Wet Open Overheid

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op dinsdag 28 september 2021, 1:59.

Bijdrage aan het debat over de Wet open overheid - Eerste Kamer 28 september 2021

Ruim negen jaar na indiening van de eerste versie van het huidige wetsvoorstel, na verwerking van de nodige nota’s van wijziging en uiteindelijk een novelle bespreken we vandaag het initiatiefvoorstel Wet open overheid. Alle lof om te beginnen voor de initiatiefnemers en achtereenvolgende verdedigers van het voorstel, de Tweede Kamerleden Peters, Schouw, Verhoeven, Voortman en Van Weyenberg en voor de verdedigers van vandaag Snels en Sneller. Ik kan nu een grap maken over hun namen in relatie tot de lengte van het traject, maar ik memoreer liever hun doorzettingsvermogen en het belang van het wetsvoorstel. Een belang dat in het afgelopen jaar alleen maar groter en duidelijker is geworden. Op verschillende terreinen en dossiers is het wantrouwen in de overheid gegroeid en de roep om transparantie toegenomen. Uiteindelijk is de overheid er voor de burgers en niet andersom. En in een land waarin de mondigheid en verantwoordelijkheid van die burgers vanzelfsprekend is, past het ook als de overheid in principe volstrekt transparant is. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en dat moet dan ook goed geregeld worden, maar het uitgangspunt is openheid en toegankelijkheid van officiële documenten van de overheid.

Het zal u niet verbazen dat mijn fractie de intentie van dit voorstel steeds gesteund heeft. Voor GroenLinks staat het versterken van de democratie altijd hoog op ons prioriteitenlijstje. Daarom moeten burgers toegang krijgen tot informatie en instrumenten om beleid te beïnvloeden. Dit wetsvoorstel gaat over die informatie. In eerste instantie zaten we wel te dubben op de uitvoerbaarheid. Het oorspronkelijke voorstel vonden we sympathiek maar we zagen ook allerlei haken en ogen bij de uitvoerbaarheid. We zijn dan ook blij met de wijzigingen die via de novelle zijn aangebracht. In deze vorm oordelen we veel positiever over de uitvoerbaarheid. Maar natuurlijk is dat een beetje water in de wijn en we begrijpen heel goed dat we nu de vraag moeten beantwoorden of de Wet open overheid nog wel ver genoeg gaat. Daarover gaan mijn eerste vragen dan ook. Daarna ga ik nog in op een paar kleinere maar niet onbelangrijke zaken.

Gaan we ver genoeg met dit wetsvoorstel? Geven we hiermee burgers, journalisten, de samenleving dus voldoende grip op wat zich afspeelt bij besluitvorming door de overheid? Een belangrijk ijkpunt daarvoor zou de Tromsø-conventie kunnen zijn. In 2014 zeiden de initiatiefnemers in de Tweede Kamer dat zij verwachtten dat Nederland zou toetreden tot de conventie gezien onze betrokkenheid bij de totstandkoming. Mijn eerste vraag is dan ook of zij deze verwachting nog steeds hebben en ik vraag dat ook aan de regering. En belangrijker dan de verwachting is de vraag naar de wil daartoe. Wat zou volgens de initiatiefnemers en de regering de meerwaarde zijn van ondertekening en ratificering en wat zou ons eventueel in de weg staan? Zijn regering en initiatiefnemers het met mijn fractie eens dat het wenselijk is dat we waar mogelijk in de pas lopen met internationale standaarden zoals Tromsø en in elk geval niet minder doen dan in dat verdrag is opgenomen.

Concreet daarbij is natuurlijk de vraag op welke punten de Woo nog zou moeten worden bijgesteld om aan Tromsø te voldoen. We begrijpen dat dat in elk geval geldt voor de absolute weigeringsgrond voor concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens en de uitzonderingsgrond onevenredige benadeling. We snappen natuurlijk dat zulke afwijkingen van Tromsø het gevolg kunnen zijn van het politieke proces van amendering en we zullen hier moeten stemmen over de voorliggende tekst. Mijn vraag is evenwel of er dwingende juridische redenen zijn waardoor we op deze punten van Tromsø moeten afwijken. Wanneer we het verdrag zouden ondertekenen, kunnen we dan de wet in overeenstemming brengen met het verdrag of stuit dat op problemen? En een wetstechnische vraag aan de regering: komt de rechtsgeldigheid van de Woo in gevaar als we Tromsø zouden ondertekenen en ratificeren?

Ik sluit dit stukje af met een verzoek. Is de regering bereid om na invoering van de Wet open overheid te onderzoeken welke vervolgstappen nodig zijn om te voldoen aan de standaarden van de Tromsø-conventie en de uitkomst daarvan binnen een jaar met de Kamers te delen zodat het gesprek over eventuele toetreding kan worden verder gebracht?

Aansluitend daarbij: er zijn de nodige concessies gedaan met het oog op de uitvoerbaarheid. Bij de evaluatie moet natuurlijk duidelijk worden hoe de Wet uitpakt, ook qua uitvoerbaarheid. Is de regering bereid om bij die evaluatie de vraag mee te nemen of er ruimte is voor verdergaande maatregelen om de openbaarheid van bestuur in de toekomst nog te vergroten? Dan zouden we de Wet open overheid echt als een groeimodel benaderen en de overheid als een lerende organisatie. Hoe mooi zou dat zijn!

Ik vervolg met een aantal kleinere vragen, allereerst aansluitend bij het punt van doorgroeien naar verdere transparantie: wanneer verwacht de regering de eerste resultaten van de experimenten met het informatieregister? Is de regering bereid de inwerkingtreding van het Register te versnellen, indien de resultaten van de experimenten voldoende positief zijn?

Dan over de uitzonderingsgronden voor de openbaarmaking van adviezen van de Raad van State. In principe worden die adviezen actief en vroegtijdig openbaar gemaakt en niet meer - zoals nu - pas als de regering een wetsvoorstel feitelijk indient. Dat is grote winst, maar mijn fractie heeft wel een vraag bij artikel 3.3.5.a waar staat dat de regering in uitzonderlijke gevallen kan verzoeken om adviezen pas openbaar te maken op het moment van indiening van het wetsvoorstel, en wel als eerdere openbaarmaking afbreuk zou doen aan het met de wet beoogde doel. Dat snappen we goed, maar we voelen ons ongemakkelijk bij het feit dat de regering daarin zelf bepaalt of ze vindt dat deze uitzondering aan de orde zou zijn. We kennen teveel voorbeelden van weglakken van tekst of het niet referendabel verklaren van wetten op het moment dat dat de regering goed uitkwam. Principieel lijkt ons dat een wet die de burger beschermt tegen willekeur van de overheid heel precies moet vaststellen wanneer de regering gebruik kan maken van een uitzondering. En daarom hebben we behoefte aan wat meer duiding. Onder welke omstandigheden is het legitiem dat de regering verzoekt om het advies nog niet openbaar te maken? Kunnen de initiatiefnemers dit nader expliciteren? Is met “afbreuk doen aan” meer bedoeld dan dat openbaarmaking zou kunnen leiden tot gedrag waarmee de wet zelf wordt omzeild of ondermijnd? Klopt onze interpretatie dat dit alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde kan zijn, zoals bij spoedwetgeving van ingrijpende aard? Zijn de initiatiefnemers het met ons eens dat dit eigenlijk nooit het geval zal zijn bij wetgeving waarbij de beoogde inwerkingtreding in de toekomst ligt omdat in die gevallen tussen openbaarmaking en inwerkingtreding nog steeds de tijd en ruimte bestaat voor gedrag dat afbreuk doet, zodat er dan geen redelijk doel gediend is met het verzoek van de regering? En tot slot: is het een goede gedachte dat een dergelijk verzoek van de regering eigenlijk voor alle betrokkenen evident moet zijn, zodat de Raad van State het daar ook direct mee eens zal zijn? Als dat zo is, zou dan de Raad van State niet de vrijheid moeten krijgen om op zo’n verzoek ja of nee te zeggen? Nu staat dat niet in de wet, maar mogen we deze ‘tenzij’-bepaling zo uitleggen dat de regering een dergelijk verzoek niet zal doen wanneer de Raad van State het met dat verzoek oneens is? Graag een toelichting van de initiatiefnemers, want dit is voor de wetsuitlegging wat ons betreft een belangrijk onderdeel.

Voorzitter, ik heb nog twee vragen over het bereik van de wet. Allereerst is de Woo niet van toepassing in Caribisch Nederland vanwege de legislatieve terughoudendheid. Daarvoor hebben we begrip, maar de vraag is wel of onze burgers in Caribisch Nederland nu gelijke rechten hebben of zijn achtergesteld. Zijn zij hierover geraadpleegd? Hoe wegen de initiatiefnemers en de regering het belang van de burgers in Caribisch Nederland, met name ook gegeven het feit dat het hier om kleine gemeenschappen gaat waar openbaarheid van bestuur wellicht nog belangrijker is om ondoorzichtigheid te voorkomen en eventuele belangenverstrengeling aan het licht te brengen? Is de regering bereid om te bezien hoe de WobBES kan worden aangepast aan het beschermingsniveau van de Woo?

En tot slot: een van de rafelranden van de Wob was het onderscheid tussen openbare en bijzondere onderwijsinstellingen. Openbare universiteiten bijvoorbeeld zijn publiekrechtelijk ingesteld en daarom vallen zij onder de Wob en de Woo. Bijzondere universiteiten - en als wij het goed zien het gehele HBO en MBO en een belangrijk deel van PO en VO. Hetzelfde geldt voor het verschil tussen openbare academische ziekenhuizen enerzijds en alle private zorginstellingen anderzijds. Mijn fractie snapt de juridische redenering maar vindt dit toch een ongelukkig aspect van de Wob en betreurt het dat dit in de Woo wordt gecontinueerd. Welk inhoudelijk belang, zo vraag ik de initiatiefnemers en de regering, is ermee gediend om dit onderscheid te laten voortbestaan? Is dit onderscheid in lijn met de geest van de Woo? Welke mogelijkheden zijn er binnen de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen om de verplichting tot transparantie materieel gelijk te trekken tussen de verschillende instellingen binnen dezelfde sectoren? En als dat nu niet voldoende kan worden verduidelijkt, is de regering dan bereid om deze mogelijkheden te onderzoeken en ons daarover nader te informeren?

Voorzitter, ik kom tot een afronding. De Wet openbaarheid bestuur was een belangrijke stap naar meer transparantie. De Wet open overheid leidt tot significante verbeteringen. Dat zullen we steunen, maar het is niet genoeg. Daarom willen wij graag meer uitzicht krijgen op het ondertekenen en implementeren van de conventie van Tromsø, meer duidelijkheid over uitzonderingsgronden en meer inzicht in materieel overeenkomstige wetgeving voor Caribisch Nederland en voor bijvoorbeeld de sectoren zorg en onderwijs. Ik zie uit naar de antwoorden op mijn vragen.

__ATA.cmd.push(function() { __ATA.initDynamicSlot({ id: 'atatags-26942-6153ac7abd2de', location: 120, formFactor: '001', label: { text: 'Advertenties', }, creative: { reportAd: { text: 'Deze advertentie rapporteren', }, privacySettings: { text: 'Privacy', onClick: function() { window.__tcfapi && window.__tcfapi( 'showUi' ); }, } } }); });