34491, nr. 14 - Amendement Van Gent/Van Dam over belet- en ontstentenisregeling voor alle rechtsvormen - Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Dit amendement op het wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen werd op 20 januari 2020 ingediend door de Tweede Kamerleden Tobias van Gent (VVD) i en Chris van Dam (CDA) i.
 
De toelichting van de indieners luidt als volgt:
 

Aanvankelijk was in het wetsvoorstel de regeling ten aanzien van de belet- en ontstentenisregeling voor alle rechtspersoonsvormen opgenomen. In de memorie van toelichting wordt hierover opgemerkt: «Bij de consultatie is er in meerdere reacties op gewezen dat het ook voor andere rechtspersonen van belang is dat zij een regeling kennen voor ontstentenis en belet.» (MvT p.13). Bij de nota van wijziging is deze regeling echter uitsluitend voor de NV en de BV gehandhaafd en niet langer opgenomen voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Uit de commentaren op het (aangepaste) wetsvoorstel, blijkt dat voor deze keuze geen steun bestaat. Indien het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij nota van wijziging wordt aangenomen, zal de belet- en ontstentenisregeling niet gelden voor de vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting, terwijl daar geen goede grond voor is. Sterker, het is van belang dat ook voor deze rechtspersonen wordt voorzien in een wettelijke regeling die ertoe noopt dat de statuten voorschriften bevatten omtrent de wijze waarop in het bestuur respectievelijk het toezicht wordt voorzien zodra er sprake is van belet of ontstentenis van alle leden van het bestuur of (indien ingesteld) van de raad van commissarissen. Het amendement strekt er derhalve toe om de beletregeling voor alle rechtsvormen gelijk te laten luiden. Er bestaat immers geen grond om onderscheid te maken tussen de vereniging, coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en stichting enerzijds, en de NV en de BV anderzijds. Dit past bij het streven naar uniformering dat met het wetsvoorstel wordt beoogd. Artikel V geeft een afzonderlijke overgangsregel voor de bepaling dat er een statutaire regeling dient te zijn voor het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of alle commissarissen (artikel 44 lid 3a, artikel 47 lid 3a, artikel 291 lid 3a en artikel 292a lid 3a). Op basis van deze overgangsregel noodzaakt de verplichting tot het treffen van een ontstentenis- en beletregeling niet tot een zelfstandige statutenwijziging. De rechtspersoon die nog geen statutaire ontstentenis-of beletregeling heeft, kan aan de wettelijke regeling voldoen door bij de eerstvolgende statutenwijziging alsnog een dergelijke regeling op te nemen.

 

Inhoudsopgave

  1. Documenten
  2. Dossier

1.

Documenten

2 20 januari 2020, amendement, nr. 14     KST3449114
Amendement Van Gent/Van Dam over belet- en ontstentenisregeling voor alle rechtsvormen
 

2.

Dossier