Diversiteit, deugen en een ondraaglijke leegte

Met dank overgenomen van R.R. (Ruard) Ganzevoort i, gepubliceerd op zaterdag 16 mei 2020, 1:37.

Je kunt de strobrandjes van de sociale media natuurlijk laten voor wat ze zijn. Dat is in elk geval voor de gemoedsrust verstandig. Dus als iemand ‘ontdekt’ dat ze bij de publieke omroep onderling prijsjes geven voor diversiteit in programma’s en zelfs een lijst hebben van potentiële gasten met diversiteitsplusjes, dan is dat voor de obstinate criticasters een dankbaar objecten om hun fiolen van toorn over de zogenaamde deugers uit te storten. En ja, je kunt dat laten voor wat het is.

Wie uit pure interesse in de breedte van de samenleving of uit licht masochisme de twitters frequenteert, die weet dat sinds enige tijd het woord ‘diversiteit’ een van de rode lappen is geworden waarmee de stieren kunnen worden uitgelokt. Zonder zichtbare moeite wordt iedereen belachelijk gemaakt die in de media, de wetenschap, de cultuur, de politiek of het onderwijs aandacht vraagt voor de diversiteit in de samenleving en die laat zien dat deze grote instituten van onze samenleving nog steeds bolwerken zijn van oude macht en oude privileges.

Vraag niet of het verstandig of normaal is dat onze talkshows en bestuurskamers bijna volledig bevolkt worden door witte mannen van middelbare leeftijd (types zoals ik). Houdt niet bij hoe weinig vrouwen of mensen met een migratie-achtergrond doordringen in de hogere echelons. De laatste retorische truc is namelijk dat je dan verdacht wordt van seksisme en racisme. Alsof oog hebben voor ongelijkheid hetzelfde is als het in stand houden van het structurele onderscheid waardoor sommigen nu eenmaal meer kansen en privileges hebben dan anderen.

Ik begrijp heel goed dat mensen die in enig opzicht bij een minderheidsgroep horen niet om die reden aan een podium of positie willen krijgen. Ze willen serieus genomen worden om hun kennis en kwaliteiten. Volslagen terecht. Maar ook kortzichtig. Want al diegenen die wel de baantjes krijgen en op wie wel de camera wordt gericht, worden niet alleen gevraagd vanwege hun kennis en kwaliteiten maar ook omdat ze in het old boys network de juiste contacten hebben. Hun namen staan misschien niet op de diversiteitslijst van de NPO maar wel op de informele ons-kent-ons-lijstjes van degenen die de keuzes maken. En zij maken zich daar nooit zorgen over.

Toen ik een paar geleden op mijn faculteit voorstelde dat in elke promotiecommissie minstens één vrouw moest zitten, kreeg ik de nodige kritiek. Onmogelijk in sommige vakgebieden. Overbelasting van de weinige vrouwen die er zijn. Paternalistisch om vrouwen als excuustruus in te zetten. Straks moet er ook een lid met een rolstoel in… Als antwoord op die kritiek besloten we dat het er twee moesten worden. En wie zelf geen vrouwen in zijn academische netwerk had, die mocht aan zijn collega’s suggesties komen vragen. Inmiddels is de kritiek verstomd en zijn onze commissies veel gelijkwaardiger samengesteld. En met de toegenomen diversiteit is ook de voedingsbodem voor een goede academische beoordeling sterker.

Maar we zijn er nog lang niet. Terwijl onder onze studenten een grote groep komt uit families met een migratie-achtergrond, is dat onder de wetenschappelijke staf nauwelijks het geval. Daardoor missen deze studenten rolmodellen die voor hen belichamen dat ook zij een academische loopbaan kunnen nastreven.We zullen dus iets moeten doen om hen meer uit te nodigen, uit te dagen. Niet alleen omdat dat onze wereld rechtvaardiger maakt, ook omdat uiteindelijk onze kennis beter wordt als ze wordt ontwikkeld door mensen die meer verschillende perspectieven en levenservaringen met zich mee brengen.

Zolang de ene groep veel natuurlijker doorstroomt dan de andere, is er iets mis met ons systeem. Nee, we gaan geen studenten of medewerkers selecteren omdat ze vrouw zijn, een kleurtje hebben of in welk opzicht dan ook anders zijn. We zijn ons alleen bewust dat het systeem hen bedoeld of onbedoeld juist niet selecteert. Dat proberen we een beetje te corrigeren.

-|-

En ondertussen heb ik allerlei gevaarlijke woordjes gebruikt. Paternalisme. Wit. Diversiteit. Privilege. Wie daarover wil vallen: kom maar op. Over elk daarvan wil ik best een boom opzetten. Ik wil het graag hebben over hoe structuren en instituties onrechtvaardige verhoudingen in stand houden. Als dat betekent dat ik ‘deug’, dan zij dat zo. Ik heb dat nooit een negatief woord gevonden.

Maar er is één vraag die mij door alles heen steeds meer intrigeert. Ik snap heel goed waar de koene anti-deug ridders tégen strijden. Ik begrijp dat ze diversiteitsbokalen, Grunberg-lezingen en Thunberg-marsen graag kapot-analyseren. Ik versta dat ze niet geloven in de idealen van een rechtvaardige, duurzame en harmonieuze wereld - en de cynicus krijgt altijd gelijk.

Maar waar zijn ze eigenlijk vóór? Wat is hun idee van het goede leven? Wat is hun ideaal? Ik wil niet geloven dat ze er alleen op uit zijn om de witte mannelijke boreale hegemonie in stand te houden. Ik wil ook niet geloven dat ze uit puur nihilisme niks anders nastreven dan het strobrandje zelf. Maar wat dan wel? Laat het in godesnaam niet alleen die ondraaglijke leegte zijn.

__ATA.cmd.push(function() { __ATA.initDynamicSlot({ id: 'atatags-26942-5ec0793a21e8b', location: 120, formFactor: '001', label: { text: 'Advertenties', }, creative: { reportAd: { text: 'Deze advertentie rapporteren', }, privacySettings: { text: 'Privacy instellingen', } } }); });