Bijdrage jeugdzorg

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op dinsdag 30 november 2021.

Op 29 november sprak de Tweede Kamer over de jeugdzorg. Dit was mijn bijdrage:

Van het concert des levens krijgt niemand een program. Een bordje met die tekst hing vroeger bij mijn oma op het toilet. Als kind vroeg ik wat dat betekende. “Nou, jungske, het leven heeft mooie en minder mooie dingen voor ons in petto. Wat er komt weten we niet. Wanneer het komt weten we niet. We weten eigenlijk maar bar weinig en dat is maar goed ook. Wat kunnen we meer doen dan ons best. Bidden, hard werken, samen vieren en elkaar helpen als het tegenzit.”

Eeuwenlang stond het voor iedereen vast dat pech niet bestond. Ellende riepen mensen over zichzelf af. Ze waren vergeten te offeren aan de een of andere god of geest. Hadden Onze Lieve Heer beledigd. Of, toen het liberale wereldbeeld dominant werd, hadden niet goed uit hun doppen gekeken, of slechte keuzes gemaakt in hun leven. Pech bestond niet. Het was eigen schuld dikke bult. En wie zijn billen heeft verbrand moet op de blaren zitten.

Die tijden zijn gelukkig voorbij. Imperfectie mag dan nog wel bestaan. We zijn in de loop van de twintigste eeuw gaan beseffen dat een overheid heel veel kan doen om te helpen. En ook heel veel kan doen om te voorkomen dat mensen in de ellende raken. De overheid vormt terecht een schild voor de zwakken. Na de Tweede Wereldoorlog is een fijnmazig net van maatregelen gesponnen, met als doel pech weg te organiseren en mensen te helpen. Dat is goed gelukt voorzitter. Zeker voor ons. De bevoorrechten. We hebben het goed. Beter waarschijnlijk dan wie dan ook, waar dan ook en wanneer dan ook op aarde en in de geschiedenis.

Zou het zo kunnen zijn dat we met dat systeem een beetje zijn doorgeslagen. Dat we zijn vergeten dat pech wel degelijk bestaat. Dat niet alles weg te organiseren is. Dat niet alles van een leien dakje gaat. Dat kinderen niet perfect hoeven te zijn. Zou het zo kunnen zijn dat wij, de bevoorrechten, de kennis en de mogelijkheden hebben om ieder vlekje dat bij onze kinderen ook maar zou kunnen ontstaan, met professionele hulp weg te poetsen? Dat dit deels de enorme vraag naar lichte hulp kan verklaren. En is het nodig? Of zouden we moeten accepteren dat perfect niet de norm is maar een onhaalbare utopie? Laat ik helder zijn. Ieder kind dat hulp nodig heeft moet dat krijgen. De overheid is terecht een schild voor de zwakkeren. Maar is nu ook te vaak een pinautomaat voor de rijken.

Zou het zo kunnen zijn dat wij, de bevoorrechten, zo gewend zijn aan het feit dat eigenlijk niks meer echt fout gaat in ons leven, dat we uit goede bedoelingen steeds krampachtiger proberen het leven van mensen die het moeilijk hebben te regisseren? En dat we de overheid daarvoor als instrument gebruiken? Steeds meer controle, steeds meer melden, steeds dieper ingrijpen, steeds meer professionele hulp die eigenlijk niet geweigerd kan worden. Want wie hulp weigert vreest terecht dat de de hulpverlener in kwestie wel weg gaat. Niet om weg te blijven. Maar om versterking te halen.

Lees het boekje van het Instituut voor Publieke Waarde met als titel “De dag dat Peter de deur dichttimmerde.” De verzorgingsstaat is geen onverdeeld genoegen voor wie aan de verkeerde kant van het geluk geboren is. Zou het zo kunnen zijn dat de zogenaamde risico-regelreflex, die ons, de bevoorrechten, degenen die het voor het zeggen hebben, er toe aanzet om bij ieder nieuw incident weer nieuwe regels te bedenken? Niet dat dat helpt. Het heeft zelfs zeer schadelijke effecten. Al vele decennia spreken we de wens uit om te komen tot een gezin een plan of tenminste een regisseur. Ik spreek gezinnen die daar mee te maken hebben. Tot voor kort was het record aantal hulpverleners dat bij een mij bekend gezin betrokken was dertig. Dat is niet langer zo. Twee weken geleden sprak ik iemand met 36 hulpverleners. En het is niet zo dat we het als overheid per se beter doen. Wie de documentaires Alicia, Rotjochies en Jason heeft gezien, kan er niet meer omheen; we halen te vaak kinderen uit hun huis en hun gezin zonder dat we een goed plan hebben om hen vervolgens verder te helpen. Kinderen worden geplaatst binnen de gesloten jeugdhulp maar krijgen vervolgens geen behandeling. Maar wel een trauma erbij.

Vindt de staatssecretaris het acceptabel dat op dit moment nog steeds bijna 1500 kinderen achter slot en grendel zitten in de gesloten jeugdhulp? En ja, er wordt hard gewerkt aan intensieve, ambulante alternatieven. Maar ik ben wat ongeduldiger. Zou gesloten jeugdzorg niet om hele strikte uitzonderingen moeten gaan? Is de staatssecretaris het met mij eens dat de drempel om kinderen op te sluiten in de gesloten jeugdzorg omhoog moet? En hoe gaat de minister daar dan voor zorgen? Moeten we elkaar niet veel harder uitdagen om nu al ambulante alternatieven in te zetten? En de focus op perspectief voor de jongeren door middel van behandeling en onderwijs te vergroten?

“Het is eenvoudig een plicht van de gemeenschap om haar in moeilijkheden verkerende kinderen tijdig te helpen. Een reddingsmaatschappij wier boten niet zeewaardig zijn is een misdadige instelling. De SOS seinen doorklieven de de lucht. Het is dus hoog tijd om te helpen.” Met dit citaat van Mullock Houwer uit een tijd dat kinderen onder barre omstandigheden moesten werken en elkaar moesten beconcurreren om het hoogste economische rendement te halen, begon Bert Wienen onlangs de jaarlijkse naar Houwer genoemde lezing. Een citaat dat, los van het wellicht wat archaïsche taalgebruik, zeer actueel is.

De lezing is terug te kijken via YouTube. En ik raad het iedereen aan. Ook nu worden de SOS seinen gehoord, aldus Wienen. En ook nu werken kinderen zich kapot. Ook nu laten we kinderen met elkaar concurreren om er later economisch beter voor te staan. En ook nu raken kinderen uitgeput en haken ze af. Ze werken alleen niet meer op het land of in de fabriek. Ze werken aan de fabricage van hun eigen ik. Zogenaamd omdat ze dat zelf willen.” Zou het?

Dat economisch denken, die prestatieleer, dat streven naar het perfecte. Het brengt een bijzonder type mens voort. Een type dat gericht is op het IK. We leren onze kinderen strategisch en doelgericht te denken: “what’s in it for me”. Terwijl opvoeden veel meer gericht zou moeten zijn op een plek binnen de gemeenschap. Alleen al het woord ‘achterstand’ maakt van ongelijkheid een hiërarchie. Je bent nog niet waar je komen moet om mee te kunnen doen. Dat is geen inclusiviteit.

Wienen pleit er, net als Mullock Houwer voor, om weer op te staan voor het recht van kinderen om niet te hoeven werken. Hij pleit er voor om onderwijs en opvoeding weer los te weken van economische principes. Om zo te voorkomen dat we gefocust blijven op die reddingsvesten en die boten die steeds vaker en vaker uitvaren. En vooral om er voor te zorgen dat de reddingsboten beschikbaar blijven voor jongeren die dat echt nodig hebben.

Wienen heeft gelijk. We maken elkaar helemaal gek en de kinderen zijn de dupe. De symptomen van al dit gejaag doen de vraag naar lichte hulp toenemen. Steeds meer vesten, steeds meer boten. Maar het zullen nooit genoeg boten zijn. En kinderen met echte problemen vallen buiten die spreekwoordelijke reddingsboot. Als we te veel kinderen helpen met professionele hulp zeggen we tegen ze: ‘Jij bent niet goed genoeg. Maar nog rampzaliger; het maakt het jeugdzorgstelsel onhoudbaar. Niet alleen omdat het te duur wordt. Maar vooral vanwege de beschikbaarheid van professionals. Als we willen dat complexe hulp steeds snel beschikbaar is, moeten we professionals niet inzetten voor klein leed!

Toen onze dochter klein was viel me de ongezonde prestatiedruk op die we elkaar opleggen. Het vergelijken van Cito scores tussen ouders onderling. De druk om een kind zo ‘hoog mogelijk’ te plaatsen. ‘Welke testen heeft je kind al gedaan?’ ‘Wat zit in haar rugzakje?’ Het aantal kinderen met een DSM kwalificatie is geëxplodeerd. ADHD, ADD, ODD, Dyslexie, somberheidsklachten, burn out, dyscalculie, PddNos (al bestaat dat laatste niet meer tegenwoordig). En er is een industrie ontstaan om volstrekt normale kinderen te ‘helpen’. Durfkapitalisten worden er rijk van. Zorgondernemers kopen nog een duurdere auto. En we maken kinderen wijs dat er iets mis is met ze. Er is niets mis met de kinderen. Er is iets mis met ons.

92% van de kinderen met dyslexie hebben midden en hoog opgeleide blanke ouders. Wethouders geven aan dat een veel en veel te groot deel van het jeugdzorgbudget uitgegeven wordt in wijken waar de problemen statistisch gezien het kleinst zijn. De oplossing zit niet in steeds meer en meer jeugdzorg. Het probleem zit hem in een elite die denkt dat kinderen perfect horen te zijn en die de weg weet naar steeds meer lichte zorg. We zijn als gemeenschap niet bereid oneindig veel uit te geven aan jeugdzorg. Het budget is beperkt. Laten we afbakenen en prioriteren. Laten we de reddingsboten niet vullen met jonge gezonde mensen die best in staat zijn zelf te zwemmen. En laten we onze kinderen niet opzadelen met een ongezond verwachtingspatroon.

Laten we kritisch kijken naar de niet bewezen effectieve ‘zorg’ die gemeenten ook vergoeden. Dr. Danielle Janssen, van de universiteit Groningen heeft in dit kader onderzocht dat slechts een klein deel van de door de gemeente Groningen ingekochte zorg in theorie kon helpen. De rest dus niet. Therapie waarbij ‘energiepunten’ op het hoofd worden gemasseerd. Of de CREF-methode, waarbij problemen die nu spelen worden toegeschreven aan hechtingsproblemen die soms al voor de geboorte zijn ontstaan. Maar die gelukkig door middel van paarden en hypnose recht gezet kunnen worden. De vereniging tegen de kwakzalverij heeft daar aardige artikelen over geschreven. Toch vergoeden gemeenten dit soort zaken nog steeds.

Waar wij, de bevoorrechten, de kleinste vlekjes in het leven van onze kinderen niet meer accepteren, accepteren we steeds minder en minder vlekjes in het leven van anderen. We zijn gaan denken dat een overheid in staat is om alles te voorkomen. Dat pech niet meer bestaat. Alleen falende overheidssystemen. Bij ieder incident vragen we ons af of jeugdzorg betrokken was. Zo neen, waarom niet? Schande! Zo ja, waarom is er niet ingegrepen? Schande! Het Maasmeisje en Savannah in combinatie talloze trainingen voor leerkrachten, artsen en inmiddels zelfs kappers, hebben gezorgd voor een extreme toename van het aantal meldingen en Onder Toezichtstellingen. Follow the Money heeft recent haarfijn uit de doeken gedaan hoe onder andere het oprekken van de definitie van kindermishandeling heeft geleid tot stijgende omvangcijfers en tot statistieken waarin het probleem maar niet lijkt af te nemen. Cijfers die vooral schattingen blijken, waarop beleid is gemaakt dat er inmiddels voor zorgt dat steeds meer ouders onder een vergrootglas zijn komen te liggen. Niets doen is geen optie roepen we dan. Om vervolgens het aantal meldpunten weer te laten stijgen. En dat is niet zonder gevolgen. Het artikel ‘de makke van meldpunten’ verwoord het als volgt. “De makke van dit alles, is dat ze serieuze en minder serieuze problemen buiten de gewone, vanzelfsprekende relaties van inwoners en reguliere professionals plaatsen. Ze staan in het teken van (externe) dossieropbouw met als dreiging een formele melding, met alle negatieve consequenties voor de betrokkenen: de gemelde, de reguliere professional, de omstanders en vaak ook de melder zelf. Met andere woorden melden we ieder vermoeden en ondermijnen we zo normale omgangsvormen tot schade van alles en iedereen. Van accepteren geen vlekjes van mensen die aan de verkeerde kant van het geluk geboren zijn. Maar we accepteren wel armoede, achterstand, ongelijkheid en uitsluiting van minder bevoorrechten.

Dat is precies wat er gebeurd. Rondom kinderbescherming hebben we de duurste en meest schadelijke rotonde die er is opgericht. Melden bij Veilig Thuis in plaats van het gesprek aangaan. Vervolgens doorverwijzing naar de Raad voor de kinderbescherming, via de kinderrechter naar de gecertificeerde instelling naar een hulp aanbod via bijvoorbeeld een wijkteam. En als we dan kijken wie er melden dan is dat de politie, de school en hulpverleners die reeds in het gezin aanwezig zijn. Wat zou dat doen met de relatie hulpverlener / gezin, zo’n melding? Of met de relatie leraar / ouder? Het is gek- en ziekmakend.

De mens en zeker de politicus is een vreemd wezen. In de medische zorg geldt het adagium ‘ primum non nocere’ ten eerste geen kwaad doen. In de jeugdzorg zijn we dat helemaal vergeten. Niets doen is immers geen optie. En dus melden hulpverleners die in een gezin helpen. En handelen we vlug uit angst dat er iets misgaat. Alsof iemand met buikpijn in een ziekenhuis meteen naar de operatietafel wordt gereden zonder dat de diagnose zorgvuldig is gesteld.

Ingrijpen is soms nodig. Maar het is altijd ook schadelijk. Niets doen of nog niets doen is dus een optie.

Is de minister het daarmee eens en hoe staat het met de brood en broodnodige aanpassingen in de duurste en meest schadelijke rotonde van Nederland?

Afstemming tussen professionals is belangrijk. Dat lijkt me vanzelfsprekend. Om dat te faciliteren is de verwijs index risicojongteren opgetuigd. Daar werken we nu tien jaar mee. Van een zorgsysteem is het een signaleringssysteem geworden. Op basis van meerdere evaluaties is er geinvesteerd in verbeteringen. Die zorgen niet voor het gehoopte effect. De oplossing van de staatssecretaris? Harder proberen! Maar tot wiens heil? Waarom staat het nog als verplichting in de wet? Graag een reactive van de staatssecretaris.

De problemen in de jeugdzorg zijn groot. Kinderen met ingewikkelde problemen worden als een hete aardappel door het systeem geschoven. De kosten rijzen de pan uit. Enzovoort. Maar het kan ook anders. Hoe dan wel?

De decentralisaties waren de natte droom van menig bestuurskundige. Dat valt te begrijpen. Want gemeenten kennen de mensen. En omdat men verantwoordelijk is voor wonen, welzijn, zorg, werk & inkomen, de bestrijding van schulden, goed onderwijs enzovoort, zou nu eindelijk werk gemaakt kunnen worden van een integrale aanpak van problemen. En dat kan ook. Want wetten geven voldoende ruimte om dat inderdaad te doen.

Een mens heeft eten nodig, drinken en een dak boven zijn hoofd. Bestaanszekerheid dus. Zonder bestaanszekerheid worden mensen ziek en ellendig. En hebben ze een grote kans eerder te sterven en minder goed voor hun kinderen te kunnen zorgen. Mensen hebben andere mensen nodig. Een arm om zich heen. Zich gekend, gezien en gewaardeerd te weten. Gemeenschapszin dus. En mensen hebben zingeving nodig. De absolute wetenschap dat ze geen willoze kurk zijn op een oceaan van het leven. Maar een mens. Een persoon met betekenis.

Het gaat niet om meer geld, grote woorden, of wetten.

  • 1) 
    Laten we alsjeblieft accepteren dat onze kinderen niet perfect hoeven te zijn. Laten we in navolging van Bert Wienen pleiten voor kinderen die niet hoeven te werken. En laten we alsjeblieft afbakenen voor wie we reddingsboeien en boten organiseren. Voor de kinderen en gezinnen met meervoudigeproblemen zonder voldoende eigen hulpbronnen. Prioriteren dus. En afbakenen. Is de minister het daarmee eens? En laten we al helemaal stoppen met het vergoeden van kwakzalverij.
  • 2) 
    Laten we alsjeblieft accepteren dat niets doen wel een optie is. Vertrouwen geven zonder naïef te zijn! Dat een almachtige overheid die met alle goede bedoelingen diep ingrijpt in het leven van gewone mensen ook schadelijk is. Laten we als politici stoppen met ieder incident te zien als een teken van een falende overheid en komen met meer regels en wetten. Graag een reflectie van de staatssecretaris.
  • 3) 
    Laten we alsjeblieft doorgaan met de broodnodige hervorming van de Jeugdbeschermingsketen. Ons stelsel is gebaseerd op wantrouwen en niet op compassie. Laten we naast de veiligheid van het kind vooral ook de rechtsbescherming van het gezin in acht nemen. Hoe staat het met de voortgang van de hervorming vraag ik aan de minister?
  • 4) 
    Laten we alsjeblieft inzetten op vergroting van de bestaanszekerheid van mensen. In plaats van de symptomen van een gebrek daaraan te vertalen in zorgvragen. Ik kan geen effectievere vorm van preventie bedenken dan dat. Laten we het oplossen van bestaanszekerheidsproblemen voorwaardelijk maken voor er andere hulp geboden mag worden. Een cursus omgaan met lastig pubergedrag werkt echt niet bij mensen die bang zijn uit hun huis gezet te worden.
  • 5) 
    Laten we alsjeblieft inzetten op normaliseren van menselijke relaties. Inzetten op meer gemeenschapszin. Mensen weer helpen elkaar hulp te vragen en te bieden. Zonder bang te zijn ergens gemeld te worden. Op de eigen ingebrachte mentor waar ik een initiatief voor heb geschreven. Hoe vordert de uitwerking daarvan vraag ik aan de staatssecretaris?
  • 6) 
    Laten we alsjeblieft inzetten op sterke gemeenschappen en een werkelijk integrale aanpak van problemen. En laten we mensen behandelen voor wat ze zijn. Geen individu met één stem aan diagnoses of problemen. Maar als een waardevol persoon in relatie tot de ander.
  • 7) 
    Laten we gemeenteraden helpen met het maken van heldere keuzes. Het is niet gemakkelijk om te besluiten enkel evidence based interventies meer in te zetten wanneer de gemeenteraad tranentrekkende insprekers kan verwachten.
  • 8) 
    En tenslotte. Laten we stoppen met gesloten jeugdzorg. En zo min mogelijk kinderen uit huisplaatsen. Niet omdat het gemakkelijk is maar omdat het kan. Ambulante zorg. Passende hulp. Wonen dicht bij huis. Stabiliteit, liefde, aandacht, structuur. Het netwerk betrekken. En samen leren hoe het beter kan.

Van het concert des levens krijgt niemand een program. Het leven heeft mooiere en minder mooie dingen voor ons in petto. Wat er komt weten we niet. Wanneer het komt weten we niet. We weten eigenlijk maar bar weinig en dat is maar goed ook. Wat kunnen we meer doen dan ons best, bidden, hard werken, samen vieren en elkaar helpen als het tegenzit.”