Bijdrage coronadebat 26 januari - Hoofdinhoud
Ik ben blij met de verruimingen die gisteren zijn aangekondigd. Ik ben ook blij dat bij monde van de minister van VWS, minister Kuipers, expliciet is gezegd dat een bredere afweging is gemaakt en dat ook is gekeken naar bijvoorbeeld de mentale situatie van jongeren. Daar maak ik mij hele grote zorgen over. Dit verdient onze aandacht en het is heel goed dat die bredere afweging zo is gemaakt. Ik kan die stap ook heel goed meemaken.
In dat licht wil ik wel wijzen op de motie van collega Tielen die gisteren is aangenomen, die ook door ons is ondersteund. Daarin wordt gevraagd om de doelstellingen van het beleid te verbreden en de besluitvormingsstructuur daaraan aan te passen. In mijn woorden: naast het OMT zou er ook een IMT moeten zijn, een Impact Management Team. De Kamer had hier al een keer eerder om gevraagd, via een motie die ik zelf had ingediend. Daaraan is niet echt opvolging gegeven en dat heb ik altijd heel jammer gevonden. Mijn vraag is nu, na deze motie: hoe gaat het kabinet dit in de besluitvormingsstructuur aanpassen? Heeft het OMT-advies in de afweging bijvoorbeeld al een gelijke stem aan dat van het Sociaal en Cultureel Planbureau en dat van de trojka? Hoe zorgen we ervoor dat we die brede afweging gaan maken, ook expliciet?
Dan testen. Testen is cruciaal. Het OMT adviseert om die testen gratis beschikbaar te stellen. Collega Hijink wees hier al op. Het kabinet neemt dat advies niet over, en mijn vraag is: waarom niet? Zijn er voldoende testen op voorraad om aan onderwijsinstellingen te leveren? Voor mensen met een smalle beurs zijn testen en mondneusmaskers op steeds meer plekken beschikbaar, ook via gemeenten. Hoeveel testen worden aan gemeenten verstrekt? Is dat voldoende als bijvoorbeeld iedereen in de bijstand twee keer per week een test wil doen?
Dan het coronatoegangsbewijs en de maatregelen op de lange termijn. Ik interrumpeerde collega Tielen al op dit punt. Dit houdt me wel bezig. Misschien zeggen we hier nu niet het laatste woord over, maar ik vind dat we er wel heel nadrukkelijk over moeten debatteren, juist ook met het oog op de volgende fase van wat nu nog een pandemie is en wat wellicht naar een endemische fase gaat.
Het coronatoegangsbewijs moet weer worden getoond in horeca, in musea en bij binnensport, maar nu ook bij niet-essentiële dienstverlening, zoals pretparken. Mijn vraag is: wat is de onderbouwing tegenover jongeren om de vraag of eigenlijk de drang te rechtvaardigen om zich te laten vaccineren of boosteren? Wat is de stand van zaken voor uitzondering van mensen die om medische redenen niet gevaccineerd en niet getest kunnen worden? Waarom wil het kabinet het coronatoegangsbewijs zo prominent in de gereedschapskist houden? Waarom de wetsvoorstellen voor het onderwijs, werk en ook 2G nu behandelen terwijl ze toch niet op tijd effectief kunnen worden ingezet voor deze omikrongolf? Maar fundamenteler. Er is een vertrouwensrelatie tussen overheid en samenleving, waarbij de overheid heeft gevraagd aan de samenleving om iets van die vrijheid op te geven in ruil voor volksgezondheid. Dat is de verantwoordelijkheid van het kabinet. Het is een vertrouwensrelatie die alleen in stand blijft als je dat op goede gronden doet. Als we naar een nieuwe fase gaan en er een nieuwe context komt met nieuwe omstandigheden, en we vragen dezelfde vrijheid in te leveren, dan komt die vertrouwensrelatie onder druk te staan. Zeker wanneer er opnieuw een pandemie zou zijn en er opnieuw een beroep op de samenleving moet worden gedaan om vrijheid in te leveren.
Voor de ChristenUnie-fractie is het helder: een nieuwe fase rond corona betekent dat we niet op dezelfde manier kunnen doorgaan. Als de context verandert, moet de proportionaliteit van wetgeving opnieuw worden gewogen. In de endemische fase is de huidige wetgeving niet proportioneel. Het coronatoegangsbewijs is altijd als tijdelijke maatregel ingezet. Helemaal aan het eind is mijn vraag aan het kabinet dan ook: ziet het kabinet ook dat het de verplichting aan de burgers heeft om dat vertrouwen niet te beschamen, en kunnen we de weging van proportionaliteit snel tegemoetzien als de verlenging van de tijdelijke wet?