34491, nr. 13 - Amendement Van Gent/Van Dam over meervoudig stemrecht voor alle rechtsvormen - Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Dit amendement op het wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen werd op 20 januari 2020 ingediend door de Tweede Kamerleden Tobias van Gent (VVD) i en Chris van Dam (CDA) i.
 
De toelichting van de indieners luidt als volgt:
 

Een belangrijk uitgangspunt in de het rechtspersonenrecht is dat het bestuur belast is met het bestuur van de rechtspersoon en daarbij optreedt als een collegiaal opererend orgaan. Dit basisprincipe geldt voor alle rechtspersonen die hun wettelijke regeling vinden in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het collegialiteitsbeginsel geldt niet alleen voor de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap (BV). Het geldt evenzeer voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Dit beginsel ligt ook ten grondslag aan het voor alle rechtspersonen geldende artikel 2:9 BW. Uit deze bepaling volgt dat elke bestuurder verantwoordelijkheid draagt voor de algemene gang van zaken binnen de vennootschap en in beginsel ook voor het geheel aansprakelijk is ter zake van onbehoorlijk bestuur. Eenzelfde collectiviteits-gedachte ligt aan de taak van een raad van commissarissen ten grondslag. Als uitvloeisel van het uitgangspunt dat zowel de leden van een bestuur als de leden van een raad van commissarissen belast zijn met een collectieve taak werd in paragraaf 8 van de «Richtlijnen voor het beoordelen oprichtingen en statutenwijzigingen van n.v.»s en b.v.»s met beperkte aansprakelijkheid» al bepaald dat de statuten aan een bepaalde bestuurder of commissaris meer dan één stem mogen toekennen, mits deze bestuurder of commissaris alléén niet meer stemmen zou kunnen uitbrengen dan de andere bestuurders/commissarissen tezamen. Bij de wet herziening preventief toezicht (Wet van 22 juni 2000, Stb. 283) hebben deze regelingen voor de NV en de BV een plaats gekregen in Boek 2 BW. In de memorie van toelichting werd destijds met betrekking tot meervoudig stemrecht opgemerkt: «Daartegen bestaat geen bezwaar voor zover daarbij het beginsel van collegiaal bestuur gewaarborgd blijft. Daarom bepaalt lid 2 van artikel 129/239 dat een bestuurder niet meer stemmen kan worden toegekend dan de andere bestuurders tezamen.» (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 277, nr. 3, p. 11). Als eerder opgemerkt, geldt het beginsel van collegiaal bestuur voor de andere rechtspersonen evenzeer. Aanvankelijk was dan ook in het wetsvoorstel de regeling ten aanzien van het meervoudig stemrecht voor alle rechtspersoonsvormen opgenomen. Bij de nota van wijziging is deze regeling echter uitsluitend voor de NV en de BV gehandhaafd en niet langer opgenomen voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Uit de commentaren op het (aangepaste) wetsvoorstel, blijkt dat voor deze keuze geen steun bestaat omdat het een te ver gaande inbreuk maakt op het al genoemde, wezenlijke collegialiteitsbeginsel. Dit amendement voorziet er daarom in dat de beperking ten aanzien van meervoudig stemrechtbeperking ook voor alle andere rechtspersonen zal gelden. Artikel V geeft een afzonderlijke overgangsregel voor de bepaling dat een bepaalde bestuurder of commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders/commissarissen tezamen (artikel 44 lid 3a, artikel 47 lid 3a, artikel 291 lid 3a en artikel 292a lid 3). In de literatuur bestaat verschil van inzicht over de geldigheid van een statutaire regeling die erin voorziet dat een bestuurder of commissaris meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen. Voorts is in de literatuur gemeld dat gevallen bekend zijn waarbij een dergelijke regeling in statuten is opgenomen. Door invoering van dit wetsvoorstel wordt duidelijk dat een dergelijke regeling bij wet is verboden. Het voorgestelde vijfde lid geeft in aanvulling op het vierde lid, een overgangsregeling die op het wettelijke verbod op het toekennen van een dominerend stemrecht is toegesneden. Het geeft duidelijkheid over de geldigheid van een dergelijke regeling indien deze reeds vóór invoering van deze wet in statuten mocht zijn opgenomen, maar stelt tevens een termijn aan de geldigheid daarvan. Het voorgestelde vijfde lid dient daarmee de rechtszekerheid. Voorop staat dat, zo een dergelijke regeling in de statuten is opgenomen, deze bepaling bij de eerstvolgende statutenwijziging uit de statuten moet worden verwijderd. Hierin voorziet het vierde lid. In het vijfde lid wordt vervolgens aan de geldigheid van een statutaire bepaling waarbij een dominerend stemrecht wordt toegekend aan een bestuurder of commissaris, een termijn gesteld van vijf jaar na inwerkingtreding van de wet. Worden de statuten voordien gewijzigd, maar wordt de onderhavige bepaling niet uit de statuten verwijderd, dan verliest zij blijkens de laatste zinsnede van het vijfde lid, evengoed haar werking. De statuten moeten aldus bij de eerstkomende statutenwijziging in overeenstemming met de wet worden gebracht, hetgeen aansluit bij het vierde lid. Het amendement strekt er derhalve toe om de regeling met betrekking tot het meervoudig stemrecht voor alle rechtsvormen gelijk te laten luiden. Er bestaat immers geen grond om onderscheid te maken tussen de vereniging, coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en stichting enerzijds, en de NV en de BV anderzijds. Dit past bij het streven naar uniformering dat met het wetsvoorstel wordt beoogd. Van Gent Van Dam Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 34 491, nr.

 

Inhoudsopgave

  1. Documenten
  2. Dossier

1.

Documenten

2 20 januari 2020, amendement, nr. 13     KST3449113
Amendement Van Gent/Van Dam over meervoudig stemrecht voor alle rechtsvormen
 

2.

Dossier