Goed en fout in Nederlands-Indië

Met dank overgenomen van M.L. (Mei Li) Vos i, gepubliceerd op maandag 4 mei 2020.

Mijn opa en oma komen uit Indonesië. Tot 1945 heette dat nog Nederlands-Indië.

In de Tweede Wereldoorlog hebben zij Nederlanders geholpen. Ze waren zelf niet Nederlands: mijn opa was een Chinees en mijn oma een 'Indo', mensen met zowel Nederlandse als Indonesische wortels.

Zij vonden dat ze het juiste deden, Nederlanders helpen die door de Japanse bezetters werden opgejaagd, gevangen genomen of vermoord. Ze vingen de kinderen op van Nederlanders die waren vermoord of gevangen gezet.

Mijn oma smokkelde eten en brieven onder de hekken.

Mijn oma smokkelde eten en brieven onder de hekken van de interneringskampen waar de Nederlanders gevangen zaten. Mijn opa verleende naast eten ook geestelijke bijstand aan de Nederlandse gemeenschap, hij was amateur-predikant. In het laatste jaar van de oorlog is hij bijna doodgemarteld door de Japanners in de gevangenis.

Toen de oorlog werd beëindigd werden mijn opa en oma niet als helden toegejuicht. Ze werden uitgejouwd, gepest en bedreigd. Omdat ze Nederlanders hadden geholpen. Na de oorlog verklaarden de Indonesiërs zich onafhankelijk van de Nederlandse overheersers. Ja, dan ben je fout als je die Nederlanders hebt geholpen.

Wie waren er goed en fout in de oorlog?

Je kan over deze vraag een heel genuanceerd en relativerend betoog houden. Maar we weten heel goed wat goed en fout is. De Japanse bezetter heeft met ongekende wreedheid Nederlanders behandeld in de oorlog. Nederland heeft terecht excuses aangeboden voor het geweld tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.

Mijn opa en oma hebben goed gedaan door mensen in nood te helpen, ongeacht hun afkomst. En het is goed om elk jaar ook stil te staan bij het lijden van de Indonesiers, Nederlanders en Indo's tijdens de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië.

Van rechts naar links. De moeder van Mei Li, haar oom en tante op de schoot van Nederlandse soldaten in 1946.