Speech Nilüfer Gündoğan over de problemen in de jeugdzorg

Met dank overgenomen van Volt Nederland (Volt) i, gepubliceerd op woensdag 21 april 2021.

Voorzitter,

Ter voorbereiding op dit debat sprak ik met Theo Doreleijers. Theo is oud-hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Iemand die het vak van jeugdzorg door en door kent. Theo vertelde mij dat hij in de decennia dat hij dit vak heeft uitgeoefend de tel is kwijtgeraakt hoe vaak de jeugdwetten zijn veranderd. Zijn hartekreet luidt: “Wat is er aan de hand dat iedere wettelijke vernieuwing mislukt?”.

Ook vertelde Theo mij dat toen hij begon aan zijn vak, hij op één dag tien tot twaalf consulten kon voeren. Momenteel ligt dat gemiddeld op vier à vijf consulten per dag.

U hoort het goed. Minder dan de helft van wat ooit aan consulten kon worden gevoerd, wordt nu gevoerd. Zijn de zorgverleners dan trager geworden? Geenszins. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de administratieve lasten compleet uit verhouding zijn geraakt in relatie tot wat de zorgverlener het grootste deel van de tijd zou willen doen, namelijk: zorg verlenen?

De Hoenderloo Groep is natuurlijk geen incident an sich. Het gaat hier om een patroon. De tekorten in de jeugdzorg, het is een probleem dat we al jaren kennen. Onder de noemer van decentralisatie werden verkapte bezuinigingen doorgevoerd in de jeugdzorg. Deze zijn ten koste van de jeugd én ten koste van de zorg gegaan. Gemeenten werden opgezadeld met een taak waar de meesten zich compleet overvallen door voelden. Dit patroon zal zich keer op keer blijven herhalen zolang de weeffouten in het jeugdzorgsysteem onaangetast blijven. Daarom de vraag, Voorzitter, erkent de staatssecretaris deze problemen en wat doet hij daaraan zodat dit patroon doorbroken wordt?

Ik wil het Hoenderloo debacle gebruiken om een wezenlijk debat over de jeugdzorg aan te jagen.

Ten eerste moeten de wachttijden afnemen. Ik mag aannemen dat iedereen het hier roerend over eens is en dat dit geen debat behoeft.

Ten tweede, professionals moeten minder administratieve taken uitvoeren, zodat zij meer zorg kunnen verlenen. Professionals, die over iedere 12 minuten aan behandeling een excel sheet moeten invullen, is niet normaal. Bij het aanpakken van dit tweede punt zal het eerste punt ook deels worden opgelost.

Ten derde, er dient meer hooggekwalificeerde diagnostiek beschikbaar te zijn voor de kinderen met de meest complexe problematiek op jonge leeftijd. Op die leeftijd zijn de grootste problemen vaak beter te behandelen dan later, maar alleen als er een jeugdzorg en jeugd-ggz functioneert die dat aan kan.

Ten vierde, we hebben tegenwoordig zoveel nieuwe behandelvormen beschikbaar voor jonge kinderen en voor jongeren. Sterker nog: veel instellingen hebben die in huis, maar het ontbreekt vaak aan gekwalificeerde behandelaars omdat je veel ervaring moet hebben om die methodieken adequaat toe te kunnen passen. Hoe zit het met onze opleidingen voor professionals?

Ten vijfde, er zou minder naar de noodgreep van een uithuisplaatsing gegrepen hoeven worden als de gezinnen die te maken hebben met de moeilijkste kinderen een intensievere zorg aan huis zouden kunnen krijgen, of zelfs als er meer goede pleeggezinnen beschikbaar zouden komen. Er is een schrijnend tekort aan pleeggezinnen en wie gaat daar nou eens een studie van maken om tot creatieve oplossingen te komen voor dat tekort?

Ten zesde, in de gevallen dat een kind of jongere tóch uit huis geplaatst moet worden en te moeilijk is voor een pleeggezin, waarom moet dan teruggegrepen worden op zo’n groot ouderwets instituut ergens heel ver van huis in plaats van dat we kleinschalige opvang in de regio organiseren, waar ouders gemakkelijk naar toe kunnen komen en waar onderwijs gecaterd wordt vanuit naburige scholen?

Ten zevende, kleinschalige units behoeven ook de voorkeur vanuit het principe van ‘Too Big to Fail’. Als iets niet mag omvallen, dan is het te groot. Niet alleen bij banken, ook bij zorg. Niks mag zo groot zijn, dat het kan omvallen waarbij de nevenschade ongekend groot is. Ik zou graag op deze zeven punten een reactie willen van de staatssecretaris.

Voorzitter, ik rond af. Als lid van Volt, stel ik voor dat wij, nu de incidenten, de wachtlijsten en de tekorten in de jeugdzorg onhoudbaar worden, niet voor de zoveelste keer in minder dan een halve eeuw het systeem wederom revolutionair herzien. Laten we weer vertrouwen stellen in de professionals in de zorg zelf, in ouders en in jeugdigen. Want kennis en kunde inzake jeugdzorg is terdege aanwezig in ons land. Maar laten we ook over de grenzen heen kijken waar de jeugdzorg beter is georganiseerd. Want de tijd van ‘wel de prijs, maar niet de waarde’ kennen, dient nu toch echt geschiedenis te worden.

Nilüfer Gündoğan

Kamerlid Volt Nederland