Monitor Sport en corona. De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector (bijlage bij 30234,nr.253) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Officiële titel | Monitor Sport en corona. De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector (bijlage bij 30234,nr.253) |
---|---|
Documentdatum | 02-07-2020 |
Publicatiedatum | 10-07-2020 |
Nummer | 2020D28178 |
Kenmerk | 30234, nr. 253 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Monitor Sport en corona
De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector
Redactie
Hugo van der Poel
Ine Pulles
De gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector
Met steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
© Mulier Instituut
Utrecht, juli 2020
Mulier Instituut
sportonderzoek voor beleid en samenleving
Postbus 85445 | 3508 AK Utrecht
Herculesplein 269 | 3584 AA Utrecht
T +31 (0)30 721 02 20 | I www.mulierinstituut.nl
E info@mulierinstituut.nl | T @mulierinstituut
Voorwoord 5
Managementsamenvatting 6
-
1.Inleiding 9 Ine Pulles, Marieke Reitsma en Hugo van der Poel
Waar zijn we in terecht gekomen? 9 Tijdlijn 14 Kennisconsortium Sport en corona 18 Monitoring geldstromen in de sport 19 Leeswijzer 21
-
2.Veranderingen in sport- en beweeggedrag 22 Ine Pulles
Sport- en beweeggedrag 22 Buitenspelen 26 Gezondheidseffecten 27 Conclusie 30
-
3.Sportverenigingen 31 Janine van Kalmthout, Jo Lucassen en Peter van Eldert
Zorgen en veerkracht sportverenigingen 31 Financiële gevolgen 41
-
4.Sportondernemers 45 Marieke Reitsma, Jo Lucassen en Peter van Eldert
Sportondernemers in vogelvlucht 45 Fitnesscentra 47 Zwembaden 51 Golfbanen 55 Hippische sportcentra 57 Overig aanbod sportondernemers 60 Financiële gevolgen 61 Monitoring gevolgen coronacrisis 63
-
5.De ongeorganiseerde sport en actieve vormen van recreatie 65 Ine Pulles en Peter van Eldert
Beleidsmatige toepassingen coronamaatregelen in de buitenruimte 65 Financiële gevolgen 67
-
6.De Nederlandse topsport 69 Marit Dopheide, Agnes van Suijlekom en Lisanne Balk
De topsporters en hun begeleiding 69 Financiële gevolgen voor de Nederlandse topsport 74 Virtualisering van de topsport en monitoring 83
-
7.Sportevenementen 85 Paul Hover
Vraag 86 Aanbod 90 Financiële gevolgen voor de sportevenementensector 91 Nieuwe concepten en monitoring 96
-
8.Ondersteuningsstructuur 99 Peter van Eldert en Hugo van der Poel
NOC*NSF 100 Sportbonden 101 Financiële stromen 104
-
9.De financiële gevolgen van de coronamaatregelen voor de sportsector 106 Peter van Eldert
Financiële stromen in de Nederlandse sportsector 106 Bedrijvigheid in de sportsector 108 Steunmaatregelen 115 Financiële gevolgen voor de sport 117
-
10.Slotbeschouwing 123 Hugo van der Poel
Blik op de crisisfase 123 Afwegingskader 127 Actuele kwesties 129
Bijlage 1. Steunmaatregelen 134
Bijlage 2. Sportondernemers 138
Bijlage 3. Financiën 141
Bijlage 4. Maatregelen sportbonden 145
Bijlage 5 Schatting NOW vergoeding voor de sport 146 Vrij snel na de uitbraak van de coronacrisis was duidelijk dat de sport er flink door werd geraakt en dat de maatregelen langer dan een paar weken zouden gelden. Dit leidde tot vragen als wat de maatregelen betekenden voor het dagelijkse sport- en beweeggedrag, onder wat voor voorwaarden sportevenementen weer zouden kunnen plaatsvinden en wat de financiële gevolgen van sluiting waren voor fitnesscentra en sportverenigingen.
In deze rapportage bundelen we de eerste golf van ‘coronaonderzoeken’ in de sportwereld. Met elkaar geven deze onderzoeken een beeld van de gevolgen van de coronamaatregelen voor ons sport-, speel- en actief beweeggedrag, de organisatie en de financiering van de sport, lopend van de ongeorganiseerde sport tot de topsport. Veel van het onderzoek is uitgevoerd in april en mei 2020, en veel uitkomsten zijn gebaseerd op schattingen en inschattingen van betrokkenen. Dat kan niet anders: de situatie is ongekend, de vragen zijn nieuw, de onzekerheden zijn groot, maar er moet wel gelijk gehandeld worden en er moeten maatregelen worden genomen.
Dit rapport is een momentopname, het geeft de stand van zaken in het onderzoek in juni 2020 weer en is zeker niet het laatste woord over de gevolgen van de coronacrisis voor de sport. De bedoeling is de ontwikkelingen dicht op de huid te blijven zitten en ‘kortcyclisch’ te monitoren, zodat kennis beschikbaar blijft komen gedurende de crisis, en niet (alleen) komt in de vorm van een evaluatie achteraf. Zo moet deze monitoring bijdragen aan lerend beleid en mogelijkheden bieden voor bijsturing van het beleid. Dit op basis van inzichten in hoe de omgeving verandert en hoe de sportwereld reageert op de coronamaatregelen en de steunmaatregelen, die de sportsector moeten helpen door de crisis te navigeren.
Dat we in een paar maanden tijd tot deze rapportage hebben kunnen komen, is mogelijk geworden door de grote bereidwilligheid in de sportsector om hieraan bij te dragen en mee te werken. We hebben veel baat gehad van het door KPMG in opdracht van NLsportraad opgestelde Brancherapport Sport, in het bijzonder het inzicht in geldstromen in de sport die dat rapport biedt. Wij zijn alle hoofdstukauteurs erkentelijk dat ze ander onderzoek even gepauzeerd hebben om hun bijdrage te kunnen leveren, alsook alle organisaties die hun data en inzichten met ons hebben willen delen. Wij danken de vertegenwoordigers van brancheorganisaties, sportbonden, koepels, kennisinstellingen en ondersteuningsorganisaties die concepten van commentaar hebben voorzien en aanvullende
(achtergrond-)informatie hebben verstrekt. Een expertgroep van financieel-economisch deskundigen heeft ons scherp gehouden bij de inschatting van de financiële gevolgen van de maatregelen voor de sportsector. Hun kritische blik is van grote waarde geweest voor de rapportage die hier voorligt.
De UitvoeringsAlliantie van het Nationaal Sportakkoord (VWS, VSG en NOC*NSF) heeft deze
rapportage en veel van het onderliggende onderzoek mogelijk gemaakt. Wij zijn verheugd met het vertrouwen dat ze ons hebben gegeven om deze rapportage op te stellen. We hopen van harte dat dit rapport helpt bij de doorontwikkeling van het beleid gericht op een toekomstbestendige sport, hoe de coronacrisis zich ook verder ontwikkelt.
Ine Pulles
Hugo van der Poel
De gevolgen van de coronacrisis voor de sport zijn groot en verstrekkend. Om adequaat te kunnen reageren op de gevolgen van de coronacrisis is het noodzakelijk goed zicht te hebben op wat er precies gebeurt. In deze rapportage bundelen we de tot nu toe beschikbare ‘coronaonderzoeken’ in de sportwereld en geven we een beeld van de gevolgen van de coronamaatregelen voor het sport-, speel- en actief beweeggedrag, de organisatie en de financiering van de sport in Nederland. Daarbij gaat de aandacht uit naar sportverenigingen, sportondernemers, ongeorganiseerde sport, topsport, sportevenementen en de ondersteuningsstructuur. De voorliggende rapportage is de eerste in een reeks monitorrapportages.
Halverwege maart 2020 werd een groot deel van de sportsector geheel stilgelegd. Bij sportverenigingen stopten de competities en trainingen, sloten de accommodaties en kantines en werden algemene ledenvergaderingen en overige clubactiviteiten uitgesteld. Ook sportevenementen, betaald voetbal, topsport en het ‘fysieke’ commerciële sportaanbod van fitnesscentra, zwembaden, maneges en dergelijke zijn stilgelegd. Slechts een paar sectoren van het sportsysteem hebben geen of beperkt last (gehad) van de coronamaatregelen, of hebben er mogelijk zelfs iets van geprofiteerd. Dat zijn de segmenten waar sport en bewegen alleen of met huisgenoten wordt gedaan, thuis of in de openbare ruimte, maar ook esports dat de mogelijkheid biedt om het competitie- en prestatie-element in sport te blijven ervaren en
(virtueel) contact te houden met gelijk-geïnteresseerden. Al met al zijn de verschillende segmenten in het sportsysteem op verschillende manieren geraakt door de coronacrisis. Zij doorlopen in de zomer van 2020 in verschillend tempo de fasen richting het tijdperk na corona, omdat de versoepelingen van de coronamaatregelen per segment gefaseerd plaatsvinden.
In de periode dat de coronamaatregelen van kracht waren is de sport- en beweegdeelname van
Nederlanders afgenomen. Opvallend zijn de grote verschillen tussen leeftijdsgroepen. Kinderen in de basisschoolleeftijd hebben in april een enorme terugval in sport- en beweegactiviteit laten zien (50%), veel meer dan kinderen in de middelbare schoolleeftijd (15%). Het wegvallen van (georganiseerde) sportactiviteiten is maar beperkt gecompenseerd door meer buitenspelen. Het overheersende beeld bij het buitenspelen is dat daarbinnen de verschillen groter zijn geworden: kinderen die dit al weinig deden, zijn dit nog minder gaan doen, en kinderen die al veel buiten speelden, zijn dit nog wat meer gaan doen.
Kwetsbare groepen zijn door de coronamaatregelen hard geraakt in hun sport- en beweeggedrag. Zij moeten relatief veel belemmeringen overwinnen om te sporten en actief te bewegen. Daar komt ook nog eens bij dat ouderen en chronisch zieken tot de ‘risicogroepen’ behoorden en om die reden lange tijd aan huis gekluisterd waren. De versoepelingen van de coronamaatregelen, die sinds mei 2020 zijn ingegaan, differentiëren eveneens naar bevolkingsgroepen. Kinderen behoorden tot de groep die als eerste, zij het met restricties, weer konden sporten. Later in juni en juli werd de sport ook voor volwassenen opengesteld.
De totale inkomstenderving voor de sportsector tot 1 augustus wordt geschat op ruim 1,5 miljard euro. De inkomstenderving is groter, acuter en directer bij sportondernemers en evenementenorganisatoren, maar ook verenigingen, bonden en het betaald voetbal worden hard getroffen door de coronamaatregelen. De uiteindelijke schade wordt mede bepaald door de mogelijkheden om op kosten te bezuinigen en de hoogte van de uitkeringen uit de verschillende steunmaatregelen. In totaal loopt de kostenbesparing binnen de sportsector op tot een bedrag tussen de 423 en 556 miljoen euro. Vanwege doorlopende lasten zijn de mogelijkheden tot kostenbesparing het kleinst bij sportondernemers met een eigen accommodatie en personeel in vaste dienst, bij de eredivisieclubs en grote sportverenigingen met eigen accommodaties.
De steunmaatregelen die de Rijksoverheid heeft getroffen, moeten helpen om de schade te
beperken en gevolgschade te voorkomen. Er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de generieke steunmaatregelen die de Rijksoverheid heeft getroffen (TOGS, NOW, Tozo) en van specifieke steunmaatregelen, zoals de extra steun voor verenigingen met een eigen accommodatie en kwijtschelding van de huurpenningen (Steunpakket VWS). De reeds verstrekte steunmaatregelen zijn naar schatting goed voor zo’n 399 tot 470 miljoen euro.
De bezuinigingen en opbrengsten uit steunmaatregelen waar we nu zicht op hebben, tellen op tot een bedrag tussen de 822 en 1.026 miljoen euro. Daarbij moeten de opbrengsten uit de TVL-, en Tozoregelingen, de waarschijnlijke verlenging van het Steunpakket van VWS, de besparingen die kunnen worden gerealiseerd door sportbedrijven en bij sportevenementen en het feit dat per 1 juli meer mogelijk is dan bekend was op het moment dat de schattingen werden gemaakt, worden opgeteld. Hiermee rekening houdend is de totale schade tot 1 augustus 2020 geschat als liggend tussen 0,4 en 0,6 miljard euro. Dit bedrag is een (in)schatting op basis van de beschikbare kennis eind juni 2020. De daadwerkelijke schade voor de sport als gevolg van de coronacrisis over heel 2020 zal hoger zijn, omdat sommige maatregelen nog gelden na 1 juli en vanwege gevolgschade. Een goed en definitief beeld van de schade in 2020 wordt pas midden 2021 zichtbaar.
Buiten de ‘directe’ schade die organisaties in het voorjaar en de zomer van 2020 oplopen door het ontstane negatieve saldo van inkomsten en uitgaven, zijn er nog andere vormen van schade die (zijn) ontstaan door de coronamaatregelen. Denk daarbij aan het plezier dat sporters en sportliefhebbers hebben moeten missen, de stagnatie of zelfs terugval in de ontwikkeling van sporttechnische vaardigheden, zwemvaardigheid en de motorische ontwikkeling bij kinderen en de opgelopen gezondheidsschade. Daarnaast is er ook sprake van ‘gevolgschade’. Deze vorm van schade treedt op wanneer de vraaguitval in de crisisfase gevolgd wordt door krimp aan de aanbodszijde, doordat bedrijven failliet gaan en organisaties worden opgeheven. Daarnaast zijn gemeenten volgend jaar wellicht genoodzaakt om te gaan bezuinigen en zien sportverenigingen minder aanwas van leden dan in een normaal seizoen.
De slotbeschouwing bevat reflecties op de bevindingen en enkele aandachtspunten voor het sportbeleid. Refererend aan de adviezen van de planbureaus wordt aangegeven dat ook het sportbeleid baat zou kunnen hebben bij een afwegingskader om beleidsmaatregelen en inzet van schaarse middelen weloverwogen te kunnen prioriteren.
Aandachtspunt zijn de mogelijkheden om sportactiviteiten in de tijd te spreiden, enerzijds om pieken in de bezetting van accommodaties en in vervoersstromen te voorkomen, en anderzijds om exploitatieverliezen tegen te gaan door een dag- en weekrondbezetting van de accommodaties.
Ander aandachtspunt is het grote belang van de buitenruimte om te kunnen blijven sporten,
spelen en actief te kunnen bewegen. Tijdens de crisis hebben velen kunnen fietsen, wandelen, hardlopen en fitnessen in groene en beweegvriendelijke omgevingen, die onder de noemer recreatiebeleid zijn aangelegd. Die ‘recreatieve’ voorzieningen hebben hun waarde bewezen en in stand houding en uitbreiding ervan zijn van groot belang om de bevolking ook in de toekomst in beweging te houden, en zo bij te dragen aan een langer leven in goede gezondheid.
Tot slot wordt gewezen op de grote onderlinge verwevenheid van de verschillende segmenten van het sportsysteem. Het is mooi dat straks de golf- of tennis- en paardensportvereniging de coronacrisis hebben overleefd, maar er is nog steeds een probleem als intussen de golfaccommodatie, het racketcentrum en de manege, allemaal sportbedrijven, wel de deuren hebben moeten sluiten. Of andersom. Dat geldt ook in de topsport. Dat de topsporter kan doortrainen is een ding, maar waartoe, als er geen evenementen meer worden georganiseerd, en waar, als de accommodatie is gesloten? Dit vergt dus beleid en inzet van steunmaatregelen met oog voor de samenhang tussen accommodaties, organisaties (bedrijven, bonden, verenigingen) en activiteiten (trainingen, competities, evenementen), die noodzakelijk is voor een toekomstbestendige sportsector.
Ine Pulles, Marieke Reitsma en Hugo van der Poel
De gevolgen van de coronacrisis voor de sport zijn groot en verstrekkend. Het sportsysteem trilt op zijn grondvesten. Voor bepaalde delen ervan zijn de toekomstverwachtingen somber, voor andere delen zijn er overlevingskansen en soms zelfs groeikansen. Daarmee lijkt een herschikking in het sportsysteem waarschijnlijk.
Om adequaat te kunnen reageren op de gevolgen van de coronacrisis is het noodzakelijk goed zicht te hebben op wat er precies gebeurt. Hoe raken de maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan de beoefening, de organisatie, het aanbieden, het bezoeken en het volgen van sport en bewegen? Hoe reageert de sport in al zijn facetten op deze maatregelen, en welke rol spelen de steunmaatregelen daarbij? Vervolgens is er nood aan prognoses, vooruitblikken en/of scenario’s, een idee wat we kunnen verwachten bij het voortduren van de verschillende maatregelen voor kortere of langere tijd. Tot slot is er de wens te kunnen beschikken over beleidsopties, bij voorkeur onderbouwde aanpakken om adequaat op de ontstane situatie te kunnen reageren. ‘Adequaat’ betekent in deze niet de kortste route terug naar de situatie voor de uitbraak van het coronavirus (het ‘precovidium’), maar passend bij de situatie na de coronacrisis (het ‘postcovidium’). Hoe dat postcovidium eruit gaat zien weten we nog niet, maar we vermoeden dat dat een mix gaat zijn van oude en nieuwe omstandigheden. Die nieuwe omstandigheden kunnen bestaan zolang bepaalde maatregelen gelden en wie weet wel een
‘quasi-permanent’ karakter krijgen (bijvoorbeeld een verbod op grote groepen mensen dicht opeengepakt in binnenruimtes). De nieuwe omstandigheden kunnen ook ontstaan doordat er in de coronacrisis structurele veranderingen in (sport- en beweeg)gedrag en in het sport- en beweegaanbod optreden, bijvoorbeeld in de vorm van blijvend meer ‘thuissporten’.
De coronacrisis zorgt voor (nieuwe) vragen en creëert een grote behoefte aan data en kennis. Reikhalzend wordt uitgekeken naar de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Talloze wetenschappers hebben hun lopende onderzoek op een laag pitje gezet en voorzien nu snel en in steeds grotere getale in
‘coronaonderzoek’. Hierbij geldt Popper’s fameuze uitspraak dat het waar is dat alle zwanen wit zijn, totdat iemand een zwarte zwaan vindt. Oftewel, wat wetenschappers vinden is waar, totdat het tegendeel is aangetoond. Hoe sneller het onderzoek wordt gedaan en hoe meer wetenschappers daar mee bezig zijn, hoe sneller kennis moet worden aangepast aan uitkomsten van nieuw onderzoek. Wat impliceert dat, voor zover beleid is gefundeerd op de best beschikbare kennis, bij aangepaste of nieuwe kennis, het beleid zal moeten worden aangepast.
Tegen deze achtergrond is het initiatief genomen te komen tot de inrichting van een kennisconsortium
Sport en corona, vooral bedoeld om de wederzijdse afstemming tussen kennisontwikkeling en beleidsontwikkeling te versnellen en te optimaliseren (zie paragraaf 1.3). Onderdeel van de werkzaamheden van dat kennisconsortium is het uitbrengen van periodieke rapportages, die beleidsrelevante inzichten geven in de gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector en voorzetten voor beleidsontwikkeling. De voorliggende rapportage is de eerste in deze reeks.
We zijn terecht gekomen op onbekend terrein. Er raast een pandemie over de wereld, die vrijwel niemand zag (of wilde zien) aankomen, en waarvan de ernst in veel landen is onderschat. De hoop en verwachting was dat de crisis van korte duur zou zijn. De maatregelen genomen ter indamming van verspreiding van
SARS-CoV-2 (het ‘coronavirus’) zouden slechts een paar maanden gelden. Daarna konden die worden ingetrokken, zouden we ons normale leven hervatten en de economie terugveren.
Inmiddels is het beeld dat het coronavirus onder ons blijft en we rekening moeten houden met nieuwe golven van besmettingen. In veel landen, waaronder Nederland, zijn de coronamaatregelen vanaf mei 2020 versoepeld, maar met de boodschap erbij dat die versoepelingen ongedaan gemaakt kunnen worden als het aantal besmettingen weer oploopt. Voor het einde van de pandemie en het volledig intrekken van de maatregelen is de hoop gevestigd op de komst van een vaccin en effectieve behandelmethoden van covid-19, de ziekte veroorzaakt door het coronavirus. Zo’n vaccin wordt niet eerder verwacht dan in 2021 en moet vervolgens op grote schaal beschikbaar komen en toegediend worden. Dat vergt gauw een jaar. Of we dan helemaal van de pandemie verlost zijn, is niet helemaal zeker. Het virus kan muteren, waardoor er varianten kunnen ontstaan die niet effectief bestreden kunnen worden met het ontwikkelde vaccin. Dieren kunnen reservoirs van het virus gaan vormen en er schijnen in het dierenrijk nog meer virussen te bestaan, die eenzelfde of nog ergere bedreiging vormen dan het coronavirus. Met terugwerkend inzicht is nu ook duidelijk dat eerdere uitbraken van hiv, sars, ebola en de vogel- en varkensgriep ons hadden moeten waarschuwen dat het risico van een pandemie reëel was, en niet louter science fiction.
Het coronavirus heeft ons overvallen terwijl we in Nederland druk bezig waren met de vraag hoe het hoofd te bieden aan de klimaatcrisis, ons grote zorgen maakten over de toename van overgewicht en stijgende zorgkosten en een uitdaging hadden in de omgang met de vergrijzing. En hoewel het ogenschijnlijk economisch goed ging, met jaren van economische groei en een dalende staatsschuld als percentage van het bruto nationaal product, ging (en gaat) daarachter verlies van biodiversiteit en een groeiende sociaaleconomische ongelijkheid schuil. 1 Deze problemen spelen wereldwijd. De mondiale schuldenberg is sinds de kredietcrisis van 2008 met 87 biljoen dollar gestegen naar 255 biljoen dollar. 2 De wereld is daarmee niet in de beste vorm om de financiële gevolgen van de coronacrisis op te vangen en de aandacht van beleidsmakers is hard nodig voor andere vraagstukken, die niet verdwijnen nu alle aandacht wordt opgezogen door de bestrijding van het coronavirus.
1 Zie CBS (2019) Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals . Den Haag/Heerlen: CBS.
In zijn advies De contouren van een intelligent herstelbeleid constateert de Denktank Coronacrisis: Ondanks
mooie macro-economische cijfers en lage werkloosheid voelden veel mensen zich onzeker en zijn er veel
zorgen over de toekomst. De wereld is volop in beweging en transities zijn nodig om ook op langere termijn
op een prettige manier in ons land te kunnen blijven leven. (..) Het is zeker dat de coronacrisis de gevoelens
van onzekerheid en zorgen over de toekomst verder versterken. (Mei 2020, 23).
2 Zie De Groene Amsterdammer (14 mei 2020), 28. Op de website van The Economist is de interactieve global debt clock te zien, die in een schrikbarend tempo oploopt. Op 22 mei 2020 stond deze klok op 58 biljoen
dollar aan mondiale overheidsschuld. Met de maatregelen die overheden nemen om de gevolgen van de
coronacrisis op te vangen zal deze klok alleen maar harder gaan lopen. In de mondiale schuldenberg zitten
ook de schulden van bedrijven en particulieren. Terwijl de overheidsschuld in Nederland begin 2020 was
gezakt was onder de 50% van het bnp, blaast Nederland in dit opzicht zijn partijtje mee. In een artikel over
wijzigingen in de belastingregels om het aangaan van schulden door bedrijven te ontmoedigen, wordt de
noodzaak daartoe onderstreept door de constatering dat Nederlandse huishoudens en niet-financiële
bedrijven (..) internationaal gezien torenhoge schulden (hebben). De gezamenlijk schuld bedraagt 275
procent van het bbp, waarvan het bedrijfsleven twee derde voor zijn rekening neemt. ( NRC , 11 juni 2020).
In Nederland steeg de totale bedrijfsschuld van 805 miljard in 2008 naar 1 biljoen 285 miljard in 2019
euro. De totale hypotheekschuld is in Nederland van een vergelijkbare orde als het bruto nationaal product
en bedraagt rond de 700 miljard euro.
Daarbij komt dat, hoewel er het risico op een pandemie was, er ook risico’s waren (en zijn) verbonden met nucleaire energieopwekking (denk aan Tsjernobyl en Fukushima), vulkaanuitbarstingen, oplaaiende oorlogen, terroristische aanslagen en overstromingen. 3 Het vergt veel geld en beleidsaandacht om op al deze risico’s goed voorbereid te zijn, hetgeen verklaart dat er feitelijk risico’s genomen worden. Het optreden van een pandemie, dat wil zeggen de wereldwijde verspreiding van een ziekteverwekker waartegen (nog) geen weerstand is opgebouwd, is een risico van het type waarbij de kans dat het zich voordoet erg klein is, maar als het zich voordoet de gevolgen enorm en moeilijk voorstelbaar zijn. Het is ook een vrijwel ‘onzichtbaar’ risico. Je kunt het virus zelf niet zien. De verspreiding ervan kun je alleen achteraf afleiden, uit geconstateerde besmettingen en mensen die met covid-19 gediagnosticeerd zijn. Bij een nieuw virus, zoals dit coronavirus, moet de medische wetenschap eerst vaststellen dàt er sprake is van een nieuwe ziekte, veroorzaakt door een nieuwe ziekteverwekker. 4 Vervolgens moet er diagnostiek worden ontwikkeld, een methode waarmee artsen wereldwijd de ziekte kunnen herkennen en kunnen vaststellen of een patiënt lijdt aan covid-19. Ook voor het testen op besmetting is nodig dat daarvoor protocollen worden ontwikkeld, en (voldoende) testmateriaal beschikbaar komt. Kortom, niet alleen is het risico ‘onzichtbaar’, ook de manifestaties ervan, in de vorm van besmettingen en ziektebeelden, spreken niet voor zichzelf, maar vereisen medische kennis en inzet van medisch materiaal om ‘zichtbaar’, registreerbaar en behandelbaar te worden. Deze afhankelijkheid van (medische) deskundigheid geldt nog sterker voor het kunnen ‘lezen’ en ‘voorspellen’ van de verspreiding van het coronavirus: hoe gaat dat, hoe snel, en hoe wordt dat bepaald door contextfactoren als temperatuur, binnen/buiten, luchtcirculatie, et cetera?
De verzuchting van minister-president Rutte dat ‘100 procent van de besluiten moet worden genomen met 50 procent van de benodigde kennis’ geeft treffend weer onder welke omstandigheden in het voorjaar van 2020 besluiten zijn genomen over de coronamaatregelen. Anders dan in sommige andere landen, waar ‘leiders’ alwetend zijn en zelf ‘zien’ wat het virus doet, hoe het virus werkt en hoe je het kunt
3 Zie ook het Nationaal Veiligheidsprofiel 2016. Een All Hazard overzicht van potentiële rampen en dreigingen die onze samenleving kunnen ontwrichten van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid. Behalve dat dit
rapport een vrij compleet (en deprimerend) overzicht geeft van wat er allemaal aan rampen kan
plaatsvinden, geeft de concluderende paragraaf 4.3.5 bij het hoofdstuk Bedreigingen Gezondheid en Milieu
een vrij accurate voorspelling van wat we in de coronacrisis meemaken: Nederland is onderdeel van een
mondiale samenleving. Infectieziekten vormen daarmee risico’s die goede voorbereiding van een nationale
respons noodzakelijk maakt. (..) Bekende aandachtspunten in de respons zijn de beschikbaarheid van
specialistische zorg (met name de IC zorg en beademingsapparaten) en de mogelijkheden voor aparte
verpleging (quarantaine) die nodig zal zijn. Daarnaast is de leveringszekerheid en beschikbaarheid van
vaccins minder stuurbaar door de verandering naar de productie door enkele wereldspelers op een
mondiale markt. Het risicodiagram laat zien dat het optreden van bijna alle scenario’s rond infectieziekten
waarschijnlijk is. (..) De kans op optreden in combinatie met de substantiële impact die de scenario’s hebben
maakt deze risicocategorieën van belang voor de nationale veiligheid en de daarop volgende
capaciteitenanalyse. De impact strekt zich uit van met name ‘ernstige’ kosten voor het maatgevende
scenario rond dierziekten en zoönosen tot catastrofaal met betrekking tot doden, ernstige gewonden en
chronisch zieken en de verstoring van het dagelijks leven voor een worst case grieppandemie.
4 Zie het artikel Het laboratorium in Wuhan waar corona begon – of toch niet (NRC, 22 mei 2020). Op 30 december 2019 krijgt de viroloog Shi Zhengli van het virologisch instituut in Wuhan, China, om 7 uur ’s avonds 7 monsters van patiënten die met een afwijkende en onbekend soort longontsteking zijn
opgenomen in een ziekenhuis in Wuhan. Uit de tests bleken vijf van de zeven patiënten besmet door een tot
dan toe niet bekend coronavirus, dat evenwel veel gelijkenissen vertoont met een virus dat in 2013 was
aangetroffen bij hoefijzerneusvleermuizen in een grot in Yunnan. Zoals bij veel berichten in deze: dit
verhaal is volgens de meeste deskundigen het meest plausibel en waar. Tot eventueel toch een keer het
tegendeel wordt bewezen.
bestrijden, worden in Nederland traditiegetrouw wetenschappers betrokken bij de analyse en het zichtbaar maken van het probleem, en geraadpleegd over de beschikbare opties en strategieën om het probleem aan te pakken. Niettemin is de uitdaging waar het kabinet voor staat nog groter dan Rutte deed voorkomen.
Eén ding is dat de medische wetenschap het virus nog maar net (her)kent en snapt hoe het te werk gaat. Zeg dat dat in mei 2020 voor 50 procent is. Maar dit is alleen de medische wetenschap, terwijl het kabinet een integrale afweging moet maken, waarbij ook andere belangen, mogelijkheden en beperkingen moeten worden meegenomen, onder meer op het economische, bredere volksgezondheid-, logistieke en sociale vlak. 5 Ook hier geldt dat wetenschappers het ‘onzichtbare’ zichtbaar moeten maken: wat ‘doet’ covid-19 met onze gezondheidszorg, wat is het effect van de maatregelen op de economie, nu en in de toekomst? De onzekerheden waar deze wetenschappers en de beleidsmakers mee te maken hebben komen niet alleen voort uit het feit dat de pandemie en de te treffen en getroffen maatregelen, net als voor de medische wetenschappers, nieuw en ongekend zijn, maar ze krijgen van die medische wetenschappers ook maar ’50 procent’ van de benodigde kennis om op voort te bouwen. De economische gevolgen zijn sowieso niet of nauwelijks in te schatten (er is geen enkel economisch model beschikbaar dat is toegesneden op de huidige situatie), maar al zou dat mogelijk zijn, dan nog is onduidelijk wanneer er een vaccin beschikbaar is, of er nieuwe besmettingsgolven komen, of de ‘anderhalvemeterregel’ echt cruciaal is in de bestrijding van het virus, enzovoorts. Met andere woorden, er is geen ‘vaste’ basis van medische kennis van het verloop van de coronapandemie, waarop andere deskundigen kunnen voortbouwen. Ze kunnen op z’n best werken met aannames en scenario’s. 6
De door de SociaalEconomische Raad (SER) opgerichte Denktank Coronacrisis maakt een onderscheid in vier fasen waarin de crisis zich ontwikkelt:
-
1.De crisisfase, waarin de coronamaatregelen zijn getroffen om het aantal besmettingen terug te
dringen.
-
2.De opstartfase, waarin met een ‘routekaart’ vorm wordt gegeven aan een stapsgewijze intrekking
of versoepeling van de contactbeperkende maatregelen.
-
3.De herstartfase. Er is nog geen vaccin of geneesmiddel, er gelden nog beperkende maatregelen
maar de verspreiding van het virus lijkt onder controle. De economie verkeert in een recessie.
-
4.De heroverwegingsfase. In deze fase staat het middellangetermijnperspectief centraal en zijn
mogelijk structurele hervormingen aan de orde, om de toekomstige en houdbare welvaart voor
iedereen te borgen. De denktank acht het mogelijk dat we al in deze fase geraken voordat een
vaccin is ontwikkeld en het coronavirus bedwongen is. 7
In het verlengde van het advies van de Denktank Coronacrisis is een van de adviezen van de planbureaus 8 om op te passen met het ‘vastzetten’ van de toekomst in perspectieven als ‘de anderhalvemetersamenleving’ en het ‘nieuwe normaal’. Volgens de planbureaus suggereert dit teveel dat tijdelijke maatregelen een permanent karakter krijgen. Deze terminologie past bij de crisisfase en de opstartfase, maar het gaat in de
5 Zie het advies De contouren van een intelligent herstelbeleid van de Denktank Coronacrisis (mei 2020) en het briefadvies Aandachtspunten voor een herstelbeleid van SCP, CPB, PBL en RIVM (juni 2020).
6 Zie bijvoorbeeld de Scenario’s economische gevolgen coronacrisis van het CPB (maart 2020).
7 Denktank Coronacrisis (2020). De contouren van een intelligent herstelbeleid . Den Haag: SER. (p. 3.)
8 SCP, CPB, PBL en RIVM (2020). Aandachtspunten voor een herstelbeleid . Den Haag: SCP, CPB, PBL en RIVM. (p. 5.)
herstelfase om meer dan gezondheid alleen: langeretermijndoelen voor onze economie, leefomgeving en samenleving zijn dan evenzeer richtinggevend voor beleid. De planbureaus adviseren daarom niet de nadruk te leggen op een noodzakelijke situatie voor de korte termijn, maar op het wenselijk langetermijnperspectief van een gezonde, veerkrachtige en duurzame samenleving.
De planbureaus gaan er (zeer waarschijnlijk terecht) vanuit dat de anderhalvemetersamenleving niet is
‘wat mensen willen en ze zien het zeker niet als een ‘nieuw normaal’’. Het oog moet daarom gericht zijn op ‘herstel naar een post-coronasamenleving’. Deze merkwaardige formulering: ‘herstel naar een postcoronasamenleving’, maakt duidelijk dat we weten dat de huidige situatie niet stabiel is, verraadt een zekere hang naar de pre-coronatijd (‘dit is niet wat mensen willen’, ‘herstel’), maar laat ook doorklinken dat we bewegen naar een ‘post-coronasamenleving’. Want hier staat niet: ‘herstel van de precoronasamenleving’, zeg de wereld zoals we die kenden tot half maart 2020. Hier staat dat we bewegen naar een - per definitie ongekende - post-coronasamenleving, waarin op een of andere manier ook weer serieus aandacht is voor economie, leefomgeving en samenleving. Daarmee is onzeker waar we naar toe bewegen, net als onzeker is hoe we daar gaan komen. Het onderscheid in vier fasen dat de Denktank
Coronacrisis maakt, is feitelijk niet meer dan een schets van hoe de weg daarnaartoe zou kunnen verlopen. Ook hier is de woordkeuze veelzeggend: de laatste fase is er een van ‘heroverweging’, na een
‘herstart’ die is voorafgegaan door een ‘opstart’. Kortom, voor de denktank is het gissen in hoeverre we terug kunnen naar een ‘pre-coronasamenleving’ (herstart), en als dat kan, of we dat wel moeten willen
(heroverweging), indachtig de veelaangehaalde uitspraak dat je van een crisis nog wat goeds kunt maken, door al lang nodige veranderingen te bewerkstelligen.
Wat ook lastig is voor het kabinet, of meer algemeen voor de ontwikkeling van adequaat beleid in omstandigheden als deze, is de onbekendheid over de ‘50 procent’. Welke 50 procent? Extreem gesteld: we weten niet goed ‘hoeveel’ en wat we weten, en minder extreem: we weten dat ‘voortschrijdend wetenschappelijk inzicht’ kan leiden tot ‘andere’ inzichten en nieuwe kennis, die ‘zekerheden’ van nu
(zoals de anderhalvemeterregel) kunnen relativeren of onderuit halen en vervangen door nieuwe
‘zekerheden’. Die naar hun aard dan ook weer een tijdelijk karakter hebben. Dit betekent enerzijds dat het beleid gestoeld kan zijn op aannames (‘zekerheden’), die achteraf onjuist blijken te zijn, waardoor het beleid moet worden aangepast. Te hopen is dan dat het achteraf gezien ‘onjuiste’ beleid de situatie niet heeft verergerd ten opzichte van de situatie dat er niet was ingegrepen. Anderzijds vraagt dit een groot vertrouwen van burgers en belanghebbenden in de integriteit en deskundigheid van verantwoordelijken voor het beleid. Grote kans dat later zal blijken dat er deskundigen waren waar niet naar is geluisterd en er kennis beschikbaar was die niet is gebruikt, waar achteraf gezien beter wel naar geluisterd had kunnen worden en die beter wel gebruikt had kunnen worden.
De situatie in en voor de sport is al net zo vergeven van onzekerheden als voor de andere sectoren in onze economie en maatschappij. De sport is overvallen door het coronavirus en de maatregelen om de verspreiding ervan in te dammen. Maar dat niet alleen. De sport is ook onderdeel van het probleem, omdat het met de mondiale mobiliteit, fysieke contacten en concentraties van mensen in beperkte ruimtes die het genereert, perfect is ingericht als mechanisme om het coronavirus – en andere soortgelijke veroorzakers van infectieziekten – razendsnel wereldwijd te verspreiden. Het is onduidelijk welke maatregelen en welke effecten tijdelijk, en welke langdurig zijn. We weten wel dat de context van het sportsysteem snelle veranderingen ondergaat die de gang van zaken in het sportsysteem verregaand beïnvloeden. Daarbij is het onwaarschijnlijk – maar niet uitgesloten – dat we op termijn van een paar jaar terug zijn bij de sport zoals we die kenden in het precovidium. We bewegen (misschien beter: worden bewogen) naar een nieuwe vorm van sportbeoefening in het postcovidium. Als dat zo is, hoe houden we dan de belangrijkste waarden van de sport in stand? Hoe bewegen we intelligent mee met de grote en vrijwel onontkoombare maatschappelijke veranderingen (‘transities’, zoals digitalisering en verduurzaming’)? Biedt deze ‘disruptieve’ beweging naar een post-coronasport mogelijkheden om sluimerende veranderingen in het sportsysteem (versneld) door te voeren?
Bij dit alles is er grote nood aan vastleggen van en inzicht in wat er gebeurt, wat er kan gebeuren, en hoe onder de nieuwe omstandigheden vorm te geven aan een toekomstbestendige sport. Deze rapportage moet de eerste in een reeks zijn, om telkens dat inzicht te bieden op basis van de meest recente data, stand van kennis en inzichten, ervaringen met de inzet van steunmaatregelen en met het vormgeven van sport in nieuwe tijden. Het moge duidelijk zijn dat deze rapportage komt met de bijsluiter dat deze rapportage de stand van kennis in juni 2020 reflecteert, maar deze kennis voortdurend in ontwikkeling is. Deze kennisontwikkeling kan ertoe leiden dat op onderdelen inzichten in de loop van de tijd bijgesteld moeten worden.
Tabel 1.1 laat een tijdlijn zien van het verloop van de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor de sportsector. Een overzicht van de diverse steunmaatregelen is te vinden in bijlage 1 (tabel B1.1).
Wereldwijd Beperkende maatregelen Breedtesport Nederland Steunmaatregelen Topsport en evenementen
Gehele sportsector
e 28 Eerste bevestigde
emb r coronabesmetting in Dec Wuhan
11 Eerste dode wereldwijd
i aan coronavirus (in Wuhan)
ar 17 RIVM publiceert eerste
n u
Ja casusdefinitie Covid-19
30 WHO roept wereldwijde gezondheidscrisis uit
21 Eerste bevestigde i
ar besmetting in Italië
(Codogno, vlakbij Milaan) Febru 27 Eerste bevestiging
besmetting in Nederland
6 Eerste dode in Nederland 9 Basisafspraken: geen handen schudden, handen wassen, hoesten en niezen in
rt binnenkant elleboog, papieren
aa
M zakdoekjes gebruiken.
Inwoners van de provincie Noord-Brabant worden opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te werken.
11 NOC*NSF adviseert alle sportevenementen in Noord-Brabant voor weekend 14/15 mei af te gelasten.
12 Verschuiving epicentrum Zoveel mogelijk thuiswerken. pandemie naar Europa Bij klachten: blijf thuis en
vermijd sociaal contact. Bijeenkomsten vanaf 100 personen verboden. Inclusief publieke locaties zoals sportclubs en sportwedstrijden.
15 1.135 bevestigde Houd anderhalve meter afstand NOC*NSF adviseert alle coronabesmettingen in sportbijeenkomsten (inclusief Nederland evenementen, trainingen, competitie en wedstrijden) af te gelasten en trainingslocaties topsporters te sluiten.
Sluiting scholen, kinderdagverblijven, horeca, sportclubs, fitnessclubs, sauna’s, sexclubs en coffeeshops.
17 Presentatie steunpakket1: Aankondiging verplaatsing EK noodmaatregelen . voetbal 2020 (va. 12 juni) naar Belangrijkste: TOGS (voor zomer 2021
ondernemers, 4000 euro), NOW (voor omzetverlies werkgevers), Tozo ( zzp-ers).
18 Noodbrief namens NOC*NSF, VSG, Platform Ondernemende
Sportaanbieders, Sportkracht12, FNV Sport, Werkgevers in de sport, Netwerk in de sport, Stichting Waarborgfonds Sport en de bonden KNGU, KNHB en KNVB aan kabinet en VNG over financiële schade coronacrisis voor de sportsector
19 Sluiting Nederlandse grenzen Aankondiging uitstel Formule 1 voor mensen van buiten Grand Prix van Zandvoort (1-3 mei) Europa.
23 Iedereen blijft zoveel mogelijk Oproep van zeven huidige- en thuis. Luchtje scheppen mag. voormalige topsporters en -trainers en neuropsycholoog in landelijke advertentie aan regering om werk te maken van een vitale samenleving, met daarin een cruciale rol voor sport en bewegen.
Alle samenkomsten worden verboden (enkele uitzonderingen). Groepsvorming in de publieke ruimte wordt verboden. Onder een groep verstaat het kabinet drie of meer personen die daarbij geen afstand van 1,5 m houden. Evenementen met een vergunnings- en meldplicht verboden tot 1 juni 2020.
24 Aankondiging verplaatsing Olympische Spelen 2020 (24 juli- 9 aug) in Tokyo naar 2021
26 Verschuiving epicentrum Aankondiging Corona Noodfonds
pandemie naar Verenigde sportsector (4 à 5 miljoen) door
Staten NOC*NSF
31 Nederland passeert grens Gemeenschappelijke was-, KNVB beëindigt amateurcompetitie
van 1.000 overleden toilet- en douchevoorzieningen
coronapatiënten: 1.039 op campings en
vakantieparken worden
gesloten.
7 Piekbezetting op IC: 1.323
coronapatiënten
30.449 bevestigde coronabesmettingen in Nederland
15 Aankondiging uitstel Tour de France (27 juni) naar (onder voorbehoud) 29 augustus)
l Sportaanbieders publiceert protocol
A pri voor verantwoord sporten, met input
van verschillende brancheorganisaties.
29 Kinderen t/m 12 jaar mogen KNHB beëindigt alle competities weer sporten in de buitenlucht,
in georganiseerd verband. Geen wedstrijden. Jongeren 13 t/m 18 jaar mogen sporten in de buitenlucht, met anderhalve meter afstand. Geen wedstrijden.
Sanitaire faciliteiten, kleedkamers en kantines bij sportclubs blijven gesloten. Geen ouders langs de lijn.
Het kabinet heeft gemeenten gevraagd sportactiviteiten via buurtsportcoaches en/of via verenigingen te faciliteren en te organiseren. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren de kans krijgen om mee te doen, dus ook de niet-leden van een vereniging. Topsporters mogen trainen op Aangewezen trainingslocaties waar aangewezen trainingslocaties, topsporters weer mogen trainen, op anderhalve meter. Geen door NOC*NSF wedstrijden. Verbod op evenementen verlengd tot 1 september (inclusief betaald voetbal).
30 Jeugdtrainers en Brief NOC*NSF aan minister van buurtsportcoaches kunnen zich Medische Zorg en Sport om
laten testen op corona (via noodpakket voor sportverenigingen GGD). Publicatie sportprotocol van NOC*NSF, VSG en sportbonden voor verantwoord sporten jeugd -18. In deze week presenteren meerdere bonden en koepelorganisaties protocollen voor verantwoord sporten, meestal afgeleid van het Procotol Verantwoord Sporten van NOC*NSF.
1 Aankondiging steunpakket
sportverenigingen door kabinet
(110 miljoen euro).
11 18+ mag weer buiten sporten. Uitbreiding Protocol verantwoord
Op anderhalve meter en sporten met volwassenen, door
ei
M voorwaarden als geen contact, NOC*NSF, VSG en sportbonden
thuis douchen etc. Binnen- en buitenzwembaden mogen openen, inclusief de kleedruimtes. Douches blijven gesloten.
15 Hervatting Duitse Bundesliga
20 Aankondiging steunpakket 2 noodmaatregelen .
Belangrijkste nieuwe regelingen: tegemoetkoming vaste lasten MKB en NL leert door (omscholingen). Verlenging en aanpassing NOW en Tozo tot 1 sept.
22 Verschuiving epicentrum pandemie naar Latijns
Amerika 23 Daling IC bezetting zet
door: nog 223 coronapatiënten op IC
27 Besluit vervroeging opening fitnessclubs, sportscholen en sportkantines per 1 juli en sporten 13-18 jaar toegestaan zonder anderhalve meter
afstand (per 1 juni). 1 Opening horeca voor max 30
personen. Per 1 juli onbeperkt, onder voorwaarden.
24 Besluit versoepeling maatregelen per 1 juli: - alle binnen- en buitensporten
n i mogen weer (incl. betaald
Ju voetbal)
-
-contactsporten mogen zonder de anderhalve meter afstand (tijdens de activiteit) - georganiseerde samenkomsten toegestaan onder voorwaarden
Het kennisconsortium Sport en corona is ingericht om snel de beschikbare data en kennis gerelateerd aan de gevolgen van de coronamaatregelen voor de sport te kunnen ontsluiten en delen, en daar waar die data en/of kennis ontbreken, die lacunes in kaart te brengen en proberen erin te voorzien. Het kennisconsortium brengt vertegenwoordigers van de sportsector, het beleid en kennisinstellingen bijeen, teneinde een kortcyclische uitwisseling en afstemming mogelijk te maken van beschikbare data en kennis, opkomende beleidsvragen en ervaringen met ingezet beleid en getroffen steunmaatregelen.
Kenniscentrum Sport en Bewegen (KCSB) en het Mulier Instituut (MI) vormen de projectorganisatie van het kennisconsortium. Het MI draagt zorg voor het onderzoeksmatige deel en wordt daarin ondersteund door een expertgroep, waarvan de leden beschikken over financieel-economische expertise met betrekking tot de sportsector. 9 KCSB coördineert het platform, waarin en waardoor de vraagarticulatie, kennisontsluiting en kennisdeling plaatsvinden. Het platform heeft deels een digitale communicatieve vorm, vooral gericht op kennisontsluiting en -deling (website, webinars), en deels heeft het een vorm gericht op discussie, uitwisseling en vraagarticulatie. Op 7 en 8 juli 2020 worden daartoe een zestal ‘tafels’ (sportverenigingen, sportondernemers, ongeorganiseerde sport, sportevenementen, bedrijfsleven en algemeen/onafhankelijke experts) georganiseerd, waar direct betrokkenen, beleidsambtenaren en vertegenwoordigers van koepelorganisaties en kennisinstellingen voor worden uitgenodigd. In nauw overleg met NOC*NSF is er ook een soortgelijke afstemming en discussie met betrokkenen uit de topsport en de ondersteuningsstructuur.
De voortgangsrapportages, waarvan deze de eerste is, worden ‘geproduceerd’ in de onderzoeksmatige poot van het kennisconsortium, en ook bij volgende edities besproken aan de onderscheiden tafels van het platform. Die besprekingen, en wat daar aan reacties, suggesties, vragen, enzovoorts naar boven komt, worden meegenomen naar de volgende voortgangsrapportage. Het streven is jaarlijks met een drietal voorgangsrapportages te komen, zodat de monitoring nadrukkelijk een kortcyclisch karakter krijgt.
Voor de monitoring van de financiële stromen binnen de sport, wordt het overzicht uit het Brancherapport Sport van KPMG 10 als startpunt gebruikt. In dit overzicht visualiseert KPMG de financiële stromen binnen de Nederlandse sportsector in een model met pijlen die aangeven hoe de geldstromen lopen. Hierbij worden de financiële stromen overigens gedefinieerd als inkomende geldstromen, de kostenstructuren en vermogensposities worden hierbij buiten beschouwing gelaten. 11
In onze financiële monitoring (hoofdstuk 9) onderscheiden we drie onderdelen binnen de sport: breedtesport, topsport en sportevenementen. Per onderdeel is een model opgesteld naar het voorbeeld van KPMG, een figuur met genummerde pijlen die de financiële stromen binnen het betreffende onderdeel weergeven. Vervolgens is gepoogd aan elke pijl een bron te koppelen waarmee wij in de komende periode de geldstroom verwachten te kwantificeren en te monitoren. Indien deze ontbreekt wordt deze in de komende periode gezocht of op een nieuwe manier verzameld. De bronnen wijken overigens op sommige punten af van de door KPMG gebruikte bronnen. Dit heeft onder andere te maken met de beschikbaarheid en bruikbaarheid voor kortcyclische monitoring.
Voor de breedtesport komt het model grotendeels overeen met het originele model van KPMG. Hierbij zijn wel de overlappen met de topsport zo goed als mogelijk uit het model gefilterd, deze komen in een los model aan bod (zie hoofdstuk 6). Het model voor de breedtesport wordt in deze rapportage opgebouwd uit vier deelsectoren. Allereerst komt in hoofdstuk 3 het deel over de sportverenigingen aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het deel over de sportondernemers gepresenteerd, in hoofdstuk 5 de ongeorganiseerde sport en in hoofdstuk 8 het deel van de ondersteuningsstructuur, dat zich richt op de
9 In de expertgroep hebben zitting Willem de Boer en Jelle Schoemaker (beiden HAN/SERC), Enno Gerdes en Radboud Koning (beiden RebelGroup), Ruud Koning (RUG), Pieter Verhoogt (Sport2B) en Dick Zeegers (SWS). De expertgroep fungeert onder meer als klankbordgroep voor deze rapportages Monitor Sport en corona.
10 KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
11 De beschikbaarheid van goede data is een beperkende factor. Mogelijkheden om hier toch beter zicht op te krijgen worden de komende tijd verkend.
breedtesport. Deze losse modellen worden vervolgens in hoofdstuk 9 samen gebracht en op hoofdlijnen besproken. Voor topsport en sportevenementen zijn aparte modellen opgesteld, waarvoor het KPMG- model als voorbeeld gebruikt is. Dit omdat beide slechts deels in het KPMG-model verwerkt zijn en in financiële huishouding afwijken van de breedtesport. Het model van de financiële stromen binnen de topsport wordt besproken in hoofdstuk 6 en het model van sportevenementen in hoofdstuk 7. Voor alle modellen binnen de monitoring is hiermee een flinke basis gelegd, maar ze zijn nog open voor verbetering. Gaandeweg zullen de modellen in de komende periode worden aangepast, verfijnd en/of uitgebreid.
Alle pijlen in de verschillende modellen zijn voorzien van een kleuraanduiding om aan te geven in hoeverre de financiële stromen onder druk komen te staan door de huidige coronacrisis. Hiermee maken we inzichtelijk waar op het gebied van financiering de pijnpunten liggen binnen de sport. In vervolgpublicaties zullen we de pijlen voor zover mogelijk voorzien van een bedrag dat correspondeert met de betreffende financiële stroom. Deze bedragen zullen doorlopend geactualiseerd worden. Op deze wijze kunnen we steeds inzicht geven in hoe de financiële stromen zich ontwikkelen in reactie op de huidige coronacrisis.
Vermindering van de inkomende geldstroom noemen we omzetderving of inkomstenverlies. In sommige bronnen gebruikt men begrippen als ‘schade’ of ‘impact’. In een aantal gevallen bedoelt men omzetderving en gebruiken wij dan ook deze term. Het woord ‘impact’ proberen we zoveel mogelijk te vermijden en te vervangen door omzetderving of schade. Bij een paar bronnen laten we het begrip impact staan, omdat wij het (nog) niet nader kunnen duiden.
Voor de term ‘schade’ zouden we het liefst het verschil gebruiken tussen het begrote resultaat voor 2020 en het feitelijke resultaat van 2020, zoals dat volgend jaar zichtbaar zal zijn in de jaarrekening. Aan de batenkant wordt dat resultaat zoals gezegd (negatief) beïnvloed door de lagere omzet als gevolg van de omzetderving. Aan de kostenkant kunnen de kosten lager uitvallen dan begroot, omdat men op de kosten heeft kunnen bezuinigen of omdat bepaalde kosten worden kwijtgescholden (bijvoorbeeld huurpenningen).
De uiteindelijke schade wordt vervolgens nog door minstens drie andere factoren beïnvloed. Ten eerste kunnen er niet begrote ‘inkomsten’ zijn uit steun- of compensatiemaatregelen.
Ten tweede kunnen inkomsten en uitgaven schuiven in de tijd. Bij de inkomsten kan er sprake zijn van uitgestelde inkomsten als een activiteit op een later moment wel doorgang vindt en zo alsnog voor inkomsten zorgt. Schuift bijvoorbeeld een activiteit die bijdraagt aan het resultaat van april 2020 naar november 2020, en wordt zo alsnog de begrote omzet en positief resultaat op de activiteit geboekt, dan zal op de jaarrekening over 2020 een minder negatief resultaat te zien zijn dan wanneer het evenement definitief is afgelast of is doorgeschoven naar 2021 of later. Bij uitgaven kan spelen dat ten tijde van de coronamaatregelen uitstel van betaling is verleend. Als in het najaar van 2020 die betalingen alsnog verricht worden, dan zal dit weinig invloed hebben op de geleden schade. Worden de betalingen uitgesteld naar 2021 dan zal dit een positief effect hebben op het resultaat van 2020, maar staat er wel een vordering op de balans.
Iets soortgelijks speelt in het derde geval, en dat is wanneer de inkomsten wel zijn geïnd
(bijvoorbeeld abonnementsgelden), maar de dienst niet is geleverd en de klant het recht krijgt die dienst op een later moment alsnog geleverd te krijgen (bijvoorbeeld met een voucher of verlenging van het abonnement). De klant heeft zo een vordering op de aanbieder, en als die vordering einde 2021 nog steeds bestaat, belast dit de balans van de aanbieder, terwijl de schade in 2020 beperkt lijkt.
Wanneer in 2021 de jaarrekening wordt opgemaakt en 2020 blijkt te zijn afgesloten met een
negatief resultaat, wordt de vraag of er reserves en/of eigen vermogen zijn, waarmee dit negatieve resultaat kan worden opgevangen. Deze onttrekkingen rekenen we niet tot de schade, maar beschouwen we als wijzen om met de schade om te gaan.
Het moge met deze uitleg duidelijk zijn dat het 1) eenvoudiger is de omzetderving te bepalen dan de schade, en 2) dat de schade uiteindelijk pas in 2021 echt is vast te stellen, wanneer de jaarrekeningen zijn opgemaakt. Tot dan zijn er op zijn best schattingen mogelijk van de schade, die naar hun aard met grotere onzekerheden zijn omgeven dan de schattingen van de omzetderving.
Hoofdstuk 2 beschrijft veranderingen in sport-, beweeg- en buitenspeelgedrag als gevolg van de genomen coronamaatregelen. In het verlengde wordt ook gekeken naar gerelateerde gezondheidseffecten en een eerste inschatting van de financiële impact daarvan.
In de hoofdstukken 3 tot en met 7 komen de vijf grootste deelsectoren van het sportsysteem aan bod, respectievelijk de sportverenigingen, de sportondernemers, de ongeorganiseerde sport, de topsport en de sportevenementen. Deze hoofdstukken schetsen eerst een beeld van wat er speelt, verandert en is en wordt aangepast. Vervolgens laten ze de financieel-economische gevolgen zien. Uitgangspunt is daarbij telkenmale een modelmatige weergave van de mate waarin de geldstromen in de betreffende deelsector door de coronamaatregelen in gevaar (zijn) gekomen, gebaseerd op het model voor de financiële geldstromen in de sport dat door KPMG is gepresenteerd in het Brancherapport sport (zie par. 1.4). Voor zover de data dat toelaten zullen in de tekst de omvang van de geldstromen en veranderingen worden gekwantificeerd.
In hoofdstuk 8 is er aandacht voor de ondersteuningsstructuur van de sport, in het bijzonder de sportbonden en NOC*NSF. In volgende rapportages hopen we een completer overzicht te geven van die ondersteuningsstructuur, en ook andere koepelorganisaties, provinciale sportservices en dergelijke in de monitoring mee te nemen.
Hoofdstuk 9 brengt samenvattend allereerst de veranderingen in de geldstromen in de gehele
sportsector in kaart. Vervolgens wordt ingegaan op arbeidsmarkteffecten van de coronamaatregelen en de getroffen steunmaatregelen, zowel de sportspecifieke, als het sportgerelateerde gebruik van de generieke maatregelen. De beschikbare data laten soms toe al inzicht te geven in de situatie per april of mei 2020. In andere gevallen geven ze een beeld van de situatie net voor de uitbraak van het coronavirus, en zijn de cijfers te beschouwen als een nulmeting of ijkpunt. Voor zover het hier om kwartaalcijfers gaat, zal het mogelijk zijn de ontwikkelingen in 2020 en verder te volgen, en zo de middellange termijneffecten van de crisis zichtbaar te maken in bijvoorbeeld werkgelegenheidscijfers, faillissementen en producentenvertrouwen.
Hoofdstuk 10 is de slotbeschouwing, die ingaat op de vraag hoe de sport ervoor staat juni 2020, wat de vooruitzichten zijn en tot welke aandachtspunten voor het beleid deze monitor is gekomen.
Ine Pulles
De coronamaatregelen zijn van invloed op het sport- en beweeggedrag en buitenspelen, en daarmee op onze gezondheid. In dit hoofdstuk zetten we de veranderingen in sport- en beweeggedrag op basis van recente coronaonderzoeken uiteen en inventariseren we welke gezondheidseffecten hiermee gepaard gaan.
Op het moment dat de beperkende maatregelen drie weken van kracht waren, bleek dat minder volwassenen sportten en dat zij minder lang sportten. 12 In een normale lente sport 13 procent van de volwassenen niet, ten tijde van de coronamaatregelen bedroeg het aandeel niet-sporters 18 procent. De afname in het aantal uren sporten is minder groot bij de ‘serieuzere sporters’, die in een normale lente meer dan acht uur aan sport of bewegen doen, dan onder sporters die hier doorgaans vier tot acht uur aan besteden. Verschillen in sport- en beweegtijd voor en na het ingaan van de coronamaatregelen zijn er nauwelijks naar leeftijd en het hebben van een lichamelijke beperking en/of chronische aandoening.
Uiteindelijk is de helft van de volwassenen evenveel blijven sporten of bewegen (49%), is 38 procent dat minder gaan doen en 13 procent meer. De afname in sport- en beweegdeelname onder volwassenen is vooral zichtbaar in wandelen en fietsen naar het werk en sporten bij een sportclub.
NOC*NSF concludeert dat sinds de invoeringen van de coronamaatregelen wekelijks 1,7 miljoen
Nederlanders minder zijn gaan sporten. 13 Waar in maart 2019 wekelijks nog 10,4 miljoen Nederlanders aan sport deden, is dat in april 2020 afgenomen tot 8,7 miljoen. In februari 2020 sportte 74 procent van de Nederlanders minstens één keer per maand en deed 66 procent dat minstens vier keer per maand. Toen de coronamaatregelen van kracht werden, daalde dat respectievelijk tot 68 procent en 55 procent in maart en daalde de sportdeelname van minstens één keer per maand in april verder tot 62 procent. Deze afname is vooral zichtbaar bij de schoolgaande jeugd (5-18 jaar) en in het bijzonder bij kinderen in de basisschoolleeftijd (5-12 jaar).
Het RIVM constateert dat de afname in sporten en bewegen tijdens de duur van de coronamaatregelen blijvend is. 14 Ten opzichte van de eerste peiling half april is het aandeel volwassenen dat begin mei aangeeft minder sporten licht afgenomen (van 53% tot 50%) en het aandeel volwassenen dat meer in beweging is gekomen licht toegenomen (van 13% tot 15%). Uit onderzoek van het Radboud UMC 15 onder deelnemers van de Vierdaagse en de Zevenheuvelenloop blijkt dat zowel thuiswerkers, personen voor wie
12 Dool, R. van (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19: deelname & kijkgedrag volwassenen maart href="https://www.mulierinstituut.nl/publicaties/25401/sport-en-bewegen-in-tijden-van-covid-19/">april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
13 NOC*NSF (2020). NOC*NSF Sportdeelname Index april 2020. Amsterdam/Arnhem: Ipsos/Nederlands
Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie.
14 Vragenlijstonderzoek RIVM en GGD GHOR Nederland. Onderzoek naar gedragsmaatregelen en welbevinden. Elke drie weken vindt een peiling plaats. Resultaten te raadplegen via:
https://www.rivm.nl/onderzoek/gedrag/onderzoek-gedragsmaatregelen-en-welbevinden .
22 Monitor Sport en corona | Mulier Instituut de werksituatie niet is veranderd en gepensioneerden minder zijn gaan bewegen. De grootste afname in beweging is zichtbaar bij de groep mensen die sinds de maatregelen thuiswerkt (20%). Dit komt vooral door het wegvallen van actief woon-werkverkeer zoals naar het werk lopen of fietsen. Ook uit onderzoek van het Mulier Instituut 16 blijkt dat de oproep om thuis te werken er toe leidt dat werkenden veel minder naar hun werk fietsen en een duidelijke afname van lunchwandelen als beweegactiviteit tot gevolg heeft. De beweging die thuiswerkers nu ‘missen’, blijkt volgens het Radboud UMC niet of nauwelijks door hen gecompenseerd te worden.
Uit onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid 17 blijkt dat Nederlanders relatief vaker een ommetje of fietstochtje maken, omdat ze zich nu minder van en naar werk verplaatsen (afname van 8 naar 3,6 verplaatsingen per drie dagen). Een kwart van de verplaatsingen ten tijde van de coronamaatregelen betreft een rondeverplaatsing, ofwel een blokje om, ofwel de hond uitlaten. Voor de coronacrisis was het uitlaten van de hond de belangrijkste reden voor een rondeverplaatsing, inmiddels is dat een blokje om, te voet of op de fiets. Ook zijn de afstanden die lopend en fietsend worden afgelegd groter geworden. De inschatting is dat dit de eerder geconstateerde afname in sport- en beweegdeelname niet zal compenseren. Eén op de vijf Nederlanders (20%) denkt dat zij of hij meer blijft fietsen en/of lopen.
Waar de sportdeelname in Nederland onder volwassenen lijkt te zijn afgenomen, geldt in Vlaanderen 18 dat de meerderheid van de niet-sporters (58%) en sporters (36%) sinds de uitbraak van het coronavirus meer is gaan sporten. In deze internetpeiling is niet gevraagd naar een afname in sportgedrag. In Engeland 19 zijn vooral de kwetsbare groepen zoals ouderen, alleenstaanden, lage inkomenshuishoudens en inwoners van een stedelijke woonomgeving minder gaan bewegen.
Uit de sportdeelnamecijfers van NOC*NSF 20 blijkt dat in april nog maar 42 procent van de kinderen en jongeren (5-18 jaar) vier keer per maand of vaker sportte. Dit betekent een afname ten opzichte van maart (61%) en de maanden voor de coronacrisis (januari en februari 78%). Ten opzichte van maart 2019 is het aantal sportende kinderen van 5 tot en met 12 jaar in maart dit jaar met 500.000 afgenomen. Dat komt neer op een daling van 35 procent.
Een afname in sport- en beweeggedrag wordt ook door ouders geconstateerd. Ruim 40 procent van de ouders geeft aan dat hun kind (4-12 jaar) in de periode waarin de scholen gesloten waren en er geen georganiseerde sport- en speelmogelijkheden waren, minder bewoog. 21 Dit geldt voornamelijk voor ouders
16 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19: deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
17 https://www.kimnet.nl/actueel/nieuws/2020/04/20/coronacrisis-verandert-werksituatie-en-mobiliteit href="https://www.kimnet.nl/actueel/nieuws/2020/04/20/coronacrisis-verandert-werksituatie-en-mobiliteit-mogelijk-blijvend">mogelijk-blijvend .
18 Scheerder, J., Willem, A., Bosscher, V. de, Thibaut, E. & Ricour, M. (2020). Sporten in tijden van crisis. Profiel van de corona-sporter. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit Gent, VU Brussel.
19 https://www.sportengland.org/news/new-exercise-habits-forming-during-coronavirus-crisis .
20 NOC*NSF (2020). NOC*NSF Sportdeelname Index april 2020. Amsterdam/Arnhem: Ipsos/Nederlands
Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie.
21 Slot-Heijs, J.J., Jonge, M. de, Lucassen, J.M.H. & Singh, A.S. (2020). Beweeggedrag van kinderen in tijden van corona. Utrecht: Mulier Instituut. Deze peiling vond plaats van 21-27 april 2020.
van 10- en 11-jarigen (62%). Een kwart van de ouders schat in dat hun kind meer beweegt in coronatijd
(25%) 22 , een derde van de ouders schat in dat de hoeveelheid beweging gelijk is gebleven (33%). Kinderen besteden normaal in het voorjaar, op basis van de inschatting van ouders, 45 procent van hun beweegtijd aan georganiseerde activiteiten (gymles op school, zwemles, sporten bij een sportclub en aan wandelen en fietsen naar deze activiteiten). Met de invoering van de coronamaatregelen zijn deze georganiseerde beweegactiviteiten weggevallen. Zo had meer dan de helft van de kinderen (58%) in de periode tussen 16 maart en 7 juni geen gymles. 23 Bij de kinderen die wel gymles op school hadden, heeft de meerderheid (77%) minder gymles dan in de periode voor 16 maart 2020 gehad.
Jongere kinderen, kinderen zonder beperking en/of aandoening en kinderen van hoogopgeleide ouders bewegen meer dan hun tegenpolen. In coronatijd is het verschil tussen jongere en oudere kinderen toegenomen, terwijl dit voor de achtergrondkenmerken beperking en/of aandoening en opleidingsniveau van de ouders gelijk is gebleven. Het verschil in beweegtijd tussen de minst en meest bewegende kinderen is in coronatijd eveneens toegenomen. Slechts een klein deel van de kinderen die normaal gesproken het minst actief zijn (minder dan 5 uur per week) is meer gaan bewegen (14%). Meer dan een derde (38%) is zelfs minder gaan bewegen. Aan de andere kant zien we dat een derde van de kinderen, die normaal gesproken minimaal 15 uur per week bewegen, in coronatijd nog meer beweegt.
Ouders stimuleren hun kind in coronatijd meer om te bewegen dan in een normale tijd (87%). Dit doen zij voornamelijk door zelf beweegactiviteiten met hun kinderen te ondernemen, zoals sporten of wandelen (63%), of hun kind naar buiten te sturen om te spelen (59%). Ouders van de in coronatijd meest actieve kinderen en hoogopgeleide ouders bewegen vaker samen met hun kind dan ouders van de minst actieve kinderen.
De beweegrichtlijn geeft weer hoeveel beweging gezond is voor een kind. In coronatijd voldoen minder kinderen volgens hun ouders aan de beweegrichtlijn. Een kwart van de ouders schat in dat hun kind normaal in het voorjaar wel aan de richtlijn voldoet, maar in coronatijd niet (24%). Twee derde van de ouders (69%) schat in dat hun kind zowel in een normale week in het voorjaar als in coronatijd aan de beweegrichtlijn voldoet. Het lijkt er wel op dat ouders een positievere inschatting hebben van het voldoen aan de beweegrichtlijn dan de landelijke cijfers van het CBS. 24 Volgens het CBS voldeed 56 procent van de kinderen in 2019 aan de beweegrichtlijn.
De afname in de beoefening van sporten is vooral zichtbaar bij de activiteiten die direct door de maatregelen zijn geraakt, zoals sportdeelname via verenigingen. Activiteiten die in de openbare ruimte worden beoefend, hebben nauwelijks te lijden onder de maatregelen. De beoefening van buitenfitness, denk aan bootcamp, is constant gebleven en voor wandelen in de vrije tijd is een toename zichtbaar, zij het minimaal (tabel 2.1). 25
De deelname aan sportieve activiteiten zoals fitness en gymnastiekoefeningen blijft eveneens
redelijk op peil. Wel is de beoefening van fitness in groepsverband afgenomen (van 8% tot 2%). Voor
22 Uit onderzoek in Vlaanderen blijkt dat 17 procent van de kinderen meer beweegt. Scheerder, J., Willem, A., Bosscher, de, V., Thibaut, E. en Ricour, M. (2020). Sporten in tijden van crisis. Profiel van de corona-sporter. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit Gent, VU Brussel.
23 Jonge, M. de, Slot-Heijs, J., Lucassen J. & Singh, A. (2020). Gymles in tijden van corona (factsheet 2020/20). Utrecht: Mulier Instituut.
24 Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor CBS i.s.m. RIVM en Trimbos Instituut (2020). https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/bewegen/cijfers-context/huidige-situatie#!node href="https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/bewegen/cijfers-context/huidige-situatie#!node-beweegrichtlijnen-kinderen">beweegrichtlijnen-kinderen .
25 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19: deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
individuele fitness is een kleinere afname waarneembaar, namelijk van 24 procent in een normale lente tot 20 procent in coronatijd. Van de mensen die onder normale omstandigheden aan fitness doen (23,7%), doet ongeveer de helft dit in coronatijd nog steeds (12,5%). Belangrijk voor het blijven fitnessen is de plaats waar men voorheen aan fitness deed. Voor de maatregelen beoefende 56 procent fitness in een centrum en 38 procent thuis. Van de thuis-fitnessers is 66 procent fitness blijven beoefenen en van de mensen die in een fitnesscentrum sportte bleef 32 procent aan fitness doen. Vanwege de coronamaatregelen zijn meer mensen thuis fitness gaan beoefenen.
Sporten als hardlopen, wielrennen en zwemmen worden in coronatijd minder beoefend. Voor zwemmen geldt dat de zwembaden lange tijd gesloten zijn geweest, wat de afname van 13 procent tot 3 procent verklaart. Voor hardlopen en wielrennen gold in de eerste weken dat dit kon op individuele basis, maar niet in groepen, en was de oproep om zoveel als mogelijk thuis te blijven.
De sport-/beweegdeelname in therapeutisch verband lijdt onder de getroffen maatregelen (van 4% naar 1%). Dit zal verband houden met het stilvallen van een groot deel van de zorg, waaronder fysiotherapie.
Het meest getroffen door de maatregelen is de sportdeelname via sportverenigingen (zie
hoofdstuk 3). De verenigingssporters zijn na de maatregelen meer gaan wandelen en fitnessen. Slechts een paar procent is helemaal gestopt met sporten en/of bewegen. Per saldo is twee derde minder uren gaan sporten en/of bewegen. Dat is een sterkere afname dan voor de volwassen bevolking als geheel.
Normale lente Lente 2020 Recreatief bewegen:
Wandelen in de vrije tijd 51 53 Fietsen in de vrije tijd 36 33
Fitness varianten: Fitness, individueel (binnen) 24 20 Fitness, in een groep zoals aerobics en zumba (binnen) 8 2 Fitness, buiten zoals bootcamp 3 2 Sporten/bewegen in therapeutisch verband (bij 4 1 zorginstelling/fysiotherapeut)
Sporten: Zwemmen 13 3 Hardlopen 11 9 Wielrennen, mountainbiken 4 3 Bij sportvereniging in buitenlucht 6 1 Bij sportvereniging in overdekte ruimte 4 1 Andere sporten in een overdekte ruimte 5 2 Andere sporten in de buiten lucht 5 4
Bron: Van den Dool, 2020. 26
26 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19: deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
Bijna alle ouders laten hun kind(eren) in coronatijd buitenspelen. In de periode 25 maart tot en met 8 april (1-3 weken na ingang van de coronamaatregelen) liet 91 procent van de ouders hun kind buitenspelen 27 , een aantal weken later (21 t/m 27 april) was dat aandeel gestegen naar 97 procent 28 . Deze toename is mogelijk het gevolg van de persconferentie op 21 april 29 , waarin werd toegelicht dat kinderen minder vatbaar zijn voor het virus en een kleinere kans hebben anderen te besmetten. Ouders baseren hun keuze voor het laten buitenspelen van hun kind namelijk het meest op hun eigen gevoel (57%), het advies van het RIVM (54%) en/of overheid (43%).
Van de ouders die hun kind laten buitenspelen kiest een deel ervoor dat alleen in de eigen
buitenruimte toe te staan (39%). Kinderen die in de openbare ruimte mogen buitenspelen (58%) bewegen meer dan kinderen die niet of alleen in de eigen buitenruimte buitenspelen. Ook mogen kinderen met een beperking/aandoening minder vaak in de openbare ruimte spelen dan kinderen zonder beperking/aandoening. Bijna altijd maken ouders afspraken met hun kind over het buitenspelen in de openbare ruimte (93%). Handen wassen is duidelijk de meest voorkomende afspraak (71%). Gevolgd door een aantal afspraken die door ongeveer twee op de vijf ouders worden gemaakt: afstand houden van andere kinderen (41%), dicht bij huis spelen (39%) en spelen in een kleine groep kinderen (38%).
Speeltuinen zijn naast het schoolplein, de eigen tuin of natuur/bos/grasveldje in de buurt een favoriete speelplek van kinderen. 30 Veel beheerders van buitenspeeltuinen en kinderboerderijen (87%) geven aan dat zij tijdens de coronacrisis tijdelijk gesloten zijn geweest. 31 Van half maart tot 20 mei 2020 was een groot deel van de beheerde buitenspeellocaties in Nederland niet toegankelijk voor kinderen om te bewegen en spelen.
Voor kinderen die normaal niet of nauwelijks buitenspelen zijn er als gevolg van de coronamaatregelen nauwelijks veranderingen in hun buitenspeelgedrag zichtbaar. Zo schat de helft van de ouders (52%) in dat hun kind in een normaal voorjaar niet of maximaal 5 uur per week buiten speelt en is dat in coronatijd nagenoeg onveranderd (55%). Kinderen met beperking en/of aandoening en kinderen van laagopgeleide ouders spelen vaker niet buiten. De buitenspeeltijd van kinderen die minimaal 5 uur per week buitenspelen neemt in coronatijd daarentegen toe. De groep kinderen die volgens de ouders meer dan 15 uur per week buiten speelt is namelijk verdubbeld (8% naar 16%). Een deel van de kinderen is meer gaan buitenspelen in coronatijd. De meeste van deze kinderen speelden normaal in het voorjaar ook minimaal 5 uur per week buiten. De kinderen die normaal het minst buitenspelen blijven over het algemeen in coronatijd dus ook het minst buitenspelen.
27 Slot-Heijs, J.J., Leenders, M., Jonge, M. de & Singh, A.S. (2020). Ouders over buitenspelen in tijden van corona (factsheet 2020/7). Utrecht: Mulier Instituut.
28 Slot-Heijs, J.J., Jonge, M. de, Lucassen, J.M.H. & Singh, A.S. (2020). Beweeggedrag van kinderen in tijden van corona. Utrecht: Mulier Instituut.
29 Tijdens deze persconferentie werd aangekondigd dat kinderen weer mochten sporten en vanaf 11 mei weer naar school konden.
30 Kantar Public (2018). Buitenspelen, onderzoek 2018. Amsterdam: Kantar Public.
31 De peiling vond plaats van 6 tot en met 20 mei 2020 en is ingevuld door 87 beheerders van buitenspeellocaties. Collard, D.C.M., Slot-Heijs, J.J., Pennings, E. & Singh, A. (2020). Impact van de coronacrisis op buitenspeellocaties: gevolgen van de maatregelen en aanpassingen aan het nieuwe normaal (factsheet 2020/18). Utrecht: Mulier Instituut.
Een gezonde leefstijl is belangrijk om mentaal, fysiek en sociaal gezond te zijn en blijven. Juist wanneer maatregelen gelden en sociaal contact beperkt is, is een gezonde leefstijl van belang. De maatregelen hebben ongetwijfeld invloed op de leefstijl van Nederlanders. Waar de een (meer) belemmeringen en een gebrek aan motivatie ervaart, grijpt de ander deze crisis juist aan om zijn of haar leefstijl te verbeteren. Wat zijn de gevolgen voor de leefstijl van Nederlanders? In paragraaf 2.1 constateerden we al dat volwassenen minder zijn gaan sporten en bewegen.
Nederlanders lijken hun eetgedrag in de coronacrisis nauwelijks te hebben aangepast. Drie kwart van de Nederlanders (73%) heeft nog hetzelfde eetpatroon en 12 procent geeft aan gezonder te zijn gaan eten. 32 Het aandeel Nederlanders dat naar eigen zeggen ongezonder is gaan eten, is met 14 procent vergelijkbaar met de groep Nederlanders die gezonder is gaan eten.
Vergeleken met de periode voor de coronamaatregelen is één op de vijf volwassenen minder gaan drinken (20%) en een iets kleiner aandeel (16%) meer gaan drinken. Het tabaksgebruik van volwassenen is sterker gestegen: een derde van de rokers (33%) geeft aan dat zij (veel) meer zijn gaan roken. Tegenover een groep van 13 procent die juist minder is gaan roken. Het gebruik van alcohol of tabak kan van invloed zijn op het mentaal welbevinden en de kwaliteit van slaap.
Uit het onderzoek van het RIVM en de GGD GHOR Nederland blijkt dat ruim 17% (veel) meer
problemen met slapen heeft dan in de periode voor de coronamaatregelen. Een kleiner aandeel slaapt juist (veel) beter (5%). Het Radboud UMC stelt dat een kwart van de thuiswerkers meer is gaan slapen sinds de maatregelen van kracht zijn. Mogelijk als gevolg van het verdwijnen van de reistijd. 33
‘Bewegen. Het nieuwe normaal.’ 23 mei 2020 plaatsten zes sporticonen (Bas van de Goor, Epke Zonderland, Louis van Gaal, Sarina Wiegman, Guus Hiddink) en professor Erik Scherder een landelijke advertentie met de oproep aan Nederlanders en de regering om werk te maken van een vitale samenleving waarin sport en bewegen een cruciale rol speelt. Zij hebben gezamenlijk al enkele jaren de ambitie om sport en bewegen veel meer betekenis te geven en willen inzetten op bewegen als het nieuwe normaal. De huidige coronacrisis werkte naar eigen zeggen als een ‘alarmbel’. De initiatiefnemers stellen dat sport en bewegen een preventieve rol speelt om Nederlanders vitaler te maken, maar dat ‘de plaats van sport in het systeem van zorg en welzijn verre van perfect’ is. Ze pleiten voor een systeem waarbij mensen van jongs af geholpen worden hun leven lang gezond te blijven door sport en bewegen te integreren in hun dagelijks leven. Op school, op het werk, thuis, op de vereniging of in de sportschool, in het ziekenhuis of de zorginstelling. Het initiatief wordt ondersteund door NOC*NSF en sportbonden Atletiekunie, KNGB, KNHB, KNLTB, KNVB, NGF, Nevobo, NSkiV en Watersportverbond.
32 Vragenlijstonderzoek RIVM en GGD GHOR Nederland. Onderzoek naar gedragsmaatregelen en welbevinden. Elke drie weken vindt een peiling plaats. Resultaten te raadplegen via:
https://www.rivm.nl/onderzoek/gedrag/onderzoek-gedragsmaatregelen-en-welbevinden .
33 https://www.radboudumc.nl/nieuws/2020/thuiswerkers-bewegen-veel-minder-door-coronamaatregelen .
Initiatiefnota Diertens (D66) over gezonde leefstijl Tweede Kamerlid Antje Diertens van D66 is bezig met een initiatiefnota over een gezonde leefstijl. Ze poogt het sport- en het preventieakkoord nader tot elkaar te brengen omdat een integrale aanpak voor een gezonde leefstijl op dit moment nog ontbreekt. Daarbij deed zij een oproep in haar netwerk om suggesties aan te dragen en is zij is gesprek met wetenschappers en ondernemers uit de voedselketens. Diertens was al met haar initiatiefnota bezig voor de coronacrisis, maar ze is van mening dat door de corona-uitbraak het belang van een gezonde leefstijl nog extra wordt onderstreept. Het is nog niet duidelijk wanneer de initiatiefnota gereed zal zijn. Met een initiatiefnota kunnen Kamerleden goed onderbouwd het kabinet een beleidsmatig advies geven. Zie ook het artikel op SportknowhowXL .
Stresssituaties zoals de coronacrisis kunnen een negatieve invloed op de gezondheid en leefstijl hebben. Als gevolg van de maatregelen worden vrijheid en mogelijkheden beperkt, wat van invloed kan zijn op de mentale, fysieke en sociale gezondheid.
Een kwart van de mensen (25%) voelt zich, tijdens de tweede peiling van het RIVM, (veel)
angstiger dan tijdens de periode voor de coronamaatregelen. 34 Bij de eerste meting gold dat nog voor 38 procent van de volwassenen. Ook het aandeel volwassenen dat zich (veel) somberder voelt (28%) en (veel) meer gestresst is (26%), is kleiner dan bij de vorige peiling (resp. 32% voor beide groepen tijdens de eerste peiling). Vergeleken met de eerste meting is het aandeel mensen dat aangeeft zich (veel) somberder, gestresster en angstiger te voelen gedaald, maar nog altijd hoger dan voor de invoering van de coronamaatregelen. Uit een peiling van Ipsos en de Volkskrant eind april 2020 35 bleek dat 35 procent van de ondervraagden meer stress ervaart. Dit zijn voornamelijk jongeren (40%).
Ouders ervaren mentale gevolgen van de maatregelen bij hun kind. Zij ondervinden minder positieve dan negatieve gevolgen. 36 Twee op de vijf ouders merken geen enkele positieve invloed van de coronatijd op hun kind (42%). Andere ouders zien wel één of meer positieve gevolgen (58%), zo ervaart één op de vijf ouders dat hun kind minder stress heeft (21%). Dit geldt met name voor ouders van oudere kinderen (10-11 jaar). Ouders van jongere kinderen (4-6 jaar) en kinderen met een beperking en/of aandoening merken dat hun kind juist meer stress of onrust ervaart. In totaal ervaart bijna drie kwart van de ouders één of meer negatieve gevolgen bij hun kind (72%), zoals dat hun kind eerder geïrriteerd is (44%) of dat hun kind gestresst of onrustig is (23%).
Ouders die inschatten dat hun kind meer beweegt in coronatijd ervaren vaker positieve gevolgen en minder vaak negatieve gevolgen dan ouders van kinderen die evenveel of minder dan normaal bewegen. Ouders van kinderen die minder bewegen ervaren vaker irritatie (52%), inactiviteit (27%) en
34 Vragenlijstonderzoek RIVM en GGD GHOR Nederland. Onderzoek naar gedragsmaatregelen en welbevinden. Elke drie weken vindt een peiling plaats. Resultaten te raadplegen via:
https://www.rivm.nl/onderzoek/gedrag/onderzoek-gedragsmaatregelen-en-welbevinden .
35 https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/lockdown-leidt-tot-meer-stress-en-ongezondere href="https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/lockdown-leidt-tot-meer-stress-en-ongezondere-leefstijl~b4800e04/">leefstijl~b4800e04/ .
36 Slot-Heijs, J.J., Leenders, M., Jonge, M. de & Singh, A.S. (2020). Ouders over buitenspelen in tijden van corona (factsheet 2020/7). Utrecht: Mulier Instituut.
verminderde fitheid (22%) bij hun kind dan ouders van kinderen die meer bewegen (respectievelijk 42%, 8% en 11%).
Per saldo lijkt er sprake te zijn van negatieve gezondheidseffecten als gevolg van minder sporten en bewegen, sinds de maatregelen van kracht zijn. Om de omvang van de gevolgen van de eerste zes weken van de maatregelen op de gezondheid te bepalen, is door het Sports & Economics Research Centre (SERC) en de HAN University of Applied Sciences (HAN) 37 de afgenomen én de toegenomen kwaliteit van leven door de veranderingen in beweeggedrag geanalyseerd. Daarnaast is gekeken naar de zorgkosten die daarmee samenhangen. Het in geld uitgedrukte verlies aan kwaliteit van leven door een afname van het sport- en beweeggedrag van Nederlanders bedraagt 580 miljoen euro. De zorgkosten die hier het gevolg van zijn, worden berekend op 349 miljoen euro. Dat maakt dat tijdens de eerste zes weken van de werking van de coronamaatregelen 929 miljoen euro verloren is gegaan doordat mensen minder zijn gaan bewegen. Dit is 155 miljoen euro per week dat de maatregelen golden.
Bron: HAN University of Applied Sciences en Sports & Economics Research Centre, 2020.
37 Schoemaker, J. (2020). Gezondheid impact van veranderingen in sport- en beweeggedrag tijdens coronacrisis Inschatting van de effecten op sport en bewegen tijdens en na de corona crisis.
Arnhem/Nijmegen: Sports & Economics Research Centre (SERC)/HAN University of Applied Sciences (HAN).
Op basis van de uitkomsten van de diverse onderzoeken die in dit hoofdstuk gepresenteerd zijn, is de conclusie dat zowel volwassenen als kinderen als gevolg van de coronamaatregelen minder zijn gaan sporten en bewegen. Tijdens de sluiting van sportverenigingen, scholen en speeltuinen zijn beweegactiviteiten voor kinderen als training, gymles, zwemles en naar school wandelen of fietsen volledig weggevallen. Het is dan ook niet vreemd dat met name bij (jonge) kinderen de sport- en beweegdeelname is afgenomen. Ondanks dat nagenoeg alle ouders hun kinderen laten buitenspelen en veel ouders hun kinderen extra stimuleren om te bewegen, is het verschil in beweegtijd tussen de minst en meest bewegende kinderen in coronatijd toegenomen.
De maatregelen blijken de beoefening van typen sporten in verschillende mate onder druk te zetten. De deelname aan sporten bij verenigingen en sportondernemers is het sterkst afgenomen, terwijl activiteiten die in de openbare ruimte worden beoefend, nauwelijks te lijden hebben onder de maatregelen.
Al met al blijkt dat de huidige situatie negatieve gevolgen heeft voor onze leefstijl en het mentaal welbevinden. Het verlies aan kwaliteit van leven door een afname van het sport- en beweeggedrag van Nederlanders bedraagt 580 miljoen euro in geld uitgedrukt. De zorgkosten die hier het gevolg van zijn, worden berekend op 349 miljoen euro.
Janine van Kalmthout, Jo Lucassen en Peter van Eldert
De coronamaatregelen hebben de verenigingssport vrijwel geheel lamgelegd. Dit hoofdstuk beschouwt de gevolgen van de coronamaatregelen voor sportverenigingen, in het bijzonder de financiële gevolgen
(paragraaf 3.2).
De cijfers over sportverenigingen zijn gebaseerd op een onderzoek onder 3.200 sportverenigingen in
Nederland. De dataverzameling vond plaats van 1 t/m 13 april 2020. In deze periode bestond nog veel onduidelijkheid over de duur, inhoud en gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. De gegevens moeten daarom als een eerste indicatie van de gevolgen van de coronacrisis voor de sportverenigingen in Nederland worden beschouwd. Vanaf 29 april tot aan 1 juli zijn enkele versoepelingen van de coronamaatregelen geweest waardoor sportverenigingen deels open konden. Per 1 juli 2020 is zowel binnen- als buitensport toegestaan en zijn sportaccommodaties, sportverenigingen en sportkantines weer open. Rekening houdend met de algemene coronamaatregelen, doorgevoerd in het Protocol verantwoord sporten 38 , kan in sportverenigingen weer worden gesport. De consequenties van deze openstelling zijn niet in het onderzoek meegenomen.
Met de sluiting van de sportaccommodaties ter bestrijding van het coronavirus kwamen meteen alle verenigingsactiviteiten stil te liggen. Met verenigingsactiviteiten worden trainingen/lessen, wedstrijden/competities, toernooien en niet-sportactiviteiten zoals feesten, kampen, rommelmarkten en quizavonden bedoeld.
Figuur 3.1 laat zien dat vrijwel alle sportverenigingen in Nederland zijn geraakt door de sluiting van de sportaccommodaties. De gevolgen van de sluiting van de sportaccommodaties voor de verenigingsactiviteiten zijn sterk afhankelijk van het verloop van het seizoen en verschillen daarom sterk per tak van sport. Over het algemeen zijn het de veldsportverenigingen (o.a. voetbal, hockey, tennis), die aangeven een groter gedeelte van de jaarlijkse verenigingsactiviteiten te zullen gaan missen door sluiting van de sportaccommodatie in het voorjaar. In mei 2020 hebben buitensportverenigingen weer een deel van hun activiteiten kunnen oppakken, vooral (jeugd-)trainingen. Maar omdat er nog geen wedstrijden gespeeld mogen worden en de sportkantines in elk geval tot 1 juli 2020 gesloten blijven, missen de buitensportverenigingen nog steeds veel omzet en blijven ze beperkt in hun mogelijkheden voor ledenwerving. Aangezien binnensportaccommodaties in juni 2020 nog steeds dicht zijn en wedstrijden, toernooien nog niet mogelijk zijn, missen binnensportverenigingen vrijwel alle verenigingsactiviteiten en daarmee gepaard gaande inkomsten, en mogelijkheden voor ledenbinding en -werving.
38 https://nocnsf.nl/sportprotocol
1
7 4 3 Geen 8 21 Geen
1 tot 25% 1 tot 25%
43 25 tot 50% 25 tot 50%
44 50 tot 75% 42
50 tot 75% 28
75 t/m 100% 75 t/m 100%
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Twee op de drie verenigingen (65%) zeggen (bijna) niets van hun gemiste verenigingsactiviteiten in de maanden maart en april later in het jaar te kunnen inhalen (figuur 3.3). Dit betekent voor verenigingen dat het merendeel van de activiteiten die in het voorjaar zouden plaatsvinden niet worden uitgesteld, maar worden afgelast. Met als gevolg dat de inkomsten die deze activiteiten zouden genereren, niet geïncasseerd zullen worden.
0 20 40 60 80 100
Inhalen gemiste verenigingsactiviteiten
maanden maart en april 5 4 6 15 65 6
Inhalen gemiste verenigingsactiviteiten
maanden maart t/m juli 3 2 3 12 76 4
(Bijna) alles Meer dan de helft Ongeveer de helft Minder dan de helft (Bijna) niets Weet ik niet
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
De beperkende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus hebben naar verwachting ook gevolgen voor de ledenontwikkeling van sportverenigingen. Ruim vier op de tien verenigingen (45%) verwachten minder nieuwe leden vanwege de coronacrisis (zie figuur 3.4). Dit is veelal een direct gevolg van sluiting van de sportaccommodaties, waardoor nieuwe leden zich minder snel zullen aanmelden. Anderzijds is dit een gevolg van wervingsacties die niet door kunnen gaan, zoals scholeninstuiven of open dagen, die naar verwachting normaliter nieuwe leden zouden opleveren. Dit zal voor veel verenigingen in het volgende seizoen gevolgen hebben voor de contributies die zij kunnen innen, maar wellicht ook voor de kantineopbrengsten, lesgelden en/of het vervullen van kaderfuncties.
Een vijfde van de verenigingen verwacht (21%) dat bestaande leden hun lidmaatschap vanwege de coronacrisis gaan opzeggen (zie figuur 3.4), onder andere doordat leden inmiddels een andere invulling van hun sportavond hebben gevonden en/of vanwege angst voor het virus bij hun type (contact)sport. Vier op de tien verenigingen (42%) verwachten dat hun leden gedurende de coronacrisis lid zullen blijven van de vereniging. Veldsportverenigingen (o.a. voetbal, hockey, tennis) hebben het minst vertrouwen dat hun leden lid blijven (37%). Dit zijn ook de verenigingen die het grootste deel van de jaarlijkse verenigingsactiviteiten vanwege het coronavirus verwachten mis te lopen.
Veel verenigingen hebben vertrouwen in de bereidheid van hun leden om de contributie te blijven betalen. 7 procent van de verenigingen denkt dat hun leden niet bereid zijn om de contributie te blijven betalen. Twee derde van de verenigingen (65%) verwacht dat hun leden wel bereid zijn om de contributie te blijven betalen.
Een kwart van de verenigingen (26%) verwacht dat de coronacrisis leidt tot meer solidariteit onder de leden om zich in te zetten voor de vereniging (figuur 3.4). Verenigingen geven aan dat dit komt doordat de vereniging weer meer gewaardeerd wordt. Een kwart van de verenigingen (24%) verwacht dit juist niet. Door elkaar niet te ontmoeten en samen te sporten gaan sociale contacten en binding verloren en daarmee wordt de samenhang binnen de vereniging bedreigd. Daarnaast wordt aangegeven dat de coronacrisis een grotere druk op de vrijwilligers en bestuurbaarheid van de vereniging legt. Eén op de tien verenigingen (9%) geeft aan dat de bestuurbaarheid van de club daadwerkelijk in het gedrang komt doordat bestuurders en/of vrijwilligers niet fysiek met elkaar kunnen (af)spreken. Dit zijn met name de grote (> 250 leden) en middelgrote (101-250 leden) verenigingen. Andere verenigingen geven aan dat de crisis juist een impuls geeft om op creatieve manieren met elkaar in contact te komen. Tot slot zeggen veel verenigingen deze periode te benutten voor achterstallig onderhoud, omdat de accommodatie leeg is en vrijwilligers thuis zijn.
0 20 40 60 80 100
Vanwege de coronacrisis verwachten wij minder nieuwe
leden. 19 24 45 12
Vanwege de coronacrisis verwachten wij dat meer
bestaande leden gaan opzeggen. 42 28 21 10
Ik verwacht dat de coronacrisis leidt tot meer solidariteit
onder onze leden om zich in te zetten voor de 24 36 26 15
vereniging.
Doordat bestuurders en/of vrijwilligers niet fysiek met elkaar kunnen (af)spreken komt de bestuurbaarheid van 64 25 9 2
de club in gedrang.
Onze leden zijn bereid om de contributie te blijven
betalen. 7 16 65 12
(Helemaal) niet Enigszins (Helemaal) wel Weet niet/n.v.t.
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Begin april verwachtten zeven op de tien verenigingen (70%) dat met de beperkende maatregelen tot en met 28 april 2020, zij aan de lopende financiële verplichtingen kunnen blijven voldoen zonder gebruik te maken van noodmaatregelen (figuur 3.5). Dit zijn met name overige binnensportverenigingen (onder andere zwemmen, bridge, darts, 83%), verenigingen met een kleine begroting (tot 10.000 euro (onder andere biljart, bridge, kegelen), 81%), verenigingen zonder eigen kantine (79%) en verenigingen zonder eigen accommodatie (79%). Hoe groter de begroting van verenigingen, hoe moeilijker het voor verenigingen lijkt om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Daarnaast wordt het voor verenigingen lastiger om aan de lopende financiële verplichtingen te voldoen naarmate een groter aandeel van de jaarlijkse verenigingsactiviteiten door sluiting van de sportaccommodatie wordt misgelopen.
Vooral verenigingen met betaald personeel geven aan op dit moment (begin april, 3%), komende maand (7%) of ergens voor de zomer (16%) niet meer te kunnen voldoen aan de lopende financiële verplichtingen (niet in figuur). 26 procent van de verenigingen met betaald personeel verwacht na de start van de zomer niet meer aan de lopende financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Aangezien de beperkende maatregelen voor de sportverenigingen ook na 28 april 2020 grotendeels nog van kracht zijn, is de verwachting dat het aantal verenigingen dat niet meer aan de financiële verplichtingen kan voldoen zal toenemen.
0 20 40 60 80 100
Totaal 2 2 7 18 70
Begroting tot 10.000 1 2 4 11 81
Begroting 10.000 tot 50.000 3 1 7 21 68
Begroting 50.000 of meer 4 6 13 24 53
Klein (≤ 100 leden) 2 2 5 15 76
Middel (101-250 leden) 2 2 9 21 67
Groot (> 250 leden) 3 5 11 22 59
Zaalsport (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) 3 4 8 16 69
Overig binnensport (o.a. zwemmen, bridge, darts) 1 3 12 83
Veldsport (o.a. voetbal, hockey, tennis) 4 4 14 25 54 Overig buitensport (o.a. paardensport, wielersport,
atletiek, jeu de boules) 2 1 5 18 74
Eigen kantine 3 3 11 23 60
Geen eigen kantine 2 2 4 12 79
Eigen accommodatie 3 3 10 23 61
Geen eigen accommodatie 2 2 5 13 79
Op dit moment al (1 t/m 13 april) Komende maand (april)
Ergens voor de zomer Later
Vereniging kan aan verplichtingen blijven voldoen
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Bij sluiting van de sportaccommodaties tot en met juli is het aandeel verenigingen dat geen inkomstenderving verwacht 14 procent (figuur 3.6), terwijl vier op de tien verenigingen (41%) meer dan 30 procent van de begrote inkomsten mislopen. Dit zijn voornamelijk overige buitensportverenigingen (zoals paardensport, wielersport, atletiek, jeu de boules, 52%), veldsportverenigingen (onder meer voetbal, hockey, tennis, 49%), verenigingen met een eigen accommodatie (50%), verenigingen met een middelgrote begroting (10.000 tot 50.000 euro (onder andere jeu de boules, volleybal, handboogschieten), 50%) en verenigingen met een eigen kantine (49%).
0 20 40 60 80 100
Totaal 14 13 16 17 41
Begroting tot 10.000 33 16 11 10 30
Begroting 10.000 tot 50.000 6 14 13 17 50
Begroting 50.000 of meer 1 10 23 25 41
Klein (≤ 100 leden) 21 14 12 12 42
Middel (101-250 leden) 8 14 16 20 42
Groot (> 250 leden) 3 12 23 25 37
Zaalsport (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) 15 20 15 14 36
Overig binnensport (o.a. zwemmen, bridge, darts) 38 17 14 11 20
Veldsport (o.a. voetbal, hockey, tennis) 1 5 19 26 49 Overig buitensport (o.a. paardensport, wielersport,
atletiek, jeu de boules) 6 13 14 15 52
Eigen kantine 2 8 19 21 49
Geen eigen kantine 25 18 12 12 32
Eigen accommodatie 3 9 17 21 50
Geen eigen accommodatie 25 18 14 12 32
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Het merendeel van de verenigingen in Nederland (79%) verwacht in staat te zijn om tijdens de coronacrisis bezuinigingen door te voeren (figuur 3.7). Verenigingen die een (of meer) (sport)accommodatie(s) voor de sportactiviteiten huren, verwachten op de huur (40%), vrijwilligersvergoedingen (30%), energielasten (24%) en clubactiviteiten (25%) te kunnen besparen (niet in figuur). Verenigingen met een eigen sportaccommodatie en kantine geven aan te kunnen bezuinigen op de kantine-inkopen (67%),
Monitor Sport en corona | Mulier Instituut 35 energielasten (59%), vrijwilligersvergoedingen (34%) en clubactiviteiten (29%, niet in figuur). Eén op de vijf verenigingen (21%) geeft aan niet te kunnen besparen op hun uitgavenposten. Dit zijn overwegend verenigingen met een kleine begroting (tot 10.000 euro, 35%), overige binnensportverenigingen (34%), verenigingen zonder eigen kantine (30%), kleine verenigingen (29%) en verenigingen zonder eigen accommodatie (29%).
0 20 40 60 80 100
Kantine-inkopen 32
Huur accommodatie(s) 30
Energielasten (gas, elektra, inclusief heffingen) 27
Vrijwilligersvergoedingen 26
Clubactiviteiten 24
Bondsafdrachten 17
Sport- en spelmaterialen 13
Accommodatiekosten (onderhoud, investeringen) 11
Personeelskosten (salarissen) exclusief gebruik van
noodmaatregelen 8
Verzekeringen e.d. 1
Overig/diversen 6
Weet niet 5
Geen, we kunnen niet besparen 21
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Een kwart van de verenigingen (24%) geeft begin april aan alternatieve beweegopties of alternatieve verenigingsactiviteiten aan hun leden aan te bieden (figuur 3.8). Dit zijn vooral verenigingen die een arbeidsrelatie met werknemers hebben (36%), overige binnensportverenigingen (zoals zwemmen, bridge, darts) (33%) en grote verenigingen (> 250 leden, 29%). Verenigingen met alternatieve beweegopties en/of verenigingsactiviteiten delen het vaakst tips voor thuistraining, beweegtips of trainingsfilmpjes (21%), online competities of mogelijkheden om de sport te beoefenen (17%), challenges (16%) en online trainingen of work-outs (15%). Verenigingen die dit doen, geven aan op deze manier de ledenbinding te willen behouden of hun leden mogelijkheden te bieden om op deze manier fit te blijven of met elkaar in contact te blijven. 14 procent van de verenigingen denkt er nog over na om alternatieve beweegopties of alternatieve verenigingsactiviteiten aan te bieden. Nu de binnensporten in elk geval tot 1 juli dicht blijven maar buitensporten op anderhalve meter mogelijk is, zoeken binnensportverenigingen naar mogelijkheden om hun sport buiten aan te bieden. Dit is onderstaande cijfers niet meegenomen.
24
Ja
Denkt er over na
Nee
61 14
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Ongeveer een kwart van de sportverenigingen in Nederland (26%) geeft aan dat steunmaatregelen, hulp of ondersteuning essentieel zijn om als vereniging de coronacrisis te kunnen overleven (figuur 3.9). Dit zijn veldsportverenigingen (41%), verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer, 42%), grote verenigingen (> 250 leden, 34%), verenigingen met een eigen kantine (33%) en verenigingen met een eigen accommodatie (32%). Daarnaast geven vier op de tien verenigingen met betaald personeel aan dat steunmaatregelen, hulp of ondersteuning essentieel zijn voor de vereniging om te overleven (43%, niet in figuur).
0 20 40 60 80 100
Totaal 46 26 24 4
Begroting tot 10.000 61 20 13 6
Begroting 10.000 tot 50.000 43 28 26 3
Begroting 50.000 of meer 22 36 42 1
Klein (≤ 100 leden) 54 22 19 5
Middel (101-250 leden) 43 29 26 2
Groot (> 250 leden) 28 35 36 1
Zaalsport (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) 46 26 24 4
Overig binnensport (o.a. zwemmen, bridge, darts) 64 18 12 6
Veldsport (o.a. voetbal, hockey, tennis) 24 35 41 1 Overig buitensport (o.a. paardensport, wielersport,
atletiek, jeu de boules) 49 27 21 4
Eigen kantine 32 32 33 3
Geen eigen kantine 58 21 16 5
Eigen accommodatie 33 32 32 2
Geen eigen accommodatie 58 21 16 5
(Helemaal) niet Enigszins (Helemaal) wel Weet niet/n.v.t.
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Ongeveer één op de vier verenigingen (27%) is van plan om een beroep te doen op de Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS , zie bijlage 1, tabel B1.1 ). Dit zijn bovenal verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer (zoals golf, hockey, voetbal), 68%), veldsportverenigingen (onder andere voetbal, hockey, tennis, 66%), grote verenigingen (> 250 leden, 63%), verenigingen met een eigen kantine (47%) en verenigingen met een eigen accommodatie (45%). Ongeveer de helft van de verenigingen (53%) geeft aan geen gebruik te zullen of kunnen maken van deze regeling. Eén op de vijf verenigingen (20%) weet nog niet of ze gebruik wil maken van de TOGS.
Ongeveer de helft van de verenigingen (54%) die op dit moment een arbeidsrelatie hebben met werknemers is van plan om een beroep te doen op de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
Werkgelegenheid (NOW, zie bijlage 1, tabel B1.1). Dit zijn over het algemeen grote verenigingen (> 250 leden, 64%), veldsportverenigingen (62%), verenigingen met een eigen kantine (59%), verenigingen met een eigen accommodatie (58%), overige buitensportverenigingen (onder andere paardensport, wielersport, atletiek, jeu de boules, 57%) en verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer, 61%). Een kwart van de verenigingen met een arbeidsrelatie met werknemers weet nog niet of ze gebruik wil maken van de NOW of dat ze hiervoor in aanmerking kan komen (27%).
Tot slot zijn twee op de tien verenigingen (21%) in overleg met de gemeente over eventuele
maatregelen, hulp of ondersteuning. Dit gaat vooral over het opschorten, vrijstellen, verlagen of restitueren van huurverplichtingen (84%). Verenigingen in overleg met de gemeente zijn over het algemeen verenigingen met een arbeidsrelatie met werknemers (45%), verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer, 40%), grote verenigingen (> 250 leden, 40%), veldsportverenigingen (39%), zaalsportverenigingen (29%), verenigingen met een eigen kantine (28%) en verenigingen met een eigen accommodatie (26%). In het algemeen zijn de verenigingen die zich (ernstige) zorgen maken over de gevolgen van de coronacrisis voor de sportvereniging, vaker van plan om een beroep te doen op de noodmaatregelen.
0 20 40 60 80 100
Verenigingen met personeel beroep op NOW 54 19 27
Regeling TOGS 27 53 20
In overleg met gemeente over ondersteuning 21 79
Behoefte aan andere ondersteuning 22 49 29
Ja Nee Weet ik (nog) niet
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Naast de al bestaande steunmaatregelen hebben twee op de tien verenigingen behoefte aan andere ondersteuning van de Rijksoverheid, gemeente, sportbond of andere organisaties om de vereniging overeind te houden (22%). Dit zijn verenigingen met betaald personeel, veldsportverenigingen en verenigingen die een (of meer) sportaccommodaties huren. Van de verenigingen die aangeven behoefte te hebben aan andere vormen van ondersteuning van de Rijksoverheid, gemeente, sportbond of andere organisaties om de vereniging overeind te houden, geven de meeste verenigingen aan behoefte te hebben aan vrijstelling van de bondsafdrachten (69%) en het opschorten, afstellen, verlagen of restitueren van huurverplichtingen (57%). Daarnaast worden tijdelijk uitstel van lokale belastingen en heffingen (30%), uitstellen of heroverwegen aangekondigde gemeentelijke huurverhoging (18%) en het versneld uitbetalen van gemeentelijke subsidies of andere overeenkomsten met sportverenigingen (17%) genoemd.
6 procent van de verenigingen in Nederland voelt zich vanwege de beperkende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus begin april (vier of vijf weken na verplichte sluiting van de sportaccommodaties in Nederland) bedreigd in het voortbestaan van de vereniging (zie figuur 3.11). Het aandeel verenigingen dat zich in haar voortbestaan bedreigd voelt, loopt op naar mate de vereniging voor langere tijd gesloten dient te blijven. Een derde van de verenigingen (34%) zegt dat haar voortbestaan wordt bedreigd als de beperkende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus tot langer dan 1 augustus duren. Dit zijn vooral verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer, 43%), veldsportverenigingen (42%), zaalsportverenigingen (40%), grote verenigingen (> 250 leden, 39%), verenigingen met een middelgrote begroting (10.000-50.000 euro, 39%), verenigingen met een eigen kantine (39%) en verenigingen met een eigen accommodatie (39%). Het aandeel verenigingen dat zich in haar voortbestaan bedreigd voelt vanwege de beperkende maatregelen loopt op naar mate verenigingen een groter gedeelte van de begrote inkomsten verwachten mis te lopen door de coronacrisis (niet in figuur).
0 20 40 60 80 100
Totaal 6 4 34 47 9
Begroting tot 10.000 6 3 27 53 11
Begroting 10.000 tot 50.000 6 3 39 43 8
Begroting 50.000 of meer 5 6 43 40 6
Klein (≤ 100 leden) 7 4 31 47 10
Middel (101-250 leden) 5 2 37 48 9
Groot (> 250 leden) 4 5 39 46 6
Zaalsport (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) 7 4 40 42 8
Overig binnensport (o.a. zwemmen, bridge, darts) 8 2 30 49 11
Veldsport (o.a. voetbal, hockey, tennis) 6 5 42 41 6 Overig buitensport (o.a. paardensport, wielersport,
atletiek, jeu de boules) 4 3 27 55 10
Eigen kantine 5 5 39 45 12
Geen eigen kantine 7 3 30 50 11
Eigen accommodatie 5 5 39 44 7
Geen eigen accommodatie 7 3 30 50 10
Ja, op dit moment (1 t/m 13 april) Ja, als de sport langer op slot gaat dan 28 april
Ja, als de sport langer op slot gaat dan 1 augustus Nee
Weet niet/anders
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
Met veerkracht wordt het vermogen van de vereniging bedoeld om de impact van de coronacrisis te absorberen en terug te veren naar de situatie van voor de coronacrisis. Twee op de drie verenigingen (67%) geven aan vertrouwen te hebben in de veerkracht van de vereniging om de gevolgen van de coronacrisis te overleven (zie figuur 3.12). Over het algemeen hebben veldsportverenigingen (40%), verenigingen met een grote begroting (50.000 euro of meer, 38%), verenigingen met een eigen accommodatie (37%), verenigingen met een eigen kantine (37%) en middelgrote verenigingen (101-250 leden, 31%) het minst vertrouwen in de veerkracht van de vereniging. Het vertrouwen in de veerkracht van de vereniging daalt naar mate verenigingen een groter gedeelte van de begrote inkomsten verwachten mis te lopen door de coronacrisis (niet in figuur) en lijkt dus afhankelijk van de financiële gevolgen van de coronacrisis (niet in figuur).
0 20 40 60 80 100
Totaal 9 22 67 2
Begroting tot 10.000 7 20 70 2
Begroting 10.000 tot 50.000 11 23 65 1
Begroting 50.000 of meer 11 27 62 1
Klein (≤ 100 leden) 10 22 67 2
Middel (101-250 leden) 8 23 68 2
Groot (> 250 leden) 9 24 67 1
Zaalsport (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) 11 22 66 1
Overig binnensport (o.a. zwemmen, bridge, darts) 6 19 72 3
Veldsport (o.a. voetbal, hockey, tennis) 12 28 60 1 Overig buitensport (o.a. paardensport, wielersport,
atletiek, jeu de boules) 8 21 69 2
Eigen kantine 11 26 63 1
Geen eigen kantine 8 19 71 2
Eigen accommodatie 11 26 62 1
Geen eigen accommodatie 8 19 71 2
(Helemaal) niet Enigszins (Helemaal) wel Weet niet/n.v.t.
Bron: Mulier Instituut, Vragenlijst impact coronacrisis op sportverenigingen, april 2020.
De verenigingen schatten, begin april, in bij sluiting van de vereniging tot en met juli tot 28 procent van de jaarlijkse begrote inkomsten mis te lopen. 39 Door de diversiteit aan sportverenigingen en de indeling van het sportseizoen lopen de percentages van gemiste inkomsten bij sluiting tot en met juli uiteen van 22 procent bij zaalsporten (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) tot 28 procent bij veldsporten (o.a. voetbal, hockey, tennis). Enkele grote verenigingssporten, zoals voetbal en tennis, zaten tijdens deze periode aan het eind of het begin van het seizoen, wat gepaard gaat met veel activiteiten en horeca omzet.
39 Hoeijmakers, R. & Kalmthout, J. van (2020). Gevolgen coronacrisis voor sportverenigingen: onderzoek naar de gevolgen van de beperkende maatregelen in verband met het coronavirus Utrecht: Mulier Instituut.
Het CBS beraamt de totale jaarlijkse baten van de sportclubs op 1.21 miljard euro (CBS, Statline). Op basis van de inschatting van verenigingen (begin april) zou dit, bij sluiting tot en met juli, een geschatte inkomstenderving van 339 miljoen euro betekenen.
De verenigingen schatten in bij sluiting tot en met juli 11 procent van de begrote uitgaven te
kunnen bezuinigen. Gezien de diversiteit aan verenigingen loopt de mate van waarin bezuinigd kan worden door verenigingen uiteen van 9 procent van de begrote uitgaven bij overige buitensporten als wielrennen, paardensport en atletiek tot 12 procent bij veldsporten als voetbal, hockey en tennis.
Doorgerekend zou dit uitkomen op mogelijke bezuinigingen bij sluiting tot en met juli van 133 miljoen euro.
Per saldo kan op basis van deze gegevens het omzetverlies uitkomen op 339 – 133 = 206 miljoen euro bij sluiting tot en met juli 2020. Onduidelijk is wat van dit omzetverlies goed gemaakt kan worden als vanaf 1 juli weer binnen gesport mag worden en de sportkantines open mogen, in plaats van 1 augustus. Voor veel verenigingen is het sportseizoen dan al ten einde. Mogelijk dat een aantal verenigingen besluit in de zomervakantie open te blijven.
Voor sportverenigingen is een aantal steunmaatregelen beschikbaar: de TOGS, de NOW en het steunfonds van VWS (zie bijlage 1, tabel B1.1). Het steunfonds van VWS heeft een omvang van 110 miljoen euro en is bedoeld om de financiële problemen bij sportverenigingen te verlichten. 90 miljoen van de 110 miljoen is bedoeld voor gemeenten, om het verlies aan huurpenningen te compenseren, als ze verenigingen de huur van de sportaccommodatie kwijtschelden voor de periode 1 maart – 1 juni 2020. Het is nog niet bekend of en op welke manier verenigingen die niet direct huren van de gemeente maar van een andere organisatie, zoals een exploitant van zwembaden, in aanmerking kunnen komen voor het kwijtschelden van de huur in de periode 1 maart tot 1 juni 2020. Verwacht wordt dat het steunfonds van VWS met drie of vier maanden wordt verlengd.
Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) verstrekt borgstellingen aan banken voor sportverenigingen die moeite hebben met het verkrijgen van een bancaire lening ten behoeve van de aanleg, bouw, renovatie of de aankoop van sportaccommodaties. Met ingang van 1 mei 2020 kan SWS ook borgstellingen verstrekken ten behoeve van zogenaamde ‘noodkredieten’. Dat zijn leningen die specifiek bedoeld zijn voor het opvangen van de financiële schade die sportorganisaties hebben geleden als gevolg van de sluiting van de sportclubs als maatregel tegen de verspreiding van het coronavirus. Om het liquiditeitsprobleem van sportverenigingen op te vangen kunnen clubs bij de bank een aanvraag indienen voor een lening, een zogenaamd noodkrediet. Als de bank om een borgstelling vraagt, kan een vereniging bij SWS terecht voor een borgstelling voor een noodkrediet tot 250.000 euro.
Zoals besproken in hoofdstuk 1 worden de financiële stromen gemonitord met een model dat grotendeels is gebaseerd is op het Brancherapport Sport 2019 van KPMG. In figuur 3.13 wordt gevisualiseerd hoe de financiële stromen voor sportverenigingen lopen.
Sportverenigingen ontvangen subsidie van gemeenten en nationale regelingen (zoals voor de aanstelling van buurtsportcoaches, pijl 6). Gemeenten dragen bij aan sportverenigingen in de vorm van nietkostendekkende huurtarieven. Het huurtarief dat door gemeenten van verenigingen gevraagd wordt voor het gebruik van de sportaccommodaties dekt doorgaans niet de kosten die gemeenten maken voor de sportaccommodaties, waarmee de verenigingen tegemoetgekomen worden (pijl 7). De grootste inkomstenbron voor sportverenigingen zijn de consumentenuitgaven. Sporters die lid zijn van een sportvereniging dragen contributie af aan de vereniging (pijl 11). Verder geven ze geld uit in de sportkantine en nemen ze deel aan activiteiten zoals loterijen georganiseerd door de sportverenigingen (pijl 12). Naast de sporters zelf, komen de inkomsten uit de sportkantine en financiële acties ook voort uit andere groepen consumenten zoals ouders van jeugdleden en bezoekers van wedstrijden en evenementen. Tot slot komt een deel van de inkomsten van verenigingen voort uit sponsoring door private partijen (pijl 10).
Gemeenten dragen tevens indirect bij aan sportverenigingen. Jaarlijks worden uitgaven gedaan aan sportparticipatiestimulering voor burgers (pijl 13). Organisaties als Jeugdsportfonds Sport & Cultuur wenden vervolgens deze gelden aan voor stimuleringsregelingen, waarmee kinderen uit lage inkomensgezinnen lid kunnen worden van een sportvereniging.
Door de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus onder controle te houden, komt een aantal financiële stromen voor sportverenigingen onder druk te staan. Met name van de zijde van de consumenten nemen de inkomsten af. Een aantal sporten biedt de leden sinds 11 mei weer iets van activiteiten aan. Per 1 juli geldt dit voor alle takken van sport (binnen de geldende coronamaatregelen). Daarmee lijken de contributies grotendeels in tact te blijven, Onzeker blijft wat de sluiting van de verenigingen voor gevolg heeft voor het ledental het komende seizoen. Tot 1 juli konden consumenten geen uitgaven doen. De verenigingskantines waren tot 1 juli 2020 gesloten en extra activiteiten als loterijen werden niet georganiseerd. Voor de komende periode is onzeker in hoeverre de consumentenuitgaven op de vereniging aantrekken bij openstelling van de sportkantines, binnen de geldende coronamaatregelen. Ook de inkomsten vanuit private partijen zijn onzeker. In veel gevallen lopen sponsorcontracten door. Maar als steeds meer bedrijven het zelf moeilijk krijgen, kan het toch voorkomen dat bedrijven niet meer aan de sponsorafdrachten kunnen voldoen.
De inkomsten vanuit overheden zullen naar verwachting grotendeels in tact blijven. Sterker nog, met de eerder genoemde steunmaatregelen worden de financiële stromen vanuit overheden naar de georganiseerde sport groter. Het blijft echter wel de vraag of deze financiële stromen het verlies van de andere stromen kunnen compenseren.
Marieke Reitsma, Jo Lucassen en Peter van Eldert
Een groot deel van de sportactiviteiten vindt plaats bij sportondernemers. Om de gevolgen van de coronacrisis voor deze ondernemers in kaart te brengen is gebruik gemaakt van registratiedata van de bedrijven en arbeidsmarkt (CBS, Kamer van Koophandel en het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS)), exploitatiedata (CBS), peilingen met betrekking tot de coronacrisis (via brancheorganisaties en POS) en bevolkingspeilingen (Gezondheidsenquête (GE), Vrijetijdsomnibus (VTO), Nationaal
Sportonderzoek (NSO).
De eerste paragraaf van dit hoofdstuk schetst het aanbod van sportondernemers op hoofdlijnen, waarna dieper wordt ingegaan op de diverse branches binnen dat aanbod. De laatste paragraaf geeft een samenvattend beeld van de financiële gevolgen van de coronacrisis voor het aanbod van sportondernemers.
Onder het aanbod van sportondernemers scharen we aanbod van sportaanbieders met een winstoogmerk of commercieel verdienmodel. Bij het Platform Ondernemende Sportaanbieders zijn midden 2020 de volgende categorieën bedrijven aangesloten:
-
1.Fitnesscentra 2. Dansscholen 3. Yogacentra 4. Vechtsportcentra 5. Zwembaden 6. Budosport scholen 7. Watersportcentra 8. Hippische sportcentra 9. Squashcentra 10. Golfbanen 11. Buitensport bedrijven 12. Klim- en bergsportcentra 13. Skatecentra 14. Ski indoorcentra
Tabel B2.1 (bijlage 2) geeft een overzicht van de groepen ondernemingen en enkele kerncijfers, zoals het aantal bedrijven per categorie en de deelname aan de betreffende sporttak. Het totaal aantal lidmaatschappen bij sportondernemers is vergelijkbaar met dat van lidmaatschappen bij sportverenigingen. In 2018 was 23 procent van de Nederlandse bevolking (6 jaar en ouder) lid bij een commerciële sportaanbieder. 40 Daarnaast hebben sportondernemers niet alleen te maken met leden, maar ook met ongebonden sporters, bijvoorbeeld mensen die een kaartje kopen in een zwembad. Volgens
Monitor Sport en corona | Mulier Instituut 45 schattingen van het POS vertegenwoordigen de verschillende categorieën samen bijna 12.000 bedrijven, waar ruim 100.000 medewerkers werken (bijlage 2, tabel B2.1). 41
Hoewel sportondernemers in veel opzichten verschillen, hebben zij deels ook dezelfde kenmerken, dezelfde mogelijkheden en dezelfde uitdagingen. Om deze gezamenlijkheid te onderstrepen, is in 2019 het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) opgericht. De aanleiding voor oprichting van het platform was de behoefte een gezamenlijke stem te vormen om de (maatschappelijke) waarde van de ondernemende sport beter over het voetlicht te brengen. Zeker wanneer het gaat over de maatschappelijke functie van sport, het versterken van de sportsector (bijvoorbeeld via het Nationaal
Sportakkoord), maar ook in subsidieregelingen, is vaak in grotere mate aandacht voor de georganiseerde sport met haar verenigingen. De mogelijkheden, maar ook de bereidheid van ondernemende aanbieders, om een bijdrage te leveren aan de maatschappij, blijft vaak onderbelicht. Hier wil het POS verandering in brengen, door belangenbehartiging richting overheid, vooral gericht op de breedtesport en de elementen
‘gezond, vitaal en sociaal’.
Op last van de Rijksoverheid werden op 15 maart alle sportclubs en fitnesscentra gesloten. De gevolgen die de ondernemers in de weken en maanden daarna hebben ondervonden zijn groot, maar verschillen per categorie. Zowel wat betreft inkomsten als activiteiten. Ook bij de eerste versoepelingen van de maatregelen vanaf eind april ontstaan verschillen, afhankelijk van het type bedrijf. Zoals:
Het maakt uit of je een individuele sportactiviteit (fitness) of een team/groepsactiviteit (budo)
aanbiedt, en in welke mate deze activiteit kan worden omgezet tot een activiteit die door een
individu los, vanuit huis of thuis kan worden gedaan (zoals online fitness- of yogalessen).
Het maakt uit of het bedrijf klanten of leden kent die losse toegangsprijzen betalen, of een
abonnement of lidmaatschap hebben. Een zwembad met losse entreekaartjes had tijdens de
sluiting geen inkomsten, maar een squashcentrum met maandabonnementen wellicht nog wel.
Het maakt veel uit of je als ondernemer een sportactiviteit aanbiedt die buiten (golf) of binnen
(fitness) plaatsvindt, net als de mogelijkheden die er wel (fitness) of niet (squash) zijn om die
binnenactiviteit te verplaatsen naar buiten.
De beperkende maatregelen voor de sportsector startten op 12 maart 2020 en gingen op 15 maart verder met de verplichte sluiting van de meeste sportaccommodaties en afgelasting van activiteiten. Op 27 mei werd bekend dat de verwachte heropeningsdatum voor fitnesscentra en sportscholen 1 juli is, en dat ook openstelling van sportkantines en andere binnensportaccommodatie dan weer toegestaan is. Op 24 juni werd aangekondigd dat vanaf 1 juli onder voorwaarden bijeenkomsten weer toegestaan zijn, en dat voor sporters bij contactsporten (tijdens de activiteit) de anderhalve meter afstand niet geldt. In bijlage 2, tabel B2.2 staat een overzicht van de beperkende (en versoepelende) maatregelen en invloed daarvan op de veertien groepen sportondernemers.
41 Op basis van de indeling naar typen bedrijven en de schattingen van brancheorganisaties is de verwachting dat sommige categorieën bedrijven overlap met elkaar vertonen, waaronder in aantallen bedrijven en aantal medewerkers.
In bijlage 1, tabel B1.1, beschrijven we de steunmaatregelen van de Rijksoverheid. De sportondernemers kunnen gebruikmaken van de steunmaatregelen voor ondernemers of zzp-ers, afhankelijk van het type bedrijf. De algemene steunmaatregelen van het kabinet en de verschillende belasting- en kredietmogelijkheden zijn voor de sportondernemers een optie. Voor andere steunmaatregelen bestaan beperkingen voor gebruik ervan door sportondernemers, vanwege mogelijke ongeoorloofde staatssteun aan bedrijven. Zo zijn de speciale fondsen voor de sport (vanuit het ministerie van VWS en NOC*NSF) niet beschikbaar voor de sportondernemers.
Deze paragraaf gaat over de aanbieders van fitness, zoals fitnesscentra. 42 Volgens data van het CBS zijn er in Nederland 1.395 bedrijven van fitnesscentra en 1.800 vestigingen van fitnesscentra (zie bijlage 2, tabel B2.1). Volgens tellingen van brancheorganisatie NL Actief zijn er 3.900 fitnessondernemingen in
Nederland. Hierbij kunnen we onderscheid maken in twee groepen: conventionele fitnessondernemers
(1.800 bedrijven) en boutiques (2.100 bedrijven). In de groep conventionele fitnessondernemers vallen volgens de beschrijving van de brancheorganisatie de fitnesscentra waar het publiek tegen betaling gebruik kan maken van een ruimte met apparaten voor de lichaamsbeoefening. Hiervan is een derde aangesloten bij een keten. Twee derde is een zelfstandig fitnesscentrum. In de groep boutiques vallen volgens beschrijving van de branche kleinere studio’s, die bijvoorbeeld yoga, pilates, kickboksen, cross-fit of cycling aanbieden. 43
Hoeveel personen exact in de fitnessbranche werkzaam zijn, is onbekend. Via het beroepsregister van de fitnessbranche FITNED.nl zijn 3.758 gediplomeerde professionals ingeschreven, die voldoen aan opgestelde kwaliteitscriteria voor fitnessprofessionals. Het POS/NL Actief schat dat er in totaal 60.000 werknemers actief zijn in de fitnessbranche (bijlage 2, tabel B2.1). In 2017 deed 25 procent van de Nederlandse bevolking tussen 12-79 jaar wekelijks aan fitness. 44 Daarmee is het de meest beoefende sportactiviteit onder Nederlanders. 45 NL Actief is de enige brancheorganisatie voor fitnessondernemers, waaronder de fitnesscentra. Er zijn ongeveer 1.000 fitnesscentra aangesloten bij NL Actief. Bij NL Actief zijn ook yogascholen aangesloten.
De heropening van fitnesscentra werd aangekondigd voor 1 september. De redenering hierbij was dat sporten in een fitnesszaal tot hoog besmettingsgevaar leidt, onder andere door zweten en verspreiding via aerosolen. Dit leidde tot veel onbegrip in de fitnessbranche, getuige verschillende nieuwsberichten,
42 De fitnessbranche is breder dan fitnessaanbieders als fitnesscentra of sportscholen. Er zijn ook leveranciers van fitnessartikelen aan consumenten, fysiotherapeuten of personal trainers. In deze paragraaf beperken we ons tot de fitnesscentra en sportscholen.
44 https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks.
45 ‘Fitness’ is een term waaronder verschillende activiteiten vallen (zoals krachttraining, groepslessen, bootcamp, enz.), die behalve bij een fitnesscentrum ook thuis, in de buitenruimte of bij een andere aanbieder, zoals een welzijnsorganisatie of zorgcentrum kunnen worden beoefend.
interviews en statements vanuit de branche. 46 Eén keten van sportscholen, BigGym, spande een rechtszaak tegen de Staat aan. 47 In de laatste drie weken van mei hebben meerdere overleggen plaatsgevonden tussen de minister en NL Actief namens de fitnessbranche over eventuele eerdere heropening. De fitnessbranche gaf aan dat zij (als één van de eersten) al in april een protocol voor verantwoord sporten op anderhalve meter aanbood aan het kabinet 48 , en namens de fitnessbranche heeft branchevereniging NL Actief een manifest opgesteld. Het kabinet heeft het OMT in mei gevraagd een extra advies uit te brengen over besmettingsgevaar in fitnesscentra. Op woensdag 27 mei is besloten dat heropening van fitnesscentra en sportscholen mogelijk is per 1 juli, op voorwaarde dat het coronavirus zich gedeisd houdt. 24 juni werd duidelijk dat de fitnesscentra en sportscholen 1 juli daadwerkelijk weer open mogen.
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de fitnessbranche. Er is sprake van omzetderving door de gedwongen sluiting van de centra, voor een groot deel door gemiste inkomsten aan entree, lesgelden en lidmaatschappen. Maar er zijn ook gevolgen op terreinen als personeel, activiteiten, nieuwe leden, horeca en verkoop van producten. Om de gevolgen in kaart te brengen zijn de volgende bronnen beschikbaar:
Gegevens over omzetderving (Platform Ondernemende Sportaanbieders). Peiling van brancheorganisatie NL Actief: NL Actief voerde in maart een vragenlijstonderzoek onder haar achterban uit, naar de gevolgen van de coronacrisis voor de ondernemers. Er deden 224 fitnessondernemers aan het onderzoek mee. 49
In de peiling van NL Actief in april 2020 bieden bijna alle bedrijven (97%) tijdens de sluiting van het fitnesscentrum alternatief aanbod aan, zoals filmpjes of een livestream voor oefeningen en lessen thuis.
De meest genoemde alternatieven zijn filmpjes maken, livestreams, Les Mills en on demand Fitsnacks.tv. Er is geen beschikbare informatie over het aantal, of het aandeel van het totaal aantal fitnessbeoefenaars, dat via alternatief aanbod is blijven sporten of is gaan sporten. Per 1 juli kunnen de fitnesscentra hun deuren waarschijnlijk weer openen. Brancheorganisatie NL Actief speelt een grote ondersteunende rol, bijvoorbeeld in het opstellen en communiceren van het protocol Verantwoord
Sporten Fitness. Ook heeft NL Actief verschillende webinars voor ondernemers verzorgd. Onder andere in de webinars constateert de branchevereniging dat bij ondernemers vragen leven over het ‘hoe’ van het uitvoeren van het protocol, bijvoorbeeld vragen over aanpassing van de inrichting van een sportcentrum, over de hygiëne van de cardio- en krachtapparatuur na gebruik, vragen over de invulling van de groepslessen of het inroosteren van leden. Op voorstel van NL Actief wordt een online kennisomgeving ingericht om kennis en producten voor ondernemers beter beschikbaar te maken.
46 Zie onder andere: https://nos.nl/artikel/2333064-sportscholen-willen-ook-open-wij-zijn-net-zo-schoon-als href="https://nos.nl/artikel/2333064-sportscholen-willen-ook-open-wij-zijn-net-zo-schoon-als-een-ziekenhuis.html">een-ziekenhuis.html , https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/07/we-staan-in-hetzelfde-rijtje-als-de-seksclubs href="https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/07/we-staan-in-hetzelfde-rijtje-als-de-seksclubs-a3999041">a3999041 , https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/fitnessbranche-dreigt-met-kort-geding-als
href="https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/fitnessbranche-dreigt-met-kort-geding-als-vervroegde-openstelling-uitblijft~bd7f5447/">vervroegde-openstelling-uitblijft~bd7f5447/.
47 https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/19/kort-geding-fitnessketen-gaat-door-wat-zijn-de-kansen-a4000289. Vanwege het kabinetsbesluit tot heropening per 1 juli is de rechtszaak niet doorgezet.
48 https://www.nlactief.nl/wp-content/uploads/2020/04/17-04-2020-concept-Protocol-Verantwoord-Sporten NL-Actief-versie-voor-branche.pdf .
49 Deze peiling is in maart 2020 uitgezet door brancheorganisatie NL Actief onder bedrijven in de
Nederlandse fitnessbranche. Hierdoor is niet precies bekend op welke bedrijven, en dus op welk deel van de
fitnessbranche, de resultaten uit de peiling betrekking hebben. De fitnessbranche is inmiddels breder dan
alleen de fitnesscentra. Hierdoor is ook de mate van representativiteit van de responsgroep niet vast te
stellen. Bij het interpreteren van de resultaten moet hiermee rekening worden gehouden.
De omzetderving voor de fitnessbranche bij sluiting tot en met april 2020 werd door de brancheorganisatie NL Actief geschat op ruim 66 miljoen euro. Inmiddels is duidelijk dat sluiting tot 1 juli een feit is, dit leidt volgens de raming tot nog eens 130 miljoen euro omzetderving (65 miljoen per maand). Na 1 juli 2020 mogen de fitnesscentra weer open maar zal zeker in het begin nog niet alles terug zijn naar de situatie voor de sluiting van de fitnesscentra. Daarom kan uit worden gegaan van een beperkte openstelling in de periode na 1 juli, wat naar schatting overeen komt met een omzetderving van ruim 44 miljoen euro per maand. Zie tabel B2.3 in bijlage 2.
Als gevolg van de sluiting bestaat het risico dat consumenten besluiten een doorlopend lidmaatschap op te zeggen. Uit de peiling van NL Actief blijkt dat de deelnemende fitnesscentra in april 2020 gemiddeld van 5 procent van hun ledenbestand een gewenste bevriezing of opzegging hadden ontvangen. De meeste ondernemers (zes op de tien ondernemers) hebben te maken met 1 tot 5 procent opzeggingen, een kwart met meer dan 5 procent en de resterende 15 procent met minder dan 1 procent. De brancheorganisatie geeft aan dat veel fitnesscentra leden hebben gecompenseerd door bevriezing van de lidmaatschappen tijdens de sluiting of door korting bij heropening. Dit kan betekenen dat ook na heropening fitnesscentra te maken krijgen met inkomstenderving. Naast eventuele opzeggingen of bevriezingen van lidmaatschappen heeft de sluiting ook gevolgen voor de aanwas van nieuwe lidmaatschappen voor fitnesscentra. Over (het mislopen van) nieuwe leden zijn nog geen gegevens beschikbaar.
De gevolgen van de sluiting zijn voor alle fitnessbedrijven groot, maar de ernst is verschillend per bedrijf en hangt af van de uitgangssituatie van een bedrijf voor de crisis, de kaspositie van een bedrijf en hoeveel leden hun lidmaatschap opzeggen, maar ook van de wijze waarop een bedrijf omgaat met lidmaatschappen en betalingen. Compenseert een bedrijf haar leden voor de tijd dat ze niet op locatie kunnen sporten? Uit de peiling van NL Actief (april 2020) blijkt dat bijna de helft van de respondenten aangeeft de situatie van volledige sluiting 6 tot 10 weken vol te houden, wanneer zij hun leden niet financieel compenseren. Bijna twee op de tien (18%) respondenten houdt het wat langer vol: 11 tot 15 weken. Bijna vier op de tien (38%) houden het 16 weken of meer vol. Wanneer zij hun leden wel
(financieel) compenseren, houden ze het veel korter vol: de helft geeft aan het dan maar 0 tot 5 weken vol te houden, ruim een kwart 6 tot 10 weken en een klein deel meer dan 11 weken. De gemiddelde overlevingstijd bij volledige sluiting onder de respondenten is 15 weken.
Sluiting van de fitnesscentra van 15 maart tot 1 juli komt neer op een sluitingstijd van ruim 15 weken. Als de inschattingen kloppen betekent dit dat ruim de helft van de fitnesscentra deze sluitingstijd niet overleeft, ook al compenseren ze hun leden niet. Als ze hun leden wel compenseren overleeft maar een zeer klein deel. Het online fitnessaanbod kan helpen om leden te blijven binden aan het fitnesscentrum, maar levert geen noemenswaardige inkomsten op. Wat wel kan helpen om deze verwachtingen niet of in mindere mate uit te laten komen, is de beschikbaarheid en het gebruik van de (generieke) steunmaatregelen.
Eerder riep de Consumentenbond al op aan leden van sportscholen om hun lidmaatschap niet op te zeggen, uit coulance met de fitnessbedrijven. Juridisch gezien zijn de centra verplicht compensatie aan leden te bieden. De manier waarop bedrijven met de lidmaatschappen omgaan, verschilt. Sommige centra hebben de lidmaatschappen bevroren, zodat ze na de heropening langer doorlopen. Andere bedrijven doen dit niet, omdat het financieel niet haalbaar is. 50 De Consumentenbond roept ook op genoegen te nemen met alternatieve vormen van compensatie, zoals korting op een volgend pakket, vouchers, inhaalmogelijkheden of online lessen. 51 Volgens brancheorganisatie NL Actief is het langer duren van de verplichte sluiting een groot risico voor de branche, omdat dan de kans dat leden hun lidmaatschap opzeggen groter wordt. Ze kunnen immers langere tijd niet meer bij het centrum sporten:
Volgens Wouters hebben sommige sportscholen al zo'n 30 procent van de leden zien vertrekken. De mensen die nog wel aangesloten zijn hebben veelal een compensatieregeling gekregen, omdat er tijdelijk niet gesport kon worden. De branchevereniging verwacht dat het aantal faillissementen bij heropening in september gelijk zal stijgen. 52
Inmiddels is duidelijk dat de sluiting tot 1 juli 2020 zal duren en niet tot 1 september. Uit bovenstaand bericht blijkt dat ook bij heropening per 1 juli risico’s bestaan voor de fitnesscentra, omdat ze wellicht leden zijn kwijtgeraakt en compensatieregelingen hebben moeten bekostigen. Via registratiedata van de
Kamer van Koophandel is het mogelijk over langere termijn dit type gevolgen te volgen aan de hand van faillissementscijfers.
Ondernemers in de fitnesscentra kunnen gebruik maken van de maatregelen uit steunpakketten 1 en 2 (zie bijlage 1, tabel B1.1), die voor ondernemers gelden. Over de mate waarin fitnessondernemers hiervan gebruik maken, is het volgende bekend.
Gemiddeld hebben volgens de peiling van NL Actief-ondernemers voor 78 procent werktijdverkorting aangevraagd (n=218). 60 procent van de fitnessondernemers heeft voor 100 procent werktijdverkorting aangevraagd, dan wel gebruik gemaakt van de NOW-maatregel.
Uit de fitnessbranche is, tot en met 15 mei, door 1.243 ondernemingen een aanvraag voor TOGS ingediend bij het ministerie van VWS (zie bijlage 3, tabel B3.5). Volgens het CBS heeft de fitnessbranche 1.395 bedrijven en 1.890 vestigingen. Onbekend is of het aantal TOGS aanvragen geregistreerd is per bedrijf of per vestiging, maar vast staat dat het merendeel van de fitnessbranche gebruik heeft gemaakt van de
TOGS-regeling. Deze aanvragen zijn vrijwel allemaal toegewezen, 19 aanvragen zijn nog in behandeling. Vrijwel het gehele bedrag is inmiddels uitbetaald aan de ondernemers. Het gaat om 4.000 euro tegemoetkoming per onderneming. Het totale bedrag waarmee fitnessondernemers vanuit de TOGS ondersteund zijn of worden, bedraagt 4.972.000 euro waarvan op 15 mei 98 procent reeds is uitbetaald aan de ondernemers.
50 https://www.bnnvara.nl/kassa/artikelen/consumentenbond-vraagt-om-coulance-klanten-sportschool .
51 https://radar.avrotros.nl/nieuws/item/neem-genoegen-met-alternatieve-compensatie-van-je-sportschool/ .
52 https://nos.nl/artikel/2335061-sportscholen-hopen-op-goed-nieuws-na-corona-leegloop.html. Wouters is directeur van NL Actief.
In de zwembranche zijn verschillende typen organisaties te onderscheiden, zoals gemeentelijke zwembaden, private zwembaden en zwemscholen. In dit hoofdstuk beperken we ons tot de sportondernemers, dus commerciële zwembaden en zwemscholen. In totaal zijn er volgens het CBS 240 bedrijven met 400 vestigingen binnen de SBI-code zwembaden. 53 In de zwembadbranche zijn naar schatting 9.500 mensen werkzaam. 54 De meeste zwembaden werken naast lidmaatschappen of abonnementen met losse entreemogelijkheden. In 2018 deed 5,8 procent van de Nederlanders tussen 12 en79 jaar wekelijks aan zwemmen. 55 De populariteit van zwemmen neemt volgens die cijfers al jaren af; in 2001 deed nog 13 procent van de Nederlanders wekelijks aan zwemmen. Er zijn circa 320 commerciële zwembaden en zwemscholen aangesloten bij de WIZZ, de brancheorganisatie die is aangesloten bij het
Platform Ondernemende Sportaanbieders.
Op 15 maart moesten alle zwembaden hun deuren sluiten. Op 6 mei werden verschillende versoepelingen aangekondigd. Per 11 mei mochten zowel binnen- als buitenzwembaden heropenen. De anderhalve meter afstand en andere hygiënemaatregelen moeten in acht worden genomen. De kleedruimtes zijn beschikbaar. De douches waren aanvankelijk gesloten, maar mogen vanaf 15 juni weer gebruikt worden.
Voor daadwerkelijke openstelling van een zwembad is altijd toestemming van de gemeente nodig.
In de periode kort voor 6 mei hebben verschillende branche- en zwemorganisaties zich samen met de
Vereniging Sport en Gemeenten verenigd, en zich verdiept in verantwoorde openstelling van de zwembaden. Een belangrijke factor voor openstelling was de mate van verspreiding van het coronavirus via water. Uit onderzoek bleek geen bewijs voor besmetting door het coronavirus via water. Dit werd bevestigd door de WHO 56 . Daarom zag de overheid geen bezwaar tegen heropening van zwembaden. Nadat op 6 mei de heropening per 11 mei door het kabinet was aangekondigd, heeft de zwembadbranche op 8 mei het Protocol Verantwoord Zwemmen gepubliceerd. 57 Voor openstelling van buitenzwembaden speelt, naast het voldoen aan de RIVM voorschriften zoals vastgelegd in het protocol, ook de mate waarin handhaven mogelijk is een belangrijke rol. Verschillende buitenbaden hebben al besloten om deze reden
(nog) niet te openen.
Door de gedwongen sluiting hebben zwembaden te maken met gemiste inkomsten aan entree, lesgelden en lidmaatschappen. Maar er zijn ook gevolgen op terreinen als personeel, activiteiten, nieuwe leden en horeca. Om de gevolgen in kaart te brengen zijn de volgende data en bronnen beschikbaar:
53 In totaal zijn er in Nederland ongeveer 880 publiek toegankelijke zwembaden (Database Sport
Accommodaties (DSA), Mulier Instituut, 2020), waaronder ook gemeentelijke zwembaden. Deze zwembaden
blijven hier buiten beschouwing.
54 WIZZ, 2020.
55 https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks .
56 https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/water.
57 https://www.zwembadbranche.nl/protocol-verantwoord-zwemmen/ .
Omzetderving (POS, gebaseerd op gegevens brancheorganisatie WIZZ). Peiling van brancheorganisatie WIZZ onder leden van WIZZ (zwembaden en zwemscholen) over de financiële gevolgen van de coronamaatregelen. Op de enquête hebben 21 bedrijven gereageerd. Hieronder zijn drie grote concerns, die een grote hoeveelheid aan zwembaden vertegenwoordigen, en namens al deze zwembaden gecombineerd hebben gereageerd. 58 Peiling van platform Zwembadbranche onder zwemscholen en zwembaden over de gevolgen van de coronamaatregelen en ondersteuning. 579 zwemscholen en zwembaden namen deel aan het onderzoek. 59
Als gevolg van de verplichte sluiting op 15 maart zijn alle activiteiten in zwembaden direct gestopt. De volgende typen activiteiten in zwembaden worden onderscheiden:
ouder- en kindzwemmen; zwemlessen en schoolzwemmen (t/m 12 jaar); zwemlessen ouder dan 13 jaar; groepsactiviteiten, waaronder ook gebruik door verenigingen van het zwembad; banenzwemmen; recreatief zwemmen. 60
Dit betekent dat in elk geval de wekelijkse zwemmers (5,8 procent van de Nederlandse bevolking van 12- 79 jaar 61 ), tussen 15 maart en 10 mei niet hebben gezwommen in een zwembad (gebruik van privézwembaden wordt buiten beschouwing gelaten). Daarnaast hebben ook recreatief zwemmen, incidenteel zwemmen en zwemlessen niet plaatsgevonden. Vanwege de afhankelijkheid van de fysieke locatie om te kunnen zwemmen, is het aannemelijk dat zwemmen zeer beperkt heeft plaatsgevonden in deze periode (in buitenwater). Onbekend is of zwembaden en zwemscholen alternatief aanbod hebben ontwikkeld in deze periode.
Sinds de heropening op 11 mei mogen alle genoemde activiteiten weer plaatsvinden in zwembaden (mits de opening is goedgekeurd). In het genoemde Protocol Verantwoord Zwemmen wordt voor ieder type activiteit beschreven welke maatregelen en beperkingen gelden. Vooral de verplichte handhaving van anderhalve meter afstand zal leiden tot meer benodigde inspanningen van zwembaden en wellicht tot kleinere aantallen mensen tegelijk in een zwembad. Onbekend is nog hoe dit in de praktijk uitwerking krijgt.
De heropening van zwembaden (zowel binnen- als buiten) is officieel weer toegestaan, maar de mate waarin zwembaden ook daadwerkelijk open zijn gegaan per 11 mei verschilt. Zo bleek al dat niet alle buitenbaden openen, omdat zij (nog) niet alle maatregelen kunnen handhaven. Andere zwembaden waren op 11 mei organisatorisch gezien nog niet klaar voor heropening. Voor de branche kwam de heropening als
58 Omdat voor de drie concerns geldt dat zij een groot aantal zwembaden vertegenwoordigen, is onbekend op welk aantal zwembaden de resultaten van de enquête van WIZZ precies betrekking heeft. Hier moet
rekening mee worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten.
59 Resultaten van de peiling in te zien via: https://lmcg.foleon.com/zbb/e-zine-3/resultaten-inventarisatie href="https://lmcg.foleon.com/zbb/e-zine-3/resultaten-inventarisatie-situatie-corona-crisis/">situatie-corona-crisis/ . Ook niet-commerciële zwembaden behoren tot de respondenten van deze peiling.
60 https://water-vrij.nl/wp-content/uploads/2020/05/Protocol-Verantwoord-Zwemmen-versie-1.3-15-05-
61 https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks .
een redelijke verrassing. Zo was er een zwembad met een leeg bassin en een zwembad dat nog bezig was met extra onderhoudswerk. 62 Daarnaast is een vraag in welke mate heropening voor alle zwembaden en voor alle gebruikers van zwembaden positief is. Door de afstands- en hygiënemaatregelen is het aannemelijk dat er een stuk minder bezoekers in zwembaden kunnen komen, en dat zwembaden meer kosten moeten maken om aan de voorschriften te voldoen. Daarnaast kan het zijn dat, door de beperkte ruimte in het bad (het aantal mensen dat er tegelijk in mag), bepaalde groepen minder mogelijkheden hebben om badwater te gebruiken. Kunnen bijvoorbeeld alle leden van een grote zwemvereniging weer aan trainingen deelnemen? En kan het banenzwemmen doorgaan als een vereniging meer uren badwater nodig heeft om alle leden te kunnen laten zwemmen?
De zwembaden hebben vaak te maken met overeenkomsten met consumenten (lidmaatschappen en doorlopend lesgeld), maar ook met huurovereenkomsten met verenigingen die van het zwembad gebruik maken.
In de peiling van Zwembadbranche geeft een ruime meerderheid van de responderende zwembaden (76%) en zwemscholen (71%) aan dat het merendeel van hun klanten de betaling tijdens de crisis wil stoppen of betaalde periodes wil inhalen na de looptijd van de overeenkomst. Het andere (kleinere) deel van zwembaden en zwemscholen geeft aan dat het merendeel van de klanten wil doorbetalen en op een later moment compensatie wil afstemmen of compensatie niet nodig vindt. In dezelfde peiling geeft ongeveer de helft van de zwembaden (50%) en zwemscholen (46%) aan dat ze de periodieke facturen aan klanten direct hebben stopgezet. Het gaat bijvoorbeeld om abonnementsgeld of lespakketten. Nog eens een redelijk deel van de zwembaden (16%) en de zwemscholen (24%) heeft nog de maand maart geïncasseerd, maar daarna de facturen ook stopgezet.
Ook in de peiling bij de achterban van de WIZZ is gevraagd of zwembaden de contributies van bezoekers blijven innen. Een meerderheid (81 procent) van de responderende zwembaden geeft aan geen contributies meer te innen, 5 procent gaat hiermee door, en 14 procent weet het nog niet. Dezelfde respondenten geven aan dat ze het innen van de huur van verenigingen of huurders wel vaker continueren. 34 procent blijft dit doen, 50 procent niet en 15 procent weet het nog niet.
De omzetderving voor de zwembadbranche bij sluiting tot en met april 2020 werd door brancheorganisatie WIZZ geschat op 44,25 miljoen euro. Bij verlenging van de sluiting in mei en juni werd de omzetderving, zowel bij volledige sluiting als beperkte opening, op nog eens 29,5 miljoen euro per maand geraamd. De verlenging van sluiting in mei (deels) en in juni heeft niet plaatsgevonden, dus volledige omzetderving is niet van toepassing voor die maanden. De openstelling per 11 mei is echter per definitie een beperkte openstelling, vanwege de hygiëne en afstandsmaatregelen waaraan moet worden voldaan. Onbekend is tot welke mate van omzetderving deze beperkte openstelling leidt. Zie de volledige gegevens in tabel B2.3 van bijlage 2.
Om de omzetderving te compenseren, kunnen zwembaden en zwemscholen op verschillende manieren gebruik maken van ondersteuning. Vanuit het landelijk steunpakket zijn in principe de maatregelen voor ondernemers van toepassing. Uit de peiling van WIZZ blijkt dat twee derde van de zwembaden aangeeft in
62 Zie bijvoorbeeld: https://nos.nl/artikel/2333677-meer-chloor-thuis-omkleden-maar-nog-lang-niet-elk href="https://nos.nl/artikel/2333677-meer-chloor-thuis-omkleden-maar-nog-lang-niet-elk-zwembad-is-alweer-open.html">zwembad-is-alweer-open.html .
aanmerking te komen voor de TOGS, 14 procent zegt niet in aanmerking te komen en 19 procent weet dit nog niet. In het onderzoek van Zwembadbranche geeft het merendeel van de zwembaden (66%) en zwemscholen (65%) aan hulp te vinden in het steunpakket van de Rijksoverheid.
Aan de ondernemers in het WIZZ-onderzoek is gevraagd welke (andere) vormen van ondersteuning ze ontvangen. Sommige zwembaden ontvangen bijvoorbeeld uitstel van betalingen van de huur of andere lasten door de gemeente. Wanneer aan de bedrijven wordt gevraagd welke vorm van ondersteuning hen zou kunnen helpen de crisistijd te doorstaan, geven de respondenten het vaakst aan dat zij behoefte hebben aan financiële steun van de (gemeentelijke) overheid. Ook kwijtschelding van huur en doorbetaling door verenigingen (die een zwembad huren) zou voor een deel van de ondernemers helpen.
Uit het onderzoek van Zwembadbranche blijkt dat voor veel van de responderende bedrijven
steunmaatregelen van de gemeente een oplossing zijn, voornamelijk voor zwembaden (55%) en in mindere mate voor zwemscholen (25%). 10 procent van de zwembaden en 22 procent van de zwemscholen geeft in dat onderzoek aan op geen enkele manier financiële steun te kunnen vinden.
De mate waarin zwembaden en zwemscholen worden getroffen is bepalend voor de situatie waarin de zwembaden en scholen zich bevinden bij heropening. In de peiling van WIZZ geven de responderende bedrijven aan dat de periode dat de bedrijven het naar eigen schatting zouden volhouden in de situatie van volledige sluiting gemiddeld 5,5 maanden is. In de peiling van Zwembadbranche blijken verschillen te bestaan tussen zwembaden en zwemscholen in de periode waarin ze sluiting zouden volhouden. Bijna de helft van de zwembaden (45%) zou het langer dan drie maanden volhouden, tegenover 16 procent van de zwemscholen. Het overige deel van de zwemscholen zou het korter volhouden: 44 procent drie maanden, 21 procent twee maanden en 17 procent slechts één maand. Dit zou kunnen komen doordat zwembaden langer kunnen steunen op subsidies. De sluiting van zwembaden is vanaf begin mei opgeheven, en dus lijkt het erop dat met een periode van gedwongen sluiten van 1,5 à 2 maanden, het grootste deel van de zwembaden het heeft kunnen volhouden.
Met de heropening van de zwembaden zijn de zorgen van de organisaties niet verdwenen. Uit de peiling van Zwembadbranche blijken de meest genoemde zorgen voor na de crisis:
te weinig financiële draagkracht onder klanten (zwembaden: 40%, zwemscholen: 42%); te weinig financiële reserve (zwembaden: 36%, zwemscholen: 43%); te weinig water om wachtlijsten en leerachterstanden weg te werken (zwembaden: 32%, zwemscholen: 41%); te weinig personeel om wachtlijsten en leerachterstanden weg te werken (zwembaden: 22%, zwemscholen: 28%).
De verwachtingen wat betreft de omzet zijn volgens de responderende bedrijven in hetzelfde onderzoek dat zij minder omzet zullen hebben na de crisis dan voor de crisis. Onder de zwembaden verwacht 58 procent minder omzet en 29 procent gelijke omzet. Onder de zwemscholen verwacht 52 procent minder omzet en 37 procent gelijke omzet. De zwemscholen zijn dus iets optimistischer over de verwachte omzet na de crisis.
Zwembadondernemers kunnen gebruik maken van de maatregelen uit steunpakketten 1 en 2 van de
Rijksoverheid, die voor ondernemers gelden (zie bijlage 1, tabel B1.1). Over de mate waarin zwembaden hiervan gebruik maken, is het volgende bekend:
Binnen de SBI-code zwembaden is door 214 bedrijven een aanvraag voor TOGS ingediend bij het ministerie van VWS (zie bijlage 3, tabel B3.5). Met in totaal 400 vestigingen van bedrijven binnen de sectorcode zwembaden (CBS) heeft ongeveer 54 procent een aanvraag ingediend. Deze aanvragen zijn vrijwel allemaal toegekend. Het gehele bedrag is inmiddels uitbetaald aan de ondernemers. Het gaat om 4.000 euro tegemoetkoming per onderneming. Het totale bedrag waarmee zwembaden vanuit de TOGS ondersteund zijn, bedraagt 856.000 euro.
De golfbranche kent ongeveer 200 golfbaanexploitanten. 63 135 daarvan zijn aangesloten bij de
Nederlandse Vereniging van Golfaccommodaties (NVG). Dit is de brancheorganisatie voor golfbanen, die is aangesloten bij het Platform Ondernemende Sportaanbieders. Er zijn naar schatting van de POS 3.500 mensen werkzaam in de golfbranche. 2 procent van de Nederlanders tussen de 12 en 79 jaar deed in 2018 wekelijks aan golf. 64 In totaal zijn er ruim 435.000 golfers, volgens jaarlijks onderzoek naar de golfbranche. 65
De Nederlandse Golf Federatie (NGF) is de sportbond voor golfverenigingen (ongeveer 270 aangesloten verenigingen). Deze sportbond is aangesloten bij NOC*NSF. De sporters zijn aangesloten bij een vereniging, en krijgen via de vereniging een NGF-pas om te golfen. 75 procent van de golfers speelt op een baan die is aangesloten bij de NVG. Via deze weg is er binnen de golfsport een verbinding tussen de georganiseerde verenigingssport (golfverenigingen bij de NGF) en de sportondernemers (golfbanen via de NVG).
Op 15 maart moesten alle golfbanen hun deuren sluiten. Op 6 mei werden verschillende versoepelingen aangekondigd. Per 11 mei was sporten door volwassenen in de buitenruimte en op anderhalve meter afstand weer toegestaan. Hieronder viel ook het golfen op een golfbaan.
Door de gedwongen sluiting hebben golfbanen te maken met gemiste inkomsten aan greenfees (entree op een golfbanen voor mensen zonder lidmaatschap), lidmaatschappen, horeca- en verhuurinkomsten. Maar er zijn ook gevolgen op terreinen als personeel, activiteiten en nieuwe leden. Om de gevolgen in kaart te brengen zijn de volgende data en bronnen beschikbaar:
Omzetderving (POS, gebaseerd op gegevens brancheorganisatie NVG). Peiling van brancheorganisatie NVG onder golfbanen. Een enquête is verspreid onder 200 golfbanen, waarbij de respons circa 150 banen betrof.
Door de sluiting op 15 maart stopten alle activiteiten van golfbanen. Golfaccommodaties hebben vaak, naast de banen waarop gespeeld wordt, ook andere voorzieningen, zoals horeca en verhuur van ruimten voor zakelijke doeleinden. Al deze activiteiten lagen noodgedwongen stil. De NGF heeft in de periode van
63 NVG (2020). Er zijn in Nederland 277 golfbanen (Database Sport Accommodaties (DSA), Mulier Instituut, 2020).
64 https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks .
65 Zie het onderzoek ‘State of the Industry’ door NVG en NGF: https://www.nvg-golf.nl/branche href="https://www.nvg-golf.nl/branche-info/onderzoeken">info/onderzoeken .
sluiting alternatief aanbod voor golfers georganiseerd, zoals een online training en een webinar. 66 Vanaf 11 mei is golfen weer toegestaan, maar voor volwassenen wel op anderhalve meter afstand. Dit betekent dat de golfaccommodaties moeten voorzien in deze en andere (hygiëne-)maatregelen. De NVG en NFG hebben hiervoor het Protocol Verantwoord Sporten en Golf opgesteld en gecommuniceerd, naar voorbeeld van het Protocol Verantwoord Sporten van het POS. 67 Hierin staat onder andere beschreven dat horeca en kleedkamers gesloten zijn. Op veel golfbanen zijn looproutes aangelegd.
De horeca is een belangrijk onderdeel voor golfaccommodaties. Volgens onderzoek naar de exploitatie van golfbanen zorgt voeding en drinken gemiddeld voor bijna de helft van de omzet bij golfbanen. 68 Voor de horeca werden versoepelingen (met voorwaarden zoals anderhalve meter afstand) per 1 juni aangekondigd. In deze aankondiging staat beschreven dat de horeca op golfaccommodaties hieronder valt en niet als sportkantine wordt beschouwd. Uit een nieuwsbericht van de NVG 69 blijkt echter dat veiligheidsregio’s pas kunnen handhaven en dus toestemming voor opening geven, op basis van een noodverordening. Via een modelnoodverordening is handhaving door veiligheidsregio’s en dus opening van horeca op golfaccommodaties per 1 juni mogelijk.
De omzetderving voor de golfbranche bij sluiting tot en met april 2020 werd door brancheorganisatie NVG geschat op 26,2 miljoen euro. De heropening vond plaats op 11 mei, dus de omzetderving zal vanaf die datum minder zijn, maar er nog wel zijn omdat bijvoorbeeld nog steeds afstandsmaatregelen en een verbod op evenementen en grote bijeenkomsten gelden. Zie tabel B2.3 in bijlage 2.
Uit de peiling van de NVG onder golfbanen blijkt dat het grootste deel van de inkomstenderving ontstaat door gemiste omzet in de horeca en derving van lidmaatschappen. Een andere belangrijke post zijn losse greenfees, waaronder ook greenfees voor groepen. Deze inkomstenderving is direct gerelateerd aan de activiteiten die sinds 15 maart geen doorgang vinden. Daarnaast missen de golfbanen inkomsten uit verhuur voor bijvoorbeeld vergaderingen en inkomsten van golfprofessionals. De inkomstenderving vanuit greenfees en lidmaatschappen zou vanaf mei moeten verminderen, omdat er weer gegolfd wordt.
Onbekend is nog welk deel van de inkomstenderving blijft bestaan door de maatregelen die in acht genomen moeten worden, maar aannemelijk is wel dat deze inkomsten vanaf mei nog niet op oude niveau zullen zitten. Dit geldt zeker ook voor de inkomsten uit de horeca. Vanwege de geldende voorwaarden voor openstelling, zal sprake blijven van gedeeltelijke inkomstenderving.
De schade veroorzaakt door de coronamaatregelen en de daaruit volgende omzetderving kan
worden beperkt door te bezuinigen op uitgaven, vooral op variabele lasten zoals schoonmaken, inkoopkosten kantine en energieverbruik. Inzicht in de bezuinigingsmogelijkheden ontbreekt, zodat de precieze schade niet valt vast te stellen.
Golfondernemers kunnen gebruik maken van de maatregelen uit steunpakketten 1 en 2 van de
Rijksoverheid, die voor ondernemers gelden (zie tabel B1.1 in bijlage 1). Omdat de golfbranche niet
66 Zie ook: https://www.ngf.nl/over-golf/online-trainingen .
67 https://www.ngf.nl/~/media/pdfs/corona/concept-protocol-verantwoord-sporten-en-golf-april-2020-
22042020-v3.pdf?rev=209326393 .
68 https://www.nvg-golf.nl/branche-info/onderzoeken .
69 https://www.nvg-golf.nl/update-golfbranche-coronacrisis-26-mei-2020-update-ngf-nvg .
beschikt over een aparte SBI-code in het Kamer van Koophandel register, is het niet mogelijk een overzicht te presenteren van de TOGS-aanvragen door golfondernemers.
Uit de peiling van NVG onder golfbanen blijkt dat de golfondernemers gebruik maken van de NOW- regeling voor tegemoetkoming in loonkosten. Volgens een raming leidt gebruik van deze regeling tot een besparing van 5 miljoen euro per maand. Dit zou gemiddeld 25.000 euro tegemoetkoming per maand per golfbaan betreffen. Het daadwerkelijke aantal aanvragen voor NOW door golfondernemers is niet bekend.
Onder de groep hippische sportondernemers zijn manegebedrijven, IST-bedrijven (Instructie, Sport,
Training) en combinaties hiervan. 70 Daarnaast bestaan er paardensportverenigingen, die vallen onder de georganiseerde sport. Volgens het CBS staan binnen de sector paardensport en maneges (SBI-code 93.125) 1.895 hippische bedrijven geregistreerd. Volgens de Federatie van Nederlandse Ruitersportcentra (FNRS) zijn er ruim 1.000 maneges in Nederland. De FNRS (Federatie voor Nederlandse Ruitersport Centra) is de brancheorganisatie voor hippische sportondernemers. Bij de FNRS zijn 423 hippische bedrijven aangesloten. Naar schatting zijn bij de FNRS aangesloten bedrijven ruim 2.700 medewerkers werkzaam. 71
Het aandeel mensen dat wekelijks aan hippische sport doet, is 1,6 procent van de Nederlandse bevolking tussen 12 en79 jaar (ruim 270.000 mensen). 72 Hippische sportbeoefenaars kunnen zich aansluiten bij de
Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS), de sportbond. Aansluiten bij de sportbond kan via een vereniging, een manege of direct bij de KNHS. In 2019 telde de KNHS 149.248 lidmaatschappen. 73
Voor paardensportaccommodaties gold op een aantal fronten een uitzondering op de sluiting van sportaccommodaties per 15 maart. Zij bleven met aangepaste maatregelen wel geopend om paarden te voorzien in hun basisbehoeften. Alle lessen en (sport)activiteiten moesten per direct worden stopgezet.
De uitzondering houdt het volgende in:
Tot 1 september geldt voor de paardensport nog steeds de uitzonderingspositie dat individueel rijden en verzorgen van paarden in de binnensportaccommodatie is toegestaan voor paardeneigenaren en verzorgers in verband met het welzijn en de gezondheid van de paarden. Hieronder valt zowel de verzorging van de paarden als het geven van voldoende dagelijkse beweging. Om dit te kunnen garanderen blijven binnensportaccommodaties (verenigingen, maneges, stallen, etc.) aangepast open voor dierverzorgers (zoals eigenaren, berijders en huurders), personeel en dienstverleners zoals hoefsmeden, dierenartsen en leveranciers. 74
70 De verkoop van paarden is onderdeel van de paardensector, en speelt ook in de paardensportbranche een rol, maar laten we in deze paragraaf buiten beschouwing. Ter indicatie: de exportwaarde voor Nederland
van levende paarden in 2017 was 385 miljoen dollar. United Nations Commodity Trade Statistics Database .
71 FNRS, 2020 .
72 https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks .
73 https://www.knhs.nl/media/17738/kerncijfers-website-2016-2019.pdf .
74 https://www.fnrs.nl/nieuws/165-corona-paardensportaccommodaties-blijven-aangepast-open .
Per 28 april kregen bedrijven ruimte om georganiseerde paardensportactiviteiten voor jeugd aan te bieden, in de buitenruimte. Kantines moesten gesloten blijven. Per 11 mei volgde deze verruiming ook voor volwassenen: sporten kon in de buitenruimte. Opening van de sportkantines en paardensportactiviteiten in binnensportaccommodaties (activiteiten die niet onder de uitzonderingspositie vielen) is mogelijk vanaf 1 juli 2020.
Door de gedwongen sluiting hebben maneges en andere paardensportbedrijven te maken met gemiste inkomsten. Maar er zijn ook gevolgen op terreinen als personeel, activiteiten en nieuwe leden. Om de gevolgen in kaart te brengen zijn de volgende data en bronnen beschikbaar:
Omzetderving (POS, gebaseerd op gegevens brancheorganisatie FNRS). Peiling van brancheorganisatie FNRS onder paardensportaanbieders. FNRS (paardensportondernemers) en KNHS (paardensportverenigingen) hebben elke twee weken een coronamonitor uitgezet onder hun achterban. 75 Resultaten uit drie peilingen worden gebruikt: o Week 14 (maart): monitor I o Week 16 (april): monitor II o Week 19 (mei): monitor III
Een groot deel van de paardensportbeoefenaars (1,6 procent van de bevolking) heeft vanaf half maart tot 29 april (jeugd) en 11 mei (volwassenen) niet aan paardensport gedaan. Vanwege de genoemde uitzonderingspositie van paardensportondernemers, vanwege paardenwelzijn, zijn accommodaties met eigen paarden open gebleven voor de noodzakelijke verzorging, waarbij paarden ook zijn bereden. Dit kan echter niet als een (sport)activiteit worden gezien. Eventuele andere activiteiten bij paardensportondernemers, zoals horeca of verhuur, zijn per 15 maart gestopt. Uit de peilingen van FNRS onder de achterban blijkt dat bijna alle bedrijven tijdens de sluiting bezig zijn geweest met het ontwikkelen van alternatief aanbod voor hun klanten en leden. In de eerste peiling (week 14) gaf 62 procent van de bedrijven aan dit te doen, in de derde peiling (week 19) was dit opgelopen naar 92 procent van de bedrijven. De meest genoemde vormen van alternatief aanbod zijn het maken van video’s van paarden/pony’s, zodat klanten die kunnen volgen, informatieve video’s en online theorielessen.
Per 28 april kregen kinderen en jongeren meer ruimte, en aangezien bij maneges veel kinderen paardrijden is te verwachten dat hierdoor weer veel activiteit is ontstaan. Ook is het handhaven van de afstand voor jongeren (per 29 april) en volwassenen (per 11 mei) wellicht relatief makkelijker bij paardrijden dan bij andere sportactiviteiten. In welke mate de sportactiviteiten bij paardensportbedrijven sinds de versoepelingen zijn hervat, is onbekend. Zo was het bijvoorbeeld voor niet alle maneges mogelijk om per 29 april te openen, vanwege verschillen tussen gemeenten in de aanpak voor opening. De noodzakelijke noodverordening door de veiligheidsregio is voor gemeenten de basis om heropening toe te staan en te handhaven. Hier gaat in de meeste gevallen wat tijd overheen. 76 Uit de derde coronamonitor van FNRS blijkt dat zes van de tien ondervraagde ondernemers per 29 april hun buitenaccommodatie hebben geopend voor jeugd. De rest is later geopend of heeft geen klanten in de doelgroep jeugd.
75 https://www.fnrs.nl/thema/coronavirus/documenten/123-coronamonitor .
76 https://www.fnrs.nl/nieuws/219-niet-elke-manege-kan-open-vandaag .
Veel paardensportaccommodaties bieden horeca aan, in verschillende vormen. De opening van sportkantines stond gepland voor 1 september, maar is vervroegd naar 1 juli. De opening van de reguliere horeca was 1 juni (max 30 personen). Dit heeft verschillende gevolgen voor de horeca-activiteiten van paardensportaccommodaties. Sommige ondernemers hebben ‘paracommerciële eet- en drinkgelegenheden’ en vallen onder de verenigingskantines die per 1 juli open mogen. Andere ondernemers hebben commerciële horeca, en mochten daarom per 1 juni weer open (indien ze buitensportfaciliteiten en een volledige horecavergunning hebben). 77
Brancheorganisatie FNRS heeft tijdens de coronacrisis verschillende activiteiten ondernomen om paardensportondernemers te informeren en te ondersteunen. In een speciaal coronadossier 78 staat een overzicht van deze activiteiten. Na de aangekondigde versoepeling heeft de FNRS in samenwerking met de KNHS materiaal, waaronder protocollen en communicatiemateriaal, voor verantwoorde heropening opgesteld. 79 Paardensportbedrijven geven ook voorlichting aan klanten en leden tijdens de coronacrisis; 70 procent van de bedrijven vindt dit geen probleem, 11 procent geeft aan moeite te hebben met het geven van goede voorlichting (FNRS: CoronaMonitor III). De bedrijven halen hun informatie uit verschillende bronnen. In de monitor van FNRS geven bedrijven aan vooral informatie te halen uit bronnen van de FNRS, landelijke media en de website van de landelijke overheid (FNRS: CoronaMonitor II, III).
De omzetderving voor de paardensport bij sluiting tot en met april werd door brancheorganisatie FNRS geschat op 11,3 miljoen euro, zie tabel B2.3 in bijlage 2. De heropening vond plaats op 11 mei. Dit gaat gepaard met voorwaarden en beperkingen, dus ook na de heropening in mei zal waarschijnlijk sprake zijn van omzetderving, bijvoorbeeld wat betreft horeca-inkomsten. Uit de peiling van FNRS onder haar achterban blijkt dat het omzetverlies voor de bedrijven voortkomt uit groepslessen, evenementen en horeca (FNRS: CoronaMonitor I). In de derde peiling geeft bijna 30 procent van de ondernemers aan dat zij klanten/ruiters hebben die hun geld terugvragen (FNRS: CoronaMonitor III).
De Sectorraad Paarden heeft onderzoek gedaan naar financiële schade voor de paardensector als gevolg van de coronacrisis. De Sectorraad raamt de omzetderving op ruim 150 miljoen euro. 80 Dit betreft de hele paardensector, waar de paardensport onderdeel van uitmaakt, maar waarbij zaken als het wegvallen van keuringen, stilvallen van de export en omzet in gerelateerde sectoren worden meegenomen.
Uit de drie coronamonitoren van FNRS blijkt dat meer dan de helft van de paardensportbedrijven niet verwacht dat ze tijdens de crisis personeel zal moeten ontslaan (tussen 55% en 65% van de bedrijven).
Ruim een kwart heeft geen personeel (en hoeft dit dus ook niet te ontslaan). Het aandeel bedrijven dat dit wel verwacht te moeten doen varieert tussen 18 en 25 procent in de peilingen.
77 https://www.fnrs.nl/nieuws/245-commerciele-horeca-op-paardensportaccommodatie-mag-open .
78 https://www.fnrs.nl/?file=1377&m=1586422233&action=file.download .
79 https://www.fnrs.nl/thema/coronavirus/documenten .
80 Deze raming is gebaseerd op een inventarisatie via de dragende organisaties van de Sectorraad Paarden en andere signalen uit de sector. De geschatte financiële omzetderving van ruim 152 miljoen euro geldt voor de periode sinds de start van de beperkende maatregelen tot en met eind augustus 2020. Zie:
miljoen-euro-en-vraagt-het-ministerie-om-steun/ .
Uit de peilingen van de FNRS blijkt dat een groot deel van de paardensportbedrijven in het begin van de crisis nog geen inzicht had in de mate waarin ze voldoende financiële buffers hadden. De gemiddelde geschatte overlevingstijd door paardensportbedrijven varieerde in de drie peilingen tussen 5,2 en 5,9 maanden. Een kleiner deel van de paardensportondernemers (tussen de 10 en 20 %) heeft geen buffer en geeft in de monitor aan direct of binnen één maand extra krediet nodig te hebben. Verder blijkt uit de peilingen dat een deel van de ondernemers problemen heeft met liquiditeit en zich hier zorgen over maakt (FNRS: CoronaMonitor, I, II, III).
Alle bovenstaande genoemde gevolgen van de coronamaatregelen zijn bepalend voor de toekomst van de bedrijven. De mate waarin paardensportbedrijven vertrouwen hebben in het overleven van de crisis verschilt en was vooral in het begin van de crisis lager, zo blijkt uit het onderzoek van de FNRS. 38 procent van de responderende bedrijven had in de week van 31 maart vertrouwen de crisis te overleven
(FNRS: CoronaMonitor: I). In de week van 14 april betrof dit al 48 procent van de respondenten (FNRS:
CoronaMonitor II) en in de week van 5 mei was dit gestegen tot 55 procent (FNRS: CoronaMonitor III). De meeste andere bedrijven zijn neutraal; circa 10 procent heeft geen vertrouwen in het overleven van de crisis.
Hippische ondernemers kunnen gebruik maken van de maatregelen uit steunpakketten 1 en 2 van de
Rijksoverheid, die voor ondernemers gelden (zie tabel B1.1 in Bijlage 1). Over de mate waarin paardensportbedrijven hiervan gebruik maken, is het volgende bekend:
Binnen de groep paardensport en maneges is door 848 bedrijven een aanvraag voor TOGS ingediend bij het ministerie van VWS (zie Bijlage 3, tabel B3.5). Deze aanvragen zijn vrijwel allemaal toegekend, zestien aanvragen zijn nog in behandeling. Vrijwel het gehele bedrag is inmiddels uitbetaald aan de ondernemers. Het gaat om 4.000 euro tegemoetkoming per onderneming. Het totale bedrag waarmee paardensportondernemers vanuit de TOGS ondersteund zijn of worden, bedraagt 3.328.000 euro, waarvan op 15 mei 98 procent reeds is uitbetaald aan de ondernemers.
Uit de raming van FNRS blijkt dat de paardensportondernemers gebruik maken van de NOW-regeling voor tegemoetkoming in loonkosten. Volgens een raming leidt gebruik van deze regeling tot een besparing van 1,5 miljoen euro per maand. Het daadwerkelijke aantal aanvragen voor NOW door ondernemers binnen de paardensport is niet bekend.
Naast de vier behandelde groepen sportondernemers levert het POS informatie over tien andere categorieën sportondernemers:
Budosport scholen Buitensport bedrijven Dansscholen Indoor skicentra Klim- en bergsportcentra Yogacentra Skatecentra Squashcentra Vechtsportcentra Watersportcentra
Deze groepen ondernemers zijn, wat betreft bedrijfsgrootte en sportdeelname, over het algemeen wat kleiner dan de vier groepen ondernemers die in voorgaande paragrafen zijn beschreven. Van deze tien groepen zijn de kerncijfers te zien in tabel B2.1 in bijlage 2. Niet voor elke groep ondernemers zijn alle kerncijfers beschikbaar.
In de inleiding van dit hoofdstuk is beschreven welke beperkende, versoepelende en steunmaatregelen in het algemeen gelden voor sportondernemers. In de tabel B2.2 in bijlage 2 is voor de verschillende groepen te zien op welke manier de beperkende en versoepelende maatregelen voor hen gelden.
Over de (financiële) gevolgen van de coronacrisis voor deze groepen ondernemers, is tot op heden alleen een raming van de omzetderving beschikbaar. Deze ramingen zijn gecommuniceerd door het POS, op basis van ramingen van de verschillende brancheorganisaties van de ondernemersgroepen. In tabel B2.3 van bijlage 2 staat een overzicht van de geraamde omzetderving voor deze groepen, met waar mogelijk een uitsplitsing naar maand, type openstelling en invloed van de NOW-regeling. 81
De sportondernemers genereren vanuit vier bronnen inkomsten: vanuit gemeenten, consumenten, sportverenigingen en private partijen (figuur 4.1). De bijdragen vanuit gemeenten komen voornamelijk ten goede aan zwembaden. Een aantal zwembaden is in eigendom en beheer van de gemeente en de ondernemer huurt het zwembad voor gebruik. Deze huurtarieven zijn meestal niet-kostendekkend, de gemeente maakt meer kosten voor het zwembad dan dat ze via de huurinkomsten terug krijgt. Bij de zwembaden die wel in eigendom zijn van gemeenten, maar in beheer van een zwemondernemer, krijgen deze exploitanten vaak een exploitatiebijdrage vanuit de gemeente. De niet-kostendekkende huurtarieven en de exploitatiebijdragen vormen samen de bijdrage van gemeenten aan de sportondernemers (pijl 14).
81 Van enkele van de andere tien categorieën sportondernemers is, buiten de geraamde omzetderving door de brancheorganisatie, bepaalde informatie beschikbaar over de (financiële) gevolgen van de coronacrisis.
Omdat deze informatie vaak onvoldoende volledig is om een goed totaalbeeld te kunnen schetsen, laten we
dit voor deze 10 groepen ondernemers in deze rapportage buiten beschouwing.
Het grootste deel van de inkomsten voor de sportondernemers komt voort uit de bestedingen van consumenten (pijl 15), ruim 85 procent. 82 Het grootste deel daarvan komt voort uit contributie, abonnementen en les- en entreegelden. Daarnaast komt een klein deel voort uit horeca-inkomsten, maar dit is sterk afhankelijk van de beschikbare faciliteiten. Verder krijgen de meeste sportondernemers tevens inkomsten vanuit sportverenigingen, in de vorm van huurinkomsten (pijl 21). Sportverenigingen kunnen namelijk, naast van gemeenten, van sportondernemers een accommodatie huren, bijvoorbeeld als een gemeentelijk zwembad geëxploiteerd wordt door een commerciële aanbieder. Maar ook bijvoorbeeld golf-, squash, hippische, watersport- en klimverenigingen huren ruimte bij sportondernemers. Tot slot genereren de sportondernemers inkomsten uit private partijen (pijl 16). Onder deze inkomsten vallen onder andere reclamegelden en de verhuur van faciliteiten.
Door het sluiten van de faciliteiten is een flinke omzetderving voorzien. Naar inschatting van de verschillende brancheorganisaties van ondernemende sportaanbieders hebben de coronamaatregelen tot en met april voor een omzetderving van naar schatting 268.750.000 euro gezorgd (tabel 4.1).
De verschillende brancheorganisaties hebben een schatting gemaakt van de omzetderving in twee scenario’s: de accommodatie blijft dicht of de accommodatie kan beperkt open. Mocht alles in mei en juni dicht gebleven zijn zou de omzetderving op hebben kunnen lopen tot meer dan 0,7 miljard euro (niet in tabel). Verschillende buitensportaccommodaties mochten weer beperkt open in mei en juni waardoor het plaatje enigszins verandert. Voor watersport, buitensport, zwembaden, golf en paardensport geldt daarom vanaf mei het scenario beperkt open (zie tabel B2.3 in bijlage 2 voor de geschatte omzetderving per type sportaanbieder). Per 1 juli mogen ook de andere sportaccommodaties weer opengesteld worden. Wanneer we dit meenemen in de berekening van de totale omzetderving voor de sportondernemers tussen april en 1 augustus, dan komt de geschatte omzetderving op zo’n 815 miljoen euro (tabel 4.1). Een kanttekening hierbij is dat niet bekend is wat ‘beperkt open’ (welk deel open en welk deel gesloten) precies inhoudt voor de berekening van de geschatte omzetderving voor het scenario beperkt open.
82 KPMG (2019) . Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
De omzetderving is aanzienlijk maar ook in context te plaatsen. Volgens cijfers van het POS lag de jaaromzet in 2019 voor de groep sportondernemers op zo’n 3,9 miljard euro (zie tabel B2.3 in bijlage 2). 83 Daarnaast schatte KPMG in het Brancherapport Sport 2019 in dat commerciële sportaanbieders jaarlijks ongeveer 2,1 miljard inkomsten binnen krijgen. Zij hanteerden daarbij voor de groep commerciële sportaanbieders een kleinere selectie sporttakken dan dat wij dat doen in deze rapportage. 84 KPMG heeft ook de bijdrage van sportverenigingen aan de exploitatie van sportbedrijven niet meegenomen.
T/m april Mei Juni Juli
Omzetderving € 268.750 € 197.600 € 197.050 € 151.500
Cumulatief € 268.750 € 466.350 € 663.400 € 814.900 Bron: Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
De geschatte omzetderving komt naar verwachting door minder consumentenuitgaven (pijl 15, figuur 4.1). Sportondernemers zien bij sluiting van de faciliteiten een deel van de inkomsten helemaal wegvallen, uit horeca en entreegelden kunnen dan immers geen inkomsten gegenereerd worden. Een ander deel van de inkomsten van consumentenzijde, de lidmaatschappen, komt in zekere mate onder druk te staan.
Lidmaatschappen bij de sportondernemers zijn vaak maandelijks opzegbaar wat in deze tijden een groot risico met zich meebrengt. Leden kunnen beslissen om een lidmaatschap op te zeggen zolang de sportfaciliteiten niet open zijn. Het is dan de vraag of deze leden op een later moment weer terug komen. Aan de andere kant proberen ondernemers met alternatief aanbod, zoals bijvoorbeeld in paragraaf 4.2 voor fitness aan bod kwam, de leden langer aan boord te houden. Door (online) alternatieven aan te bieden hopen ze de periode te overbruggen tot ze weer het normale aanbod kunnen geven.
Naast de consumentenuitgaven staan ook de uitgaven vanuit sportverenigingen en private partijen onder druk. Met de huidige economische omstandigheden is het de vraag of bedrijven alle reclamegelden doorzetten en verlengen. Daarnaast was/is de verhuur aan sportverenigingen en private partijen voor een aantal sportondernemers tijdelijk niet mogelijk dus inkomsten van deze zijde zijn onzeker.
De financiële stroom vanuit gemeenten zal naar verwachting grotendeels intact blijven. Zoals besproken heeft het kabinet verschillende steunmaatregelen opgesteld om de economie te ondersteunen. De verwachting is daarbij ook dat de bestaande ondersteuning vanuit overheden vooralsnog overeind zal blijven.
De sportondernemers hebben van de ene op de andere dag moeten stoppen met hun dienstverlening en een groot deel van hun werkzaamheden en inkomsten zien wegvallen. Miljoenen Nederlanders hebben
83 Voor dit omzetcijfer hebben we bij fitness hebben we alleen rekening gehouden met de fitnesscentra, niet met de ‘boutiques’, vanwege de gedeeltelijke overlap met de andere categorieën, zoals yogacentra en budosportscholen. De mate van overlap kennen we niet, maar die zal niet volledig zijn. De jaaromzet zal dus waarschijnlijk ergens boven de 4 miljard uitkomen. Daarmee komt de omzetderving (tabel 4.1) in ruim een derde van het jaar (half maart – 1 augustus) op een vijfde van de jaaromzet. Dit is plausibel, daar een groot deel van de tijd geen sport of slechts beperkt sport mogelijk was bij de sportbedrijven, en ook overige inkomstenbronnen (verhuur, horeca, evenementen) droog stonden.
84 De focus lag daarbij vooral op fitness en sporten als golf werden in de selectie niet meegenomen.
maandenlang niet kunnen golfen, squashen, paardrijden, zwemmen of fitnessen. Sommigen hebben dat proberen te compenseren met fietsen, yoga of fitness op het balkon, maar per saldo zijn mensen minder gaan bewegen (zie hoofdstuk 2) en minder gaan uitgeven aan sportdiensten.
Het POS is vrij snel gekomen met peilingen uitgezet door de verschillende lidorganisaties bij hun respectievelijke achterbannen, om zicht te krijgen op de gevolgen van de coronacrisis op de bedrijfsvoering van de ondernemers in de sport. Tabel 4.1 laat zien dat de inschatting van de sector zelf een omzetderving van 815 miljoen euro is, met beperkte openstelling tot eind juli. Daarna zal het leed niet geleden zijn. Gemiste activiteiten en daarmee inkomsten in het voorjaar en de zomer 2020 in dit deel van de sporteconomie kunnen nauwelijks tot niet worden ‘ingehaald’ in het najaar, mocht het al zo zijn dat we dan terug kunnen naar de gang van zaken uit het precovidium. De inkomstenderving zal deels kunnen worden opgevangen met kostenbesparingen en steunmaatregelen, maar er zal uiteindelijk in 2020 voor enige honderden miljoenen verlies worden geleden. Faillissementen en ontslagen zijn waarschijnlijk.
Voor deze eerste voortgangsrapportage hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de peilingen van het
POS. In volgende voortgangsrapportages zullen we verslag doen van uitkomsten van nieuwe peilingen van (lidorganisaties van) het POS. Waar mogelijk proberen we de gevolgen van de coronacrisis voor sportondernemers ook te volgen in andere relevante datasets, om een zo compleet en objectief mogelijk beeld te verkrijgen van wat er gaande is. In hoofdstuk 9 gaan we nader in op enkele van die datasets, met name van het CBS en de KvK. Dit zijn vooral registratiedata, die naar hun aard een wat vertraagde weergave van de ontwikkelingen laten zien, maar die in komende rapportages zichtbaar zullen worden.
Ine Pulles en Peter van Eldert
De laatste jaren is er meer aandacht voor het belang van een gezonde en beweegvriendelijke leefomgeving en wordt sporten en bewegen in de buitenruimte met het creëren van meer ruimte voor lopen en fietsen gestimuleerd. In hoofdstuk 2 blijkt dat sport- en beweegactiviteiten die in de buitenruimte worden beoefend, nauwelijks onder de coronamaatregelen te lijden hebben. Voor het wandelen in de vrije tijd is zelfs een lichte toename zichtbaar. De gevolgen van de coronamaatregelen voor de ongeorganiseerde sport liggen vooral op het beleidsmatige en financiële vlak. Zo heeft de uitvoering van het gemeentelijk sportbeleid aanpassingen ondergaan als gevolg van de coronamaatregelen. Toen de maatregelen zo’n twee tot vier weken golden, bleek al dat drie kwart van de gemeenten de sportstimuleringsactiviteiten op een andere wijze heeft vormgegeven en dat de meeste gemeenten opvolging hebben gegeven aan de oproep tot sluiting van sportaccommodaties. In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij dergelijke beleidsmatige veranderingen en de financiële gevolgen van de coronamaatregelen voor de ongeorganiseerde sport. De definitie van ongeorganiseerde sport in dit hoofdstuk is als volgt: zelf of in een groep in de openbare ruimte sporten, zonder tussenkomst van een sportaanbieder.
Over het algemeen zijn alle sportaccommodaties gesloten, ook voor de buitensporten. Sportparken zijn in een op de vijf gemeenten (18%) vrij toegankelijk gebleven en kunnen door inwoners gebruikt worden om te sporten en bewegen. 85 In niet-stedelijke gemeenten is het aandeel sportparken dat voor recreatief gebruik is opengesteld het hoogst (28%) en in zeer stedelijke gemeenten het laagst (11%). Vier op de tien gemeenten (42%) hebben maatregelen getroffen voor het recreatief gebruik van de sportparken door burgers. Het gaat hierbij vooral om extra toezicht, controle en handhaving. Deze maatregelen gelden minder voor het gebruik van sport- en speelplekken in de openbare ruimte zoals Cruyff Courts, voetbalkooien, etc. (29%) en sporten in de openbare ruimte (20%).
Vanaf 29 april zijn de sportparken weer opengesteld voor de jeugd (zie paragraaf 1.2). Begin mei worden ook sporten als tennis en golf in beperkte mate weer mogelijk, dat wil zeggen met inachtneming van hygiënemaatregelen, zonder competitiewedstrijden en zonder gebruik van kantine en terras.
Het merendeel van de beheerde buitenspeellocaties die door het Mulier Instituut zijn bevraagd (87%), geeft aan dat zij tijdens de coronacrisis tijdelijk gesloten zijn geweest. 86 Daarvan geeft nog eens de helft aan dat het op 20 mei niet duidelijk is wanneer zij weer open gaan. Bij veel beheerde buitenspeellocaties (59%) worden maatregelen toegepast om verspreiding van het coronavirus te voorkomen, met name door middel van communicatie (98%) en het aanpassen van de locatie (98%). Ook worden maatregelen met
85 Hoekman, R. (2020). Uitvoering van gemeentelijk sportbeleid na de eerste coronamaatregelen: stand van zaken begin april 2020 (factsheet 2020/13 ) . Utrecht: Mulier Instituut.
86 Collard, D.C.M., Slot-Heijs, J.J., Pennings, E. & Singh, A. (2020). Impact van de coronacrisis op buitenspeellocaties: gevolgen van de maatregelen en aanpassingen aan het nieuwe normaal (factsheet 2020/18). Utrecht: Mulier Instituut.
betrekking tot het gedrag van ouders genomen (90%), en in mindere mate voor het gedrag van kinderen
(70%). Beheerders zien met name problemen bij afstand houden van/tussen ouders (37%) en op bepaalde plekken van de speellocatie (32%).
Een derde van de buitenspeellocaties (39%) maakt zich (ernstige) zorgen over de gevolgen van de coronacrisis, met name met betrekking tot financiën. Zorgen gaan daarnaast over het onbekende van het nieuwe normaal en de verminderde mogelijkheden voor kinderen om te spelen en bewegen. Hoewel de helft veerkrachtig lijkt, is bij vier op de tien beheerde buitenspeellocaties steun vanuit de gemeente/overheid nodig om te overleven.
Drie kwart van de gemeenten heeft al vrij snel alternatieve activiteiten opgezet om de burgers toch te laten sporten en bewegen in coronatijd. Te denken valt aan online aanbod en communicatiecampagnes via sociale mediakanalen, gericht op verschillende doelgroepen. Met online beweeglessen, instructie- en inspiratievideos, challenges en beweegtips voor thuis, proberen de gemeenten zoveel als mogelijk invulling te geven aan sportstimulering. Er is geen enkele gemeente die aan heeft gegeven dat per direct de subsidies aan sportstimuleringsorganisaties zijn stopgezet. 87
Buurtsportcoaches hebben als gevolg van de coronamaatregelen hun werkzaamheden aangepast. Waar buurtsportcoaches normaal gesproken een bijdrage leveren aan de organisatie van ongeorganiseerde sport, zoals sportmiddagen en toernooien op trapveldjes of Cruyff Courts, zijn de mogelijkheden hiervoor door de maatregelen beperkt. Buurtsportcoaches pakken taken op waar ze anders niet of nauwelijks aan te komen (67%), voeren reguliere taken uit op een aangepaste manier (57%), bereiden werkzaamheden voor (49%) of voeren hele andere werkzaamheden uit, zoals het begeleiden van kinderopvang (43%). 88
Groepen die normaal samen sporten in de wijk, zijn via videolessen en persoonlijke digitale gesprekken gemotiveerd te blijven bewegen. In sommige gemeenten hebben buurtsportcoaches op de lokale of regionale televisie uitzendingen verzorgd en via de lokale krant artikelen verspreid. Volgens de werkgevers van buurtsportcoaches zijn de buurtsportcoaches er in geslaagd kwetsbare groepen zoals ouderen of mensen met een beperking via zogenaamde ‘balkonlessen’ te bereiken. Hierbij geeft de buurtsportcoach buiten een les, waaraan mensen vanaf hun balkon of achter het raam kunnen deelnemen. Het enthousiasme bij deze balkonlessen is volgens werkgevers groot en het aantal deelnemers vaak hoog. ‘Balkon bewegen’ blijkt zo’n succes dat op 29 mei 2020 de Nationale Balkon Beweegdag 89 is georganiseerd door het Ouderenfonds en haar partners.
De huidige crisis kan er zomaar voor zorgen dat een deel van de werkzaamheden van buurtsportcoaches blijvend is veranderd. Werkgevers beschouwen het (deels) digitaal aanbieden van beweeglessen namelijk als toekomstbestendig en willen balkonlessen en uitzendingen op de lokale televisie in de toekomst voortzetten. Volgens de werkgevers is er door de coronacrisis meer aandacht gekomen voor het belang van sport en bewegen voor de gezondheid en is het belang van de buurtsportcoaches duidelijker geworden bij een grote groep mensen.
Niet alleen gemeenten en buurtsportcoaches gaan creatief om met de veranderende sport- en beweegmogelijkheden, ook andere sportaanbieders bedenken creatieve en innovatieve oplossingen. Zo
87 Hoekman, R. (2020). Uitvoering van gemeentelijk sportbeleid na de eerste coronamaatregelen: stand van zaken begin april 2020 (factsheet 2020/13). Utrecht: Mulier Instituut.
88 Stam, W. van & Heijnen, E. (2020). De impact van de coronamaatregelen op de werkzaamheden van buurtsportcoaches (factsheet 2020/14). Utrecht: Mulier Instituut.
89 Zie: https://www.ouderenfonds.nl/nieuws/jan-versteegh-trapt-nationale-balkon-beweegdag-af .
hebben veel fitnesscentra inmiddels een online sportaanbod zodat mensen thuis of in hun eigen buitenruimte kunnen sporten (zie hoofdstuk 4).
Vanuit verschillende hoeken wordt in de openbare ruimte geïnvesteerd ten behoeve van de ongeorganiseerde sport. In figuur 5.1 worden deze financiële stromen gevisualiseerd (zie paragraaf 1.4). Gemeenten investeren jaarlijks in sportgeschikte faciliteiten in de openbare ruimte (pijl 17). Deze stroom is veruit de belangrijkste geldstroom richting de ongeorganiseerde sport. Volgens het Brancherapport Sport van KPMG 90 bedroeg 97,8 procent van de totale uitgaven aan de ongeorganiseerde sport in 2018 deze financiering door gemeenten. De overige inkomsten komen vanuit consumenten en fondsen en stichtingen.
Voor het gebruik van sportgeschikte faciliteiten in de openbare ruimte wordt doorgaans geen vergoeding gevraagd. Een uitzondering hierop zijn de paden voor bijvoorbeeld mountainbiken of paardrijden in nationale parken zoals de Utrechtse Heuvelrug en Nationaal Park Veluwezoom. Voor het gebruik van deze paden moeten consumenten vignetten en penningen kopen waarmee ze bijdragen aan de ongeorganiseerde sport (pijl 18). Fondsen en stichtingen ondersteunen daarnaast jaarlijks de inrichting van de openbare ruimte met sportgeschikte faciliteiten (pijl 19). Stichtingen als de Johan Cruijff Foundation en de Krajicek Foundation leggen in stedelijke gebieden sportveldjes aan om de lokale jeugd te stimuleren om te bewegen. Daarnaast leggen natuurorganisaties als Staatsbosbeheer en
Natuurmonumenten sportfaciliteiten en paden aan in natuur- en recreatiegebieden en onderhouden deze.
De financiële stromen binnen de ongeorganiseerde sport blijven naar verwachting redelijk intact ondanks de coronacrisis. Gemeenten blijven de faciliteiten in de openbare ruimte onderhouden en investeringen zullen naar verwachting ook grotendeels voortgezet worden. De coronacrisis onderstreept nog eens het grote belang van de ‘beweegvriendelijke omgeving’, van de mogelijkheden die de openbare ruimte biedt voor allerlei vormen van sport, actieve recreatie en buitenspelen. Dat belang schuilt niet alleen in het belang van burgers, die hier mogelijkheden vinden voor ontspanning in de buitenlucht, maar ook in het publieke belang van de bijdrage die hiermee wordt geleverd aan de fysieke en mentale volksgezondheid.
Vignetten en penningen worden mogelijk op de korte termijn minder verkocht, aangezien mensen wat minder fietsen (zie hoofdstuk 2) vanwege het motto ‘blijf zoveel mogelijk thuis’. Maar aangezien de mogelijkheden voor buitensporten steeds meer toenemen en mensen graag zullen willen compenseren voor de uren die ze thuis hebben gezeten, kan het sporten in de openbare ruimte vanaf juni 2020 weer gaan stijgen. Naar verwachting zullen de verkopen van vignetten en penningen daarmee weer gaan toenemen, als deze al afgenomen waren.
90 KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
De investeringen vanuit fondsen en stichtingen zijn mogelijk kort na het afkondigen van de coronamaatregelen tijdelijk stopgezet. Het is echter niet de verwachting dat dit voor een langere tijd zal doorzetten. Kortom, binnen de ongeorganiseerde sport blijven naar verwachting de financiële stromen grotendeels intact. Als ze al tijdelijk afnemen zullen ze naar verwachting weer aantrekken tot het oude niveau of zelfs verder toenemen.
Marit Dopheide, Agnes van Suijlekom en Lisanne Balk
De getroffen maatregelen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen betekenden voor
Nederlandse topsporters dat er gedurende minimaal zes weken niet of nauwelijks op gebruikelijke wijze kon worden getraind. In sommige gevallen liep dit zelfs op tot meerdere maanden (o.a. bij de contactsporten). Ook werden wereldwijd alle grote sportevenementen in het voorjaar en de zomer van
2020 (waaronder ook de Olympische en Paralympische zomerspelen van 2020 in Tokio) afgelast of verzet. In dit hoofdstuk worden de mogelijke gevolgen van de coronamaatregelen voor de Nederlandse topsportsector in kaart gebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de effecten op de topsporter zelf en betrokken personen/partijen (paragraaf 6.1) en financiële gevolgen voor de Nederlandse topsportsector (paragraaf 6.2). In paragraaf 6.3 wordt beschreven hoe de gevolgen voor de topsport in de toekomst gemonitord gaan worden.
Om de gevolgen van de coronamaatregelen voor topsporters in kaart te brengen, is de berichtgeving over topsporters gevolgd (nieuwsberichten, interviews, podcasts, verslagen sportbonden) en zijn enkele interviews gehouden met topsporters uit verschillende sporten. Hier zijn vier categorieën gevolgen uit naar voren gekomen: financiële gevolgen (zie verder paragraaf 6.2); persoonlijke gevolgen voor de topsporter; gevolgen voor de loopbaan van de topsporter; en gevolgen voor personen die direct of indirect betrokken zijn bij de loopbaan van de topsporter. In figuur 6.1 zijn voor deze categorieën de verschillende aspecten weergegeven die (mogelijk) worden beïnvloed als gevolg van de coronacrisis.
Aan het slot van deze paragraaf worden de potentiële effecten voor de topsporter in internationaal perspectief geplaatst.
Nagenoeg alle topsporters hebben hun training moeten aanpassen. Ondanks dat topsporters sinds 29 april 2020 weer voorzichtig met elkaar mogen trainen (met inachtneming van de RIVM-richtlijnen), zijn verschillende effecten van de coronamaatregelen nog aanwezig en bestaat er veel onduidelijkheid over wedstrijdschema’s.
Een groot deel van de topsporters heeft wekenlang thuis of in eigen omgeving getraind. In veel gevallen gebeurde dit alleen en zonder toezicht. Veel topsporters kregen vanuit hun Centrum voor Topsport en
Onderwijs (CTO), Nationale Topsport Centrum (NTC) of eigen begeleidingsstaf trainingsprogramma’s en/of materialen voor thuis en/of werden via online trainingssessies begeleid door (fitness)trainers. De trainingseffecten die hiermee worden bereikt zijn in veel gevallen niet vergelijkbaar met die onder normale omstandigheden, maar dit is uiteraard sterk afhankelijk van de beoefende sport.
Het is goed mogelijk dat sommige topsporters tijdens de coronacrisis worden blootgesteld aan een bepaald niveau van detraining (d.w.z. het gedeeltelijke of volledige verlies van door training veroorzaakte morfologische en fysiologische aanpassingen), als gevolg van onvoldoende en/of ongepaste trainingsstimuli. Dergelijke veranderingen kunnen leiden tot verminderde prestaties en een verhoogd risico op blessures als bij herstart geen rekening wordt gehouden met een overgangsperiode naar de trainingsbelasting zoals deze voorheen was. 91 Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat een sterke afname in trainingsfrequentie leidt tot een verlies van sporttechnische vaardigheden. Dit geldt met name voor sporten waarbij de techniek van groot belang is, zoals bij turnen of zwemmen. 92
Indien een topsporter besmet raakt met het coronavirus kan de eventueel ontstane longschade mogelijk effect hebben op de carrière van de topsporter. Wanneer de longen onvolledig herstellen zal het zuurstofgehalte in het bloed dalen en de maximale zuurstofinname teruglopen, wat vooral voor duursporters grote gevolgen kan hebben. Longspecialist Eric Derom van het UZ in Gent indiceert in een interview met Sporza 93 : Hoe fitter je voor de besmetting bent, hoe groter de kans op herstel. Dit zou ervoor pleiten dat topsporters die besmet raken over het algemeen goed herstellen, maar de precieze gezondheidseffecten en de eventuele gevolgen voor de langere termijn zijn momenteel nog onbekend.
Mentale factoren zoals zelfvertrouwen, motivatie, focus en angst zijn van grote invloed als het gaat om het leveren van sportprestaties op topniveau. 94 De aangepaste trainingsomstandigheden als gevolg van de coronamaatregelen kunnen ervoor zorgen dat het leveren van topprestaties wordt bemoeilijkt. Ondanks dat veel topsporters inmiddels weer trainen zoals voor de coronamaatregelen, zijn er nagenoeg geen reguliere wedstrijden of toernooien gepland waardoor de sporter nog steeds onzekerheid kan ervaren.
Deze onzekerheid kan het zelfvertrouwen beïnvloeden en een bepaald gevoel van angst veroorzaken.
Bovendien heeft het grootste deel van de topsporters in de nabije toekomst geen wedstrijden gepland staan, wat nadelig kan zijn voor de motivatie en de focus van topsporters.
Het belang om topsporters in deze periode (extra) te ondersteunen op het gebied van mentale gezondheid wordt erkend. Zo organiseerde de NOC*NSF Atletencommissie digitale bijeenkomsten over mentaal welzijn voor geïnteresseerde topsporters. De volgende initiatieven werden reeds genomen door TeamNL
Prestatiegedrag:
Het inzetten van extra experts voor (online) consultaties met betrekking tot corona en prestatiegedrag.
Het formuleren van richtlijnen voor sporters en coaches over (a) het omgaan met de psychologische impact van corona, (b) een stappenplan voor prestatiegedrag in tijden van corona, (c) gedragsverandering bij de herstart van het trainingsprogramma.
Het organiseren van een webinar voor coaches over motivatie. Het openstellen van de online toolbox ‘Competenties prestatiegedrag’ voor coaches en sporters. 95
Er kunnen ook positieve bijkomstigheden ontstaan als gevolg van de coronacrisis. Zo geven sommige topsporters aan dat ze even uit de ‘topsport-bubble’ kunnen stappen, waardoor er meer tijd en ruimte is
91 Sarto, F., Impellizzeri, F.M., Spörri, J., Porcelli, S., Olmo, J., Requena, B. & Franchi, M.V. (2020). Impact of potential physiological changes due to COVID-19 home confinement on athlete health protection in elite sports: A call for awareness in sports programming.
92 Louman, R. (2015). Taperen. Amsterdam: ConTest.
93 https://sporza.be/nl/2020/03/20/hoe-bedreigend-is-het-coronavirus-voor-topsporters~1584713585782/ .
94 McNamara, A., Button, A. & Collins, D. (2010). The role of psychological characteristics in facilitating the pathway to elite performance. The Sport Psychologist, 24 (1), 52-73.
Schuijers, R. (2004). Mentale training in de sport. Maarssen: Elsevier.
95 Wylleman, P. Persoonlijke communicatie, 6 juni 2020.
om over de toekomst na te denken. Daarnaast kunnen eventuele andere hobby’s worden opgepakt, wat kan zorgen voor een bepaalde mate van rust.
Met de aangepaste trainingssituatie kunnen er veranderingen hebben plaatsgevonden in de interacties met de sociale omgeving in en buiten de topsport. Voor veel sporters zijn teamgenoten of trainingsmaten een belangrijk onderdeel van hun sociale omgeving. Het niet samen kunnen trainen werd door sommige sporters als een groot gemis ervaren. Bovendien zou het de motivatie kunnen beïnvloeden wanneer
(team-)sporters op zichzelf aangewezen zijn. Daartegenover staat dat er topsporters zijn die tijdens deze periode meer tijd door hebben kunnen brengen met hun naasten. Deze sociale steun kan belangrijk zijn bij het omgaan met tegenslag. 96
De coronamaatregelen hebben ervoor gezorgd dat voor sommige topsporters het toekomstperspectief plotseling onzeker is geworden. Er bestaat in sommige gevallen onzekerheid over het wel of niet verlengen van contracten en zelfs over het wel of niet voortzetten van de topsportcarrière. Het wegvallen van topsportdoelen op de korte termijn kan ervoor zorgen dat topsporters nu de ruimte voelen om een studie op te pakken/te intensiveren of ervoor kiezen om, al dan niet noodgedwongen, (gedeeltelijk) te gaan werken.
Ongeveer de helft van de topsporters met een NOC*NSF topsportstatus is fulltime topsporter. Dat niet meer topsporters kiezen voor een voltijdse topsportcarrière heeft vooral te maken met hun financiële positie en/of het toekomstperspectief. 97 Sommige topsporters komen door de huidige (financiële) situatie voor de keuze te staan om hun topsportloopbaan te combineren met een maatschappelijke carrière.
TeamNL@work, dat ondersteuning biedt bij de transitiefase naar een maatschappelijke carrière, ziet een toename in het aantal sporters dat bezig is met het maken van loopbaankeuzes. In de maanden maart en april 2020 zijn bij TeamNL@work aanzienlijk meer aanvragen binnen gekomen voor ondersteuning op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en loopbaancoaching ten opzichte van vorig jaar.
Door de onderbreking van het vaste wedstrijd- en trainingsritme ervaren sommige sporters een bepaalde mate van onzekerheid met betrekking tot het voortzetten van hun sportieve loopbaan. Zo verwoordt volleybalster Myrthe Schoot:
Het was voor mij een extra stimulans om uit te zoeken wat ik vroeg of laat maatschappelijk bij kan dragen. Ik besloot dat deze tijd een mooie kans was om alles voor mijzelf op een rijtje te zetten. Wat
wilde ik nou eigenlijk? 98
Daarnaast zijn er ook topsporters die zich hadden voorgenomen om hun topsportcarrière te beëindigen na de Olympische of Paralympische Spelen van 2020. Zij staan nu voor de keuze om al dan niet door te gaan. Naast het maken van deze afweging op eigen initiatief kunnen ook externe factoren, zoals aflopende
96 Howells, K., Sarfar, M. & Fletcher, D. (2017). Can athletes benefit from difficulty? A systematic review of growth following adversity in competitive sport. Progress in Brain Research, 234, 117-159, DOI:
https://doi.org/10.1016/bs.pbr.2017.06.002.
97 https://topsportklimaatmeting.sites.uu.nl/werk/ .
98 https://teamnl.org/artikelen/2020/05/myrthe-schoot-deze-tijd-is-een-kans-om-te-werken-aan-later# .
profcontracten of het wegvallen van (persoonlijke) sponsors, twijfels met zich meebrengen over het voortzetten van de carrière. Het is nog onduidelijk in hoeverre clubs de middelen hebben om (nieuwe) topsporters te voorzien van een contract tijdens én na de coronacrisis.
De huidige situatie kan ervoor zorgen dat topsporters gedwongen worden om na te denken over het verloop van hun topsportcarrière en de keuzes die ze daarin maken. Hierdoor kan deze periode leiden tot een bepaalde mate van bezinning en het ontstaan van nieuwe inzichten ten aanzien van de verdere
(topsport)loopbaan.
Een topsporter bereikt zijn of haar prestaties meestal niet alleen. Rondom de topsporter is vaak een netwerk aanwezig van betrokken personen die in meer of mindere mate bijdragen aan de prestatie, zoals coaches, medische begeleiding, voedingsdeskundigen, maar ook zaakwaarnemers en/of scheidsrechters. Wanneer de situatie van de topsporter verandert, kan dit ook gevolgen hebben voor deze betrokkenen.
Een topsporter heeft vaak een team om zich heen dat bestaat uit personen met verschillende expertises. Topcoaches komen momenteel voor (nieuwe) uitdagingen te staan in de begeleiding van topsporters. De aanpassingen die zij onder meer in de trainingen en de seizoensplanning moeten doorvoeren vragen om een bepaalde mate van creativiteit en flexibiliteit.
Coaches en trainers die werkzaam zijn bij CTO’s of NTC’s zullen waarschijnlijk geen financiële gevolgen ondervinden door de coronacrisis aangezien de toegekende financiering door NOC*NSF doorloopt (zie ook paragraaf 6.2). In de commerciële topsport bestaat echter wel de kans dat coaches gevolgen zullen merken op financieel gebied. Zo werd begin mei door werkgeversorganisatie Federatie van Betaald Voetbal Organisaties (FBO), spelersvakbonden (VVCS en ProProf) en de vakvereniging Coaches Betaald Voetbal (CBV) een akkoord bereikt waardoor de bestbetaalde trainers (en voetballers) meer gekort zullen worden dan hun collega’s met een lager salaris. 99
De werkzaamheden van onder andere het medisch zorgpersoneel rondom de topsporter (bijv.
fysiotherapeuten, masseurs, sportartsen) zijn enige tijd nagenoeg volledig stil komen te vallen. Deze werkzaamheden zijn eind april grotendeels weer gestart met inachtneming van de RIVM-richtlijnen. Hoe groot de financiële schade is voor het medische personeel in de topsport is mede afhankelijk van de aanstelling van de zorgprofessional en de mate waarin zij gebruik konden maken van de noodregelingen vanuit de overheid (bijlage 1, tabel B1.1).
Een diverse groep is op indirecte manier betrokken bij de topsport(ers), zoals scheidsrechters, medewerkers van topsportcentra en sportjournalisten/verslaggevers. Vooral deze laatste groep werkt veelal op freelance basis, waardoor zij in de afwezigheid van sportwedstrijden weinig tot geen werkzaamheden hebben. De gevolgen voor de overige betrokkenen in de topsport zijn afhankelijk van de mate waarin zij (exclusief) betrokken zijn bij topsport en van het type aanstelling. Gezien deze diversiteit zal bij vervolgonderzoek niet specifiek op deze groep worden ingegaan.
99 https://nos.nl/artikel/2336282-top-van-de-knvb-wil-niet-achterblijven-en-levert-salaris-in.html .
De striktheid van de getroffen coronamaatregelen (van complete tot ‘intelligente’ stillegging) verschilt erg per land. In de Oxford COVID-19 Response Tracker van de University of Oxford is per land naar alle maatregelen en het testbeleid gekeken. 100 Op basis van deze informatie is een striktheidsindex opgesteld. De striktheid van de maatregelen is uiteraard afhankelijk van de periode en wordt elke dag geactualiseerd. In de periode van de strengste maatregelen in Nederland (momentopname van 8 april 2020) was de Nederlandse index 80 (op een schaal van 0 tot 100, 100=strengste maatregelen). In vergelijking scoorden veel Europese landen in dezelfde periode hoger: België (81), Frankrijk (91), Spanje (85), Ierland (91) en Italië (92). Het Verenigd Koninkrijk scoort met 76 lager, net als Duitsland (73).
Zweden, waar slechts minimale maatregelen golden, scoorde zelfs 44. Ook de Verenigde Staten (73) en
Australië (73) scoorden lager dan Nederland.
Na de eerste versoepelingen in Nederland is te zien dat de striktheidsindex in Nederland is
afgenomen (59, momentopname 26 juni 2020). Hoewel landen als de Verenigde Staten (69), het Verenigd Koninkrijk (73) en Frankrijk (66) bij deze momentopname hoger scoorden, is in veel omringende landen de index (aanzienlijk) lager dan in Nederland: Duitsland (55), België (50), Oostenrijk (43), Zwitserland (39) Italië (39) en Spanje (38).
De index laat grote verschillen in striktheid zien, waardoor er op het gebied van sport waarschijnlijk geen gelijk speelveld is tussen verschillende landen. Er was (en is) sprake van ongelijkheid in mogelijkheden om te trainen, maar het is lastig in te schatten in welke mate dit een effect heeft op de sportprestaties op langere termijn. De KNVB waarschuwt er voor dat het Nederlands betaald voetbal niet geïsoleerd moet worden binnen Europa, aangezien sommige landen (o.a. Duitsland, Engeland en Italië) al wel protocollen hebben om door te kunnen voetballen. 101
Naast de striktheid van de maatregelen is het aannemelijk dat ook de mate van ondersteuning
(o.a. financieel, begeleiding) vanuit de overheid en nationale sportorganisaties (zoals NOC*NSF) een rol spelen in de uiteindelijke sportprestaties.
In Nederland kent de topsport verschillende organisatiestructuren, afhankelijk van het type sport.
Sportbonden selecteren talentvolle sporters voor regionaal en nationaal aangestuurde topsportprogramma’s, maar bij een (beperkt) aantal sporten vindt de topsport vooral binnen commerciële organisaties plaats. Bij deze commerciële topsportorganisaties (o.a. de betaald voetbal organisaties en de wieler- en schaatsploegen) hebben topsporters een contract bij een club of een team, waardoor zij als werknemer een salaris krijgen.
Topsporters die niet in dienst zijn van een commerciële topsportorganisatie kunnen inkomsten genereren vanuit de zogenoemde stipendiumregeling, persoonlijke sponsoren en/of start- en prijzengelden. Er zijn in Nederland in het totaal ongeveer 800 topsporters met een topsportstatus van NOC*NSF (A, selectie, HP), waarvan degenen met een A- of HP-status een beroep kunnen doen op een stipendium. Daarnaast is er een onbekend aantal topsporters dat op het hoogste internationale niveau acteert zonder een stipendium en
100 Hale, T., Webster, S., Petherick, A., Phillips, T. & Kira, B. (2020). Oxford COVID-19 Government Response
Tracker. Oxford: Blavatnik School of Government, University of Oxford.
101 https://nos.nl/artikel/2331795-knvb-roept-hulp-overheid-in-vreest-dat-schade-oploopt-tot-400- miljoen.html .
hun geld verdienen met start- en prijzengelden, sponsoren of door activiteiten buiten de topsport, zoals een (parttime) baan of bijvoorbeeld door het geven van clinics en/of presentaties. 102
De effecten van de coronamaatregelen op de financiële situatie van een topsporter zijn afhankelijk van de bron(nen) van inkomsten. Dat een deel van de sporters in de financiële problemen zit (of gaat komen) is duidelijk. NOC*NSF geeft aan dat binnen 8 weken na het invoeren van de coronamaatregelen 75 tot 100 topsporters hebben aangegeven dat zij in financiële moeilijkheden verkeren door inkomensverlies. 103 In de atletiek geeft ruim een kwart van de topatleten aan dat zij dusdanig veel inkomensverlies hebben, dat zij zelf niet meer in hun levensonderhoud kunnen voorzien. 104 Ook beachvolleyballers en tennissers (buiten de top 100), die veelal afhankelijk zijn van prijzengelden, geven in de media aan financiële zorgen te hebben. 105
Om de financiële gevolgen van de coronamaatregelen voor de topsporter en de topsportsector in kaart te brengen is in figuur 6.2 de organisatiestructuur van de Nederlandse topsportsector weergegeven met de verschillende betrokken organisaties en financiële stromen. De (potentiële) effecten van de coronamaatregelen op deze financiële stromen zijn weergegeven door middel van kleur (rood, oranje en groen). De letters in het figuur (A-L) corresponderen met de toelichting op de betreffende organisaties. De bijbehorende genummerde financiële stromen zijn toegelicht in tabel B3.2 in bijlage 3.
102 https://topsportklimaatmeting.sites.uu.nl/werk/ .
103 https://nos.nl/artikel/2335240-ondanks-financiele-steun-treft-coronacrisis-sporters-onder-toplaag.html .
104 Atletencommissie Atletiekunie (2020). https://twitter.com/AC_Atletiekunie/status/1263516163629289473 .
105 https://www.nu.nl/tennis/6053967/nederlandse-tennissers-in-geldproblemen-coronacrisis-bedreigt
href="https://www.nu.nl/tennis/6053967/nederlandse-tennissers-in-geldproblemen-coronacrisis-bedreigt-carrieres.html">carrieres.html .
Bron: deels gebaseerd op het Brancherapport Sport KPMG (2019) Het topsportbeleid in Nederland focust op (potentieel) succesvolle takken van sport en topsporters om bij te dragen aan de doelstelling: meer medailles, met meer impact, in meer sporten. Om hieraan te kunnen voldoen worden er topsport- en talentenprogramma’s uitgevoerd door NOC*NSF en de sportbonden. Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) stelt in 2020 39,9 miljoen euro beschikbaar voor deze topsportprogramma’s. 106
Naast de topsportprogramma’s stelt het ministerie van VWS 13,3 miljoen euro beschikbaar via het Fonds voor de Topsporter. Het Fonds voor de Topsporter verzorgt de maandelijkse financiële ondersteuning (stipendium) voor topsporters met een A- of HP-status van NOC*NSF, die niet voldoende eigen inkomsten genereren via premies, sponsoren of anderszins.
Voor het organiseren van (aansprekende) topsportevenementen in Nederland stelt het ministerie van VWS een bedrag van 7,6 miljoen euro beschikbaar. Daarnaast wordt een bijdrage van 2,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Dopingautoriteit om het gebruik van doping tegen te gaan. 106
Bovenstaande financiële stromen zullen niet of nauwelijks worden aangetast door de huidige coronacrisis. Wel is de vraag wat er gebeurt met de middelen die beschikbaar worden gesteld voor de topsportevenementen in Nederland, maar niet besteed kunnen worden door het uit- en/of afstellen van sportevenementen. Dit heeft ook mogelijk invloed op de inspirerende en verbindende waarde van topsport voor de samenleving, wat een belangrijk thema is in het zesde deelakkoord ‘Topsport die inspireert’ van het Nationaal Sportakkoord.
In 2020 financiert NOS*NSF 64 topsport-/opleidingsprogramma’s van 36 verschillende sportbonden. De totale uitgaven aan topsport binnen NOC*NSF worden voor 2020 begroot op 65,8 miljoen euro. 107 Naast de belangrijke financiële bijdragen vanuit het ministerie van VWS en de gelden vanuit de Nederlandse Loterij (zie punt C), genereert NOC*NSF inkomsten vanuit private partijen en overige inkomsten.
Private partners van NOC*NSF droegen 14 miljoen euro bij aan de gehele sport in 2018, waarbij private partners voornamelijk een bijdrage aan de Nederlandse topsport lijken te willen leveren. 108 De overige inkomsten bestaan uit contributies van sportbonden en uit de exploitatie van NOC*NSF faciliteiten. 108 Onbekend is welk aandeel hiervan naar de topsport vloeit.
Bovenstaande financiële stromen kunnen door de coronacrisis mogelijk deels worden beïnvloed. De gelden vanuit het ministerie van VWS zijn hierin stabiel en ook de Nederlandse Loterij heeft de samenwerking met NOC*NSF met een jaar verlengd (tot eind 2021) en daarbij de financiële bijdrage zelfs verhoogd. 109 Het is onduidelijk wat voor invloed de coronacrisis gaat hebben op de gelden vanuit de overige inkomsten (o.a. van private partijen).
106 Ministerie van VWS (2020). XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rijksbegroting 2020 . Den Haag:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport.
107 NOC*NSF (2020). Notitie begroting 2020 en prognose 2019 . Arnhem: Nederlands Olympisch
Comité*Nederlandse Sport Federatie.
108 KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
109 https://nocnsf.nl/nieuws/2020/04/nederlandse-loterij-breidt-partnership-nocnsf-uit .
De Nederlandse Loterij is de naam achter zeven kansspelen: Staatsloterij, Lotto, Eurojackpot,
Miljoenenspel, Lucky Day, Krasloten en TOTO. De Nederlandse Loterij financiert NOC*NSF met een afdracht van ruim 46 miljoen euro in 2019, waarvan 14,2 miljoen euro naar de topsport gaat. 110 Hoewel de inkomsten vanuit de TOTO, waar gegokt kan worden op wedstrijdresultaten, fors zijn teruggelopen 111 , heeft de Nederlandse Loterij onlangs aangegeven de samenwerking met NOC*NSF met een jaar te verlengen (tot eind 2021). 112 Daarbij heeft de Nederlandse Loterij de financiële bijdrage zelfs kunnen verhogen, waardoor 1 miljoen euro naar het Coronanoodfonds Sport vloeit (zie bijlage 1, tabel B1.1).
Het grootste gedeelte van de inkomsten van sportbonden komt voort uit bondsafdrachten. 113 Daarnaast bestaan de inkomsten hoofdzakelijk uit subsidies en sponsoring. De sportbonden (excl. KNVB en sportvissen) besteedden in 2016 gemiddeld 25% van de gelden aan topsport.
In 2013 heeft NOC*NSF een focusbeleid ingevoerd, waarbij besloten is om de financiële bijdragen voor de topsportprogramma’s meer te richten op die sporten die de grootste kans hebben op internationaal succes en/of een grote maatschappelijke impact kennen. Hierdoor wordt bijna de helft (49,8%) van de financiële bijdragen van NOC*NSF aan de sportbonden aan de top acht succesvolste sporten 114 uitgekeerd. 115
De subsidiegelden zullen in de huidige situatie niet of nauwelijks veranderen. Wel kan het voorkomen dat sponsorcontracten met sportbonden worden beëindigd. Sportbonden kunnen in de huidige situatie namelijk geen sponsorevenementen organiseren. Als er met betrekking tot ‘overmacht’ niks is geregeld in de sponsorovereenkomst, kan een sponsor de overeenkomt ontbinden en eventueel dienen sponsorgelden deels of geheel te worden terugbetaald. Ook inkomsten door media en toeschouwers bij evenementen zullen in de komende tijd voor een groot deel wegvallen. Wat betreft de contributiegelden dienen verenigingen de jaarlijkse bondsafdracht te betalen. Indien de ledenaantallen en daarmee de contributies van verenigingen teruglopen heeft dit op termijn invloed op de bondsafdrachten. Hoewel het aannemelijk is dat bij sportbonden de inkomsten teruglopen, is het nog onduidelijk in hoeverre dat van invloed zal zijn op de bestedingen aan de topsport. Sportbonden in nood kunnen aanspraak maken op het
Coronanoodfonds Sport (zie bijlage 1, tabel B1.1).
Verspreid door Nederland bestaan er vijf Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO) en twee Nationale
TopsportCentra (NTC’s). Binnen een CTO en NTC worden optimale randvoorwaarden gecreëerd voor de topsportprogramma’s onder regie van de sportbonden. Naast de centrale trainingscentra bestaat er ook een regionale topsportinfrastructuur waarin gemeenten, bonden, verenigingen, scholen en andere
(regionale) partijen samenwerken. Deze initiatieven zijn geclusterd binnen de zeven Regionale Topsport Organisaties (RTO’s) en omvatten veelal meerdere, deels door NOC*NSF erkende, Regionale
TrainingsCentra (RTC’s).
110 https://topsportklimaatmeting.sites.uu.nl/investeringen/ .
111 https://www.ad.nl/offside/gokken-op-sportwedstrijden-het-kan-nog-wel~ac25f251/ .
112 https://nocnsf.nl/nieuws/2020/04/nederlandse-loterij-breidt-partnership-nocnsf-uit .
113 Kusters, E., Brands, H., Hiemstra, A. & Kalkman, I. (2017). Sportbonden monitor 2016: ontwikkeling van organisaties in de sport. Arnhem: NOC*NSF.
114 Hippische sport, hockey, judo, roeien, schaatsen, wielrennen, zeilen en zwemmen.
115 KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
De CTO’s en RTO’s worden gefinancierd vanuit verschillende bronnen zoals het ministerie van VWS,
NOC*NSF, provincies, gemeenten en het bedrijfsleven. Een duidelijk overzicht van deze financiële stromen naar de centrale en regionale trainingscentra ontbreekt nog.
Bij de commerciële topsport (zoals voetbal, wegwielrennen en schaatsen) levert NOC*NSF geen of in mindere mate een financiële bijdrage. In deze sporten worden inkomsten (voornamelijk) gegenereerd uit mediarechten, sponsoring door private partijen en entreegelden van toeschouwers. De financiële stromen binnen de commerciële topsport verschillen sterk binnen en tussen de diverse sporten. Topsporters (en staf) van commerciële topsportclub-/teams hebben meestal een arbeidsovereenkomst met de sportploeg BV. Deze arbeidsovereenkomst kan niet zomaar worden beëindigd. In enkele gevallen zijn topsporters als ZZP’er werkzaam bij een commerciële ploeg op basis van een overeenkomst van opdracht. In dit geval kan de overeenkomst op elk moment door de opdrachtgever worden beëindigd, tenzij anders afgesproken.
Ten tijde van de coronacrisis kunnen commerciële ploegen het financieel lastig krijgen doordat inkomsten zoals sponsorgelden en entreegelden wegvallen. Als zij hierdoor hun werknemers niet meer kunnen betalen, kunnen zij mogelijk aanspraak maken op de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor
Werkgelegenheid (NOW-regeling; zie bijlage 1, tabel B1.1). Als in een uiterst geval een commerciële ploeg failliet gaat, worden de arbeidsovereenkomsten opgezegd door de curator.
Volgens de Boer et al. (2020) halen de voetbalclubs in de Eredivisie hun inkomsten hoofdzakelijk uit commercie (gemiddeld 54%), televisie (gemiddeld 20%) en ticketing (gemiddeld 19%). 116 Daarnaast kunnen clubs inkomsten genereren vanuit Europese competities. Meer dan de helft van de uitgaven van de clubs (gemiddeld 56%) gaat naar lonen, salarissen, sociale lasten en pensioenen. Bovenop de reguliere bedrijfsvoering vormen de opbrengsten uit transfers een grote inkomstenbron voor veel clubs. De voetbalclubs hebben geregeld een negatief saldo in hun reguliere bedrijfsvoering die ze compenseren of beperken met transfergelden.
Door de coronacrisis schat de KNVB een omzetderving van 96 miljoen euro in het betaald voetbal voor het seizoen 2019/2020. 117 Hiervan is 82 miljoen euro geraamd voor de Eredivisie en 14 miljoen euro voor de Keuken Kampioen Divisie. Van de totale omzetderving komt 34 miljoen euro voort uit het mislopen van wedstrijdbaten, 49 miljoen euro uit weggevallen sponsoring, 8,5 miljoen euro vanuit de horeca en 4,5 overige omzetderving. In het onderzoek van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) wordt het inkomensverlies voor de Eredivisie voor seizoen 2019/2020 geschat op 24 miljoen euro. 118 Anders dan de KNVB gaat de HAN ervan uit dat de inkomsten uit commercie voor dit seizoen niet of nauwelijks zullen veranderen. Dit verklaart voor een groot deel het verschil in de verwachtte inkomstenderving tussen de KNVB en de HAN. Volgens de KNVB wordt de omzetderving voor het seizoen 2019/2020 opgevangen door
116 Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de
Eredivisie . Arnhem/Nijmegen: HAN University of Applied Sciences (HAN)/HAN Sports & Economics Research
Centre (SERC).
117 KNVB (2020). Deltaplan, de toekomst van het Nederlands voetbal. Voetbal in tijden van Corona. Zeist:
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond.
118 Zie Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de
Eredivisie . Arnhem/Nijmegen: HAN University of Applied Sciences (HAN)/HAN Sports & Economics Research
Centre (SERC).
eigen kostenbesparingen, loyale fans/sponsoren, reserves en steunmaatregelen vanuit de overheid
(waaronder de NOW-regeling). 119
Hoe groot de schade voor het seizoen 2020/2021 zal zijn, is mede afhankelijk van de mate waarin er kan worden gespeeld met publiek op de tribunes. In juni kwam de KNVB met een Deltaplan waarin een omzetderving van 204 miljoen euro wordt verwacht indien de eerste seizoenshelft zonder publiek dient te worden gespeeld. 120 Als ook tijdens de tweede seizoenshelft niet zou kunnen worden gespeeld met publiek, zal de omzetderving oplopen tot 331 miljoen euro in het betaald voetbal (53% van de normale omzet). Hiervan komt 289 miljoen euro voort uit de Eredivisie.
De HAN werkt twee scenario’s uit: een heel Eredivisie seizoen zonder publiek en een half seizoen
zonder publiek. De inkomsten lopen in de scenario’s respectievelijk 45 procent en 23 procent terug, mede door ticketing en daaraan gerelateerde verkopen. Onder de aanname dat clubs de spelerssalarissen met 25 procent weten terug te dringen zal de kostenbesparing uitkomen op respectievelijk 24 procent en 20 procent. De inkomstenderving en kostenbesparing in acht nemend komt de HAN op een negatief operationeel resultaat voor seizoen 2020/2021 van 180 miljoen euro indien het hele seizoen zonder publiek gespeeld wordt. Bij een half seizoen zonder publiek komt dit op 108 miljoen euro uit. 121 Waar normaal gesproken operationele verliezen (gedeeltelijk) gecompenseerd kunnen worden met transfergelden, is de verwachting dat deze inkomsten in de coronatijd terug zullen lopen. Inmiddels is duidelijk dat er vanaf 1 september met beperkt publiek mag worden gespeeld waardoor de inkomstenderving naar verwachting lager zal uitpakken dan eerder gedacht. 122
Om het verlies aan inkomsten te compenseren heeft de KNVB met betrokken partijen een gezamenlijk plan opgesteld. Als onderdeel hiervan zijn door de sociale partners uit het betaald voetbal collectieve afspraken gemaakt over een salarisvermindering. Dit bedrag wordt op een totaal van ongeveer 35 miljoen euro per jaar geschat. 123 Inmiddels hebben meerdere Eredivisieclubs een akkoord bereikt over een tijdelijke salarisverlaging met de spelersgroep. Ook is er overeenstemming bereikt over een solidariteitsfonds, waarbij de Eredivisie, de KNVB en de clubs die komend seizoen Europees voetbal spelen (Ajax, PSV, Feyenoord, AZ en mogelijk Willem II) geld storten om andere noodlijdende clubs in het betaald voetbal te ondersteunen. 124 De totale omvang van dit solidariteitsfonds wordt geschat op 15 miljoen euro.
Naast de acties uit het betaald voetbal hoopt de sector op (maximaal) 140 miljoen euro steun vanuit Den Haag. Volgens de KNVB is dit bedrag afhankelijk van het wel of niet spelen met publiek. Een belangrijk onderdeel van deze overheidssteun is de NOW-regeling, waaruit een deel van het salaris van voetballers en ander personeel kan worden betaald. Daarnaast wordt er in het plan van de KNVB gepleit voor een overbruggingsuitkering voor clubs met financiële problemen, en een eventuele lening via de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering.
119 KNVB (2020). Deltaplan, de toekomst van het Nederlands voetbal. Voetbal in tijden van Corona. Zeist:
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond.
120 KNVB (2020). Deltaplan, de toekomst van het Nederlands voetbal. Voetbal in tijden van Corona. Zeist:
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond.
121 Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de
Eredivisie . Arnhem/Nijmegen: HAN University of Applied Sciences (HAN)/HAN Sports & Economics Research
Centre (SERC).
122 https://nos.nl/artikel/2338402-kabinet-publiek-op-anderhalve-meter-bij-voetbalwedstrijden.html
123 https://nos.nl/artikel/2333542-directie-technische-staf-en-spelers-van-ajax-gaan-salaris-inleveren.html .
124 https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/02/het-profvoetbal-zoekt-hulp-in-den-haag-a4001520 .
Naast de inkomsten uit een stipendium of een contract bij een commerciële ploeg kunnen topsporters beschikken over persoonlijke sponsoren. Ruim een vijfde van alle topsporters vult zijn of haar inkomen aan met sponsorgelden. 125 In hoeverre de coronacrisis van invloed is op deze sponsorgelden is afhankelijk van de mate waarin een sponsor zelf negatieve economische gevolgen van de coronacrisis ondervindt.
Sectoren die het momenteel zwaar te verduren hebben zijn onder andere de luchtvaartindustrie, hotelketens, leisurebedrijven, de horeca en uitzendbureaus. Overigens blijkt uit een recent Europees onderzoek dat er over het algemeen wel vertrouwen blijft in het lange termijn welzijn van de sponsorindustrie, ondanks de huidige crisis. 126
De financiële gevolgen van het wegvallen van inkomsten door media en toeschouwers staan beschreven in hoofdstuk 7 Evenementen.
Topsporters ouder dan 18 jaar met een A- of HP-status (N=528) 127 kunnen bij het Fonds van de Topsporter aanspraak maken op de stipendiumregeling. Het stipendium is een maandelijkse financiële ondersteuning voor topsporters die geen of onvoldoende inkomen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien. De hoogte van het stipendium is leeftijdsafhankelijk en kan oplopen tot een bedrag van 2.500 euro bruto per maand. Het stipendium wordt uitbetaald als voorschot en jaarlijks getoetst aan de hand van de inkomensgrens (maximum jaarstipendium + €10.000). Deze voorziening wordt gefinancierd door het ministerie van VWS en uitgevoerd door het Fonds voor de Topsporter. Voor 2020 stelt het ministerie van VWS hier een bedrag van 13,3 miljoen euro voor beschikbaar.
Topsporters met een selectiestatus kunnen geen gebruik maken van de stipendiumregeling maar wel van een kostenvergoedingsregeling via het Fonds voor de Topsporter. Deze regeling vergoedt de reisen verblijfkosten van topsporters (A- en HP-status maximaal €200 per maand en selectiestatus €300 per maand). Uit een onderzoek van de Atletencommissie van de Atletiekunie blijkt dat atleten met een selectiestatus momenteel hard geraakt worden door de coronacrisis, bijna de helft van deze atleten (47%) verdient momenteel te weinig om te kunnen voorzien in hun levensonderhoud. 128
Topsporters die gedurende de coronacrisis meetmomenten missen, kunnen (op verzoek van de sportbond) hun NOC*NSF topsportstatus verlengd krijgen (voorlopig tot 30 september 2020). 129 Dit houdt in dat deze topsporters de mogelijkheid tot het verkrijgen van een stipendium (A- en HP-status) behouden. Op korte termijn wordt de balans opgemaakt en gekeken of er weer sportevenementen op de planning staan om aan de prestatie-eisen te kunnen voldoen. Op basis hiervan zullen er afspraken worden gemaakt over de verlenging of toekenning van statussen na 30 september 2020. Als de internationale competitie na september nog stil ligt, zullen Nederlandse topsporters in principe hun status niet kwijtraken. Wel kan een
125 https://topsportklimaatmeting.sites.uu.nl/werk/ .
126 Sponsorreport (2020) Sponsorship industrie is gezond . Groeningen: Sponsorreport.
127 https://topsportklimaatmeting.sites.uu.nl/ .
128 Atletencommissie Atletiekunie (2020), https://twitter.com/AC_Atletiekunie/status/1263516163629289473 .
129 https://teamnl.org/topsport/topsportstatus-na-wegvallen-meetmoment .
bond hier een uitzondering op maken door binnen een team of ploeg de selectie en hiermee ook de toekenning van statussen te wijzigen.
Door het mislopen van inkomsten kan een deel van de Nederlandse topsporters een beroep doen op de
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo, bijlage 1, tabel B1.1). Voor de topsporters is een uitzondering gemaakt op de regeling. Verdiensten uit het buitenland (startprijzen- en sponsorgelden) mogen namelijk ook worden opgegeven als inkomstenderving. Belangrijk is dat de Tozoregeling moet worden gezien als een financieel vangnet voor levensonderhoud. Topsporters die een stipendium ontvangen zullen hierdoor niet of nauwelijks in aanmerking komen voor de regeling.
Er is een groep topsporters die tussen wal en schip valt. NOC*NSF waarschuwde hiervoor in een position paper richting de woordvoerders Sport van alle politieke partijen in de Tweede Kamer. 130 Een groot deel van de topsporters beschikt namelijk niet over een inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK), die nodig is voor de aanspraak op de Tozo-regeling. NOC*NSF geeft aan dat samen met NL Sporter naar een oplossing is gezocht voor deze groep topsporters en dat zij mogelijk binnenkort een aanvraag kunnen doen voor financiële steun. 131,132 Om in aanmerking te komen voor deze tijdelijke regeling moeten de topsporters een selectiestatus hebben, deel uitmaken van een NOC*NSF gefinancierd programma en/of fulltime topsport bedrijven in een erkende topsportdiscipline. Deze topsporters moeten kunnen aantonen dat zij inkomstenverlies uit de sport hebben en dienen te worden voorgedragen door de desbetreffende bond. Zij kunnen dan vervolgens een tijdelijke aanvulling op hun inkomen krijgen tot het minimumloon.
Naast deze tijdelijke regeling heeft NOC*NSF een tegemoetkoming geïntroduceerd voor talentvolle sporters (t/m 21 jaar) die op of via het CTO woonruimte huren en waarbij de ouders financiële problemen ondervinden door de coronacrisis. 133 In dat geval kan er aanspraak worden gemaakt op een eenmalige financiële tegemoetkoming in de verblijfskosten met een richtbedrag van maximaal 1.000 euro per sporter.
Naast de noodmaatregelen vanuit de overheid zijn noodfondsen beschikbaar gesteld in de (internationale) topsport. De volleybalbond Fédération Internationale de Volleyball (FIVB) lanceerde een noodfonds voor zwaar gedupeerde volleyballers. In het internationale tennis is het zogenaamde Player Relief Programme opgericht, waar voorlopig 6 miljoen dollar bij elkaar is gebracht. Naar waarschijnlijkheid kunnen vooral spelers die buiten de top honderd staan hier gebruik van maken. Zwemmers die aangesloten zijn bij de
International Swimming Leaque (ISL) kunnen vanaf september tot de Olympische Spelen (juli 2021) gebruik maken van een solidariteitsprogramma waarbij ze maandelijks minimaal 1.500 dollar kunnen ontvangen. De internationale atletiekfederatie heeft een fonds van 500.000 dollar beschikbaar gesteld voor professionele atleten die momenteel in financiële moeilijkheden verkeren door het mislopen van start- en prijzengelden. Dit zijn slechts enkele voorbeelden voor noodfondsen vanuit de topsport.
130 NOC*NSF (2020). Position-paper-NOCNSF-coronamaatregelen-20-mei . Arnhem: Nederlands Olympisch
Comité*Nederlandse Sport Federatie.
131 https://nocnsf.nl/nieuws/2020/05/tijdelijke-regeling-voor-topsporters-met-financiële-problemen-vanwege href="https://nocnsf.nl/nieuws/2020/05/tijdelijke-regeling-voor-topsporters-met-financiële-problemen-vanwege-corona">corona .
132 https://krant.parool.nl/titles/hetparool/8317/publications/957/articles/1144626/16/2 .
133 https://nocnsf.nl/nieuws/2020/04/eenmalige-tegemoetkoming-cto-verblijfshuurkosten-bij-financiële
href="https://nocnsf.nl/nieuws/2020/04/eenmalige-tegemoetkoming-cto-verblijfshuurkosten-bij-financiële-problemen-corona">problemen-corona .
Regelmatig komen nieuwe initiatieven naar buiten. Wat betreft de Nederlandse topsporters wordt verwacht dat vooral de absolute top aanspraak zal kunnen maken op dit soort internationale initiatieven.
Het is erg afhankelijk van de tak van sport, het type wedstrijd/evenement en het prestatieniveau van de topsporter of diegene prijzen- en/of startgelden ontvangt. De hoogte van deze bedragen is erg uiteenlopend. Het is wel duidelijk dat in de huidige situatie deze bronnen van inkomsten geheel zijn weggevallen. Beachvolleybalster van Iersel beschreef in een interview haar situatie als volgt:
We zijn voor het inkomen echt afhankelijk van toernooien en het prijzengeld, als toernooien wegvallen,
valt voor ons een jaarinkomen weg. - Van Iersel (beachvolleybal) 134
Naast bovenstaande inkomstenbronnen kan een topsporter inkomsten verkrijgen uit activiteiten zoals clinics en/of presentaties. Gedurende de coronamaatregelen zijn dit soort inkomsten lastig te realiseren. In het geval van versoepeling, waarbij sportclinics en bijeenkomsten weer mogelijk zijn, kan de sporter weer gebruik maken van deze bron van inkomsten.
De afwezigheid van fysieke sportevenementen zorgt voor een versnelde ontwikkeling van virtuele sportwedstrijden. In het wielrennen werd al langer gebruik gemaakt van online koersen, maar een virtuele Ronde van Vlaanderen krijgt door de huidige situatie relatief veel media aandacht. Bij het virtueel wielrennen rijden de renners thuis op een rollerbank en is het parcours digitaal nagemaakt. De getrapte wattages bepalen uiteindelijk de winnaar. Naast wielrennen is er ook een virtuele Formule-1 Grand Prix van Vietnam gereden en heeft Kiki Bertens haar titel kunnen verdedigen bij het virtuele Madrid Open. De virtuele sportwedstrijden zijn populair bij het publiek, maar kunnen in sommige gevallen ook topsporters helpen om in de afwezigheid van wedstrijden de motivatie te behouden door het creëren van tussentijdse doelen. De potentiële rol van virtuele wedstrijden verschilt echter sterk per sport en zal in de komende tijd afhangen van nieuwe ontwikkelingen.
De gevolgen van de coronamaatregelen voor topsporters zijn van veel factoren afhankelijk. Op korte termijn zal NOC*NSF in samenwerking met de sportbonden in kaart brengen hoeveel sporters financiële ondersteuning nodig hebben. Deze bevindingen zullen in de volgende versie van de monitor Sport en corona worden gerapporteerd. Op langere termijn bestaat de mogelijkheid om, in samenwerking met
NOC*NSF, door middel van vragenlijsten dieper in te gaan op de situatie van de sporter en de gevolgen van de coronamaatregelen op het gebied van financiën, loopbaan/carrièreperspectief en persoonlijke factoren.
De gevolgen voor de financiële situatie in de Nederlandse topsportsector zijn in veel gevallen nog onduidelijk. Een centrale rol is weggelegd voor de sportbonden. Vanuit NOC*NSF worden er op korte termijn gesprekken gevoerd met technisch directeuren van de verschillende sportbonden om de financiële
134 https://www.rtlz.nl/life/personal-finance/artikel/5085161/topsporters-inkomen-sponsoring-kwijt-door href="https://www.rtlz.nl/life/personal-finance/artikel/5085161/topsporters-inkomen-sponsoring-kwijt-door-corona-competitie">corona-competitie .
impact van de coronacrisis op de lopende begroting van 2020 en de concept begrotingen van 2021 in kaart te brengen. Het Mulier Instituut zal de resultaten hiervan rapporteren in een volgende versie van de monitor Sport en corona.
Talenten worden vaak geselecteerd voor regionaal en nationaal aangestuurde topsportprogramma’s. Het Mulier Instituut zal met NOC*NSF afstemmen op welke manier in de invloed van de coronamaatregelen op de huidige talent- en topsportprogramma’s bij CTO’s en RTO’s in kaart gebracht kan worden. Dit heeft als doel om in te kunnen schatten of er een verhoogd risico bestaat op het ‘verliezen’ van talent.
Tot slot zal Mulier Instituut onderzoek doen naar de maatschappelijke impact van de topsport in coronatijd, waarbij ook zal worden ingegaan op de positieve initiatieven die vanuit de topsport zijn ontstaan ten tijde van corona.
Paul Hover
Als het coronavirus niet had rondgewaard, had de zomer van 2020 een ‘sportzomer’ kunnen zijn. Of preciezer geduid: een topsportevenementenzomer, met onder meer de Olympische en Paralympische
Spelen, het Europees voetbalkampioenschap en in Nederland sinds lange tijd weer een Grand Prix op het circuit in Zandvoort. 135 Deze evenementen zijn al jarenlang kijkcijferkanonnen, zeker als er medaillekansen voor Nederlandse deelnemers binnen handbereik zijn. Naast de spelen en de voetbalkampioenschappen trekken ook de jaarlijks terugkerende grote topsportevenementen veel belangstelling in Nederland, zoals Wimbledon en de Tour de France. Door het wegvallen van de sportevenementen kan de honger naar het volgen van die topsportevenementen van miljoenen
Nederlanders niet worden gestild. Het best bekeken sportprogramma van de meest recente sportzomer (2016) – de finale van de EK voetbal tussen Portugal en Frankrijk - trok volgens de stichting Kijkonderzoek (2020) 4,2 miljoen kijkers (en was het op één na best bekeken programma van 2016, de finale van het
Eurovisie songfestival trok iets meer bekijks). 136
Gezien het verbod op de organisatie van sportevenementen is het de vraag welk gevaar daar eventueel van uitgaat en welke bewijslast daarvoor bestaat. Enerzijds heeft het verleden uitgewezen dat grote internationale sportevenementen in tijden van problemen met overdraagbare ziektes door konden gaan, zonder dat die tot grootschalige gezondheidsproblemen hebben geleid. Tijdens de H1N1-grieppandemie werden de Olympische en Paralympische Winterspelen in Vancouver en de WK voetbal in Zuid-Afrika georganiseerd (2010). De Olympische en Paralympische Zomerspelen in Rio de Janeiro vonden plaats toen het Zika-virus rondwaarde (2016). Het Ebolavirus stond de organisatie van de Afrika Cup niet in de weg. 137
Anderzijds is de ene ziekte de andere niet en zijn er aanwijzingen dat grote evenementen in tijden van ziektes gaan gepaard gaan met uitdagingen voor de volksgezondheid. 138 Gilat en Cole verwijzen naar de
Champions League wedstrijd Atalanta (uit Bergamo, Italië) – Valencia (uit Spanje) op 19 februari 2020. De burgemeester van het door de coronacrisis zwaar getroffen Bergamo noemde deze wedstrijd later een
135 Hover, P. & Breedveld, K. (2016). Belangstelling voor de sportzomer van 2016 (factsheet 2016/8). Utrecht: Mulier Instituut.
136 Stichting Kijkonderzoek (2020). Jaar top 100 inclusief sport – 2016. Geraadpleegd op 28 mei 2020, van https://kijkonderzoek.nl/component/kijkcijfers/file,j1-3-1-p .
137 McCloskey, B., Zumla. A., Blumberg, K., Arbon, P., Cicero, A., Endericks, T., Lim, P.L & Borodina, M. (2020). "Mass Gathering Events and Reducing Further Global Spread of COVID-19: a Political and Public Health
Dilemma." Lancet (London, England), 395 (10230), 1096-1099.
Parnell, D., Widdop, P., Bond, A. & Wilson, R. (2020). COVID-19, networks and sport , Managing Sport and
Leisure, DOI: 10.1080/23750472.2020.1750100.
138 Memish, Z.A., Steffen, R., White, P., Dar, O., Azhar, E.I., Sharma, A. & Zumla, A. (2020). Mass gatherings medicine: public health issues arising from mass gathering religious and sporting events. Lancet (London, England), 393 (10185), 2073‐2084. DOI:10.1016/S0140-6736(19)30501-X.
Mann, R.H., Clift, B.C. & Boykoff, J. (2020). Athletes as community; athletes in community: covid-19,
sporting mega-events and athlete health protection , British Journal of Sports Medicine, 1-2.
Nunan, D. & Brassey, J. (2020). What is the evidence for mass gatherings during global pandemics? A rapid
summary of best-available evidence. Oxford: Oxford COVID-19 Evidence Service Team Centre for Evidence
Based Medicine, Nuffield Department of Primary Care Health Sciences, University of Oxford.
‘biologische bom’, omdat de ruim 45.000 voetbalfans in het stadion zouden hebben bijgedragen aan de massale uitbraak van het coronavirus in Italië en Spanje. 139 Ook de World Health Organisation geeft aan dat er voldoende bewijs is dat grootschalige bijeenkomsten, zoals grote sportevenementen, de verspreiding van infectieziekten kunnen aanjagen. 140
In eigen land rapporteerde de Nederlandse Zorgautoriteit dat het aantal verwijzingen van
huisartsen naar medisch-specialistische zorg/ziekenhuis sterk terugliep in de week nadat de overheid de organisatie van alle wedstrijden en evenementen verbood. 141 Een causaal effect tussen de vermindering van het aantal verwijzingen en de afgelasting van evenementen kan echter niet worden aangetoond, temeer omdat de overheid op hetzelfde moment ook opriep om zoveel mogelijk thuis te werken.
In dit hoofdstuk wordt de eerste balans opgemaakt van de impact van het coronavirus op sportevenementen in Nederland. Er is aandacht voor de gevolgen van de coronacrisis voor de vraag naar en het aanbod van sportevenementen, waarna wordt ingegaan op de financiële gevolgen van de coronacrisis voor de sportevenementensector. Tot slot wordt kort ingegaan op de risico’s die spelen bij sportevenementen en de innovaties die door de crisis kunnen worden versneld of uitgelokt.
De vraag naar sportevenementen kan worden verdeeld in:
Deelname; Live bezoeken; Volgen in de media (internet, televisie, radio, printmedia).
Wat is er bekend over de omvang van de ‘consumptie’ van sportevenementen? En wat kan gemeld worden over de gevolgen van de coronamaatregelen voor sprotevenementen? Hierna passeren de drie vormen van consumptie van sportevenementen de revue en wordt gepoogd een eerste beeld van de gevolgen van de maatregelen te verkrijgen. Hierbij is uitgegaan van bestaande cijfers en kennis.
15 procent van de Nederlanders (18-79 jaar) neemt onder normale omstandigheden wel eens deel aan sportevenementen. 142 Dit betreft circa 2 miljoen Nederlanders in die leeftijdsklasse. Mannen nemen vaker deel aan sportevenementen dan vrouwen (resp. 19% en 11%) en hoger opgeleiden vaker dan lager opgeleiden (resp. 21% en 8%).
Bijna twee derde van de volwassen Nederlanders die deelnemen aan sportevenementen ervaart de afgelasting als (erg) vervelend (figuur 7.1). Er zijn nauwelijks verschillen tussen de seksen. Wel ervaren ouderen de afgelasting vaker als een gemis dan jongeren en lager opgeleiden vaker dan hoger opgeleiden.
139 Gilat, R. & Cole, B.J. (2020). COVID-19 , Medicine, and Sports, Arthroscopy, Sports Medicine, and
Rehabilitation, 2 (3), 175-176, DOI: https://doi.org/10.1016/j.asmr.2020.04.003.
140 WHO (2020a). Key planning recommendations for Mass Gatherings in the context of the COVID-19 outbreak: interim guidance 19 March 2020. Genève: World Health Organisation.
141 NZa (2020). Analyse van de gevolgen van de coronacrisis voor de reguliere zorg . Utrecht: Nederlandse
Zorgautoriteit.
142 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19. Deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Totaal (n=1.020) 22 42 32 1 3
Man (n=508) 23 42 31 2 3
Vrouw (n=512) 22 42 33 3
18-44 jaar (n=396) 22 37 35 2 4
45-64 jaar (n=414) 20 56 24
65-79 jaar (n=210) 45 31 24
Hoog opgeleid (n=394) 13 49 36 3
Midden opgeleid (n=424) 29 42 24 2 3
Laag opgeleid (n=202) 48 10 36 5
Erg vervelend Enigszins vervelend Neutraal, maakt me niet zo uit Enigszins prettig Erg prettig
Bron: Nationaal SportOnderzoek april 2020 (Mulier Instituut).
Het is niet vanzelfsprekend dat deelnemers aan sportevenementen hun geld terug krijgen als het evenement niet doorgaat, dat verschilt van evenement tot evenement.
In juni 2020 is het nog niet helder of het afzien van deelname aan sportevenementen leidt tot meer of minder sporten en bewegen. Niettemin is te verwachten dat voor een substantieel aantal deelnemers aan evenementen een stimulus om te bewegen wegvalt en de sportfrequentie en/of –intensiteit terugloopt. 143 In Vlaanderen is gebleken dat circa één op de vijf evenementensporters aangeeft bang te zijn voor besmetting bij deelname aan grote sportevenementen in de toekomst. 144
143 Hover, P. & Hoeijmakers, R. (2018). Evenementen: aanjager voor sportdeelname: deelname aan loop-, fiets href="https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=8976&m=1532005535&action=file.download">en wandelsportevenementen als stimulans voor sportdeelname (factsheet 2018/11). Utrecht: Mulier
Instituut.
Scheerder, J., Willem, A., Bosscher, V. de, Thibaut, E. & Ricour, M. (2020a). Sporten in tijden van crisis.
Profiel van de corona sporter. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit Gent/Vrije Universiteit Brussel.
Scheerder, J., Willem, A., Derom, I., Bosscher, V. de & Helsen, K. (2020b). Sportevenementen in tijden van
corona. Coronasportstudie 2.0: impact, attituden en profielen. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit
Gent/Vrije Universiteit Brussel.
144 Scheerder, J., Willem, A., Derom, I., Bosscher, V. de & Helsen, K. (2020b). Sportevenementen in tijden van corona. Coronasportstudie 2.0: impact, attituden en profielen. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit Gent/Vrije Universiteit Brussel.
27 procent van de Nederlanders (18-79 jaar) bezoekt onder normale omstandigheden wel eens sportevenementen. 145 Dit betreft circa 3,6 miljoen Nederlanders in die leeftijdsgroep. 146 Net als bij de deelname aan evenementen is de animo onder mannen hoger dan onder vrouwen (resp. 35% en 20%) en onder hoger opgeleiden hoger dan lager opgeleiden (resp. 30% en 22%).
Twee derde van de volwassen Nederlanders die sportevenementen bezoekt ervaart de afgelasting als (erg) vervelend (figuur 7.2). Bijna één op de drie heeft een neutrale houding en één op de twintig vindt de afgelasting prettig. Mannen ervaren vaker een gemis dan vrouwen (resp. 71% en 59%).
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Totaal (n=1.020) 66 29 5
Man (n=508) 71 25 4
Vrouw (n=512) 59 36 6
18-44 jaar (n=396) 62 32 6
45-64 jaar (n=414) 75 22 3
65-79 jaar (n=210) 66 31 2
Hoog opgeleid (n=394) 60 33 7
Midden opgeleid (n=424) 72 24 4
Laag opgeleid (n=202) 69 31
Erg vervelend Neutraal Prettig
Bron: Nationaal SportOnderzoek 2020 (Mulier Instituut).
Volgens onderzoek waarover SPORTNEXT rapporteert, verwacht ruim een kwart van de Nederlandse bevolking in de toekomt (weer) sportwedstrijden of -evenementen te gaan bezoeken (figuur 7.3) wanneer de maatregelen worden versoepeld. 147 Eén op de tien gaat misschien of is daar nog niet over uit. Bijna twee derde van de Nederlandse bevolking gaat in de toekomt géén sportwedstrijden of –evenementen bezoeken, waarvan voor het gros geldt dat zij dat eerder al niet deden. Deze resultaten wijzen erop dat het bezoek aan sportevenementen in de toekomst weer levensvatbaar is, al is het de vraag hoe die sportevenementen er dan uitzien en of de daad ook daadwerkelijk bij het woord wordt gevoegd.
145 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19. Deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
146 Hiertoe behoren ook de bezoeken aan competitiewedstrijden in het Nederlandse betaalde voetbal. Die wedstrijden trokken in het seizoen 2016/’17 7,4 miljoen bezoeken ( Hover & Tiessen-Raaphorst, 2018 ).
147 SPORTNEXT (2020). Klein deel Nederlanders weert sportevenementen in toekomst vanwege coronavirus.
Geraadpleegd op 15 mei 2020, van https://www.sportnext.nl/overig/klein-deel-nederlanders-weert
href="https://www.sportnext.nl/overig/klein-deel-nederlanders-weert-sportevenementen-in-toekomst-vanwege-coronavirus/">sportevenementen-in-toekomst-vanwege-coronavirus/ .
148
Nee, ik bezocht nooit sportwedstrijden en wil dit
ook niet gaan doen 57
Nee, ik bezocht wel eens sportwedstrijden maar wil dit niet gaan doen wanneer het weer is 3
dit weer gaan doen wanneer het is toegestaan, 3 maar durf dit nu niet meer
Misschien/weet ik nog niet 10
Ja, op een ander moment 2
Ja, zodra ik mij weer veilig voel in grote groepen
mensen 9
Ja, zodra de coronamaatregelen zijn versoepeld en
wedstrijden (met publiek) weer zijn toegestaan 16 27
0 10 20 30 40 50 60 70
Bron: SPORTNEXT, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Volgens Van den Dool vond 34 procent van de Nederlanders (18-79 jaar) het vervelend dat veel topsport)toernooien en profvoetbalwedstrijden niet doorgingen en doorgaan, en niet via de media te volgen waren en zijn (4,5 miljoen Nederlanders). 149 Er was met name teleurstelling over het uitstel van de Olympische Spelen en de EK voetbal. Ruim de helft maakt dat niet zoveel uit en 15 procent vindt de afgelastingen prettig.
De resultaten in deze paragraaf wijzen erop dat de great sports pause laat zien dat er in Nederland op grote schaal een behoefte bestaat om elkaar in een sportieve setting te ontmoeten, memorabele gebeurtenissen te delen en die herinneringen te koesteren. 150
148 Bij de rapportage van de onderzoeksresultaten is niet vermeld om welke leeftijdsklasse het gaat.
149 Dool, R. van den (2020). Sport en bewegen in tijden van covid-19. Deelname & kijkgedrag volwassenen maart-april 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
150 Lindholm, J. (2020). When sports is the most important utterly non-important thing in the world. Int Sports Law Journal, 20, 1–2, DOI: https://doi.org/10.1007/s40318-020-00167-7.
Monitor Sport en corona | Mulier Instituut 89 In Nederland zijn iconische (top)sportevenementen afgelast of uitgesteld, zoals de Invictus Games, EURO
2020, TT Assen, Amstel Gold Race, Dutch Grand Prix, de Vuelta, de Olympische kwalificatietoernooien en wedstrijden in het betaald voetbal. Sportevenementen voor recreanten konden niet doorgaan, zoals de
Nijmeegse Vierdaagse en grote loopevenementen, zoals de Dam tot Damloop. Het afgelasten van sportevenementen kan het gevolg zijn van rijksbeleid, van gemeentelijk beleid, van veiligheidsregio’s, van rechtenhouders, van handelen van de organisator zelf of van een combinatie daarvan.
Het was wereldnieuws toen het Internationaal Olympisch Comité op 24 maart 2020 aankondigde dat de Olympische en Paralympische Spelen in Tokio in 2020 zouden worden uitgesteld tot de zomer 2021. Aanvankelijk was het Internationaal Olympisch Comité terughoudend met uitstel, wellicht doordat voor een dergelijke beslissing de nodige afstemming nodig is. Er zijn aanwijzingen dat er begrip is voor het uitstellen van de Spelen (en de EK voetbal 2020). 151
In het buitenland werden eveneens veel grote sportevenementen geannuleerd of uitgesteld in een poging de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. In de sportevenementensector, maar ook in de bredere evenementensector (congressen, beurzen, muziekfestivals), wordt 2020 als een verloren evenementenjaar beschouwd. 152
Sportmarketing bureau Two Circles becijferde dat er oorspronkelijk voor 2020 wereldwijd 49.803 grote sportevenementen stonden gepland. 153 Eind april 2020 wezen berekeningen van het bureau uit dat er naar verwachting 26.424 evenementen in 2020 plaats zullen vinden, ruim de helft (53%) van wat oorspronkelijk voor 2020 geagendeerd was.
Zicht krijgen op de gevolgen van de coronacrisis voor de aanbodzijde van de sportevenementensector kan op basis van het aantal bedrijven in de bedrijfstak organisatie van sportevenementen (SBI-code 93195) in het handelsregister. 154 Een tweede indicator is de grootte van die bedrijven. In het tweede kwartaal van 2020 waren er volgens het CBS in Nederland 1.530 bedrijven actief in bedrijfstak organisatie van sportevenementen. 80 procent van die bedrijven stond geregistreerd als eenmanszaak.
Het totaal aantal werkzame personen in de bedrijfstak organisatie van sportevenementen (SBI-code
93195) werd in 2014 door Straatmeijer & Hover geschat op circa 4.000 personen en 112.000 vrijwilligers. 155 Trendextrapolatie leidt tot een voorzichtige raming van 4.400 personen en 124.000 vrijwilligers begin 2020.
151 Stevens, V. & Prins, R.G. (2020). Twitterers’ sentiments towards the COVID-19 responses of the FIA, UEFA and IOC (factsheet 2020/6). Utrecht: Mulier Instituut.
152 Boon, L. (2020). Eventbranche over corona: 'Festival dat verbinding biedt, blijft overeind'. Geraadpleegd op 11 mei 2020, van https://www.marketingtribune.nl/b2b/nieuws/2020/05/eventbranche-over-corona
href="https://www.marketingtribune.nl/b2b/nieuws/2020/05/eventbranche-over-corona-festivals-die-verbinding-bieden-blijven-overeind31_0/index.xml">festivals-die-verbinding-bieden-blijven-overeind31_0/index.xml .
153 Two Circles (2020). Covid-19 set to halve 2020 sports calendar – new analysis. Geraadpleegd op 24 mei
2020, van https://twocircles.com/us-en/articles/covid-to-halve-2020-sports-calendar/ . Dit betreft
evenementen met betaalde toegang voor professionele sportevenementen met een verwacht
bezoekersaantal van minstens 5.000 personen.
154 Deze klasse omvat: organiseren van eenmalige of periodiek terugkerende sportevenementen: het verzorgen van de administratieve afwikkeling, tijdwaarneming, beschikbaar stellen van chips, verlichting enz. Deze klasse omvat niet: organiseren van recreatieve evenementen (93.29.9).
155 Straatmeijer, J. & Hover, P. (2014). Sportevenementen. Geldstromen en werkgelegenheid. In P. Hover,K.
Breedveld en J. Straatmeijer (red.), Sportevenementen in Nederland (pp. 98-117). Utrecht/Nieuwegein: Mulier
Instituut/Arko Sports media.
Sinds de invoering van de coronamaatregelen is het aantal bedrijven in de sportevenementenbedrijfstak gedaald van 1.590 bedrijven in het eerste kwartaal in 2020 naar 1.530 bedrijven in het tweede kwartaal van dat jaar (-4%, figuur 7.4). Het aandeel eenmanszaken nam in dat tijdvak toe met 1 procentpunt (niet in figuur). De krimp van de bedrijvigheid in de sportevenementensector hield geen gelijke tred met die van de bedrijvigheid in de sportsector en de totale bedrijvigheid in Nederland (beiden groeiden) (figuur
7.4).
200
180
160
140
120
100 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 k3 k1 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Sport en recreatie Organisatie van sportevenementen Alle economische activiteiten
Bron: CBS, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
-
*Voorlopige cijfers.
** Nader voorlopige cijfers.
De afgelopen jaren zijn belangrijke financiële stromen binnen de sport in kaart gebracht. 156 Dat neemt niet weg dat er een relatief groot kennishiaat blijft ten aanzien van de financiële aspecten van
(top)sportevenementen in Nederland. Van specifieke evenementen is vaak de nodige (financiële) kennis opgebouwd, niet in de laatste plaats vanwege het (economisch) onderzoek dat het ministerie van VWS randvoorwaardelijk stelt bij subsidieverstrekking. Het ontbreekt echter aan een geaggregeerd beeld en een ontwikkeling daarvan door de jaren heen. 157 Om die reden moet in deze paragraaf worden volstaan
156 CBS (2019). De Nederlandse sporteconomie. De bijdrage van sport aan de sporteconomie Nederlandse economie in 2006–2015. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
157 Er zijn wel aanknopingspunten om daar werk van te maken, zie bijvoorbeeld Tiessen-Raaphorst & De Haan (2012) en Breedveld & Hover (2016).
met schattingen. Alvorens in te gaan op sportevenementen is het zinvol te bezien wat er bekend is over de gevolgen van de coronamatregelen voor de Nederlandse evenementenbranche als geheel. 158 Respons berichtte in maart 2020 dat de Nederlandse evenementenbranche als gevolg van de coronamaatregelen
3,5 miljard euro omzet in 2020 zou zien verdwijnen, de helft van de jaarlijkse omzet van 7 à 7,4 miljard euro. 159 Naar verwachting gaan daarmee volgens Respons 48.000 banen verloren. Het Amsterdamse bureau voorspelde bovendien dat de evenementensector zwaarder zal worden betroffen dan tijdens de financiële crisis in 2008.
Bij het in kaart brengen van de financiële gevolgen van de coronamaatregelen voor de sportevenementensector is het belangrijk onderscheid tussen directe, indirecte en geïnduceerde effecten te maken. Indirecte financiële effecten betreffen toeleveringsrelaties, een afgeleide van de direct bestede middelen (voorbeeld: een organisator koopt dranghekken en hotelkamers in). Geïnduceerde effecten zijn consumptie-effecten (voorbeeld: een medewerker van een dranghekkenleverancier of hotel besteedt zijn salaris).
In dit hoofdstuk wordt gepoogd de directe effecten op een rij te zetten. De focus ligt bovendien op niet-reguliere sportevenementen die in Nederland worden georganiseerd en waarbij voor breedtesportevenementen een ondergrens van 5.000 bezoeken is gehanteerd. De wedstrijden in het betaald voetbal maken hier geen deel van uit. 160
In figuur 7.5 zijn de geldstromen gevisualiseerd. Bovendien is getracht van elke geldstroom in
kaart te brengen of die onder invloed van de coronamaatregelen stabiel/onveranderd blijft, onzeker is, of voor een belangrijk deel zal wegvallen.
158 Tot de evenementenbranche worden vak- en publieksbeurzen, congressen en vergaderingen, bedrijfsevenementen en publieksevenementen gerekend.
159 Respons (2020). Impactanalyse COVID-19 op de Nederlandse eventbranche. Dinsdag 31 maart 2020.
Amsterdam: Respons.
Misset, R. (2020, 10 juni). Kuip is groter dan een bioscoop. De Volkskrant, p. 9.
160 Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de
Eredivisie. Arnhem/Nijmegen: HAN University of Applied Sciences (HAN)/HAN Sports & Economics Research
Centre (SERC).
De verwachting is dat het ministerie van VWS de begrote subsidies voor sportevenementen op korte termijn niet zal terugschroeven, uitgaande van een onveranderd politiek landschap. Die onzekerheid is bij gemeenten en provincies groter, al is van bepaalde provincies die structureel investeren in (top)sport bekend dat zij zich tot heden inschikkelijk hebben opgesteld. Dat uitte zich onder meer in het in dienst houden van externe krachten en het verlenen van subsidie aan sportevenementen, ook al moesten die worden afgelast.
Het begrip en de flexibiliteit van publieke organisaties lijkt echter niet te kunnen voorkomen dat de nationale sportevenementeneconomie tijdelijk door de knieën gaat. Als evenementen niet doorgaan worden er geen tickets verkocht (of gebruikt), verstrekken rechtenhouders waarschijnlijk geen financiële bijdrage, kunnen geen uitzendrechten worden verkocht, is er geen aanbod voor commerciële sponsors en zijn er geen deelnemers die zich kunnen aanmelden.
Tabel 7.1 geeft een voorzichtige schatting van de directe financiële bestedingen bij sportevenementen in Nederland in 2020. Die raming leert dat het er in 2020 minstens 1,1 miljard euro aan directe bestedingen in 2020 rond sportevenementen zou zijn gedaan. 161 De monetaire waarde van kosteloos (of onder de marktwaarde) verleende diensten, onder andere door overheden en (andere) sponsors, is hierbij niet meegenomen.
161 Dit bedrag is dus exclusief indirecte effecten, geïnduceerde effecten, afgeleide vraag, activatie (sponsors) en de waarde van diensten en producten geleverd door sponsors/partners.
€ Nauwkeurigheid schatting Bron Ministeries 8 Ministerie van VWS (2020a) 162 Provincies 10 Schatting Gemeenten 10 Schatting Bezoekers 1.000 Straatmeijer & Hover (2014) 163 Rechtenhouders 5 Schatting Media PM n.v.t. Sponsors * 90 Sponsormaps (2018; 2020) 164 Deelnemers PM n.v.t.
Totaal 1.123 * Exclusief activatie en wedstrijden in vast competitieverband zoals in de Eredivisie, Keuken Kampioen Divisie.
Het bedrag van 1 miljard aan bestedingen door bezoekers betreft bezoek sportwedstrijden en sportevenementen, en is inclusief bedragen die besteed worden in sportkantines en in het betaald voetbal. Verder gaat ongeveer een vijfde van deze uitgaven naar variabele en vaste vervoerskosten, verzekeringen en dergelijke, die buiten de sport worden besteed. 165
Wanneer we er rekening mee houden dat een vijfde van de bestedingen door bezoekers (= 200 miljoen euro) niet bij sportorganisaties worden besteed, resteert er 923 miljoen euro in 2020 aan directe bestedingen aan sportevenementen. De vraag is wat daarvan wegvalt als gevolg van het coronavirus. Een verbod op sportevenementen (met een meld- en vergunningsplicht) van 23 maart tot 1 september 2020 betekent een verbod van vijf maanden. Conservatief schattend dat vijf twaalfde van de bestedingen in 2020 wegvalt vanwege het verbod op evenementen en wedstrijden tot 1 september en dat de helft van die bestedingen in de resterende maanden (september tot en met december) niet wordt gedaan, leidt dat tot een krimp van de directe bestedingen aan sportevenementen als gevolg van het coronavirus van 538,4 miljoen euro tot het einde van 2020. 166
Dit bedrag is een schatting. Het is waarschijnlijk een onderschatting omdat de meeste (grote) sportevenementen in 2020 in de zomer plaats zouden hebben gevonden en er nog enkele PM-posten staan.
162 Ministerie van VWS (2020a). Rijksbegroting 2020. XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport.
163 In P. Hover, K. Breedveld & J. Straatmeijer (red.), Sportevenementen in Nederland (pp. 98-117).
Utrecht/Nieuwegein: Mulier Instituut/Arko Sports media.
164 SponsorMaps (2018). Uitgaven aan sponsoring, sportsponsoring en sportevenementensponsoring 2014-
2017. Groningen: SponsorMaps.
SponsorMaps (2020). Uitgaven aan sponsoring, sportsponsoring en sportevenementensponsoring 2018-
2020. Groningen: SponsorMaps.
165 In P. Hover, K. Breedveld & J. Straatmeijer (red.), Sportevenementen in Nederland (pp. 98-117).
Utrecht/Nieuwegein: Mulier Instituut/Arko Sports media.
166 In hoofdstuk 9 hanteren we de inkomstenderving tot en met 1 augustus om de cijfers vergelijkbaar te maken. Gegeven dat het verbod op evenementen en wedstrijden tot en met 1 september doorloopt vallen voor de periode tot en met 1 augustus alle bestedingen weg. Met deze inkomstenderving voor vier maanden komt de totale inkomstenderving tot en met 1 augustus uit op 308 miljoen euro.
Aan de andere kant is de grootste categorie bestedingen die van bezoekers aan sportwedstrijden en – evenementen. Daarvan ligt bij veel sporten weliswaar de piek in het voorjaar, maar wordt die gevolgd door een lange dip in de zomer. In dit opzicht zou sprake kunnen zijn van een overschatting.
NOC*NSF schatte in maart 2020 de omzetderving als gevolg van de coronamaatregelen leidend tot de afgelasting of uitstel van (grote) sportevenementen tot 1 augustus 2020 op 200 miljoen euro en voorzag daarnaast een omzetverlies van 110 miljoen euro in het betaald voetbal en 150 miljoen aan verlies aan kantine-inkomsten. 167 Het bedrag van 308 miljoen aan omzetverlies tot 1 augustus dat we hier berekenen, is inclusief uitgaven aan betaald voetbal en aan wedstrijdbezoek gerelateerde kantine-uitgaven. Dat verklaart waarom onze schatting van de inkomstenderving bij ‘sportevenementen’ hoger uitkomt dan de NOC*NSF-schatting. Bij betaald voetbal valt ook om andere redenen omzet weg, zoals minder mediaopbrengsten, sponsoring en verkoop van merchandise. Minder uitgaven in sportkantines komt ook door minder kantine-inkomsten van eigen leden. Dit betekent dat de drie posten niet zonder meer bij elkaar opgeteld kunnen worden om te vergelijken met de uitgaven van bezoekers. Bij de finale berekening van de omzetderving in de sportsector als geheel (paragraaf 9.4) houden we rekening met deze dubbeling.
Om de gepresenteerde cijfers enigszins in (internationaal) perspectief te plaatsen is een studie van onderzoeksbureau Sportcal interessant. 168 Volgens Sportcal loopt de financiële impact van het coronavirus bij vijf internationale topsportevenementen dit jaar op tot een miljard euro (tabel 7.2). 169 De misgelopen mediawaarde is ruim 5 miljard euro, en misgelopen sponsorwaarde bijna 1,5 miljard. Eén van de evenementen is de EK voetbal, waarvan vier wedstrijden in 2020 in de Johan Cruijff ArenA zouden worden gespeeld. Volgens Sportcal loopt de ticketwaarde van die wedstrijden op tot 11 miljoen euro, uitgaande van een ticketprijs van minstens 50 euro. 170 Het bureau verwacht dat er 220.000 voetbalfans naar de hoofdstad (zouden) afreizen.
Impact corona Mediawaarde Sponsorwaarde Olympische en Paralympische Spelen 503 3.853 1.175 EK voetbal 241 1.064 147 Wimbledon 223 80 47 Formule E 29 32 55 Tour de France 11 55 51
Totaal vijf sportevenementen 1.007 5.084 1.475 Bron: Sportcal, 2020a. Bewerking: Mulier Instituut.
167 NOC*NSF (2020). Schatting economische impact van de maatregelen i.v.m. het Coronavirus voor de sportsector. Arnhem: Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie.
168 Sportcal (2020a). Impact of Covid-19 on 2020 Sporting Calendar June–December. Geraadpleegd op 25 mei 2020, van https://www.sportcal.com/Insight/Features/130813 .
169 De mediawaarde en sponsorwaarde zijn als referentie opgenomen. De gebruikte begrippen zijn door
Sportcal (2020b) niet nader gedefinieerd.
170 Sportcal (2020b). Analysis of the postponed European Championships. Geraadpleegd op 25 mei 2020, van https://www.sportcal.com/Insight/Features/130816 .
Ruim negen op de tien Nederlanders hebben begrip voor het besluit dat alle (sport)evenementen met een meld- en vergunningsplicht tot 1 september 2020 verboden zijn, waaronder betaald voetbal wedstrijden. 171 Deze beperking lijkt een horde die voor de meeste evenementenorganisatoren te nemen is en waarvoor – gezien de omstandigheden – begrip bestaat. De inhoud van de kamerbrief die minister De
Jonge in mei 2020 verstuurde, waarin hij meldde dat massale evenementen met een landelijke uitstraling pas weer plaats kunnen vinden als er een vaccin is en dat dat langer dan een jaar kan duren, creëert echter voor de meeste evenementenorganisatoren een onneembare horde. 172
Om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten kunnen organisatoren van sportevenementen gebruik maken van generieke steunmaatregelen (zie bijlage 1, B1.1). Daarnaast kunnen sportevenementen aansluiten bij het initiatief ‘Bewaar je ticket’; Nederlandse organisatoren van sportevenementen, maar ook theaters, musea en poppodia vragen aan bezoekers om hun tickets te behouden en een voucher te accepteren. 173
Voor evenementen die VWS-subsidie krijgen, geldt dat de organisator contact kan opnemen met het ministerie van VWS, zodat gezamenlijk (financiële) oplossingen gezocht kunnen worden. Binnen de geldende subsidiekaders wordt de maximale ruimte gebruikt om organisatoren zo goed mogelijk te compenseren, bijvoorbeeld door een deel van de reeds gemaakte kosten of extra kosten te subsidiëren of door de subsidieperiode te verlengen. Daarbij worden ook de mogelijke bijdragen van gemeenten en provincie meegenomen. Ook gemeenten en provincies hebben aangegeven dat ze zich coulant opstellen en naar oplossingen willen zoeken voor sportevenementen in hun regio. 174
Te verwachten is dat de anderhalvemetersamenleving jaren of mogelijk zelfs decennia kan duren. 175 Deze nieuwe werkelijkheid dwingt de sector tot de ontwikkeling van nieuwe concepten. Businessmodellen en concepten die ooit vanzelfsprekend waren, werken niet meer. De nieuwe Alliantie van
Evenementenbouwers van Nederland maakt zich sterk voor de ontwikkeling van nieuwe businessmodellen
171 SPORTNEXT (2020). Klein deel Nederlanders weert sportevenementen in toekomst vanwege coronavirus.
Geraadpleegd op 15 mei 2020, van https://www.sportnext.nl/overig/klein-deel-nederlanders-weert
href="https://www.sportnext.nl/overig/klein-deel-nederlanders-weert-sportevenementen-in-toekomst-vanwege-coronavirus/">sportevenementen-in-toekomst-vanwege-coronavirus/ .
172 Ministerie van VWS (2020b). Kamerbrief: COVID-19 Update stand van zaken, 6 mei 2020. Den Haag:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport. Dit geldt voor sportevenementen, maar bijvoorbeeld ook
voor tentoonstellingen, muziekshows, conferenties, bedrijfsevenementen en beurzen.
173 Ministerie van VWS (2020c). Verslag Schriftelijk Overleg (VSO) inzake VSO geannoteerde agenda ingelaste informele EU-Sportraad op 21 april 2020 via een videoconferentie 21 501-27. Den Haag: Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn & Sport.
174 Ministerie van VWS (2020d). Antwoorden op kamervragen van kamerleden Diertens (D66) en Westerveld
(GL) over de gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector (2020Z07559). Den Haag: Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn & Sport.
175 WRR (2020). Tweede Kamer hoorzitting/rondetafelgesprek Corona-app. Position paper vanuit de WRR. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Gilat, R. & Cole, B.J. (2020). COVID-19 , Medicine, and Sports, Arthroscopy, Sports Medicine, and
Rehabilitation, DOI: https://doi.org/10.1016/j.asmr.2020.04.003.
en concepten om evenementen op een verantwoorde en veilige manier te organiseren. 176 De eventbranche onderscheidt in het covidium en postcovidium drie fasen, namelijk alternatieven voor live evenementen, gedoseerde live evenementen en new live evenementen. Sleutelwoorden: digitaal, interactief, hygiënisch, nationaal en innovatief. 177
Digitaal verwijst onder andere naar het ontstaan van virtuele evenementen en het versnellen van de niet te stuiten opmars van esports. De trend van digitalisering bestond al, maar komt in een stroomversnelling door het coronavirus. Bij virtuele sportevenementen wordt een fysieke mensenmassa voorkomen. Begin juni 2020 wordt bijvoorbeeld de Worldwide team relay georganiseerd. Dat is een virtuele estafettemarathon voor recreanten over de hele wereld (gratis deelname!) en ook ‘s werelds beste marathonlopers zijn van de partij. Elke team telt vier personen en iedere deelnemer loop een kwart marathon, tijden worden geregistreerd door Strava. Een evenement van deze schaalomvang is fysiek onmogelijk, hetgeen laat zien dat beperkingen ook tot nieuwe kansen kunnen leiden. Dit soort sportevenementen vinden in Nederland op kleinere schaal plaats.
Dat digitaal sporten toekomst kan hebben blijkt uit onderzoek in Vlaanderen: bijna een kwart van de evenementendeelnemers ziet digitaal sporten als het nieuwe normaal. 178 Daarnaast gaat de digitaliseringstrend op voor marketing rond sportevenementen. Los van creatieve en fysieke marketingactiviteiten (lege stoelen in een stadion verkopen als extra reclameruimte), zal marketing en activatie vaker digitaal en met nieuwe content plaats gaan vinden. Nieuwe digitale content kunnen beelden zijn van achter de coulissen, vanuit de kleedkamer of acties van sporters (zoals Jumbo-Visma wielrenner Dylan Groenewegen die op zijn Bianchi springt om boodschappen te bezorgen bij diegenen die dat in de coronaperiode niet zelf kunnen doen).
Interactieve mogelijkheden zijn er te over, omdat vrijwel elke volwassen Nederlander toegang heeft tot internet en in het bezit is van een smartphone, laptop en/of tablet. Sociale media en chatbots bieden legio opties voor interactie tussen fans, maar ook tussen fans en sporters en teams. In vergelijking met de ervaringen van het bezoek aan sportevenementen, is de kwaliteit van de sportevenementenervaring thuis de laatste 20 jaar sowieso sterk toegenomen. 179
Hygiëne zal een randvoorwaarde voor sportevenementen gaan vormen. Dit betekent voldoende gelegenheid tot handen wassen en het verstrekken van desinfecterende gels (en mondkapjes). 180 Voor evenementendeelnemers is het zaak om attributen (bidons, handdoeken) en voorzieningen (kleedkamers)
176 De Alliantie van Evenementenbouwers van Nederland is een brede vertegenwoordiging van de evenementensector (van sport, cultuur en entertainment en van freelancers tot toeleveranciers, organisatoren en sportbonden).
177 Eventbranche (2020). De wederopstanding: een traject in 3 fases. Van alternatieven voor LIVE, naar gedoseerd LIVE, naar NEW LIVE. Geraadpleegd op 28 mei 2002, via
https://eventbranche.maglr.com/nl_NL/19467/266393/new_live_drie_fases.html .
178 Scheerder, J., Willem, A., Derom, I., Bosscher, V. de & Helsen, K. (2020b). Sportevenementen in tijden van corona. Coronasportstudie 2.0: impact, attituden en profielen. Leuven/Gent/Brussel: KU Leuven/Universiteit Gent/Vrije Universiteit Brussel.
179 Larkin, B., Fink, J.S. & Trail, G.T. (2015). An Examination of Constraints and Motivators as Predictors of
Sport media Consumption Substitution Intention, Sport Marketing Quarterly, 2015, 24, 183-197.
180 WHO (2020b). Considerations for sports federations/sports event organizers when planning mass gatherings in the context of COVID-19. Interim guidance 14 April 2020. Genève: World Health Organisation.
niet te delen en groepering te voorkomen, zoals bij drinkposten bij grote stadsmarathons vaak gebeurt. 181 Vanuit hygiëne-oogpunt zijn op korte termijn sportevenementen kansrijk die voldoen aan de volgende kenmerken: geen fysiek contact tussen deelnemers, kleinschalig, in de buitenlucht, aanwijsbare
(zit)plaatsen voor bezoekers en flexibel in schaalgrootte en opzet (in de voorbereiding af te schalen).
Het is voorstelbaar dat organisatoren van sportevenementen zich meer gaan richten op de lokale, regionale en nationale doelgroepen. Internationale sportevenementen met veel nationaliteiten zullen meer risico’s met zich meebrengen. 182 Interessant genoeg zijn er binnen die groep wel sterke evenementenmerken te vinden (de Olympische en Paralympische Spelen en de FIFA World Cup, maar denk ook aan het Ironman-circuit).
Innovatie kan de sportevenementensector helpen om het hoofd boven water te houden. De eerder genoemde virtuele evenementen zijn hiervan een voorbeeld. Maar denk ook aan een Belgisch initiatief: de Container Cup. Dit is een alternatieve zevenkamp (fietsen, lopen, roeien, klimmen, schieten, golfen, gewichtheffen) voor topsporters met verschillende sportachtergronden die in een – corona proof - container (oplegger) wordt georganiseerd. Toppers uit verschillende sporten nemen het tegen elkaar op en het evenement wordt uitgezonden op de Vlaamse televisie. Een voorbeeld van een innovatie buiten de sport is een drive-in dansfeest, naar verluidt een succes bij de oosterburen.
Het Mulier Instituut is voornemens om de ontwikkelingen in de sportevenementenbranche te blijven volgen en de implicaties van het coronavirus en de maatregelen te blijven monitoren. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan de volgende indicatoren:
Aantal bedrijven in de bedrijfstak organisatie van sportevenementen (SBI-code 93195) in het
handelsregister.
Grootte van de bedrijven (aantal werknemers) in de bedrijfstak organisatie van sportevenementen
(SBI-code 93195) in het handelsregister.
Deelname aan sportevenementen door de Nederlandse bevolking.
Bezoek aan sportevenementen door de Nederlandse bevolking.
Volgen van sportevenementen via de media door de Nederlandse bevolking.
181 Hull, J.H., Loosemore, M. & Schwellnus, M. (2020). Respiratory health in athletes: facing the COVID-19 challenge [published online ahead of print, 2020 Apr 8]. Lancet Respir Med, 8 (6), 557-558,
DOI:10.1016/S2213-2600(20)30175-2.
182 Burson Cohn & Wolfe Sports Practice (2020). The Host Cities Perspective: An Overview of the Impact of
COVID-19 on Sporting Events. New York: Burson Cohn & Wolfe Sports Practice.
Evans, A.B., Blackwell, J., Dolan, P., Fahlén, J., Hoekman, R., Lenneis, V., McNarry, G., Smith, M. & Wilcock, L.
(2020): Sport in the face of the COVID-19 pandemic: towards an agenda for research in the sociology of
sport , European Journal for Sport and Society, 17 (2), 85-95, DOI: 10.1080/16138171.2020.1765100.
Peter van Eldert en Hugo van der Poel
Nederland kent een gediversifieerde ondersteuningsstructuur voor de sport, met verschillende organisaties voor verschillende segmenten van het sportsysteem. In de coronacrisis hebben de organisaties die met elkaar deze ondersteuningsstructuur vormgeven als werkorganisaties te maken met de coronamaatregelen. Daarnaast spelen deze organisaties een cruciale rol in de uitvoering van zowel de coronamaatregelen als de steunmaatregelen. In die ‘uitvoering’ zitten minimaal drie subtaken:
-
1)Interpretatie van generieke maatregelen, vertaling naar de sportpraktijk, en ondersteuning bij de
toepassing van de corona- en steunmaatregelen door de sportpraktijk (sportverenigingen,
fitnesscentra, buurtsportcoaches, et cetera).
-
2)Articulatie van de vragen en problemen die zich bij de uitvoering van de maatregelen en meer
algemeen als gevolg van de coronacrisis voordoen in de sportpraktijk, om daarmee het beleid te
informeren en adviseren over uitbreiding en aanpassing van de maatregelen en maatwerk bij de
uitvoering ervan.
-
3)Vanuit een eigen verantwoordelijkheid nadenken over en vormgeven aan een adequate reactie op
de problemen veroorzaakt door de coronacrisis. Denk hierbij aan bonden die bezuinigen op de
eigen exploitatie, de KNVB die werkt aan een plan voor het betaald voetbal, buurtsportcoaches
die hun werkzaamheden aanpassen op de ontstane situatie en bijvoorbeeld verenigingen
ondersteunen met aanpassing van het sportaanbod en/of gebruik maken van steunmaatregelen.
Het voornemen is om in volgende rapportages meer aandacht te schenken aan de (organisaties in de) ondersteuningsstructuur. Daarbij is een vraag hoe de ondersteunende organisaties geraakt worden en hoe de ondersteuningsstructuur uit de coronacrisis weet te komen, waar het gaat knellen en waar er eventueel gaten vallen. De tweede vraag is wat door de organisaties in de ondersteuningsstructuur wordt gedaan in de uitvoering van de corona- en steunmaatregelen, om sportverenigingen, sportondernemers en sporters zo goed mogelijk door de crisis te helpen, kijkend naar de drie vormen van uitvoering die hierboven zijn benoemd. Organisaties die we een belangrijke rol toedichten in die ondersteuningsstructuur zijn, naast de sportbonden en NOC*NSF, VSG, de provinciale sportserviceorganisaties (verenigd in SK12) en de sportbrancheorganisaties, verenigd in het Platform Ondernemende Sport (POS).
Een belangrijk vraagstuk is de onderlinge afstemming in de ondersteuningsstructuur. De coronacrisis breekt in op processen die in gemeenten plaatsvinden om te komen tot een lokaal sportakkoord, in het verlengde van het Nationale Sportakkoord. Op 26 juni 2020 waren er 310 van die lokale sportakkoorden opgeleverd en werd in 33 gemeenten aan zo’n akkoord gewerkt, van de in totaal 355 gemeenten in Nederland. 183 Deze lokale samenwerking van sportorganisaties en maatschappelijke organisaties (zorg, welzijn, onderwijs, cultuur) en bedrijven, ondersteund door organisaties uit de ondersteuningsstructuur (VSG/gemeenten, bonden, provinciale sportorganisaties, etc.) was en is bedoeld voor versterking van de sportsector en verbinding van sport met overig lokaal beleid. Hoe pakt dit nu uit in de coronacrisis? ‘Werkt’ deze samenwerking in deze crisistijd, weten organisaties elkaar makkelijker te vinden, is er afstemming, uitwisseling van kennis en succesvolle aanpakken? Ook dit is iets waar we in volgende rapportages aandacht aan hopen te kunnen besteden.
183 Pulles, I., Reitsma, M., Hoogendam, A., Brus, J., Hoekman, R. & Poel, H. van der (2020). Monitor
Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’. Voortgangsrapportage juni 2020. Utrecht: Mulier Instituut.
Voor deze rapportage richten we ons op sportbonden en NOC*NSF, die beiden een ondersteunende rol vervullen voor sportverenigingen, maar ook voor sportondernemers en andere sportorganisaties. NOC*NSF vertegenwoordigt daarnaast de belangen van sport en bewegen in meer brede zin, met name richting kabinet. Deze organisaties krijgen op allerlei manieren te maken met de gevolgen van de maatregelen die zijn genomen om het coronavirus onder controle te houden. In dit hoofdstuk worden deze gevolgen beschouwd. De nadruk in deze rapportage ligt op de financiële consequenties van de coronacrisis.
Half maart raamde NOC*NSF de omzetderving vanwege de coronacrisis voor de totale sport in Nederland tot 1 augustus op 950 miljoen. 184 Die raming betreft de bonden, de verenigingen, de ondernemende aanbieders, sportevenementen en het betaald voetbal. Startpunt van die raming was het financiële stromenmodel voor de sport van KPMG, dat ook het startpunt is geweest voor deze rapportage (zie paragraaf 1.4). Wat de (financiële) gevolgen zijn voor de eigen organisatie van NOC*NSF is tot nu toe niet bekend. Ook voor NOC*NSF zullen inkomsten wegvallen, zoals sponsoring en inkomsten die samenhangen met sportcentrum en hotel Papendal.
Ondanks dat inkomsten mogelijk wegvallen zorgt NOC*NSF ook voor steun voor de sport, in de vorm van het Coronanoodfonds Sport (zie bijlage 1, tabel B1.1). NOC*NSF heeft 4 à 5 miljoen opzij gezet als begin van een groter fonds om de financiële gevolgen van de noodzakelijke maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus zo veel mogelijk op te vangen. De overheid en andere partners is gevraagd mee te doen in dit Coronanoodfonds Sport. Het gaat met name om het in stand houden van de fijnmazige Nederlandse sportinfrastructuur. Met de sportbonden samen zal besloten worden op welke manier deze middelen ingezet kunnen worden. Het Coronanoodfonds Sport is een aanvulling op de steunmaatregelen van de overheden.
In april 2020 werd bekend dat de samenwerking tussen NOC*NSF en Nederlandse Loterij met een jaar is verlengd. En dat daarbij de financiële bijdrage van de Loterij is verhoogd. Die verhoging maakt het mogelijk om 1 miljoen in het speciale Coronanoodfonds Sport te stoppen.
NOC*NSF heeft een Protocol Verantwoord Sporten opgesteld. Aan de hand van dit protocol worden door bonden en andere uitvoerende partijen (sportspecifieke) protocollen op maat opgesteld om samen te kunnen sporten binnen de richtlijnen van het RIVM.
NOC*NSF is samen met andere partijen in de sport als VSG, sportbonden, de ondernemende sportaanbieders voortdurend in gesprek met het Ministerie van VWS en het kabinet (in het bijzonder EZK) om sporten in de coronatijd weer mogelijk te maken (binnen de richtlijnen), en de financiële schade voor de sport zoveel mogelijk te beperken.
NOC*NSF constateert begin juni 2020 de volgende knelpunten bij de uitvoering van de generieke steunmaatregelen:
-
1)Sportverenigingen die verlonen via een sportserviceorganisatie (via 1 centraal loonheffingsnummer) kunnen geen beroep op de NOW doen, dit ondanks concrete voorstellen voor een praktische oplossing vanuit de sector. De minister van SZW blijft deze constructie als payrolling beschouwen en behandelen, terwijl dit volgens de sportserviceorganisaties wezenlijk anders is.
184 NOC*NSF (2020), zie https://nocnsf.nl/media/2487/economische-impact-coronavirus-voor-de href="https://nocnsf.nl/media/2487/economische-impact-coronavirus-voor-de-sportsector.pdf">sportsector.pdf .
-
2)Sportorganisaties die een afwijkend boekjaar, synchroon aan de competitie, hanteren kunnen
alleen tegen zeer hoge accountantskosten een aanvraag voor de NOW indienen, wat een dergelijke
aanvraag onrendabel maakt. De kosten moeten worden gemaakt, omdat een volledig nieuwe
jaarrekening opgesteld moet worden waarbij het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. Het
accepteren van de meest recente jaaromzet uit het afwijkend boekjaar als vergelijkbaar met de
jaaromzet van het kalenderjaar eindigend op 31 december 2019 zou dit probleem eenvoudig
kunnen verhelpen.
-
3)Grote sportverenigingen met een eigen accommodatie worden niet (voldoende) gecompenseerd.
Zij komen niet in aanmerking voor het door minister Van Rijn aangekondigde steunpakket van 110
miljoen voor de sport, dat via gemeenten loopt. Als de gelden uit dit noodfonds alleen worden
gebruikt om de huurpenningen kwijt te schelden bij verenigingen die huren bij een gemeentelijke
accommodatie, dan ontvangen de verenigingen met eigenaarslasten geen compensatie, net als
verenigingen die huren bij een commerciële exploitant. De vergoeding op basis van de TOGS dekt
de ontstane tekorten niet. De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) MKB-regeling die de TOGS
vervangt biedt misschien soelaas, maar hier kan de drempel van 30% omzetverlies mogelijk te
hoog zijn. Zeker nu de activiteiten weer mondjesmaat gestart kunnen worden, terwijl juist in de
achterliggende maanden een groot financieel gat in de begroting is geslagen.
-
4)Verschillende sportverenigingen en organisaties in de sport kunnen vanwege het feit dat zij
ingedeeld zijn onder een te generieke SBI-code geen beroep op de TOGS doen. Bijvoorbeeld de
reddingsbrigades die qua activiteiten praktisch gelijk zijn aan zwemverenigingen, maar
geregistreerd staan als ideële organisaties. Zij komen naar alle waarschijnlijkheid ook niet in
aanmerking voor de opvolger van de TOGS, de TVL MKB. Mogelijk komen zij via het steunpakket
voor de sport nog aan bod, maar dan gaat het wel over substantieel lagere bedragen.
Bonden hebben met diverse kostenposten te maken. Zo zijn er diverse programma’s (zowel topsport als sportparticipatie) stilgelegd. Gemaakte kosten voor de huur van accommodaties, inzet van professionals, vliegtickets en hotels gaan verloren. Dit gaat voor een aantal bonden om substantiële bedragen. Daarnaast vallen inkomsten weg die bonden genereren bijvoorbeeld via het aanbieden van cursussen of andere activiteiten zoals trainingen, evenementen, daglicenties, verkoop van materialen en diensten en certificering van sporters (bijvoorbeeld trainers, duikbrevetten of golfvaardigheidsbewijzen). Ook op het gebied van sponsoring, partnerships en inkomsten uit media(rechten) vallen inkomsten weg. De verwachting is dat de coronacrisis zal doorwerken in bijvoorbeeld beschikbare sponsorbudgetten voor de komende jaren. De besprekingen bij verschillende bonden over het voortzetten van sponsorcontracten voor ná deze Olympische cyclus, staan onder druk.
Bij de tien grootste sportbonden is via een websearch nagegaan op welke manier zij hinder van de coronacrisis ondervinden en welke maatregelen ze hebben genomen (zie bijlage 4, tabel B4.1). Vrijwel al deze bonden hebben een wedstrijd- en competitiestop ingesteld tot 1 september. De sportvissers staan lokale wedstrijdactiviteiten toe en in de paardensport is men weer begonnen met rijproeven.
De sportactiviteiten zijn in beperkte zin na 28 april in de buitenlucht hervat voor jeugd en vanaf 10 mei voor volwassenen. Alle bonden hebben in aanvulling op de door NOC*NSF ontwikkelde Protocollen
Verantwoorde Sport voor hun specifieke situatie voorschriften opgesteld. Voor bestuurders, trainers en sporters zijn uitgebreide voorlichtingsactiviteiten ontwikkeld (FAQ op website, webinars, infofolders, posters). Binnensporten zoals gymnastiek en volleybal hebben materiaal voor buitensportactiviteiten ontwikkeld. Opleidingsactiviteiten zijn grotendeels gestaakt en trainerslicenties kunnen later worden vernieuwd. Alle bonden attenderen clubs op beschikbare steunmatregelen. De KNVB restitueert wedstrijdgelden. KNGU en KNHB hebben een eigen financiële noodregeling voor clubs opgezet.
Verschillende bonden bieden via hun verenigingsondersteuners hulp aan de verenigingen aan. De KNHB stimuleert clubs om hun accommodatie beschikbaar te stellen voor het onderwijs en de NeVoBo doet in de coronatijd een gratis SchoolVolley+ volleybalaanbod voor scholen en buitenschoolse opvang.
Door het tijdelijk stopzetten van de sport zien sportbonden een deel van hun inkomsten opdrogen, terwijl de kosten deels doorlopen. In de raming van NOC*NSF op 18 maart werd de schade tot 1 augustus voor de sportbonden op 50 miljoen geschat. Eind april heeft NOC*NSF een peiling uitgevoerd onder sportbonden. Voor deze peiling, de Bonden survey – impact corona, hebben in totaal 58 sportbonden 185 gegevens aangeleverd. De resultaten 186 geven een gedetailleerder beeld van de verwachte gevolgen van de coronacrisis voor de sportbonden.
Het is een momentopname van eind april 2020, rekening houdend met de op dat moment geldende overheidsmaatregelen. Hierbij zijn de bonden in principe ervanuit gegaan dat per 1 september ‘alles’ weer normaal zou zijn. De verschillen in inkomsten en uitgaven zijn vervolgens gebaseerd op het verschil tussen het begrote bedrag op jaarbasis versus het verwachte bedrag op jaarbasis. Ervan uitgaande dat voorafgaand aan de coronacrisis geen veranderingen hebben plaatsgevonden in de inkomsten en uitgaven en de sportbonden bij de inschatting uitgaan van een ‘normale’ situatie na 1 september laten de inschattingen het effect voor de periode april tot en met 1 september zien. Aangezien sinds deze peiling veel is veranderd, kan het zijn dat ook de voorziene veranderingen in inkomsten en uitgaven inmiddels weer gewijzigd zijn. Desondanks levert deze peiling de meest recente informatie over de gevolgen van de coronamaatregelen voor sportbonden.
In totaal waren de inkomsten voor 2020 door de sportbonden begroot op 343 miljoen euro. Uit de Bonden survey – impact corona komt naar voren dat de bonden eind april inschatten dat van deze begrote inkomsten zo’n 274 miljoen euro over zal blijven als gevolg van de coronacrisis. Daarmee voorzien de sportbonden een inkomstenderving van 69,6 miljoen euro, wat overeen komt met 20 procent van de oorspronkelijk begrote inkomsten (tabel 8.1). 187
185 In totaal zijn er 77 sportbonden aangesloten bij NOC*NSF. Volgens NOC*NSF zitten de grote bonden bij de responderende bonden. De Eredivisie valt buiten deze peiling (zie hoofdstuk 6). De bedragen betreffen
alleen de responderende bonden, er zijn geen bedragen geëxtrapoleerd.
186 De resultaten van de peiling zijn niet openbaar gepubliceerd. Het Mulier Instituut heeft deze van NOC*NSF ontvangen in het kader van deze rapportage.
187 Hierbij inbegrepen zijn de vier wedstrijden in het kader van het EK Voetbal, die zomer 2020 in Nederland zouden worden gespeeld. Begin juni is bekend geworden dat deze vier wedstrijden naar zomer 2021
verplaatst zijn en ook dan in Nederland worden gespeeld.
Inkomstenpost Afname Inkomsten % aandeel in totale inkomsten Contributies € 9.077.419 10% Deelnemersbijdragen € 16.133.074 36% Bijdragen algemeen € 50.293 0% Overige bijdragen € 247.346 1% Opbrengsten evenementen € 24.971.648 60% Sponsoring € 7.273.448 11% Subsidies € 1.452.488 7% Opleidingen € 1.774.077 32% Overige baten € 8.646.274 33%
Totale afname inkomsten € 69.626.067 20% Bron: Bonden survey – impact corona, NOC*NSF, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
De grootste afname in inkomsten komt voort uit de afgelaste sportevenementen, waarvoor de sportbonden naar schatting bijna 25 miljoen euro mislopen. Dit is 60 procent van de totaal begrote inkomsten vanuit evenementen. Verder verwachten de sportbonden zo’n 16,1 miljoen euro mis te lopen aan deelnemersbijdragen (36% van de begrote inkomsten). Andere posten waarvoor een afname in de inkomsten van meer dan vijf miljoen euro is voorzien zijn contributies (9,1 miljoen euro), sponsoring (7,3 miljoen euro) en overige baten (8,6 miljoen euro).
Van de 58 sportbonden die voor de peiling van NOC*NSF gegevens hebben aangeleverd, voorzien twaalf bonden een inkomstendaling van 25 procent of hoger. Inclusief deze twaalf bonden voorzien 38 bonden een inkomstendaling van meer dan tien procent.
Eind april voorzien de sportbonden de mogelijkheid om 35,2 miljoen euro op de geplande uitgaven te besparen in de periode april tot en met 1 september (tabel 8.2). Met name op de overige kosten denken de sportbonden te kunnen besparen: 28,6 miljoen euro (17% van de begrote uitgaven).
Uitgavenpost Besparing op uitgaven % aandeel in totale uitgaven Personeelskosten € 4.041.554,00 4% Bureaukosten € 1.532.005,00 5% Accommodatiekosten € 948.703,00 4% Overige kosten € 28.645.687,00 17%
Totale besparing € 35.167.949,00 10% Bron: Bonden survey – impact corona, NOC*NSF, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Van de totale kostenbesparing hebben de bonden al voor circa 23,1 miljoen euro besparingen doorgevoerd (niet in tabel). Hierbij worden de volgende doorgevoerde maatregelen genoemd waarmee bonden het rendement verwachten te verbeteren:
-
-Structureel online vergaderen - Vacaturestop - Tijdelijke functies beëindigd - Investeringsstop - Inzetten op maximale clubondersteuning - Ontwikkeling nieuwe digitale sportconcepten - Projecten zonder spoedeisend karakter stopgezet - Verzekeringskosten gekoppeld aan lidmaatschap - Minder uitzendingen van de topsport - Annulering NK’s - Stopzetten reiskostenvergoeding
Met een inkomstenderving van 69,6 miljoen en een mogelijke besparing van 35,1 miljoen komt de netto schade voor sportbonden, als gevolg van de coronacrisis, uit op 34,5 miljoen euro over de periode april tot en met 1 september. Ter compensatie van deze schade kunnen sportbonden gebruikmaken van de steunmaatregelen van het kabinet (zie bijlage 1, tabel B1.1). Eind april hebben negen sportbonden reeds een aanvraag ingediend voor de NOW regeling (tabel 8.3). Ten tijde van de peiling zijn veertien sportbonden van plan om een aanvraag voor de NOW in te dienen. Naar verwachting zal het aantal NOW aanvragen vooralsnog niet gaan stijgen aangezien een deel van de sportbonden geen omzetdaling verwacht van minimaal 20 procent en daarmee niet in aanmerking komt voor de regeling. Drie sportbonden hebben uitstel van de betaling van belasting aangevraagd, een sportbond is dit van plan. Voor de TOGS regeling hebben vier sportbonden een aanvraag ingediend. Een sportbond heeft gebruikgemaakt van een andere regeling die niet verder is gespecificeerd.
Regeling Reeds aangevraagd Van plan aan te vragen voor 1 juli NOW 9 14 Uitstel betaling belasting 3 1 TOGS 4 0 Andere regelingen 1 0 Bron: Bonden survey – impact corona, NOC*NSF, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondanks de steunmaatregelen komen enkele sportbonden mogelijk toch in de financiële problemen. Uit de peiling van NOC*NSF komt naar voren dat vier bonden binnen drie maanden in liquiditeitsproblemen komen als gevolg van de coronacrisis. Voor een daarvan geldt dit per direct al.
Om de financiële situatie van NOC*NSF en sportbonden te monitoren is, zoals beschreven in hoofdstuk 1, een model opgesteld met de financiële stromen gebaseerd op het Brancherapport Sport 2019 van KPMG.
Figuur 8.1 visualiseert hoe de financiële stromen voor NOC*NSF en sportbonden lopen die meegenomen zullen worden in de monitoring.
Vanuit het Ministerie van VWS ontvangt NOC*NSF een jaarlijkse projecttoewijzing voor de georganiseerde sport (pijl 1). De Nederlandse Loterij (NLO) draagt jaarlijks bij aan de georganiseerde sport (pijl 3). De bijdrage voor 2020 is niet in gevaar, maar de inkomsten van de NLO staan dit jaar wel onder druk, wat in 2021 kan leiden tot een lagere afdracht aan NOC*NSF en de bonden. NOC*NSF ontvangt een bijdrage van sponsoren voor de georganiseerde sport vanuit private partijen (pijl 4). Sportbonden ontvangen vanuit
NOC*NSF een bijdrage. Hierin wordt voor breedtesport en topsport een separate geldstroom gehanteerd. In dit hoofdstuk wordt alleen de geldstroom meegenomen voor de breedtesport (pijl 2). In hoofdstuk 6 over de topsport in Nederland is ingegaan op de separate geldstroom voor de topsport.
Sportbonden krijgen, naast de inkomsten vanuit NOC*NSF, (meestal incidentele) subsidie van gemeenten, provincies en nationale regelingen (pijl 5). Gelieerde sportverenigingen dragen daarnaast jaarlijks bij in de vorm van afdrachten aan sportbonden (pijl 8). Naast sportverenigingen kunnen ook sporters zelf lid zijn van een sportbond. Deze leden betalen contributie en zorgen voor andere inkomsten zoals uitgaven aan reisverzekeringen (pijl 20). Tot slot ontvangen sportbonden inkomsten uit sponsoring door private partijen (pijl 9).
Peter van Eldert
De maatregelen om de verspreiding van het coronavirus onder controle te krijgen zorgen voor economisch zwaar weer. Volgens de Conjunctuurklok van het CBS is de Nederlandse economie in een fase van laagconjunctuur gekomen 188 en het ondernemers- en consumentenvertrouwen is nog nooit zo sterk gedaald als in kwartaal twee van 2020 189 . Ook de sportsector heeft het zwaar. Op 18 maart raamde NOC*NSF de omzetderving voor de sportsector tot 1 augustus op € 950 miljoen. 190 Weggevallen contributies voor sportverenigingen, inkomstenderving kantines, afgelasting of uitstel van sportevenementen, inkomstenderving lokale ondernemers in de sport, stopzetten betaald voetbal en inkomstenderving sportbonden werden genoemd als belangrijkste wegvallende inkomstenbronnen.
Dit hoofdstuk brengt de financiële gevolgen van de coronamaatregelen voor de sportsector als geheel in kaart. In paragraaf 9.1 laten we zien hoe het totale systeem aan financiële stromen onder druk staat.
Vervolgens gaan we in paragraaf 9.2 in op de verandering met betrekking tot de arbeidsmarktindicatoren. In paragraaf 9.3 komen de steunmaatregelen aan bod. Tot slot gaan we in paragraaf 9.4 in op de financiële gevolgen voor de sport.
De sportsector krijgt van verschillende zijden inkomsten binnen. Voor 2018 schatte KPMG 191 de bestedingen in Nederland aan sportaanbod en ondersteunde topsport op ruim €5,7 miljard. Met name de
Nederlandse overheden en de sporters zelf hebben hier een groot aandeel in. Zoals besproken in hoofdstuk 1 gebruiken we het door KPMG gepresenteerde model als startpunt voor onze financiële monitoring van de effecten van het coronavirus op de sportsector. In de voorgaande hoofdstukken werden vier segmenten van de breedtesport behandeld: sportverenigingen (hoofdstuk 3), sportondernemers
(hoofdstuk 4), ongeorganiseerde sport (hoofdstuk 5) en de ondersteuningsstructuur (hoofdstuk 8). Deze vier segmenten van de breedtesport worden in figuur 9.1 samengebracht.
Figuur 9.1 laat zien dat de financiële problemen voor de sportsector vooral ontstaan bij consumenten en private partijen. Doordat het voorafgaand aan de versoepelingen niet mogelijk was voor verenigingen om sportactiviteiten aan te bieden komen contributies onder druk te staan. Op korte termijn blijven de meeste contributies in stand, maar door de onzekere toekomst kunnen verenigingen leden kwijt raken en missen ze nieuwe aanwas, en daarmee contributie-inkomsten. Voor de sportondernemers geldt hetzelfde probleem. Lidmaatschappen en abonnementen van bijvoorbeeld fitnesscentra zijn vaak maandelijks opzegbaar dus de kans bestaat dat deze lidmaatschappen zijn opgezegd in de periode dat deze fitnesscentra dicht waren. Verder blijven de inkomsten uit losse entreekaarten uit, aangezien veel sportfaciliteiten gesloten waren of zijn. Daarnaast zijn er bestedingen die consumenten simpelweg niet
188 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/economie-in-laagconjunctuur .
189 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/ondernemersvertrouwen-in-tweede-kwartaal href="https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/ondernemersvertrouwen-in-tweede-kwartaal-laagste-ooit-gemeten">laagste-ooit-gemeten .
190 NOC*NSF (2020), zie https://nocnsf.nl/media/2487/economische-impact-coronavirus-voor-de href="https://nocnsf.nl/media/2487/economische-impact-coronavirus-voor-de-sportsector.pdf">sportsector.pdf .
191 KPMG (2019). Brancherapport Sport. Amstelveen: KPMG.
meer konden doen. De horeca bij sportaccommodaties en sportkantines waren dicht, waardoor sportondernemers en sportverenigingen horeca-inkomsten misgelopen zijn. Overige inkomsten vallen weg aangezien activiteiten als loterijen bij verenigingen geen doorgang konden vinden.
Bij private partijen is het de vraag in hoeverre zij betrokken blijven bij de sport. Volgens sportmarketingbureau Two Circles dalen de uitgaven aan sportsponsoring wereldwijd met 37 procent van 46,1 miljard dollar in 2019 naar 28,9 miljard dollar in 2020. 192 Hoe langer de coronacrisis aanhoudt, hoe meer bedrijven het lastig zullen krijgen en gaan twijfelen over sponsoring. Er zijn ook positieve signalen. Zo werd op 24 april aangekondigd dat de Nederlandse Loterij haar partnership met NOC*NSF uitbreidt. 193
De samenwerking wordt met een jaar verlengd en de financiële bijdrage verhoogd met 1 miljoen euro om in het Coronanoodfonds Sport te stoppen.
De bijdrage aan de sport vanuit overheden blijft naar verwachting grotendeels in stand. Bestaande subsidies worden voortgezet en investeringen vinden vooralsnog doorgang. Daarbij zijn er verschillende steunmaatregelen waar de sport voor in aanmerking komt. Deze maatregelen zullen in paragraaf 9.4 verder besproken worden. In termen van figuur 9.1 blijven de pijlen vanuit de linkerkant van de figuur
192 Sponsorreport (2020), zie https://www.sponsorreport.nl/onderzoeksportsponsoring-daalt-met-37-naar-28- 9-miljard/ .
193 NOC*NSF (2020), zie https://nocnsf.nl/nieuws/2020/04/nederlandse-loterij-breidt-partnership-nocnsf-uit .
groen en in sommige gevallen zullen de bijbehorende bedragen zelfs stijgen door de steunmaatregelen. De toekomst is onzeker. Het kabinet ondersteunt de Nederlandse economie in 2020 maar kan dat niet oneindig doorzetten. Wanneer de steunmaatregelen versoberd worden of stoppen, verdwijnt de compensatie voor het omzetverlies in de sport. Gaat de landelijke overheid over tot bezuinigingen om de opgebouwde staatschuld af te lossen en/of gaan gemeenten hun huurtarieven voor sportaccommodaties verhogen om hun begroting weer in het gareel te krijgen, dan kunnen ook de geldstromen van overheidszijde voor de sport in gevaar komen.
Naast het model voor de breedtesport is in voorgaande hoofdstukken tevens aandacht besteed aan de financiële stromen binnen de topsport (hoofdstuk 6) en sportevenementen (hoofdstuk 7). In beide hoofdstukken is een model gepresenteerd dat op basis van het voorbeeld van KPMG is opgesteld.
Voor de topsport blijven de inkomsten vanuit ministeries veelal overeind. De problemen ontstaan bij de inkomsten vanuit private partijen en de uitgaven van consumenten. Daarbij liggen alle competities op dit moment stil waardoor de topsporters ook geen prijzen- of startgelden ontvangen. De situatie voor de onderscheiden sporttakken is binnen de topsport erg verschillend en het is zeer afhankelijk van de context in hoeverre de bron geraakt wordt.
Voor sportevenementen is de situatie met betrekking tot de financiële stromen problematisch. Stromen vanuit overheden blijven enigszins intact maar zolang er geen sportevenementen worden georganiseerd vallen vrijwel alle stromen vanuit de markt weg. Als er geen evenementen zijn, dan zijn er geen inkomsten uit de kaartverkoop aan bezoekers en/of deelnemers. Inkomsten vanuit rechtenhouders, sponsoren, de media en horeca/catering vallen evenzo weg. De versoepelingen aangekondigd op 24 juni
2020 gaan de organisatoren van sportevenementen mogelijk weer wat lucht geven. Mits de anderhalve meter afstand gehouden kan worden en er gewerkt kan worden met reserveringen zijn vergunningsplichtige buitenactiviteiten zoals sportevenementen per 1 juli 2020 weer toegestaan. Wel moet nog steeds het traject worden doorlopen van een vergunningsaanvraag, waardoor het nog even kan duren voordat er echt weer evenementen plaatsvinden. Voor sportevenementen lijkt de zomer van 2020 een verloren seizoen.
Aan de pijlen in de gepresenteerde modellen hebben we bronnen gekoppeld waarmee we in de komende periode de financiële stromen monitoren. Niet voor alle financiële stromen is op dit moment een bron voorhanden, deze bestempelen we voor nu als kennislacunes die we in de komende periode proberen te dichten. Het overzicht van de bronnen is te vinden in de tabellen B3.1, B3.2 en B3.3 in bijlage 3.
In paragraaf 9.4 geven we een overzicht van het totaal aan financiële gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector.
Door het verslechterde economische klimaat staat het voortbestaan van bedrijven onder druk. Uit een aanvullend blok 194 in de Conjunctuurenquête van het CBS in april 2020 komt naar voren dat bijna de helft van de bedrijven in Nederland verwacht dat het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt wanneer de
194 In tegenstelling tot de rest van de Conjunctuurenquête is voor het aanvullende blok van april een uitsplitsing naar de sector sport (SBI 931) niet mogelijk. Het laagste aggregatieniveau voor de sport is Cultuur, sport en recreatie.
coronacrisis langer dan een half jaar aanhoudt. 195 Gegeven dat Nederland in het tweede kwartaal van 2020 1.871.415 bedrijven en instellingen telt (CBS Statline), komt dat neer op 879.565 bedrijven die in grote financiële problemen zouden komen. Binnen de sector Cultuur, sport en recreatie waren de zorgen onder ondernemers nog groter. 59 procent verwacht de continuïteit van het bedrijf, gerekend vanaf april 2020, maximaal zes maanden te kunnen handhaven mochten de coronamaatregelen aanhouden (figuur 9.2). Een maand later, na afkondiging van enkele versoepelingen van de coronamaatregelen, blijkt dat volgens een tweede aanvullende meting van de Conjunctuurenquête dat ondernemers positiever naar de handhaving van de continuïteit van het bedrijf te kijken. 196 Binnen de sector Cultuur, sport en recreatie verwacht 34 procent van de ondernemers gerekend vanaf mei 2020 binnen zes maanden in de problemen te komen.
Het aandeel ondernemers dat verwacht meer dan twaalf maanden voort te kunnen bestaan is vergeleken met april flink gestegen, 24 procent ten opzichte van 4 procent. Binnen de sector Sport en recreatie 197 , een sector die binnen de sector Cultuur, sport en recreatie valt, komen de verwachtingen van de ondernemers nagenoeg overeen met de verwachtingen van de overkoepelende sector.
t en april 59 13 4 24
or e sp eati
u r, cr ltu re C u mei 34 18 24 25
0% 20% 40% 60% 80% 100%
0-6 maanden 6-12 maanden Meer dan 12 maanden Dat is niet te zeggen
Bron: Conjunctuurenquête CBS, april en mei 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
In mei 2020 zijn er nog geen grote veranderingen te zien in de ontwikkeling van het aantal bedrijven en instellingen 198 (figuur 9.3) en het aantal faillissementen (figuur 9.4) binnen de sportsector. Het totaal aantal bedrijven en instellingen in Nederland is tot en met het tweede kwartaal in 2020 gestaag gestegen en binnen de sportsector is het aantal bedrijven stabiel.
195 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/19/helft-bedrijven-vreest-voor-voortbestaan-door href="https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/19/helft-bedrijven-vreest-voor-voortbestaan-door-coronacrisis">coronacrisis .
196 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/24/minder-zorgen-over-continuiteit-bedrijf-bij href="https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/24/minder-zorgen-over-continuiteit-bedrijf-bij-ondernemers">ondernemers .
197 In het aanvullende blok van de Conjunctuurenquête van het CBS in mei is de uitsplitsing naar Sport en recreatie (SBI 93) wel mogelijk.
198 In bijlage tabel B4.4 wordt het aantal bedrijven en instellingen in het tweede kwartaal 2020 uitgesplist binnen de sector sport (SBI 931) naar alle onderliggende SBI-codes.
130
120
110
100
kw w w w w w w kw w w w w w w w w ** ** ** **
*
w w w w w w
*
1 e 2 e k e k 3 4 e k 1 e k 2 e k 3 e k 4 e 1 e k 2 e k 3 e k 4 e k 1 e k 2 e k 3 e k 4 e k
1 e k 2 e k 3 e k 4 e k 1
e k 2 e k
2015 2016 2017 2018 2019 2020
Nederland totaal Sport
Bron: CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
-
*Voorlopige cijfers.
** Nader voorlopige cijfers.
Het aantal faillissementen in Nederland begint een opwaartse beweging te laten zien, vooral binnen de handelssector. 199 Binnen de sportsector blijven de aantallen vooralsnog laag, met (nog) geen faillissementen in het tweede kwartaal van 2020. Gezien de bovengenoemde verwachtingen van ondernemers en de kans dat de huidige coronaproblematiek nog wel even zal aanhouden, is de verwachting dat in de komende maanden veranderingen in deze aantallen zullen plaatsvinden. Deze veranderingen worden binnen de monitoring door het Mulier Instituut bijgehouden en worden in volgende rapportages gepresenteerd.
199 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/aantal-faillissementen-gestegen-in-april .
800 10
8 600
6
400
4
200 2
0 l 0 jan ma ei
l p
m ju se n ov jan ma
ei
m ju p p ei l p ei l se n ov jan ma ei l m ju se n ov jan ma m ju se n o
v
jan ma m ju
p
se n ov
-
*jan a*
m 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Nederland totaal (linker as) Sport (rechter as)
Bron: CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
-
*Voorlopige cijfers.
** Nader voorlopige cijfers.
Het ondernemersvertrouwen in de Nederlandse economie was nog nooit zo laag. 200 Ook in de sport zien ondernemers het somber in. In de Conjunctuurenquête vraagt het CBS ondernemers om aan te geven hoe verschillende economische indicatoren zich hebben ontwikkeld in de afgelopen drie maanden
(toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen). Het saldo van toenames tegenover afnames geeft een indicatie van de ervaringen van ondernemers. Figuur 9.5 geeft deze weer voor ondernemers binnen de sportsector. Vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar geleden is met name de omzet enorm verslechterd in het tweede kwartaal van 2020. De omzet is voor bijna 70 procent van de ondernemers afgenomen en geen enkele zag de omzet stijgen. De winstgevendheid van bedrijven, het ervaren economisch klimaat en in mindere mate de concurrentiepositie laten allemaal aanmerkelijk sombere cijfers zien dat een jaar geleden. De personeelssterkte lijkt vooralsnog stabiel te zijn gebleven in het meest recente kwartaal. Dit is een indicator die later reageert dan andere indicatoren. Door het wegvallen van omzet komt de financiële huishouding van bedrijven onder druk te staan, wat op termijn tot ontslagen leidt.
200 CBS (2020), zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/ondernemersvertrouwen-in-tweede-kwartaal href="https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/20/ondernemersvertrouwen-in-tweede-kwartaal-laagste-ooit-gemeten">laagste-ooit-gemeten .
Personeelssterkte 7,2 -0,3
Concurrentiepositie -7,6 -18,1
Economisch Klimaat -3,8 -58,9
Winstgevendheid -10,9 -59,3
Omzet 10,1 -69,1
-80 -60 -40 -20 0 20
2019 2e kwartaal 2020 2e kwartaal
Bron: Conjunctuurenquête CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondernemen gaat gepaard met het overwinnen van belemmeringen. Voorafgaand aan de coronacrisis steeg het aandeel ondernemers dat belemmeringen ervoer al licht, maar deze stijging is in het tweede kwartaal van 2020 flink doorgeschoten (figuur 9.6). 89 procent van de bedrijven geeft aan voor het tweede kwartaal van 2020 belemmeringen te ervaren. De belemmeringen die ervaren worden zijn door de ondernemers vooral gekarakteriseerd als “andere oorzaken”, waarmee waarschijnlijk de ondernemers de coronacrisis als (bron van) belemmering(en) aangeven.
100
13 4 7 7
17 17
80 14
21 18
11
9 14 7 8 58
7 2
12 Andere oorzaken
60 11 8
9 12
Weersomstandigheden 11
2 11 13 Financiële beperkingen
11 Productiemiddelen, materiaal, ruimte 40 6
Tekort aan arbeidskrachten
9 Onvoldoende vraag
50 49 44 46 4
20 Geen belemmeringen 38
12
11 0
1e kw 2e kw 3e kw 4e kw 1e kw 2e kw
2019 2020
Bron: Conjunctuurenquête CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Voor de komende drie maanden (vanaf april 2020) zien ondernemers binnen de sportsector het somber in. Met name voor de omzet en het economische klimaat staan de signalen op rood (figuur 9.7). Geen enkele ondernemer verwacht op beide indicatoren een toename in de komende maanden en ongeveer 90 procent voorziet een afname. Daarbij is de verwachting dat de personeelssterkte zal afnemen in de komende drie maanden.
4,8 Personeelssterkte
-42,5
6,9 Omzet
-89,2
0,4 Economisch klimaat
-90,2
-100 -80 -60 -40 -20 0 20
2019, 2e kwartaal 2020, 2e kwartaal
Bron: Conjunctuurenquête CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
In het aanvullende blok in de Conjunctuurenquête van april, dat specifiek gericht is op de effecten van de coronacrisis, komen deze verwachtingen eveneens naar voren. Voor zowel de werkgelegenheid als de omzet voorziet het grootste deel van de ondernemers een afname als gevolg van de coronacrisis (figuur 9.8). In de sector Cultuur, sport en recreatie ligt dit aandeel hoger dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast valt op dat binnen de groep die een afname voorziet het aandeel met een forse afname (>20 %) het grootste deel vormt. Met name voor de omzetontwikkeling is dit het geval. Binnen de sector Cultuur, sport en recreatie verwacht 76 procent dat de omzet met meer dan 20 procent zal afnemen.
Werkgelegenheid
Totaal 23 17 18 38 3
Cultuur, sport en recreatie 39 11 13 37
Omzetontwikkeling
Totaal 44 20 13 19 6
Cultuur, sport en recreatie 76 7 7 9 1
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Afname > 20% Afname 10-20% Afname max. 10% Blijft stabiel Toename
Bron: Conjunctuurenquête CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Het effect dat de coronacrisis heeft op de werkgelegenheid is in het aanvullende blok van de
Conjunctuurenquête van mei nog specifieker uitgevraagd. Met betrekking tot de inzet van personeel noemden de meeste ondernemers binnen de sector Sport en recreatie als kenmerkend dat voor een deel van of al het personeel NOW in aangevraagd (39%; figuur 9.9). Verder vond een kwart van de ondernemers minder inzet van zzp’ers en uitzendkrachten het meest kenmerkend voor de huidige situatie.
1
2 Minder inzet van zzp'ers en uitzendkrachten door
minder activiteiten
25 Meerderheid van, of al het personeel werkt thuis
39 Meerderheid van het personeel kan niet thuiswerken door de aard van werkzaamheden
Voor een deel van of al het personeel is NOW/
11 werktijdverkorting aangevraagd
Voor een deel van, of al het personeel is de arbeidsovereenkomst beëindigd
Geen andere situatie dan in andere tijden
23
Bron: Conjunctuurenquête CBS, mei 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Om de effecten van de economische neergang als gevolg van de coronacrisis te beperken, hebben ondernemers verschillende maatregelen doorgevoerd. Figuur 9.10 laat de belangrijkste maatregelen zien die binnen de sector Sport en recreatie (SBI 93) zijn genomen. De meeste ondernemers noemen het instellen op de anderhalvemetereconomie (46%) en kostenreductie (35%) als belangrijkste maatregelen (figuur 9.10). Slechts 2 procent van de ondernemers geeft aan geen maatregelen te treffen.
1
2
9 Bedrijf en werkwijzen instellen op 1,5
metereconomie 8 Kostenreductie
Product/dienst aanpassen (bijv. kwaliteit, levering) 46
Innovatie/ontwikkeling van nieuwe producten/diensten/processen Andere markten/doelgroepen bedienen
Geen; bedrijf vindt het nu (nog) niet nodig
35 maatregelen te nemen
Bron: Conjunctuurenquête CBS, mei 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Om banen en inkomens te beschermen tegen de gevolgen van de coronacrisis heeft het kabinet een aantal steunmaatregelen gepresenteerd (zie bijlage 1). De generieke maatregelen zijn voor organisaties in de sportsector beschikbaar, afhankelijk van de manier waarop de organisaties geregistreerd staan. Daarnaast hebben verschillende instanties binnen en buiten de sport extra steunmaatregelen aangekondigd. Hiervan komt vooralsnog het meeste ten goede aan de breedtesport.
Zoals beschreven in tabel B1.1 (bijlage 1) heeft het kabinet met steunpakket 1 een aantal regelingen in het leven geroepen ter ondersteuning van de economie. In steunpakket 2 is een aantal van deze steunmaatregelen verlengd, op enkele punten gewijzigd en zijn nieuwe steunmaatregelen toegevoegd. Veel organisaties binnen de sportsector kunnen gebruikmaken van deze regelingen.
Bedrijven binnen de sportsector kunnen binnen de NOW-regeling (Tijdelijke Noodmaatregelen
Overbrugging voor Werkbehoud) een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen bij het UWV indien zij een omzetverlies verwachten van minimaal 20 procent. Binnen het eerste steunpakket kon dit voor de maanden maart, april en mei, en met de verlenging van de regeling is het vanaf 6 juli 2020 mogelijk om ook een aanvraag te doen voor juni, juli en augustus. Tussen 6 april en 30 april zijn in totaal ongeveer 114.000 aanvragen ingediend, waarvan 104.000 aanvragen zijn goedgekeurd. 201 Deze aanvragen komen overeen met een voorschot van 1,9 miljard euro. Het aandeel van de sportsector binnen deze aantallen en hoe de ontwikkeling na 30 april eruit ziet, is op dit moment nog niet duidelijk. In volgende rapportages zal gepoogd worden deze uitsplitsing wel te maken.
Naast de NOW kunnen bedrijven binnen de sportsector een eenmalige tegemoetkoming ontvangen via de TOGS-regeling (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19). Deze regeling is opgesteld om ondernemers te compenseren die direct schade ondervinden van de diverse coronamaatregelen. Valt het bedrijf binnen de vastgestelde selectie SBI-codes 202 en heeft het maximaal 250 werkzame personen in dienst, dan kan het bedrijf de eenmalige tegemoetkoming van 4.000 euro aanvragen om de vaste lasten te betalen. Binnen de selectie SBI-codes zijn alle sectoren die binnen de SBI code Sport en Recreatie (SBI 93) vallen opgenomen. Hiermee komt het grootste deel van de sportsector in aanmerking voor de TOGS. Is het bedrijf officieel onder een andere SBI-code geregistreerd dan de codes onder SBI 93, dan kan het nog zijn dat het bedrijf in aanmerking komt voor de TOGS aangezien de selectie SBI-codes breed is. Zo komen bijvoorbeeld zeil- en surfscholen en dansscholen ook in aanmerking voor de TOGS (respectievelijk met SBI- codes 85511 en 85521).
Tot en met 15 mei zijn voor de sport in totaal 14.649 aanvragen ontvangen (tabel 9.1). Van deze aanvragen zijn 14.429 aanvragen goedgekeurd, corresponderend met een bedrag van ruim 57 miljoen euro. Binnen de sport komen veruit de meeste aanvragen vanuit de categorie Overig sport- en recreatieonderwijs (SBI 85519), 3.418 aanvragen (tabel B3.5 in bijlage 3). Andere categorieën met meer dan 1.000 aanvragen zijn Veldvoetbal (SBI 93121), Fitnesscentra (SBI 9313) en Sportscholen (SBI 93146).
201 Rijksoverheid (2020). https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele href="https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/nieuws/2020/05/01/steunmaatregelen-kabinet-helpen-ruim-2-miljoen-mensen">regelingen/nieuws/2020/05/01/steunmaatregelen-kabinet-helpen-ruim-2-miljoen-mensen .
202 Lijst van branches en sectoren die in aanmerking komen voor de TOGS regeling. https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/togs/vastgestelde-sbi-codes-0 .
Net zoals voor de NOW-aanvragen, monitoren we de ontwikkelingen in het aanvragen van TOGS en zullen we waar nodig en mogelijk de cijfers actualiseren in volgende rapportages.
Totaal Sport Ontvangen aanvragen 14.649 Toegekende aanvragen 14.429 Afgewezen aanvragen 1 Aanvragen in behandeling 219
Uitbetaald bedrag €57.716.000
% Betaald 98% Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, mei 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Binnen dezelfde selectie sectoren als voor de TOGS is het mogelijk om een tegemoetkoming voor MKB- ondernemers aan te vragen, de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb). Binnen deze regeling kunnen bedrijven met een omzetderving van 30 procent een tegemoetkoming krijgen voor hun materiële kosten. De TVL maakt onderdeel uit van steunpakket 2, aantallen van aanvragen zullen dus is komende periode duidelijk gaan worden. Deze komen indien beschikbaar in volgende rapportages aan bod.
Zelfstandigen binnen de sport kunnen gebruikmaken van de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers). De Tozo zorgt voor een periode van drie maanden voor aanvullende inkomensondersteuning. Het vult het inkomen aan tot het sociaal minimum en hoeft niet terugbetaald te worden.
Met het tweede steunpakket is de Tozo verlengd, met als voornaamste aanpassing dat het inkomen van de partner nu meegenomen wordt bij het honoreren van de aanvraag. De uitvoering van de Tozo ligt bij gemeenten en is heel verspreid. 203 Precieze cijfers over het aantal aanvragen zullen daarom pas op een later moment beschikbaar worden.
Bedrijven in de sportsector kunnen gebruik maken van verschillende belasting-, garantie- en kredietregelingen (zie bijlage 1). De effecten van deze regelingen zullen niet voor elke regeling even makkelijk te kwantificeren zijn. Voor volgende rapportages wordt verkend in hoeverre dit mogelijk is, gegeven de beschikbare gegevens.
Naast de generieke steunmaatregelen hebben verschillende organisaties ook specifieke maatregelen aangekondigd voor de sport (zie tabel B1.1 in bijlage 1).
203 Rijksoverheid (2020), zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele href="https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/nieuws/2020/05/01/steunmaatregelen-kabinet-helpen-ruim-2-miljoen-mensen">regelingen/nieuws/2020/05/01/steunmaatregelen-kabinet-helpen-ruim-2-miljoen-mensen .
Het ministerie van VWS kondigde op 18 mei aan 110 miljoen euro beschikbaar te stellen voor sportverenigingen. Deze steunmaatregel is vooral bedoeld om de huisvestingskosten voor verenigingen zoveel mogelijk kwijt te schelden. Van de 110 miljoen komt 90 miljoen ten goede van verenigingen die huren bij de gemeenten. De gemeenten worden gecompenseerd voor de huur die ze voor de periode van 1 maart tot 1 juni 2020 kwijtschelden. De overige 20 miljoen is bedoeld voor sportverenigingen met een eigen accommodatie. Zij kunnen een tegemoetkoming krijgen van maximaal 2.500 euro.
NOC*NSF heeft op 17 maart aangekondigd een Coronanoodfonds Sport in te stellen om de sport te ondersteunen naar aanleiding van de coronacrisis. Zelf steekt NOC*NSF 4 á 5 miljoen euro in het fonds maar het is de bedoeling dat het fonds nog groter gaat worden. Zo kondigde de Nederlandse Loterij op 24 maart aan, naast de verlenging van de samenwerking met NOC*NSF, ook 1 miljoen euro in het
Coronanoodfonds te steken. De precieze uitwerking van het fonds is vooralsnog onbekend. Daarom is nog niet te zeggen welke partijen binnen de sport kunnen profiteren van dit noodfonds.
De KNVB heeft op 6 april aangekondigd een steunpakket op te stellen voor profclubs en amateurclubs. Dit steunpakket, ter waarde van 11 miljoen euro, is samen met sponsor ING en de internationals van het
Nederlands elftal in het leven geroepen en is bedoeld om de financiële gevolgen van de coronacrisis voor voetbalorganisaties te beperken. Naast de KNVB hebben ook andere bonden tegemoetkomingen opgezet voor hun verenigingen, zoals de KNHB en de KNGU.
Naast dit steunpakket is in het Deltaplan van de KNVB ook een solidariteitssteunfonds aangekondigd. Het fonds is een initiatief van KNVB, Eredivisie en de clubs die volgend seizoen Europees spelen (Ajax, AZ,
Feyenoord, PSV en Willem II) en bedraagt 15 miljoen euro. Met dit fonds wordt steun geboden aan de overige clubs in de Eredivisie en de Keuken Kampioen Divisie.
Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) kan met ingang van 1 mei borgstellingen verstrekken voor zogenoemde noodkredieten. Dat zijn leningen die specifiek bedoeld zijn voor het opvangen van de financiële schade die sportorganisaties hebben geleden als gevolg van de sluiting van de sportclubs als maatregel tegen de verspreiding van het coronavirus. Verenigingen kunnen hiermee leningen aanvragen van de bank, waarbij SWS borg staat.
Met verschillende steunmaatregelen komt de vraag op in hoeverre de omzetderving binnen de sport gecompenseerd wordt. NOC*NSF schatte in maart de omzetderving voor de sportsector tot 1 augustus op zo’n 950 miljoen euro (tabel 9.2). Deze inschatting is destijds met de kennis van toen gedaan maar inmiddels is veel veranderd. Delen van de sport zijn (gedeeltelijk) weer open of zullen open gaan voor 1 augustus, als dat de verspreiding van het coronavirus onder controle blijft.
Schadepost Bedrag Weggevallen contributies sportverenigingen € 140 Inkomstenderving kantines € 150 Afgelasting of uitstel van (grote) sportevenementen € 200 Inkomstenderving ondernemers in de sport € 300 Betaald voetbal € 110 Inkomstenderving sportbonden € 50
Totaal geschatte omzetderving voor de sportsector tot 1 augustus € 950 Bron: NOC*NSF, maart 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Ondanks dat veel nog onzeker is en we ons moeten baseren op schattingen, is er nu meer informatie dan NOC*NSF had ten tijde van de raming op 18 maart. Op basis van deze informatie maken wij hieronder een schatting van de omzetderving voor de sportsector, op basis van de indeling van dit rapport. Afgezien van de andere indeling en het tijdverschil, verschilt de onderstaande raming van de omzetderving van die van NOC*NSF doordat we voor verenigingen de totale inkomstenderving meenemen in plaats van alleen de contributies en kantine-inkomsten. Verder is onze selectie sportondernemers (zie hoofdstuk 4) aanzienlijk breder dan de selectie ondernemers in de sport volgens NOC*NSF.
Inkomstenderving Kostenbesparing Verenigingen € 339 € 133 Sportbonden € 56 € 28 Sportondernemers € 815 € 122 - € 204* Betaald voetbal (Eredivisie en Keuken Kampioen Divisie) € 96 € 15 - € 25 Sportevenementen € 208 € 125 - € 166*
Totaal tot 1 augustus € 1.514 € 423 - € 556 * Op basis van eigen inschatting.
Tabel 9.3 vat, op basis van de bevindingen in voorgaande hoofdstukken, onze schatting van het omzetverlies voor de sportsector samen. Sportverenigingen schatten (begin april) de omzetderving voor de periode tot 1 augustus in op zo’n 339 miljoen euro. Ze verwachten 133 miljoen te kunnen bezuinigen, zodat de schade uitkomt op 206 miljoen euro (zie hoofdstuk 3). Het omzetverlies valt iets hoger uit vergeleken met de eerste inschatting van NOC*NSF, die uitkwam op een omzetderving bij verenigingen van 290 miljoen, waarvan 150 door wegvallen contributies en 140 miljoen door wegvallen van kantineinkomsten. Dat de schatting hier iets hoger uitvalt komt mede doordat nu ook het wegvallen van sponsorinkomsten en inkomsten gerelateerd aan activiteiten (toernooien, clinics, verhuur e.d.) is meegenomen. Dat de uiteindelijke schade wat minder uitvalt komt doordat er bezuinigingsmogelijkheden zijn en dat verschillende sportactiviteiten in mei en juni al weer hebben mogen starten, waardoor met name ledenverlies kan meevallen, en dat vanaf 1 juni (golf) of 1 juli de kantines weer gedeeltelijk in gebruik kunnen worden genomen. De meeste sporten zullen hier niet echt van kunnen profiteren, maar bijvoorbeeld bij watersporten en tennis kan dit toch helpen het omzetverlies te beperken. Overigens is het belangrijk op te merken dat de geschatte inkomstenderving tot 1 augustus naar verwachting de maximale omzetderving zal zijn. De schatting komt voort uit een peiling van begin april, op het hoogtepunt van de coronacrisis en nog veel onduidelijkheid. Nu er meer duidelijkheid is voor verenigingen en er vanaf 1 juli weer veel mogelijk is, kan het zijn dat een inschatting op dit moment een positiever beeld geeft.
Sportbonden voorzien voor de periode tot en met 1 september een inkomstenderving van 69,6 miljoen (zie hoofdstuk 8). Onder de aanname dat deze inkomsten gelijk verdeeld zijn over de periode april tot 1 september kunnen we de inkomstenderving terugrekenen tot de periode tot 1 augustus. Dit resulteert in een bedrag van 56 miljoen inkomstenderving tot 1 augustus. Naast de afname van de inkomsten voorzien de sportbonden mogelijkheden tot kostenbesparing. Terugrekenend tot de periode tot 1 augustus komt deze besparing neer op 28 miljoen. De schade, inkomstenderving minus kostenbesparing, zou daarmee op 28 miljoen komen.
Cijfers van het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) geven ons de mogelijkheid een schatting te maken van de omzetderving van sportondernemers. Tot en met april is door de brancheorganisaties een schatting gemaakt van de omzetderving en voor mei en juni is een inschatting gemaakt voor twee scenario’s: de accommodatie blijft helemaal dicht of het kan beperkt open (zie hoofdstuk 4). Inmiddels weten we dat een aantal typen ondernemers al beperkt open mag en vanaf 1 juli zullen voor de gehele groep de deuren weer open gaan. Met dit in het achterhoofd hebben we voor de sportondernemers de geschatte omzetderving tot 1 augustus berekend. In deze berekening pakken we het totale bedrag tot en met april plus de bedragen voor mei en juni naar invulling van de scenario’s. Voor ondernemers die open mogen (zoals golf) pakken we de omzetderving voor beperkte openstelling en voor aanbieders die pas op 1 juli open kunnen (zoals fitnesscentra) pakken we het bedrag voor het scenario gesloten blijven. De omzetderving voor de maand juli komt voort uit de optelsom van het beperkt open scenario, aangezien vanaf 1 juli voor alle sportondernemers de deuren weer open mogen. Deze berekening komt onder aan de streep op een bedrag van 815 miljoen euro omzetderving voor de sportondernemers. Dit is een aanzienlijk bedrag, zeker vergeleken met de schatting van NOC*NSF, maar dit kan worden verklaard doordat er nu beter zicht is op de omvang van het sportaanbod dat mogelijk wordt gemaakt door sportondernemers (zie hoofdstuk 4).
Over mogelijke besparingen is vanuit de sportondernemers nog geen verdere informatie voor handen. Wel kunnen we een globale inschatting maken, waarbij we rekening houden met het verschil tussen vaste en variabele lasten. Onder vaste lasten vallen kosten als huisvestingskosten, inrichtingskosten, verzekeringen, vaste energielasten en kosten voor vast personeel. Deze lasten lopen ook door als er niet gesport kan worden. Variabele lasten worden daarentegen niet gemaakt wanneer de sportactiviteiten niet doorgaan. Hieronder vallen kosten als inkoopkosten van een kantine, schoonmaakkosten, kosten voor personeel dat niet vast in dienst is, kosten voor de organisatie van activiteiten en het variabele deel in de energielasten. Tijdens de sluiting hebben sportondernemers voornamelijk kunnen besparen op deze variabele lasten. Aangezien de meeste sportondernemers over een eigen accommodatie beschikken zullen de vaste lasten in verhouding hoger liggen dan de variabele kosten. Zo liet Ronald Wouters, algemeen directeur van branchevereniging NL Actief, in een interview weten dat de vaste lasten in de fitnesssector zo’n 80 procent beslaan. 204 Als ruwe schatting zouden we kunnen zeggen dat vanwege de coronamaatregelen 15 tot 25 procent van de kosten is bespaard. Verrekenen we dit met de geleden omzetderving dan zou deze besparing neerkomen op een besparing tussen de 122 en 204 miljoen euro.
Deze ruwe schatting pogen we in volgende rapportages te onderbouwen.
204 NU.nl (2020): https://www.nu.nl/economie/6060439/sportscholen-verliezen-een-derde-van-leden-zijn-pas href="https://www.nu.nl/economie/6060439/sportscholen-verliezen-een-derde-van-leden-zijn-pas-weer-gezond-in-2021.html">weer-gezond-in-2021.html .
De geschatte omzetderving voor het betaald voetbal (Eredivisie en Keuken Kampioen Divisie) wordt door de KNVB in het nieuwe Deltaplan (zie hoofdstuk 6) geraamd op 96 miljoen euro voor de rest van het seizoen 2019/2020. Hiervan komt 82 miljoen voort uit de Eredivisie en 14 miljoen uit de Keuken Kampioen Divisie. Mocht het seizoen 2020/2021 zonder publiek gespeeld moeten worden, dan wordt de omzetderving voor dat seizoen ingeschat op 331 miljoen. Volgens de KNVB heeft het betaald voetbal de schade voor het seizoen 2019/2020 opgevangen door eigen kostenbesparingen, door loyale fans en commerciële partners, door reserves van clubs en KNVB en door de generieke steunmaatregelen zoals de NOW-regeling. Van de 96 miljoen omzetderving wordt naar schatting 40 miljoen euro opgevangen door de NOW-regeling. Over de overige 56 miljoen euro is lastig te definiëren welk deel opgevangen wordt door kostenbesparingen en voor welk deel de clubs hebben moeten interen op het eigen vermogen. Op basis van een grove schatting wordt uitgegaan van een kostenbesparing die tussen de 15 en 25 miljoen euro ligt. In het onderzoek van de HAN werd de schade voor Eredivisie geschat op 24 miljoen. In dit onderzoek is echter de Keuken Kampioen divisie niet meegenomen en wordt ervan uitgegaan dat de inkomsten uit commercie in stand zullen blijven. Omdat deze omzetderving (aanmerkelijk) lager is dan die welke is geschat door de KNVB, is deze omzetderving in elk geval hetzelfde als de kostenbesparing door de KNVB.
Voor sportevenementen wordt in hoofdstuk 7 de economische schade van mei tot en met het einde van het jaar op 538,4 miljoen euro geschat. Rekenen we dit terug tot de periode april tot en met 1 augustus dan komen we op een geschatte inkomstenderving van 308 miljoen euro. In deze uitgaven zitten ook uitgaven voor bezoek van betaald voetbalwedstrijden en voor wedstrijdgerelateerd kantinebezoek bij sportverenigingen en commerciële sportaanbieders (denk bijvoorbeeld aan bezoek aan paardensport- en golfwedstrijden en toernooien). Om dubbeling met de andere posten in deze optelling te voorkomen, hebben we hiervoor 100 miljoen in mindering gebracht bij ‘sportevenementen’. Dit is een ruwe schatting, die we in volgende rapportages hopen beter te kunnen onderbouwen en specificeren.
Net zoals voor de sportondernemers is op dit moment geen goed zicht op de mogelijke besparingen voor sportevenementen. Voor sportevenementen geldt dat de variabele lasten grotendeels niet gemaakt zullen worden als de sportevenementen niet doorgaan. Directe investeringen vooraf krijg je niet meer terug maar opdrachten voor bijvoorbeeld horecapartijen en podiumbouwers gaan niet door, waardoor deze kosten bespaard zouden kunnen worden door de organisatoren van sportevenementen. Vandaar dat wij een ruwe schatting doen op basis van het wegvallen van een groot deel van deze variabele lasten en verwachten dat sportevenementen zo’n 60 tot 80 procent van de kosten kunnen besparen doordat de sportevenementen geen doorgang hebben gevonden. Kwantificeren we deze percentages naar euro’s op basis van de omzetderving, dan komen we op een geschatte kostenbesparing tussen de 125 en 166 miljoen euro.
Het is overigens niet zo dat met het wegvallen van de variabele kosten voor organisatoren van
sportevenementen voor iedereen een kostenbesparing ontstaat. Organisatoren van sportevenementen maken geen kosten, maar hierdoor lopen partijen uit bijvoorbeeld de horeca of podiumbouwers wel inkomsten mis, die ze met doorlopende vaste lasten moeilijk kunnen compenseren. Deze partijen vallen niet binnen de sportsector, waardoor ze niet worden meegenomen in deze rapportage. Niettemin kan er wel gevolgschade ontstaan als deze infrastructuur schade oploopt, waardoor het organiseren van sportevenementen in de toekomst moeilijker wordt of alleen tegen hogere kosten kan plaatsvinden.
Tellen we alle boven beschreven bedragen bij elkaar op, dan komen wij op een totaal geschatte inkomstenderving voor de sportsector tot 1 augustus van ruim 1,5 miljard euro (tabel 9.3). De uiteindelijke schade wordt mede bepaald door de mogelijkheden om op kosten te bezuinigen en de hoogte van de uitkeringen uit de verschillende steunmaatregelen. Voor verenigingen, bonden en het betaald voetbal zijn cijfers bekend over (mogelijke) kostenbesparingen van in totaal tussen de 176 en 186 miljoen euro. Deze gegevens ontbreken vooralsnog voor sportondernemers en evenementen, die samen een aanzienlijk deel uitmaken van de totale inkomstenderving. Met de schattingen die we hierboven maken over de mogelijke kostenbesparingen voor sportondernemers en sportevenementen loopt de totale kostenbesparing binnen de sportsector op tot een bedrag tussen de 423 en 556 miljoen euro.
Wat betreft de hoogte van de uitkeringen is nog niet zoveel bekend (tabel 9.4). Voor de verenigingssport is er een compensatieregeling van VWS van 110 miljoen voor de maanden maart tot en met mei, met uitzicht op verlenging van die regeling. Verder zit er naar schatting ongeveer 6 miljoen euro in het
Coronafonds Sport NOC*NSF en draagt het financieel steunpakket van de KNVB zo’n 11 miljoen bij. 205 Via de TOGS-regeling is tot en met 15 mei al bijna 58 miljoen aan de sportsector uitgekeerd. Van de andere regelingen hebben we een dergelijke uitsplitsing naar de sportsector nog niet kunnen maken. Los van deze nog openstaande bedragen komt het totaal voor reeds versterkte steunmaatregelen uit op ongeveer 185 miljoen euro. In werkelijkheid zal dit bedrag hoger liggen aangezien de regelingen van de NOW, TVL en
Tozo er nog bovenop komen. Met name de NOW-regeling kan nog voor een flinke stijging zorgen van het bedrag dat de sport binnen krijgt op basis van de steunmaatregelen. Om toch een indicatie te geven over de hoogte van de vergoeding voor de sport vanuit de NOW-regeling, hebben we op basis van voorlopige informatie een voorzichtige schatting gemaakt. In bijlage 5 wordt de berekening achter deze schatting verder toegelicht. Deze schatting komt uit op een bedrag tussen de 214 en 285 miljoen euro. In de volgende rapportages hopen we de daadwerkelijke aangevraagde bedragen te kunnen presenteren.
Soort steunmaatregel Maatregel Bedrag NOW € 214 - € 285* TOGS € 58
Generieke maatregelen TVL PM Tozo PM
Steunpakket VWS € 110 Specifieke maatregelen voor de sport Coronafonds Sport NOC*NSF ~ € 6
Financieel steunpakket KNVB € 11
Totaal ~ € 399 - € 470 * Op basis van eigen inschatting, zie bijlage 5.
Concluderend komen we tot een omzetderving van 1,5 miljard euro in de periode van half maart tot 1 augustus 2020. Dat is ruim een half miljard meer dan NOC*NSF in eerste instantie had geraamd, als gevolg van een betere inschatting van de weggevallen omzet bij sportondernemers.
De bezuinigingen en opbrengsten uit steunmaatregelen waar we nu zicht op hebben, tellen op tot een bedrag tussen de 822 en 1.026 miljoen euro. Daarbij moeten nog komen de opbrengsten uit de TVL-, en Tozo-regelingen, de waarschijnlijke verlenging van het Steunpakket van VWS, de besparingen die kunnen worden gerealiseerd door sportbedrijven en bij sportevenementen en het feit dat per 1 juli meer mogelijk is dan bekend was ten tijde dat schattingen werden gemaakt. Hiermee rekening houdend schatten we de totale schade als liggend tussen 0,4 en 0,6 miljard euro. Nogmaals, het is een (in)schatting op basis van de beschikbare kennis eind juni 2020. De daadwerkelijke schade voor de sport als gevolg van de coronacrisis wordt pas op een later moment zichtbaar.
205 Voor een deel komen de middelen uit reserves binnen de sport, en is dit geen ‘steun’ van buiten de sport. Omdat we de uitsplitsing naar middelen uit reserves en van buiten niet kennen en het op het grote geheel om relatief bescheiden bedragen gaat nemen we deze fondsen hier in hun geheel mee.
Op jaarbasis zal de uiteindelijk omzetderving en schade groter zijn, omdat het niet reëel is te verwachten dat per 1 augustus alles weer ‘normaal’ is in de sport en er geen gevolgschade zal zijn.
Hugo van der Poel
De sportsector is bijzonder hard getroffen door de coronacrisis, net als de horeca-, evenementen- en cultuursector, die in de kern draaien om het bij elkaar brengen van mensen met een gedeelde interesse en (maatschappelijk) doel, voor een gezamenlijke activiteit en de mogelijkheid tot ontmoeting. De coronamaatregelen zijn gericht op het beperken van fysieke contacten, iets waar het nu juist om te doen is in grote delen van de sportsector en wat cruciaal is voor de maatschappelijke waarde van sport. Zolang beperkingen op fysieke contacten blijven gelden, zal dit invloed hebben op de sport en verhinderen dat we kunnen terugkeren naar de situatie in het precovidium.
De spelgeoriënteerde verenigingssport is vanouds de kern van het sportsysteem. De activiteiten behorend tot deze kern zijn halverwege maart 2020 geheel stilgelegd: de competities en trainingen zijn gestopt, de accommodaties en kantines gesloten en de algemene ledenvergaderingen en overige clubactiviteiten uitgesteld. Ook sportevenementen, betaald voetbal, topsport en het ‘fysieke’ commerciële sportaanbod van fitnesscentra, zwembaden, maneges en dergelijke zijn stilgelegd. Slechts een paar segmenten van het sportsysteem hebben geen of beperkt last (gehad) van de coronamaatregelen, of hebben er mogelijk zelfs iets van geprofiteerd. Dat zijn de segmenten waar sport en bewegen alleen of met huisgenoten wordt gedaan, thuis of in de openbare ruimte. Bij het sporten in de openbare ruimte moet vooral gedacht worden aan diverse vormen van fietsen en lopen, fitnessachtige activiteiten in parken en actieve vormen van buitenspelen door kinderen. Verder kunnen mensen thuis en in de tuin beweegactiviteiten ondernemen, variërend van yoga tot krachttraining en gebruik van een hometrainer en zwembad(je) in de tuin. Ook esports moet in dit verband worden genoemd, als mogelijkheid om het competitie- en prestatieelement in sport te blijven ervaren en (virtueel) contact te houden met gelijk-geïnteresseerden.
De verschillende segmenten in het sportsysteem zijn dus op verschillende manieren geraakt door de coronacrisis, en doorlopen in de zomer van 2020 in verschillend tempo de fasen 206 richting het postcovidium, omdat de versoepelingen van de coronamaatregelen per segment verschillen.
Niet alleen de onderscheiden segmenten van het sportsysteem zijn in verschillende mate getroffen door de coronamaatregelen, dit geldt ook voor onderscheiden bevolkingsgroepen. Opvallend zijn de grote verschillen tussen leeftijdsgroepen. Kinderen in de basisschoolleeftijd hebben in april een enorme terugval in sport- en beweegactiviteit laten zien (50%), veel meer dan kinderen in de middelbare schoolleeftijd (15%). 207 Het wegvallen van (georganiseerde) sportactiviteiten is maar beperkt gecompenseerd door meer buitenspelen. Het overheersende beeld bij het buitenspelen is dat daarbinnen de verschillen groter zijn geworden: kinderen die dit al weinig deden, zijn dit nog minder gaan doen, en kinderen die al veel buiten speelden, zijn dit nog wat meer gaan doen (zie hoofdstuk 2).
206 Denktank Coronacrisis (2020). De contouren van een intelligent herstelbeleid . Den Haag: SER. (p. 3.)
207 NOC*NSF (2020). NOC*NSF Sportdeelname Index april 2020. Amsterdam/Arnhem: Ipsos/Nederlands
Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie.
Kwetsbare groepen zijn door de coronamaatregelen hard geraakt in hun sport- en beweeggedrag. Zij moeten relatief veel belemmeringen overwinnen om te sporten en actief te bewegen. Die belemmeringen zijn groter geworden door de coronamaatregelen. Zo wonen veel mensen in de kwetsbare groepen in krappe huizen en weinig beweegvriendelijke omgevingen, waar minder ruimte is voor actieve beweegactiviteiten. Velen in de kwetsbare groepen zijn aangewezen op begeleide activiteiten, al dan niet op aangepaste locaties, en speciaal vervoer. Dat is allemaal weggevallen. Ouderen en chronisch zieken behoren al gauw tot de ‘risicogroepen’ als het gaat om de bevattelijkheid voor het coronavirus en sterfte als gevolg van covid-19. Zij ervaren derhalve forse restricties op mobiliteit en uithuizigheid, waardoor er weinig mogelijkheden voor actieve beweegactiviteiten overblijven.
De versoepelingen van de coronamaatregelen die sinds mei 2020 zijn ingegaan, differentiëren
eveneens naar bevolkingsgroepen. Kinderen kregen als eersten weer mogelijkheden om te sporten, voor ouderen, chronisch zieken en inwoners van zorginstellingen duurt het langer voordat ze hun bewegingsvrijheid terug hebben en weer kunnen deelnemen aan sport- en beweegactiviteiten.
De financiële gevolgen voor de onderscheiden segmenten van het sportsysteem zijn zonder meer groot, en voor delen desastreus. In vrijwel alle segmenten is sprake van inkomstenderving, maar er zijn grote verschillen in welk deel van de inkomsten is weggevallen. Bij de inkomstenderving is ruwweg een onderscheid te maken tussen inkomsten uit ‘subsidies’, uit ‘contributies’ en inkomsten uit ‘transacties’.
Bij ‘subsidies’ gaat het om financiële ondersteuning van sportorganisaties door de overheid. De belangrijkste vorm hiervan is de indirecte ondersteuning van sportverenigingen door gemeenten, die niet kostendekkende tarieven hanteren bij de verhuur van sportaccommodatie. Maar hier horen ook de ondersteuning van de topsport met stipendia en de bijdrage aan de kosten van buurtsportcoaches via het Gemeentefonds bij. Tot nu toe lopen de subsidies gewoon door en hebben sportorganisaties niet te maken met inkomstenderving in deze inkomende geldstroom. Sterker nog, er is 110 miljoen van het Rijk beschikbaar gekomen voor gemeenten, om ze te compenseren voor het kwijtschelden van huurpenningen die de verenigingen normaal gesproken betalen voor hun sportaccommodatie. 208
In het woord contributie zit de betekenis van ‘bijdrage’, en daarmee iets van een langdurige en mogelijk zelfs actieve betrokkenheid. Het is een bijdrage aan de instandhouding van een vereniging of club, waarvoor meestal één keer per jaar een bedrag wordt overgemaakt. Minder voorkomende varianten zijn het kopen van aandelen, participeren in een obligatielening, sponsoring of het kopen van een seizoenskaart bij een betaald voetbalvereniging. Het algemene beeld is dat deze inkomstenstroom vooralsnog voor een groot deel blijft doorstromen en in belangrijk mate intact kan blijven als de situatie in de zomer van 2020 ‘normaliseert’ en in september weer gestart kan worden met de competities (zie hoofdstuk 3 voor de verwachtingen bij verenigingen). 209 Abonnementen hangen tussen ‘contributie’ en ‘transactie’ in. Abonnementen kunnen bestaan uit langjarige en vaste afdrachten aan bijvoorbeeld een fitnesscentrum, waarmee onbeperkt gebruik van het fitnesscentrum mogelijk is. Dan lijkt het op een contributie bij een sportvereniging. Abonnementen kunnen ook een duur van bijvoorbeeld een maand hebben en/of maandelijks opzegbaar zijn, waarmee ze meer op een transactie gaan lijken. Ook juridisch wordt er een verschil gemaakt. Abonnementen worden gezien in de sfeer van de dienstverlening, waarbij ingeval van ‘niet leveren’ de abonnementskosten teruggegeven dienen te worden. Bij
208 Zie hierna, paragraaf 10.3, de eerste ‘actuele kwestie’ voor twee aandachtpunten bij dit steunpakket voor sportverenigingen.
209 John Bierling, financieel directeur van NOC*NSF, noemde 1 september 2020 het ijkpunt. Als de verenigingen (en de eredivisie) dan niet weer min of meer ‘normaal’ kunnen gaan draaien, dan ‘gaat die infrastructuur het nog behoorlijk lastig krijgen’. In Sport en Strategie (juni 2020), 13.
verenigingscontributies is besluitvorming daarover uiteindelijk aan de contribuanten zelf, als leden van de vereniging verenigd in de Algemene Leden Vergadering.
Bij ‘transacties’ ligt de nadruk op een eenmalige overdracht (van geld). Denk aan het kopen van een entreekaart bij een zwembad of ijsbaan, een toegangsbewijs voor een evenement of wedstrijd, een bestelling in een kantine, de aankoop van een racket en dergelijke. Ook ‘meerrittenkaarten’ of allerhande ‘knipkaarten’ horen hierbij, omdat er ook zo een één-op-één relatie is tussen de afname van de ’dienst’ en de betaling, met als gevolg dat als de dienst niet wordt afgenomen, er niet wordt betaald.
Het moge duidelijk zijn dat de inkomstenderving groter, acuter en directer is bij aanbieders die hun inkomsten geheel of grotendeels uit transacties halen, vergeleken met aanbieders die in belangrijke mate hun inkomsten uit contributies, langlopende abonnementen en/of subsidies halen.
De schade wordt enerzijds bepaald door de inkomstenderving en anderzijds door de ontwikkeling van de kosten, in het bijzonder de mogelijkheid daarop te bezuinigen. Bij de kosten is vooral de verhouding van vaste en variabele lasten van belang. Bij ‘vaste’ lasten valt te denken aan huisvestingskosten (zoals huur dan wel financieringslasten en afschrijvingen op de sportaccommodatie), inrichtingskosten (bijv. de inventaris van een fitnesscentrum), verzekeringen, vaste energie(leverings)lasten en kosten van personeel dat vast in dienst is. Deze kosten worden gemaakt, ook al wordt er niet gesport. Bij variabele kosten kan worden gedacht aan personeel niet in vaste dienst, schoonmaakkosten, inkoopkosten van een kantine, kosten voor de organisatie van activiteiten en evenementen en het variabele deel in de energielasten. Deze kosten worden geheel of grotendeels vermeden als er niet wordt gesport. Organisaties drijvend op vrijwilligers en geen eigen accommodatie, hebben relatief meer variabele lasten en daarmee bezuinigingsmogelijkheden. Grote organisaties met eigen accommodatie en kantine en vast personeel in dienst hebben relatief veel doorlopende vaste lasten. Hierop bezuinigen kan wel, maar vereist ingrijpende maatregelen, zoals salarisreductie, gedwongen ontslag, afstoten gebouwen en/of onderdelen van de organisatie, zoals bijvoorbeeld voorgesteld in het Deltaplan voetbal in tijden van corona, van de KNVB (hoofdstuk 6).
Combinerend is de schade het grootst bij organisaties die de meeste inkomsten halen uit transacties, en aan de kostenkant een relatief groot deel uitgeven aan vaste lasten. Dit speelt vooral bij sportondernemers met een eigen accommodatie, de eredivisieclubs en grote sportverenigingen met eigen accommodaties.
In het voorjaar van 2021, wanneer van de meeste sportorganisaties de jaarrekening wordt opgemaakt, zal duidelijk worden hoe groot de schade opgelopen in heel 2020 precies is geweest. Die schade is dan zichtbaar in het negatief resultaat over 2020. Organisaties met reserves (eigen (liquide) vermogen,
‘buffers’) en/of mogelijkheid tot lenen (bijv. door het sluiten van een hypotheek of lenen met garantstelling door bijvoorbeeld Stichting Waarborgfonds Sport) kunnen deze schade geheel of gedeeltelijk opvangen, misschien zelfs voor meerdere jaren. 210 Probleem is wel dat de meeste sportorganisaties niet beschikken over ruime buffers en die buffers dus snel uitgeput zijn, terwijl ze rekening moeten houden met mogelijk doorlopende coronamaatregelen en vormen van gevolgschade (zie hierna).
210 De onttrekking van middelen aan reserves of het eigen vermogen is een manier om schade op te vangen, niet zelf een vorm van schade. Anders gezegd, uitgeputte reserves en gekrompen eigen vermogen zijn
gevolgen van de geleden schade.
Buiten de ‘directe’ schade die organisaties in het voorjaar en de zomer van 2020 oplopen door het ontstane negatieve saldo van inkomsten en uitgaven, zijn er nog andere vormen van schade die (zijn) ontstaan door de coronamaatregelen.
Ten eerste zijn er vormen van schade die niet of nauwelijks in geld zijn uit te drukken (‘nietgemonetariseerde’
schade). Te denken valt aan het plezier dat mensen missen omdat ze niet kunnen sporten, geen sportevenementen kunnen bezoeken en op zondagavond wel met een bord op schoot naar Studio Sport kunnen kijken, maar dan vooral pratende hoofden zien, en niet de verrichtingen van hun favoriete voetbalclub. Of de stagnatie of zelfs terugval in de ontwikkeling van sporttechnische vaardigheden, zwemvaardigheid en de motorische ontwikkeling bij kinderen.
Ten tweede is er de schade aan onze gezondheid, doordat we minder bewegen, coronakilo’s
aankomen, vereenzamen en stress ervaren. In hoofdstuk 2 is het onderzoek van Schoemaker aangehaald, dat een indruk geeft van die gezondheidsschade, wanneer je die zou monetariseren. Deze berekeningen maken duidelijk dat de gezondheidsschade aanzienlijk is.
De derde vorm van schade is de ‘gevolgschade’ of schade door ‘na-ijleffecten’. Deze vorm van schade treedt op wanneer de vraaguitval in de crisisfase gevolgd wordt door krimp aan de aanbodszijde, doordat bedrijven failliet gaan en organisaties worden opgeheven. Als dit gebeurt worden zwembaden, ijsbanen, maneges, fitnesscentra, golfaccommodaties, racketcentra, enzovoorts gesloten, en kan het zijn dat men op enig moment wel weer onbekommerd mag zwemmen, schaatsen, paardrijden, enzovoorts, maar het niet kan, omdat het aanbod is verdwenen. Dit kan ook gaan spelen bij evenementenorganisatoren, in het bijzonder bij de faciliterende bedrijven. Dadelijk kunnen er wellicht weer evenementen worden georganiseerd, maar hebben we niet meer de bedrijven (standbouwers, cateraars, verzorgers van geluid en belichting, enzovoorts) om die evenementen (goed) te organiseren. Een andere vorm van gevolgschade is als gemeenten volgend jaar moeten gaan bezuinigen, omdat hun reserves dan zijn uitgeput en ze geen lopende uitgaven mogen financieren met geleend geld. 211 Omdat de sportuitgaven in de ‘vrije ruimte’ van de gemeentelijke uitgaven zitten en er geen wettelijke verplichtingen ten grondslag liggen aan deze uitgaven, is het denkbaar dat gemeenten om hun financiële lasten aan te passen op hun inkomsten ervoor kiezen hun sportuitgaven te beperken, dan wel de huurtarieven voor hun sportaccommodaties te verhogen. Sportverenigingen zien als gevolgschade minder aanwas van leden dan in een normaal seizoen, doordat wervingsactiviteiten zijn weggevallen en leden twijfelen of ze lid moeten blijven, als ze geen competitie kunnen spelen (hoofdstuk 3).
Alle bovengenoemde vormen van schade worden in het voorjaar en de zomer van 2020 geleden, alleen de gevolgschade treedt in deze periode nog nauwelijks op. De steunmaatregelen die de Rijksoverheid heeft getroffen, moeten helpen om de schade te beperken en gevolgschade te voorkomen.
Hoofdstuk 4 maakt duidelijk hoe groot het aandeel van sportondernemers is geworden in het
totale sportaanbod. In het Brancherapport Sport van KPMG was al wel zichtbaar dat er meer bestedingen van sporters terechtkwamen bij sportondernemers dan bij sportverenigingen (respectievelijk 1.8 miljard en ruim 1 miljard euro), maar daarbij had KPMG vooral oog voor de bestedingen bij fitnesscentra. Het overzicht van het POS maakt duidelijk dat de veertien aangesloten brancheorganisaties zelf een getotaliseerde omzet zien van ten minste 3.9 miljard euro, waarvan alleen al 1.4 miljard euro bij de fitnesscentra. Wat in het KPMG-model ook buiten beschouwing blijft is dat consumenten daarnaast nog ongeveer een miljard uitgeven aan bezoek aan sportwedstrijden en –evenementen, waarvan naar schatting
211 Zie de brandbrief Financiële positie van gemeenten wordt onhoudbaar van de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) aan de Tweede Kamer (VNG, 25 juni 2020).
vier vijfde in of via de sportsector zelf wordt uitgegeven. Als het gaat om steunmaatregelen kan al dit commerciële aanbod echter alleen een beroep doen op de generieke steunmaatregelen, zoals TOGS, NOW, Tozo en bank- en kredietfaciliteiten. Een eerste inschatting is dat er veel beroep wordt gedaan op de steunmaatregelen, maar dat die slechts een deel van de schade compenseren, onder meer omdat het eerste steunpakket wel compensatie bood voor personeelslasten, maar niet voor de doorlopende vaste lasten. In dat laatste is wel voorzien met de steunmaatregel Tegemoetkoming Vaste Lasten voor het mkb (TVL), die per 1 juni 2020 is ingegaan en doorloopt tot 1 oktober 2020.
Het beeld bij topsport is gemengd en deels niet duidelijk. Dat laatste komt vooral doordat we
geen goed zicht hebben de reguliere geldstromen in het ‘commerciële’ deel van de topsport en evenmin zicht hebben of, en zo ja, in welke mate gebruik gemaakt wordt (lees: kan worden) van de steunmaatregelen. Zo is het maar de vraag of topsporters die een belangrijk deel van hun inkomsten halen uit start- en prijzengeld voor een of andere steunmaatregel in aanmerking komen. Dat geldt ook voor personen en organisaties die te maken hebben met wegvallen van sponsorinkomsten. Voor het betaald voetbal geldt dat het goed nieuws is dat de competitie in september weer kan starten, met publiek in de stadions. Omdat voor het publiek naar verwachting wel hygiënemaatregelen zullen gelden, zijn daarmee nog niet alle problemen voorbij, omdat zo de capaciteit van de stadions slechts in beperkte mate kan worden gebruikt en de inkomsten daarmee nog niet op het oude niveau kunnen komen.
Voor de georganiseerde sport, in het bijzonder de sportverenigingen, zijn de reguliere subsidies en contributie-inkomsten voor 2020 over het algemeen niet in gevaar. De financiële pijn voor de korte termijn zit vooral bij weggevallen kantine-inkomsten en inkomsten van clubacties en activiteiten, en het doorlopen van vaste lasten voor de accommodatie en/of personeel in vaste dienst. Verenigingen kunnen een beroep kunnen doen op de generieke steunmaatregelen en daarnaast kan een deel van de verenigingen profijt kan hebben van specifieke steunmaatregelen voor de sport, zoals de extra steun voor verenigingen met een eigen accommodatie en kwijtschelding van de huurpenningen. Als gevolgschade zou zich een terugval in het aantal leden kunnen voordoen, en daarmee in de opbrengsten uit contributie en in de kantine-inkomsten. Andere vormen van gevolgschade die kunnen optreden zijn het wegvallen van sponsorinkomsten, vanwege de moeilijke financiële situatie bij sponsoren, en verhoging van de huurtarieven voor de accommodaties bij gemeenten, die gedwongen zijn hun begroting op orde te brengen. 212 Nu per 1 juli 2020 alle sporten weer kunnen worden beoefend, competities mogelijk zijn en de kantines open kunnen is te hopen dat deze gevolgschade gaat meevallen.
In het advies van de Denktank Coronacrisis 213 en het briefadvies van de drie planbureaus en het RIVM 214 wordt een onderscheid gemaakt tussen een ‘afwegingskader’ en gerichte adviezen voor actuele kwesties. Wij ambiëren niet om in deze monitor Sport en corona adviezen te verstrekken, maar willen wel enkele
212 VNG (2020). Position paper voor het AO financiële verhoudingen, 2 juli. Financiële positie van gemeenten wordt onhoudbaar. Den Haag: VNG.
213 Denktank Coronacrisis (2020). De contouren van een intelligent herstelbeleid . Den Haag: SER. In dit advies is niet letterlijk sprake van een afwegingskader, maar presenteert de denktank wel een achttal
uitgangspunten voor herstelbeleid. Enkele van die uitgangspunten zitten in de randvoorwaardelijke sfeer
(economische basis overeind houden, grip op gezondheidszorg) en enkele betreffen het proces (afstemming
binnen EU, heldere communicatie). Inhoudelijk is van belang dat wordt geadviseerd om bij het herstelbeleid
oog te hebben voor de middellange en langetermijnagenda’s van voor de coronacrisis en rekening te
houden met het brede welvaartsperspectief.
214 SCP, CPB, PBL en RIVM (2020). Aandachtspunten voor een herstelbeleid . Den Haag: SCP, CPB, PBL en RIVM.
aandachtspunten benoemen voor het sportbeleid in deze onzekere tijden. De eerste aandachtspunten betreffen het nut van een afwegingskader.
Het eerste advies voor het algehele herstelbeleid, gegeven door de drie planbureaus en RIVM luidt:
Hanteer een afwegingskader gericht op de samenhang tussen samenleving, economie, leefomgeving en volksgezondheid.
Dit advies komt neer op het hanteren van het brede welvaartsbegrip 215 bij het beoordelen van te nemen maatregelen, om te voorkomen dat al te gemakkelijk wordt gekozen voor ‘herstel’ van de economie en gezondheidszorg van het precovidium, met voorbijgaan van de andere dimensies van het brede welvaartsperspectief.
Voor de sport is het een aandachtspunt of het zichzelf zichtbaar kan en wil maken binnen dit afwegingskader voor het bredere kabinetsbeleid gericht op het postcovidium. Zou het niet zo kunnen (en moeten) zijn dat in de te nemen maatregelen meer aandacht is voor preventie en meer wordt ingezet om mensen in beweging en aan het sporten te krijgen, gericht tegengaan van overgewicht en andere negatieve leefstijlkenmerken, teneinde de weerbaarheid van de bevolking te vergroten tegen niet alleen welvaartsziekten, maar ook infectieziekten? 216
Een tweede aandachtspunt is of een afwegingskader binnen het sportsysteem gewenst is, en zo ja, hoe dat er uit kan zien. Binnen het sportbeleid kunnen specifieke steunmaatregelen worden getroffen voor de sport, zo hebben we in het voorjaar van 2020 gezien. Maar de middelen zijn eindig en keuzes waar wel, en waar niet steun te verlenen, en in welke mate, zijn onvermijdelijk. Dat roept vragen op, zoals op grond waarvan die keuzes worden gemaakt en of het wenselijk is de afwegingen transparant te maken.
Een afwegingskader maakt duidelijk hoe en in welke mate het beleid erop gericht is terug te keren naar de situatie in het precovidium, en hoe en in welke mate de maatregelen gebruikt worden om een versnelling te bewerkstelligen naar een aangepaste/nieuwe situatie in het postcovidium. Inhoudelijk valt daarbij te denken aan de diverse ambities zoals verwoord in het Nationaal Sportakkoord, zoals het streven naar een veilig en positief sportklimaat, een motorisch vaardige jeugd, een beweegvriendelijkere omgeving en een duurzame sportinfrastructuur. Op deze manier kunnen korte termijnoplossingen (inzet steunmaatregelen) gekoppeld worden aan langetermijnveranderingen (zoals de ambities van het Nationaal Sportakkoord).
Een handreiking of steun voor de inrichting van een afwegingskader voor de sport kan verder wellicht gevonden worden in het advies van Nlsportraad over de organisatie en financiering van de sport, dat 10 juli 2020 verschijnt.
215 CBS (2019). Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals . Den Haag/Heerlen: CBS.
216 Zie ook het manifest Bewegen, Het nieuwe normaal dat door Joop Alberda en enkele andere ‘sporticonen’ op 22 mei 2020 naar de minister van Sport, Martin van Rijn, is gestuurd, en met hem is besproken, en in
het verlengde daarvan de motie van de Tweede Kamer (nr. 25295-437, ingediend 25 juni 2020), met het
verzoek aan de regering om voor april 2021 met een plan te komen om Nederland meer in beweging te
krijgen. Zie ook kader 2.1.
Idealiter sluit een afwegingskader voor het beleid in het sportsysteem inhoudelijk aan op het brede welvaartsbegrip, als het kabinet het advies van de planbureaus overneemt en dat hanteert als afwegingskader voor het brede herstelbeleid.
Van belang is verder hoe om te gaan met het feit dat sport een onderdeel van het probleem is. Men kan wel stellen dat ‘de oorzaak’ een ‘vleermuis’, iets ‘medisch’ of iets ‘Chinees’ is; de snelle verspreiding van het virus en het pandemisch worden van covid-19 kan niet los worden gezien van de wijze waarop mensen ‘hun’ en - vanwege hun alomtegenwoordigheid en intensieve onderlinge bindingen - ‘de’ wereld hebben ingericht. Sommige vormen van sport zorgen voor veel verplaatsingen van goederen en mensen wereldwijd en concentraties van tienduizenden mensen in beperkte ruimtes, waarmee en waardoor het virus wordt verspreid. Naar alle waarschijnlijkheid voelen deze delen van de sport langer de beperkingen van de coronamaatregelen. Maar vooruitkijkend, en uitgaand van beperkte middelen en de noodzaak keuzes te maken, hoeveel steun wil men stoppen in het in stand houden en terug brengen van deze vormen van sport, die kunnen bijdragen aan ‘tweede golven’ en/of nieuwe pandemieën, als er ook vormen van sport zijn de niet of in veel mindere mate gepaard gaan met verplaatsingen en concentraties van grote mensenmassa’s?
Helderheid over het afwegingskader dat de overheid hanteert helpt al om iets van de onzekerheid die de coronacrisis voortbrengt te verminderen. Juist omdat de onzekerheid een extern en onvermijdbaar gegeven is, is het van belang dat met een afwegingskader min of meer voorspeld kan worden hoe gereageerd gaat worden op veranderende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het opflakkeren van het virus. Dit vraag om consistentie en vasthouden aan dit afwegingskader, om te kunnen acteren als betrouwbare overheid. De lijn die de overheid volgt dient ook zichtbaar zijn, hetgeen vraagt om een heldere en tijdige communicatie. Om draagvlak te creëren en te behouden, is het wenselijk aandacht te schenken aan tweerichtingsverkeer in die communicatie en open te staan voor de vragen en problemen die zich aandienen in de praktijk. Het draagvlak voor het beleid en de maatregelen, kan waarschijnlijk nog verder worden versterkt door in de reacties, oplossingen en (toepassing van) maatregelen ruimte te laten voor maatwerk en verschillen tussen takken van sport, aanbodsvormen en doelgroepen.
Tot slot benoemen we enkele actuele kwesties, die nu om aandacht en maatregelen vragen. Idealiter worden die maatregelen ontwikkeld vanuit een afwegingskader (zie paragraaf 10.2), oftewel een beeld van waar het met de sport op de lange termijn naar toe moet. We gaan er hier van uit dat de overheid inderdaad met een afwegingskader wil en gaat werken, en dat in dat afwegingskader de volgende elementen zitten:
-
1.Hoewel de overheid geen expliciete wettelijke taak heeft op het gebied van sport acteert de
Rijksoverheid als ‘probleemeigenaar’, voelt zich verantwoordelijk voor het behoud van een
toekomstbestendige sport en is bereid daar middelen voor in te zetten.
-
2.De overheid erkent dat de ‘kracht van sport’ voor een belangrijk deel schuilt in de zelforganisatie
van de sport en dat het sportsysteem wordt geschraagd door de ‘vrijwillige’ inzet van
sportorganisaties, bedrijven, zzp’ers, gemeenten, provincies en allerhande maatschappelijke
organisaties. Deze partijen maken sport mogelijk en/of steunen de sport, vanwege het plezier dat
sport mensen oplevert, de maatschappelijke waarde die sport genereert en sportexterne doelen
die met de inzet van sport als middel kunnen worden bereikt. Derhalve opereert de overheid als
‘probleemeigenaar’ (zie punt 1) niet alleen, maar in nauwe samenwerking met partijen in het
sportsysteem, zoals NOC*NSF, VSG en POS.
-
3.Inhoudelijk schetsen de ambities zoals door partijen (zie punt 2) verwoord in het Nationaal
Sportakkoord het langetermijnperspectief waar de sport naar toe werkt. Dit is een mix van
veranderingen die in het sportsysteem zelf moeten worden bewerkstelligd (zoals een positieve
sportcultuur en vitalisering van het aanbod) en aanpassing op externe ontwikkelingen (zoals de
verduurzaming van het sportvastgoed).
-
4.In aanvulling op wat genoemd is bij punt 3 wordt ook ingezet op de bijdragen die sport en
bewegen kunnen leveren bij de vitalisering van de samenleving, in het bijzonder de bevordering
van een gezonde levensstijl door preventief gezondheidsbeleid. Kort door de bocht geredeneerd
betekent dit dat de keuzes bij de inzet van maatregelen ook worden afgewogen op wat ze
(kunnen) betekenen in het licht van de ambities van het Preventieakkoord, of meer algemeen de
bevordering van een gezonde en actieve leefstijl.
Vanzelfsprekend is het voor de georganiseerde sport van groot belang dat het steunpakket sportverenigingen verlengd wordt zolang de verenigingen schade lijden als gevolg van de coronamaatregelen. 217 Daarbij is maatwerk denkbaar, in die zin dat ondersteuning van verenigingen zou kunnen variëren al naar gelang ze getroffen worden door de coronamaatregelen en/of profiteren van versoepelingen van die maatregelen.
Compensatie van de huurverplichtingen of kwijtschelding van de huur is effectief omdat de huur van de accommodatie voor veel verenigingen de belangrijkste vaste last is, waar ze anderszins niet op kunnen bezuinigen. Twee aandachtspunten hierbij zijn 1) verenigingen met een eigen accommodatie, die dus geen huur betalen maar de huisvestingskosten als eigenaar hebben, en 2) verenigingen die niet huren bij een gemeente, maar bij een sportondernemer. Wellicht zijn er mogelijkheden om als gemeente niet
(alleen) de huur kwijt te schelden van verenigingen die huren bij de gemeente, maar voor alle verenigingen een subsidie- of compensatieregeling te treffen voor accommodatiekosten. Een bijkomend voordeel van een dergelijke regeling is dat zo indirect ook de sportondernemers kunnen worden gesteund, doordat hun huurders zo hun huurpenningen kunnen blijven betalen.
Voor een paar maanden is men aangewezen geweest op thuis en de openbare ruimte om te sporten en actief te bewegen, omdat de reguliere sportaccommodaties waren gesloten. Voor veel volwassenen vielen ook veel dagelijkse vormen van actieve beweging weg, zoals het woon-werkverkeer per fiets, bewegen op de werkplek en lunchwandelen. Kinderen konden niet naar school, hadden geen gymles op school en konden niet naar zwemles. Gelukkig konden ze nog wel buitenspelen, zij het met de nodige restricties (zie hoofdstuk 2). Buiten sporten werd, met de nodige beperkingen, eind mei weer mogelijk en binnen sporten kan weer vanaf 1 juli. Het risico blijft evenwel bestaan dat de beperkingen na intrekking op een later moment toch weer gaan gelden, door opflakkering van het aantal besmettingen door het coronavirus, het opduiken van een gemuteerd coronavirus of zelfs een geheel nieuw virus.
Actieve bewegingsvormen als wandelen, hardlopen, fietsen en fitness thuis en in de openbare
ruimte zaten voor de coronacrisis al in de lift. Deze vormen van sportbeoefening bieden mogelijkheden tot ontspanning, recreatie en ‘werken aan de gezondheid’ in eigen regie, dat wil zeggen op een door het individu gewenst tijdstip, in een ‘eigen’ frequentie en tempo, op een ‘eigen’ voorkeurslocatie, met een zelfgekozen gezelschap en met zelfgekozen kleding en materialen. Zo men wil doet men dit in volstrekte
217 Met de versoepelingen van de coronamatregelen aangekondigd op 24 juni 2020, waarmee sportbeoefening in alle takken van sport en competities weer mogelijk zijn, en de sportkantines met in achtneming van de
hygiënemaatregelen open kunnen, is het wellicht een overweging de looptijd van het Steunpakket
sportverenigingen VWS (zie tabel B1.1 in bijlage 1) met een maand te verlengen tot 1 juli 2020.
anonimiteit op de zolderkamer thuis, in een virtuele omgeving (Fitchannel, Strava, esports, ..), of in de openbaarheid, in een min of meer groene omgeving. Deze vormen van sportbeoefening passen daarmee in grotere maatschappelijke trends als individualisering, flexibilisering, digitalisering en vergrijzing. De coronacrisis voegt daar aan toe dat deze vormen van sportbeoefening ook accorderen met afstand houden, zelfisolatie en sporten in een veilige omgeving. Het is goed mogelijk dat de groei in deelname aan deze vormen van actief bewegen en sporten een versnelling krijgt in en door de coronacrisis, doordat
Nederlanders (versneld) hebben kennis gemaakt met deze vormen van sport en actief bewegen en dit nieuwe gedrag structureel incorporeren in hun dagelijks leven.
Aandachtspunten zijn dan dat de groei van deze vormen van sporten en actief bewegen vragen om grotere huizen, liefst met een tuin, en zorg voor een ‘beweegvriendelijke omgeving’. Vooral dat laatste, het bevorderen van een beweegvriendelijke omgeving, om te sporten en de bewegingsrijkheid van het dagelijks leven te bevorderen, werd al onderkend als belangrijk in het gemeentelijk beleid. Het is ook een van de ambities uit het Nationaal Sportakkoord en de in het verlengde daarvan opgestelde lokale sportakkoorden. De coronacrisis bevestigt dit belang.
De sport genereert veel mobiliteit: van en naar de sportaccommodatie, (bezoek aan) uit- en thuiswedstrijden, trainingskampen, toernooien en sportevenementen, transport van materialen
(roeiboten, zeilschepen) en dieren (paarden, honden), enzovoorts. Die mobiliteit leidt vervolgens tot concentraties van mensen, materialen (en soms dieren), op een klein oppervlak, vaak onder een dak, met veel ontmoetingen en nauw fysiek contact. De sport heeft dus veel kenmerken die het tenminste de verdenking opleveren een brandhaard voor besmettingen te kunnen zijn, direct (in de sportschool, door een evenement) en indirect (vanwege de drukte die het creëert in de trein, in het vliegtuig, op de weg, enz.).
De bestrijding van het coronavirus vraagt om verdunning van de vervoersstromen, een minder
intensief gebruik van (in elk geval binnen-)voorzieningen en pletten van piekbelastingen. 218
Aandachtspunten zijn dan de exploitatielasten (hoe kunnen voorzieningen een ‘gezonde’ exploitatie realiseren met veel kleinere bezettingen) en spreiden van het bezoek om piekbelastingen te vermijden. Is het mogelijk de openingstijden van zwembaden te verruimen? Kan het gebruik van sporthallen verschuiven van de vroege avond naar de daluren overdag? Kan het sportpark behalve op zaterdag ook door de week worden gebruikt? Omdat ook in andere sectoren deze vragen spelen en het streven in het algemeen is om spitsverkeer tegen te gaan, is het interessant te verkennen of activiteiten van ‘tijdsslot’ kunnen ruilen: sporten overdag en werken in de vroege avond? Dit zou ook behulpzaam zijn in het bewerkstelligen van een meer efficiënt gebruik van sportaccommodaties, een doel dat ook in het Nationaal Sportakkoord is genoemd.
Het betaald voetbal heeft kenmerken (‘neveneffecten’) die zorgen voor een verhoogd risico op verspreiding van het coronavirus, door de mobiliteit die het genereert en de concentratie van veel
(vocale) mensen in beperkte ruimtes. Vandaar dat er ernstig rekening mee werd gehouden dat spelen met publiek niet meer mogelijk zou zijn in 2020, en mogelijk zelfs niet tot er een vaccin is. Clubs hadden de inkomsten uit stadionbezoek gemist, maar zouden wel de doorlopende kosten van het stadion hebben gehad. In het verlengde hiervan zouden ook inkomsten uit sponsoring, merchandise, evenementen, VIP- lounges en dergelijke onder druk zijn komen te staan. Inmiddels is duidelijk dat de competitie in het betaald voetbal medio september 2020 weer start en beperkt publiek wordt toegelaten. Daarmee is het
218 Denktank Coronacrisis (2020). Mobiliteit en de coronacrisis . Den Haag: SER.
zwartste scenario vermeden, maar zal er ook in het komende seizoen sprake zijn van een aanzienlijke inkomstenderving, omdat de stadions maar beperkt publiek mogen ontvangen.
Het Deltaplan van de KNVB gaat er vanuit dat de coronacrisis van tijdelijke aard zal zijn en het betaald voetbal kan terugkeren in de stadions. Er wordt steun gezocht bij de overheid voor de overbrugging van deze periode. Maar wat nu als ‘overbrugging’ moet gelden voor meerdere jaren, totdat er een vaccin is, en al die tijd beperkingen aan de aantallen toeschouwers blijven gelden? Of we niet terug kunnen naar het precovidium, omdat het coronavirus blijft terugkomen en/of gevolgd wordt door soortgelijke pandemieën?
Een tweede aandachtspunt is hoe verantwoord overheidssteun aan de betaald voetbalsector is, waar verreweg de meeste clubs een negatief operationeel resultaat laten zien, dat ze opplussen met opbrengsten uit transfers. Alles wat binnenkomt bij betaald voetbal organisaties wordt direct omgezet naar ‘kapitaal op het veld’, in de hoop dat dit leidt tot nieuwe transferinkomsten. 56% van de uitgaven van de Eredivisieclubs gaat naar personeelslasten van spelers en staf. 219 De onderzoekers van de HAN wijzen erop dat de coronamaatregelen niet alleen de inkomsten uit stadionbezoek doen dalen, maar zeer waarschijnlijk ook de opbrengsten uit transfers zullen gaan raken, omdat er minder geld in de voetbalwereld zal omgaan. De Nederlandse clubs die hun kapitaal op het veld hebben staan en spelers moet verkopen om in de zwarte cijfers te blijven, zullen relatief hard geraakt worden door de lagere transfersommen, waarmee verwacht kan worden dat een aantal hun negatieve operationele resultaat niet meer zullen kunnen compenseren. De voetbalsector staat voor grote uitdagingen om inkomsten veilig te stellen en nieuwe inkomstenbronnen aan te boren, waarbij het voor de hand ligt vooral te denken richting digitalisering en verdere ontwikkeling van voetbal naar televisiesport. Aan de uitgavenkant lijkt een discussie over de (hoogte van de) spelerssalarissen onvermijdelijk, en bij een serieuze ontwikkeling richting televisiesport is op termijn wellicht het stadion niet meer nodig. Onderliggend is daarbij een vraag of het betaald voetbal in de huidige omvang gehandhaafd moet worden, of dat het ook met minder clubs en divisies kan of moet. 220 In het Deltaplan van de KNVB wordt onderkend dat de gevraagde steun niet bedoeld kan zijn om al bestaande gaten in begrotingen te dichten, maar alleen om de gevolgen van de coronamaatregelen op te vangen. Transferinkomsten worden dan ook buiten de berekeningen gehouden en steun kan er alleen zijn voor clubs met gedegen meerjarenbegrotingen.
Een derde aandachtspunt is dat voetbal voetbal is, en ratio in deze wereld strijdt met emotie. Een mooie illustratie is te vinden in een artikel in het Parool over Telstar, waar algemeen directeur Pieter de
Waard de ‘econometristen onder ons’ laat weten: voetbal laat zich niet berekenen. Voetbal is vele malen meer dan geld. Het is emotie, gevoel, cultuur, erfgoed’. 221 De Waard heeft gelijk, voetbal is emotie, en de waarde daarvan is niet of nauwelijks in geld uit te drukken. Probleem is dat dat ook geldt voor opera, klaprozen, een waardig levenseinde en vriendschap. Iemand moet een besluit nemen over waar de laatste euro naar toe moet, en een afweging maken, al is het tussen emoties.
Bij twaalf brancheorganisaties aangesloten bij het POS gaat het om takken van sport waarbij de sportbeoefening deels in sportverenigingen plaatsvindt en waarbij er vaak sportbonden actief zijn die lid zijn van NOC*NSF. Wat we hier zien is dat een aanzienlijk deel van de sportbeoefening plaatsvindt bij sportondernemers. Direct, doordat men niet lid is bij een vereniging en/of bond, maar een entreekaartje
219 Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de
Eredivisie . Nijmegen: HAN SERC.
220 Zie de conclusies en aanbevelingen in Boer, W. de, Gulikers, J. & Rossum, B. van (2020). Financiële gevolgen van de Coronacrisis voor de Eredivisie . Nijmegen: HAN SERC.
221 Het Parool (20 juni 2020). Overleven met een knipoog. Telstar: coronastop stelt kleine profclub voor grote problemen. Amsterdam: Het Parool.
koopt (bijvoorbeeld bij een zwembad of boulderhal), een abonnement heeft bij een budoschool of vechtsportcentrum, of bijvoorbeeld betaalt voor stalling (paarden, boten). En indirect, doordat men lid is van een vereniging, die een accommodatie huurt en gebruikt van een sportondernemer. De hiermee gemoeide uitgaven zitten in het KPMG-model geheel of deels in de geldstroom van de sporters naar de sportverenigingen (in totaal 1.070 miljoen, waarvan 705 miljoen voor contributies en 365 miljoen voor horeca en overig), maar zien we niet omdat er geen geldstroom is getekend van sportverenigingen naar de ‘anders georganiseerde sport’. Er zijn overigens meer takken van sport waar een soortgelijke situatie bestaat, maar waar de brancheorganisatie of bond niet is aangesloten bij het POS, zoals tennis, bowling en denksporten.
Wat hier aandacht vraagt is dat wanneer het met de steunmaatregelen lukt om verenigingen,
bonden en gemeentelijke sportaccommodaties overeind te houden, het nog steeds zo kan zijn dat een deel van de sportbeoefening wegvalt, omdat de voorzieningen waar die sporters sporten zijn weggevallen. Dit betreft dan zowel de specifieke accommodatie (jachthavens, maneges, budoscholen, dansscholen, yogacentra, golfaccommodaties, racketcentra e.d.) als de specifieke professionele begeleiding van sporters in die accommodaties. Het wegvallen van dit deel van de sportinfrastructuur kan gebeuren als deze sportbedrijven alleen gesteund worden met generieke maatregelen, en deze niet afdoende blijken
(zie ook de knelpunten die NOC*NSF signaleert bij de uitvoering van de generieke steunmaatregelen in hoofdstuk 8). Op de achtergrond speelt hier een vraag op het niveau van het afwegingskader (zie paragraaf 10.2): hoe in het sportbeleid, of meer algemeen het overheidsbeleid, om te gaan met sportbedrijven, die eigenlijk niet (meer) gemist kunnen worden in het bereiken van de beleidsdoelstellingen op het gebied van sport en gezondheid, zoals bevordering van de sportdeelname en het verhogen van het aandeel van de bevolking dat voldoet aan de beweegrichtlijnen?
Wat voor de breedtesport geldt, geldt ook voor de topsport. Een deel ervan is gesubsidieerd en een deel ervan is ondernemingsgewijs georganiseerd. Het aandachtspunt is de sterke onderlinge verwevenheid, met het risico dat als een bepaald deel van het topsportsysteem wegvalt, het geheel in het ongerede raakt. Zo lopen de stipendia van topsporters niet direct gevaar, maar konden topsporters enkele maanden desondanks niet trainen, omdat de accommodaties gesloten waren. En nu er intussen weer getraind kan worden is de vraag: waarvoor? Wanneer kan men weer reizen, wanneer worden er weer toernooien, EK’s, WK’s georganiseerd en onder welke omstandigheden? Dat het hele topsportsysteem weer draait is daarbij niet alleen een kwestie van terugkeer naar de situatie in het precovidium, door intrekking van de coronamaatregelen, maar ook van overleven van de coronacrisis door alle betrokken organisaties.
Een ander voorbeeld van verwevenheid is dat de inkomsten van de Nederlandse Loterij (NLO)
deels afhankelijk zijn van de topsport, in het bijzonder het betaald voetbal. Hoewel de afdracht aan
NOC*NSF (46,4 miljoen in 2019) uiteindelijk maar 3,5% is van de omzet van de NLO (1.314,6 miljoen), mag de vraag gesteld worden of dit geld nog naar NOC*NSF komt als de bal niet meer rolt. Het feit dat deze verwevenheid in het sportsysteem zit wil overigens niet zeggen dat het goed is dat deze verwevenheid in dat systeem zit. Men kan zich immers ook afvragen hoe gewenst het is dat er gegokt moet worden om
(top)sport mogelijk te maken.
Een geval van gevolgschade kan zijn dat we dadelijk weliswaar een getrainde topsporter hebben, maar de (commerciële) organisator van de wedstrijd of het evenement en de (commerciële) voorziening waar de wedstrijd moet plaatsvinden de crisis niet overleefd hebben. In Nederland is Thialf een interessante casus. Zonder Thialf kunnen de (commerciële) schaatsploegen niet meer trainen op het gewenste niveau en met de gewenste intensiteit, mist Nederland het podium voor grote schaatswedstrijden, en valt een aanzienlijk deel van de sponsoring en jaarlijkse medailleoogst weg.
Idealiter betaalt de (commerciële) schaatssport voor de exploitatie van Thialf, maar in de praktijk blijkt betrokkenheid van de overheid onmisbaar. Een toekomstbestendige topsport vereist dus inzicht in de onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid van de verschillende onderdelen van het topsportsysteem, en beleid dat zich hier rekenschap van geeft.
Steunmaatregel Toelichting
De werktijdverkorting-regeling (wtv-regeling) werd in 2004 in het leven geroepen om
werkgevers in staat te stellen hun personeel te behouden als ze tijdelijk te maken krijgen
met een fors werkurenverlies door een calamiteit die buiten het normale bedrijfsrisico
valt. Aangezien de uitbraak van het coronavirus een calamiteit is die binnen deze
afbakening valt, werd de wtv-regeling aan het begin van de intelligente lockdown (half
Looptijd maart 2020) overvraagd. Daarom is in het eerste noodpakket (17 maart 2020) met
Steunpakket 1: 17 maart tot onmiddellijke ingang de wtv-regeling ingetrokken en vervangen door de Tijdelijke
20 mei 2020 (NOW) Noodmaatregelen Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Binnen deze regeling kan een
ondernemer die een omzetverlies verwacht van minimaal 20 procent bij het UWV voor
Steunpakket 2: verlenging een periode van drie maanden een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen
tot 1 september 2020 (NOW (maximaal 90% van de loonsom, afhankelijk van het omzetverlies).
2.0)
In het tweede noodpakket is de NOW regeling (NOW 2.0) verlengd tot 1 oktober 2020 en
op enkele punten aangepast. Vanaf 6 juli 2020 kunnen ondernemers die minstens 20
procent omzetverlies verwachten bij het UWV een tegemoetkoming in de loonkosten
aanvragen voor juni, juli en augustus (Rijksoverheid, 2020b). Referentiemaand voor de
loonsom wordt maart 2020. Een extra voorwaarde aan de NOW 2.0 is dat bedrijven die er
nu gebruik van maken dit haar geen winstuitkering doen aan aandeelhouders, geen
bonussen uitkeren en geen eigen aandelen inkopen. Een andere grote aanpassing in de
NOW 2.0 is dat de ontslagboete (onder voorwaarden) vervalt. In het eerste noodpakket
was vastgesteld dat de subsidie met 150 procent verlaagd wordt waar deze in de NOW
2.0 naar 100 procent gaat. Dit betekent dat bedrijven gekort worden op de NOW
aanvraag voor 100 procent van de loonsom(men) van de werknemer(s) waarvoor ontslag
is aangevraagd. In de eerdere NOW regeling zat hier nog een boeter van 50 procent van
de loonsom aan vast, wat nu dus komt te vervallen.
Ter ondersteuning van zelfstandig ondernemers is in het eerste steunpakket de Tijdelijke
overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) opgesteld. Zelfstandigen kunnen
voor een periode van drie maanden aanvullende inkomensondersteuning krijgen voor
levensonderhoud (Rijksoverheid, 2020c). Deze vult het inkomen aan tot het sociaal
minimum en hoeft niet terug betaald te worden.
Looptijd
Steunpakket 1: 17 maart tot De Tozo regeling is in het tweede noodpakket voor wederom drie maanden verlengd
20 mei 2020 (Tozo) waardoor zelfstandigen tot eind augustus 2020 gebruik kunnen maken van de regeling.
Op een aantal punten is de Tozo 2.0 iets gewijzigd ten opzichte van zijn voorganger.
Steunpakket 2: verlenging Hierbij zijn de belangrijkste wijzigingen dat het inkomen van de partner meetelt om in
tot 1 september 2020 (Tozo aanmerking te komen voor de regeling en dat een aanvraag alleen gehonoreerd wordt
2.0) als er geen surseance van betaling of faillissement is aangevraagd of verkregen.
Steunmaatregel Toelichting
Voor ondernemers die direct schade ondervinden van de diverse coronamaatregelen is
de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) in het leven
geroepen. Via de regeling TOGS kan deze specifieke groep ondernemers sinds 27 maart
een eenmalige tegemoetkoming van €4.000 netto ontvangen om vaste lasten te betalen.
Looptijd De voorwaarden om voor deze regeling in aanmerking te komen zijn dat het bedrijf voor
Steunpakket 1: 27 maart tot 15 maart 2020 opgericht moet zijn, maximale 250 werkzame personen heeft en binnen
26 juni de vastgestelde selectie sector codes (SBI-codes) valt 222 . Daarnaast moeten de
ondernemers verklaren in de periode van 16 maart tot en met 15 juni 2020 een
omzetverlies te verwachten van ten minste €4.000 en over dezelfde periode vaste lasten
van ten minste €4.000.
Deze maatregel is nieuw in het tweede steunpakket en gaat in vanaf 1 juni 2020. Het is
een tegemoetkoming voor MKB- ondernemers (in onder meer de horeca, recreatie,
evenementen, kermissen, podia en theaters), waarmee ze naast de bestaande
Looptijd tegemoetkoming in loonkosten (NOW) ook tegemoetkoming voor hun vaste materiële
Steunpakket 2: 1 juni tot 1 kosten kunnen krijgen. Bedrijven met een minimale omzetderving van 30 procent (en
oktober 2020 maximaal 250 werknemers) krijgen afhankelijk van de vaste kosten en de mate van
omzetderving een tegemoetkoming voor de vaste lasten tot een maximum van €50.000.
Dezelfde sectoren (op basis van SBI-codes) uit de TOGS regeling komen in aanmerking
voor de TVL regeling.
Onderdeel van het steunpakket 1 zijn verschillende vormen van belastingmaatregelen die
ondernemers meer financiële ruimte moeten geven. De maatregelen zijn in steunpakket
2 verlengd t/m 1 september 2020. Ondernemers kunnen bijzonder uitstel van belasting
Looptijd aanvragen van het betalen van belastingschulden. Daarnaast is vanaf 23 maart 2020 de
Steunpakket 1: 17 maart tot invorderingsrente verlaagd, om het uitstellen van belastingbetaling te vergemakkelijken.
20 mei 2020 Tot slot gaat de belastingrente vanaf 1 juni tijdelijk omlaag naar 0,01 procent (t/m 1
oktober).
Steunpakket 2: 20 mei tot 1 september 2020
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO-C)
In de Garantie-Ondernemingsfinanciering (GO-C)- regeling is een aparte coronamodule
opgenomen. Hiermee kunnen banken krediet verstrekken aan ondernemingen in verband
met liquiditeitstekorten als gevolg van het coronavirus. Dit zijn leningen met een
maximum looptijd van 6 jaar, tussen de €1,5 en €150 miljoen per onderneming, waarbij
de staat voor 80% (grootbedrijf) en 90% (MKB) garant staat.
222 Lijst van branches en sectoren die in aanmerking komen voor de TOGS regeling. https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/togs/vastgestelde-sbi-codes-0 .
Steunmaatregel Toelichting
Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
Via deze regeling staat het de overheid borg voor kredieten aan ondernemers, zodat zij
makkelijker geld kunnen lenen bij kredietverstrekkers zoals banken.
Corona-OverbruggingsLening (COL)- regeling voor Start-ups en Scale-ups
Met deze regeling kunnen bedrijven zoals start-ups, scale-ups of innovatief MKB-ers, die
overwegend met extern vermogen gefinancierd zijn, extra financiering ontvangen.
Klein Krediet Corona (KKC)- regeling
Dit is een maatregel gericht op de kleine ondernemers. De Nederlandse overheid gaat
voor 95 procent garant staan voor €750 miljoen aan overbruggingskredieten voor kleine
ondernemingen met een relatief kleine financieringsbehoefte (van €10.000 tot €50.000).
Qredits
Qredits is een stichting die microkredieten verstrekt aan startende ondernemers en
kleine bedrijven. Met deze maatregel kunnen ondernemers met krediet uitstel tot
aflossing aanvragen en rentekorting krijgen en wordt er Overbruggingskrediet verstrekt.
Op 18 mei 2020 kondigde het kabinet aan 110 miljoen euro beschikbaar te stellen voor
sportverenigingen. Dit bedrag is opgedeeld in twee delen. 90 miljoen euro wordt via
accommodatie-verhurende gemeenten uitgekeerd. Deze gemeenten hebben 8.800
sportaccommodaties in eigendom, waaronder 760 zwembaden. Deze verhuren zij aan
sportorganisaties met een bedrag van 30 miljoen euro per maand. Gemeenten
ontvangen de 90 miljoen euro van het Rijk in de vorm van een specifieke uitkering, zodat
zij in de periode 1 maart – 1 juni 2020 de huur kunnen kwijtschelden. Met deze
maatregel worden naar schatting 11.000 sportverenigingen en zwembadbeheerders/-
exploitanten en sportbedrijven ondersteund.
20 miljoen euro is bedoeld voor sportverenigingen met een eigen accommodatie die
worden geconfronteerd met omzetverlies en doorlopende lasten, maar niet in
aanmerking komen voor rijksbrede regelingen (zoals TOGS). Bij 20 procent of meer
omzetverlies, kan een vereniging in aanmerking komen voor een eenmalige
tegemoetkoming van maximaal 2500 euro. Hiervoor komen naar schatting 7.500
sportverenigingen in aanmerking.
In het steunpakket zit ten slotte een leencapaciteit van 10 miljoen euro, bedoeld voor
sportverenigingen die door de beperkende maatregelen in liquiditeitsproblemen komen.
Het borgstellingskapitaal van Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) wordt met 10 miljoen
euro verhoogd, zodat sportverenigingen een bancaire lening tegen lage rente kunnen
afsluiten. Reguliere leningen zijn voor hen vaak niet bereikbaar, omdat zij in veel
gevallen niet aangemerkt worden als onderneming.
Steunmaatregel Toelichting
Op 17 maart kondigde NOC*NSF aan een Coronanoodfonds Sport op te stellen, om de
financiële gevolgen van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus om te
vangen. NOC*NSF zet hiervoor 4 à 5 miljoen euro opzij, met de bedoeling dat dit het
begin van een groter fonds is. De precieze uitwerking van het fonds is onbekend.
Op 24 maart werd aangekondigd dat de samenwerking tussen NOC*NSF en de
Nederlandse Loterij met een jaar werd verlengd, en dat de verhoogde bijdrage zorgt voor
verhoging van het Coronanoodfonds Sport met 1 miljoen euro.
Op 6 april kondigde de KNVB aan om, samen met sponsor ING en internationals van het
Nederlands elftal, een financieel steunpakket op te zetten ter waarde van 11 miljoen
euro. Het pakket bestaat uit een combinatie van donaties, maatregelen en
tegemoetkomingen, bedoeld om de financiële gevolgen van de coronacrisis voor
profclubs en amateurclubs te beperken.
De twee koepelorganisaties, Eredivisie CV en Coöperatie Eerste Divisie, hebben een rol
bij de verdeling van de financiële middelen voor profclubs. De ondersteuning voor
amateurclubs is afkomstig van donaties van spelers van het nationale mannen- en
vrouwenelftal. De KNVB gaat de donaties evenredig verdelen over de ongeveer 3.000
voetbalclubs. Daarnaast neemt de bond zelf financiële maatregelen ter ondersteuning
die specifiek zijn per club. Tot slot doet de ING een extra bijdrage aan het financiële
steunpakket voor amateurclubs.
Geraadpleegde bronnen:
href="https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/03/17/coronavirus-kabinet-neemt-pakket-nieuwe-maatregelen-voor-banen-en-economie">banen-en-economie
href="https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/05/20/coronavirus-verlenging-en-uitbreiding-noodpakket-banen-en-economie">economie
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/overzicht-financiele-regelingen https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/05/01/110-miljoen-euro-ondersteuning-voor-sportverenigingen
https://nocnsf.nl/nocnsf-zet-4-a-5-miljoen-opzij-voor-coronanoodfonds-sport
https://www.telegraaf.nl/sport/499914235/knvb-ing-en-internationals-stoppen-11-miljoen-euro-in-noodfonds https://sportengemeenten.nl/qa-coronavirus-sport-2/
Schatting
CBS (2020 door POS Schatting door POS Schatting door Gezondheids
2e kw) CBS (2020) (2020) (2020) POS (2020) enquête (2018)
Fitnesscentra 1.395 1.890 3.900 1.000 60.000 25,1
Fitnessondernemers 1.800 50.000
Boutiques 2.100 10.000
Dansscholen 2.620 n.b. 2.388 2.388 5.000 1,2
Yogacentra n.b. n.b. 1.500 370 10.000 3
Vechtsportcentra n.b. n.b. 1.000 1.000 5.000 0,2
Zwembaden* 240 400 691 518 9.558 5,8
Budosport scholen n.b. n.b. 650 550 950 n.b.
Watersportcentra 400 395 600 350 7.500 0,4
Hippische sportcentra 1.895 1.895 423 423 2.700 1,6
Squashcentra n.b. n.b. 302 70 2.500 0,8
Golfbanen n.b. n.b. 200 140 3.500 2
Buitensport bedrijven n.b. n.b. 150 60 3.000 n.b.
Klim- en n.b. n.b. 80 51 1.760 0,2
bergsportcentra
Skatecentra n.b. n.b. 18 18 250 0,2
Ski indoorcentra n.b. n.b. 56 56 1.400 0,5
-
*Deze categorie betreft commerciële zwembaden.
** We gaan ervan uit dat deze schatting betrekking heeft op het aantal vestigingen van bedrijven.
Op basis van de indeling naar typen bedrijven en de schattingen van brancheorganisaties is de verwachting is dat sommige
categorieën bedrijven overlap met elkaar vertonen, waaronder in aantallen bedrijven en aantal medewerkers, bijvoorbeeld
voor fitnesscentra, yogacentra, vechtsport en/of budosport.
*** Dit betreft de wekelijkse sportbeoefenaars van de sport in het algemeen die hoort bij de branche, niet de
sportbeoefenaars bij de betreffende centra/accommodaties.
Het cijfer voor klim- en bergsport betreft de wekelijkse sportbeoefenaars van klimsport.
Het cijfer voor budosport is onbekend omdat budosport meerdere sporten omvat.
Het cijfer voor skatecentra betreft de wekelijkse sportbeoefenaars van skaten en skeeleren.
Het cijfer voor watersport betreft de wekelijkse sportbeoefenaars van zeilen.
Bronnen:
CBS, 2020.
Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), 2020.
CBS/RIVM, Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, 2018.
Fitnesscentra
Dansscholen
Yogacentra
Vechtsport centra
Buitenzwembaden
Zwembaden open voor Horeca in
kinderen zwembaden
Budosport scholen
Watersport centra
Hippische sportcentra Buiten toegestaan Binnen toegestaan
Squashcentra
Golfbanen Horeca op golfbanen
Buitensport bedrijven
Klim- en bergsport-centra Buiten toegestaan Binnen toegestaan
Skatecentra
Ski indoor-centra
-
*Rood= volledig gesloten, geel= (beperkt) open, groen= open.
Omzetderving april t/m 1 augustus 2020 Omzet 2019 Fitnesscentra * € 241.250 € 1.400.000 Dansscholen € 60.000 € 250.000 Yogacentra € 56.000 € 700.000 Vechtsportcentra n.b. € 175.000 Zwembaden** € 132.750 € 500.000 Budosportscholen € 7.650 € 40.000 Watersportcentra € 76.100 € 50.000 Hippische sportcentra € 33.800 € 75.000 Squashcentra € 69.200 € 208.000 Golfbanen € 82.200 € 325.000 Buitensportbedrijven € 29.100 € 90.000 Klim- en bergsportcentra € 19.200 € 48.000 Skatecentra € 7.650 € 5.400 Indoor skicentra n.b. € 25.200
Totaal € 814.900 € 3.891.600 Bron: Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS), 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
-
*Deze categorie betreft alleen de fitnessondernemers.
** Deze categorie betreft commerciële zwembaden.
Pijl Omschrijving Bron
1 Bijdrage Ministerie van VWS aan NOC*NSF Jaarverslagen en begrotingen NOC*NSF
2 Bijdrage NOC*NSF aan sportbonden Jaarverslagen en begrotingen NOC*NSF
3 Bijdrage Nederlandse loterij aan NOC*NSF Jaarverslagen en begrotingen NOC*NSF
4 Sponsoring private partijen aan NOC*NSF Jaarverslagen en begrotingen NOC*NSF
5 Subsidie van gemeenten, provincies en nationale Sportbondenmonitor rekeningen aan sportbonden
6 Subsidie van gemeenten, provincies en nationale Verenigingspanel Mulier Instituut rekeningen aan sportverenigingen
7 Bijdrage gemeenten aan sportverenigingen middel Iv3-data CBS niet-kostendekkende huurtarieven
8 Bondsafdrachten sportverenigingen Sportbondenmonitor
9 Sponsoring private partijen aan sportbonden Sportbondenmonitor
10 Sponsoring private partijen aan sportverenigingen Verenigingspanel Mulier Instituut
11 Contributie van leden aan sportverenigingen Verenigingspanel Mulier Instituut
12 Uitgaven als horeca, merchandise en loterijen door Verenigingspanel Mulier Instituut leden en andere consumenten aan
sportverenigingen 13 Bijdrage gemeenten aan Iv3-data CBS
sportparticipatiestimulering voor burgers 14 Bijdrage gemeenten aan zwembaden PM 15 Bijdrage consumenten aan sportondernemers PM 16 Bijdrage private partijen aan sportondernemers PM 17 Gemeenten investeren in sport- en Iv3
recreatiefaciliteiten in de openbare ruimte 18 Consumenten kopen MTB vignetten en Websites nationale parken en Natuurmonumenten
ruiterpenningen in natuurgebieden in Nederland 19 Bijdrage fondsen en stichtingen aan het Jaarverslagen fondsen en stichtingen
sportaanbod in de openbare ruimte door middel van aanleg en onderhoud van openbare sportvelden en sportgeschikte faciliteitein in recreatie- en natuur gebieden
Monitor covid-19 en sport | Mulier Instituut 141 Letter Pijl Omschrijving Bron(nen)
A 1 Bijdrage ministerie van VWS aan Jaarverslag VWS Rijksbegroting 2020 VWS Fonds voor de Topsporter
A 2 Bijdrage ministerie van VWS aan Jaarverslag VWS Rijksbegroting 2020 VWS topsportprogramma's
A 3 Bijdrage ministerie van VWS aan Jaarverslag VWS Rijksbegroting 2020 VWS topsportevenementen
A 4 Bijdrage ministerie van VWS aan Jaarverslag VWS Rijksbegroting 2020 VWS dopingbestrijding
C 5 Bijdrage Nederlandse Loterij aan Jaarverslag NOC*NSF Notitie begroting N*N topsport richting NOC*NSF
G 6 Bijdrage private partijen aan Jaarverslag NOC*NSF
NOC*NSF (topsport) G 7 Bijdrage private partijen aan PM
sportbonden (topsport) G 8 Bijdrage private partijen aan HAN
commerciële topsportorganisaties/-clubs/- teams (voorbeeld Eredivisie mannen voetbal)
B 9 Bijdrage NOC*NSF aan CTO's NOC*NSF
B 10 Bijdrage NOC*NSF aan RTO's NOC*NSF
B 11 Bijdrage NOC*NSF aan NOC*NSF sportbonden (topsport)
H 12 Bijdrage media & toeschouwers PM aan sportbonden
H 13 Bijdrage media & toeschouwers PM aan commerciële
topsportorganisaties/-clubs/- teams
D 14 Bijdrage van sportbonden aan PM topsporters
15 Bijdrage van sportverenigingen PM aan sportbonden (topsport)
16 Bijdrage vanuit provincies aan PM CTO's
17 Bijdrage van gemeenten aan PM CTO's
18 Bijdrage van gemeenten aan PM RTO's
F 19 Bijdrage van commerciële topsportclubs/-teams aan topsporters
I 20 Bijdrage Fonds voor de NOC*NSF
Topsporters aan de topsporters J 21 Bijdrage vanuit Rijksoverheid
noodfondsen/regelingen voor de topsporters
K 22 Bijdrage vanuit prijzen-en/of startgelden aan de topsporters
G 23 Bijdrage vanuit persoonlijke sponsoren aan topsporters
L 24 Overige inkomsten aan topsporters
Pijl Omschrijving Bron 1 Bijdrage vanuit ministeries Begrotingsuitgaven ministeries 2 Bijdrage vanuit provincies Begrotingsuitgaven provincies 3 Bijdrage vanuit gemeenten PM 4 Uitgaven van bezoekers ContinuVrijeTijdsOnderzoek 5 Bijdrage vanuit rechtenhouders PM 6 Bijdrage vanuit media PM 7 Bijdrage vanuit sponsors SponsorMaps 8 Uitgaven van deelnemers PM
Bedrijfstak 3e digit Bedrijfstak 4e digit Bedrijfstak 5e digit Aantal
93111 Zwembaden 240 93112 Sporthallen en -zalen 460 93113 Sportvelden 130 93119 Overige sportaccommodaties 720
93121 Veldvoetbal 1.605 93122 Veldsport in teams (geen voetbal) 320 93123 Atletiek 40 93124 Tennis 385 93125 Paardensport en maneges 1.895 93126 Wielersport 85 93127 Auto- en motorsport 260 93128 Wintersport 30 93129 Overige buitensport 335
93141 Individuele zaalsport 180 93142 Zaalsport in teamverband 60 93143 Kracht- en vechtsport 270 93144 Bowlen, kegelen, biljarten e.d. 50 93145 Denksport 40 93146 Sportscholen 1.515 93149 Overige binnensport en omnisport 95
93151 Zwem- en onderwatersport 100 93152 Roei-, kano-, zeil- en surfsport e.d. 300
93191 Beroepssportlieden 375 93192 Hengelsport 55 93193 Verzorgen van vistochten 80 93194 Supportersverenigingen (sport) 35 93195 Organiseren van sportevenementen 1.530
93196 Overkoepelende organen en samenwerkingsen
adviesorganen op het gebied van sport 495
93199 Overige sportactiviteiten (rest) 355 Bron: CBS, april 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
Voorlopige cijfers.
Sector Ontvangen In
aanvragen Toegekend Afgewezen behandeling Uitbetaald Betaald Overig sport- en 3.418 3.367 1 50 €13.468.000 99% recreatieonderwijs
Veldvoetbal 1.674 1.651 0 23 €6.604.000 99% Fitnesscentra 1.243 1.224 0 19 €4.896.000 98% Sportscholen 1.053 1.043 0 10 €4.172.000 99% Paardensport en maneges 848 832 0 16 €3.328.000 98% Kantines en contractcatering 775 756 0 19 €3.024.000 98% Tennis 706 700 0 6 €2.800.000 99% Overige sportaccommodaties 645 640 0 5 €2.560.000 99% Veldsport in teams (geen 613 603 0 10 €2.412.000 98%
voetbal) Organiseren van 531 525 0 6 €2.100.000 99% sportevenement Sport en recreatie 445 429 0 16 €1.716.000 96% Sporthallen en - zalen 378 376 0 2 €1.504.000 99% Overige buitensport 278 273 0 5 €1.092.000 98% Individuele zaalsport 241 240 0 1 €960.000 100% Kracht- en vechtsport 219 215 0 4 €860.000 98% Zwembaden 214 214 0 0 €856.000 100% Zaalsport in teamverband 174 172 0 2 €688.000 99% Zwem- en onderwatersport 173 169 0 4 €676.000 98% Roei-, kano-, zeil- en surfsport 136 133 0 3 €532.000 98% Jachthavens 126 121 0 5 €484.000 96% Overige binnensport en 106 104 0 2 €416.000 98% omnisport Zeil- en surfscholen 99 98 0 1 €392.000 99% Overige sportactiviteiten (rest) 93 91 0 2 €364.000 98% Atletiek 91 89 0 2 €356.000 98% Bowlen, kegelen, biljarten e.d. 81 81 0 0 €324.000 100% Sportvelden 78 75 0 3 €300.000 96% Auto- en motorsport 74 73 0 1 €292.000 99% Wielersport 41 41 0 0 €164.000 100% Verzorgen van vistochten 36 35 0 1 €140.000 97% Wintersport 30 29 0 1 €116.000 97% Denksport 18 18 0 0 €72.000 100%
Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, mei 2020. Bewerking: Mulier Instituut.
144 Monitor covid-19 en sport | Mulier Instituut
1 KNVB o Competitiestop tot 1/9 o Coronaprotocollen o Financieel pakket,
o Jeugdstop tot 29/4 jeugd, trainers, restitutie wedstrijdgelden,
(voetbal) bestuur, ouders inzet o Jeugd +12 aangepast verenigingsondersteuners aanbod Website Samen vooruit
o Uitstel
licentieverlenging
2 KNLTB o Toernooien t/m 2/8 o Protocol verantwoord o Corona toolbox geannuleerd sporten jeugd,
(tennis) aanvullende richtlijnen,
hygiënerichtlijnen, stappenplan leraren
3 Sportvisserij o Alleen kleinschalige o Protocollen o Verenigingsondersteuners activiteiten lokaal
georganiseerd toegestaan
4 NGF o Speelstop tot 11 mei o Golfspecifiek protocol o Voorlichtingsmateriaal
o Wedstrijdstop tot 1/9 o Starttijd reservering
(golf) o Commerciële horeca o Jeugd +12 aangepast
dicht tot 1 juni aanbod
5 KNHB o Wedstrijdstop tot 1/9 o Hockeyspecifieke o Noodfonds RABObank
o Speelstop jeugd tot protocollen o Stel accommodaties
(hockey) 29/4 (velden en/of clubhuizen)
ter beschikking aan het onderwijs
6 KNHS o Wedstrijdstop t/m 1/9 o additioneel o Voorlichtingsmateriaal
o Jeugdstop t.m. 28/4 modelprotocol (hippische Paardensportactiviteiten
sport) zoals lessen, trainingen,
oefenparcoursen en buitenritten vanaf 11 mei voor iedereen toegestaan in de buitenlucht
7 KNGU o Wedstrijdstop t/m 1/9 o specifieke gymsport o Voorlichting
o Sportstop tot 1/7? adviezen o De KNGU stelt eenmalig
(gymsport) o Jeugd na 29/4 een solidariteitsbijdrage
georganiseerd gymmen beschikbaar voor alle 932 in de buitenlucht aangesloten gymsportclubs van (in totaal) maximaal 300.000 euro.
8 Atletiek o Sportstop jeugd t/m o Protocol Verantwoorde o Voorlichting 28/4, volwassenen t/m Atletieksport
11 mei o Competities
atletiekseizoen afgelast
9 KNZB o Wedstrijdstop o Protocol Verantwoord o Voorlichting
o Sportstop jeugd t/m 28 Zwemmen o Inzet accountmanagers (zwemmen) april buitenbaden
Volwassene tot Vanaf 11 mei binnenbaden weer open.
10 NeVoBo o Wedstrijdstop tot 1/9 o Sportspecifieke o Voorlichting
o Jeugd mag weer buiten aanvulling op landelijk o extra ondersteuning door
(volleybal) sporten na 28/4 protocol: outdoor middel van webinars en
volleybaltrainingen gesprekken Geen restitutie o SchoolVolley+ gratis teamgelden en volleybalaanbod voor contributie scholen en buitenschoolse opvang tijdens de coronacrisis.
Bron: websearch d.d. 28-5-2020.
Voor de vergoeding die de sport mogelijk heeft ontvangen via de NOW-regeling is momenteel geen overzicht beschikbaar. Om toch een indicatie te geven bij dit bedrag, hebben we aan de hand van de beschikbare informatie schattingen gemaakt. Deze schattingen worden in tabel B5.1 weergegeven. Vervolgens wordt onder de tabel een uitleg gegeven over de berekening.
NOW-vergoeding Verenigingen € 9,2 - € 22,7 Sportbonden € 2,3 Sportondernemers € 152,8 – € 209,6 Betaald voetbal € 50 Sportevenementen PM
Totaal € 214,3 - € 284,6
In de vragenlijst ‘impact coronacrisis op sportverenigingen’ van het Mulier Instituut is de vraag opgenomen voor welk bedrag de vereniging van plan was om een beroep te doen op de NOW. Deze inschatting hebben de verenigingen begin april gegeven. Of ze daadwerkelijk ook beroep hebben gedaan op de NOW is niet bekend. Wel geeft deze inschatting een indicatie voor de NOW vergoeding aan verenigingen.
Uit de resultaten blijkt dat 16 procent van de verenigingen een arbeidsrelatie heeft met
werknemers en 54 procent van deze verenigingen verwachtte een beroep te doen op de NOW. Na correctie voor outliers blijkt dat de mediaan van de verwachte NOW vergoeding op 4.000 euro ligt en het gemiddelde op 9.856 euro. Deze bedragen pakken we als bandbreedte voor onze schatting en verrekenen deze met het aantal verenigingen met een arbeidsrelatie en die naar verwachting een beroep doen op de NOW. Uitgaande van in totaal 26.620 verenigingen in Nederland (CBS, Statline) komt dit overeen met
2.300 verenigingen. Met de gestelde bandbreedte levert dit een inschatting op dat de NOW vergoeding tussen de 9,2 en 22,7 miljoen zou liggen.
Uit de Bonden survey ‘impact corona’ van NOC*NSF blijkt dat op moment van bevraging negen bonden een aanvraag voor de NOW hebben gedaan en veertien bonden dit nog van plan zijn. Volgens de resultaten is de verwachte tegemoetkoming nog onzeker maar wordt deze geschat op 2,3 miljoen euro.
Voor de sportondernemers is het lastiger om een inschatting te maken. Desondanks proberen we via een combinatie tussen de cijfers van het CBS en de POS een indicatie te geven. Op basis van cijfers van CBS weten we hoe hoog de kosten zijn die fitnesscentra, sportscholen en maneges maken voor lonen en sociale lasten. Dit is slechts een deel van de groep die wij definiëren als sportondernemers dus er moet een schatting gemaakt worden over de totale loonkosten voor de gehele groep sportondernemers. Dit doen we aan de hand van de verhouding van de totale loonkosten ten opzichte van de totale omzet volgens het CBS voor fitnesscentra, sportscholen en maneges. Deze verhouding komt voor maneges met 21 procent het laagst uit en dit percentage pakken we als minimum in de geschatte bandbreedte. Voor fitnesscentra komt de verhouding het hoogste uit, 29 procent, wat we vaststellen als maximum in de bandbreedte.
Kwantificeren we deze percentages naar euro’s op basis van de omzetderving, dan komen we op een totale loonkosten voor de hele groep sportondernemers tussen de 169,8 en 232,9 miljoen euro over de periode vanaf april tot en met 1 augustus. Van deze bedragen kan 90 procent gepakt worden om een schatting te maken van de NOW vergoeding voor sportondernemers. Dit resulteert in een bedrag tussen de 152,8 en 209,6 miljoen euro.
Volgens het Deltaplan van de KNVB heeft het betaald voetbal voor het seizoen 2019/2020 de gelede omzetderving mede gecompenseerd met de vergoeding vanuit de NOW-regeling. De hoogte van deze vergoeding wordt geraamd op 40 miljoen voor de periode tot en met 31 juni. Voor de maanden hierna rekent de KNVB op 10 miljoen per maand. Pakken we dan de geschatte NOW vergoeding over de periode tot 1 augustus, conform de schatting van de omzetderving, dan komt de NOW vergoeding voor het betaald voetbal uit op 50 miljoen euro.
Voor sportevenementen is op basis van de beschikbare informatie geen schatting mogelijk.
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.