Biografie: Wie was Wim Kok?

Met dank overgenomen van L.F. (Lodewijk) Asscher i, gepubliceerd op vrijdag 15 november 2019.

Wie was Wim Kok? Het is deze vraag over de hoofdpersoon die in iedere biografie centraal staat. En gevraagd naar het antwoord zullen de meeste mensen ‘premier van alle Nederlanders’ zeggen.

Een eretitel, die de waardering en genegenheid die veel mensen nog steeds voor hem voelen verwoordt. Maar een man kan natuurlijk nooit samenvallen met een functie, er is zoveel meer te vertellen.

Zijn biografie

Ik weet wel wat hij in ieder geval niet was: een makkelijk onderwerp voor een biografie. Bij Wim Kok stond altijd de inhoud voorop, zichzelf vond hij maar matig interessant. Erg graag sprak hij er niet over. Des te knapper is het hoe jij erin geslaagd bent in dit boek toch door te dringen tot de essentie van Wim. En hoe je ook en passant de stammenstrijd in de vakbond tijdens de jaren ’70, de relevantie van het akkoord van Wassenaar of perikelen rondom de opvolging van Den Uyl weet te schetsen. De lezer blijft achter met een begrip van de man en zijn tijd: precies wat een goede biografie moet doen.

Wim ging op klompen naar school, voor schoenen was geen geld.

Wat mij opviel tijdens het lezen van de biografie is hoe Wim altijd op de eerste plaats die timmermanszoon uit Bergambacht is gebleven. Afkomstig uit een rood nest met een calvinistische inborst. Vast werk was een luxegoed bij de familie Kok. Wim ging op klompen naar school, voor schoenen was geen geld. Boeken bezaten ze thuis niet, maar gelukkig mocht Wim bij de bovenmeester thuis boeken komen lezen.

Werk, werk, werk

Het is die ervaring - die onzekerheid uit zijn jeugd - die Wim denk ik altijd is bijgebleven. Het maakte hem een praktische idealist. Werk, werk, werk was meer dan het motto van zijn eerste kabinet. Het was de rode draad in zijn leven. Hij wist hoe belangrijk het was om vaste grond onder voeten te hebben. Een vaste baan, een betaalbaar huis, goed onderwijs en goede medische zorg. Dat was waar ‘zijn mensen’ behoefte aan hadden. Dat is waar hij het voor deed.

Onlosmakelijk daarmee verbonden was zijn soberheid. In dit boek vertel je over de Opel Kadett waar Wim in reed in het begin van zijn vakbondsjaren. Een auto die eigenlijk te klein was voor zo’n grote man. Zelf weet ik nog dat Wim aan het einde van zijn leven het verzoek deed om zijn afscheid ‘een beetje klein’ te houden. Zoals Dick Benschop tijdens de herdenkingsdienst in het Concertgebouw al zei: dat is toen niet helemaal gelukt.

De gewone man

En - zo blijkt uit het boek - Wim was ontzettend begaan met zijn medemens. Met de gewone man. Of die nou in Nederland woonde of niet. Het boek beschrijft hoe hij als jonge student een aantal weken onbezoldigd in een zuivelfabriek werkte om bij te dragen aan een studiefonds voor Hongaarse vluchtelingen. En in zijn vakbondstijd deed hij alles om de korting op de uitkeringen door het kabinet Lubbers te voorkomen. Tot en met een voorstel dat tegen de financiële belangen van zijn leden inging. Het tekent zijn betrokkenheid en zijn gedrevenheid.

Hij was er van overtuigd dat arbeiders zich moesten verenigingen. Eenheid maakt macht.

Die bevlogenheid uitte zich in een andere eigenschap. Een eigenschap die in de herinnering zelfs de boventoon is gaan voeren. Wim was een bruggenbouwer. Polderen is onlosmakelijk verbonden met zijn naam. En als vakbondsman zat het hem ook in het bloed. Maar niet als doel op zich. Hij was er van overtuigd dat arbeiders zich moesten verenigingen. Eenheid maakt macht. Door verschillen te overbruggen en samen te werken konden er dingen bereikt worden.

Linkse scherpslijperij

In het boek wordt verteld over hoe Wim - eerst bij de NVV en later bij de vorming van de FNV - de verschillende stromingen bij elkaar probeerde te houden. Tussen de radicale industriebond en de meer gematigde bonden. Tussen de socialisten die spreiding van kennis, macht en inkomen wilde en de katholieken die niks moesten hebben van deze linkse scherpslijperij. Want gezamenlijk kon er meer bereikt worden.

Respect voor de ander, ook als je het niet met elkaar eens bent. De mogelijkheid je in de ander te verplaatsen. Het was - zo lezen we in het boek - ook het fundament onder zijn samenwerking met Ruud Lubbers. Het hielp hem enorm om het initiatief te houden tijdens de formatie van 1994, toen hij zichzelf naar voren schoof om een regeerakkoord te schrijven waar ook de andere partijen zich in konden vinden. Het is een eigenschap waar tegenwoordig - in een tijd van scherpe tegenstellingen - nog steeds veel behoefte aan is.

WAO-crisis

En Wim was vooral ook een echtgenoot. Rita was zijn ‘enige echte maatje’. Al vroeg maakte zij de afspraak om de opvoeding fiftyfifty te verdelen. Bijzonder vooruitstrevend, want zelfs nu is dat geen vanzelfsprekendheid. Het lukte hem echter niet zich aan deze afspraak te houden. Wel probeerde hij iedere dag thuis te eten en zijn kinderen naar bed te brengen. Ook als er daarna nog een avondverplichting was. Ik vond het onroerend om te lezen hoe Rita hem op het diepst van de WAO-crisis ervan overtuigde in de dienstauto te stappen en door te gaan. Zij was altijd zijn steun en toeverlaat.

Voor mij was Wim de grote vriendelijke reus. […] Een reus op wiens schouders wij konden staan.

Voor mij was Wim de grote vriendelijke reus. Als je hem zag staan in die deuropening van zijn huis in Amsterdam-west vroeg je je altijd af hoe die man eigenlijk door die deur paste. Het was een man die door zijn verschijning, en meer nog door zijn kennis imponeerde. Een klankbord voor iedere partijleider, altijd betrokken bij het wel en wee van de partij. Een reus op wiens schouders wij konden staan.

De les van dit boek is: hij was het allemaal. Betrokken en gedreven. Een calvinistische socialist. Een bruggenbouwer. Een strijder. Een timmermanszoon uit Bergambacht. Een grote vriendelijke reus.

De premier van alle Nederlanders.

Dank u wel.