Staat van de Unie: Vragen & Antwoorden over het klimaatdoelstellingsplan voor 2030

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op donderdag 17 september 2020.
  • Wat zijn de belangrijkste elementen van het voorstel van de Commissie en wat zijn de volgende stappen?

De Commissie heeft vandaag haar klimaatdoelstellingsplan voor 2030 gepresenteerd. Het plan bestaat uit: een mededeling over een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030; een bijbehorende effectbeoordeling; een EU-brede beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen; en een gewijzigd voorstel voor het ontwerp van een Europese klimaatwet om daar de nieuwe emissiereductiedoelstelling voor 2030 in op te nemen.

In de mededeling van vandaag wordt een EU-brede doelstelling voorgesteld om de nettobroeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Met deze doelstelling kan de EU via een evenwichtig traject tegen 2050 klimaatneutraliteit bereiken. Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op een grondige effectbeoordeling, en bevestigt dat een vermindering van de emissies met ten minste 55 % tegen 2030 realistisch en haalbaar is.

Om deze verhoogde klimaatambitie in de praktijk te brengen, zijn meer investeringen nodig, die bij zullen dragen tot een groen herstel van de huidige COVID-19-crisis. In dit verband vormt de Europese economische respons op COVID-19 een unieke gelegenheid om de overgang naar een klimaatneutrale economie te versnellen.

In de mededeling presenteert de Commissie voor alle sectoren van de economie een reeks maatregelen die zij nodig acht om dit ambitieuzere traject naar een koolstofvrije economie te kunnen verwezenlijken, en wordt uiteengezet welke wetgeving de Commissie tegen juni 2021 zal herzien om die verhoogde ambitie te kunnen verwerkelijken. Daarbij gaat het om de richtlijn betreffende het emissiehandelsysteem, de verordening inzake de verdeling van de inspanningen, de verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, de richtlijn energie-efficiëntie, de richtlijn hernieuwbare energie, en de verordening betreffende herziene emissienormen voor CO2 voor auto's en bestelwagens. Na een uitgebreide openbare raadpleging en grondige effectbeoordelingen zal de Commissie uiterlijk in juni 2021 met de bijbehorende wetgevingsvoorstellen komen.

Ook de richtlijn energieprestatie van gebouwen en de richtlijn inzake ecologisch ontwerp zullen mettertijd worden herzien, evenals wetgeving ter ondersteuning van de uitrol van de benodigde infrastructuur, zoals de TEN-E- en TEN-T-verordeningen, de richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen en de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie.

Met de mededeling en het voorstel om de doelstelling voor 2030 te verhogen tot ten minste 55 % wordt de weg geëffend voor een openbaar debat in het najaar van 2020 over de verhoging, tegen eind 2020, van de nationaal bepaalde bijdrage van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs. Door de nieuwe doelstelling tijdig vast te stellen, kan de EU haar hogere ambitie ruim vóór de VN-klimaatconferentie (COP26) in Glasgow in 2021 kenbaar maken aan internationale partners en zo het goede voorbeeld geven aan anderen.

De Commissie heeft vandaag ook een herzien wetgevingsvoorstel ingediend om die doelstelling voor 2030 op te nemen in de Europese klimaatwet, die tot doel heeft de langetermijnkoers van het volledige klimaatbeleid van de EU te bepalen door de EU wettelijk te verplichten om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn.

  • Waarom stelt de Commissie hogere emissiereductiedoelstellingen voor 2030 voor?

De klimaatcrisis blijft de grootste uitdaging van onze tijd. De afgelopen vijf jaar waren de warmste ooit. De gemiddelde temperatuur op aarde lag in 2019 1,1 °C hoger dan in het pre-industriële tijdperk. De gevolgen van de opwarming van de aarde zijn onmiskenbaar: het aantal droogtes, stormen en andere extreme weersomstandigheden neemt toe. We moeten dringend duurzame maatregelen nemen om de gezondheid, de welvaart en het welzijn van de mensen in Europa en de rest van de wereld te beschermen. EU-burgers maken zich steeds meer zorgen, en terecht. Negen op de tien beschouwen klimaatverandering als een ernstig probleem. De EU neemt het voortouw in de wereldwijde strijd tegen klimaatverandering en de Commissie is ervan overtuigd dat de EU nu haar inspanningen moet opvoeren.

Met het huidige beleid zouden wij er niet in slagen om tegen 2050 een evenwichtig traject naar klimaatneutraliteit te realiseren: de jaarlijkse verminderingen zouden na 2030 moeten worden versneld. Een dergelijke snelle transitie zou voor sommige sectoren, en met name voor industrieën met lange aanloopperioden, onrealistisch kunnen blijken. Met de huidige doelstellingen zouden we tegen 2050 slechts een vermindering van 60 % bereiken. Het bestaande beleid zorgt ook niet voor de vereiste voorspelbaarheid voor investeerders over onze middellange- en langetermijndoelstellingen en creëert een risico op gestrande activa en onnodige koolstofafhankelijkheid.

De EU is een geavanceerde economie met een bewezen staat van dienst op het gebied van de uitvoering van ambitieus klimaatbeleid, en speelt dus een belangrijke rol bij het beïnvloeden van mondiale tendensen met betrekking tot broeikasgasemissies. De EU-ambitie om in de komende tien jaar het huidige niveau tot op 55 % te brengen is een aanzienlijke vergroting van de nationaal bepaalde bijdrage in het kader van de Overeenkomst van Parijs, en effent de weg voor de komende VN-klimaatonderhandelingen in 2021. Hiermee wordt de wereldwijde leiderspositie van de EU versterkt.

  • Welke economische en sociale gevolgen heeft deze verhoogde ambitie?

De EU heeft de afgelopen drie decennia met succes gezorgd voor de ontkoppeling van emissies en economische groei, waarbij de netto-emissies van broeikasgassen tussen 1990 en 2019 met 25 % zijn gedaald, terwijl het bbp met 62 % is gestegen. Om te herstellen van de COVID-19-pandemie heeft de economie van de EU een enorme investeringsimpuls nodig, en als die investeringen worden afgestemd op de verhoogde klimaatambitie zal dat een economische stimulans op korte termijn opleveren die duurzame groei op de lange termijn kan bevorderen.

Als de investeringsstimulans gecombineerd wordt met het gebruik van inkomsten uit koolstofbeprijzing om andere verstorende belastingen te verlagen, kan dat tegen 2030 een groei van het bbp tot 0,5 % opleveren. In de huidige omstandigheden, waarin de economie als gevolg van de COVID-19-gezondheidscrisis niet optimaal presteert, kan de investeringsstimulans die noodzakelijk is om de klimaatambitie te verhogen, ook een broodnodige stimulans voor de economie betekenen. Omgekeerd zou investeren in een terugkeer naar de gangbare praktijken een herstel op korte termijn kunnen stimuleren, maar dat zou uiteindelijk leiden tot gestrande activa omdat geen antwoord wordt geboden op de uitdaging van de klimaatverandering, waardoor er later nog meer investeringen nodig zullen zijn. Door de pandemie is de overschakeling van fossiele brandstoffen naar andere brandstoffen al versneld.

De beprijzing van broeikasgasemissies, bijvoorbeeld door de handel in emissierechten uit te breiden, leidt tot betere macro-economische resultaten. Niet alleen wordt met koolstofbeprijzing een economische stimulans gegeven om de emissies kosteneffectief terug te dringen, maar de inkomsten ervan kunnen worden gebruikt voor de verlaging van de belastingdruk op arbeid, voor kapitaalinvesteringen en voor het ondersteunen van huishoudens met een laag inkomen. Verwarmingskosten zijn voor huishoudens met een laag inkomen een relatief zwaardere last dan voor huishoudens met een hoger inkomen, en huishoudens met een laag inkomen gebruiken vaker sterk vervuilende brandstoffen zoals steenkool. Door sociaal beleid en de renovatie van gebouwen zullen de gevolgen voor de verwarmings- en elektriciteitsrekeningen binnen de perken blijven.

Met faciliterende beleidsmaatregelen besteden wij bijzondere aandacht aan het verlenen van steun aan de meest kwetsbaren in onze samenleving tijdens deze transitie, om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. NextGenerationEU en het meerjarig financieel kader voor 2021-2027, waaruit ten minste 30 % van de middelen moet worden besteed aan klimaatrelevante uitgaven, voorzien in een aantal instrumenten om deze kwestie resoluut aan te pakken, zoals het mechanisme voor een rechtvaardige transitie en het bijbehorende Fonds voor een rechtvaardige transitie, waarmee steun zal worden verleend aan steenkool- en koolstofintensieve regio's. Met het “renovatiegolf”-initiatief zullen wij de meest kwetsbare huishoudens en de huishoudens die het risico lopen in energiearmoede te vervallen, helpen om te profiteren van energie-efficiëntere woningen.

  • Wat zijn de investeringsbehoeften?

Om de emissies van broeikasgassen tegen 2030 met ten minste 55 % terug te dringen, zullen aanzienlijke extra investeringen nodig zijn om elektriciteitsopwekking, industrie en vervoer koolstofvrij te maken en de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren. De nieuwe doelstelling zal op de lange termijn zorgen voor lagere brandstofkosten en minder afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen, en zal de energiezekerheid van de EU verbeteren.

Met de doelstelling van 55 % emissieverminderingen zullen de jaarlijkse investeringen in het energiesysteem de komende tien jaar (2021-2030) naar schatting zo'n 350 miljard EUR hoger moeten zijn dan in het voorgaande decennium (2011-2020). Dat is voornamelijk toe te schrijven aan nieuwe capaciteiten en interconnecties, waaronder de vervanging van oude industriële en elektriciteitsinstallaties die aan het einde van hun economische levensduur komen, en de renovatie van gebouwen. Dit investeringsniveau kan broodnodige stimulansen bieden om een duurzaam herstel van de COVID-19-crisis te bevorderen, voor onze economie en onze burgers. In de huidige context is het belangrijker dan ooit om middelen te bestemmen voor de juiste investeringen, en onze economieën kunnen het zich niet veroorloven te investeren in activa die in de nabije toekomst wellicht verouderd zullen raken.

Om dit in perspectief te plaatsen: de EU zal met NextGenerationEU en de volgende meerjarige EU-begroting 1,8 biljoen euro uitgeven om de economie te helpen herstellen van de schade die door de coronaviruspandemie is veroorzaakt, en daarvan zal ten minste 30 % worden besteed ter ondersteuning van onze klimaatdoelstellingen.

Gemiddelde jaarlijkse investeringen 2011-2020 en bijkomende investeringen 2021-30 in het kader van bestaand beleid om de emissies van broeikasgassen met 55 % te verminderen — in miljarden EUR (2015)

  • Vervoer toont alleen extra investeringen
 
 

Bijkomende investeringen die nodig zijn om de emissies van broeikasgassen met 55 % te verminderen, 2021-2030

 

Bijkomende investeringen in het kader van de huidige beleidsmaatregelen voor 2030 in 2021-2030 ten opzichte van 2011-2020

 

Historische jaarlijkse investeringen in het energiesysteem 2011-2020

  • Welke andere voordelen kunnen worden verwacht?

Door de versterkte klimaatmaatregelen zal de luchtkwaliteit verbeteren, wat met name positief is voor de burgers in een aantal Centraal- en Oost-Europese lidstaten. In combinatie met het bestaande beleid inzake schone lucht zou een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % tegen 2030 leiden tot een vermindering van de luchtvervuiling met 60 % ten opzichte van 2015. Daardoor zal de gezondheid van de Europeanen aanzienlijk verbeteren en zullen de kosten voor de gezondheidszorg met ten minste 110 miljard EUR worden verminderd ten opzichte van het niveau van 2015. Meer klimaatactie alleen al zou de kosten voor de beperking van de luchtverontreiniging met ten minste 5 miljard EUR doen dalen en het door verzuring getroffen gebied in de EU met bijna 10 % verkleinen.

De EU is voor haar energiebehoeften afhankelijk van invoer, en de invoer van fossiele brandstoffen vertegenwoordigt momenteel ongeveer 2 % van het bbp. De versnelling van de klimaat- en energietransitie zal de EU in staat stellen de brandstofkosten en -invoer aanzienlijk te verlagen, de handelsbalans te verbeteren en middelen vrij te maken voor andere toepassingen. Door een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % tegen 2030 zou het volume van de invoer van fossiele brandstoffen met meer dan 25 % dalen ten opzichte van het niveau van 2015. Door tegen 2050 klimaatneutraliteit te bewerkstelligen zou de EU in het komende decennium dus 100 miljard EUR besparen en tegen 2050 tot 3 biljoen EUR.

Klimaatverandering is direct verantwoordelijk voor het verlies van biodiversiteit. Om de biodiversiteit wereldwijd in stand te houden is het dus cruciaal om de klimaatverandering te beperken. Acties om meer koolstof te verwijderen via de koolstofput van het landgebruik, zoals de vernatting van organische bodems en veengebieden en het herstel van bossen, kunnen helpen het verlies van de biodiversiteit in Europa een halt toe te roepen. Het EU-initiatief inzake koolstoflandbouw zal landbouwers nieuwe zakelijke mogelijkheden verschaffen op het gebied van koolstofvastlegging.

  • Wat zijn de effecten van dit plan voor de lidstaten en welke maatregelen zijn voorgesteld voor de regio's die door de verhoogde doelstellingen voor de zwaarste uitdagingen staan?

In dit stadium zijn de effecten alleen op EU-niveau beoordeeld. De macro-economische effecten op het niveau van de lidstaten zullen enigszins van elkaar verschillen, aangezien de lidstaten op het traject naar klimaatneutraliteit niet allemaal op hetzelfde punt beginnen en de sectorale samenstellingen van hun emissieprofielen ook niet allemaal dezelfde zijn. Daarom is een rechtvaardige transitie de hoeksteen van de Green Deal.

De lidstaten zullen belangrijke instrumenten op EU-niveau ter beschikking hebben om alle uitdagingen waar zij mee te maken zouden kunnen krijgen, het hoofd te bieden. Ten minste 30 % van de middelen uit het voorgestelde meerjarig financieel kader van de EU voor 2021-2027 en NextGenerationEU zullen worden bestemd voor uitgaven die relevant zijn voor klimaatverandering, en 100 % van de financiering moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

Voorbeelden van specifieke instrumenten voor een rechtvaardige transitie zijn het investeringsplan van de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, die gericht zijn op regio's met koolstofintensieve sectoren die het zwaarst getroffen worden door de transitie naar een klimaatneutrale economie. Het moderniseringsfonds zal ook investeringen in de transitie van het energiesysteem in lidstaten met lagere inkomens ondersteunen.

Bovendien moeten de nationale plannen voor herstel en veerkracht en de besteding van de herstelmiddelen volledig worden afgestemd op de groene en digitale transitie. Slim gebruik van deze fondsen kan tot aanzienlijke investeringen in de particuliere sector leiden.

In de bestaande klimaatwetgeving wordt ook gezorgd voor herverdeling. Voorbeelden daarvan zijn de gedifferentieerde streefcijfers op lidstaatniveau in de ESR-verordening, de herverdeling van de te veilen EU-ETS-rechten en het moderniseringsfonds, dat gericht is op investeringen in de modernisering van de economie en het bevorderen van een rechtvaardige transitie in 10 lidstaten met een lager inkomen.

In juni 2021 zullen wetgevingsvoorstellen worden ingediend om het klimaatwetgevingskader te actualiseren. In het kader van dit proces zal de Commissie de effecten op het niveau van de lidstaten evalueren en aandacht besteden aan problemen in verband met de verdeling. Een belangrijke overweging in dit verband is hoe de inkomsten uit koolstofbeprijzing als eigen middelen tussen de lidstaten en de EU worden verdeeld.

  • Hoe zal de doelstelling van 55 % in de klimaatwetgeving worden uitgevoerd?

De doelstelling van de huidige klimaatwetgeving is om tegen 2030 een vermindering van ten minste 40 % van de broeikasgasemissies ten opzichte van 1990 te bereiken. Het EU-emissiehandelsysteem (EU-ETS) en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen zullen in combinatie met het streefcijfer van 32 % voor hernieuwbare energie en een energie-efficiëntiedoelstelling van 32,5 % de emissies tegen 2030 met ongeveer 45 % verminderen. Met inbegrip van de verwijderingen als gevolg van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw zullen de netto-emissies tegen 2030 naar verwachting met ongeveer 47 % zijn gedaald ten opzichte van het niveau van 1990. Deze wetgeving moet worden geactualiseerd om de doelstelling van een vermindering van broeikasgasemissies met 55 % tegen 2030 tot uiting te brengen en rekening te houden met alle emissies en koolstofverwijderingen.

Het EU-ETS is een doeltreffend instrument gebleken om de broeikasgasemissies terug te dringen. Het is duidelijk dat een voldoende robuuste koolstofprijs een sterke aanjager is van onmiddellijke verandering en een sterk signaal geeft voor koolstofarme investeringen, en dus een beslissende bijdrage levert aan de uitrol van technologieën voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie

Er zou een uitgebreider EU-ETS kunnen worden ontwikkeld dat ook wegvervoer en gebouwen, en in de loop der tijd mogelijk alle toepassingen van fossiele brandstoffen, omvat. Emissies van de maritieme sector vallen onder het EU-ETS, rekening houdend met het huidige monitoringsysteem. Het plafond van het EU-ETS en de jaarlijkse vermindering ervan (lineaire verminderingsfactor) moeten eveneens worden herzien.

Een besluit over de aanpak van de EU-luchtvaart en -scheepvaart in het EU-ETS zal afhangen van de resultaten van de toekomstige effectbeoordelingen, in het licht van de vooruitgang die is geboekt bij de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), zoals de Regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (CORSIA).

De verordening inzake de verdeling van de inspanningen (ESR-verordening), waarin nationale doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies zijn vastgesteld voor sectoren die momenteel niet onder het EU-ETS vallen, zal worden herzien. De uitbreiding van het toepassingsgebied van het EU-ETS kan leiden tot overlappingen met de ESR. De Commissie zal dit verder evalueren.

De doelstelling voor de vermindering van broeikasgasemissies voor de gehele economie zal de emissies en verwijderingen als gevolg van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, zoals gerapporteerd in de EU-inventaris, volledig omvatten. Als zodanig zal de wetgeving inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw worden herzien. Hierbij zal worden vastgehouden aan het vaststellen van minimumeisen voor landgebruik in de EU met het oog op het bereiken van het minimale ambitieniveau.

In de wegvervoerssector heeft de handel in emissierechten het voordeel dat de emissies van wagenparken onder het plafond worden gehouden en dat tegelijkertijd de prijs wordt gebruikt om een gedragsverandering met blijvende effecten op mobiliteitsoplossingen te stimuleren. Tegelijk vormen de CO2-emissienormen voor auto's de belangrijkste motor voor het aanbieden van moderne en innovatieve schone voertuigen, met inbegrip van elektrische auto's. Om te zorgen voor een duidelijk traject naar emissievrije mobiliteit zullen de CO2-emissienormen voor auto's en bestelwagens worden herzien en aangescherpt.

De EU zal haar groene, klimaat- en energiediplomatie en het volledige spectrum van haar instrumenten voor het externe beleid gebruiken om het ambitieniveau van haar partners te verhogen en de wereldwijde transitie naar klimaatneutraliteit te versnellen. Als onze partners hun klimaatambitie niet in vergelijkbare mate verhogen, zal de Commissie, wanneer de EU haar klimaatambitie op een hoger niveau brengt, voor bepaalde sectoren een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens voorstellen, volgens de regels van de WTO, om het risico op koolstoflekkage te verminderen.

  • Waarom stelt de Commissie geen individuele doelstellingen voor de emissiereducties van de lidstaten voor?

In de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (ESR) zijn bindende nationale doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies voor 2021-2030 vastgesteld. Zij zijn van toepassing op sectoren die niet onder het ETS vallen, zoals gebouwen, landbouw, afval en vervoer (met uitzondering van luchtvaart en internationale scheepvaart). De Commissie zal de invoering van emissiehandel voor een aanzienlijk deel van de bestaande ESR-sectoren onderzoeken. Dat zou gevolgen hebben voor die verordening.

De Commissie zal bij de ontwikkeling van de sectorale beleidsinitiatieven, gepland voor juni 2021, verder overleg plegen over deze verschillende opties en de analyse in de sectorale effectbeoordelingen verdiepen, met inbegrip van een specifieke analyse van de lidstaten om problemen op het gebied van verdeling en billijkheid aan te pakken.

  • Wat is de rol van de sectoren landbouw en landgebruik bij het realiseren van een grotere klimaatambitie?

De sectoren landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw zijn een bron van emissies van stikstofoxide en methaan en zijn daarom van cruciaal belang voor het bereiken van de algemene doelstelling van broeikasgasneutraliteit tegen 2050. Tegelijkertijd speelt deze sector een belangrijke rol bij de opslag van koolstof. Door slimme samenwerking tussen landbouwers, het gebruik van technologieën als precisielandbouw en met steun voor investeringen, advies en innovatie, kunnen deze sectoren al in 2035 klimaatneutraal worden en koolstofverwijderingen beginnen te genereren. Zo ontstaan zakelijke mogelijkheden voor landbouwers. Bovendien zijn maatregelen als bebossing en herstel van wetlands, veengebieden en aangetast land gunstig voor de biodiversiteit. In de mededeling wordt onderzocht hoe de huidige verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw kan bijdragen tot de uitbreiding van de koolstofput van het landgebruik.

Daarnaast zijn de landbouw- en bosbouwsectoren een belangrijke bron voor grondstoffen voor de bio-economie, voor materialen voor de bouwsector en voor bio-energie, waardoor andere sectoren hun emissies kunnen verminderen. Dit moet op duurzame wijze gebeuren en niet afhankelijk zijn van een niet-duurzame intensivering van de houtkap.

  • Wat zijn de gevolgen van dit plan voor ons energiesysteem?

Om de broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % te verminderen, moet het aandeel van hernieuwbare energie worden verhoogd tot 38 % - 40 % van het bruto-eindverbruik. De energiesector zal steeds minder gebruikmaken van fossiele brandstoffen, waarmee in 2030 minder dan 20 % van de elektriciteit in de EU zou worden opgewekt, terwijl hernieuwbare energiebronnen ongeveer twee derde van de elektriciteit in de EU zouden leveren. Uit de effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat het primaire en eindverbruik van energie tegen 2030 verder zouden dalen waarbij een besparing van 36-37 % op energie-efficiëntie zou kunnen worden bereikt.

Hernieuwbare energie in verwarming en koeling zou in 2030 een penetratiegraad van ongeveer 40 % bereiken, voornamelijk door het overschakelen van brandstoffen op hernieuwbare verwarmingtechnieken, waarvan warmtepompen de snelst groeiende zijn. Gebouwen zullen energie-efficiënter worden en minder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen voor verwarming en koeling. Als gevolg daarvan zullen de emissies van gebouwen tegen 2030 met ongeveer 60 % afnemen ten opzichte van 2015.

Zoals berekend in de richtlijn hernieuwbare energie, zouden hernieuwbare energiebronnen in de vervoerssector ongeveer 24 % bereiken door de verdere ontwikkeling en het gebruik van elektrische voertuigen, geavanceerde biobrandstoffen en andere hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen. Tegelijkertijd zullen er dankzij de herziene CO2-emissienormen voor auto's en bestelwagens voldoende schone auto's op de markt beschikbaar zijn. Ter ondersteuning van deze transitie moet tegen 2030 een passende oplaad- en tankinfrastructuur worden uitgerold. In het kader van de Green Deal wil de Commissie 1 miljoen nieuwe oplaadpunten in de hele Europese Unie installeren.

  • Welke rol is weggelegd voor energiedoelstellingen en energiewetgeving? Wordt de energiewetgeving herzien en zo ja, wanneer?

Samen met de richtlijn energieprestatie van gebouwen en de productenwetgeving (richtlijn ecologisch ontwerp en de verordeningen inzake de etikettering van energie en banden) zijn de energie-efficiëntierichtlijn, de richtlijn hernieuwbare energie en de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie essentiële wetgevingsteksten voor de uitvoering van de verhoogde doelstelling om broeikasgassen met 55 % te verminderen. De richtlijn energie-efficiëntie en de richtlijn hernieuwbare energie zullen tegen juni 2021 worden herzien.

Als de bestaande EU-doelstellingen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie voor 2030 van respectievelijk ten minste 32 % en ten minste 32,5 % worden gehaald, wordt de huidige doelstelling van een vermindering van broeikasgasemissies met 40 % overtroffen. Om voldoende bij te dragen tot de verwezenlijking van het streefcijfer van 55 %, moet het beleid inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie evenwel worden versterkt en worden ondersteund door nieuwe initiatieven, zoals het aankomende “renovatiegolf”-initiatief en een strategie voor offshore-energie. Bij de herziening van de desbetreffende wetgeving zouden de EU-doelstellingen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie kunnen worden aangescherpt.

  • Hoe dragen de lidstaten via hun nationale energie- en klimaatplannen bij aan de EU-doelstelling voor 2020 en groen herstel?

De lidstaten hebben hun bijdrage aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU uiteengezet in de nationale energie- en klimaatplannen (NECP's). Die plannen bieden een overzicht van de wijze waarop de lidstaten de eerste fase van hun transitie naar klimaatneutraliteit benaderen en welke plannen zij in de periode 2021-2030 hebben op de volgende vijf gebieden: koolstofvrij maken van de economie, energie-efficiëntie, energiezekerheid, interne energiemarkt, onderzoek en innovatie en concurrentievermogen.

De eerste belangrijke conclusie van de EU-brede beoordeling, die samen met het klimaatdoelstellingsplan 2030 is vastgesteld, is dat de lidstaten hun energie- en klimaattransitie versnellen. Uit de plannen blijkt dat bijna alle lidstaten steenkool geleidelijk afbouwen of daarvoor een datum hebben vastgesteld. Het gebruik van steenkool zal naar verwachting met 70 % afnemen ten opzichte van 2015, waarbij hernieuwbare elektriciteit tegen 2030 naar verwachting 60 % van de geproduceerde elektriciteit zal vertegenwoordigen. De positieve markt- en investeringstrends zullen gepaard moeten gaan met grotere inspanningen om subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen, zoals de Commissie al in 2019 heeft aanbevolen.

De lidstaten liggen op schema om de huidige EU-doelstelling om de emissies van broeikasgassen ten opzichte van 1990 tegen 2030 met 40 % te verminderen, te overtreffen. Uit de beoordeling blijkt dat de huidige doelstellingen voor 2030 met de bestaande en geplande maatregelen in de NECP's, zouden worden overtroffen. Het aandeel hernieuwbare energie in de EU zou tegen 2030 kunnen oplopen tot 33,1 % - 33,7 %, waarmee het huidige streefcijfer van ten minste 32 % wordt overschreden. Uit de huidige nationale plannen blijkt echter nog altijd een ambitiekloof op het gebied van energie-efficiëntie, met 2,8 % voor primair energieverbruik en 3,1 % voor het eindenergieverbruik. In de NECP's wordt nog onvoldoende aandacht besteed aan het onderzoek en de innovatie die nodig is voor de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen. De plannen zullen echter evolueren en in 2023 formeel worden herzien.

De NECP's zijn ook investeringsplannen voor een groen herstel en een groene transitie. De plannen voor herstel en veerkracht en de plannen voor een rechtvaardige transitie, die de lidstaten voorbereiden om te kunnen profiteren van de onlangs ingestelde financieringsmechanismen van de EU, moeten overeenstemmen met de NECP's. In de plannen worden gebieden genoemd die zouden kunnen bijdragen tot vervroegde financiering van investeringen, zoals energie-efficiëntie, renovatie van gebouwen, inzet van hernieuwbare energie, duurzame mobiliteit, de modernisering van de elektriciteitsnetten en stimulering van innovatie.

De beoordeling van de NECP's zal de basis vormen voor de richtsnoeren die de Commissie aan de lidstaten verstrekt bij de voorbereiding van de nationale plannen voor herstel en veerkracht. De beoordeling bevat goede voorbeelden van projecten en technologiegebieden, zoals hernieuwbare waterstof en accu's, waar de investeringen in de lidstaten worden opgeschaald.

De EU-brede beoordeling van vandaag zal worden aangevuld met 27 individuele beoordelingen die in oktober samen met het verslag over de stand van de energie-unie zullen worden aangenomen. In die beoordelingen zullen voor elke lidstaat specifieke richtsnoeren worden opgenomen, bijvoorbeeld over de omvang van de investeringen en hervormingen die nodig zijn om het potentieel van transitie naar schone energie te ontsluiten.

Voor meer informatie:

IP/20/1599