Congres 110 | Minister Wouter Koolmees over gelijke kansen

Met dank overgenomen van Democraten 66 (D66) i, gepubliceerd op zaterdag 9 november 2019.

Lees hier de toespraak van onze vicepremier & minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees op het 110de D66-congres terug. Kijk je de speech liever terug? Klik hier!

Democraten!

Misschien was u erbij, misschien ook niet. In januari 2017 stond ik hier ook, op het congres in Nieuwegein. We maakten ons op voor de eindsprint, naar de Tweede Kamerverkiezingen in maart van dat jaar. Naar 19 zetels en ons kabinet.

Ik heb u toen meegenomen, in het D66-verhaal van “kansen voor iedereen”. De titel van ons verkiezingsprogramma Een progressief verhaal om kloven in de samenleving, - een dreigende tweedeling - tegen te gaan.

Ik ben hier vandaag op dit podium, omdat ik het opnieuw wil hebben over kansengelijkheid. Sinds januari 2017 is er namelijk het nodige gebeurd. We hebben grote stappen gezet. En daar ben ik trots op. Dat is een duidelijk D66-stempel op dit kabinet. Maar ik waarschuwde de aanwezigen toen al: het is een proces van lange adem, van hele lange adem.

Ik wil u laten zien waar we staan.

  • Wat hebben we sinds de TK-verkiezingen van 2017 bereikt?
  • Welke uitdagingen zijn er als het gaat om kansengelijkheid?
  • En wat is de agenda die nog voor ons ligt?

Maar eerst wil ik kort met u stilstaan bij de analyse. Bij de vraag of in Nederland er een eerlijke kans is voor iedereen. En als je van een afstandje kijkt naar Nederland zie je best een egaal, vlak land. Aan de oppervlakte valt het wel mee met de ongelijkheid. De ongelijkheid van het besteedbaar inkomen is de laatste jaren nauwelijks toegenomen. Dat is het inkomen dat mensen iedere maand krijgen, nadat ze belasting hebben betaald en misschien toeslagen hebben ontvangen.

Maar als je inzoomt, zie je dat het inkomen voor deze herverdeling een stuk ongelijker is geworden. We zijn dus meer gaan herverdelen. Om het anders te zeggen: Het kost steeds meer moeite om de verschillen recht te trekken.

En het is natuurlijk goed dat de verschillen in inkomen in Nederland niet te groot zijn, maar het maskeert wat er eigenlijk aan de hand is. We repareren achteraf wat er aan de voorkant niet goed gaat. We compenseren mensen voor de groeiende ongelijkheid van kansen. Terwijl we juist beter kunnen investeren in die kansen.

En waar zit die ongelijkheid van kansen nu in? Het Sociaal en Cultureel Planbureau, omschrijft dit als een verschuiving: van de klassieke tegenstelling tussen de haves en havenots naar de nieuwe tegenstelling tussen cans en cannots.

Het gaat er niet alleen meer om wat je hebt, of je voldoende geld en een goed netwerk hebt. Maar het gaat er steeds meer om wat je kan. Om vaardigheden die nodig zijn om mee te komen in een snel veranderende wereld en mensen die achterblijven en zich niet goed genoeg kunnen aanpassen.

En dat leidt tot gescheiden werelden. In de werelden van hoog- en laagopgeleiden. Arm en rijk Migrant en niet migrant. Zij komen elkaar niet meer tegen, en leven in hun eigen ‘bubble’. Verschillen, oké, maar het probleem is dat sommigen nooit het verschil kunnen maken. Hun gebrek aan kansen wordt bepaald, door de positie van hun ouders.

Kinderen van arme ouders krijgen vaker een lager schooladvies dan kinderen van rijke ouders. Dus: kinderen met gelijk talent, maar een ander schooladvies. Alleen omdat de ene ouder meer verdient dan de ander. Dat vind ik niet acceptabel.

Als die kinderen op zoek gaan naar een baan, bepaalt vervolgens hun achternaam de kans op succes. Maar ook omgeving speelt een rol. Als je nog nooit een rechter of chirurg hebt ontmoet, lijkt het moeilijker om er een te worden. Gescheiden werelden vergroten dus de kloof tussen cans and cannots. Dat vind ik schokkend en zorgelijk. Wie als een dubbeltje geboren wordt, blijft vaker een dubbeltje, omdat hij simpelweg de kans niet krijgt om een kwartje te worden.

En dan ben ik weer terug bij het begin van mijn analyse. Namelijk bij de noodzaak om minder achteraf te herverdelen, en meer te investeren vooraf om problemen te voorkomen. Daar hebben we grote stappen gezet, maar ook nog een lange weg te gaan.

We hebben veel bereikt in dit kabinet. Genoeg om uren over te praten. Maar laat ik er een paar voorbeelden uithalen. En dan begin in natuurlijk bij onderwijs. We investeren deze kabinetsperiode, bijna 2 miljard in onderwijs en leraren. 9% salarisverhoging voor leraren, vermindering van de werkdruk. Ook maken we de overgang van vmbo naar mbo beter, zodat meer leerlingen eindigen met een diploma op zak. Als stapelaar weet ik hoe belangrijk dat is, en je hiermee nieuwe werelden dichterbij brengt. Ook investeren we in voor- en vroegschoolse educatie, zodat minder kinderen een achterstand hebben voordat ze aan hun onderwijs carrière begonnen zijn. Hierdoor verbeteren we het fundament en geven we mensen een gelijkere start in de samenleving.

En ook zetten we een aantal broodnodige stappen om de arbeidsmarkt meer in balans te brengen.

  • We verkleinen de verschillen door vaste banen minder vast te maken en flexibele banen minder flexibel.
  • En ook verkleinen we verschillen tussen werknemers en zzp’ers en zzp’ers onderling.
  • We maken een bodem in de zzp-markt door een minimumtarief, waardoor we de meest kwetsbare groep beschermen.

Tegelijkertijd zorgen we dat ondernemers meer ruimte krijgen om te ondernemen.

We brengen de twee werelden van werkenden dichterbij elkaar. Flexwerkers hebben vaker een migrantenachtergrond, zijn vaker lager opgeleid. Ze wonen in minder goede wijken, werken vaker onder hun opleidingsniveau en verdienen minder. Door voor hen een vaste baan dichterbij te brengen, verkleinen we de kloof en vergroten we de kansen.

Ook zorgen we voor meer kansen voor Nederlanders met een migranten afkomst.

  • Door mensen vanaf dag één de taal te leren
  • Door migranten aan het werk te helpen
  • Door discriminatie aan te pakken.

Want wie mee wil doen, moet een eerlijke kans krijgen.

Kunnen we dan na deze kabinetsperiode op onze lauweren rusten? Nee. Verandering gaat niet van de ene op de andere dag, kloven in de samenleving blijven bestaan, en nieuwe ontwikkelingen blijven zich voordoen. We moeten dus blijven werken aan gelijke kansen voor iedereen.

Persoonlijk zie ik een aantal grote uitdagingen. Ik begin bij de overheid zelf. We hebben het voor mensen ingewikkeld gemaakt, Om hun weg te vinden bij instanties en in systemen. Zelfs ik vind het aanvragen van de kinderopvangtoeslag ingewikkeld. En dan weet ik er nog best wat van, zeg ik onbescheiden.

Maar er zijn genoeg mensen die minder goed mee kunnen komen. Het verschil tussen de cans en cannots waar ik het eerder over had. Voor degenen die al moeite hebben om hun been bij te trekken, maken we het alleen maar ingewikkelder, en soms ook onuitlegbaar.

Ik geef u een voorbeeld. Ik heb recent gesproken met een ‘werkende arme’. Een man van 62 die al een aantal jaren in een uitkering zat. Om weer aan een baan te komen volgt hij cursussen zodat hij een nieuw vak leert. Een schoolvoorbeeld zou ik willen zeggen.

En halverwege het jaar vindt hij eindelijk die nieuwe baan. En hij gaat er per maand €200,- op vooruit. Het is geen vetpot, maar hij is blij dat hij werkt.

Maar het jaar daarna schrikt hij zich rot. Hij moet €3500 huurtoeslag terugbetalen, omdat hij net boven de inkomensgrens is uitgekomen. Of in gewone taal: hij heeft -per ongeluk- te veel verdiend om toeslagen te krijgen. Dat extra geld, en vaak zelfs nog meer, moet dus terug worden betaald, met als risico dat iemand in de schulden terecht komt.

Dat ontmoedigt en frustreert. Dat kan anders.

  • Ervoor zorgen dat de overheid bereikbaar is.
  • Dat regelingen eenvoudiger worden.
  • En mensen beter begrijpen wat er van ze wordt verwacht.

Maar dat betekent ook dat we niet meer voor ieder probleem een specifieke regeling kunnen optuigen. Daar moeten we eerlijk over zijn.

Ook hier geldt: Die regelingen zijn ook zo moeilijk, omdat we achteraf gedetailleerd willen repareren wat aan de voorkant niet goed gaat. Dat loopt vast.

We moeten af van de reflex om elke tiende procent koopkrachtachteruitgang te compenseren. Het is zo veel belangrijker dat mensen zich goed kunnen ontwikkelen, een baan vinden die bij hen past.

En dat begint met onderwijs. Daar wordt het fundament gelegd voor de toekomst, om mee te doen in de samenleving.

  • Het onderwijs zou ervoor moeten zorgen dat de verschillen die mensen van huis uit mee krijgen zo klein mogelijk worden gemaakt.
  • Dat iedereen met hetzelfde talent ook dezelfde kans krijgt.

Daarvoor moeten we kritisch kijken naar alle facetten van het onderwijs.

Als D66-er denk ik aan een breed systeem waarin alle kinderen vanaf jonge leeftijd de hele dag meedoen. Zodat je taalontwikkeling niet wordt bepaald

doordat je wel of niet naar de kinderopvang gaat. Dat muziekles en sport er voor iedereen is

en niet alleen als je naar de BSO gaat. Dat er altijd bijles is als je het nodig hebt en niet alleen als je ouders het kunnen betalen.

Een breed aanbod van school, zodat kinderen van jongs af aan gelijke kansen krijgen. Maar ook zodat ouders ontlast worden in het spitsuur, omdat ze op één plek terecht kunnen. En zodat de keuze om te werken vrijer wordt.

Daar zie ik ook nog wel een uitdaging. Voor werkende ouders is het moeilijk om gezin en werk goed te combineren. We zien dat de zorg voor de kinderen nog steeds vooral op de schouders van de moeder ligt. De Wet WIEG: zes weken verlof voor vaders, is een mooi begin, maar er is meer nodig.

Een paar feiten. Na de geboorte van het eerste kind, daalt het inkomen van vrouwen veel sterker dan dat van mannen. En het blijft daarna ook lager. Nederlandse vrouwen werken het meest in deeltijd van alle westerse landen. Typisch Nederlands is de anderhalfverdiener, waarbij de vrouw vaak de ma-di-do-er is. In geen enkel Europees land is het gat in gewerkte uren tussen mannen en vrouwen zo groot als bij ons. Dat zet vrouwen op achterstand, ook qua uurloon, carrièreperspectief en pensioenopbouw. En de grootste kans op armoede heb je in Nederland als je kind bent, vooral van een alleenstaande ouder. U hoort mij vaak over pensioen, maar op basis van de feiten maak ik mij eerlijk gezegd meer zorgen over het aantal arme kinderen, dan over het aantal arme ouderen.

Het moet daarom nog veel gemakkelijker worden om werk en gezin te combineren. Dat helpt vrouwen om zelfstandig en vrij te zijn, en te werken aan een goede loopbaan. Dat helpt de toekomst van de kinderen, van wie de ouder zich uit de armoede kan werken.

Maar er is nog iets: Sectoren als de zorg, het onderwijs en de kinderopvang kampen nu al met personeelstekorten. Terwijl de vergrijzing echt is begonnen, en de komende jaren veel mensen met pensioen gaan. Te weinig personeel is niet het enige probleem in deze sectoren. Ook de salarissen en hoge werkdruk verdienen aandacht. Maar als we het gemakkelijker en aantrekkelijker maken om een paar uur in de week meer te werken, helpt dat om tekorten aan te pakken.

Congres,

Er ligt nog een belangrijke agenda te wachten. En dat zie ik ook als een opdracht aan onszelf, als progressief liberale partij. Voor de komende jaren. Maar om kansen eerlijk te kunnen verdelen, moeten we ook zorgen dat we het in de toekomst blijven verdienen.

Zorgen dat we een slimmer en schoner land worden. D66 wil investeren in de toekomst. Investeren in verdienvermogen, Waarmee we willen investeren in innovatie, wetenschap, infrastructuur. Ik heb de oproep van Rob gezien in de Volkskrant en ben het er helemaal mee eens, Ik wil ook dat we daar deze kabinetsperiode een goed begin maken. Zorgen dat Nederland voorop blijven lopen. Want de toekomst begint vandaag.

Dank u wel!