Pierre Lardinois als Eurocommissaris (1973-1977)

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Pierre Lardinois werd op 6 januari 1973 benoemd als Commissaris Landbouw en Visserij i in de Commissie-Ortoli i. Aan deze commissie namen voor het eerst leden van Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk deel. Het was dus aan hem om de landbouwmarkten van deze nieuwe lidstaten op termijn in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Unie te passen. Tijdens zijn commissariaat kreeg hij te maken met een ernstige recessie als gevolg van een Arabische olieboycot door de Jom Kippoeroorlog.

Hoewel Lardinois een voorstander was van de Europese integratie, wist hij in de vier jaar dat hij lid was van de Europese Commissie geen belangrijke stappen te zetten in dit proces. Hij was voornamelijk bezig met het voorkomen van de dreigende ontsporing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit werd veroorzaakt door het ineenstorten van het internationale monetaire systeem tegen het einde van 1971, waardoor de concurrentiepositie van landen veranderde. Lardinois stelde ook maatregelen voor om de overproductie van zuivel tegen te gaan, wat een van de bijwerkingen was van het gezamenlijke landbouwbeleid.

Lardinois werd door zijn medewerkers getypeerd als een harde werker, die hard zocht naar afzetmarkten voor graan, meel en zuivel. Zijn politieke opvattingen werden in belangrijke mate geleid door een tweejarige tewerkstelling in de Duitse werkkampen, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hier kwam hij terecht in een gezelschap wat ondanks de politieke en religieuze verschillen een eenheid wist te vormen. Hij keek met een positieve blik terug op deze ervaring. Later zei hij, dat hij zijn verblijf daar minder erg vond dan zijn tijd op de kostschool.

1.

Verloop Eurocommissariaat

Toen kabinet-Biesheuvel II eind 1972 een opvolger voor Mansholt i moest kiezen, gingen er al langere tijd speculaties rond dat de keuze op Lardinois zou vallen, hoewel deze niet publiekelijk zijn interesse bekend had gemaakt. Linkse partijen schoven Henk Vredeling i naar voren, maar het kabinet had voorkeur voor een confessioneel politicus. Pas na de val van kabinet-Biesheuvel I in de zomer van 1972 werd hij benaderd voor de positie, nadat hij achter de schermen zijn interesse kenbaar gemaakt had. Ten tijde van zijn benoeming bezette hij de positie van 'minister belast met coördinatie van aangelegenheden Suriname en de Nederlandse Antillen betreffend en met de zorg voor aan Suriname en de Nederlandse Antillen te verlenen hulp en bijstand' in kabinet-Biesheuvel II i.

Toen Lardinois aantrad als landbouwcommissaris, was zijn eerste prioriteit het herstellen van de interne landbouwmarkt. Door het toetreden van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken, plus de zwevende koersen van de lidstaten door het uiteenvallen van het Bretton Woods systeem, was er nauwelijks meer sprake van een gemeenschappelijke landbouwmarkt. Een van de voorwaarden die hij hiervoor stelde was de invoering van een monetaire en economische unie. Door de gemeenschappelijke prijzen in landen met een zwakke munt sterker te doen stijgen dan die met een sterke munt, trachtte hij enig herstel in de interne landbouwmarkt te faciliteren. Dit leidde echter tot een conflict met Duitsland, waardoor er pas een akkoord bereikt werd na een marathonvergadering van vier dagen.

Lardinois kreeg ook te maken met snel toenemende kosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en de overproductie van zuivel. Door efficiëntere landbouw werd de productie enorm verhoogd, terwijl de vraag dit niet kon bijbenen. Zijn oplossing was het verminderen van de EG melkproductie met in totaal tien procent. Het voorgestelde pakket van maatregelen bestond uit premies voor het niet leveren van zuivel, het opheffen van de steun voor zuivelinvesteringen en het financieel medeverantwoordelijk maken van de boeren, door een heffing in te voeren voor het wegwerken van overschotten. De medeverantwoordelijksheffing, een heffing van 1,5 procent op de richtprijs van melk, bleek echter later, toen deze werd ingevoerd door opvolger Olav Gundelach, de melkproductie niet te beïnvloeden.

Tijdens zijn Eurocommissariaat lag hij meermaals in conflict met Jacques Chirac. De Franse landbouwminister verweet Lardinois de belangen van de Britse, West-Duitse en Nederlandse boeren voor te trekken ten nadele van die van Frankrijk. Lardinois accepteerde dit verwijt niet, en antwoordde: 'ik ben niet in de commissie om de belangen van mijn land te verdedigen, maar die van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek. Ik ben Europees commissaris en niet een Nederlands commissaris.' Later botste hij nogmaals met Chirac, die inmiddels premier was geworden. De Franse regering had eenzijdige steunmaatregelen ter waarde van 800 miljoen gulden genomen, waarvan onderdelen de ineenstorting van de reeds aangevreten interne markt finaal zouden maken. Vanwege deze reden startte hij een procedure bij het Europees Hof van Justitie i, en was hij bereid om af te treden mochten de elementen niet teruggetrokken worden.

Het bleef voor Lardinois maar bij één termijn als eurocommissaris. Een combinatie van de desinteresse van de Nederlandse regering in de post van landbouwcommissaris, gecombineerd met een gemaakte afspraak uit 1974 om per 1 januari 1977 topman van Rabobank Nederland te worden, gaven uiteindelijk de doorslag. Voor buitenstaanders kwam dit besluit echter als een grote verassing, aangezien hij werd gezien als een van de weinigen die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kon hervormen. In zijn afscheidsspeech weerklonk zijn teleurstelling met de vooruitgang van Europese integratie en het GLB. Hij gaf aan zich 'meer brandweerman dan architect te voelen'. Tot het einde van zijn mandaat bleef hij zich inzetten voor het succes van het GLB. Op 30 mei 1976 werd hij officieel benoemd tot topman van de Rabobank.

2.

Belangrijkste mijlpalen Eurocommissariaat

  • In april 1973 bereikte hij een akkoord over de verkoop van 200.000 ton boter aan de Sovjet-Unie tegen een zeer lage prijs.
  • Wist een akkoord met de VS te bereiken in 1973 over de aanvullende levering van 100.000 ton sojameel en -producten aan de EG, voordat de uitvoerbeperkingen van de Amerikanen opgeheven werden.
  • Kwam in november 1973 met een plan tot hervorming van het Europese landbouwbeleid, waardoor er ongeveer 3,5 miljard gulden moest worden bespaard op de Europese subsidies. Dit probleem stuitte op bezwaren van met name de Fransen en Duitsers.
  • Kaartte in 1974 de dreigende overbevissing aan en pleitte voor het nemen van drastische vangstbeperkingen
  • Bereikte in 1974 een akkoord met de VS over verbetering van de wereldvoedselsituatie. Er werd afgesproken reservevoorraden aan te leggen en de steun aan landbouwprojecten in de Derde Wereld vooral te richten op verhoging van de productie door technische bijstand. Stelde in 1975 100.000 ton melkpoeder voor de helft van de prijs ter beschikking van het wereldvoedselprogramma.
  • Verklaarde zich in 1975 bereid 140 tot 180 miljoen gulden ter beschikking te stellen om een overschot aan wijn te kunnen opkopen ter destillatie. Hiermee kon een einde worden gemaakt aan een Frans-Italiaans wijngeschil, waarbij Frankrijk de grens had gesloten voor Italiaanse wijnen.

3.

Wetenswaardigheden

  • Belde graag medewerkers (thuis) op om informatie te vergaren, in plaats van hun beleidsnota's te lezen.
  • Nam deel aan een vergadering van totaal bijna 100 uur voorafgaande aan een besluit over de EEG-landbouwpolitiek in maart 1972.

4.

Meer informatie

  •  
  •  
  •