Bij de afschaffing van het Lerarenregister

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op woensdag 10 november 2021, 2:17.

Debat in de Eerste Kamer op 9 november 2021

Op Valentijnsdag 2017 debatteerden we in deze Kamer over de invoering van het Lerarenregister. Nu we vandaag over de afschaffing spreken, leek het me aardig enig zelfplagiaat toe te passen, zij het met bronvermelding. Ik zei toen onder meer:

“Wie de stukken over het Lerarenregister tot zich neemt, die raakt welhaast ontroerd door alle goede bedoelingen. Het gaat erom de professionele ruimte van de leraar beter te erkennen en de kwaliteit van het beroep van leraar steviger te verankeren door professionele standaarden te ontwikkelen en een lerarenregister waarbij leraren zelf een belangrijke stem hebben in het bepalen van de kaders en criteria.”

“Je zou dus verwachten dat de regering met haar voorstel veel steun heeft weten te verwerven in het veld. Maar in plaats daarvan […] zeggen leraren: we zijn hier niet per se op tegen, maar we willen niet dat het wordt opgelegd terwijl er geen draagvlak is, we willen niet dat daarmee onze keuzevrijheid bij professionalisering wordt ingeperkt, en we willen vooral dat het niet in de plaats komt van al die andere zaken die nodig zijn om het onderwijs te verbeteren zoals kleinere klassen, minder lesuren, en meer bevoegde leraren.” “Hoe heeft [de staatssecretaris] het voor elkaar heeft gekregen om een plan waar in theorie iedereen voor is, en waar de vrijwillige variant van het lerarenregister redelijk breed omarmd wordt, zo te laten ontsporen dat het vandaag lijkt alsof er massale weerstand is tegen het hele voorstel?”

Aan het eind van het debat zei ik nog: “We willen de staatssecretaris graag meegeven dat we niet alleen de uitwerking met argusogen zullen volgen, maar ook dat het succes van deze hele route staat of valt met de mate waarin hij dan wel zijn opvolger erin slaagt om de beroepsgroep ook echt mee te krijgen.” “Dus het zal wat dat betreft nog van de inzet en de stuurmanskunst van de regering afhangen of het ook echt gaat werken.”

Einde citaten. Uiteindelijk heeft mijn fractie in 2017 ingestemd met het voorstel. Viereneenhalf jaar later is vanuit de Tweede Kamer het initiatief genomen om het nooit feitelijk ingevoerde lerarenregister nu ook maar uit de wet te halen. Ik heb nog eens de debatten van toen teruggelezen en ik constateer dat de redenen om het nu te schrappen ook toen al bediscussieerd zijn, dat de intenties van het lerarenregister breed gedeeld werden maar dat ook zeer breed de vraag leefde of aan de randvoorwaarden voor invoering kon worden voldaan. Zou het lukken om er een register van en voor leraren van te maken? Zou het lukken om het draagvlak zo te vergroten dat het register een vanzelfsprekendheid zou worden voor de beroepstrots van leraren? Zou het lukken om het toen dreigende en inmiddels reële lerarentekort en bijbehorende werkdruk op te lossen zodat de nascholingsverplichting ook realistisch was? In 2021 moeten we constateren dat de beroepsgroep het register niet is gaan zien als iets van henzelf, dat het te veel als een speeltje van bureaucraten en technocraten werd gezien, en dat het lerarentekort alleen maar opliep en het stelsel kraakt in zijn voegen waardoor het voor ouders, kinderen en leraren soms onvoldoende kan voorzien in hun behoefte.

In de afweging van deze intenties en aarzelingen stemden sommigen voor en anderen tegen, maar er was in de analyses een grote mate van overeenstemming. Het leek me goed om dat nog eens op een rijtje te zetten, omdat de wezenlijke vraag wat ons betreft tweeledig is. En die vraag is niet een vraag aan de initiatiefnemers die ik graag bedank voor hun inzet maar die eigenlijk vooral een mislukt project van de regering opruimen. Ik stel mijn vragen dan ook aan de minister.

In de eerste plaats vragen we de minister te reflecteren op de vraag waarom het niet is gelukt het draagvlak op te bouwen. Hoe kan het dat een voorstel dat door het parlement werd aanvaard omdat het in belangrijke mate van en voor leraren zelf zou zijn, uiteindelijk niet kon worden ingevoerd omdat diezelfde leraren zich daar niet in herkenden? Wat is er in die vier jaar gebeurd - en vooral niet gebeurd - waardoor het register zozeer in het moeras is gelopen dat nu het parlement zelf er de stekker uit moet trekken? Ik vraag dat ook omdat wij er een beetje nare smaak aan overhouden dat we ingestemd hebben met een wetsvoorstel met als essentiële kanttekening dat de regering de beroepsgroep mee zou moeten krijgen. Misschien waren we naïef door te denken dat de regering dat zou willen en kunnen realiseren. Maar als dat zo in het debat is gewisseld, hoe kan het dan dat het zo faliekant mislukt is? Graag een reflectie van de minister.

De tweede vraag gaat over de randvoorwaarden. Met of zonder lerarenregister blijft de vraag levensgroot op tafel liggen wat er nodig is om leraren voor de klas te krijgen met voldoende tijd om hun werk goed te doen en voldoende ruimte om zichzelf optimaal te blijven ontwikkelen. De uitdagingen zijn alleen maar groter geworden, zo lazen we ook weer in de meest recente Staat van het Onderwijs van de Inspectie. En natuurlijk heeft de regering wel een en ander gedaan maar kennelijk is het onvoldoende effectief. Sterker nog: zelfs een goede monitoring van het probleem blijkt al ingewikkeld. Hoe kijkt de minister terug op zijn inzet op dit dossier en wat moet zijn opvolger doen om meer resultaat te boeken? Die vraag was en is uiteindelijk urgenter dan het hele lerarenregister.

Ten slotte wil ik nog een opmerking maken over de wonderlijke vertoning in de schriftelijke beantwoording van de vragen van deze Kamer. Het vrijwillige lerarenportfolio kan volgens de initiatiefnemers worden voortgezet in een private vorm. Volgens de minister zou het bij aanvaarding van deze initiatiefwet moeten worden stopgezet. Dat bleek toch vooral een retorisch argument om het verzet tegen deze initiatiefwet te stimuleren, want bij navraag door de Kamer geeft de minister iets preciezer aan wat er wel en niet zou kunnen. Dat sluit aan bij wat de initiatiefnemers hopen, namelijk dat de regering die transitie wil ondersteunen. Dat is dan ook mijn laatste vraag aan de minister: is hij bereid om bij aanvaarding van deze wet con amore en proactief mee te werken aan een doorstart van het vrijwillige lerarenportfolio?

__ATA.cmd.push(function() { __ATA.initDynamicSlot({ id: 'atatags-26942-618c6f4582a14', location: 120, formFactor: '001', label: { text: 'Advertenties', }, creative: { reportAd: { text: 'Deze advertentie rapporteren', }, privacySettings: { text: 'Privacy', onClick: function() { window.__tcfapi && window.__tcfapi( 'showUi' ); }, } } }); });