Geluk en ongeluk in 1944

Met dank overgenomen van 50PLUS i, gepubliceerd op dinsdag 5 november 2019.

In een emotionele speech nam Martin van Rooijen de Eerste Kamerleden mee terug naar 3 en 4 november 1944. Hij bracht de bijna-ramp in Drunen en de stadhuisramp in Heusden ter sprake, nu 75 jaar geleden.

50PLUS-senator Martin van Rooijen was net twee jaar en drie maanden oud toen hij op 4 november 1944 met zijn ouders een toevluchtsoord voor het oorlogsgeweld vond in de molen van het Brabantse Drunen. Die molen moest door drie jonge Duitse soldaten worden opgeblazen, zo was het bevel van de bezetter. Het raakt Martin nog steeds dat het niet is gebeurd, terwijl iets verderop het stadhuis van de vesting Heusden met 134 burgers de lucht in vloog.

Ook goede Duitsers

Veel later besefte Martin van Rooijen dat hij en zijn familie ongelooflijk veel geluk hebben gehad. “Ik realiseerde me dat er naast slechte Duitsers ook goede Duitsers waren”, vertelt de 50PLUS-politicus tegen een journalist van het AD en het Brabants Dagblad. “Dat is het verschil tussen goed en kwaad, tussen leven en dood. Want het had net zo goed gekund dat de drie Duitsers uit Drunen hetzelfde hadden gedaan als de vier kwaaie Duitsers uit Heusden en ook onze molen hadden opgeblazen.”

93 burgers gered

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer begint Martin zijn inbreng met het emotionele verhaal van de aanslagen in Drunen en Heusden, nu 75 jaar geleden. Hij vertelt hoe hij met zijn gezin en een kleine honderd Drunenaren door toeval ontsnapte aan de dood: “Doordat drie Duitse soldaten besloten de molen in Drunen niet op te blazen, werden alle mensen die in de molen schuilden gered. Onder de 93 burgers die in de veilig gewaande molen verbleven waren ook mijn vader en moeder, mijn jongere zusje en ik. Ik herinner mij het verblijf in de molen toch nog.”

Stadhuisaanslag in Heusden

Martin van Rooijen stond in de Eerste Kamer ook stil bij de stadhuismoord in Heusden. “In de kelder van het stadhuis schuilden meer dan 150 mensen die dachten daar een veilige schuilplaats te hebben”, vertelt hij aan de aandachtig luisterende collega-senatoren. “Enkele uren na onze redding door drie Duitse soldaten hebben andere Duitse soldaten in de nacht van 4 november het stadhuis in Heusden wel opgeblazen waardoor 134 onschuldige burgers de dood vonden, werden vermoord. Met de razzia in Putten is dit de grootste burgermoord in Nederland.”

“Niets kan treffender weergeven, het verschil tussen leven en dood maar ook tussen goed en kwaad”, besluit Martin van Rooijen zijn relaas in de Eerste Kamer. De senator was op 3 november aanwezig bij de herdenking in Drunen en op 4 november bij de jaarlijkse stille tocht in Heusden (foto).

► Lees hier het verhaal in het AD: Drie ‘goede’ Duitsers bliezen molen met 93 burgers niet op: ‘Wat een geluk’