's

16.556

12.886

10.177

6.918

7.456

7.288

4.586

Mutaties in rekening courant en deposito

16.556

12.886

10.177

6.918

7.456

7.288

4.586

1 Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

 

Tabel 67 Geschatte budgetflexibiliteit

2023

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Budgetflexibiliteit

De uitgaven en ontvangsten op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en -baten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito's en rekening-courant-tegoeden die deelnemers in de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E. Toelichting op de financiële instrumenten Uitgaven en ontvangsten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen en mutaties in rekening-courant en deposito.

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers van schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito's die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en op roodstanden in rekening-courant. De verwachte rentelasten zijn vanaf 2022 hoger dan de verwachte rentebaten vanwege de verwachting van het CPB dat de korte rente weer positief zal zijn.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment of is een boetebedrag verschuldigd (afhankelijk van het type deelnemer). Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven of ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

Mutaties in rekening-courant en deposito's

De posten toename en afname saldi in rekening-courant54 en deposito's55 geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2023 wordt een instroom van middelen van € 10,2 mld. geraamd.

  • 6. 
    Bijlagen

Bijlage 1: ZBO's en RWT's

 

Tabel 68 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder het ministerie van Financiën)

Naam organisatie    zbo/rwt

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen

Uitgevoerde evaluatie zbo onder Kaderwet

Volgende evaluatie zbo

Waarderingskamer zbo en rwt

Artikel 1

2.446

Link

 

2022

Autoriteit Financiële zbo en rwt Markten (AFM)

Artikel 2

705

Link

 

2026

De Nederlandsche    zbo en rwt

Bank (DNB)

Artikel 2

2.020

Link

 

2026

Stichting    rwt

Waarborgfonds

Motorverkeer

Artikel 2

0

Evaluatieplicht niet van toepassing

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

Nederlands Bureau rwt der

Motorrijtuigverzekeraars

(NBM)

Artikel 2

0

Evaluatieplicht niet van toepassing

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

Commissie    zbo

Eindtermen

Accountantsopleiding

(CEA)

Artikel 2

0

Link

 

2023

Stichting    rwt administratiekantoor financiële instellingen (NLFI)

Artikel 3

5.096

Evaluatieplicht niet van toepassing

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

 

Tabel 69 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder andere ministeries)

Naam organisatie

Ministerie

zbo/rwt

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen

Kadaster

Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

zbo en rwt

Artikel 1

2.849

Kamer van Koophandel

Economische Zaken en Klimaat

zbo en rwt

Artikel 1

339

 

RDW

Infrastructuur en Waterstaat

zbo en rwt

Artikel 1

2.900

Nationale Politie

Justitie en Veiligheid

rwt

Artikel 1

991

 

Autoriteit Consument en Markt (ACM) Economische Zaken en

Klimaat

zbo

Artikel 2

655

 

Autoriteit Persoonsgegevens (AP)

Justitie en Veiligheid

zbo

Artikel 2

363

 

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen

Tabel 70 Overzicht Specifieke Uitkeringen (SPUKS) (bedragen x € 1.000)

 

SiSa nr. Onderdeel

Toelichting    2022    2023    2024    2025    2026    2027

BI    Naam

Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp gedupeerden    _____    _

toeslagenproblematiek

Korte duiding

Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in

2020 via deze specifieke uitkering circa. € 10,8 mln. (100% voorschot; tevens circa. € 214.000 via het BTW-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 344 gemeenten. Gemeenten kunnen deze middelen tot en met 2023 inzetten en verantwoorden.

Juridische grondslag

Ministeriële regeling

Maatschappelijke effecten

Deze uitkering stelt gemeenten in staat om gedupeerden in het kader van het Toeslagenherstel van adequatie «brede hulp» op de vijf gemeentelijke hulpgebieden te voorzien. Dit draagt bij aan de doelstelling van de Toeslagenherstelactie: compensatie en herstel, zodat gedupeerden zo snel mogelijk hun leven weer kunnen oppakken.

Ontvangende partijen

344 Nederlandse gemeenten

Artikel

  • 1. 
    Belastingen

B2    Naam

Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden    _    _    _    _    _    _

kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

Korte duiding

Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in

2021 via deze tweede specifieke uitkering circa. € 11,8 mln. (25% voorschot van totaal beschikbare € 47,2 mln.; tevens € 935.000 via het

BTW-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 352 gemeenten.

Gemeenten kunnen deze middelen tot en met 2025 inzetten en verantwoorden. Deze tweede specifieke uitkering «vervangt» en verbreedt de eerste specifieke uitkering op dit onderwerp (2020). Dit betekent dat gemeenten de onder de eerste specifieke uitkering ontvangen middelen voorts verantwoorden als onderdeel van de verantwoordingen over de tweede specifieke uitkering). Op het moment van schrijven wordt gewerkt aan een verdere verbreding van de tweede specifieke uitkering voor onder meer de hulp aan expartners en (uitwonende) kinderen van gedupeerden en vanwege mogelijke meerkosten bij gemeenten ten opzichte van de bestaande regeling. Voor deze uitbreiding is cumulatief nog eens € 141 mln. beschikbaar op de begroting IXB Financiën.

Juridische grondslag

Ministeriële regeling

Maatschappelijke effecten

Deze uitkering stelt gemeenten in staat om gedupeerden in het kader van het Toeslagenherstel van adequatie «brede hulp» op de vijf gemeentelijke hulpgebieden te voorzien. Dit draagt bij aan de doelstelling van de Toeslagenherstelactie: compensatie en herstel, zodat gedupeerden zo snel mogelijk hun leven weer kunnen oppakken.

Ontvangende partijen

352 Nederlandse gemeenten

Artikel

  • 13. 
    Toeslagen

Totaal

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Belastingen

 

Tabel 71 Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

3.098.706

3.004.037

2.825.549

2.764.801

2.747.542

 

Mutatie incidentele suppletoire begroting

17.700

9.700

       

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 13.629

76.349

101.018

37.564

1.491

 

Nieuwe mutaties

           

Herstellen, verbeteren en borgen

14.680

         

Loon- en prijsbijstelling

111.510

107.685

101.649

99.906

99.189

 

Centrale financiering GDI

 
  • 66.033
  • 58.033
  • 58.033
  • 58.033
 

Overdracht WAU middelen vanuit AP

17.000

107.300

105.000

105.000

105.000

 

Rechtsherstel box 3

 

11.430

8.880

     

Ondermijning

8.212

14.208

19.621

20.522

20.522

 

Kasschuif WAU middelen

 
  • 13.300
  • 3.400

11.600

5.100

 

Bijdrage aan het generale beeld

  • 100.000
         

Toerekening van artikel

Belastingen aan artikel Douane

  • 22.800
  • 14.909
  • 14.961
  • 14.973
  • 14.804
 

Toerekening van artikel

Belastingen aan artikel

Toeslagen

  • 15.980
  • 39.168
  • 49.810
  • 24.845
  • 19.518
 

Overig & extrapolatie

3.573

41

28

  • 22
  • 722

2.872.898

Stand ontwerpbegroting 2023

3.118.972

3.197.340

3.035.541

2.941.520

2.885.767

2.872.898

 

Tabel 72 Ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

182.389.112

185.055.210

193.338.942

198.497.064

205.426.014

 

Mutatie nota van wijziging 2022

  • 80.000
  • 80.000
  • 80.000
  • 80.000
  • 80.000
 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 5.029.198

17.444.306

18.109.328

22.594.637

26.009.771

 

Nieuwe mutaties

           

Pilot CFD

  • 16.900
         

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

12.000

  • 10.000
  • 25.000
  • 37.000
  • 39.000
 

Belastingontvangsten

7.994.699

  • 6.271.163

17.395.639

11.872.339

12.692.414

 

Kwijtschelden publieke schulden ex-partners

 
  • 9.100
       

Kasschuif project invorderingsrente

40.000

  • 40.000
       

Extrapolatie

         

255.792.660

Stand ontwerpbegroting 2023

185.309.713

196.089.253

228.738.909

232.847.040

244.009.199

255.792.660

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Herstellen, verbeteren en borgen

De mutatie van € 14,7 mln. omvat de personele inzet omtrent de communicatie met burgers en bedrijven over hun registratie in de Fraude Signale-rings Voorziening (FSV) en het verwerken van hun reacties (AVG verzoeken, FSV meldingen, klachten, bezwaren en beroep) in 2022.

Loon- en prijsbijstelling

De tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting van Financiën (artikel 10). De loon-en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

Centrale financiering GDI

Deze mutatie betreft de structurele overboeking van middelen naar BZK ten behoeve van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) die per 2023 centraal wordt gefinancieerd door BZK.

Overdracht WAU middelen vanuit AP

In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor dienstverlening/Werk aan Uitvoering/ICT om de dienstverlening te verbeteren en te versterken56. Vanuit deze Aanvullende Post worden middelen overgeheveld naar de begroting van Financiën. Hiermee is tot en met 2031 het leveren van 600.000 ICT-dagen geborgd en zijn middelen beschikbaar gesteld voor inningscapaciteit bij de Belastingdienst.

Rechtsherstel box 3

Voor de uitvoering van de werkzaamheden voor het rechtsherstel box 3 worden extra uitgaven in 2023 en 2024 voorzien en toegevoegd aan de begroting van Financiën. Eerder zijn middels een incidentele suppletoire begroting middelen beschikbaar gesteld57. De herstelwerkzaamheden box 3 zijn per 1 juli 2022 gestart58.

Ondermijning

Het demissionaire kabinet Rutte III heeft middelen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vanaf 2022. Er worden middelen overgeheveld naar artikel 1 van de begroting van Financiën voor ondermijning-gerelateerde doelstellingen van de FIOD, het versterken van de aanpak criminele geldstromen in internationaal verband en voor een technologische intensivering in het anti money laundering centre (AMLC).

Kasschuif WAU middelen

Zie toelichting «Overdracht WAU middelen vanuit AP» hierboven. Met een kasschuif worden de middelen die bij het coalitieakkoord gereserveerd waren in het gewenste ritme gezet.

Bijdrage aan het generale beeld

De Belastingdienst draagt € 100 mln. aan middelen die in 2022 niet meer tot besteding komen af aan het generale beeld. Het betreft onder andere vrijval van middelen voor externe inhuur in verband met de krappe arbeidsmarkt, overheadskosten en ICT-uitgaven.

Toerekening van artikel Belastingen aan artikel Douane en artikel Toeslagen Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane en Toeslagen doet, wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor de Douane en Toeslagen worden gemaakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de Belastingtelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft een toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 9 Douane en een toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 13 Toeslagen. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de Douane- en/of Toeslagenprocessen. De mutaties zijn het gevolg van een toename van uitgaven die aan de Douane en Toeslagen worden toegerekend, onder meer op het gebied van ICT en facilitaire zaken.

Ontvangsten

Pilot CFD

Er wordt toegewerkt naar verzakelijking van de opdrachten tussen de Belastingdienst, Douane en Toeslagen. Hiertoe was besloten in 2022 een pilot uit te voeren waarbij de Belastingdienst aan de Douane factureert voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms (vanuit de directie Centrum voor Facilitaire Dienstverlening, CFD). Op basis van de opzet van de pilot is besloten tot het terugdraaien van ontvangsten op artikel 1 Belastingen en uitgaven op artikel 9 Douane.

Belasting- en invorderingsrente (BIR)

De ontvangsten invorderingsrente worden per saldo naar beneden bijgesteld. Per juni 2022 staat er ca. € 21 mld. uitgestelde belastingschuld vanwege corona uit bij ondernemers. Gezien de openstaande schuld is toegenomen ten opzicht van de stand die bij de raming in de begroting 2022 is gehanteerd, ontstaat er enerzijds een positief effect op de te ontvangen invorderingsrente. Anderzijds gaat het kabinet uit van een derving van € 6 mld. aan belastingschuld ten opzichte van € 1,5 mld. begin 2022. De geraamde extra derving aan belastingschulden zorgt voor minder te ontvangen invorderingsrente over de coronaschuld.

Belastingontvangsten

Zie de Miljoenennota voor een toelichting op de belastingontvangsten. Kwijtschelden publieke schulden ex-partners

De niet-belastingontvangsten worden met € 9,1 mln. negatief bijgesteld i.v.m. het kwijtschelden van publieke schulden van de ex-partners van de toeslagengedupeerden door de Belastingdienst.

Kasschuif project invorderingsrente

Voor de herstelactie 'invorderingsrente', die wordt opgestart n.a.v. het onjuist toepassen van wetgeving rondom de invorderingsrente en waardoor de Belastingdienst invorderingsrente zal terugbetalen, zijn middelen gereserveerd in 2022 en 2023. Met deze schuif worden de middelen in het juiste ritme gezet.

Artikel 2 Financiële markten

 

Tabel 73 Uitgaven beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

27.997

22.911

22.818

22.841

22.885

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

25.551

7.646

2.916

2.285

830

 

Nieuwe mutaties

           

Schadeloosstelling SNS

0

1.000.000

0

0

0

 

Overig & extrapolatie

1.466

544

554

555

558

24.273

Stand ontwerpbegroting 2023

55.014

1.031.101

26.288

25.681

24.273

24.273

 

Tabel 74 Ontvangsten beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

9.705

7.450

7.450

8.450

8.450

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

24.440

1.009

2.759

1.455

   

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

8.450

Stand ontwerpbegroting 2023

34.145

8.459

10.209

9.905

8.450

8.450

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Schadeloosstelling SNS

Op 1 februari 2013 is SNS Reaal genationaliseerd. De Ondernemingskamer heeft in haar uitspraak van 11 februari 2021 de hoogte van de schadeloosstelling aan bepaalde groepen personen wier effecten of vermogensbestanddelen daarbij zijn onteigend, vastgesteld op in totaal € 804,8 mln. exclusief wettelijke rente per 1 februari 2013. Tegen deze uitspraak hebben de Staat en ook de Stichting Beheer SNS Reaal cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. Daarover is de Kamer bij brief van 11 mei 2021 geïnformeerd59.

De verwachting is dat de Hoge Raad op 27 januari 2023 uitspraak doet in deze zaak. Indien de Hoge Raad de cassatieberoepen verwerpt, dan zal een uitkeringsproces worden opgestart. Daarom is in de begroting zekerheidshalve een post van het totaal aan schadeloosstelling uit te keren bedrag opgenomen, vermeerderd met geschatte wettelijke rente daarover. Indien de Hoge Raad de klachten van de Staat (gedeeltelijk) gegrond verklaart en de zaak (gedeeltelijk) terugwijst naar de Ondernemingskamer, dan is het mogelijk dat het niet tot uitkering van voornoemde bedrag zal komen en/of het uitkeringsproces langer op zich laat wachten. Het is dus niet zeker of uitbetaling van een bedrag van deze hoogte in het jaar 2023 zal plaatsvinden.

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

 

1 Tabel 75 Uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

618.425

1.075.675

1.544.968

1.672.068

1.466.323

 

Mutatie incidentele suppletoire begroting

220.000

4.000

4.000

4.000

4.000

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

721.943

   

33.000

232.837

 

Nieuwe mutaties

           

Kasschuif kapitaalinjectie

TenneT

1.230.000

1.332.000

  • 360.000

338.000

  • 1.270.000
 

Overig & extrapolatie

1.279

187

199

204

214

113.537

Stand ontwerpbegroting 2023

2.791.647

2.411.862

1.189.167

2.047.272

433.374

113.537

Tabel 76 Ontvangsten beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.499.963

1.553.426

1.785.212

1.678.405

2.603.073

 

Mutatie incidentele suppletoire begroting

1.020

4.000

4.000

4.000

4.000

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

313.220

  • 416.000
  • 503.000
  • 376.000
  • 357.000
 

Nieuwe mutaties

           

Dividenden staatsdeelnemingen

20.000

40.000

30.000

 
  • 25.000
 

Premieontvangsten garantie

KLM

  • 783
  • 6.650
  • 13.300
  • 6.767

17.493

 

Renteontvangsten lening KLM

  • 25.681
  • 44.926
  • 48.712
  • 51.438
  • 21.573
 

Aflossing lening KLM

277.083

     
  • 277.083
 

Overig & extrapolatie

227

  • 5.000
  • 1.000
   

1.193.500

Stand ontwerpbegroting 2023

2.085.049

1.124.850

1.253.200

1.248.200

1.943.910

1.193.500

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Kasschuif kapitaalinjectie TenneT

Uit de berekeningen van TenneT, gevalideerd door een externe adviseur blijkt dat TenneT een totale eigenvermogensbehoefte heeft van € 9,3 mld. voor de periode 2022 t/m 2031 om haar A- rating te behouden. Dit is ca. € 4,2 mld. hoger dan de € 5,1 mld. die gereserveerd is voor TenneT. TenneT heeft hiervan tot en met 2023 € 3,1 mld. aan eigen vermogen nodig, € 2,6 mld. meer dan de € 490 mln. die is begroot. Ook voor de jaren 2024 en 2025 vallen de ingeschatte bedragen anders uit. Dit wordt door de kasschuif ondervangen.

Ontvangsten

Dividenden staatsdeelnemingen

Een actualisatie van de dividendramingen van de staatsdeelnemingen geeft voor het jaar 2022, 2023 en 2024 een positieve bijstelling (respectievelijk € 20 mln., € 40 mln. en € 30 mln. hoger dan eerder voorzien). Voor de jaren 2026 en 2027 vallen de dividendontvangsten lager uit dan eerder geraamd, respectievelijk € 25 mln. en € 35 mln.

Premieontvangsten garantie KLM

De Nederlandse staat ontvangt een premie voor de afgegeven garantie inzake de revolving credit facility (met een totale omvang van € 2,4 mld.) voor KLM. KLM heeft de banken verzocht de RCF te verlagen met € 665 mln., waardoor de garantie premie over een lager bedrag wordt berekend. Daarom worden de premieontvangsten (gedurende de looptijd) naar beneden bijgesteld.

Renteontvangsten lening KLM

De Nederlandse staat heeft een lening verstrekt aan KLM. De aflossing van de gehele lening stond geraamd in 2026, maar KLM maakt gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. in 2022 af. Gezien KLM alleen rente betaalt over het getrokken deel van de lening, wijzigen de renteontvangsten na de vervroegde aflossing van € 277 mln. Voor 2022 worden de renteontvangsten naar beneden bijgesteld, vanaf 2023 staan de renteontvangsten op nul geraamd.

Aflossing lening KLM

Zie ook de toelichting hierboven. KLM maakt gebruik van de mogelijkheid om kosteloos vervroegd af te lossen en lost de uitstaande lening van € 277 mln. in 2022 af. Daarmee bedraagt de uitstaande lening na aflossing nul, en de opvraagbare lening € 723 mln.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Tabel 77 Uitgaven beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

402.972

400.272

377.205

397.062

395.430

 

Mutatie incidentele suppletoire begroting

200.040

20

20

20

20

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 129
  • 1.129
  • 22.224
  • 26.606
  • 24.248
 

Nieuwe mutaties

Kapitaalinleg ESM

Overig & extrapolatie

291

176.000

  • 4.936
  • 936

64

64

282.722

Stand ontwerpbegroting 2023

603.174

570.227

354.065

370.540

371.266

282.722

Tabel 78 Ontvangsten beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

165.107

161.873

164.832

168.857

168.280

 

Mutatie incidentele suppletoire begroting

0

5.004

5.004

5.004

5.004

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

159.919

  • 150.343

13.977

11.919

11.112

 

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

216.271

Stand ontwerpbegroting 2023

325.026

16.534

183.813

185.780

184.396

216.271

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Kapitaalinleg ESM

De kapitaalsleutel voor verdeling van de kapitaalinleg voor het ESM moet worden aangepast door toetreding van Kroatië. Er wordt € 176 mln. gereserveerd voor de aanpassing van de kapitaalsleutel.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

 

Tabel 79 Uitgaven beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

221.941

176.291

166.291

151.291

151.291

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 15

75

75

75

75

 

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

151.366

Stand ontwerpbegroting 2023

221.926

176.366

166.366

151.366

151.366

151.366

 

Tabel 80 Ontvangsten beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

131.076

111.175

111.363

109.363

109.363

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 1.685
  • 1.993
  • 3.157
  • 3.156
  • 3.139
 

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

104.607

Stand ontwerpbegroting 2023

129.391

109.182

108.206

106.207

106.224

104.607

Artikel 6 Btw-compensatiefonds

 

Tabel 81 Uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

3.663.678

3.661.856

3.661.856

3.661.856

3.661.856

 

Mutatie nota van wijziging 2022

702

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

14.757

1.491

  • 1.612
  • 1.623
  • 1.897
 

Nieuwe mutaties

           

Bijstelling BCF

74.495

97.491

100.594

100.605

196.879

 

Overig & extrapolatie

7.206

       

3.760.838

Stand ontwerpbegroting 2023

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

 

Tabel 82 Ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

3.663.678

3.661.856

3.661.856

3.661.856

3.661.856

 

Mutatie nota van wijziging 2022

702

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

14.757

1.491

  • 1.612
  • 1.623
  • 1.897
 

Nieuwe mutaties

           

Bijstelling BCF

74.495

97.491

100.594

100.605

196.879

 

Overig & extrapolatie

7.206

       

3.760.838

Stand ontwerpbegroting 2023

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.760.838

3.856.838

3.760.838

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven en ontvangsten

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensa-tiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 8 Apparaat

 

Tabel 83 Uitgaven artikel 8 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

332.766

312.652

307.881

308.013

307.689

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

40.592

50.310

43.311

37.835

24.782

 

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

10.813

9.839

9.675

9.681

9.672

 

Bijdrage aan het generale beeld

  • 3.000
         

Overig & extrapolatie

3.172

1.365

1.641

765

807

341.877

Stand ontwerpbegroting 2023

384.343

374.166

362.508

356.294

342.950

341.877

 

Tabel 84 Ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

54.137

53.995

53.995

53.995

53.995

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

1.434

577

874

2.324

1.524

 

Nieuwe mutaties

           

Overig & extrapolatie

2.997

       

55.399

Stand ontwerpbegroting 2023

58.568

54.572

54.869

56.319

55.519

55.399

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

Bijdrage aan het generale beeld

De apparaatsuitgaven op artikel 8 Apparaat vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt onder andere veroorzaakt door personeelsverloop en krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het langer duurt om vacatures te vervullen. Deze onderuitputting komt ten gunste van het generale beeld.

Artikel 9 Douane

Tabel 85 Uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

670.411

674.412

677.257

673.367

673.192

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

4.701

7.939

7.939

7.974

8.093

 

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

15.632

15.101

15.171

14.997

15.004

 

Ondermijning

740

7.070

9.740

7.500

7.650

 

Pilot CFD

  • 16.900
         

Sancties

 

5.300

5.300

     

Uitvoeringskosten douane (sancties Rusland/Belarus) van artikel 10

49.000

         

Kasschuif uitvoeringskosten douane (sancties Rusland/

Belarus)

  • 49.000

10.900

13.600

13.600

10.900

 

Toerekening van artikel

Belastingen aan artikel Douane

22.800

14.909

14.961

14.973

14.804

 

Overig & extrapolatie

  • 2.141

681

568

618

618

717.423

Stand ontwerpbegroting 2023

695.243

736.312

744.536

733.029

730.261

717.423

 

Tabel 86 Ontvangsten beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

605

605

605

605

605

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

605

Stand ontwerpbegroting 2023

605

605

605

605

605

605

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling is in de eerste suppletoire begroting 2022 toegevoegd aan de begroting (artikel 10 Nog Onverdeeld). De loon- en prijsbijstelling is naar rato verdeeld over de artikelen.

Ondermijning

Bij Voorjaarsnota 2022 is door het kabinet € 524 mln., waarvan € 434 mln. structureel, vrijgemaakt voor de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. De Douane heeft een claim ingediend bij het ministerie van Justitie enVeiligheid voor de versterking/uitbreiding van het cameratoezicht in havens en kleine luchthavens. Het betreft investeringen in het versterken van douanetoezicht door uitbreiding van cameratoezicht op plaatsen die kwetsbaar zijn voor ondermijnende criminaliteit, en het versterken van de mainportaanpak door het structureel bewaken van voor controle geselecteerde containers op haventerminals. Deze plannen versterken de bijdrage van de Douane aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit en passen bij de plannen van het ministerie van Justitie enVeiligheid om de weerbaarheid van de zee- en luchthavens tegen ondermijning te vergroten.

Pilot CFD

Er wordt toegewerkt naar verzakelijking van de opdrachten tussen de Belastingdienst, Douane en Toeslagen. Hiertoe was besloten in 2022 een pilot uit te voeren waarbij de Belastingdienst aan de Douane factureert voor facilitaire werkzaamheden en levering van uniforms. Op basis van de opzet van de pilot is besloten tot het terugdraaien van ontvangsten op artikel 1 Belastingen en uitgaven op artikel 9 Douane. Er wordt gewerkt aan een nieuwe pilot.

Sancties

De handhaving van de sanctiemaatregelen Rusland vereisten sinds 2014 een specifieke en massieve inzet van de Douane. Daarnaast vormden ook andere ontwikkelingen de aanleiding om in 2018 met een aanvullende claim te komen. Niet enkel ten aanzien van Rusland, maar sanctiemaatregelen breed. De claim was reeds tot 2022 gefinancierd, met een toezegging voor de jaren 2023 en 2024. Nu zijn ook 2023 en 2024 door het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) gefinancierd (BZ is het opdrachtgevende departement).

Kasschuif uitvoeringskosten Douane (sancties Rusland/Belarus)

Ten behoeve van de handhaving van de Douane, op de door het kabinet afgekondigde sanctiemaatregelen tegen Rusland/Belarus als gevolg van de oorlog in Oekraïne, worden tot en met 2026 extra middelen toegevoegd aan de begroting van Douane vanuit artikel 10 Nog Onverdeeld. Om de middelen (€ 49 mln.) in het juiste ritme te zetten, is een kasschuif noodzakelijk, waarbij middelen worden vooruitgeschoven van het jaar 2022 naar 2023 tot en met 2026.

Toerekening van artikel Belastingen aan artikel Douane Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet, wordt inzicht gegeven in de grotendeels integrale uitgaven die voor de Douane worden gemaakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de Belastingtelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft daarom een toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 9 Douane. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van de Douaneprocessen.

Artikel 10 Nog onverdeeld

 

Tabel 87 Uitgaven artikel 10 (bedragen x € 1.000)

       
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

Mutatie nota van wijziging 2022

Mutatie 1e suppletoire

375.197

  • 236.147

122.499

110.691

100.600

105.535

 

begroting 2022

129.780

115.048

106.981

115.693

113.605

 

Nieuwe mutaties

Loon- en prijsbijstelling

Kasschuif Digitale Snelweg

Douane

Bijdrage aan het generale beeld

Uitvoeringskosten douane (sancties Rusland/Belarus) naar artikel 9

Herstellen, verbeteren en borgen

  • 182.216
  • 18.032

47.000

  • 49.000
  • 14.680
  • 138.985

1.000

  • 131.231

9.000

  • 129.302

8.032

  • 128.596
 

Overig & extrapolatie

  • 10.895
  • 1.408
  • 4.024
  • 2.601
  • 2.900

86.005

Stand ontwerpbegroting 2023

41.007

98.154

91.417

92.422

87.644

86.005

Tabel 88 Ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2023

0

0

0

0

0

0

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling is in de 1e suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

Kasschuif Digitale Snelweg Douane

Het gedeelte van de middelen van Digitiale Snelweg Douane dat niet in 2022 wordt benut, wordt doorgeschoven naar latere jaren. De verwachting is dat de middelen in latere jaren wel worden benut.

Bijdrage aan het generale beeld en uitvoeringskosten Douane (sancties Rusland/Belarus) naar artikel 9

In 2022 is € 125 mln. vrijgevallen. Van deze middelen wordt € 49 mln. geher-alloceerd via het generale beeld ten behoeve van sanctiemaatregelen Rusland/Belarus.

Herstellen, verbeteren en borgen

Er wordt € 14,7 mln. overgeheveld vanuit artikel 10 naar artikel 1 ten behoeve van de personele inzet omtrent de communicatie met burgers en bedrijven over hun registratie in de Fraude Signalerings Voorziening (FSV) en het verwerken van hun reacties (AVG verzoeken, FSV meldingen, klachten, bezwaren en beroep) in 2022. Zo worden mensen die in het FSV stonden geïnformeerd over de registratie, worden zij geïnformeerd over de reden en of de informatie gedeeld is met andere partijen en wordt onderzocht of dit gevolgen voor burgers en bedrijven heeft gehad.

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Tabel 89 Uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1 mln.)

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

34.615

34.441

33.099

20.159

21.154

 

Mutatie 1e suppletoire

           

begroting 2022

198

515

2.981

3.226

6.840

 

Nieuwe mutaties

           

Rente vaste schuld

174

897

1.106

1.092

1.053

7

Rente vlottende schuld

 

411

  • 29
  • 56
  • 73
  • 8

Aflossing vaste schuld

89

  • 98
   

2.892

 

Extrapolatie

         

35.910

Stand ontwerpbegroting 2023

35.075

36.166

37.157

24.421

31.866

35.909

Tabel 90 Ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1 mln.)1

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

55.418

41.621

36.395

24.684

24.618

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

13.199

16.150

23.986

29.379

30.987

 

Nieuwe mutaties

           

Rente vlottende schuld

  • 141
  • 79
       

Rente derivaten

  • 39
  • 186
  • 42
 
  • 6
 

Uitgifte vaste schuld

  • 2.500

620

  • 4.757
  • 8.757
  • 6.438

182

Mutatie vlottende schuld

  • 19.100
         

Extrapolatie

         

53.147

Stand ontwerpbegroting 2023

46.837

58.126

55.582

45.306

49.161

53.329

1 Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven en ontvangsten

De ramingen voor rente en uitgifte schuld zijn bijgesteld als gevolg van een veranderde financieringsbehoefte, nieuwe schulduitgiftes en aangepaste rentepercentages. De rentelasten vlottende en vaste schuld nemen toe in 2023 met name als gevolg van oplopende rentepercentages geraamd door het CPB.

Artikel 12 Kasbeheer

 

Tabel 91 Uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1 mln.)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.531

1.528

1.521

1.518

1.514

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

303

303

397

459

504

 

Nieuwe mutaties

           

Rentelasten kasbeheer

87

888

69

115

156

15

Verstrekte leningen

Extrapolatie

200

       

2.180

Stand ontwerpbegroting 2023

2.121

2.719

1.987

2.092

2.174

2.195

 

Tabel 92 Ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1 mln.)1

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

7.248

8.965

7.354

6.534

6.177

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

2.880

1.209

  • 2.113
  • 1.340
  • 1.964
 

Nieuwe mutaties

           

Rentebaten kasbeheer

 

17

41

37

33

 

Aflossingen op leningen

109

28

28

29

23

 

Mutatie in rekening courant en deposito

3.970

1.030

2.784

3.485

4.309

  • 1.364

Overig & extrapolatie

1

       

7.367

Stand ontwerpbegroting 2023

14.208

11.249

8.094

8.745

8.579

6.003

1 Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven en ontvangsten

Rentelasten en -baten kasbeheer

De raming voor de rentelasten en -baten zijn bijgesteld als gevolg van gewijzigde rekening-courantstanden, nieuw afgesloten leningen en aangepaste rentepercentages n.a.v. de CPB ramingen.

Aflossingen op leningen

De mutaties in de aflossingen op leningen zijn voornamelijk het gevolg van nieuw aangegane leningen door de deelnemers van schatkistbankieren.

Mutaties in rekening-courant en deposito's

De mutaties in rekening-courant en deposito's worden vooral veroorzaakt door mutaties in de rekening-courantstand van de sociale fondsen.

Artikel 13 Toeslagen

 

Tabel 93 Uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.149.099

348.244

289.732

289.143

289.143

 

Mutatie nota van wijziging 2022

857.445

566.000

       

Mutatie incidentele suppletoire begroting

300

300

       

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

  • 44.359

360.135

352.483

61.568

6.013

 

Nieuwe mutaties

           

Loon- en prijsbijstelling

43.353

5.615

3.983

3.959

3.959

 

Kasschuif herstel toeslagen

  • 784.120

386.523

397.597

     

Overboeking middelen herstel toeslagen vanuit AP

 

99.800

       

Kwijtschelden publieke schulden ex-partners

Bijdrage aan het generale beeld

  • 20.000
  • 9.100
       

Toerekening van artikel

Belastingen aan artikel

Toeslagen

15.980

39.168

49.810

24.845

19.518

 

Overig & extrapolatie

5.952

1.491

412

287

245

318.906

Stand ontwerpbegroting 2023

1.223.650

1.798.176

1.094.017

379.802

318.878

318.906

 

Tabel 94 Ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2022

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

           

Stand ontwerpbegroting 2023

0

0

0

0

0

0

Toelichting belangrijkste mutaties Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De tranche 2022 van de loon- en prijsbijstelling is in de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de begroting (artikel 10). De loon- en prijsbijstelling wordt nu naar rato verdeeld over de artikelen.

Kasschuif herstel toeslagen

In 2022 wordt ca. € 784 mln. van het budget voor Toeslagenherstel geschoven. Enkele regelingen gaan later van start dan voorzien. De budgetten voor deze regelingen (de kindregeling, de ex-partnerregeling en de compensatieregeling voor Huur- en Zorgtoeslag en Kindgebonden-budget; HZK-regeling) worden doorgeschoven naar 2023 en 2024. Het grootste deel van deze kasschuif wordt gevormd door de schuif in de middelen van de kindregeling (€ 345 mln.). Naar verwachting gaat de kindregeling van start in Q4 van 2022. Dit betekent dat de meeste middelen in 2023 nodig zullen zijn. Voor de HZK-regeling wordt het budget van € 47 mln. voor 2022 doorgeschoven naar 2023 en 2024. Voor de ex-partnerre-geling wordt € 60 mln. doorgeschoven. Daarnaast wordt ook ca. € 125 mln.

van het budget voor de forfaitaire 30.000 euro-regeling geschoven en ca.

€ 155 mln. van het budget van de kwijtschelding van private schulden. Tot slot vinden er nog enkele kleinere kasschuiven plaats (totaal ca. € 52 mln. van 2022 naar 2023 en 2024). Van de totale kasschuif wordt ca. € 387 mln. naar 2023 geschoven en ca. € 398 mln. naar 2024. Deze kasschuiven komen bovenop de budgetten die al voor deze jaren gereserveerd zijn. Een uitge-breider overzicht van deze kasschuiven en de financiële stand van zaken van het Toeslagenherstel, is te vinden in de bijlage bij de Miljoenennota 'Herstel Toeslagen'.

Overboeking middelen herstel toeslagen vanuit AP

Van de Aanvullende Post (AP) worden middelen overgeboekt naar de Finan-ciënbegroting. Het gaat daarbij om € 30 mln. voor de brede hulp die gemeenten bieden aan gedupeerden, ca. € 10 mln. voor de kwijtschelding van publieke schulden van ex-partners en ca. € 60 mln. voor de kwijtschelding van de private schulden van ex-partners.

Kwijtschelden publieke schulden ex-partners

De niet-belastingontvangsten (artikel 1) worden middels een desaldering vanaf artikel 13 Toeslagen met € 9,1 mln. negatief bijgesteld i.v.m. het kwijtschelden van publieke schulden van de ex-partners van de toeslagengedupeerden door de Belastingdienst. De benodigde middelen aan de uitgavenkant worden via een aparte mutatie (zie hiervoor) opgevraagd van de reservering voor de (voorgenomen) ex-partnersregeling op de AP.

Bijdrage aan het generale beeld

De apparaatsuitgaven op artikel 13 Apparaat vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt onder andere veroorzaakt door personeelsverloop en krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het langer duurt om vacatures te vervullen. Deze onderuitputting komt ten goede aan het generale beeld.

Toerekening van artikel Belastingen aan artikel Toeslagen Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Toeslagen doet, wordt inzicht gegeven in de grotendeels integrale uitgaven die voor Toeslagen worden gemaakt. Het betreft hier onder andere activiteiten als facilitaire zaken, ICT, de Belastingtelefoon en heffing en inning. Deze mutatie betreft daarom een toerekening van middelen van artikel 1 Belastingen naar artikel 13 Toeslagen. De toerekening vindt plaats voor alle dienstonderdelen van de Belastingdienst die uitgaven doen ten behoeve van Toeslagenprocessen.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

Deze bijlage bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds de ontwerpbegroting IX 2022, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds de ontwerpbegroting IX 2022 zijn afgehandeld. Doorlopende moties en toezeggingen zullen vanaf dit jaar als afgedaan worden beschouwd wanneer de Kamer is geïnformeerd over het permanent inregelen van een doorlopende motie of toezegging. De moties en toezeggingen die op basis van deze nieuwe werkwijze als afgedaan zijn beschouwd, zijn opgenomen in een aparte tabel.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die zijn afgerond (fiscaal)

 

Tabel 95 Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die zijn afgerond

Vergaderjaar

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken / planning

2015/2016

Motie van het lid Van Vliet over economische effecten betrekken bij de volgende evaluatie

Kamerstukken II 2015-2016, 32 545, nr. 49

Afgerond. Kamerstukken 2021-2022, 32 545, nr. 151, bijlage 1005075, blz. 13

2016/2017

Motie van het lid Mei Li Vos over na de transitie stapsgewijs de handhaving aanvangen

Kamerstukken II 2016-2017, 34 036, nr. 34

Afgedaan. De motie is afgedaan in de 7e voortgangsbrief over de maatregelen die in het Regeerakkoord zijn afgesproken op het gebied van werken als zelfstandige die de Kamer in september 2021 heeft ontvangen (Kamerstukken II 2020-2021,31311, nr. 240).

2018/2019

Motie van het lid Van der Lee c.s. over voorkomen van dubbele energiebelasting

Kamerstukken II 2018-2019, 35 000-XIII, nr. 27

Deze motie is afgedaan met het wetsvoorstel om dubbele heffing van energiebelasting bij batterijopslag bij grootverbruikers weg te nemen dat was opgenomen in het Belastingplan 2022.

2019/2020

Motie van het lid Omtzigt c.s. over misstanden melden bij een onafhankelijke instantie

Kamerstukken II 2019-2020, 31 066, nr.

552

De (eenmalige) tussentijdse rapportage van de raadspersonen is op

12 november 2020 aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2020/21,31066, nr. 734). De eindrapportage is op 12 oktober 2021 aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2021/22, 31066, nr. 919).

2019/2020

Gewijzigde motie van het lid Lodders c.s. over een oplossing voor de problematiek van de Nederlandse/Noorse vrachtwagenchauffeurs en Rijnvarenden (t.v.v. 35110-10)

Kamerstukken II 2019-2020, 35 110, nr. 13

Afgerond. De gemaakte afspraken ter voorkoming van dubbele belasting zijn inmiddels uitgewerkt en voorgelegd aan de vrachtwagenchauffeurs; de motie is afgedaan voor zover deze betrekking heeft op de vrachtwagenchauffeurs (Kamerstukken II 2019-2020, 35300-IX, nr. 20, p.8).

Voor de Rijnvarenden zijn er tijdelijk geen invorderingsmaatregelen van toepassing. De Kamer is voor het zomerreces geïnformeerd over de voortgang (Kamerstukken II 2020-2021, 26834, nr. 52).

2019/2020

Motie van het lid Van der Lee over niet afwachten van de Europese Richtlijn Energiebelasting

Kamerstukken II 2019-2020, 32 813, nr.

540

Afgerond. De gevraagde wetswijziging was onderdeel van het Belastingplan 2022 en is inmiddels aangenomen.

2020/2021

Motie van het lid Azarkan over een plan van aanpak om voor de Belastingdienst gevluchte Nederlanders te ondersteunen bij hun terugkeer.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 842

Afgedaan in de 10e voortangsrapportage kinderopvangtoeslag, Kamerstukken II, 2021/22, 31066, nr. 1003.

2020/2021

Motie van het lid Azarkan c.s. over de haalbaarheid van de doelstelling om voor het eind van het jaar 8.300 ouders integraal beoordeeld te hebben.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr.

861

Afgedaan in de 10e voortangsrapportage kinderopvangtoeslag, Kamerstukken II, 2021/22, 31066, nr. 1003.

2020/2021

Motie van het lid Azarkan c.s. over de capaciteit van de Commissie Werkelijke Schade.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 862

Afgedaan in de 10e voortangsrapportage kinderopvangtoeslag, Kamerstukken II, 2021/22, 31066, nr. 1003.

2020/2021

Motie van het lid Azarkan c.s. over de groep van 10.000 ouders een beschikking geven in de zin van de Awb.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 863

Afgedaan in de 10e voortangsrapportage kinderopvangtoeslag, Kamerstukken II, 2021/22, 31066, nr. 1003.

2020/2021

Motie van het lid Kat c.s. over ondersteuning van ouders in het buitenland bij re-integratie op de arbeidsmarkt

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 830

Afgedaan in de 10e voortangsrapportage kinderopvangtoeslag, Kamerstukken II, 2021/22, 31066, nr. 1003.

Vergaderjaar

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken / planning

2020/2021

Motie van het lid Alkaya over het onaantrekkelijk maken van constructies om belasting te ontwijken

Kamerstukken II    Afgedaan in de Bijlage ondernemen en belastingontwijking in de Fiscale

2020-2021,25 087, nr. 275 beleids- en uitvoeringsagenda (Kamerstukken II 2021-2022, 32 140, nr.

119, blg-1034802).

2020/2021

Motie van de leden Lodders en Van Weyenberg over verdere quick fixes om het toeslagenstelsel te verbeteren

Kamerstukken II    Afgedaan in de Kamerbrief van 29 juni 2021, Kamerstukken II

2020-2021,35 572, nr. 49 2020/21,31066, nr. 898.

2020/2021

DBA

Kamerstukken II 2020-2021,32 140, nr. 96

Afgedaan in de zevende voortgangsbrief 'Werken als zelfstandige'.

2020/2021

afschaffing van de levensloopregeling

 

Afgedaan in Kamerbrief «Fiscale moties en toezeggingen Prinsjesdag Tweede Kamer», Kamerstukken II 2021/22, 35925-IX, nr. 4.

2020/2021

Motie van de leden Inge van Dijk en Kat over onderzoek naar een orgaan dat directe fiscale bijstand kan leveren

Kamerstukken II 2020-2021,35510, nr. 74

Afgedaan in Kamerbrief Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda, Kamerstukken II 2021/22, 32140, nr. 119.

2020/2021

Gewijzigde motie van het lid Amhaouch c.s. over het verkennen van beleidsvarianten voor een tijdelijke solidariteitsheffing (t.v.v. 35420-293)

Kamerstukken II 2020-2021,35 420, nr. 313

Afgedaan in Kamerbrief reactie motie solidariteitsheffing, Kamerstukken

II 2021/22, 35420, nr. 403.

2020/2021

Motie van het lid Stoffer over het Kamerstukken II verbeteren van de uitvoerbaarheid 2020-2021, 32 140, nr. 91van alle categorieën van vermogensbestanddelen

Afgedaan met de brief «Contourennota box 3-heffing op basis van werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 32140 nr. 105.

2020/2021

Motie van het lid Inge van Dijk c.s. over een contourennota voor de vormgeving van een heffing op werkelijk rendement

Kamerstukken II    Afgedaan met de brief «Contourennota box 3-heffing op basis van

2020-2021,32 140, nr. 92 werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 32140 nr. 105.

2020/2021

Motie van het lid Idsinga c.s. over tussentijdse oplossingen voor spaargeld binnen box 3

Kamerstukken II    Afgedaan met de brief «Contourennota box 3-heffing op basis van

2020-2021,32 140, nr. 93 werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 32140 nr. 105.

2020/2021

Motie van het lid Idsinga c.s. over het doorzetten van het werk aan een stelsel van werkelijk rendement

Kamerstukken II    Afgedaan met de brief «Contourennota box 3-heffing op basis van

2020-2021,32 140, nr. 94 werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 32140 nr. 105.

2020/2021

Motie van de leden Ephraim en Eppink over een operationeel plan van aanpak voor het belasten van werkelijk rendement

Kamerstukken II    Afgedaan met de brief «Contourennota box 3-heffing op basis van

2020-2021,32 140, nr. 99 werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 32140 nr. 105.

2020/2021

Motie van het lid Lodders c.s. over Kamerstukken II

ICT als aandachtsgebied van de op 2020-2021,35 527, nr. 12 te richten inspectie op de

Belastingdienst

Afgedaan met de oprichting van de inspectie belastingen, toeslagen en douane en de verzending van het werkprogramma voor 2022 naar beide Kamers (Kamerstukken II 2021/22, 31066, nr. 931).

2020/2021

Motie van het lid Leijten over aandacht voor snelle en eerlijke informatie uit de Belastingdienst

Kamerstukken II    Afgedaan met de toezending van het concept voor de ministeriële regeling

2020-2021,31 934, nr. 42 voor de inspectie belastingen, toeslagen en douane naar de Kamer (Kamerstukken II 2021/22, 31066, nr. 922).

2020/2021

Gewijzigde motie van het lid Marijnissen over de zwarte lijst van de Belastingdienst (t.v.v. 28362-41)

Kamerstukken II    Afgedaan met de "Kwartaalrapportage Herstellen, Verbeteren, Borgen,

2020-2021, 28 362, nr. 55 derde kwartaal 2021, Kamerstukken II 2021/22, 31066, nr. 920.

2020/2021

Motie van het lid Kat c.s. over het advies van de kinderen en jongeren van gedupeerde ouders overnemen.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 860

Afgedaan. Dit is opgenomen in de Kamerbrief van 29 oktober 2021 Nieuwe regelingen gedupeerden. Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 912. Zie hiervoor tevens paragraaf 2.1.1 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 932.

2020/2021

Motie van de leden Van Raan en Simons over het proces van heling centraal stellen.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 843

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Idsinga c.s. over waar nodig prioriteiten stellen en dat duidelijk communiceren aan alle mensen die wachten op herstel.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 864

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van de leden Van Raan en Simons over initiatieven uit de groep gedupeerden deze zomer meenemen in de herijking.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 867

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

Vergaderjaar

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken / planning

2020/2021

Gewijzigde motie van het lid Van Kamerstukken II

Raan c.s. over een plan van aanpak 2020-2021,35 510, nr. 78 waarin maatwerk en heling centraal staan (t.v.v. 35510-70)

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Alkaya over een versnelde uitrol van de pilots om gedupeerden binnen één dag op één plek te beoordelen

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 827

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.1 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag en de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Inge van Dijk c.s. Kamerstukken II over langetermijnplanningen voor 2020-2021, 31 066, nr.een zo snel mogelijke behandeling  828van de aanmeldingen

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.1 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag en de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Snels c.s. over een forfaitaire tegemoetkoming voor ouders die nu niet in aanmerking komen voor de Catshuisregeling

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 832

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.1 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Grinwis c.s. over het geanonimiseerd publiceren van de uitspraken van de Commissie Werkelijke Schade

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 833

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.2 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II, 2020-2021, 31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Azarkan over een aangepast plan van aanpak om de hersteloperatie uiterlijk in 2024 te kunnen afronden

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 838

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.2 van de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Kat c.s. over    Kamerstukken II

onderzoek naar ondersteuning van 2020-2021,31 066, nr. ouders bij wonen, werk, financiën,  831zorg en gezin

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.3 van de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31 066, nr. 899.

2020/2021

Motie van het lid Grinwis c.s. over de compensatie van nagekomen schulden

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 834

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.4 van de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31 066, nr. 899.

2020/2021

Motie van het lid Inge van Dijk c.s. over een uitvoerbare en juridisch houdbare brede schuldenaanpak als eerste prioriteit

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 829

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.4 van bijgaande negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van de leden Azarkan en Van Raan over ieder kwartaal onderzoek doen naar het vertrouwen in de overheid bij getroffen ouders

Kamerstukken II    Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 2.7 van de negende

2020-2021,35 510, nr. 65 Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag en de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Inge van Dijk c.s. over een signalerende rol voor gemeenten in de urgentie van dossiers.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 858

Afgedaan. Dit is opgenomen in de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken 2020-2021 II, 31 066, nr. 899.

2020/2021

Motie van de leden Van Raan en Simons over gesprekken met de culturele sector over het terugbrengen van de menselijke maat bij de Belastingdienst.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 868

Afgedaan. Dit is opgenomen in de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 899.

2020/2021

Motie van de leden Van Raan en Simons over het benadrukken van ambtelijke ethiek bij de Belastingdienst.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 869

Afgedaan. Dit is opgenomen in de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 899.

2020/2021

Motie van het lid Idsinga c.s. over voorleggen wat nodig is om de hersteloperatie structureel op te schalen

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 835

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Grinwis c.s. over een denktank om te komen tot een advies voor een goed uitvoerbare schadeafhandelings-en hersteloperatie.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 865

Afgedaan. Dit is opgenomen in de separaat gezonden herijkingsbrief. Kamerstukken II 2020-2021,31066, nr. 932.

2020/2021

Motie van het lid Inge van Dijk c.s. over het initiëren en bevorderen van samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Kamerstukken II 2020-2021,31 066, nr. 859

Afgedaan. Dit is opgenomen in paragraaf 1.3 van de achtste Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag. Kamerstukken II 2020-2021, 31 066, nr. 899.

Vergaderjaar

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken / planning

2020/2021

Motie over neveneffecten belastingmaatregelen

Kamerstukken II    Afgerond. CW3.1 vereist een toelichting op doelmatigheid van een

2020-2021,35 572, nr. 62 maatregel. Ook neveneffecten zijn hiervan een onderdeel. We gaan hier dan ook standaard aandacht aan besteden bij indiening van wetgeving.

2020/2021

Motie-Crone (PvdA) c.s. over de doenvermogentoets

Kamerstukken I 2020-2021,35 572, nr. N

Afgerond. De doenvermogenscan is in 2021 geïntroduceerd om bij de ontwikkeling van fiscale wetgeving meer aandacht te hebben voor het begrensde doenvermogen van burgers en ondernemers. Daarnaast is het onderwerp doenvermogen ook onderdeel van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK).

2020/2021

Motie van het lid Lodders c.s. over beleidsvoorstellen om investeringen aan te jagen en ondernemerschap en innovatie te versterken

Kamerstukken II    De motie is afgedaan in de brief «Beantwoording motie Lodders c.s. over

2020-2021,35 572, nr. 47 investeringen, ondernemerschap en innovatie» van 25 juni 2021, Kamerstukken II 2020-2021,35 572, nr. 99.

2020/2021

Gewijzigde motie van het lid Nijboer over de NAM laten opdraaien voor schadeherstel en versterking (t.v.v. 35603-64)

Kamerstukken II    De motie is afgedaan in de brief «Reactie op de gewijzigde motie van

2020-2021,35 603, nr. 76 het lid Nijboer over de NAM laten opdraaien voor schadeherstel en versterking» van 23 november 2021, Kamerstukken II 2021-2022, 33 529, nr. 916.

2020/2021

Motie van het lid Gijs van Dijk c.s. over extra opsporingsbudget voor handhaving van de aanpak van schijnzelfstandigheid

Kamerstukken II 2020-2021, 29 544, nr. 1077

De motie is uitgevoerd. Gemeld in de eerste suppletoire begroting 2022, p. 40: «Voor de uitvoering van de wet DBA wordt er tevens 5 mln. overgeboekt naar artikel 1 Belastingen». Kamerstukken II 2021-2022, 36 120 IX, nr. 2.

2020/2021

Motie van het lid Grinwis over inzetten op een Europese btw-vrijstelling voor kringloopwinkels

Kamerstukken II 2020-2021,32 852, nr.

147

Deze motie is afgedaan bij brief Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda, bijlage 5 Beleidsruimte btw-tarievenrichtlijn (voetnoot 8), Kamerstukken

II 2021/22, 32140, nr.119.

2020/2021

Motie van de leden Grinwis en Van Weyenberg over snelle invoering van een Europese CO2-grensheffing

Kamerstukken II 2020-2021,35 216, nr. 17

Deze motie is afgedaan bij het BNC-fiche, Kamerstukken II 2021/22, 22112, nr. 3197.

2020/2021

Motie van het lid Segers c.s. over waarborgen dat alle uitvoeringsorganisaties voldoende ruimte krijgen voor maatwerk en de menselijke maat

Kamerstukken II    Deze motie is afgedaan in de biref «Voortgangsrapportage Jaarplan

2020-2021, 28 362, nr. 52 Belastingdienst periode januari-augustus 2021» van 3 december

2021, Kamerstukken II 2021-2022, 31066, nr. 929.

2020/2021

Motie van het lid Van Raan over het toepassingsbereik van de RPE uitbreiden naar fiscale regelingen

Kamerstukken II    Deze motie is afgedaan in de brief «Kamerbrief over herziening Regeling

2020-2021,35 830, nr. 18 periodieke evaluatie (RPE)» van 8 december 2021, Kamerstukken II 2021/22, 31865, nr. 203.

2020/2021

Motie-Essers (CDA) en Geerdink (VVD) c.s. over onderzoek naar een neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting

Kamerstukken I 2020-2021,35 572, nr. O

Deze motie is afgedaan in de brief «Reactie motie neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting» van 12 november 2021, Kamerstukken I 2021-2022, 35572, nr. AC.

2020/2021

Motie van het lid Grinwis c.s. over de veelheid en complexiteit aan fiscale regelingen verkleinen

Kamerstukken II 2020-2021,35 830, nr. 15

Deze motie afgedaan in de Kamerbrief 'Fiscale moties en toezeggingen', Kamerstukken II 2021-22, 35925-IX, nr. 4.

2020/2021

Motie van het lid Nijboer over in kaart brengen welke fiscale regelingen verantwoord afgeschaft kunnen worden

Kamerstukken II 2020-2021,35 830, nr. 10

Dit is afgedaan in de Kamerbrief 'Fiscale moties en toezeggingen', Kamerstukken II 2021-22, 35925-IX, nr. 4.

2020/2021

Motie van de leden Stoffer en Van Kamerstukken II

Haga over gezamenlijke afspraken 2020-2021,35 420, nr. om de afbetaling van schulden te 291 vereenvoudigen

Motie is afgedaan in Kamerstukken II 2020-2021,35 420, nr. 365 en een update is gegeven in de Kamerbrief scenario's (corona)belastingschuld van 1 juli 2022.

2021/2022

de motie-Stoffer over belasting op vermogen op basis van werkelijk rendement zo snel mogelijk invoeren

Kamerstukken II 2021-2022, 35 9 27,, nr.

Afgedaan in «Kamerbrief over contourennota voor box 3-heffing op basis van werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021-2022, 35 927 nr. 125.

2021/2022

de gewijzigde motie-Eppink over kleine spaarders als eerste in aanmerking laten komen voor compensatie

Kamerstukken II 2021-2022, 35 9 27,, nr.

Afgedaan in «Kamerbrief over contourennota voor box 3-heffing op basis van werkelijk rendement» van 15 april 2022, Kamerstukken II 2021-2022, 35 927 nr. 125.

2021/2022

de motie-Prast c.s. over    Kamerstukken I

beëindigen van op basis van fictief 2021-2022, 35 927, nr. I rendement belasten van spaargeld

Afgedaan in «Kamerbrief over contourennota voor box 3-heffing op basis van werkelijk rendement» van 15 april 2022.

2021/2022

de motie-Romke de Jong c.s. over voorstellen voor het hervatten van de belastingheffing op vermogen

Kamerstukken II 2021-2022, 35 9 27, nr. 94

Afgerond. Kamerstukken II 2021-2022, 35 927 nr. 125.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die nog niet zijn afgerond (fiscaal)

Tabel 96 Door de Staten-Generaal aanvaarde moties die nog niet zijn afgerond

 

Vergaderjaar Omschrijving    Vindplaats

Stand van zaken / planning

2017/2018    Motie van het lid Snels over    Kamerstukken II

In behandeling.

monitoren van onvoorziene    2017-2018, 34 819, nr. 15

gevolgen

 

2018/2019    verzoekt de regering, om zich in Kamerstukken II

Europees en OESO-verband    2018-2019, 25 0 87,, nr.

constructief op te stellen bij de uitwerking van voorstellen voor minimale belastingen die grote multinationale ondernemingen zouden moeten betalen

Het richtlijnvoorstel wordt onderhandeld in de Raad.

2019/2020 Motie van het lid Lodders c.s. over Kamerstukken II    De gevolgen van de implementatie van de documentatieverplichting uit het monitoren van administratieve 2019-2020, 35 302, nr. 45 ATAD2 op de administratieve lasten van het mkb worden meegenomen in

 

last voor mkb'ers door ATAD 2

een bredere rapportage over de gemonitorde gegevens die verband

 

houden met de maatregelen die voortvloeien uit ATAD1. Dit wordt in 2024 aan Uw Kamer verzonden. Zie

Kamerbrief 'Prinsjesdagbrief fiscale moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer',Kamers II 2021/22, 35 925-IX, nr. 4.

2019/2020 Motie van het lid Lodders c.s. over Kamerstukken II    In behandeling. De motie zal worden afgedaan in het kader van de het voorkomen van dubbeling 2019-2020, 35 205, nr. 23 verhoging van de vliegbelasting. Deze maatregel loopt mee in het BP2023 tussen een Europese en een    en wordt op Prinsjesdag ingediend bij de Tweede Kamer.

nationale heffing

2019/2020 Motie van het lid Lodders over Kamerstukken II    In behandeling. Samen met het Belastingplan 2023 is een onderzoek naar onderzoek naar modernisering van 2019-2020, 35 302, nr. 44 het gebruik van de onbelaste reiskostenvergoeding naar de Kamer de reiskostenvergoeding    gestuurd. Dit geeft een kwantitatief inzicht in de wijze waarop mensen

 
 

(willen) reizen en het gebruik en aanbod van de onbelaste reiskostenvergoeding. Momenteel wordt als vervolg op dat onderzoek een evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding gestart waarin ook onderzocht wordt welke mogelijkheden voor modernisering er zijn. Dit onderzoek wordt in de eerste helft van 2023 naar de Kamer gestuurd.

2020/2021    Motie van de leden Lodders en Van Kamerstukken II

De Tweede Kamer is in de brief «Stand van zaken invoering en

Weyenberg over breder    2020-2021,31 934, nr. 41 implementatie VOG politiegegevens en continue screening Douane» van

 

wetenschappelijk onderzoek naar

12 februari 2021 geïnformeerd over de uitvoering van deze motie

kwetsbaarheden in het integriteitsbeleid

(Kamerstukken II 2020-2021,31934, nr. 47).

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voert momenteel een onderzoek uit met als focus de risico's en weerbaarheid ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie in relatie tot ondermijnende criminaliteit in de Rotterdamse haven en op luchthaven

Schiphol. Afronding van het onderzoek is voorzien voor begin 2023.

2020/2021    (Aangehouden) Motie van het lid Kamerstukken II

Deze motie is aangehouden.

Omtzigt c.s. over het organiseren 2020-2021,31 934, nr. 43

 

van een hoorzitting

De Tweede Kamer heeft op 1 februari 2021 een rondetafelgesprek

 

georganiseerd over corruptie en criminaliteit in de Rotterdamse haven.

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voert momenteel een onderzoek uit met als focus de risico's en weerbaarheid ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie in relatie tot ondermijnende criminaliteit in de Rotterdamse haven en op luchthaven

Schiphol. Afronding van het onderzoek is voorzien voor begin 2023.

In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 18 december 2020 (Kamerstukken II 2020-2021, 28844/29911, nr. 222) is dit onderzoek aangekondigd.

2020/2021    verzoekt het kabinet, in Europa en Kamerstukken II

de wereld het voortouw te nemen 2020-2021, 25 0 87,, nr.

om belastingontwijking aan te pakken en een stevig minimumtarief voor de winstbelasting zo spoedig mogelijk te realiseren

Het richtlijnvoorstel wordt onderhandeld in de Raad.

2020/2021    verzoekt de regering, in de OESO Kamerstukken II

en in de EU een voortrekkersrol te 2020-2021, 25 0 87,, nr. nemen teneinde een internationaal minimumwinstbelastingtarief af te spreken in de OESO of de EU

Het richtlijnvoorstel wordt onderhandeld in de Raad.

Vergaderjaar

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken / planning

2020/2021

Motie van de leden Van Haga en Baudet over onderzoek doen naar de gevolgen van afbouw van de wet-Hillen

Kamerstukken II 2020-2021,35 572, nr. 71

In behandeling.

2020/2021

Motie van het lid Pouw-Verweij c.s. over precedentwerking nooit als argument gebruiken om gedupeerden compensatie te onthouden

Kamerstukken II 2020-2021, 28 362, nr. 48

In behandeling.

2020/2021

Motie van het lid Sjoerdsma c.s. over de OESO-afspraken voor een minimumbelastingtarief zo snel mogelijk omzetten in een EU-richtlijn (overgenomen van EZK)

Kamerstukken II 2020-2021,35 663, nr. 14

In behandeling.

2020/2021

Motie van de leden Van

Weyenberg en Bruins over de scholingsvrijstelling voor opleidingen in het STAP-register zo veel mogelijk voorbereiden

Kamerstukken II    In behandeling. In het najaar wordt het onderzoek van Ecorys afgerond

2020-2021,35 572, nr. 59 naar de benutting van individuele leer- en ontwikkelbudgetten. Bij bestudering en reactie van dit onderzoek zal de motie worden meegenomen.

2020/2021

Motie van het lid Snels over grote bedrijven verplichten om commerciële winst in Nederland te rapporteren

Kamerstukken II 2020-2021,35 570-IX, nr. 10

In de Nota n.a.v. het Verslag Belastingplan 2021 (Kamerstukken II 2020-2021,35 572, nr. 17, p. 105) wordt toegezegd, conform aangenomen motie, onderzoek te doen hoe tot meer transparantie over winsten en belastingafdrachten van bedrijven gekomen kan worden. Het onderzoek naar het effectieve tarief op basis van commerciële winst wil het kabinet in 2022 aan uw Kamer aanbieden.

2020/2021

Motie van de leden Omtzigt en Bosman over kenbaar maken dat afstappen van besluitvorming bij unanimiteit op het gebied van belastingheffing voor Nederland onbespreekbaar is

Kamerstukken II 2020-2021, 21 501-20, nr. 1599

Wordt in behandeling genomen, nadat een voorstel van de Europese Commissie is ontvangen.

2020/2021

Motie van de leden Lodders en Agnes Mulder over het monitoren van de voortgang met realisatie van in het meerjarenprogramma voorziene infrastructuur

Kamerstukken II  &n