Evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven (bijlage bij 34053,nr.37)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven (bijlage bij 34053,nr.37)
Document­datum 10-07-2019
Publicatie­datum 12-07-2019
Nummer 2019D30563
Kenmerk 34053, nr. 37
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Evaluatie Wet op de Jeugdverblijven

Hans Bellaart A hmed Hamdi Maaike van Rooijen

Evaluatie Wet op de Jeugdverblijven

Hans Bellaart

Ahmed Hamdi

Maaike van Rooijen

Utrecht, juni 2019

inhoud

Samenvatting 3 5 Conclusies en aanbevelingen 41

1 Inleiding 8 5.1 Begripsbepaling 41

5.2 Een veilig pedagogisch klimaat 41

2 Beleidscontext van het onderzoek 9 5.3 Burgerschapsvorming en participatie 43

2.1 Aanleiding 9 5.4 Controleerbaarheid en transparantie 43 2.2 Reikwijdte van de wet 9 5.5 Dialoog 44 2.3 Uitwerking van het doel en de beoogde effecten 9 5.6 Onbedoelde neveneffecten van de wet 45 2.4 Onderzoeksvragen 10 5.7 Vergelijking met andere sectoren 46

5.8 Tot slot 46

3 Onderzoeksopzet 11

3.1 Documentanalyse omtrent wet en regelgeving 11 Bijlage 1: Jeugdverblijven in Nederland 48 3.2 Interviews 11 Bijlage 2: Vergelijking vrijwillig en wettelijk kader 49

Bijlage 3: Toetsingskader 56

4 De evaluatie 14 Bijlage 4: Lijst geïnterviewde personen per jeugdverblijf 59

4.1 Inleiding 14 Bijlage 5: Interviews met landelijke vertegenwoordigers en experts 60 4.2 Het begrip ‘jeugdverblijven’ 16 Bijlage 6: Deelnemers klankbordgroep 61 4.3 Veiligheid 17 Bijlage 7: Deelnemers expertmeeting 62

4.4 Pedagogisch klimaat en ongestoorde ontwikkeling 20

4.5 Pedagogisch klimaat: burgerschapsvorming 24

4.6 Positie en betrokkenheid van minderjarigen en ouders 28

4.7 Toezicht: transparantie en controleerbaarheid 30

4.8 Dialoog 35

4.9 Onbedoelde neveneffecten van de wet 36

Samenvatting

Evaluatie van de Wet op de Jeugdverblijven topiclijsten gemaakt voor de verschillende groepen respondenten. Wij hebben deskresearch gedaan naar de wet- en regelgeving, de beschikbare rapportages van de toezicht

Op 1 juli 2016 is de Wet op de Jeugdverblijven in werking getreden. Het doel van de wet is houders bestudeerd, de beleidsdocumenten van de jeugdverblijven onderzocht en het zo veel mogelijk waarborgen van de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van de interviews gehouden met stakeholders op landelijk niveau en met betrokkenen bij een kinderen en van het pedagogisch klimaat. De beoogde effecten zijn: de bevordering van steekproef onder acht jeugdverblijven. Per jeugdverblijf zijn afzonderlijke interviews maatschappelijke transparantie van de situatie in de jeugdverblijven en de bevordering gehouden met de leiding, begeleiders en vertrouwenspersoon, ouders, jongeren, de van de dialoog tussen het jeugdverblijf en de betrokken gemeente. De directie Jeugd van betrokken toezichthouder van de GGD, de gemeente en een lokale school waar veel van het ministerie van VWS en de directie Samenleving en Integratie van SZW hebben het de jongeren uit het verblijf naartoe gaan. We hebben de acht verblijven random geselec Verwey-Jonker Instituut gevraagd de wet te evalueren. Hieruit moet blijken of de wet teerd, rekening houdend met de aard, de omvang, geografische spreiding en spreiding voldoende basis biedt om het doel te bereiken en de beoogde effecten te bewerkstelligen. over verblijven voor jongens en meisjes. Wij kozen voor zes ECN-jeugdverblijven en

Wat zijn jeugdverblijven? beide verblijven voor kinderen van expats. Van de zes ECN-verblijven zijn er drie voor meisjes en drie voor jongens. Wij kozen voor 6 van de 22 ECN-verblijven omdat deze

Dit zijn privaat gefinancierde jeugdverblijven waar tenminste vier minderjarigen verblijven grotendeels hetzelfde beleid hebben. Bij dit type kwalitatief onderzoek is de gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten hun familie- of gezinsverervaring dat met een steekproef van ongeveer 30% van het totaal een goed beeld van band overnachten. In deze jeugdverblijven verblijven meisjes of jongens in de leeftijd het geheel wordt verkregen. De bevindingen zijn voorgelegd in een expertmeeting en van 12-18 jaar, die – op een internationale ‘boarding school’ na – buiten het jeugdvervolgens aan de klankbordgroep.

verblijf naar school gaan. Er zijn op dit moment 25 jeugdverblijven in Nederland, in

17 gemeenten. Er zijn 22 jeugdverblijven verbonden aan de branchevereniging ECN Conclusies en aanbevelingen

(Educatieve Centra met Inwoning Nederland). Het overgrote deel van de minderjarigen De evaluatie van de Wet op de Jeugdverblijven kan niet los worden gezien van de periode heeft een Turkse achtergrond. Dat geldt ook voor één jeugdverblijf dat verbonden is aan in aanloop naar de wet. Er werd toen op vrijwillige basis toezicht gehouden op de kwalide organisatie Milli Görüs. Daarnaast zijn er nog twee jeugdverblijven voor kinderen teit van de jeugdverblijven door de poule van toezichthouders, onder coördinatie van van expats. Eén daarvan is niet uitsluitend voor kinderen van expats, maar is ook een de GGD GHOR Nederland. Dit heeft een positieve beweging op gang gebracht, die op internationale school met inwoning. hoofdlijnen uiteindelijk medio 2016 in de wet is vastgelegd. De inwerkingtreding van de

wet heeft zodoende voor de meeste jeugdverblijven geen grote veranderingen met zich

Het onderzoek meegebracht. In deze evaluatie hebben wij niet de focus gelegd op het verschil tussen

Wij hebben kwalitatief onderzoek gedaan naar de mate waarin de doelen en beoogde de periode voor en na de wet, maar op de evaluatie van het doel en de beoogde effecten effecten van de wet zijn behaald. Daarvoor is een evaluatiekader ontwikkeld en zijn van de wet.

Veilig pedagogisch klimaat Wij concluderen dat binnen de Wet op de Jeugdverblijven het geven van veel ruimte Op basis van onze bevindingen concluderen wij dat de wet heeft bijgedragen aan het aan de verblijven om hun eigen beleid vorm te geven soms schuurt met het toezicht explicieter en het meer gestructureerd formuleren van de wijze waarop jeugdverwillen houden. Dit ervaren de inspecteurs nu en dan als een lastige en onbevredigende blijven een veilig pedagogisch klimaat trachten te bieden voor de minderjarigen. De situatie. Binnen de huidige werkwijze wordt beoordeeld of de jeugdverblijven aan de wet heeft bijgedragen aan de veiligheid door ervoor te zorgen dat in ieder jeugdverblijf eisen voldoen, maar is het zicht op de veiligheidssituatie en het pedagogisch klimaat in voldaan wordt aan de vereiste maatregelen, zoals de aanwezigheid van een EHBO-er, de praktijk van de jeugdverblijven nog beperkt. Er wordt wel geobserveerd, maar nog een VOG voor direct betrokken medewerkers, klachtenbeleid, en inspraak voor ouders weinig in situaties waar interactie is tussen begeleiders en minderjarigen. Ook wordt er en jongeren. In de periode van voor de wet waren er in het vrijwillige kwaliteitskader nog weinig door middel van een interview met jongeren gesproken.

ook eisen opgenomen over brandveiligheid, maar deze zijn niet terug te vinden in de Het toezicht mist daarnaast concrete en observeerbare gedragstermen waarmee zij het huidige wet- en regelgeving. Ook heeft de wet enigszins bijgedragen aan een goed pedapedagogische beleid van het jeugdverblijf kunnen beoordelen op basis van observatie gogisch klimaat en een ongestoorde ontwikkeling, omdat ieder jeugdverblijf hiervoor in de praktijk. Uit de wet en bijbehorende toelichting spreekt de verwachting dat jeugdeen eigen beleid heeft geformuleerd. De inspecteurs van de GGD die verantwoordelijk verblijven hun eigen beleid vormgeven en dit verder ontwikkelen, waaraan de toezichtzijn voor het toezicht (de toezichthouders) konden beoordelen in hoeverre de jeugdhouder met een stimulerende houding een bijdrage levert. De wet biedt ruimte om het verblijven zich aan de regels hielden. Als toezichthouders overtredingen constateerden accent te verschuiven van een controlerende (voldoet het jeugdverblijf aan de gestelde werden die veelal snel opgelost. eisen?) naar een meer stimulerende benadering (samen de kwaliteitseisen uitwerken en

Aan de andere kant is het nog maar in beperkte mate mogelijk om in de dagelijkse prakfeedback geven op basis van observatie in de praktijk). Om dit te realiseren is het nodig tijk waar te nemen in hoeverre de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van kinderen om de kwaliteitseisen op een aantal indicatoren, in onderling overleg, uit te werken in en het pedagogisch klimaat voor kinderen die in een jeugdverblijf verblijven worden observeerbare gedragstermen. Tevens is het noodzakelijk om meer gebruik te maken gewaarborgd. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om de vereisten die worden van de mogelijkheid tot observatie van en het spreken met jongeren (en eventueel gesteld aan het kwaliteitskader niet dicht te reguleren. Dit sluit aan bij de rol die de overandere betrokkenen) om waar te kunnen nemen hoe aan die indicatoren in de praktijk heid ten aanzien van de jeugdverblijven voor zichzelf ziet: een basis om in grote lijnen vorm wordt gegeven. toezicht te houden op een overigens particulier initiatief, vanwege de kwetsbare positie

van kinderen. De jeugdverblijven hebben de ruimte om hun eigen beleid vorm te geven Aanbevelingen

en zich te ontwikkelen. 1. Maak landelijke afspraken over de wijze waarop het accent verschoven kan worden naar een stimulerende benadering van toezicht, zonder afbreuk te doen aan de

controlerende taken.

  • 2. 
    Formuleer op landelijk niveau, in overleg met de jeugdverblijven, gezamenlijk en van ondersteunende projecten die sommige jeugdverblijven organiseren met partconcrete minimumeisen voor veiligheidsprotocollen en indicatoren voor een goed ners in de gemeente.

en observeerbaar pedagogisch klimaat.

  • 3. 
    Maak het spreken met minderjarigen en het observeren van activiteiten in de prak Aanbevelingen

tijk een vast onderdeel van het toezicht. 1. Werk op landelijk niveau gezamenlijk uit welke thema’s minimaal aan de orde moeten komen tijdens bijeenkomsten over burgerschap in de jeugdverblijven.

Burgerschapsvorming 2. Draag waar nodig zorg voor de ontwikkeling van de competenties van begeleiders

Uit ons onderzoek kunnen wij concluderen dat de invulling van burgerschapsvorin jeugdverblijven op dit thema en faciliteer die ontwikkeling vanuit de overheid.

ming nog volop in ontwikkeling is. De wet heeft dit tot nu toe slechts in beperkte mate 3. Stimuleer uitwisseling tussen jeugdverblijven en scholen over burgerschapsvorkunnen

bevorderen. Hoewel de jeugdverblijven het niet als hun primaire taak zien, ming. De gemeente kan hierin een faciliterende rol spelen.

wordt er door de meeste jeugdverblijven wel actief vorm aan gegeven. Er zijn echter

grote verschillen in de bijeenkomsten en activiteiten die er op dit onderwerp georga Controleerbaarheid en transparantie niseerd worden. Er is nog geen eenduidig beeld over wat burgerschapsvorming binnen Een beoogd effect van de wet is dat de controleerbaarheid en transparantie van de situde jeugdverblijven moet opleveren. De begrippen rond burgerschap zijn niet scherp atie in de jeugdverblijven is vergroot. Wij concluderen dat door de wet, als vervolg op de geformuleerd in de wet, het besluit en de handreiking burgerschap, dus ieder geeft er vrijwillige toetsing, de controleerbaarheid en de transparantie van de jeugdverblijven op eigen wijze betekenis aan. De wet biedt een kader op hoofdlijnen, maar in de prakover het geheel genomen verder is toegenomen. Dit komt mede door het verplichtende tijk zouden op landelijk en lokaal niveau afspraken gemaakt moeten worden tussen karakter. Er is langzamerhand meer vertrouwen gegroeid tussen gemeenten, toezichtalle partijen over wat burgerschapsvorming zou moeten opleveren en wat minimaal houders en jeugdverblijven. De toezichthouders krijgen toegang tot alles wat nodig is bij burgerschapsvorming aan de orde moet komen, bijvoorbeeld in themabijeenkomom de wettelijke bepalingen te kunnen controleren.

sten. Ook voor dit thema geldt dat toezichthouders hierdoor meer houvast krijgen om Aan de andere kant concluderen wij dat de controleerbaarheid verder vergroot kan in de praktijk te observeren hoe burgerschapsvorming in bijvoorbeeld themalessen of worden als het pedagogische beleid van het jeugdverblijf meer in observeerbare gedragdiscussiebijeenkomsten vorm krijgt. stermen beschreven is en als het beleid in de praktijk meer geobserveerd en getoetst zou

Het is niet goed mogelijk om vast te stellen in hoeverre de wet de participatie van de worden. Eventueel zouden – in onderling overleg – landelijk vastgestelde minimumjongeren in de samenleving substantieel heeft bevorderd. Participatie is voor velerlei eisen hierbij extra houvast kunnen bieden.

uitleg vatbaar. Wij concluderen dat er hooguit een kleine toename is van educatieve Het toezicht is nu vooral gericht op de controle van de bepalingen volgens het toetsingsvoorlichting over bijvoorbeeld de gemeentelijke politiek en democratische rechtstaat, kader. Dit hangt samen met de bepalingen in de wet, die weinig houvast bieden wat

betreft de kwaliteitseisen die in de pedagogische praktijk te zien zouden moeten zijn.

Onaangekondigd bezoek wordt nu nog weinig door de toezichthouders toegepast, maar Dialoog is wel een middel om beter onderbouwde uitspraken te doen over het pedagogische Een ander beoogd effect is dat door de wet de dialoog tussen het jeugdverblijf en de klimaat en de ongestoorde ontwikkeling van de minderjarigen. In de geest van de wet gemeente wordt vergroot. Wij concluderen dat de wet de dialoog tussen gemeenten zou het bij het particuliere karakter van de jeugdverblijven passen om onderling goede en het jeugdverblijf slechts in beperkte mate heeft vergroot. Slechts zes van de zevenafspraken te maken over de wijze waarop onaangekondigd bezoek kan plaatsvinden. tien gemeenten zouden regelmatig contact hebben met de jeugdverblijven. Een Een gedoseerd gebruik van dit middel is nodig om de jeugdverblijven niet onnodig aantal gemeenten geeft zelf aan dat het geen grote prioriteit heeft en laat de contacten zwaar te belasten. met het jeugdverblijf aan de GGD over. Zoals blijkt uit de toelichting in het Besluit

De wet vereist dat de toezichthouder tenminste eenmaal per jaar een bezoek aan het Jeugdverblijven had de wetgever de bedoeling om de in ontwikkeling zijnde beleidjeugdverblijf brengt. Wij concluderen uit ons onderzoek dat het jaarlijkse bezoek op zich spraktijk mede door gemeenten en de lokale jeugdverblijven gezamenlijk verder vorm een goede frequentie is, maar in de praktijk zou flexibel om kunnen worden gegaan met te laten geven. Door de praktijk en het toezicht erop samen vorm te geven blijft de de intensiteit van een inspectie. Wanneer de toezichthouder inschat dat de risico’s op gemeente het private karakter van de jeugdverblijven erkennen. Op die manier lijkt ons overtredingen van de wet laag zijn, kan de intensiteit worden verminderd, door bijvoorgrotere betrokkenheid van de gemeente een meerwaarde te bieden.

beeld minder controlerende taken uit te voeren en een meer stimulerende benadering Aanbevelingen

te kiezen. De handhaving verloopt volgens de respondenten uit onze steekproef zonder 1. Zorg als gemeente – los van het toezicht - voor minimaal eenmaal per jaar regulier

noemenswaardige problemen. De jeugdverblijven werken volgens de gemeenten en overleg met het jeugdverblijf of de jeugdverblijven binnen de gemeente.

toezichthouders in het algemeen goed mee om aan alle eisen te voldoen. 2. Stimuleer vanuit het rijk de aanwezigheid van gemeenten op landelijke bijeenkom

Aanbevelingen sten die georganiseerd worden voor de ministeries, jeugdverblijven, toezichthou

  • 1. 
    Vergroot de controleerbaarheid en transparantie door in onderling overleg tussen ders en gemeenten en bespreek daar de mogelijkheden voor meer dialoog op lokaal toezicht en jeugdverblijf het pedagogische beleid van het jeugdverblijf op een aantal niveau. kernpunten in observeerbare gedragstermen te beschrijven en toets deze termen in Vergelijking met andere sectoren

de praktijk door observatie en gesprekken met betrokkenen. Na vergelijking van het toezicht in de jeugdverblijven met het toezicht in de kinder

  • 2. 
    Maak als toezichthouders gedoseerd en gefundeerd gebruik van onaangekondigd opvang, de schippersinternaten en de opvang van Alleenstaande Minderjarige

bezoek. Vreemdelingen (AMV-ers), kunnen wij concluderen dat het toezicht op de jeugd

  • 3. 
    Ontwikkel als toezichthouders een model om de mate van intensiteit van het toezicht verblijven redelijk intensief is. Zeker als we in aanmerking nemen dat het particulier te bepalen en pas dit in de praktijk toe. gefinancierde instellingen in het privédomein betreft, die werken met vrijwilligers en

    medewerkers die zich in hun vrije tijd voor de verblijven inzetten.

Bij de schippersinternaten is het toezicht veel minder frequent en bij de AMV-ers is er Tot slot toezicht op veel minder indicatoren. In deze twee sectoren is geen sprake van toezicht Wij kunnen stellen dat de wet heeft bijgedragen aan de controleerbaarheid van het op de burgerschapsvorming. De meer gedetailleerde kwaliteitseisen van de kinderopbeleid van de jeugdverblijven om een veilig pedagogisch klimaat te bieden. De GGD vang en schippersinternaten passen bij een gesubsidieerde instelling, waar professionals kan goed beoordelen of aan een aantal vereisten wordt voldaan, zoals de Verklaringen werken met jongere kinderen. Omtrent Gedrag, vertrouwenspersonen, etc. Daar tegenover komt het toezicht op de

Aanbeveling uitvoering in de pedagogische praktijk nog niet goed genoeg van de grond. Dit hangt Zorg ervoor dat de kwaliteitseisen niet verder worden uitgebreid, maar concreter samen met het feit dat de wet geen dichtgetimmerde kwaliteitseisen kent en het toezicht worden gemaakt. In vergelijking met bovengenoemde sectoren zou uitbereiding buiten concrete handvatten voor observatie van het pedagogische klimaat ontbeert.

proportie zijn. Zoals hiervoor is genoemd, kunnen sommige kwaliteitseisen in onder Wij hebben gemerkt dat de jeugdverblijven intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken ling overleg beter observeerbaar worden gemaakt en kan er een minimumvariant met aan een veilig pedagogisch klimaat. In het algemeen zijn zij echter geen voorstander van concrete indicatoren worden afgesproken, zonder daarmee de belasting voor de jeugdobservaties bij activiteiten, interviews met minderjarigen en onaangekondigd bezoek verblijven groter te maken. van de inspectie. Zij vinden dat niet passen bij een particulier initiatief. Toch kan er geen

onafhankelijk toezicht zijn, zonder een goed beeld van de praktijk. Het is nog zoeken

Onbedoelde neveneffecten van de wet naar een goed evenwicht tussen controle en ondersteuning. Meer accent op stimu Een onbedoeld neveneffect is dat de jeugdverblijven de wet in vergelijking met het lerend toezicht vergt openheid en transparantie van de jeugdverblijven. Wij concluvrijwillige toetsingskader dat de jaren voorafgaand aan de wet functioneerde, hebben deren dat als beide partijen dit onderschrijven, dit evenwicht gevonden kan worden. ervaren als toegenomen dwang en controle, vanuit een bepaald wantrouwen. Het vrij Stimulerend toezicht kan de openheid en de motivatie vergroten om samen te zoeken willige kader functioneerde naar hun idee goed, zodat ‘een stok achter de deur’ niet naar verbeterpunten.

nodig was. Wij signaleren een risico dat bij een meer controlerende dan stimulerende

houding vanuit de gemeente of toezichthouder, sommige jeugdverblijven de neiging Hierdoor kan het doel van de wet beter worden gerealiseerd. In goed onderling overleg krijgen om alleen het hoogstnoodzakelijke te doen en minder medewerking te verlenen tussen toezichthouder en jeugdverblijf wordt het pedagogisch beleid van het jeugdveraan

het gezamenlijk vormgeven van de praktijk. blijf op een aantal kernpunten in observeerbare gedragstermen beschreven en beoordeeld. Een veilig pedagogisch klimaat kan door de toezichthouders worden waarge

De regeldruk wordt door alle ECN-jeugdverblijven uit de steekproef als een negatief nomen in de praktijk, mede door observaties en gesprekken met betrokkenen.

neveneffect ervaren. Zij zijn van mening dat van hen dezelfde inzet en deskundigheid wordt verwacht als van publieke gesubsidieerde organisaties. Zij maken zich zorgen dat de belasting mogelijk nog groter wordt in de toekomst.

1 Inleiding

Op 1 juli 2016 is de Wet op de Jeugdverblijven in werking getreden. In artikel 12 van de De jeugdverblijven wet staat dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de minister Er zijn op dit moment in Nederland 25 jeugdverblijven in 17 gemeenten, waarop de van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) binnen drie jaar na de inwerkingtreding Wet op de Jeugdverblijven van toepassing is. In bijlage 1 vindt u een overzicht. Er zijn van de wet een verslag zenden aan de Tweede Kamer over de doeltreffendheid en de 22 jeugdverblijven aangesloten bij de branchevereniging ECN (Educatieve Centra met effecten van de wet in de praktijk. Om uitvoering te geven aan dit artikel, hebben SZW Inwoning Nederland). De ECN is een zelfstandig opererende branchevereniging, gelien VWS gezamenlijk opdracht gegeven om de wet te evalueren. De directie Jeugd van eerd aan Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN). In deze educatieve centra het ministerie van VWS en de directie Samenleving en Integratie van SZW hebben het verblijven meisjes of jongens in de leeftijd van 12-18 jaar. Het overgrote deel heeft een Verwey-Jonker Instituut gevraagd het evaluatieonderzoek uit te voeren. Turkse achtergrond. Er verblijven in sommige centra ook jongeren met een andere etni

In de jaren voor de inwerkingtreding van de wet was er al een vrijwillige vorm van sche achtergrond, zoals een Afghaanse of Surinaamse afkomst.

toezicht. De kwaliteitscriteria uit die periode waren zelfs uitgebreider dan in de huidige Er is ook het jeugdverblijf El-Biruni in Rotterdam, verbonden aan de organisatie Milli wet. Het grootste verschil is dat de wet een mogelijkheid biedt tot handhaving. Wij Görüs. Dit jeugdverblijf is voornamelijk gericht op Turks-Nederlandse jongeren. Op dit hebben ervoor gekozen om bij deze evaluatie geen uitgebreide vergelijking te maken moment is het jeugdverblijf niet actief vanwege organisatorische redenen. De leiding tussen de periode van voor en na de wet. Dan zou de conclusie steeds zijn dat voor de geeft aan te overwegen om het jeugdverblijf definitief te sluiten. Dit heeft volgens het inwerkingtreding het meestal op dezelfde manier ging. De wet is te zien als een formagesproken bestuurslid, naast interne organisatorische kwesties, ook te maken met de lisering van de belangrijkste afspraken die de partijen onderling al gemaakt hadden in moeilijkheid die de organisatie ondervindt om aan alle eisen uit de wet op de jeugdvereen jarenlang ontwikkelingsproces voor medio 2016. blijven te kunnen voldoen.

In plaats van een vergelijking van de periode van voor en na de wet, hebben wij gekozen Daarnaast zijn er nog twee jeugdverblijven voor kinderen van expats. Dat zijn Bas voor een meer diepgaande evaluatie, waaruit moet blijken of de huidige wet- en regelge Bouwlust in Den Haag en de Internationale school Eerde (met inwoning). Bas Bouwlust ving voldoende basis bieden om het doel te bereiken en de beoogde effecten te bewerkheeft aangegeven komend schooljaar te stoppen, vanwege het kleine aantal aanmelstelligen. Het doel van de wet is het zoveel mogelijk waarborgen van de veiligheid, de dingen. Behalve bij de internationale school in Eerde volgen de jongeren regulier ongestoorde ontwikkeling van de kinderen en het pedagogische klimaat. De beoogde onderwijs buiten het jeugdverblijf.

effecten zijn: de bevordering van maatschappelijke transparantie van de situatie in de jeugdverblijven en de bevordering van de dialoog tussen het jeugdverblijf en de betrokken gemeente.

2

  Beleidscontext van

het onderzoek

2.1 Aanleiding houder van een instelling de status van algemeen nut beogende instelling heeft, valt

niet onder het begrip ‘bekostigd’, omdat de overheid dan niet in de gelegenheid is om De aanleiding voor de wet waren de zorgen over het ontbreken van zicht op de jeugdvoorschriften voor het jeugdverblijf aan de verstrekking te verbinden. Ditzelfde geldt verblijven voor Turks-Nederlandse jongeren. Ook werden er vraagtekens gezet bij de voor de verstrekking van gelden door de overheid die geen directe betrekking hebben bijdrage van deze jeugdverblijven aan de integratie van de kinderen in de Nederlandse op het voeren van het jeugdverblijf. Volgens de memorie van antwoord bij de behandesamenleving. Aangezien de jeugdverblijven privaat gefinancierd zijn, was er geen wetteling van het voorstel, is subsidie voor bijvoorbeeld een maatschappelijke activiteit geen lijk toezicht van de overheid, zoals bij gesubsidieerde schippersinternaten. Op 10 april instellingssubsidie en is in deze gevallen dus geen sprake van overheidsbekostiging. Een 2013 werd de motie Azmani-Yücel ingediend, waarin de regering werd verzocht om brede uitzondering op de toepasselijkheid van de wet geldt indien het toezicht op een een wettelijk afdwingbaar kwaliteitskader voor deze jeugdverblijven. In 2014 waren er instelling wordt uitgeoefend op grond van andere wetten die voorzien in de ongestoorde al wel afspraken gemaakt over vrijwillig toezicht met een landelijk kwaliteitskader, maar ontwikkeling van minderjarigen: dan valt een dergelijke instelling niet onder deze wet. het parlement vond dit niet toereikend. De regering achtte de zelfregulering evenmin Dit speelt bijvoorbeeld bij instellingen als bedoeld in artikel 4b van de Kwaliteitswet toereikend, aangezien minderjarigen een kwetsbare groep vormen, en zo is de wet tot zorginstellingen, zoals een ziekenhuis waar kinderen langdurig verblijven. stand gekomen.

2.3 Uitwerking van het doel en de beoogde effecten

2.2 Reikwijdte van de wet

Voor de evaluatie van de Wet op de Jeugdverblijven gaan wij uit van de beschreven Onder de term ‘jeugdverblijf’ wordt verstaan: een privaat gefinancierd jeugdverblijf doelen en beoogde effecten van de wet. waar ten minste vier minderjarigen gedurende een half jaar meer dan de helft van de

tijd buiten hun familie- of gezinsverband overnachten. Onder jeugdverblijven vallen, Het doel van de wet volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, alle particulier gefinancierde Het voor kinderen en jongeren in een jeugdverblijf zoveel mogelijk waarborgen van:

initiatieven die voldoen aan de definitie. Hier kan bijvoorbeeld ook de opvang van 1. de veiligheid van de kinderen;

slachtoffers van loverboys onder vallen. Als ook maar een deel van de bekostiging uit 2. de ongestoorde ontwikkeling van de kinderen;

een Nederlandse overheidskas komt, is deze wet niet van toepassing. De betrokken over 3. het pedagogische klimaat, waaronder burgerschapsvorming.

heid kan dan immers eigen subsidievoorschriften stellen. Een voorbeeld hiervan zijn de

schippersinternaten, geregeld in de Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met Om deze doelen te bereiken, regelt de wet:

trekkend/varend bestaan. De term ‘bekostigd’ duidt aan dat het moet gaan om geld • dat de houder van een jeugdverblijf een kwaliteitskader vaststelt en beleid moet

dat doelbewust door een overheid is verstrekt. Een indirecte verstrekking, bijvoorbeeld maken over de onderwerpen genoemd in artikel 3 van de wet, en met inachtneals met een persoonsgebonden budget wordt betaald voor een jeugdverblijf, of als de ming van nadere voorschriften uit het besluit daaraan uitvoering moet geven;

  • • 
    dat de houder van een jeugdverblijf een meldplicht heeft jegens het college van 2.4 Onderzoeksvragen

burgemeester en wethouders (hierna: het college);

  • • 
    dat aan het jeugdverblijf een onafhankelijke vertrouwenspersoon verbonden is; In dit onderzoek evalueren wij de Wet op de Jeugdverblijven vanaf 1 juli 2016 tot op • dat de houder van een jeugdverblijf ervoor zorgt dat alle betrokkenen van een heden.

jeugdverblijf in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna:

VOG); De centrale vraag is

  • • 
    dat de bestuurslaag gemeente geëquipeerd is voor het houden van toezicht; In welke mate bieden de Wet op de Jeugdverblijven en de bijbehorende uitwerking van • dat de toezichthouder ten minste één keer per jaar een bezoek brengt aan het de wet in de Memorie van Toelichting en het Besluit op de Jeugdverblijven een basis

jeugdverblijf; voor het bereiken van de gestelde doelen en het bewerkstelligen van de beoogde effecten

  • • 
    dat de burgemeester in specifieke gevallen de bevoegdheid heeft om een jeugdvan de wet?

verblijf te laten sluiten. De onderzoeksvragen

De eisen ten aanzien van het kwaliteitskader zijn nader geoperationaliseerd in het Besluit 1. In hoeverre heeft de wet bijgedragen aan het zo goed mogelijk waarborgen van

op de jeugdverblijven van 16 maart 2016. In de Handreiking Burgerschapsvorming de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van en het pedagogisch klimaat voor

(2018) zijn de begrippen ‘burgerschap’ en ‘participatie’ nader uitgewerkt. kinderen die verblijven in een jeugdverblijf?

Beoogde effecten van de wet 2. In hoeverre worden met de wet de burgerschapsvorming en de participatie aan de samenleving van de jeugdigen in de jeugdverblijven bevorderd? 

Naast de beschreven doelen van de wet zijn in de Memorie van Toelichting ook beoogde

effecten van de wet genoemd: 3. In hoeverre heeft de wet het effect bereikt dat de controleerbaarheid en transparantie

van de situatie in de jeugdverblijven zijn vergroot? 1. de bevordering van maatschappelijke transparantie van de situatie in de

jeugdverblijven; 4. In hoeverre heeft de wet het effect bereikt dat de dialoog tussen het jeugdverblijf en

de gemeente is vergroot? 2. de bevordering van de dialoog tussen het jeugdverblijf en de betrokken gemeente.

  • 5. 
    Zijn er onbedoelde neveneffecten van de wet? En zijn er belemmeringen in de

Het is de bedoeling dat de controleerbaarheid en transparantie van de situatie in de uitvoering van de wet? Hoe kunnen deze eventueel weggenomen worden?

jeugdverblijven door de wet- en regelgeving wordt vergroot, waardoor eventuele struc 6. Wat zijn de voor -en nadelen van de vorm en praktijk van het toezicht op de jeugdturele

problemen met de veiligheid en de ongestoorde ontwikkeling van de minderjaverblijven ten opzichte van het toezicht op enigszins vergelijkbare sectoren, zoals de

rigen kunnen worden voorkomen. Daarnaast wordt verwacht dat, door het toezicht bij kinderopvang en de schippersinternaten?

het college te beleggen, de dialoog tussen het jeugdverblijf en de gemeente als meest nabije overheid verder wordt bevorderd.

3

 Onderzoeksopzet

In dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van verschillende kwalitatieve onder De inspectierapporten zijn opgevraagd bij de gemeenten. Gemeenten geven opdracht zoeksmethoden, namelijk literatuuronderzoek, documentanalyse, individuele interaan de GGD om toezicht te houden. Zij doen dat op basis van de wet- en regelgeving views en groepsgesprekken. Deze aanpak past bij de doelstelling van het onderzoek, zoals beschreven in het toetsingskader (bijlage 3). Voor toezicht op de jeugdverblijven namelijk inzicht krijgen in de ervaringen met de invoering en uitvoering van de Wet op is er een poule van een twaalftal toezichthouders van zeven verschillende GGD-en, die de Jeugdverblijven bij verschillende betrokken partijen. We zijn van mening dat juist landelijk functioneert en ondersteund wordt door de GGD GHOR Nederland. Van de in een kwalitatief onderzoek antwoord kan geven op de onderzoeksvragen. totaal 25 jeugdverblijven zijn er 21 inspectierapporten door de betreffende gemeenten

naar ons opgestuurd. Van twee jeugdverblijven werd de rapportage niet opgestuurd. Bij

Wij hebben eerst een evaluatiekader ontwikkeld en topiclijsten gemaakt voor de twee andere verblijven zijn er nog geen inspecties geweest, omdat een jeugdverblijf pas verschillende groepen respondenten. Wij hebben deskresearch gedaan naar de was gestart en omdat bij een ander jeugdverblijf de gemeente pas zeer recent opdracht wet- en regelgeving, de ontvangen inspectierapporten bestudeerd, de beleidsdocuheeft gegeven voor een inspectie, mede om financiële redenen. Voor het onderzoek menten van de jeugdverblijven onderzocht en interviews gehouden met stakeholders zijn de meest recente rapporten bestudeerd: zeventien inspectierapporten voor het op landelijk niveau en met betrokkenen bij een steekproef van acht jeugdverblijven. jaar 2018, drie inspectierapporten voor 2017 en één voor 2016. Bij een aantal jeugdver Bovendien hebben wij interviews gehouden met El Biruni en de betrokken gemeente blijven zijn in 2018 geen inspecties geweest, bijvoorbeeld omdat de gemeente daar geen en toezichthouder. opdracht toe gegeven had.

3.1 Documentanalyse omtrent wet en regelgeving Van de 21 jeugdverblijven waarvan we een inspectierapport hebben bekeken, zijn er 18 lid van de branchevereniging ECN. Op elf jeugdverblijven verblijven alleen jongens,

  • • 
    Wet op de Jeugdverblijven en de bijbehorende Memorie van Toelichting. op acht alleen meisjes en bij twee jeugdverblijven verblijven jongens en meisjes. De • Besluit op de jeugdverblijven. twee gemengde jeugdverblijven zijn jeugdverblijven die kinderen huisvesten waarvan • Toetsingskader voor vrijwillig toezicht, opgesteld zijn door de GGD GHOR de ouders in het buitenland wonen, de andere negentien vallen onder de ECN en Milli

    Nederland in afstemming met een poule van toezichthouders, de ECN, een Görüs. Het aantal minderjarigen op de jeugdverblijven verschilt, het kleinste aantal is 3 ambtelijke werkgroep en ministeries. jongeren en het grootste aantal 76 jongeren.

  • • 
    Toetsingskader voor wettelijk toezicht. • Handreiking burgerschapsvorming. 3.2 Interviews • Beleidsdocumenten en jaarplannen van de jeugdverblijven. • Inspectierapporten. We hebben een onderscheid gemaakt tussen interviews op het lokale niveau, waarbij we

    kijken naar individuele jeugdverblijven, en een aantal interviews op een overkoepelend

    niveau.

Interviews op lokaal niveau (individuele jeugdverblijven) Wij werkten bij de interviews met semigestructureerde topiclijsten. Deze zijn per We hebben gekozen voor een steekproef van 8 van de 25 jeugdverblijven en een korte type respondent gebaseerd op de onderdelen uit het evaluatiekader die voor die groep casestudy van El Biruni (het verblijf dat momenteel niet operationeel is). Wij kozen voor respondenten relevant is. Het evaluatiekader hebben wij met de klankbordgroep vastdeze casestudy om van El Biruni te horen wat er speelde en in hoeverre de wet invloed gesteld. Van ieder interview maakten wij een verslag.

heeft gehad op hun overwegingen om het verblijf (tijdelijk) te sluiten. De interviews duurden gemiddeld een uur. De face-to-face interviews vonden plaats op

We hebben de acht verblijven random geselecteerd, rekening houdend met de aard, de een locatie die door de respondent gekozen was. Over het algemeen was dit op het desbeomvang, geografische spreiding en spreiding over verblijven voor jongens en meisjes treffende jeugdverblijf of een locatie van de GGD of gemeente. Een aantal docenten van (met een Turks-Nederlandse achtergrond). Wij kozen voor zes ECN-jeugdverblijven en scholen hebben we telefonisch gesproken; deze gesprekken duurden gemiddeld dertig beide verblijven voor kinderen van expats. Van de zes ECN-verblijven zijn er drie voor minuten. De toezichthouders van de GGD en ambtenaren van de gemeenten hebben meisjes en drie voor jongens. we in principe gezamenlijk gesproken. In één situatie was dit logistiek niet mogelijk en

Van de 25 jeugdverblijven vallen er 22 onder de koepel ECN. Deze werken vanuit een hebben we beide apart en soms telefonisch gesproken. We hebben de respondenten die branchevereniging en kennen daarmee een hoge mate van overeenkomst. Bij dit type het verslag van het interview wilden controleren op feitelijke onjuistheden, die mogekwalitatief onderzoek is het de ervaring dat met een aantal van 6 van de 22 een punt van lijkheid geboden. Vrijwel alle interviews zijn in het Nederlands gehouden. Bij een interverzadiging wordt bereikt. Dit betekent, met andere woorden, dat nog meer gesprekken view met één ouder heeft een onderzoeker het interview deels in het Turks gedaan. Een bij nog meer instellingen geen tot weinig aanvullende inzichten oplevert. enkele keer was het noodzakelijk dat een medewerker van een jeugdverblijf een vraag

vertaalde voor een ouder. De ouders en jongeren ontvingen voor hun deelname een

Respondenten cadeaubon.

Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen, hebben we gesproken met direct betrokkenen

bij de jeugdverblijven: de leiding, begeleiders en vertrouwenspersoon van de Selectie van ouders en minderjarigen jeugdverblijven, jongeren die op een jeugdverblijf zitten en ouders van deze jongeren. Voor de gesprekken met minderjarigen en ouders wilden we een random selectie Daarnaast hebben we gesproken met docenten of mentoren van scholen waar jongeren maken uit acht namen van ouders en acht namen van minderjarigen die het jeugdnaartoe gaan die in jeugdverblijven verblijven. Ook hebben we toezichthouders van de verblijf zou aandragen. Dit bleek in de praktijk uiteindelijk lastig te realiseren. Bij één GGD en ambtenaren van betrokken gemeenten geïnterviewd (voor een overzicht, zie jeugdverblijf is het wel gelukt en heeft deze manier van selectie plaatsgevonden. Bij alle bijlage 4). andere jeugdverblijven zijn de minderjarigen en ouders gevraagd door de medewerkers

van de jeugdverblijven. Vanwege de meivakantie en de ramadan was het lastig om

Wij kregen veel medewerking van de jeugdverblijven voor het uitvoeren van ons voldoende ouders en jongeren te vinden om een random keuze te kunnen maken. Wij onderzoek en zijn hen daar erkentelijk voor. Soms kostte het wat moeite om concrete menen dat dit het onderzoek niet substantieel heeft beïnvloed. Ook bij een grotere voorafspraken

te maken. Dat had mede te maken met de periode waarin de meivakantie en de ramadan vielen.

selectie blijft sprake van een selectie door het betreffende jeugdverblijf. Bij een aantal gesprekken met ouders en minderjarigen zijn de medewerkers van de jeugdverblijven aanwezig geweest, wat de antwoorden van de respondenten beïnvloed kan hebben.

Interviews op overkoepelend niveau Op het overkoepelende niveau hebben wij gesprekken gevoerd met partijen die een breed beeld hebben van de jeugdverblijven of een vergelijkend beeld kunnen bieden vanuit andere sectoren (voor een overzicht, zie bijlage 5).

De bevindingen zijn voorgelegd aan de klankbordgroep (bijlage 6) en aan experts in een expertmeeting (bijlage 7). De klankbordgroep heeft ook bij aanvang van het onderzoek geadviseerd over de uitvoering van het onderzoek en heeft het evaluatiekader goedgekeurd.

4

  De evaluatie

4.1 Inleiding Met het ingaan van de wet is de mogelijkheid van verplichte inspectie en handhaving

geïntroduceerd en hebben de jeugdverblijven alle procedures en interne kwaliteitska In dit hoofdstuk behandelen we in de achtereenvolgende paragrafen de volgende ders nader beschreven. Het vrijwillige kwaliteitskader was op een aantal punten uitgeaspecten: breider dan de bepalingen in de wet en het bijbehorende besluit (zie bijlage 2 voor een

  • • 
    Het begrip ‘jeugdverblijven’ vergelijking tussen het vrijwillige kader en de wet). Vrijwel zonder uitzondering zijn de • Veiligheid respondenten het erover eens dat de aanloop naar de wet, met het vrijwillige kwaliteits• Pedagogisch klimaat en ongestoorde ontwikkeling kader en toetsing op vrijwillige basis door de poule van toezichthouders onder coördi• Pedagogisch klimaat: burgerschap natie van de GGD GHOR Nederland, een positieve beweging op gang heeft gebracht. • Positie en betrokkenheid van minderjarigen en ouders De wetgever heeft er medio 2016 uiteindelijk voor gekozen om de bepalingen en het • Toezicht: transparantie en controleerbaarheid toezicht op hoofdlijnen wettelijk vast te leggen. Met name voor de ECN was dat laatste • Dialoog helemaal niet nodig geweest. • Onbedoelde neveneffecten De inwerkingtreding van de wet heeft geen grote veranderingen met zich meegebracht. • Toezicht in vergelijkbare sectoren Voor de verblijven die onder de ECN vallen, geldt dat zij de uitgebreidere kwaliteits

Voor elk van de aspecten beschrijven we eerst de belangrijkste bevindingen op basis van kaders uit het vrijwillige toezicht na invoering van de wet hebben gehandhaafd. Het de analyse van de inspectierapporten, de interviews bij de acht geselecteerde jeugdververschil zit vooral in het verplichtende karakter en dat ieder jeugdverblijf alle beleidsblijven en de gesprekken met de geraadpleegde experts. Vervolgens komen we op basis documenten op orde moest hebben. van deze bevindingen tot een analyse en conclusies en, waar van toepassing, tot aanbevelingen

ten aanzien van het betreffende aspect. Toezicht

Het ministerie van VWS is hoofdverantwoordelijke voor de Wet op de Jeugdverblijven. Vrijwillig kwaliteitskader en de wet op de jeugdverblijven Het ministerie van SZW is betrokken bij het onderdeel burgerschapsvorming. Al vanaf Voordat we ingaan op de bevindingen op de bovengenoemde aspecten, willen wij 2012 is een ambtelijke werkgroep geformeerd, waarin beide ministeries zitting hebben. opmerken dat er voor het ingaan van de wet al een jarenlang proces op gang is gebracht Voor deze groep zijn alle gemeenten waar jeugdverblijven zijn gevestigd (op dit moment van vrijwillige kwaliteitsontwikkeling en -monitoring. Er was vrijwillig toezicht in alle zeventien) uitgenodigd.

jeugdverblijven, met uitzondering van Breda, Venlo, en de internationale school in De GGD GHOR Nederland verzorgt de coördinatie van het toezicht. De kosten hiervan Eerde. Stichting Vefa in Utrecht bestond toen nog niet. Vrijwillig betekende hier dat de worden deels door de gemeenten betaald en deels door de betrokken ministeries. De gemeente niet verplicht was inspecties uit te laten voeren en dat de jeugdverblijven niet coördinatie omvat:

verplicht waren om mee te werken.

  • • 
    het up-to-date houden van inspectie-instrumenten voor het wettelijk toezicht, uit 2017 bekeken. Dit was het eerste jaar dat er inspectie kwam. De redenen waarom

    zoals een modelrapport, de leidraad voor toezichthouders en het overzicht van het jeugdverblijf niet aan de wet voldeed was onder andere doordat er VOG’s misten,

    eisen uit wet- en regelgeving; er niet te allen tijde een EHBO-er aanwezig was, er geen onafhankelijke vertrouwens•

het zorgdragen voor een adequate bezetting van de poule van toezichthoupersoon was en er geen actuele stand van zaken in het beleidsplan en het pedagogische

ders. Dit is een groep inspecteurs van GGD-en die veelal ook het toezicht met plan was opgenomen. In dit jeugdverblijf verbleven ook een aantal studenten uit het betrekking tot de Wet Kinderopvang uitvoeren. Ze bezitten affiniteit en relehoger onderwijs, die op dezelfde slaapzaal sliepen als de minderjarige jongeren van het vante competenties en ontwikkelen die verder om toezicht te houden op de jeugdverblijf. De toezichthouder vond dit onwenselijk en adviseerde de gemeente om jeugdverblijven; te handhaven, maar daarbij wel rekening te houden met het feit dat dit jeugdverblijf

  • • 
    het periodiek evalueren van relevante ervaringen en signalen ten behoeve van niet eerder mee heeft gedaan met het toezicht op de jeugdverblijven. Het jeugdverblijf

de verdere beleidsontwikkeling en uitvoeringspraktijk. heeft zich daarna ingespannen om binnen de termijn te voldoen aan de regels. Dit is een

Hoofdlijn uit de inspectierapporten voorbeeld van de wijze waarop het toezicht op grond van de wet effect heeft.

Voor deze evaluatie zijn 21 inspectierapporten van verschillende jeugdverblijven Waarom gaan jongeren naar een jeugdverblijf? onderzocht. Over het geheel genomen blijkt dat in de jaren dat de inspecties in het Ouders van minderjarigen in educatieve centra van de ECN vertelden ons dat zij hun kader van de wet zijn uitgevoerd, de jeugdverblijven voldoen aan de gestelde eisen. Uit kinderen daar hebben aangemeld, omdat zij menen dat dit de persoonlijke ontwikkede rapporten blijkt dat jeugdverblijven in negen gevallen niet volledig voldeden aan alle ling en de schoolprestaties van hun kinderen ten goede komt. De islamitische vorming eisen die gesteld worden in de Wet op Jeugdverblijven. In acht gevallen adviseerden die wordt aangeboden is niet het enige wat zij van belang vinden. Zij denken dat het de toezichthouders de desbetreffende gemeente om te handhaven. Bij één jeugdverjeugdverblijf in staat is om de jongeren structuur te bieden, hen te ondersteunen bij blijf werd de gemeente niet geadviseerd om te handhaven, omdat het jeugdverblijf de schooltaken en in hun persoonlijke ontwikkeling te stimuleren. Het jeugdverblijf doet gemiste eis al gecorrigeerd had voordat het rapport definitief was. De meest voorkodit in hun ogen beter dan zij dat zelf zouden kunnen. Ook geven een aantal ouders aan mende eis waar niet aan werd voldaan (zeven keer) was de eis dat de houder voor alle dat het ontwikkelen van sociale contacten een belangrijke reden is.

structurele betrokkenen in het jeugdverblijf een VOG had aangevraagd en in bezit had.

Dit was voor 6 van de 21 jeugdverblijven ook de enige eis waaraan ze niet voldeden. “Mijn zoon was nogal verlegen en maakte moeilijk vrienden. Ook kon hij niet zo

Ook was er bij twee jeugdverblijven ten tijde van de inspectie geen EHBO-er aanwezig. goed voor zichzelf opkomen. Nu zit hij twee jaar hier en zie ik echt veel vooruitgang.

Daarnaast waren er twee jeugdverblijven die aan meerdere eisen niet voldeden. Een In het begin vond hij het best moeilijk en wilde hij weer naar huis. Nu niet meer. Hij

van die twee jeugdverblijven is gestopt, met onder andere als reden dat er momenteel heeft het naar zijn zin, hij heeft vrienden, is socialer en thuis merken wij ook dat hij

niet voldaan kon worden aan de eisen conform de Wet op de Jeugdverblijven. Voor het een sterkere eigen mening heeft!” tweede jeugdverblijf waar aan meerdere eisen niet werd voldaan, hebben wij het rapport Een vader

Volgens de ouders wordt een evenwichtige identiteitsontwikkeling bevorderd door een Volgens de inspectierapporten voldoen alle jeugdverblijven aan deze begripsbepaling. goede balans te vinden tussen de eigen culturele en levensbeschouwelijke achtergrond Wel vroegen respondenten van gemeenten en toezicht zich af of een jeugdverblijf met en de verwachtingen van de Nederlandse samenleving. De ouders denken dat hun nog slechts drie jongeren onder de wet blijft vallen. In het jeugdverblijf heeft ondanks kinderen beter in de samenleving kunnen functioneren als zij een stevige basis hebben het kleine aantal minderjarigen toch een inspectie plaatsgevonden. Het is niet duidelijk in de eigen culturele waarden en het islamitische geloof. Sommige jongeren die wij of de wet nog van toepassing is, als dit voor een langere periode (bijvoorbeeld een jaar) interviewden vertelden dat zij zelf het initiatief hadden genomen voor de aanmelding: zo blijft. In alle andere jeugdverblijven verblijven meer dan 4 jongeren, gemiddeld 28

per verblijf. Het grootste aantal jongeren is 76.

“Een vriend van me zat al op het jeugdverblijf. Wanneer hij thuis was in het

weekend, vertelde hij leuke dingen die ze daar deden en dat hij meer vrienden en Alle jeugdverblijven worden niet bekostigd door de overheid en voldoen daarmee aan

eigen verantwoordelijkheden had. Toen wilde ik dat ook wel. Mijn ouders wilden de begripsbepaling. In het hypothetische geval dat de overheid de exploitatie van een

eerst niet, maar na meer informatie, mocht het wel.” verblijf (deels) bekostigt, zijn voor de meeste toezichthouders en gemeenten uit onze

Een jongen van 16 jaar steekproef de consequenties voor de begripsbepaling onduidelijk. In de Memorie van

antwoord (17-11-2015) geeft de regering aan dat met ‘door de overheid bekostigd’ wordt

De ouders van de kinderen die hier naartoe gaan wonen doorgaans in het buitenland, gedoeld op een instellingssubsidie voor de instandhouding van het jeugdverblijf met maar willen dat hun kinderen in Nederland wonen en naar school gaan. Dit betekent een regeling voor toezicht. Dit betekent derhalve dat, indien het jeugdverblijf bijvoordat kinderen op deze jeugdverblijven doorgaans het weekend ook op de jeugdverblijven beeld een maatschappelijke activiteit voor de omgeving wil organiseren en daarvoor doorbrengen. Deze kinderen zijn dus meer tijd op het jeugdverblijf dan kinderen op subsidie aanvraagt, deze aanvraag niet als instellingsubsidie kan worden gezien.

ECN-jeugdverblijven, waar de kinderen in het weekend doorgaans naar huis gaan.

Analyse en conclusie

4.2 Het begrip ‘jeugdverblijven’ Wij concluderen dat de begripsbepaling van een jeugdverblijf voor de betrokkenen

grotendeels duidelijk is. Er zijn echter op een paar punten nog onduidelijkheden. Het

Bevindingen is onduidelijk wat de consequenties zijn als het aantal minderjarigen onder de vier zakt In de wet is bepaald dat een verblijf onder de Wet op de Jeugdverblijven valt, als het en als er een overheidssubsidie wordt verstrekt om het jeugdverblijf in stand te houden. niet door de Nederlandse overheid wordt bekostigd, er tenminste vier minderjarigen De strekking van de wet, uitgewerkt in de Memorie van Toelichting en de Memorie overnachten gedurende een half jaar of meer, en ze er voor meer dan de helft van de tijd van Antwoord, is dat de Wet op de Jeugdverblijven van toepassing is en blijft, zolang er

buiten hun familie- of gezinsverband verblijven. geen sprake is van subsidiëring, die ook het toezicht op het jeugdverblijf regelt. Dit zou duidelijk moeten worden voor gemeenten en toezichthouders.

Aanbevelingen 4.3 Veiligheid

  • 1. 
    Maak op landelijk niveau duidelijke afspraken met gemeenten en de toezichthouders van de GGD, dat wanneer het aantal minderjarigen tijdelijk onder de vier zakt,

de wet en bijbehorend toezicht onverminderd van toepassing blijven. Pas wanneer Bevindingen

de gemeente en het jeugdverblijf overeenkomen dat structureel sprake zal zijn van Uit de inspectierapporten blijkt dat de wijze van zorgdragen voor een veilig en gezond

een verblijf met minder dan vier minderjarigen, zal de wet niet meer van toepassing leefklimaat in het jeugdverblijf in alle kwaliteitsvoorschriften van de jeugdverblijven

zijn. beschreven is. Hieronder vallen het tegengaan van agressie en discriminatie, alcohol- en

  • 2. 
    Maak in een toelichting bij de wet en het besluit duidelijk dat de wet van toepassing drugsgebruik, kindermishandeling en pesten. In de periode van voor de wet waren er

blijft bij (deel-)financiering door de overheid, tenzij er sprake is van instellingssubin het vrijwillige kwaliteitskader ook eisen opgenomen over brandveiligheid, maar deze

sidie met subsidievoorschriften waarin toezicht is geregeld. zijn niet terug te vinden in de huidige wet- en regelgeving. De meeste jeugdverblijven

Volgens de gemeenten worden nieuw gestarte jeugdverblijven niet altijd automatisch hebben hier echter nog steeds aandacht voor. Zij voldoen aan de veiligheidseisen en gemeld bij de juiste gemeentelijke functionaris. De verantwoordelijkheid voor het houden nog steeds ontruimingsoefeningen.

aanmelden van een nieuw gestart jeugdverblijf ligt bij het jeugdverblijf zelf, maar het De begeleiders en de leiding van jeugdverblijven die wij spraken, vinden de kwaliis de vraag of zij daarvan op de hoogte zijn. De gemeenten zouden signalen binnen teitseisen met betrekking tot de veiligheid goed omschreven. De helft van de toezichtkunnen krijgen vanuit de wijk, van de afdeling bouwvergunningen of logiesvergunhouders uit de steekproef is echter van mening dat de voorschriften op hoofdlijnen zijn ningen, maar de vraag is of men binnen de gemeente weet dat een instelling mogelijk uitgewerkt en dat het lastig is om de werking ervan in de praktijk te beoordelen. De onder de Wet voor de Jeugdverblijven valt. Wij concluderen dat de wet op dit punt meerderheid van de toezichthouders vindt dat de protocollen en kwaliteitsvoorschriften duidelijk is, maar dat de uitvoering in de praktijk baat zou hebben bij meer bekendheid op papier voldoen. Ze zijn standaard – zoals door de ECN opgesteld – en bij de meeste van de wet en betere afspraken binnen de gemeente. ECN-jeugdverblijven lijken ze op elkaar. Toezichthouders vinden het echter nog lastig

  • 3. 
    Zorg er als gemeenten voor dat het begrip ‘jeugdverblijf’ voldoende bekend is bij de om te beoordelen of kinderen zich daadwerkelijk veilig voelen. Tijdens rondleidingen

gemeentelijke diensten en maak interne samenwerkingsafspraken over het signais de indruk wel positief en wordt er wel eens gesproken met minderjarigen, maar de

leren en melden van nieuw gestarte of verhuisde jeugdverblijven. toezichthouders zeggen behoefte te hebben aan minder oppervlakkige gesprekken en

observaties in de praktijk.

Uit onze gesprekken met minderjarigen komt naar voren dat zij zich veilig voelen. Ook

hebben ze het idee dat, als er zich problemen voordoen, zij altijd bij een begeleider

terecht kunnen, ook ‘s nachts. Ze beschrijven verder vooral een veilige en prettige sfeer

zonder agressie, discriminatie, etc.

dit echter neutraal. In één verblijf voor meisjes gaven de begeleiders tijdens het inter

“We leren dat we respect moeten hebben voor elkaar. Bij agressie of geweld worden view aan dat er digitale hulpmiddelen worden ingezet om de veiligheid van de meisjes

direct maatregelen genomen en ouders worden erbij betrokken. Als er pesterijen te garanderen. Door middel van een in- en uitchecksysteem kan via een computer realzijn

kan de jongere die zich eraan schuldig maakt straf krijgen, bijvoorbeeld

zijn telefoon wordt voor een dag afgepakt of de jongere krijgt strafwerk. Verder time worden bijgehouden (door de begeleiders, maar ook de ouders zelf) of een meisje

werken de begeleiders met een puntensysteem. Iemand die veel punten verzamelt binnen- of buitenshuis is.

aan het eind van de maand krijgt een beloning, zoals merkkleding of een tas. Twee van de negen respondenten van scholen die een jeugdverblijf bezocht hebben,

Alcohol- of drugsgebruik zijn geen issue. Dat is verboden in de islam, maar er is gaven aan dat de slaapzalen traditioneel ogen en één respondent vond de indeling niet

een jongen geweest die rookte. Dat mag hier niet. Het jeugdverblijf heeft afgelopen passen bij de leeftijd van de jongeren en de tijdgeest. Een andere respondent van een

jaar een jongen in overleg met de ouders uit het jeugdverblijf gezet omdat hij na school vroeg zich af of het slapen op slaapzalen samenhangt met de vermoeidheid die

waarschuwingen toch bleef roken.” vaker bij de jongens van het jeugdverblijf voorkomt dan bij de andere leerlingen.

Een minderjarige

De medewerkers van de jeugdverblijven die wij hebben gesproken menen dat het bij het EHBO particuliere jeugdverblijf past om voorschriften op hoofdlijnen te hebben. Dit biedt hen Bij 18 van de 21 verblijven waren ten tijde van de inspecties EHBO-ers aanwezig. De de ruimte om er naar eigen inzicht vorm aan te geven. Het welzijn en het toekomstperandere drie verblijven hebben binnen de gestelde termijn geregeld dat er altijd een spectief van de minderjarigen staan bij hen voorop. Zij vinden dat de protocollen die zij EHBO-er aanwezig is.

hanteren voldoende indicatoren hebben voor het toezicht. Uit onze gesprekken met de minderjarigen blijkt dat ze weten dat er begeleiders zijn met

De ouders zijn sterk betrokken en de jeugdverblijven voelen heel duidelijk dat zij de een EHBO-diploma. Ze weten alleen niet altijd welke begeleiders dat zijn.

verantwoordelijkheid voor de jeugdigen met de ouders delen. VOG

Ook de ouders die wij spraken zeggen dat zij veel vertrouwen hebben in de veiligheid Van de structureel aanwezige medewerkers/begeleiders in het jeugdverblijf wordt van hun kinderen. Als zij iets zouden merken bij hun kinderen, zouden zij dat direct met geëist dat zij beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). In 7 van de 21 de begeleiders bespreken. gevallen ontbrak nog een VOG van een of meer medewerkers. Dit houdt in dat de VOG

Bij rondleidingen constateren de toezichthouders uit onze steekproef dat de verblijven van de medewerker (nog) niet opgevraagd is, of dat op het moment van indiensttreding schoon en netjes zijn en dat er voldoende veiligheidsmaatregelen worden genomen. de VOG ouder is dan drie maanden, of dat de medewerker wel in het bezit is van de Enkele toezichthouders gaven aan dat de jongeren op slaapzalen met stapelbedden en VOG maar op het moment van de inspectie deze niet kan tonen aan de toezichthouder. ‘lockerkasten’ slapen. Zij vroegen zich af of de jongeren dit een prettige situatie vinden Deze omissie kon in alle gevallen binnen de gestelde termijn worden rechtgezet.

of misschien wat meer een eigen plek met meer privacy zouden willen. Zij beoordeelden

Personeelsbeleid

Volgens de inspectierapporten hebben alle jeugdverblijven kwaliteitsvoorschriften “De begeleiders zijn vaak oud-leerlingen die zelf op een EC hebben gezeten. Zij

waarin de taken en functies inclusief verantwoordelijkheden en bevoegdheden staan weten hoe ze met de jongeren moeten omgaan. Dat is wel een voorwaarde. Daar is

van werknemers en vrijwilligers. In vier jeugdverblijven mist een beschrijving van het sinds de wet niets aan gewijzigd. De opleiding die begeleiders mogen volgen is geen

aannamebeleid nog. De motivering voor de verhouding van het aantal vrijwilligers op noodzaak, maar biedt iets extra’s.” Een coördinator jeugdverblijf

het aantal minderjarigen wordt in vijf verblijven niet gegeven. Bij de andere jeugdverblijven

is de verhouding tenminste één begeleider op twintig minderjarigen. De twee jeugdverblijven voor kinderen van expats hebben alleen pedagogisch opgeleide

medewerkers in dienst. Zij trachten ook te voldoen aan internationale standaarden.

Volgens de jeugdverblijven en de toezichthouders uit de steekproef heeft de wet Deze twee jeugdverblijven verschillen, zoals gezegd, qua karakter nogal van de andere bijgedragen aan een betere omschrijving van interne kwaliteitsvoorschriften met verblijven. Het jeugdverblijf in Eerde heeft niet geparticipeerd in het vrijwillige toezicht taken, functies en bevoegdheden van werknemers en vrijwilligers en een duidelijker en was derhalve minder goed voorbereid op het aanpassen van de kwaliteitsvooraannamebeleid. schriften aan de eisen van de wet.

De onderzoekers hebben kunnen waarnemen dat de bezochte jeugdverblijven daadwerkelijk

op veel punten invulling geven aan de voorschriften die verder strekken Analyse en conclusie dan strikt van hen verlangd wordt. Zo wordt er meer gedaan aan brandveiligheid en Het algemene beeld dat de toezichthouders in onze steekproef hebben van de veiligpreventie dan is voorgeschreven. Ook wordt er aan – een deel van – de begeleiders van heid voor de minderjarigen in de jeugdverblijven van deze steekproef, is dat zij aan de ECN-jeugdverblijven op landelijk niveau een mbo-opleiding Pedagogisch Medewerker wet- en regelgeving voldoen. Na het wijzen op verbeterpunten, werden deze over het aangeboden, terwijl dit geen vereiste is. algemeen snel opgevolgd en konden zij voldoen aan de eisen van de wet. Uit het bovenstaande

concluderen wij dat er met name bij instellingen waar nog niet eerder toezicht

Dit geeft aan dat de ECN-jeugdverblijven extra investeren in de competenties van is geweest, een inhaalslag nodig was en dat het toezicht volgens de regelgeving in het medewerkers. De coördinatoren van de verblijven vinden een pedagogische opleialgemeen goed verloopt. Het verschil met de periode met vrijwillig toezicht, is dat álle ding niet per se noodzakelijk, omdat de begeleiders van de minderjarigen een licht jeugdverblijven (ook de verblijven die bij het vrijwillige kader nog niet zo betrokken functieprofiel hebben. De taken van een begeleider zijn niet zwaar en vergen, naar de waren) nu daadwerkelijk aan de eisen voldoen.

mening van de coördinatoren van de ECN-verblijven, geen opleiding (net zomin als bij

reguliere opvoeders). Wel wordt gezocht naar medewerkers die affiniteit met het werk Wij constateren dat sommige voorschriften niet altijd in observeerbare termen zijn hebben en competenties bezitten om pedagogisch te begeleiden. De begeleiders bij de uitgewerkt. Tot nu toe is het zicht op de veiligheidssituatie in de pedagogische praktijk ECN-jeugdverblijven hebben allen ook zelf op een jeugdverblijf gezeten. (bijvoorbeeld: hoe wordt er in de praktijk met pestgedrag omgegaan) van de jeugdverblijven

nog enigszins beperkt. De wet biedt genoeg mogelijkheden om de veiligheidsvoorschriften te controleren. Om echter te kunnen beoordelen of de veiligheid van de ties zijn bij alle jeugdverblijven beschreven. Bij één jeugdverblijf staat de wijze waarop minderjarigen in de praktijk goed kan worden gewaarborgd, zouden de toezichthoude emotionele veiligheid van de minderjarigen in het jeugdverblijf wordt gewaarborgd ders meer gebruik moeten maken van de mogelijkheid om jongeren te spreken, obseronvoldoende uitgewerkt in het beleidsplan. Bij vijf jeugdverblijven mist in het pedavaties te doen en eventueel onaangekondigde inspecties te verrichten. gogische beleidsplan een beschrijving van het gebruik van sociale media en bij twee

jeugdverblijven ontbreekt een beschrijving van de invulling van straffen, schorsen en Aanbevelingen

  • 1. 
    verwijderen. Werk op landelijk niveau, waar nodig, de veiligheidsprotocollen uit in termen die in

de praktijk te observeren zijn. De medewerkers en leiding van de jeugdverblijven vinden dat het veel energie heeft

  • 2. 
    Maak van het spreken van minderjarigen en het observeren van activiteiten in de gekost om dit allemaal uit te werken. Zij vinden alle bepalingen nuttig, maar wel zwaar

pedagogische praktijk een vast onderdeel van het toezicht. voor een particuliere organisatie met maar weinig beroepskrachten.

Uit de gesprekken met medewerkers komt naar voren dat alle onderzochte jeugdver

4.4 Pedagogisch klimaat en ongestoorde ontwikkeling blijven richtlijnen en regels hebben over onderwerpen als alcohol- en drugsgebruik en

sociale media. Organisaties die aangesloten zijn bij de ECN geven aan dat alcohol en De wet vereist dat de wijze waarop een goed pedagogisch klimaat en een ongestoorde drugs niet zijn toegestaan (ook op basis van hun religie), maar ook de jeugdverblijven ontwikkeling van de minderjarigen zo goed mogelijk wordt gewaarborgd, staat gericht op kinderen van expats geven aan dat ze een ‘zero tolerance’-beleid hebben op beschreven in een eigen pedagogisch beleidsplan. Hierin moet staan hoe de minderdit gebied. Ook over het gebruik van telefoons zijn duidelijke regels opgesteld. Deze jarigen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competenties kunnen mogen tijdens maaltijden en huiswerkbegeleiding niet gebruikt worden.

komen. In dit beleidsplan moet ook, in concrete en observeerbare termen, worden De directeuren en mentoren van betrokken scholen zeggen dat zij over het algemeen beschreven hoe de emotionele veiligheid van de minderjarige in het jeugdverblijf wordt een positief beeld hebben van het pedagogische klimaat in het jeugdverblijf. Zij baseren gewaarborgd, hoe er invulling wordt gegeven aan burgerschapsvorming, hoe er wordt dat op een bezoek tijdens een open dag en gesprekken met begeleiders.

omgegaan met straffen, schorsen en verwijderen, en hoe wordt omgegaan met het

gebruik van sociale media door de minderjarigen. “Ik heb goed contact met de leiding van het jeugdverblijf. Ik word uitgenodigd

Bevindingen op open dagen. Helaas zie ik daar geen collega’s van andere scholen. Door mijn bezoeken heb ik nu een beter beeld. Ik merk dat de begeleiders het beste voor hebben

Uit de inspectierapporten blijkt dat alle jeugdverblijven een pedagogisch beleidsplan met de leerlingen. Het ziet er schoon uit en alles is goed geregeld. Je merkt dat de

ontwikkeld hebben waar o.a. de doelen van het verblijf, de normen en waarden en leerlingen zich daar goed voelen. Wat er precies allemaal gebeurt, weet ik niet. Ik

een beschrijving van de doelgroep beschreven staan. Ook de mogelijkheden voor de zou eigenlijk nog wel meer informatie willen hebben”.

minderjarige tot de ontwikkeling van zijn of haar persoonlijke- en sociale competen Een directeur van een middelbare school

Het valt vier van de negen respondenten van scholen die we spraken op dat in de jeugd De toezichthouders vinden dat de wet een basis biedt om ‘de veiligheid, de ongestoorde verblijven waar alleen jongens zijn, de leerlingen vaker dan gemiddeld nogal vermoeid ontwikkeling en het pedagogisch klimaat te waarborgen’, maar dat dit beperkt is tot het zijn in de klas en soms zelfs in diepe slaap in de schoolbank zitten. De jongens in toetsen óf de jeugdverblijven eigen beleid hebben geformuleerd en dit in de praktijk ECN-verblijven slapen op slaapzalen en zij vragen zich af of zij daar voldoende rust brengen. In de wet en het bijbehorende besluit is niet in detail uitgewerkt aan welke krijgen. Een van de respondenten zegt er met de begeleiders van het jeugdverblijf over te pedagogische eisen de jeugdverblijven in de praktijk precies moeten voldoen. De jeugdhebben gesproken, maar deze zeggen de signalen van vermoeidheid niet te herkennen. verblijven mogen zelf bepalen hoe het beleid wordt uitgewerkt. Er zijn geen bepalingen Wij hebben het gecheckt bij een viertal ECN-jeugdverblijven en de coördinatoren in de wet die een normatief kader bieden om te beoordelen of de uitvoering in de prakherkenden die vermoeidheid niet. tijk voldoet of niet. Meer dan de helft van de toezichthouders die wij spraken gaf aan

 De scholen zeggen nooit benaderd te zijn door toezichthouders. De toezichthouders dat lastig te vinden, omdat ze op deze manier maar beperkt inzicht krijgen in het pedageven zelf aan geen navraag te doen bij de scholen. Alleen in geval van signalen zouden gogische klimaat van de jeugdverblijven. Vanuit de gesproken toezichthouders wordt zij contact opnemen. ook aangegeven dat de regels op hoofdlijnen juist wel weer goed passen bij het private

karakter van de jeugdverblijven.

Ook de geïnterviewde ouders en minderjarigen geven aan dat zij het klimaat op het

jeugdverblijf aangenaam vinden. Zij vertellen dat het jeugdverblijf echt een meer Landelijke experts van de onderwijs- en jeugdzorginspectie denken dat het dilemma waarde heeft voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De gesproken ouders spreken doorbroken kan worden als alle partijen het accent in het toezicht meer gaan leggen op vooral hun waardering uit voor de structuur die de (ECN-)jeugdverblijven bieden, over ‘stimulerend toezicht’ dan ‘controlerend toezicht’. In het onderwijs zijn positieve ervade manier waarop hun kinderen worden geholpen met hun huiswerk en gestimuleerd ringen opgedaan met deze benaderingswijze. Stimulerend toezicht wordt gezien als worden om goede schoolresultaten te behalen. Ook noemden ouders het positief dat een vorm waarin de inspectie meekijkt, meeluistert, meedenkt en monitort over wat er er een terughoudend beleid is op de jeugdverblijven ten aanzien van het gebruik van gezamenlijk is afgesproken. Dit is een vorm van feedback die door beide partijen wordt telefoons op bepaalde tijden (bijvoorbeeld tijdens de perioden die gereserveerd zijn gezien als een manier om de kwaliteit verder te ontwikkelen. voor huiswerk of slapen). Analyse en conclusie

“Thuis zou ik veel meer op mijn PlayStation zitten. Dat is wel waar. Hier krijgen Op basis van onze bevindingen concluderen wij dat de wet heeft bijgedragen aan het

we veel huiswerkbegeleiding door vrijwilligers. Ze helpen overal mee. Mijn cijfers expliciet en gestructureerd formuleren van de wijze waarop jeugdverblijven een veilig

zijn veel beter. Je krijgt ook complimenten en een beloning als je veel vooruit bent pedagogisch klimaat willen bieden aan de minderjarigen. De wet heeft bijgedragen aan

gegaan. Soms heb je geen zin, maar het is toch belangrijk. Voor mij is dat een van de de veiligheid door er voor te zorgen dat in ieder jeugdverblijf voldaan wordt aan de

belangrijkste redenen om hier te zijn: dat ik op school goed presteer”. vereiste maatregelen, zoals de aanwezigheid van een EHBO-er, een VOG voor direct

Een jongen van vijftien jaar betrokken medewerkers, en een klachtenbeleid en inspraak voor ouders en jongeren.

Ook heeft de wet enigszins bijgedragen aan een goed pedagogisch klimaat en een onge 1. De jeugdverblijven hebben de ruimte om hun eigen pedagogische beleid te stoorde ontwikkeling, omdat ieder jeugdverblijf hiervoor een eigen beleid heeft geforformuleren. muleerd. De toezichthouders kunnen de wettelijke vereisten controleren. Als overtre 2. De kwaliteitseisen zijn op hoofdlijnen en niet in observeerbare gedragstermen

dingen zijn geconstateerd, worden die veelal snel gecorrigeerd. Aan de andere kant geformuleerd.

kunnen de toezichthouders echter nog maar in beperkte mate in de dagelijkse praktijk 3. Er wordt door de toezichthouders nog weinig gebruik gemaakt van de observatie

waarnemen hoe de veiligheid, de ongestoorde ontwikkeling van en het pedagogische van activiteiten in de praktijk, van het spreken van jongeren, ouders en andere

klimaat voor kinderen die in een jeugdverblijf verblijven gewaarborgd worden. betrokkenen, en er worden ook weinig onaangekondigde inspecties verricht.

De wetgever heeft er bewust voor gekozen om de vereisten die worden gesteld aan het Het toezicht mist dus concrete, observeerbare gedragstermen waarmee zij het pedakwaliteitskader niet dicht te reguleren. gogische beleid van het jeugdverblijf kunnen beoordelen op basis van observatie in de

In de toelichting bij het Besluit op de Jeugdverblijven staat: praktijk. Dat leidt soms tot een onbevredigende situatie. Bovendien wordt er weinig

gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de wet biedt om te observeren en bijvoor

“Er is bewust voor gekozen om de vereisten die worden gesteld aan het beeld met jongeren te spreken.

kwaliteitskader niet dicht te reguleren. Dit sluit enerzijds aan bij de rol die de Uit de wet en de bijbehorende toelichting spreekt de verwachting dat jeugdverblijven

overheid ten aanzien van de jeugdverblijven voor zichzelf ziet: een basis om enige

mate van toezicht te houden op een overigens particulier initiatief, vanwege de hun eigen beleid vormgeven en deze verder ontwikkelen, waaraan de toezichthouder

kwetsbare positie van kinderen. Anderzijds bevat het kwaliteitskader daardoor met een stimulerende houding een bijdrage levert.

ruimte voor jeugdverblijven om hun eigen beleid vorm te geven en zich te De wet biedt de ruimte voor een verschuiving van het accent op controle (voldoet het

ontwikkelen, waar de toezichthouder met een stimulerende houding ook een jeugdverblijf aan de gestelde eisen?) naar een stimulerende benadering (samen de

bijdrage aan kan leveren.” kwaliteitseisen uitwerken en feedback geven op basis van observatie in de praktijk).

Wij concluderen dat de Wet op de Jeugdverblijven de toezichthouders voor een lastig Van een dergelijke benadering – mits in samenspraak met de betrokkenen - kan ook een dilemma plaatst. De wet kent geen concrete kwaliteitseisen voor een goed pedagogisch meer stimulerende werking worden verwacht, omdat deze aansluit op de wil die bij de klimaat, maar van toezichthouders wordt wel verwacht dat zij voldoende waarborgen jeugdverblijven aanwezig is om een veilig pedagogisch klimaat te bieden.

zien voor een veilig pedagogisch klimaat. In de huidige situatie controleren de inspecteurs

of de jeugdverblijven aan de eisen voldoen, maar is het zicht op de veiligheidssitu Om dit te realiseren is het nodig om de kwaliteitseisen op een beperkt aantal indicaatie en het pedagogische klimaat in de praktijk van de jeugdverblijven nog beperkt. Dit toren, in onderling overleg, uit te werken in observeerbare gedragstermen. Ook is het heeft te maken met drie factoren: nodig om meer gebruik te maken van de mogelijkheid tot observatie en het spreken van

jongeren (en eventueel andere betrokkenen), om waar te kunnen nemen hoe aan die dagelijkse omgang tussen begeleiders en minderjarigen observeren, maar geven aan dat indicatoren in de praktijk vorm wordt gegeven. het maken van afspraken om interactieve activiteiten in het jeugdverblijf te observeren

Deze vorm van ‘stimulerend toezicht’ lijkt recht te doen aan het particuliere karakter moeizaam verloopt.

van de jeugdverblijven. Op landelijk niveau kunnen de gezamenlijke jeugdverblijven,

overheid en toezichthouders vaststellen aan welke eisen de jeugdverblijven minimaal “We hadden afgesproken dat we een themabijeenkomst met minderjarigen en hun begeleiders konden bijwonen. Maar toen we daar kwamen, bleek die bijeenkomst

moeten voldoen en op welke gebied een individueel jeugdverblijf met de toezichtverplaatst te zijn en was er alleen huiswerkbegeleiding.”

houder afspraken kan maken om het veilige pedagogische klimaat door te ontwikkelen. Een toezichthouder

Aanbevelingen Tijdens ons onderzoek hebben wij vernomen dat er recent afspraken zijn gemaakt 1. Maak landelijke afspraken over de wijze waarop het accent verschoven kan worden tussen de ECN en de poule van toezichthouders om gesprekken met minderjarigen

naar een meer stimulerende benadering van toezicht, zonder afbreuk te doen aan en observaties van de pedagogische praktijk beter mogelijk te maken. Er lijkt echter

de controlerende taken. nog geen volledige overeenstemming op dit gevoelige punt. De voorzitter van de ECN

  • 2. 
    Formuleer op landelijk niveau in gezamenlijk overleg met de jeugdverblijven en verschillende houders van ECN-jeugdverblijven vinden dat het spreken van de concrete minimumeisen voor veiligheidsprotocollen en indicatoren voor een goed jongeren, op een vergelijkbare wijze als bij de begeleiders, te ver gaat. Zij vinden het

pedagogisch klimaat, in termen die in de praktijk kunnen worden waargenomen. ouderlijk gezag bepalend. De jongeren verblijven op verantwoordelijkheid en gezag van

  • 3. 
    Bied op landelijk niveau ondersteuning aan de jeugdverblijven bij het in observeerde ouders buiten hun eigen huis. Daardoor is observeren in de private ruimte en het bare gedragstermen formuleren van de eigen kwaliteitseisen. spreken van jongeren niet afdwingbaar en is toestemming van de ouders noodzakelijk.

    Zij vinden het niet passen bij de basisgedachte van de gekozen vorm van toezicht.

Bevindingen met betrekking tot observatie

De wet biedt de toezichthouders de mogelijkheid tot observatie, het spreken van Vrijwel alle jeugdverblijven zijn positief over de houding en werkwijze van de minderjarigen, ouders en de school, maar de toezichthouders maken daar nog niet toezichthouders.

veel gebruik van. Er is in de periode voorafgaand aan de wet met de ambtelijke werk De coördinator van een jeugdverblijf: “Zij gaan respectvol met ons om en denken met groep, toezichthouders en jeugdverblijven afgesproken om tijdens de inspecties niet ons mee wat beter kan. Wij laten hen tijdens de rondleiding zien hoe het hier eraan actief met jongeren in gesprek te gaan en vooral tijdens de rondleiding te observeren. toegaat. Ze zijn welkom als zij soms wat meer van de praktijk willen zien. Dat moet dan De meeste toezichthouders respecteren deze afspraak en willen het vertrouwen dat is wel zo geregeld worden dat het ons niet te veel belast.”

opgebouwd met de jeugdverblijven niet beschadigen. Volgens de meeste toezichthou De meerderheid van de medewerkers van de ECN-jeugdverblijven vindt observatie ders is nu de tijd echter rijp om in goed onderling overleg de observatie in de praktijk te tijdens een rondleiding geen probleem. Dat toezichthouders zonder begeleiding rondbevorderen

en interviews met jongeren te houden. De toezichthouders willen graag de lopen vinden zij geen goed idee, omdat het inbreuk maakt op de privacy van de jongeren. Het zo goed mogelijk waarborgen van een veilig pedagogisch klimaat vereist waarne Ook gesprekken met minderjarigen (en met ouders) vindt de meerderheid nogal belasming door de toezichthouder in de praktijk. De wet biedt die mogelijkheden. In de tend en een inbreuk op de privacy. Zij hebben het gevoel dat de toetsing op hoofdlijnen, praktijk moet dit nog beter gerealiseerd worden.

zoals die in de wet bedoeld is, door sommige toezichthouders ten onrechte wordt opge Wij constateren bij de meerderheid van de ECN-verblijven nog wel aarzelingen over rekt. De jeugdverblijven gericht op kinderen van expats hebben geen probleem met observaties in de praktijk en het spreken van minderjarigen. Goed onderling overleg observaties of het voeren van gesprekken met jongeren. hierover lijkt ons raadzaam. Ook worden er vragen gesteld over mogelijke verschillen in

Landelijke experts geven aan dat bij observaties in de praktijk interpretatieverschillen de interpretatie van observaties. Naast culturele sensitiviteit is ruimte voor uitwisseling kunnen ontstaan. De pedagogische benadering is per definitie normatief. Als het gaat van belang. om het observeren van het pedagogische klimaat, kunnen er (cultuur)verschillen in

normen en waarden zijn tussen de gehanteerde benaderingswijze en het referentie Aanbevelingen

kader van de toezichthouders. De wet is duidelijk over de grenzen in de opvoeding, 1. Maak afspraken tussen de toezichthouder en het jeugdverblijf over de observatie

maar iedere opvoeder heeft de ruimte om daarbinnen voor eigen normen en waarden van de pedagogische praktijk en het spreken van minderjarigen (en eventueel de ouders). Dit hoeft niet jaarlijks te gebeuren en de frequentie kan afhankelijk zijn van

te kiezen. Hierdoor kan geobserveerd gedrag verschillend worden geïnterpreteerd. Een de omstandigheden.

open dialoog kan ervoor zorgen dat er wederzijds vertrouwen blijft dat de observaties 2.

binnen een breed referentiekader worden geïnterpreteerd. Bespreek als toezichthouders en jeugdverblijven de mogelijke interpretatieverschillen bij observaties. Breng in kaart of toezichthouders deskundigheidsbevor

Analyse en conclusie dering wensen met betrekking tot het zo objectief mogelijk observeren vanuit

Hoewel een deel van de jeugdverblijven een enigszins gesloten houding heeft, bemerken verschillende culturele referentiekaders.

wij bij een aantal respondenten van de jeugdverblijven dat zij in toenemende mate willen 3. Bespreek als poule van toezichthouders wanneer informatie vanuit betrokken meewerken aan observaties door toezicht en aan gesprekken tussen toezichthouders scholen van waarde kan zijn voor het toezicht.

enerzijds en ouders en minderjarigen anderzijds. Er is – vooral bij de ECN-verblijven

  • een geleidelijke ontwikkeling te zien naar meer transparantie en controleerbaarheid, 4.5 Pedagogisch klimaat: burgerschapsvorming

mede dankzij het onderlinge vertrouwen dat gegroeid is. Wij zien dat waar de leiding

van een jeugdverblijf ervaart dat de toezichthouder met hen meedenkt, zij meer open Burgerschapsvorming valt in de wet en het bijbehorende besluit onder het thema zijn over hun eigen verbeterpunten. ‘pedagogisch klimaat’, maar wij besteden hier een aparte paragraaf aan, omdat het zich

duidelijk onderscheidt en het thema breder is dan alleen het pedagogische klimaat.

Wij hebben onderzocht in hoeverre de wet bijdraagt aan burgerschapsvorming en het bevorderen van participatie. Tevens hebben wij onderzocht op welke wijze in de prak Bevindingen tijk invulling wordt gegeven aan burgerschapsvorming. Uit de analyse van de beschikbare actuele inspectierapporten blijkt dat slechts bij twee

In artikel 8 van het Besluit Jeugdverblijven staat dat binnen het pedagogische beleid verblijven de aandacht voor burgerschapsvorming nog mist in het pedagogische beleidsin observeerbare termen moet worden beschreven hoe er invulling wordt gegeven plan. Een van de twee jeugdverblijven voor kinderen van expats was niet betrokken bij aan burgerschapsvorming. In de toelichting bij artikel 8 staat: ‘Om te bevorderen dat de landelijke ontwikkeling van de handreiking en heeft burgerschap op een eigen wijze minderjarigen participeren in de pluriforme samenleving en om kunnen gaan met de uitgewerkt als ‘wereldburgerschap’. Uit twee inspectierapporten komt naar voren dat verschillen in de samenleving, wordt van jeugdverblijven een positieve bijdrage aan er geen invulling wordt gegeven aan burgerschapsvorming. In drie rapporten wordt er burgerschapsvorming verwacht, ter bevordering van de sociale integratie. Hiermee niets over genoemd.

wordt bedoeld het bieden van ondersteuning aan minderjarigen ten aanzien van basis De andere jeugdverblijven organiseren op verschillende manieren activiteiten en kennis, vaardigheden en houding die nodig zijn om als kritisch denkende burger een projecten waarin bijvoorbeeld aandacht is voor het bevorderen van maatschappelijke actieve rol te kunnen spelen in de samenleving. Jeugdverblijven kunnen dit vertalen naar en politieke participatie, het versterken van de sociale samenhang in de buurt en het de praktijk door bijvoorbeeld aandacht te schenken aan onderwerpen als het gevoel van behandelen van maatschappelijke vraagstukken.

gelijkwaardig zijn, het hebben van zelfvertrouwen, het kunnen omgaan met genoemde De leiding en medewerkers van de jeugdverblijven uit onze steekproef geven aan dat verschillen en het positief willen en kunnen participeren in de pluriforme samenleving, het begrip burgerschapsvorming weliswaar in de handreiking is uitgewerkt, maar toch door het organiseren van sociale of maatschappelijke activiteiten of het hanteren van nog een breed begrip blijft. Zij menen dat burgerschapsvorming meer bij het reguliere de Nederlandse taal bij huiswerkactiviteiten. Daarnaast kan aandacht worden besteed onderwijs past en constateren dat zelfs in het onderwijs nog niet duidelijk is hoe men aan het aanleren van vaardigheden zoals het binnen een groep uitkomen voor de eigen burgerschap goed kan stimuleren bij de leerlingen.

mening, het durven geven van onbevangen, constructieve kritiek, het openstaan voor

kritiek en het aanleren van een oplossingsgerichte en opbouwende houding’. “We vinden het jammer dat wij, als particulier gefinancierde

Dit onderwerp is nader uitgewerkt, in overleg tussen gemeenten, jeugdverblijven en de vrijwilligersorganisatie, verplicht worden vanuit de overheid om aan

GGD GHOR Nederland. Dit heeft geresulteerd in een handreiking die op 1 juli 2018 is burgerschapsvorming te doen. We zien dat meer als een taak van de scholen.” opgeleverd. In de ‘Handreiking Burgerschapsvorming in het kader van de Wet op de Een houder van een ECN-jeugdverblijf

Jeugdverblijven’ zijn beide begrippen uitgewerkt en deze definities hebben we gebruikt De meeste jeugdverblijven hebben niettemin wel in hun beleid omschreven wat zij in het huidige onderzoek. doen. In de praktijk zien wij enerzijds maatschappelijke activiteiten in de wijk en in

de gemeente en anderzijds burgerschapsvorming als onderdeel van themalessen. De

internationale school voor kinderen van expats geeft aan dat zij zich vooral richten op

wereldburgerschap en het samenleven met mensen uit andere landen.

De maatschappelijke activiteiten bestaan uit het organiseren van open dagen en fancy schappelijke thema’s wordt gesproken, bijvoorbeeld over hoe mensen met elkaar om fairs met eten (Kermes genoemd) voor de buurt. In sommige gemeenten gaan de zouden moeten gaan. Ze konden echter meestal niet goed vertellen wat voor onderminderjarigen op excursies naar musea, andere maatschappelijke instellingen of de werpen er verder werden behandeld. In twee jeugdverblijven zeiden de jongeren dat gemeente. Jongeren van een verblijf bezochten de gemeenteraad en spraken met een er in groepen regelmatig stellingen worden behandeld over allerlei maatschappelijke wethouder, ook over democratisch burgerschap. Volgens de betreffende gemeenteambkwesties. Dat vinden ze leuk en ze leren om hun gedachten beter te formuleren. In één tenaar is burgerschapsvorming een onderwerp van gesprek in de contacten met het jeugdverblijf zeiden de jongeren dat ze om de twee weken een les maatschappijleer jeugdverblijf. De gemeente zegt daaraan ook te willen bijdragen. krijgen aangeboden, maar dat ze allebei nog niet geweest waren vanwege andere prio

Ieder jeugdverblijf geeft een eigen invulling aan burgerschapsvorming en de hoeveelriteiten. Ze vertelden dat andere jongens de lessen wel bijwonen. Verder hebben ze elk heid tijd die men erin steekt verschilt per verblijf. Een aantal verblijven heeft weinig jaar een toets waarin algemene kennisvragen worden gesteld, zowel over het geloof als vormingsactiviteiten. Eén jeugdverblijf biedt elke dag anderhalf uur maatschappij- of over de maatschappij. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd wie de minister-president is van themalessen. De minderjarigen vormen hun mening door stellingen te bediscussi Nederland. Deze toets wordt landelijk door de SICN (de koepelorganisatie van de relieren. De vormingsactiviteiten bestaan vaak uit themabijeenkomsten, discussiebijeengieuze Suleymancibeweging) afgenomen en de winnaars worden beloond met een reis komsten met stellingen of maatschappijlessen. Soms is dit gekoppeld aan islamitische naar het buitenland.

vorming. Volgens de respondenten van jeugdverblijven wordt het voor je eigen mening De ouders lijken ervan op de hoogte te zijn dat er bij de jeugdverblijven aan burgeruitkomen gestimuleerd. Meerdere respondenten geven aan dat het hebben van respect schapsvorming (of maatschappijleer) wordt gedaan. De meesten met wie wij gesproken voor andere mensen, hoezeer zij ook van elkaar verschillen, belangrijk is. Ook als die hebben vinden dat prima of zelfs heel belangrijk. Een enkele ouder vond dit juist mensen een andere mening hebben; kinderen moeten leren dat iedereen gelijkwaardig onnodig en stelde dat dat een taak van scholen is en dat dat niet de reden is waarom hun is. In een van de ECN-verblijven werd genoemd dat respect voor iemands LHBT- kind naar een jeugdverblijf gaat. Vier ouders uit de steekproef zeiden dat burgerschapsachtergrond ook aan de orde is geweest. vorming in veel activiteiten impliciet terugkomt. Ook in de godsdienstlessen leren de

De voorzitter van de ECN-jeugdverblijven gaf aan dat er geen duidelijke en objectief jongeren hoe ze met anderen om moeten gaan en dat ze respect moeten hebben voor observeerbare normen voor burgerschap zijn en dat het onredelijk is om van particumensen die van hen verschillen.

liere initiatieven te verwachten dat zij dit wel gaan formuleren. Wat betreft participatie vinden de medewerkers van ECN-jeugdverblijven dat de

Opvallend was dat betrokken jongeren van verschillende jeugdverblijven tijdens onze minderjarigen volop in de Nederlandse maatschappij meedoen. Zij volgen regulier interviews aangaven deze les niet te ervaren als ‘maatschappijlessen’. Pas na doorvragen onderwijs en vinden hun weg op de arbeidsmarkt.

bleek dat die lessen er wel waren, maar dat zij ze niet als zodanig benoemden. In de Volgens de contactpersonen van de negen betrokken scholen participeren de jongeren gesprekken gaven ze aan dat bij de meeste jeugdverblijven over verschillende maatgoed op school. Wel trekken zij in de pauzes en na schooltijd veel naar elkaar toe.

Volgens de geïnterviewde ouders gaan sommige kinderen in het weekend naar een observeren zoals die in sommige jeugdverblijven worden uitgevoerd, maar dat is nog sportclub. Op doordeweekse dagen in het jeugdverblijf participeren de jongeren niet gelukt.

volgens de medewerkers van de ECN-jeugdverblijven niet in sportclubs. Wel worden De meeste gemeenten zeggen geen beeld te hebben van de burgerschapsvorming in er soms eigen sportactiviteiten georganiseerd. Volgens een aantal ouders hebben hun de praktijk en hebben hierover (nog) geen gesprekken met de jeugdverblijven. In één kinderen weinig Nederlandse vrienden in hun vriendenkring. Deze ouders vinden dat gemeente is het wel onderwerp van gesprek en bekijkt men samen hoe burgerschapswel jammer, maar zien het niet als een groot probleem: vorming en betrokkenheid bij wat er in de gemeente speelt bevorderd kunnen worden.

“Mijn zoon kan goed opschieten met alle leeftijdsgenoten. Soms matcht het minder Verschillende landelijke experts, ook van de inspectie onderwijs en inspectie jeugdtussen

mijn zoon en een Nederlandse vriendengroep. Bijvoorbeeld als zij bier gaan hulp, menen dat er beter vastgelegd moet worden welke thema’s minimaal behandeld

drinken. Dat past niet bij ons geloof en vindt hij niet prettig.” moeten worden. De wijze waarop kan aan de verblijven worden overgelaten. In ieder Een ouder geval zouden de kernwaarden van de Nederlandse samenleving aan de orde moeten

Drie van de negen scholen zeggen veel met burgerschapsvorming bezig te zijn. Ze geven komen. Zij vragen zich af of de begeleiders voldoende zijn toegerust om de lessen of aan dat zij bereid zijn om ervaringen uit te wisselen met de jeugdverblijven, zodat zij themabijeenkomsten te kunnen verzorgen. Eventueel zou de overheid deskundigheidssamen dezelfde boodschappen afgeven. Vier van de negen scholen uit onze steekproef bevordering kunnen faciliteren.

vinden burgerschapsvorming uitdrukkelijk wel bij een jeugdverblijf passen, een andere Overigens noemt geen enkele respondent binnen of buiten de jeugdverblijven dat er school vindt burgerschapsvorming niet een taak voor een jeugdverblijf, omdat er in de zorgen zijn omtrent de burgerschapsvorming. Wij hebben geen signalen waargenomen jeugdverblijven geen mensen werken die daarvoor zijn opgeleid. De meeste scholen van anti-integratieve uitlatingen of visies die tegen de Nederlandse kernwaarden hebben geen goed beeld van wat er in de jeugdverblijven aan burgerschapsvorming zouden ageren.

wordt gedaan. Dit sluit aan op de bevindingen uit eerder onderzoek van Anita Nanhoe, uitgevoerd

Een landelijke expert zegt dat het vanuit een migratieperspectief begrijpelijk is dat er onder jongeren die verblijven op jeugdverblijven in Rotterdam. Ook in dat onderbehoefte is aan een beschermde cultureel-religieuze omgeving. Er wordt door buitenzoek worden er geen risico’s gevonden voor de sociaal-culturele integratie van Turksstaanders ten onrechte wantrouwend naar gekeken. Het is positief voor pubers dat de Nederlandse jongeren in de Rotterdamse gemeenschap. De oriëntatie van de geïnjeugdverblijven veiligheid, veerkracht en weerbaarheid bieden om in de Nederlandse terviewde jongeren op Nederland is genuanceerd. Contact met vrienden zonder een samenleving vanuit een sterke eigen identiteit te functioneren. Turkse achtergrond is beperkt tot schooltijden en het publieke domein 1 .

De toezichthouders in onze steekproef zien dat de verblijven op papier aan de wet voldoen, maar hebben weinig zicht op de praktijk. Zij zouden graag de themalessen

1 Nanhoe, A., C. & Horssen-Sollie, van J. (2014). Turkse Internaten, een verkenning van

de integratie van oud-leerlingen van Turkse internaten in Rotterdam.

Twee landelijke experts en de medewerkers van de ECN-jeugdverblijven zelf zeggen dat als het volop meedoen in de samenleving. Veel begeleiders in de jeugdverblijven noemen deze instellingen apolitiek zijn en zich richten op een goede toekomst van de mindergoede onderwijsprestaties en het slagen op de arbeidsmarkt als ultieme vormen van jarigen in de Nederlandse maatschappij. Burgerschap helpt om goed in de Nederlandse participatie in de Nederlandse samenleving. Ook het organiseren van activiteiten in de maatschappij te functioneren. wijk, het helpen van ouderen of mensen in armoede, het organiseren van open dagen,

buurtbazaars (Kermes) en educatieve projecten samen met instellingen in de gemeente,

Conclusie ziet men als participatie. Participatie is voor velerlei uitleg vatbaar.

Uit ons onderzoek kunnen wij concluderen dat de invulling van burgerschapsvorming

nog volop in ontwikkeling is. De wet heeft dit tot nu toe slechts in beperkte mate kunnen Veel van de bovenstaande activiteiten worden al jarenlang door de jeugdverblijven bevorderen. Pas in de zomer van 2018 is de handleiding burgerschapsvorming uitgeuitgevoerd. Wij concluderen dat er sinds de invoering van de wet hooguit een kleine bracht en hierin staan alleen de uitgangspunten. In sommige jeugdverblijven is dit in de toename is van educatieve projecten met partners in de gemeente, gericht op bijvoorpraktijk nog niet uitgekristalliseerd. Ondanks dat de jeugdverblijven burgerschapsvorbeeld voorlichting over de gemeentelijke politiek en democratische rechtstaat, en ming geen primaire taak vinden, wordt er door de meeste van hen wel actief vorm aan ondersteunende projecten die sommige jeugdverblijven organiseren met partners in gegeven. Er zijn wel grote verschillen als het gaat om de bijeenkomsten en activiteiten de gemeente. die er op dit onderwerp georganiseerd worden. Aanbevelingen

De begrippen rond burgerschap zijn niet scherp geformuleerd in de wet, in het besluit 1. Werk op landelijk niveau gezamenlijk uit welke thema’s minimaal aan de orde of zelfs in de handreiking burgerschap. Weliswaar geeft de handreiking richting, maar moeten komen, wat dit op moet leveren en op welke wijze dit kan worden bereikt.

voor de toezichthouders is niet geheel duidelijk wat zij in de praktijk kunnen beoor 2. Draag waar nodig zorg voor de ontwikkeling van de competenties van begeleiders delen. Ieder geeft er op eigen wijze betekenis aan. De wet biedt een kader op hoofdlijnen, van jeugdverblijven op dit thema en faciliteer die ontwikkeling vanuit de overheid.

maar op landelijk niveau zouden afspraken gemaakt moeten worden tussen alle partijen 3. Stimuleer uitwisseling tussen jeugdverblijven en scholen over burgerschapsover

wat minimaal aan de orde moet komen bij burgerschapsvorming en op welke wijze vorming. De gemeente kan hierin een faciliterende rol spelen.

dit dient te gebeuren, bijvoorbeeld in themabijeenkomsten. Bovendien zou in onderling

overleg moeten worden vastgesteld waartoe burgerschapsvorming vanuit een jeugdver 4.6 Positie en betrokkenheid van minderjarigen en ouders

blijf moet leiden. Ook voor dit thema geldt dat toezichthouders hierdoor meer houvast

krijgen om in de praktijk te observeren hoe burgerschapsvorming in bijvoorbeeld De wet vereist dat de kwaliteitsvoorschriften aan ouders en minderjarigen worden themalessen of discussiebijeenkomsten vorm krijgt. verstrekt, dat de inspraak van minderjarigen en ouders is geregeld, dat er een klach

Het is niet mogelijk om goed vast te stellen in hoeverre de wet de participatie van de tenprocedure en dat er een onafhankelijk vertrouwenspersoon is waar minderjarigen jongeren in de samenleving substantieel heeft bevorderd. Participatie wordt uitgelegd (en ouders) laagdrempelig met vragen terecht kunnen. Uit de inspectierapporten blijkt

dat bij alle jeugdverblijven de kwaliteitsvoorschriften leesbaar en begrijpelijk zijn en vaker wel duidelijk. Uit de gesprekken met minderjarigen bij de geselecteerde jeugddeze ter beschikking worden gesteld aan werknemers, vrijwilligers, minderjarigen en verblijven kwam maar één voorbeeld naar voren van een bij een commissie ingediende ouders. Bij 7 van de 21 bestudeerde rapporten van de inspectie wordt niet omschreven klacht. Dit betrof de klacht van een meisje over de slechte hygiëne van sommige andere hoe het beleid jaarlijks wordt geëvalueerd en hoe er eventueel aanpassingen worden meisjes. Volgens haar zijn door de leiding toen direct maatregelen genomen.

gedaan. Ouders en minderjarigen zeggen echter dat zij voor klachten in eerste instantie naar de Klachten begeleiders gaan en in tweede instantie naar de leiding. Zowel ouders als minderjarigen In 6 van de 21 bestudeerde inspectierapporten van verschillende jeugdverblijven wordt geven aan dat zij zich veilig voelen om klachten te bespreken met begeleiders, de leiding genoemd dat het voor ouders en jongeren niet helder is bij wie een klacht neergelegd of de klachtencommissie. De klachten die de minderjarigen benoemen zijn meestal niet kan worden. In zes gevallen is er geen jaarverslag van klachten omdat er geen klachten ernstig en van praktische aard (bijvoorbeeld over het eten). Klachten van ouders zijn er waren. soms ook, maar ook die zijn volgens de respondenten niet van ernstige aard. Het kan

dan bijvoorbeeld gaan over de financiële bijdrage.

Uit de interviews met medewerkers bleek dat er in ieder jeugdverblijf een klachtenregeling

is en de klacht door een onafhankelijk persoon behandeld kan worden. De leiding Voor zover de gesproken ouders en minderjarigen dat kunnen overzien, is de huidige maakt duidelijk aan ouders en jongeren bij wie een klacht neergelegd kan worden. De praktijk van het omgaan met klachten bij de jeugdverblijven niet anders dan voor de jeugdverblijven zeggen dat zij de ouders en minderjarigen bij de eerste introductie al invoering van de wet. informeren over het klachtenbeleid. Sommigen geven standaard schriftelijke infor Inspraak matie mee, anderen geven de informatie mondeling. Er blijken amper klachten te Ieder jeugdverblijf heeft mogelijkheden tot inspraak over het beleid van het jeugdverworden gemeld bij de klachtencommissies. blijf geregeld. Vaak is er een jongerenraad of -commissie die regelmatig spreekt met

de leiding. De minderjarigen geven aan niet bekend te zijn met de formele beleids “De lijnen zijn heel kort, ze kunnen bij de begeleiders terecht en de klacht komt dan

ook waar deze hoort. Het gaat zeer gemoedelijk. We proberen eerder te voorkomen stukken van het jeugdverblijf. Uit de interviews met de minderjarigen komt verder het

dan te genezen.” beeld naar voren dat ze behoorlijk tevreden zijn met de mate van inspraak. Geen van de

Een medewerker van een jeugdverblijf gesproken minderjarigen pleitte voor meer inspraak.

De meeste ouders die wij gesproken hebben, kunnen niet precies weergeven hoe de Zonder dat de wet hiertoe verplicht worden er bij de ECN-jeugdverblijven ook jaarlijks klachtenregeling is. Zij zeggen dat dit mogelijk wel verteld is, maar kunnen niet altijd tevredenheidsonderzoeken gehouden. In een van de verblijven vertelden de jongeren aangeven wie de onafhankelijke persoon voor klachtenafhandeling is. Een aantal ouders hierover dat als gevolg van een dergelijk onderzoek de leiding de kok heeft vervangen. zegt dat ze dat makkelijk kunnen opzoeken in de papieren. Voor de minderjarigen is dat Ook de internationale jeugdverblijven zijn consequent bezig met het evalueren van hun

functioneren.

De inspraak van de ouders is over het algemeen informeler geregeld. Er zijn ouder Zowel de minderjarigen als de ouders geven aan dat vooral de begeleiders benaderd avonden waar ook over het beleid van het jeugdverblijf gesproken wordt, aldus de worden als ze vragen hebben of advies willen. Verschillende minderjarigen geven ook respondenten van de jeugdverblijven. Wij zijn geen formele inspraakorganen tegengeaan hun begeleiders als vertrouwenspersoon te zien. komen, zoals een oudercommissie.

Conclusie

Er is minimaal eenmaal per jaar een gesprek met de ouders over de minderjarige. Tijdens De positie en betrokkenheid van minderjarige en ouders lijkt voldoende gewaarborgd te deze gesprekken kan ook over het beleid van het jeugdverblijf worden gesproken, maar zijn. De jeugdverblijven doen met tevredenheidsmetingen zelfs meer dan de wet voordit lijkt meer impliciet dan expliciet te gebeuren. schrijft. Wij concluderen dat de drempel om met klachten naar voren te komen redelijk Vertrouwenspersoon laag is, dat de onafhankelijke klachtencommissie als laatste mogelijkheid wordt gezien, In elk jeugdverblijf is een onafhankelijk vertrouwenspersoon aangesteld. In de Wet op dat de vertrouwenspersoon bereikbaar is en dat jongeren en ouders goed betrokken zijn de Jeugdverblijven worden aan de vertrouwenspersoon geen opleidingseisen gesteld. bij het beleid van het jeugdverblijf. De betrokkenheid van ouders is er zeker, maar de In de meeste onderzochte verblijven was duidelijk aangegeven hoe deze vertrouwensinspraak ten aanzien van het beleid is in de meeste gevallen nogal informeel en impliciet persoon bereikbaar is (naam, e-mail en telefoonnummer op het prikbord). In sommige geregeld. Aangezien de ouders belangrijke stakeholders zijn, zou de inspraak formeler verblijven is de vertrouwenspersoon heel actief en meerdere dagen/avonden per week en explicieter kunnen worden georganiseerd en verantwoord. aanwezig. In één verblijf wordt zelfs met iedere minderjarige wekelijks een individueel Aanbeveling tienminutengesprek gevoerd door de vertrouwenspersoon. Gezien de gedeelde verantwoordelijkheid met de ouders verdient het aanbeveling om

In één verblijf is de vertrouwenspersoon die wij spraken twee- tot driemaal per week de inspraak van ouders over het beleid van het jeugdverblijf nog te versterken en expliaanwezig, maar hij vindt dat de jongens vrijwel geen behoefte hebben om vertrouwelijke cieter te verantwoorden in de verslagen. Dit zou kunnen in de vorm van een oudercomzaken met hem te delen, omdat het kennelijk allemaal wel goed loopt. missie of het aanwijzen van een van de ouders als contactpersoon.

In een ander jeugdverblijf wordt de vertrouwenspersoon, volgens de medewerkers en

volgens de ouders, door de minderjarigen erg gewaardeerd en bemiddelt de vertrou 4.7 Toezicht: transparantie en controleerbaarheid

wenspersoon soms wel eens over zaken waar de minderjarigen mee komen. De geïnterviewde

jongeren beamen dit. Wij onderzochten in hoeverre de wet heeft bereikt dat de controleerbaarheid en transparantie

van de situatie in de jeugdverblijven is vergroot.

Ouders zijn over het algemeen bekend met de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon

waar hun kinderen terecht kunnen. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en geeft hiervoor de GGD de opdracht

tot het uitvoeren van een inspectie. De uitvoerende toezichthouders die hiermee belast zijn, worden begeleid op landelijk niveau door de GGD GHOR Nederland. De poule beeld moeten vormen van de pedagogische benadering van de minderjarigen tijdens van toezichthouders komt een aantal keer per jaar bij elkaar. De GGD GHOR Nederland bijvoorbeeld lessen, themabijeenkomsten en huiswerkbegeleiding.

neemt deel aan bijeenkomsten van de ambtelijke werkgroep, de ministeries van SZW en Sommige toezichthouders geven aan dat in de periode van het vrijwillige kader er vanuit VWS, de toezichthouders en vertegenwoordigers van de jeugdverblijven. de jeugdverblijven meer openheid en transparantie was. Nu de wet er is, is het meer het Bevindingen aflopen van een aantal vooraf vastgestelde punten.

Zoals gezegd zijn er in twee gevallen geen inspecties uitgevoerd. Er is een recent gestart Er is één gemeente die vindt dat de kwaliteitseisen met betrekking tot het pedagogische jeugdverblijf waar nog geen inspectie is geweest. Bij een ander jeugdverblijf is ook nog klimaat concreter in het AMvB-besluit uitgewerkt hadden moeten worden. De meeste geen inspectie geweest, omdat de gemeente daartoe pas recent opdracht heeft gegeven. toezichthouders willen wel meer middelen kunnen inzetten (zoals observatie) om Dit had te maken met onduidelijkheid bij de gemeente over de financiering van de toezicht te kunnen houden, maar hebben geen behoefte aan meer uitgewerkte kwaliinspecties. Inmiddels zou alles duidelijk zijn en geeft de gemeente de GGD opdracht teitseisen in de wet.

tot inspectie. Toezichthouders geven aan dat de eisen uit de wet in sommige gevallen hoog zijn voor

Uit de inspectierapporten van de wel bezochte verblijven blijkt dat in principe alle vrijwilligers en niet pedagogisch opgeleide medewerkers. In het Besluit Jeugdverblijven jeugdverblijven jaarlijks worden bezocht. In één uitzonderingsgeval is een jaar overgestaat dat er (in het kader van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeslagen omdat de gemeente geen opdracht had gegeven. ling) voor vrijwilligers een folder is uitgebracht: ‘A ls vrijwilligers zich zorgen maken’ .

Volgens landelijke experts, de medewerkers van de jeugdverblijven, de gemeenten en De begeleiders van de jeugdverblijven hoeven niet aan de meldcode te voldoen, maar de toezichthouders is door de wet en het vrijwillige voortraject de transparantie van de zouden met behulp van deze folder wel afspraken kunnen maken over meldingen.

jeugdverblijven toegenomen. Er is vertrouwen gegroeid tussen gemeenten, toezicht Geen enkele toezichthouder uit onze steekproef doet voorafgaand aan een regulier houders en jeugdverblijven. De meerderheid van de toezichthouders vindt dat de jeugdbezoek onderzoek bij externe partners van de jeugdverblijven, zoals scholen en wijkverblijven zich over het algemeen meewerkend opstellen. Soms gaat het toezenden van teams. Dit gebeurt alleen als er signalen zijn. Wel heeft een toezichthouder eens gebeld documenten wat traag, maar zij krijgen toegang tot alles wat nodig is om de wettelijke met een vertrouwenspersoon. De toezichthouders vinden dat zij in geval van negatieve bepalingen te kunnen controleren. signalen niet uitsluitend moeten leunen op wat het jeugdverblijf hen aanreikt. In die

Zoals in de paragraaf over het pedagogische klimaat reeds uitgebreid aan de orde is gevallen zouden zij zich meer een eigen beeld moeten vormen, onder andere door het geweest, zou volgens de toezichthouders uit de steekproef de controleerbaarheid raadplegen van ouders, minderjarigen en externe betrokkenen, zoals scholen.

versterkt kunnen worden door onafhankelijke observaties van de uitvoering in de prak Toezichthouders beseffen in welke positie de particuliere jeugdverblijven zich bevinden tijk, en door intensievere gesprekken met betrokken jongeren en eventueel ouders. De en willen het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen niet schaden. Zij denken dat het wet biedt hiervoor de mogelijkheden, maar in de praktijk zal het toezicht zich vaker een accentueren van controle in plaats van adviseren mogelijk averechts kan werken. Dat laat echter onverlet dat met goede afspraken het zicht op de uitvoering in de praktijk

beter kan. “Doordat ik nu benaderd ben voor dit onderzoek, weet ik pas dat mijn leerling al

drie jaar doordeweeks op het jeugdverblijf woont. Hij zegt wel eens dat hij naar

Ouders gaven tijdens het interview aan dat zij verschillend denken over het toezicht. de huiswerkbegeleiding gaat. Kennelijk vindt hij het lastig om dit te melden. Zijn

Sommige ouders vinden toezicht vanuit de overheid wel prettig. Anderen zien het ouders wonen op ongeveer 300 meter van het jeugdverblijf. Ik had het wel eerder toezicht als een blijk van wantrouwen. Soms vinden ouders dit ook beide. willen weten. Goed dat de ouders het eerste aanspreekpunt zijn, maar ik zou graag

De jongeren geven aan dat ze de inspecties wel kennen en soms ook wel een praatje meer contact willen en afstemmen hoe wij bijvoorbeeld met het ziekteverzuim van deze leerling omgaan.”

maken met de toezichthouders. De meeste jongeren zeggen geen probleem te hebben Een mentor van de school

met gesprekken met de inspectie.

Twee van de negen respondenten van de scholen vinden het een goed idee dat een

Het merendeel van de respondenten vanuit de scholen zou meer willen weten van de toezichthouder contact opneemt met de school. De meeste scholen weten niet hoe jeugdverblijven en meer contact willen hebben. Sommigen geven aan dat ze weinig ze de toezichthouder moeten bereiken als ze zich ergens zorgen over zouden maken. weten van hoe het dagelijks leven op het jeugdverblijf eruit ziet. Twee van de negen Sommigen zouden bij vragen misschien de gemeente benaderen. scholen geven aan dat ze eigenlijk actiever contact hadden willen zoeken, zoals het Jeugdverblijf El-Biruni in Rotterdam is voorlopig inactief. Zij gaven aan organisatobezoeken van een open dag, maar dat ze daar nog geen prioriteit aan hebben kunnen rische problemen te hebben die deels voortkomen uit de regeldruk die de wet en het geven. De meeste scholen blijven de ouders zien als eerst verantwoordelijke voor de bijbehorende toezicht met zich meebrengt. Het dwingende van de wet heeft het voor kinderen. De begeleiders worden gezien als ondersteunend voor de ouders en de hen lastig gemaakt om alles in korte tijd in goede banen te leiden. Dit jeugdverblijf en kinderen; zij kunnen bijvoorbeeld de ouders helpen wanneer ze de Nederlandse taal ook sommige andere houders van jeugdverblijven betreuren het dat de overheid niet niet goed beheersen. In de regel vindt het contact over de kinderen plaats met de ouders, gezorgd heeft voor ondersteuning van de lokale verblijven.

al dan niet in het bijzijn van een begeleider van het verblijf (zoals bij ouderavonden en tienminutengesprekken). Sommige scholen willen echter ook wel rechtstreeks contact Onaangekondigd bezoek met de begeleiders. Dat kan bijvoorbeeld gaan over ziekteverzuim, de schoolprestaties, Tijdens de interviews noemden de toezichthouders een afspraak dat de bezoeken of over signalen van vermoeidheid van de leerlingen. Op de meeste van de bevraagde in principe aangekondigd plaatsvinden. Die afspraak staat in de ‘leidraad voor scholen is slechts gedeeltelijk bekend welke leerlingen op het jeugdverblijf zijn. Op GGD-toezichthouders bij toezicht op jeugdverblijven’ uit 2018. Deze afspraak dateert een enkele school zijn de leerlingen er heel open over. De meeste respondenten van nog van ruim voor de inwerkingtreding van de wet en was bedoeld om in de beginjaren de scholen in onze steekproef zeiden dat de jongeren er niet mee te koop lopen. De vertrouwen op te bouwen en de jeugdverblijven niet onnodig te belasten.

mentoren zouden wel graag de gegevens willen hebben van een contactpersoon bij het Drie van de acht toezichthouders die wij spraken, zeiden niet van plan te zijn om veeljeugdverblijf. vuldig van de mogelijkheid gebruik te maken om onaangekondigd een bezoek aan het

jeugdverblijf te brengen, maar zij willen zich niet beperkt voelen door de landelijke Frequentie van toezicht afspraak. Dit omdat zij dan beter kunnen verantwoorden dat zij daadwerkelijk in de Eén keer per jaar een inspectie wordt door het merendeel van de respondenten uit onze dagelijkse praktijk hebben kunnen waarnemen dat alles in orde is. Zij willen wel degesteekproef een goede frequentie gevonden. De meeste medewerkers van de jeugdverlijk rekening houden met de jeugdverblijven en graag met hen afspreken hoe dit mogeblijven vinden echter dat de frequentie omlaag zou kunnen wanneer een jeugdverblijf lijk wordt, zonder de verblijven teveel te belasten. jaar in jaar uit goed scoort. De frequentie zou dan kunnen worden bepaald door een

De meerderheid van de jeugdverblijven uit de steekproef vindt onaangekondigd bezoek risicoanalyse door de GGD (risicogebaseerd toezicht zoals ook in de jeugdzorg gebruiechter geen goed idee. Dat zou alleen nodig zijn als er aanwijzingen zijn dat er iets niet kelijk is). Voor de jeugdverblijven waar alles goed loopt, is het voor alle partijen belasklopt. Als de inspectie steeds een positief rapport uitbrengt en dan plotseling onaangetend om ieder jaar tijd te investeren in het doorlopen van dezelfde beleidsdocumenten kondigd komt, wordt dat gezien als een handeling uit wantrouwen. Zij vinden het jaaren VOG’s. Verder merkten de medewerkers van jeugdverblijven op dat toezicht vaak in lijkse bezoek van de inspectie voldoende. Meer bezoeken ervaren zij als belastend voor september werd gepland, als het schooljaar net was opgestart. De voorkeur van jeugdmedewerkers en minderjarigen en niet passend bij een particulier verblijf dat draait met verblijven is om toezicht aan het eind van het schooljaar (mei) te plannen. Het toezicht veel vrijwilligers. houdt steeds meer rekening met die voorkeur.

Ondanks de afspraken die er in het verleden zijn gemaakt, hebben er twee jeugdver De helft van de toezichthouders (en ook de gemeenten) uit de steekproef vindt het beter blijven op verzoek van de toezichthouders, ingestemd met onaangekondigd bezoek. om de inspectie jaarlijks te blijven houden. De andere helft vindt het in deze fase een Tijdens het bezoek werden geen onregelmatigheden aangetroffen. De betrokken jeugdgoede frequentie, maar zou in de toekomst wel openstaan voor risicogebaseerd toezicht. verblijven hebben echter wel gemerkt dat zo’n bezoek verstorend is voor de dagelijkse Voorwaarde is dan wel dat er meer zicht is op de uitvoeringspraktijk, waarmee een routine. De begeleiders zijn druk bezig met hun taken en kunnen de toezichthouder gefundeerd oordeel kan worden gegeven over de risico’s. niet goed begeleiden en te woord staan. Dat wordt door de medewerkers van jeugdver Handhaving blijven onprettig gevonden. De jeugdverblijven werken volgens de gemeenten en toezichthouders in het algemeen

Landelijke experts op het gebied van toezicht vinden jeugdverblijven waar grote goed mee om aan alle eisen te voldoen. De wet heeft daar als ‘stok achter de deur’ aan groepen (25-75) minderjarigen verblijven niet te vergelijken met de privésituatie van bijgedragen. Als er een overtreding geconstateerd wordt, kan na overleg en overreding een gezin. Zij vinden het legitiem dat er onafhankelijk toezicht is en daarvan vormt de overtreding worden beëindigd, voordat de GGD een inspectierapport uitbrengt. Als onaangekondigd bezoek, of onaangekondigde elementen tijdens een aangekondigd dit gebeurt, wordt dat in het inspectierapport vermeld.

bezoek, een wezenlijk onderdeel. Op grond van het inspectierapport kunnen gemeenten besluiten te handhaven.

Gemeenten maken soms gebruik van handhavingsbrieven als er onregelmatigheden

zijn aangetroffen. Bestuurlijke maatregelen zijn mogelijk als de aanwijzingen niet zouden worden opgevolgd. In de regel worden die zaken snel rechtgezet. Er wordt lerend toezicht gezamenlijk gewerkt zal worden aan de doorontwikkeling van de obsermeestal een termijn gesteld. “Zo’n brief met een termijn om het op te lossen is ook een veerbare gedragstermen.

vorm van handhaving”, aldus een gemeente. Een andere gemeente vindt het opleggen Wij concluderen dat onaangekondigd bezoek mogelijk maakt dat uitspraken over het van sancties, zoals een bestuurlijke boete, wel een maatregel die te ver gaat voor een pedagogische klimaat beter onderbouwd kunnen worden, maar dat een gedoseerd particulier jeugdverblijf. De meeste geïnterviewde gemeenten hebben de indruk dat gebruik van dit middel past bij het particuliere karakter van de jeugdverblijven.

een apart beleid niet nodig is. Op de gemeente Rotterdam na hebben gemeenten geen

handhavingsbeleid. Twee van de gemeenten uit de steekproef overwegen nog of zij een De wet vereist dat de toezichthouder tenminste eenmaal per jaar een bezoek aan het handhavingsbeleid gaan opstellen. jeugdverblijf brengt. Wij concluderen uit ons onderzoek dat het jaarlijks bezoek op zich

een goede frequentie is. Als de toezichthouder inschat dat de risico’s laag zijn, kan de Analyse en conclusie intensiteit worden verminderd om de jeugdverblijven niet onnodig te belasten.

Wij kunnen concluderen dat door de wet als vervolg op de vrijwillige toetsing de contro Wat betreft de handhaving concluderen wij dat een apart handhavingsbeleid niet nodig leerbaarheid en de transparantie van de jeugdverblijven over het geheel genomen is.

verder is toegenomen, mede door het verplichtende karakter. Er is langzamerhand meer vertrouwen gegroeid tussen gemeenten, toezichthouders en jeugdverblijven. Aanbevelingen

De toezichthouders zien dat de jeugdverblijven zich over het algemeen meewerkend 1. Vergroot de controleerbaarheid en transparantie in de vorm van ‘stimulerend

opstellen. Soms gaat het toezenden van documenten wat traag, maar zij krijgen toegang toezicht’, waarbij de doorontwikkeling van een veilig pedagogisch beleid een gezatot

alles wat nodig is om de wettelijke bepalingen te kunnen controleren. menlijk doel is. Concretiseer in onderling overleg tussen toezicht en jeugdverblijf

het pedagogische beleid van het jeugdverblijf op een aantal kernpunten in obser

Aan de andere kant is het toezicht nu vooral gericht op controle van de bepalingen veerbare gedragstermen. Toets deze termen in de praktijk door observatie en

volgens het toetsingskader (bijlage 3). Dit hangt samen met de bepalingen in de wet gesprekken met betrokkenen.

die weinig houvast bieden wat betreft de kwaliteitseisen die in de pedagogische prak 2. Vergroot de transparantie door betere informatie van en afstemming met (mentoren

tijk te zien zouden moeten zijn. Zoals hiervoor ook aan de orde kwam, verkrijgen de van) betrokken scholen.

inspecteurs met de huidige werkwijze geen goed beeld van de pedagogische praktijk 3. Maak als toezicht in samenspraak met de jeugdverblijven gedoseerd gebruik van

in de jeugdverblijven en als zij een beter beeld zouden krijgen, mist er een handzaam onaangekondigd bezoek, of onaangekondigde elementen tijdens een aangekondigd

kader met observeerbare gedragstermen. Wij concluderen dat de controleerbaarheid bezoek.

vergroot kan worden als het pedagogische beleid van het jeugdverblijf meer in obser 4. Ontwikkel als toezichthouders een model om de mate van intensiteit van het toezicht

veerbare gedragstermen beschreven is en als het beleid in de praktijk geobserveerd en te bepalen en pas dit in de praktijk toe.

getoetst zou worden. De transparantie zal verbeteren als er vanuit een vorm van stimu

4.8 Dialoog

Vier van de acht onderzochte gemeenten zeggen de contacten grotendeels aan de

Een verwacht effect van de wet is dat het de dialoog tussen het jeugdverblijf en de toezichthouders van de GGD over te laten. In drie gemeenten zegt de ambtenaar dialoog gemeente zou vergroten. belangrijk te vinden. Een goede dialoog leidt tot het verbreden van de samenwerking.

De bevindingen rond dit onderwerp geven een wisselend beeld. De wet en het vrijwillige Eén gemeente gaf een voorbeeld van het gezamenlijk zoeken naar mogelijkheden om voortraject hebben er volgens de meeste respondenten wel enigszins aan bijgedragen bijvoorbeeld burgerschapsvorming te bevorderen en om bij te dragen aan de sociale dat de gemeente meer in dialoog is met de jeugdverblijven. Echter, de meeste contacten cohesie in de wijken.

die er met de gemeente waren, waren er al voor de ingangsdatum van de wet. Slechts in In sommige gemeenten maakt het jeugdverblijf steeds meer deel uit van de reguliere een enkel geval zijn de contacten intensiever geworden sinds de invoering van de wet. infrastructuur in het sociaal domein. In één gemeente maakt het jeugdverblijf deel uit

De jeugdverblijven die wij gesproken hebben, hebben allemaal contact met de gemeente, van een lokaal netwerk dat de sociale cohesie in de stad moet bevorderen. In een andere maar de mate waarin verschilt sterk. In vier van de acht onderzochte verblijven is gemeente hebben de burgemeester en de wethouder zelf regelmatig contact met het nauwelijks sprake van een dialoog met de gemeente. Een jeugdverblijf had eenmaal jeugdverblijf en is op ambtelijk niveau weinig contact.

per twee maanden contact. Twee andere jeugdverblijven gaven aan wel tweemaal per “De dialoog en de verbinding die je met elkaar krijgt is echt wel positief. Het

maand contact met de gemeente te hebben. Medewerkers van een aantal onderzochte inzicht dat je krijgt is misschien niet volledig, maar je ziet wel hoe het werkt. Het

ECN-jeugdverblijven geven aan het jammer te vinden dat de gemeenten niet altijd op inspectierapport vind ik niet veel bijdragen.”

uitnodigingen (bijvoorbeeld voor open dagen) ingaan. Een gemeenteambtenaar

De jeugdverblijven die zich richten op kinderen van expats lijken minder in beeld te zijn Een andere gemeente verwoordt het zo: “De wet biedt mogelijkheden, maar je moet bij gemeenten. De reden is onduidelijk. zoeken. De verhouding gemeente en jeugdverblijf blijft wat formeel, de nadruk lijkt te liggen

De toezichthouders, een aantal landelijke experts en vertegenwoordigers van de op controle. De wet geeft ook de toezichthouders misschien nog te weinig middelen om écht ECN-jeugdverblijven geven aan dat er relatief weinig gemeenten aanwezig zijn op het gesprek te kunnen voeren, het is nu meer een controle van de papieren werkelijkheid.”

landelijke bijeenkomsten die twee keer per jaar worden gehouden. Medewerkers van Een drietal toezichthouders van de acht uit de steekproef geeft aan dat de wet bijdraagt de ECN-jeugdverblijven merken bij het merendeel van de gemeenten nauwelijks enige aan openheid en transparantie doordat je met elkaar in gesprek gaat, maar dat de inspanning om tot meer dialoog te komen met de jeugdverblijven. Slechts zes van de gemeente geen prioriteit geeft aan contact met de verblijven zelf. De gemeente geeft zeventien gemeenten zouden regelmatig contact hebben met de jeugdverblijven. In opdracht aan de GDD en als er geen bijzonderheden zijn, blijft het daarbij.

sommige gemeenten is dat op ambtelijk niveau, in de andere (ook) op bestuurlijk niveau.

Analyse en conclusie worden gehouden met de lokale context. Het toenemende contact tussen de betrokken Wij concluderen dat de wet de dialoog tussen gemeenten en het jeugdverblijf slechts in partijen zal naar verwachting leiden tot een situatie waarin er individueel zicht en sturing beperkte mate heeft vergroot. De goede contacten die er zijn, dateren uit de periode van vanuit de gemeente is ten behoeve van de veiligheid en het welzijn van de minderjarigen. voor de wet. Er zijn wel positieve ervaringen, maar dat is een minderheid. Slechts zes Tegelijkertijd blijft op deze manier het private karakter van de jeugdverblijven erkend’.

van de zeventien gemeenten zouden regelmatig contact hebben met de jeugdverblijven. Hoewel de GGD het contact mede namens de gemeente legt, lijkt het ons raadzaam om Dat beeld wordt bevestigd in onze steekproef. Een aantal gemeenten geeft zelf aan dat de betrokkenheid van de gemeente als bestuurder en opdrachtgever van het toezicht het geen grote prioriteit heeft. Zij zien geen directe noodzaak tot het intensiveren van te vergroten. Dit dient juist om in overleg met de jeugdverblijven de sturing vanuit de het contact en laten de dialoog aan de GGD over. De jeugdverblijven zelf zouden een gemeente volgens de couleur locale vorm te geven.

regelmatig contact met de gemeente wel willen stimuleren. Zij zouden graag meer interesse zien bij de gemeente. Aanbevelingen

Aangezien wij slechts één keer regulier overleg tussen een gemeente en een jeugdverblijf 1. Zorg als gemeente – los van de inspectie door de GGD - voor minimaal eenmaal per zijn tegengekomen in gesprekken met de acht gemeenten uit onze steekproef, lijkt er jaar regulier overleg met ieder jeugdverblijf in de gemeente.

weinig regulier contact tussen de gemeenten zelf en de jeugdverblijven. 2. Stimuleer vanuit het rijk de aanwezigheid van gemeenten op landelijke bijeenkomsten

en bespreek daar de mogelijkheden voor meer dialoog op lokaal niveau. In de ‘Handreiking Burgerschapsvorming in het kader van de wet op de Jeugdverblijven’

die in 2018 met betrokken partijen is vastgesteld staat: “Tijdens het reguliere contact 4.9 Onbedoelde neveneffecten van de wet

tussen gemeenten en jeugdverblijven is (eventueel naar aanleiding van de beoordeling

van de GGD) burgerschap een gespreksonderwerp. In dat gesprek kan de gemeente aan Er zijn door de respondenten niet veel onbedoelde negatieve of positieve neveneffecten het jeugdverblijf voorstellen doen voor het opnemen van activiteiten of projecten in het van de Wet op de Jeugdverblijven genoemd.

pedagogisch beleidsplan die aansluiten bij lokale (burgerschaps)thema’s. In onderling

overleg wordt gekeken naar de haalbaarheid. Hiermee wordt eveneens de interactie tussen Negatieve effecten gemeenten en jeugdverblijven in de geest van de wet verder bevorderd en bestendigd’. Een onbedoeld neveneffect is dat de jeugdverblijven de wet, in vergelijking met het

Om in de geest van de wet te handelen, concluderen wij dat regelmatig regulier overleg vrijwillige toetsingskader dat de jaren voorafgaand aan de wet functioneerde, hebben met de gemeente nodig is. ervaren als een toename van dwang en controle vanuit een bepaald wantrouwen. Het

vrijwillige kader functioneerde naar hun idee goed en een ‘stok achter de deur’ was naar

In de Nota van Toelichting bij het Besluit op de Jeugdverblijven staat dat ‘de in ontwikhun idee niet nodig.

keling zijnde beleidspraktijk (…) door gemeenten, de GGD-inspecteurs en de lokale jeugdverblijven gezamenlijk verder vormgegeven moet worden. Hierbij kan rekening

De wet kent in feite minder gedetailleerde kwaliteitseisen dan het vrijwillige kader, Positieve effecten maar heeft wel handhavingsmogelijkheden. Wij signaleren een risico dat, bij een Een positief effect is dat de jeugdverblijven met het wettelijke kader erkend worden en meer controlerende dan stimulerende houding vanuit de gemeente of toezichthouder, zich ook erkend voelen. Het feit dat er door de GGD toezicht wordt gehouden heeft een sommige jeugdverblijven de neiging krijgen om alleen het hoogst noodzakelijke te doen geruststellend effect op gemeenten, omwonenden en ook enigszins op de ouders.

en minder medewerking te verlenen aan het gezamenlijk vormgeven van de praktijk. Een ander positief effect is dat de jeugdverblijven, ondanks de scepsis over de noodzaak

Door de toezichthouders uit onze steekproef en de GGD GHOR Nederland wordt als van de wet, intrinsiek gemotiveerd zijn om te blijven werken aan een goed pedagonegatief neveneffect genoemd dat het zorgvuldig opgebouwde vertrouwen door de gisch klimaat en de voorbereiding van de jongeren om optimaal te functioneren in de komst van de wet onder druk is komen te staan. Nederlandse maatschappij.

Wij concluderen dat juist omdat de wet veel ruimte biedt en geen gedetailleerde kwali Toezicht in vergelijkbare sectoren

teitscriteria kent, vertrouwen nodig is om goed toezicht te kunnen houden en het belang

van het kind gezamenlijk voorop te kunnen stellen. Om dit duurzaam te kunnen reali Als onderdeel van de huidige evaluatie kijken we naar vormen van toezicht in enigszins seren is het nodig om met alle partijen gezamenlijk goede afspraken te maken over de vergelijkbare sectoren:

uitwerking van ‘stimulerend toezicht’. A. De kinderopvang (toezicht door de GGD).

De regeldruk wordt door alle ECN-jeugdverblijven uit de steekproef als een behoorlijk B. Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd (toezicht door de IGJ).

negatief neveneffect ervaren. Zij zijn van mening dat van hen dezelfde inzet en deskun C. Opvang Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (toezicht door de IGJ).

digheid wordt verwacht als van publieke gesubsidieerde organisaties. Deze particuliere

jeugdverblijven moeten het echter vooral hebben van de vrijwillige inzet en van mede A. Toezicht op de kinderopvang

werkers die veel werk verzetten in hun vrije tijd. Zij ervaren het als belastend dat zij Wij hebben de regels bestudeerd en gesproken met de GGD GHOR Nederland. Het binnen bepaalde termijnen allerlei documenten moeten aanleveren. Zij maken zich toezicht wordt op grond van de Wet op de kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzorgen dat de belasting mogelijk nog groter wordt in de toekomst. De overweging van zalen door de gemeente opgedragen aan de GGD. In dat opzicht is het dus vergelijkbaar jeugdverblijf El Biruni om ermee te stoppen, heeft in ieder geval voor een deel te maken met het toezicht op grond van de Wet op de Jeugdverblijven.

met de vele eisen die de wet aan het jeugdverblijf stelt. Ten opzichte van het toezicht op de kinderopvang verschilt het toezicht op de jeugdver

De jeugdverblijven zouden meer (financiële) ondersteuning van de overheid willen blijven op onderstaande punten:

voor hun verdere ontwikkeling. Te denken valt aan professionele steun bij de uitwerking • toezicht op minderjarigen in de ontwikkelingsfase van 12-18 jaar. In de kindervan

kwaliteitseisen, een landelijke georganiseerde en gefinancierde EHBO-opleiding opvang gaat het om jongere kinderen;

voor medewerkers en aan ondersteuning bij het uitwerken van (pedagogisch) beleid.

  • • 
    behalve de verblijven voor kinderen van expats zijn de verblijven niet gemengd, deel ‘passende hulp’. Dit omdat deze internaten geen (jeugd)hulp bieden. Het reguliere

    dus of alleen voor jongens of alleen voor meiden. De kinderopvang is altijd toezicht van de IGJ vindt plaats op basis van een risicoprofiel (risicogebaseerd toezicht). gemengd; Voor de inspectie hebben schippersinternaten een lager risicoprofiel vergeleken met

  • • 
    toezicht waarbij de focus op het pedagogische klimaat ligt. In de kinderopvang andere jeugdzorginstellingen. De inspectie van deze internaten heeft volgens de

    ligt het accent op hygiëne & gezondheid en op opvoeding & verzorging; Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd geen prioriteit en is heel beperkt.

  • • 
    de jeugdverblijven draaien meer op de inzet van vrijwilligers. De kinderopvang Gemiddeld zijn de kinderen die verblijven in internaten voor Schippers- en Kermisjeugd

    draait op beroepskrachten;

  • • 
    jonger (ook onder de 12 jaar) dan in de jeugdverblijven. Zij gaan eveneens naar regude jeugdverblijven zijn particulier gefinancierd;
  • • 
    liere scholen in de omgeving. De begeleiders zijn professionals en de internaten worden toezicht in de privésfeer. In de kinderopvang geldt dat alleen voor kinderopvang (deels) gesubsidieerd door de overheid. Het toezicht heeft geen wettelijk kader maar

    door gastouders;

  • • 
    is geregeld in de ‘Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met trekkend/varend in de jeugdverblijven is sprake van overnachting, in de kinderopvang niet;
  • • 
    bestaan’. er is geen landelijk register voor jeugdverblijven, maar wel voor de kinderopvang. •

    In artikel 14 staat: ‘De exploitant draagt er aantoonbaar zorg voor dat de huis

Volgens de GGD GHOR Nederland wordt er bij kinderdagverblijven veel meer geobservesting, verzorging en opvoeding van verantwoorde kwaliteit zijn en dat daartoe veerd in de praktijk. De wet voor jeugdverblijven geeft minder concrete kwaliteitseisen. waarborgen worden ingebouwd die onder meer betrekking hebben op de mede Gezien het feit dat de jeugdverblijven particulier gefinancierd zijn, het gaat om verblijf zeggenschap van zijn cliënten, op het behandelen van klachten van zijn cliënten, in de vrije tijd en het jeugd betreft tussen twaalf en achttien jaar, die minder kwetsbaar op de personele en materiële voorzieningen en op de systematische bewaking is dan kinderen in de kinderopvang, lijkt het passend om het toezicht bij de jeugdvervan de kwaliteit. De exploitant vergewist zich ervan dat de personen die werkblijven anders in te richten dan bij de kinderopvang. zaam zijn voor de huisvesting, verzorging en opvoeding in het bezit zijn van

een voldoende recente verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet

  • B. 
    Toezicht op internaten voor Schippers- en Kermisjeugd justitiële en strafvorderlijke gegevens’.

We hebben de regelgeving bestudeerd, informatie gevraagd aan de Inspectie

Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en een interview met een vertegenwoordiger van de De in dit artikel genoemde eisen zijn uitgewerkt in een kwaliteitshandboek. De intersector gehouden om het toezicht op de internaten voor Schippers- en Kermisjeugd te naten zijn ook ISO 9001 healthcare gecertificeerd. De sector heeft zelf regels geformuvergelijken

met het toezicht in het kader van de Wet op de Jeugdverblijven. leerd en een kwaliteitskader gemaakt. Censis, de koepelorganisatie, heeft samen met de inspectie afspraken gemaakt waar de kwaliteit van schippersinternaten aan moet

Het toezicht wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd op basis voldoen. De inspectie heeft daarna een toetsingskader gemaakt, in overleg met de intervan het toetsingskader Verantwoorde Hulp voor Jeugd (VHJ), exclusief het ondernaten. Na veel discussie is er overeenstemming bereikt.

Anders dan bij de Wet op de Jeugdverblijven dient het internaat elk jaar een verslag te Er is geen contact tussen de gemeente en internaten. Dat is volgens de vertegenwoorzenden aan de minister en de inspectie. diger van de koepelorganisatie ook niet nodig. Er zijn geen eisen rond burgerschaps•

In artikel 15 staat: ‘De exploitant doet binnen dertien weken na afloop van het vorming. De kinderen draaien volop mee in de maatschappij. Ze gaan naar muziekles,

boekjaar verslag over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de verplichvoetbaltraining, de reguliere school, et cetera.

tingen die zijn opgenomen in artikel 14. Het verslag wordt gedaan overeenkomstig

een door de minister vastgesteld model. De exploitant zendt het verslag aan C. Toezicht op de Opvang Alleenstaande Minderjarige

de minister en in afschrift aan de inspectie jeugdzorg, bedoeld in artikel 9.1 van Vreemdelingen

de Jeugdwet’. We hebben de regelgeving omtrent het toezicht op de Opvang Alleenstaande Volgens de schatting van de koepelorganisatie van de internaten is er gemiddeld eens in Minderjarige Vreemdelingen (AMV) bestudeerd en toelichting gevraagd aan de

de drie à vier jaar een inspectiebezoek. De GGD GHOR Nederland zegt van de inspectie Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het toezicht wordt uitgevoerd door de

begrepen te hebben dat de frequentie nog lager ligt. Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd op basis van het toetsingskader Verantwoorde

Hulp voor Jeugd (VHJ). Omdat AMV’s niet standaard hulp krijgen, is ook dit kader

Volgens de koepelorganisatie komt de inspectie niet onaangekondigd, maar is ze wel aangepast. Er wordt op minder indicatoren getoetst dan in de jeugdzorg.

heel intensief. Er komen meerdere mensen, twee of drie. De inspecteurs spreken met

medewerkers, kinderen en ouders en bekijken de dossiers. Ze doen ook observaties Bij het onderdeel hulpverlening wordt minder op kwaliteitseisen getoetst. De toetsing en draaien een deel van de dag mee. Ze spreken niet met de scholen van de kinderen. betreft uitsluitend het volgende:

De inspectie is zowel controlerend als stimulerend. In het eindverslag worden vaak • Professionals betrekken kinderen en voogden bij de hulp. aandachtspunten genoemd, waarop verbetering mogelijk is. Als er iets niet goed is, • Elk kind heeft een mentor. krijgt het internaat een brief. Het is nog niet voorgekomen dat er echt gehandhaafd • Elk kind heeft een voogd. moest worden. De stok achter de deur is in het uiterste geval vermindering van subsidie. • Professionals werken met een plan dat door of in overleg met kinderen en hun

De ouders zitten dicht op het internaat. voogd is opgesteld.

Bij het onderdeel veiligheid betreft het toetsing op deze punten:

“We hebben mondige ouders, die kritisch zijn. Ze zijn de eerste toezichthouders en

zullen de medewerkers, begeleiders of het bestuur direct aanspreken wanneer ze het • Professionals houden goed zicht op de veiligheid van kinderen.

ergens niet mee eens zijn. Als de inspectie is geweest willen ze graag weten wat er • Professionals hebben een actueel beeld van de veiligheid van kinderen.

gevonden is.” • Professionals zorgen ervoor dat acuut onveilige situaties voor kinderen worden

De vertegenwoordiger van de koepel van schippersinternaten opgeheven.

  • • 
    Professionals treden bij acute onveiligheid actief op.
  • • 
    Professionals zijn toegerust om met acuut onveilige situaties voor kinderen om Aanbeveling

te kunnen gaan. Zorg ervoor dat de kwaliteitseisen niet verder worden uitgebreid. In vergelijking met Bij het onderdeel leefklimaat betreft de toetsing het volgende: bovengenoemde sectoren zou dat buiten proportie zijn. Zoals hiervoor is genoemd,

  • • 
    De fysieke leefomgeving is van goede kwaliteit. kunnen sommige kwaliteitseisen in onderling overleg beter observeerbaar worden
  • • 
    De leefomgeving is schoon, passend en veilig. gemaakt en kan er een minimumvariant met concrete indicatoren worden afgesproken,
  • • 
    Het leefklimaat is passend bij de kinderen. zonder daarmee de belasting voor de jeugdverblijven groter te maken.
  • • 
    Kinderen leiden een voor hen zo gewoon mogelijk leven, inclusief onderwijs en

vrijetijdsbesteding. Bij de onderdelen cliëntenpositie en organisatie zijn er geen indicatoren voor toezicht. Een opvallend verschil is dat er bij deze opvang geen ouders betrokken zijn, maar voogden (van NIDOS) en dat er in vergelijking met de jeugdverblijven op een beperkter aantal indicatoren wordt getoetst.

Analyse en conclusie

Na vergelijking van het toezicht in de jeugdverblijven met het toezicht in de kinderopvang, de schippersinternaten en de opvang van AMV-ers, kunnen wij concluderen dat het toezicht op de jeugdverblijven relatief intensief is. Het betreft immers particulier gefinancierde instellingen in het privédomein, die werken met vrijwilligers en medewerkers die niet altijd een relevante opleiding hebben genoten. Bij de schippersinternaten is het toezicht veel minder frequent en bij de AMV-ers is het toezicht gericht op veel minder indicatoren. Voor zover wij kunnen nagaan is er in geen van deze sectoren sprake van toezicht op de burgerschapsvorming. De meer gedetailleerde kwaliteitseisen van de kinderopvang en schippersinternaten passen bij een gesubsidieerde instelling waar professionals werken met jongere kinderen.

5

  Conclusies en aanbevelingen

Wij hebben de Wet op de Jeugdverblijven geëvalueerd. Daarvoor hebben wij kwalitaoverheid, tenzij er sprake is van instellingssubsidie waarop subsidievoorschriften

tief onderzoek gedaan naar de mate waarin de wet heeft bijgedragen aan de gestelde met een regeling voor toezicht van toepassing zijn. doelen en verwachte effecten. Hieronder geven wij onze belangrijkste conclusies en 3. Zorg er als gemeenten voor dat het begrip ‘jeugdverblijf’ voldoende bekend is bij de

aanbevelingen. gemeentelijke diensten en maak interne samenwerkingsafspraken over het signaleren en melden van nieuw gestarte jeugdverblijven of verhuizingen.

5.1 Begripsbepaling

5.2 Een veilig pedagogisch klimaat

Wij concluderen dat de begripsbepaling van een jeugdverblijf voor de betrokkenen

grotendeels duidelijk is. Er zijn echter op drie punten nog onduidelijkheden. In deze paragraaf beantwoorden wij de vraag: ‘In hoeverre heeft de wet bijgedragen aan

Ten eerste is het onduidelijk wat de consequenties zijn als het aantal minderjarigen het zo goed mogelijk waarborgen van de veiligheid en de ongestoorde ontwikkeling van onder de vier zakt. en het pedagogische klimaat voor kinderen die verblijven in een jeugdverblijf?’ Ten tweede is het de vraag wat er gebeurt als er een overheidssubsidie wordt verstrekt Op basis van onze bevindingen concluderen wij dat de wet heeft bijgedragen aan het om het jeugdverblijf in stand te houden. explicieter en het meer gestructureerd formuleren van de wijze waarop jeugdverblijven

een veilig pedagogisch klimaat kunnen bieden voor de minderjarigen. De wet heeft

Ten derde is het de vraag hoe beter gegarandeerd kan worden dat nieuw gestarte jeugdbijgedragen aan de veiligheid door ervoor te zorgen dat in ieder jeugdverblijf voldaan verblijven automatisch gemeld worden bij de juiste gemeentelijke functionaris. Wij wordt aan de vereiste maatregelen, zoals de aanwezigheid van een EHBO-er, een VOG concluderen dat de praktijk baat zou hebben bij meer duidelijkheid en betere afspraken voor direct betrokken medewerkers, een klachtenbeleid en inspraak voor ouders en binnen de gemeente. jongeren. Ook heeft de wet enigszins bijgedragen aan een goed pedagogisch klimaat

Aanbevelingen en een ongestoorde ontwikkeling, omdat ieder jeugdverblijf hiervoor een eigen beleid

  • 1. 
    Maak op landelijk niveau duidelijke afspraken met gemeenten en de toezichthouheeft geformuleerd. De toezichthouders kunnen controleren of de jeugdverblijven zich

ders van de GGD, dat in het geval dat het aantal minderjarigen tijdelijk onder de aan de regels houden. Er zijn ook – kleine – overtredingen geconstateerd, die veelal snel

vier zakt, de wet en het bijbehorende toezicht onverminderd van toepassing blijven. gecorrigeerd konden worden.

Pas wanneer de gemeente en het jeugdverblijf overeenkomen dat structureel sprake In hoeverre de wet heeft bijgedragen aan het zo goed mogelijk waarborgen van de veiligzal

zijn van een verblijf met minder dan vier minderjarigen, zal de wet niet van

toepassing zijn. heid en de ongestoorde ontwikkeling van en het pedagogische klimaat voor kinderen die verblijven in een jeugdverblijf, kan door de toezichthouders echter slechts in beperkte

  • 2. 
    Maak op landelijk niveau duidelijke afspraken met gemeenten en de toezichthoumate in de dagelijkse praktijk waargenomen worden. De wetgever heeft er bewust voor ders van de GGD dat de wet van toepassing blijft bij (deel-)financiering door de gekozen om de vereisten die worden gesteld aan het kwaliteitskader niet dicht te reguleren.

Dit sluit enerzijds aan bij de rol die de overheid ten aanzien van de jeugdverblijven van het accent op controle (voldoet het jeugdverblijf aan de gestelde eisen) naar een voor zichzelf ziet: een basis om enige mate van toezicht te houden op een overigens stimulerende benadering (samen de kwaliteitseisen uitwerken en feedback geven op particulier initiatief, vanwege de kwetsbare positie van kinderen. Anderzijds bevat het basis van observatie in de praktijk).

kwaliteitskader daardoor ruimte voor jeugdverblijven om hun eigen beleid vorm te Om dit te realiseren is het nodig om de kwaliteitseisen op een beperkt aantal indicageven en zich te ontwikkelen, waar de toezichthouder met een stimulerende houding toren, in goed onderling overleg met de jeugdverblijven, uit te werken in observeerbare ook een bijdrage aan kan leveren (zie de Toelichting Besluit Jeugdverblijven). gedragstermen en meer gebruik te maken van de mogelijkheid tot observatie en het

Wij concluderen echter dat de Wet op de Jeugdverblijven daarmee op twee gedachten spreken van jongeren (en eventueel andere betrokkenen) om waar te kunnen nemen hinkt. Enerzijds lichte kwaliteitseisen, anderzijds wel toezicht vanwege de kwetsbare hoe aan die indicatoren in de praktijk vorm wordt gegeven. Goed onderling overleg is positie van kinderen. Dit blijkt voor de inspecteurs een lastige en onbevredigende situcruciaal, gezien de weerstand die wordt ervaren tegen observaties en het spreken met atie. Binnen de huidige werkwijze wordt gecontroleerd of de jeugdverblijven aan de minderjarigen.

eisen voldoen, maar is het zicht op de veiligheidssituatie en het pedagogische klimaat Deze vorm van ‘stimulerend toezicht’ lijkt recht te doen aan het particuliere karakter in de praktijk van de jeugdverblijven nog beperkt. Dit heeft te maken met drie factoren: van de jeugdverblijven. Op landelijk niveau kunnen de gezamenlijke jeugdverblijven,

  • 1. 
    De jeugdverblijven hebben de ruimte om hun eigen pedagogische beleid te overheid en toezichthouders vaststellen aan welke eisen de jeugdverblijven minimaal formuleren; moeten voldoen en op welke gebied een individueel jeugdverblijf met de toezicht
  • 2. 
    De kwaliteitseisen zijn op hoofdlijnen en niet in observeerbare gedragstermen houder afspraken kan maken om het veilige pedagogische klimaat door te ontwikkelen.

geformuleerd; Wij doen de volgende aanbevelingen, die binnen de huidige wet te realiseren zijn:

  • 3. 
    Er wordt door de toezichthouders nog weinig gebruik gemaakt van observatie van

activiteiten in de praktijk, van het spreken van jongeren, ouders en andere betrok Aanbevelingen kenen, en ook worden er weinig onaangekondigde inspecties verricht. 1. Maak landelijke afspraken over de wijze waarop het accent verschoven kan worden

Het toezicht mist dus concrete, observeerbare gedragstermen waarmee zij het pedanaar een stimulerende benadering van toezicht, zonder afbreuk te doen aan de controlerende taken.

gogische beleid van het jeugdverblijf kunnen beoordelen op basis van observatie in de

praktijk. Bovendien wordt er weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de wet 2. Formuleer op landelijk niveau in overleg met de jeugdverblijven gezamenlijk

biedt om te observeren en bijvoorbeeld met jongeren te spreken. concrete minimumeisen voor veiligheidsprotocollen en indicatoren voor een goed pedagogisch klimaat, in termen die in de praktijk kunnen worden waargenomen.

Uit de wet en bijbehorende toelichting spreekt de verwachting dat jeugdverblijven hun 3. Maak het spreken met minderjarigen en het observeren van activiteiten in de prakeigen

beleid vormgeven en dit verder ontwikkelen, waaraan de toezichthouder met een tijk een vast onderdeel van het toezicht.

stimulerende houding een bijdrage levert. De wet biedt de ruimte voor een verschuiving

5.3 Burgerschapsvorming en participatie (Kermes) en educatieve projecten samen met instellingen in de gemeente ziet men als

participatie. Participatie is voor velerlei uitleg vatbaar. Wij concluderen dat er hooguit In deze paragraaf komt de volgende vraag aan de orde: ‘In hoeverre worden met de wet een kleine toename is van educatieve en ondersteunende projecten met partners in de de burgerschapsvorming en de participatie in de samenleving van de jeugdigen in de gemeente.

jeugdverblijven bevorderd? 1. Werk op landelijk niveau gezamenlijk uit wat de jeugdverblijven met burgerschaps

Uit ons onderzoek kunnen wij concluderen dat de invulling van burgerschapsvorming vorming zouden moeten bereiken en welke thema’s daarvoor minimaal aan de orde

nog volop in ontwikkeling is. De wet heeft dit tot nu toe slechts in beperkte mate kunnen moeten komen.

bevorderen. Pas in de zomer van 2018 is de handleiding burgerschapsvorming uitge 2. Draag waar nodig zorg voor de ontwikkeling van de competenties van begeleiders bracht en hierin staan alleen de uitgangspunten. In sommige jeugdverblijven is het in de van jeugdverblijven op dit thema en faciliteer die ontwikkeling vanuit de overheid. praktijk nog niet uitgekristalliseerd. Ondanks dat de jeugdverblijven het geen primaire 3. Stimuleer uitwisseling tussen jeugdverblijven en scholen over burgerschapstaak

vinden, wordt er door de meeste van hen wel actief vorm aan gegeven. Er zijn wel vorming. De gemeente kan hierin een faciliterende rol spelen. grote verschillen in de bijeenkomsten en activiteiten die er op dit onderwerp georganiseerd

worden. 5.4 Controleerbaarheid en transparantie

De begrippen rond burgerschap zijn niet scherp geformuleerd in de wet en het besluit,

dus ieder geeft er op eigen wijze betekenis aan. De wet biedt een kader op hoofdlijnen, In deze paragraaf beantwoorden wij de volgende vraag: ‘In hoeverre heeft de wet het maar in de praktijk zouden op landelijk niveau afspraken gemaakt moeten worden effect bereikt dat de controleerbaarheid en transparantie van de situatie in de jeugdvertussen alle partijen over wat minimaal aan de orde moet komen bij burgerschapsvorblijven is vergroot?’

ming, bijvoorbeeld in themabijeenkomsten. Ook voor dit thema geldt dat toezichthou Wij concluderen dat door de wet als vervolg op de vrijwillige toetsing de controleerbaarders hierdoor meer houvast krijgen om in de praktijk te observeren hoe burgerschapsheid en de transparantie van de jeugdverblijven over het geheel genomen verder is toegevorming in bijvoorbeeld themalessen of discussiebijeenkomsten vorm krijgt. nomen, mede door het verplichtende karakter. Er is langzamerhand meer vertrouwen

Het is niet mogelijk om goed vast te stellen in hoeverre de wet de participatie van de gegroeid tussen gemeenten, toezichthouders en jeugdverblijven. De toezichthouders jongeren in de samenleving substantieel heeft bevorderd. Participatie wordt uitgelegd zien dat de jeugdverblijven zich over het algemeen meewerkend opstellen. Soms gaat als het volop meedoen in de samenleving. Jeugdverblijven zien goede onderwijspreshet toezenden van documenten wat traag, maar zij krijgen toegang tot alles wat nodig is taties en het slagen op de arbeidsmarkt als ultieme vormen van participatie in de om de wettelijke bepalingen te kunnen controleren.

Nederlandse samenleving. Ook het organiseren van activiteiten in de wijk, het helpen Het toezicht is nu vooral gericht op de controle van de bepalingen volgens het toetvan ouderen, of mensen in armoede, het organiseren van open dagen, buurtbazaars singskader (bijlage 3). Dit hangt samen met de bepalingen in de wet, die weinig houvast bieden wat betreft de kwaliteitseisen die in de pedagogische praktijk te zien zouden Handhaving moeten zijn. Zoals hiervoor ook aan de orde kwam, verkrijgen de inspecteurs door de De handhaving verloopt volgens de respondenten uit onze steekproef zonder noemenshuidige werkwijze geen goed beeld van de pedagogische praktijk in de jeugdverblijven waardige problemen. De jeugdverblijven werken volgens de gemeenten en toezichten als zij een beter beeld zouden krijgen, mist er een handzaam kader met observeerhouders in het algemeen goed mee om aan alle eisen te voldoen. De wet heeft daar als bare gedragstermen. Wij concluderen dat de controleerbaarheid vergroot kan worden een ‘stok achter de deur’ aan bijgedragen. Op grond van het inspectierapport kunnen als het pedagogische beleid van het jeugdverblijf meer in observeerbare gedragstermen gemeenten besluiten te handhaven. Gemeenten maken soms gebruik van handhabeschreven is en als het beleid in de praktijk geobserveerd en getoetst zou worden. vingsbrieven als er onregelmatigheden zijn aangetroffen. Er wordt meestal een termijn Eventueel zouden – in onderling overleg – landelijk vastgestelde minimumeisen hierbij gesteld. Op de gemeente Rotterdam na hebben gemeenten geen handhavingsbeleid. De extra houvast kunnen bieden. meeste geïnterviewde gemeenten hebben de indruk dat een apart beleid niet nodig is.

Onaangekondigd Aanbevelingen

Onaangekondigd bezoek of onaangekondigde onderdelen in het bezoek, maken het 1. Vergroot de controleerbaarheid en transparantie door in onderling overleg tussen mogelijk om beter onderbouwde uitspraken te doen over het pedagogische klimaat en toezicht en jeugdverblijf het pedagogisch beleid van het jeugdverblijf op een aantal

de ongestoorde ontwikkeling van de minderjarigen. Het behoort bij de standaardinkernpunten in observeerbare gedragstermen te beschrijven en toets deze termen in

strumenten van de toezichthouder. In de geest van de wet zou het bij het particuliere de praktijk door observatie en gesprekken met betrokkenen.

karakter van de jeugdverblijven passen om onderling goede afspraken te maken over de 2. Maak als toezicht gedoseerd gebruik van onaangekondigd bezoek, of onaangekonwijze waarop onaangekondigd bezoek kan plaatsvinden. Een gedoseerd gebruik van dit digde elementen tijdens een aangekondigd bezoek.

middel is nodig om de jeugdverblijven niet onnodig zwaar te belasten. 3. Ontwikkel als toezichthouders een model om de mate van intensiteit van het toezicht

te bepalen en pas dit in de praktijk toe. Frequentie

De wet vereist dat de toezichthouder tenminste eenmaal per jaar een bezoek aan het 5.5 Dialoog

jeugdverblijf brengt. Wij concluderen uit ons onderzoek dat het jaarlijkse bezoek op

zich een goede frequentie is, maar dat in de praktijk flexibel om kan worden gegaan met In deze paragraaf beantwoorden wij de volgende vraag: ‘In hoeverre heeft de wet het de uitgebreidheid van een inspectie. Wanneer de toezichthouder inschat dat de risico’s effect bereikt dat door de wet de dialoog tussen het jeugdverblijf en de gemeente is op overtredingen laag zijn, kan de intensiteit worden verminderd. vergroot?’

Wij concluderen dat de wet de dialoog tussen gemeenten en het jeugdverblijf slechts in

beperkte mate heeft vergroot. De goede contacten die er zijn, dateren meestal al uit de

periode van voor de wet. Er zijn wel positieve ervaringen, maar die zijn afkomstig van 5.6 Onbedoelde neveneffecten van de wet

een minderheid. Slechts zes van de zeventien gemeenten zouden regelmatig contact hebben met de jeugdverblijven. Dat beeld wordt bevestigd in onze steekproef. Een Er is ons gevraagd om te onderzoeken of er onbedoelde neveneffecten van de wet zijn, aantal gemeenten geeft zelf aan dat het geen grote prioriteit heeft. Zij zien geen directe en als die er zijn, hoe zij weggenomen kunnen worden.

noodzaak tot het intensiveren van het contact en laten de contacten met het jeugdver Er worden door de respondenten slechts enkele onbedoelde negatieve en positieve blijf aan de GGD over. De jeugdverblijven zelf zouden een regelmatig contact met de neveneffecten van de Wet op de Jeugdverblijven genoemd.

gemeente wel willen stimuleren.

Blijkens de toelichting in het Besluit Jeugdverblijven had de wetgever de bedoeling om Negatieve neveneffecten de in ontwikkeling zijnde beleidspraktijk mede door gemeenten en de lokale jeugdver Een onbedoeld neveneffect is dat de jeugdverblijven de wet, in vergelijking met het blijven gezamenlijk verder vorm te laten geven. Het lijkt ons dat hiervoor minimaal vrijwillige toetsingskader dat de jaren voorafgaand aan de wet functioneerde, hebben eens per jaar gestructureerd overleg nodig is. Hierdoor kan bij de doorontwikkeling ervaren als meer dwang en controle vanuit een bepaald wantrouwen. Het vrijwillige rekening worden gehouden met de lokale context. Het toenemende contact tussen de kader functioneerde naar hun idee goed en een ‘stok achter de deur’ was naar hun idee betrokken partijen zal naar verwachting leiden tot een situatie waarin er individueel niet nodig. Ook toezichthouders hebben gemerkt dat door de wet het zorgvuldig opgezicht en sturing vanuit de gemeente is ten behoeve van de veiligheid en het welzijn van bouwde vertrouwen onder druk is komen te staan. Wij concluderen dat juist omdat de de minderjarigen. Door de praktijk en het toezicht erop samen vorm te geven blijft de wet veel ruimte biedt en geen gedetailleerde kwaliteitscriteria kent, vertrouwen nodig gemeente het private karakter van de jeugdverblijven erkennen. is om goed toezicht te kunnen houden en het belang van het kind gezamenlijk voorop

te kunnen stellen.

Aanbevelingen De regeldruk wordt door alle ECN-jeugdverblijven uit de steekproef als een behoorlijk

  • 1. 
    Zorg als gemeente – los van het toezicht - voor minimaal eenmaal per jaar regulier

overleg met het jeugdverblijf of de jeugdverblijven in de gemeente. negatief neveneffect ervaren. Zij zijn van mening dat van hen dezelfde inzet en deskundigheid wordt verwacht als van publieke gesubsidieerde organisaties. Deze particu

  • 2. 
    Stimuleer vanuit het rijk de aanwezigheid van gemeenten op landelijke bijeenkomliere jeugdverblijven moeten het echter vooral hebben van de vrijwillige inzet en van sten en bespreek daar de mogelijkheden voor meer dialoog op lokaal niveau. medewerkers die veel werk verzetten in hun vrije tijd. Zij ervaren het als belastend dat

    zij binnen bepaalde termijnen allerlei documenten moeten aanleveren. Wij hebben

    gemerkt dat toezichthouders de belasting voor de jeugdverblijven laag proberen te

    houden.

    Wij constateren dat de jeugdverblijven geen subsidie of andere bijdragen vragen aan

    de overheid, maar dat de overheid wel veel vragen heeft aan de jeugdverblijven. In het belang van de kinderen is dat terecht, maar het vergt blijvende aandacht om de balans Voor zover wij kunnen nagaan is er in geen van deze twee sectoren sprake van toezicht niet door te laten slaan door disproportionele verwachtingen. op de burgerschapsvorming. Voor deze sectoren is dit eveneens een voordeel omdat het

In andere paragrafen hebben wij deze en de hierboven genoemde aanbeveling minder belastend is. De meer gedetailleerde kwaliteitseisen voor de kinderopvang en opgenomen. schippersinternaten passen bij een gesubsidieerde instelling, waar professionals werken

met jongere kinderen.

Positieve neveneffecten Voordelige aspecten die het toezicht op de jeugdverblijven mogelijk van de sector van Een positief effect is dat de jeugdverblijven, ondanks de aanvankelijke weerstand tegen schippersinternaten kan overnemen:

de wet, willen blijven meewerken aan de kwaliteit. Met het wettelijk kader voelen de

jeugdverblijven zich erkend. Het feit dat er door de GGD toezicht wordt gehouden heeft • de kwaliteitseisen en het toezichtkader zijn in onderling overleg bepaald;

een geruststellend effect op gemeenten, omwonenden en ook enigszins op de ouders. • er is minder frequent toezicht; •

tijdens toezicht wordt geobserveerd en gesproken met alle betrokkenen.

5.7 Vergelijking met andere sectoren Aanbeveling

Zorg ervoor dat de kwaliteitseisen niet verder worden uitgebreid. In vergelijking met Wat zijn de voor -en nadelen van de vorm en praktijk van het toezicht op de jeugdverbovengenoemde sectoren zou dat buiten proportie zijn. Zoals hiervoor is genoemd, blijven ten opzichte van het toezicht op enigszins vergelijkbare sectoren als de kinderkunnen sommige kwaliteitseisen in onderling overleg beter observeerbaar worden opvang en de schippersinternaten? gemaakt en kan er een minimumvariant met concrete indicatoren worden afgesproken,

Na vergelijking van het toezicht in de jeugdverblijven met het toezicht in de kinderzonder daarmee de belasting voor de jeugdverblijven groter te maken.

opvang, de schippersinternaten en de opvang van AMV-ers, kunnen wij concluderen

dat het toezicht op de jeugdverblijven redelijk intensief is. Het betreft immers parti 5.8 Tot slot

culier gefinancierde instellingen in het privédomein, die werken met vrijwilligers en

medewerkers die niet altijd een relevante opleiding hebben genoten. Bij de schipper Wij kunnen stellen dat de wet heeft bijgedragen aan de controleerbaarheid van het sinternaten is het toezicht veel minder frequent en bij de AMV-ers is er toezicht op veel beleid van de jeugdverblijven om een veilig pedagogisch klimaat te bieden. De GGD minder indicatoren. Het nadeel van een lagere frequentie kan zijn dat er minder zicht is kan goed beoordelen of aan een aantal vereisten wordt voldaan, zoals de Verklaringen op de praktijk. Een voordeel voor de internaten is dat zij minder belast worden. Toezicht Omtrent Gedrag, vertrouwenspersonen, etc. Maar het toezicht op de uitvoering in de op een beperkt aantal factoren biedt een minder gedetailleerd zicht op de praktijk, maar pedagogische praktijk komt nog niet goed genoeg van de grond. Dit hangt samen met maakt de uitvoerbaarheid eenvoudiger en is minder belastend voor de opvang van het feit dat de wet geen dichtgetimmerde kwaliteitseisen kent en het toezicht concrete minderjarigen. handvatten voor observatie van het pedagogisch klimaat ontbeert.

Wij hebben gemerkt dat de jeugdverblijven intrinsiek gemotiveerd zijn om te werken aan een veilig pedagogisch klimaat. In het algemeen zijn zij echter geen voorstander van observaties bij activiteiten, interviews met minderjarigen en onaangekondigd bezoek van de inspectie. Zij vinden dat niet passen bij een particulier initiatief. Toch kan er geen onafhankelijk toezicht zijn, zonder een goed beeld van de praktijk. Het is nog zoeken naar een goed evenwicht tussen controlerend en stimulerend toezicht. Dat laatste vergt openheid en transparantie. Reden temeer om het accent vanuit het toezicht te verschuiven van een controlerende naar een nog meer ondersteunende en stimulerende benadering. Dat kan de openheid en de motivatie om samen te zoeken naar verbeterpunten juist vergroten.

Een accentverschuiving van controlerend naar meer stimulerend toezicht kan ervoor zorgen dat er meer zicht komt op de praktijk. Dat kan door in onderling overleg tussen toezichthouder en jeugdverblijf het pedagogisch beleid van het jeugdverblijf op een aantal kernpunten in observeerbare gedragstermen te beschrijven en deze te toetsen in de praktijk door observatie en gesprekken met betrokkenen.

Wat betreft de transparantie: een aantal van de jeugdverblijven heeft de deur meer open gezet en een aantal andere is nog wat afwachtend. Bij sommige jeugdverblijven is zichtbaar dat het contact met gemeenten, lokale netwerken en scholen intensiever wordt.

Meer contact met de gemeente en scholen van de minderjarigen is aan te bevelen.

Bijlage 1: Jeugdverblijven in Nederland

ECN verblijven Gemeente J/M Aantal jongeren Bijzonderheden Verblijven voor kinderen van expats J/M Aantal jongeren Bijzonderheden

Stichting Rozentuin Almelo Jongens onbekend Bas Bouwlust Den Haag Gemengd 7 (2019) Stopt in september

2019

Stichting Eemsvoord Amersfoort Jongens 8 (2018) Internationale School

Stichting Ufuk Amsterdam Oost Meisjes 39 (2018) Eerde Ommen Gemengd 35 (2017)

Stichting Ekmel Amsterdam West Jongens 53 (2018)

Stichting Erdem Amsterdam West Meisjes 43 (2018) Verblijven van Milli Görüs J/M

Aantal jongeren Bijzonderheden

Stichting Elmas Arnhem Noord Meisjes 23 (2018) Schoolinternaat El-Biruni Rotterdam Jongens 7 (2019) Tijdelijk gesloten, stopt Stichting Lale Arnhem Zuid Jongens 57 (2018) mogelijk definitief

Stichting Respect Breda onbekend onbekend Geen inspectie geweest

Stichting Zonnebloem Den Bosch onbekend onbekend Geen inspectie geweest

Stichting Haagseveld Den Haag Meisjes 16 (2018)

Stichting Fazilet Dordrecht Jongens 30 (2018)

Stichting Seda Dordrecht Meisjes 19 (2019)

Stichting Ender Enschede Jongens 3 (2018)

Stichting Sedef Helmond Meisjes 22 (2018)

Stichting Mozaik Nijmegen Jongens 12 (2016)

Vereniging ABI Rotterdam West Jongens 40 (2019)

Stichting Manolya Rotterdam Zuid Meisjes 30 (2018)

Stichting Olgun Soest Meisjes onbekend

Stichting Vefa/St. EC OH Utrecht Meisjes 20 (2018)

Stichting Oranje Horizon Utrecht Jongens 76 (2019)

Stichting Schakel Venlo Jongens 10 (2018)

Stichting Mizaan Zaandam Jongens 15 (2019)

Bijlage 2: Vergelijking vrijwillig en wettelijk kader

Hieronder de vergelijking van de Wet op de Jeugdverblijven met het vrijwillig kwali GGD te ontwikkelen toetsingskader kunnen de lokale GGD-en in opdracht teitskader dat tot medio 2016 gebruikt werd. van de gemeenten en in samenwerking met de brancheorganisatie gezamenlijk

uitvoering geven aan het toezicht.”

1 Begripsbepaling 2 Waarborgen van de veiligheid van kinderen

1 Thema

Voldoet de instelling aan begripsbepaling jeugdverblijf? 2A Thema

Wet Veilige en gezonde werk en leefomgeving

  • • 
    Instelling die niet door de Nederlandse overheid wordt bekostigd Wet
  • • 
    In de instelling overnachten tenminste 4 minderjarigen gedurende een halfjaar • Aanwezigheid van een gediplomeerd EHBO-er

meer dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband. Hier moeten • Motivering verhouding aantal vrijwilligers op minderjarigen schoolvakanties buiten beschouwing worden gehouden. • Wijze van zorg voor een veilig en gezond leefklimaat in het jeugdverblijf.

  • • 
    In de wet wordt de term “jeugdverblijf” gehanteerd: “inrichting, niet door een Waaronder:

Nederlandse overheid of krachtens een wettelijke voorschrift bekostigd, waar • Agressie en discriminatie

ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van • Alcohol en drugs de tijd buiten familie of gezinsverband overnachten of naar verwachting zullen • Kindermishandeling overnachten” • Pesten

Afwijkend in vrijwillige kader • Waarborg dat de houder van het verblijf of een vervanger altijd bereikbaar is.

  • • 
    Definitie term “instelling”: “individuen of groepen die een privaat gefinancierde Afwijkend in vrijwillige kader

instelling beheren. In de praktijk kunnen de beheerders de vorm van een stich• In het kwaliteitskader staat dat er gestreefd moet worden naar dat altijd een

ting, vereniging of een andere rechtspersoonlijkheid hebben die geregistreerd geschoolde BHV medewerker aanwezig is, in plaats van zoals in de wet er altijd

zijn in het betreffende register van de Kamer van Koophandel”

  • • 
    een EHBOer moet zijn. Er wordt een beperking gelegd op om wat voor kinderen het gaat: “Het betreft • In het kwaliteitskader staat dat er voldoende medewerkers/vrijwilligers de

    hier kinderen die regulier voortgezet onderwijs volgen.”

  • • 
    benodigde herhalingscursussen BHV/EHBO moeten volgen, wat in de wet niet Definitie “toezicht(houder)”: “Toezicht als onderdeel van het kwaliteitskader. terugkomt.

    Aan de hand van het door de brancheorganisatie in oprichting en de (landelijke)

  • • 
    In het kwaliteitskader staat dat de instelling een ontruimingsplan heeft die 2C Thema

door de brandweer is gezien, het brandblusapparatuur en brandmeldsystemen Personeelsbeleid

worden periodiek gecontroleerd en jaarlijks vindt er een ontruimingsoefening

plaats en deze wordt geëvalueerd. Dit staat niet in de wet. Wet

  • • 
    In het kwaliteitskader staat niet dat er gewaarborgd moet worden dat de houder • In de kwaliteitsvoorschriften staan taken en functies inclusief verantwoordelijkvan

    het verblijf of vervanger altijd bereikbaar is en ook de motivering van de heden en bevoegdheden van werknemers en vrijwilligers vermeld.

verhouding aantal vrijwilligers op minderjarigen staat niet in het kader • Aannamebeleid met daarin gewenste competenties voor nieuwe werknemers

2B Thema en vrijwilliger (onderscheiden van elkaar).

Klachtenbeleid voor ouders en minderjarige Afwijkend in vrijwillige kader • In het kader staat ook dat in het aannamebeleid moet staan wat de gevraagde

Wet pedagogische competenties zijn voor nieuwe medewerkers cq vrijwilligers.

  • • 
    Helder bij wie een klacht neergelegd kan worden. • Daarnaast staat in het kader ook dat de instelling aandacht moet besteden aan
  • • 
    Helder binnen welke termijn een mondelinge of schriftelijke klacht wordt verzuim en reintegratie, wat niet in de wet staat.

afgehandeld (zie Artikelsgewijze toelichting, Artikel 4, pagina 9 van Besluit 2D Thema

jeugdverblijven).

  • • 
    Klacht wordt door onafhankelijk persoon behandeld. Bezit Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
  • • 
    Jaaroverzicht van behandelde ingediende klachten. Wet
  • • 
    Waarborg dat ouders, minderjarige, werknemers en vrijwilligers op de hoogte • Houder dient voor alle structurele betrokkenen in het jeugdverblijf VOG aan te

    van het klachtenbeleid. vragen en in bezit te hebben.

Afwijkend in vrijwillige kader Afwijkend in vrijwillige kader

  • • 
    Staat niet in het kader dat de klachten door een onafhankelijk persoon moeten • Anders: de wet zegt “structurele betrokkenen” en het kader maakt onderscheid

    worden behandeld. tussen bestuursleden, beroepskrachten en structurele vrijwilligers:

  • • 
    Staat niet in het kader dat helder moet zijn bij wie een klacht neergelegd kan • De instelling heeft de volgende zaken met betrekking tot de Verklaring Omtrent

    worden (wel dat bekend moet zijn wie de vertrouwenspersoon is en hoe deze te het Gedrag (VOG) gewaarborgd:

bereiken is). • De bestuursleden zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag

  • • 
    Staat niet in het kader dat er een jaaroverzicht gemaakt moet worden van de niet ouder dan 2 maanden voor indiensttreding

behandelde klachten.

  • • 
    De beroepskrachten (indien in dienst) zijn in het bezit van een Verklaring 4 Pedagogisch klimaat, waaronder burgerschapsvorming

Omtrent het Gedrag niet ouder dan 2 maanden voor indiensttreding.

  • • 
    Structurele vrijwilligers zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent het

Gedrag voor de aanvang van werkzaamheden. 4A Thema

Missie en doelen jeugdverblijf

3 Ongestoorde ontwikkeling van de kinderen Wet

In het kwaliteitskader betreffende de missie en de visie van het jeugdverblijf staan

3A Thema beschreven:

Vastgesteld kwaliteitskader en beleid • Doelen van het verblijf.

Wet • Normen en waarden die in het jeugdverblijf worden gehanteerd en die de

  • • 
    Zoals bedoeld in artikel 3: meldplicht, vertrouwenspersoon, VOG, bestuurslaag houder aan de minderjarige wil meegeven.

gemeente geëquipeerd voor houden van toezicht, bezoek toezichthouder 1x p.j., • Beschrijving doelgroep. sluitingsbevoegdheid burgemeester. • Bestaansrecht, waarom is het jeugdverblijf opgericht, welke doelen en ambities

3B Thema (zie Artikelsgewijze toelichting, Artikel 2, pagina 8 van Besluit jeugdverblijven).

Waarborgen van ontwikkeling Afwijkend in vrijwillige kader Anders dan in de wet (extra):

Wet

  • • 
    • Missie en visie worden op de volgende punten extra uitgewerkt: De missie bevat Beschreven in pedagogisch beleidsplan, oa de mogelijkheden voor minderjaook het werkterrein en intenties. Daarnaast is het uitgangspunt bij de normen,

rige tot de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competenties. waarden en overtuigingen de oriëntatie op de Nederlandse samenleving.

Afwijkend in vrijwillige kader

  • • 
    • De visie bevat een consistente blik op de toekomst van de instelling, geeft Ontwikkeling van het kind komt alleen op de volgende manier terug in het gewenste situaties aan. De visie bevat ook de volgende twee elementen die niet

kwaliteitskader: in de wet terugkomen: kernwaarde/signatuur van de instelling en kernkwaliteit

  • • 
    de instelling verwijst door naar netwerkorganisaties bij zorgen over ontwikvan de instelling.

keling en gezondheid van een kind.

  • • 
    • De instelling beschrijft de organisatiestructuur (met een organogram) en overleger is kennis van de relevante samenwerkingsorganisaties in de gemeente. en besluitvormingsstructuur: instellingen beschrijven de overlegvormen die er

    zijn binnen de instelling en instellingen beschrijven besluitvormingsprocessen

    • • 
      Het beschrijven van de doelgroep wordt niet genoemd in het kader.

4B Thema Controleerbaarheid en transparantie vergroot

Pedagogisch beleidsplan bevat een beschrijving van:

Wet 5A Thema

  • • 
    De wijze waarop emotionele veiligheid van minderjarige in het jeugdverblijf Leesbaarheid en begrijpelijkheid kwaliteitsvoorschriften

wordt gewaarborgd. Wet

  • • 
    De mogelijkheden voor minderjarige tot de ontwikkeling van hun persoonlijke • Voorschriften zijn leesbaar en begrijpelijk en worden ter beschikking gestel aan

    en sociale competenties. werknemers, vrijwilligers, minderjarige en ouders.

  • • 
    De wijze waarop invulling gegeven wordt aan burgerschapsvorming.
  • • 
    Afwijkend in vrijwillige kader De invulling van straffen, schorsen en verwijderen. • Komt niet terug in het kwaliteitskader dat de voorschriften leesbaar en begrijpelijk Het gebruik van sociale media. moeten zijn.

Afwijkend in vrijwillige kader Wel staat er dat de instelling in ieder geval de volgende elementen opneemt in de

Anders in het kwaliteitskader: beschrijving van het primair proces:

Het pedagogisch beleidsplan beschrijft: Medewerkers moeten bekend zijn met algemene informatieverstrekking aan ouders en • De pedagogische visie en uitgangspunt De instelling beschrijft haar visie op jongeren en prtocollen omtrent:

het pedagogisch klimaat en hoe deze visie in de praktijk vorm krijgt. Bij het • agressie en discriminatie, beschrijven van de pedagogische visie wordt in iedere geval aandacht besteed • alcohol en drugs,

aan:

  • • 
    • straffen, schorsen en verwijderen, De uitgangspunten (signatuur) van de instelling.
  • • 
    • pesten, Personeelsbezetting per team. • sociale media en kindermishandeling.
  • • 
    Pedagogisch beleid, schoolbegeleiding, verhouding instelling/ouders/

school, verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet, huisregels, 5B Thema

activiteiten, vrije tijdsbesteding, medewerkers- en vrijwilligersbeleid, rond Verslaglegging ten aanzien van beleid en doelstellingen van het leiding en kosten. jeugdverblijf

  • • 
    De wijze waarop emotionele veiligheid van minderjarige in het jeugdverblijf

wordt gewaarborgd en de mogelijkheden voor minderjarige tot de ontwik Wet

keling van hun persoonlijke en sociale competenties uit de wet staan niet in • Omschrijving waarop beleid jaarlijks wordt geëvalueerd + eventuele aanpashet

kwaliteitskader. singen. Gedacht kan worden aan een jaarverslag, waarin het beleid (jaarplan)

van het afgelopen jaar wordt geëvalueerd. Het inspectierapport zou kunnen • De wijze van schriftelijke bekendmaking aan de ouders en de minderjarigen wie

dienen als input voor evaluatiegesprekken. Ook kunnen ouders, de verblijde vertrouwenspersoon is, staat wel in de wet maar niet in het kader.

vende minderjarigen, de werknemers of vrijwilligers worden geconsulteerd. • Over de aanwezigheid van de vertrouwenspersoon staat niets vermeld in het

(zie Artikelsgewijze toelichting, Artikel 5, pagina 9 van Besluit jeugdverblijven) kader.

Afwijkend in vrijwillige kader 5D Thema

De instelling maakt jaarlijks een “jaarplan” en een “jaarverslag” op Jaarlijks bezoek van de toezichthouder (Inspectie)

5C Thema Wet

Positie en betrokkenheid minderjarige/ouders • Uitvoering van de jaarlijkse bezoeken van de toezichthouder.

Wet • Rapportage van de resultaten van het bezoek.

  • • 
    Mogelijkheid tot inspraak t.a.v. beleid jeugdverblijf (Ouderraad of Jongerenraad). Afwijkend in vrijwillige kader
  • • 
    1x per jaar evaluatiegesprek met ouders over beleid en/of de minderjarige. Staat niks over in het kwaliteitskader. • Ouders en minderjarige hebben beschikking over kwaliteitsvoorschriften. Bij Uitvoering van toezicht staat dat aan de hand van het toezichtskader de lokale GGD • Aanwezigheid en bereikbaarheid van een onafhankelijk contactpersoon en in opdracht van de gemeenten en in samenwerking met de brancheorganisatie geza(vertrouwenspersoon),

beschrijving van de taken en waarborgen van de menlijk uitvering geven aan het toezicht onafhankelijkheid.

  • • 
    De wijze van schriftelijke bekendmaking aan de ouders en minderjarigen wie de Bevorderen (vergroot) van de dialoog tussen jeugdverblijf en gemeente

    vertrouwenspersoon is (zie Artikel 3.d, pagina 2 van Besluit jeugdverblijven).

Afwijkend in vrijwillige kader 6 Thema

Anders dan de wet: Dialoogvorming tussen JV en (bestuurslaag)gemeente

  • • 
    1x per jaar een evaluatiegesprek met ouders over beleid en/of de minderjarige vergroten

en ouders en minderjarige hebben beschikking over kwaliteitsvoorschriften Wet

zoals in de wet staat, staat niet in het kader. • Tijdens contact (over rapportage) gemeente en JV is burgerschap een onderwerp

  • • 
    Tweejaarlijkse periodieke meting van tevredenheid onder ouders, kinderen en • Gemeente gaat het gesprek aan met het JV over het kwaliteitskader.

medewerkers ter verbetering van de kwaliteit. Afwijkend in vrijwillige kader

Komt niet terug in het kwaliteitskader

Uitvoerings en handhavingsaspecten Bevorderen participatie (m.n. door burgerschapsvorming)

7 Thema 9 Thema

Uitvoerings- en handhavingsaspecten Wet

Wet • Activiteiten en projecten worden georganiseerd in het kader van burgerschaps•

Meldplicht. vorming, waarin bijvoorbeeld aandacht is voor bevorderen maatschappelijke • Recht op binnentreding. en politieke participatie, versterken van sociale samenhang in de buurt, behan• Bevoegdheid burgemeester om jeugdverblijf te sluiten. delen van maatschappelijke vraagstukken.

Afwijkend in vrijwillige kader • Er wordt een positieve bijdrage aan burgerschapsvorming verwacht, ter bevor

Niet in het kwaliteitskader dering van de sociale integratie (zie Artikelsgewijze toelichting, Artikel 8, pagina 11 van Besluit jeugdverblijven).

Toezicht op jeugdverblijven Afwijkend in vrijwillige kader

Anders:

8 Thema • De instelling bevordert burgerschapsvorming en beschrijft in haar pedagogi

Uitvoering van het toezicht op jeugdverblijven sche visie hoe dit vorm krijgt. •

De instelling ontplooit sociale activiteiten (sportdag, opendag etc.) in de buurt.

Wet

  • • 
    Binnen de onderwijsondersteunende rol van de instellingen wordt aandacht Jaarlijks bezoek op locatie van 2 uur. • besteed aan de ontwikkeling van de Nederlandse taal. Rol gemeente (= opdrachtgever uitvoeren inspectiebezoek).

en GGD (= uitvoerder inspectie).

  • • 
    Wetsartikelen die niet in het kwaliteitskader terug te vinden zijn Rapportage.
  • • 
    Tijd hoor-wederhoor.
  • • 
    10 Thema Handhaving. • Artikel 2: de houder doet van het in stand houden van een jeugdverblijf onver

Afwijkend in vrijwillige kader wijld eenmalig mededeling aan het college.

  • • 
    Gemeente is opdrachtgever in samenwerking met de brancheorganisatie • Artikel 5, Artikel 7 t/m 14.

Extra domeinen in het kwaliteitskader die niet in de wet genoemd worden

11 Afwijkend in vrijwillige kader

Domein 3: kwaliteit

Elementen die niet terugkomen in de wet:

De beschrijving van het primair proces betreft de procesbeschrijving van het (uitvoerende) werk van de medewerkers op de werkvloer. Hierbij beschrijft de instelling in iedere geval de route van “inschrijving en intake”.

Inschrijving en intake: De instelling neemt in ieder geval de volgende elementen op:

  • • 
    Wenperiode (er worden afspraken gemaakt over de wenperiode) • Plaatsingsovereenkomst. Bij plaatsingsovereenkomst is het van belang dat het

principe van drie keer “ja” wordt ge-hanteerd (instemming instelling, ouder en jongere).

  • • 
    Inschrijving GBA: Instellingen wijzen ouders erop dat hun kinderen overeenkomstig

de GBA ingeschreven dienen te staan op het adres van de instelling. Verbeteren kwaliteit: De instelling beschrijft hoe de kwaliteit van de dienstverlening continu verbeterd kan worden. Met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit dient de instelling minstens aan het volgende te voldoen:

  • • 
    tweejaarlijkse periodieke meting van tevredenheid onder ouders, kinderen

en medewerkers.

  • • 
    jaarlijkse visitatie collega-instellingen.

Bijlage 3: Toetsingskader

Hieronder staan de eisen uit de wet- en regelgeving die als toetsingskader worden

gebruikt door de toezichthouder. Domein 1 Algemeen

De missie en visie omvatten:

Domein 0 Jeugdverblijf de doelen van het jeugdverblijf;

de normen en waarden van het jeugdverblijf;

Jeugdverblijf in de zin van de wet, Art.1 Wet; Art. 1 Besluit een beschrijving van de doelgroep van het jeugdverblijf.

De instelling is niet door een Nederlandse overheid of krachtens een wettelijk voorschrift Verslaglegging beleid Art.3 Wet; Art.5 Besluit

bekostigd. In het kwaliteitskader staat beschreven hoe het beleid jaarlijks wordt geëvalueerd en even

In de instelling overnachten ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer tueel aangepast.

dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband, of zullen dit naar verwachting doen. Over elk afgelopen schooljaar stelt de instelling een evaluatie van de kwaliteitsvoorschriften uit het kwaliteitskader op, voor 1 januari van het daaropvolgende schooljaar. De wijze waarop de evaluatie wordt vormgegeven, is vrij.

Domein 1 Algemeen

Kwaliteitskader Art.3 Wet; Art.9 Besluit

Het jeugdverblijf heeft een kwaliteitskader met kwaliteitsvoorschriften.

De kwaliteitsvoorschriften zijn voor de werknemers, vrijwilligers, jongeren en hun ouders leesbaar en begrijpelijk.

Het jeugdverblijf stelt het kwaliteitskader met kwaliteitsvoorschriften ter beschikking aan werknemers, vrijwilligers, jongeren en hun ouders.

De houder draagt zorg dat binnen het jeugdverblijf voldaan wordt aan de kwaliteitsvoorschriften.

Missie en Visie Art.3 Wet; Art.2 Besluit

De missie en visie van de het jeugdverblijf zijn duidelijk omschreven in het kwaliteitskader.

Domein 2 Veiligheid Domein 3 Inspraak en klachtenbeleid

Veilige en gezonde werk- en leefomgeving Art.3 Wet; Art.6 Besluit Positie en betrokkenheid jongeren en hun ouders Art.3 Wet; Art.3 Besluit

Het jeugdverblijf geeft in het kwaliteitskader aan hoe zij zorgdraagt voor een veilige en In het kwaliteitskader staat:

gezonde werk- en leefomgeving. • wat de mogelijkheden zijn tot inspraak en betrokkenheid van minderjarigen en ouders ten

aanzien van het beleid van het jeugdverblijf;

Handelen in geval van calamiteiten Art.3 Wet; Art.6 Besluit • dat het jeugdverblijf ten minste eenmaal per jaar 4 evaluatiegesprekken houdt met de ouders; • hoe het jeugdverblijf de kwaliteitsvoorschriften ter beschikking stelt aan de jongeren en hun

Er is te allen tijde minimaal één werknemer of vrijwilliger aanwezig met een geldig ouders;

EHBO-diploma. • Hoe het jeugdverblijf aan de jongeren en hun ouders schriftelijk bekend maakt wie de vertrouwenspersoon

is en hoe deze is te bereiken;

Het jeugdverblijf motiveert in het kwaliteitskader de verhouding tussen het aantal mede• hoe de vertrouwelijkheid en onafhankelijkheid van deze persoon is gewaarborgd en wat de

2

werkers en het aantal gelijktijdig aanwezige jongeren . taken en de bevoegdheden van deze persoon zijn.

De kwaliteitsvoorschriften beschrijven hoe is gewaarborgd dat de houder, dan wel diens Klachtenbeleid Art.3 Wet; Art.4 Besluit vervanger, te allen tijde bereikbaar is. Het kwaliteitskader omvat een klachtenprocedure voor jongeren en hun ouders. Afspraken Art.3 Wet; Art.6 Besluit De klachtenprocedure beschrijft in ieder geval:

Het jeugdverblijf legt in het kwaliteitskader afspraken vast m.b.t. de volgende onderwerpen: • bij wie een klacht wordt ingediend;

  • • 
    agressie en discriminatie, • dat behandeling van een klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de
  • • 
    alcohol en drugs, klacht betrekking heeft, betrokken is geweest;
  • • 
    pesten, • binnen welke termijn de klacht wordt behandeld;

• •

dat er jaarlijks 5 schriftelijk verslag wordt gedaan over de behandeling van de ingediende

kindermishandeling 3 . klachten;

  • • 
    en de wijze waarop wordt gewaarborgd dat ouders, minderjarigen, werknemers en vrijwilligers

De houder van het jeugdverblijf zorgt er voor dat medewerkers, jongeren en hun ouders op de hoogte zijn van het klachtenbeleid. bekend zijn met de inhoud van deze afspraken. Vertrouwenspersoon jongeren en hun ouders Art.4 Wet; Art.3 Besluit De medewerkers handelen naar deze afspraken. Het jeugdverblijf heeft een vertrouwenspersoon voor jongeren en hun ouders.

De onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon is gewaarborgd.

2 Uit het vrijwillig toezicht is gebleken dat één werknemer/vrijwilliger op twintig minderjarigen een werkbare norm is. (Besluit op de jeugdverblijven, Artikelsgewijze toelichting, Artikel 6)

3 Als handreiking kunnen de houders van een jeugdverblijf gebruik maken van een model «algemeen beleidsplan» en protocollen «ongewenst gedrag», «alcohol en drugs», «kindermishandeling» en «pesten», ontwikkeld voor 4 De toezichthouder leest ‘jaar’ hier als ‘schooljaar’. het vrijwillig toezichtstraject. Deze modellen kunnen elektronisch ter beschikking worden gesteld. Dit wordt

gecommuniceerd met de jeugdverblijven. (Besluit op de jeugdverblijven, Artikelsgewijze toelichting, Artikel 6) 5 De toezichthouder leest ‘jaarlijks’ hier als ‘van elk afgelopen schooljaar’.

Domein 3 Inspraak en klachtenbeleid Domein 5 Pedagogisch beleid en klimaat

De vertrouwenspersoon is niet de houder en is op geen enkele wijze werkzaam voor de Pedagogisch beleidsplan6Art.3 Wet; Art.8 Besluit houder.

Het kwaliteitskader omvat een pedagogisch beleidsplan. De vertrouwenspersoon is geen bloed- of aanverwant t/m 3e graad of de wettelijke vertegenwoordiger van een jongere in het jeugdverblijf. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft de voor de instelling kenmerkende visie op de

omgang met jongeren en hoe deze visie in de praktijk vorm krijgt.

Domein 4 Personeelsbeleid Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop de emotionele veiligheid van de minderjarigen binnen het

Taak- en functieomschrijving Art.3 Wet; Art.7 Besluit jeugdverblijf wordt gewaarborgd.

De taak- en functieomschrijving omvat van alle medewerkers en vrijwilligers een actuele Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen in ieder geval omschrijving van taken en functies, inclusief de bijbehorende verantwoordelijkheden en een beschrijving van de mogelijkheden voor minderjarigen tot de ontwikkeling van hun bevoegdheden. persoonlijke- en sociale competenties.

Medewerkers- en vrijwilligersbeleid Art.3 Wet; Art.7 Besluit Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan burgerschapsvorming.

Het kwaliteitskader omvat een aannamebeleid dat de gewenste competenties omvat voor

nieuwe medewerkers en vrijwilligers. Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen in ieder geval een beschrijving van het gebruik van de maatregelen straffen, schorsen en verwijderen.

Verklaring omtrent het gedrag (VOG) Wet, Art.6 Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen in ieder geval een

De houder is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van zichzelf en beschrijving van het gebruik van sociale media.

van een ieder die in het jeugdverblijf niet-incidenteel in contact kan komen met de minderjarigen

of hun ouders.. De houder van het jeugdverblijf zorgt er voor dat medewerkers, vrijwilligers, jongeren en hun ouders bekend zijn met de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

De verklaringen omtrent gedrag zijn niet ouder dan drie maanden voor indiensttreding. De medewerkers en vrijwilligers van het jeugdverblijf handelen naar de inhoud van het

pedagogisch beleidsplan.

6 Als handreiking kunnen de houders gebruik maken van een model «pedagogisch beleidsplan» en protocollen

«sanctiebeleid» en «(sociale) media», ontwikkeld voor het vrijwillig toezichtstraject. Deze modellen kunnen door GGD GHOR Nederland elektronisch ter beschikking worden gesteld. Dit wordt gecommuniceerd met de jeugdverblijven.

Bijlage 4: Lijst geïnterviewde personen per jeugdverblijf

Jeugdverblijf GGD en gemeente Medewerkers Jongeren Ouders Scholen

  • • 
    Leiding

Elmas • toezichthouder GGD Enschede • ambtenaar gemeente Arnhem • Klachtenfunctionaris Drie meisjes Twee vaders Docent / mentor

  • • 
    Begeleider

Bas Bouwlust • twee toezichthouders GGD Haaglanden • Leiding • jurist handhaving gemeente Den Haag • Begeleider Een jongen X X

  • • 
    Leiding (bestuur)

Seda • toezichthouder GGD Zuid- Holland Zuid • adviseur Gemeente Dordrecht • Coördinator van het Educatief Centrum Twee meisjes Een vader School 1: Coördinator en mentor

  • • 
    Drie begeleiders School 2: Docent
  • • 
    Directeur

Eerde • toezichthouder GGD Ommen • strategisch beleidsadviseur wmo, jeugd, gemeente Ommen • Twee boarding parents Twee meisjes X Docent

  • • 
    Vertrouwenspersoon

Sedef • toezichthouder GGD Brabant-Zuidoost • Externe coördinator • ontwikkelaar sociaal domein gemeente Helmond • Twee begeleiders Een meisje Een vader School 1: Docent/ mentor School 2:Coördinator brugklas

  • • 
    toezichthouder GGD Rotterdam-Rijnmond • Coördinator van het Educatief Centrum Abi • beleidsmedewerker Toezicht en Handhaving gemeente • Vertrouwenspersoon Drie jongens Drie moeders Coördinator en mentor

Rotterdam • Twee begeleiders

Oranje • twee toezichthouders GGD regio Utrecht • Coördinator van het Educatief Centrum

Horizon • juridisch beleidsmedewerker gemeente Utrecht • Begeleider Twee jongens Twee vaders Directeur • Lid klachtencommissie

  • • 
    toezichthouder GGD Amsterdam • Coördinator van het Educatief Centrum

Mizaan • ambtenaar maatschappelijk domein gemeente Zaanstad • Vertrouwenspersoon Drie jongens Twee moeders Directeur

  • • 
    handhavingsjurist gemeente Zaanstad • Begeleider Een vader

Bijlage 5: Interviews met landelijke vertegenwoordigers en experts

Interviews met landelijke vertegenwoordigers en experts

Dhr. X. Bezuijen Voorzitter raad van bestuur, Stichting Meander Internaten en gezinshuizen

Dhr. H. I. Karaaslan Docent maatschappijleer en burgerschap , Sociaal ondernemer

Mw. J. Korfage Coördinator toezicht op privaat gefinancierde jeugdverblijven, GGD GHOR Nederland

Dhr. R. van Oordt Eigenaar Projectbureau Zasja, ondersteuner ontwikkeling jeugdverblijven

Dhr. A. Özler Voorzitter stichting Educatieve Centra Nederland (ECN)

Hoogleraar Antropologie, leerstoel ‘Islam in Europese samen Dhr. T. Sunier levingen’, voorzitter NISIS (Landelijke onderzoekschool

islamstudies)

Bijlage 6: Deelnemers klankbordgroep

Deelnemers klankbordgroep

Mw. K. Avdic GGD Rotterdam-Rijnmond

Dhr. M.P.M. Bos Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Dhr. K. van den Brand Gemeente Amersfoort (2e bijeenkomst)

Dhr. F. Demirtas Educatie Centrum Nederland (ECN)

Mw. J. Korfage GGD GHOR Nederland

Dhr. A. Özler Educatie Centrum Nederland (ECN)

Mw. I. Votel Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Mw. A. van Vulpen Gemeente Amersfoort (1e bijeenkomst)

Dhr. R. Zandvliet Gemeente Amsterdam

Bijlage 7: Deelnemers expertmeeting

Deelnemers expertmeeting

Mw. J. Achahchah Movisie

Dhr. M.P.M. Bos Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Dhr. Prof. Dr. A. B. Dijkstra Inspectie van het Onderwijs

Dr. Mw. H. Hèskes Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

Dhr. R. van Oordt Projectbureau Zasja

COLOFON

Opdrachtgever Ministerie van VWS,

 in samenwerking met het Ministerie van SZW Auteur Drs. H. Bellaart Drs. A. Hamdi Dr. M. van Rooijen

Met medewerking van M. Day, MSc

    F. Stoutjesdijk, MSc

Em. prof. dr. T. Pels M.L. Iqbal, MSc F. Ysebaert

Omslag Ontwerppartners, Breda

Foto omslag Hollandse Hoogte / Bert Spiertz

Uitgave Verwey-Jonker Instituut

    Kromme Nieuwegracht 6

    3512 HG Utrecht

T (030) 230 07 99 E secr@verwey-jonker.nl I www.verwey-jonker.nl

De publicatie kan gedownload worden via onze website: http://www.verwey-jonker.nl.

ISBN 978-90-5830-950-1

© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2019.

Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut.

Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.

The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute. Partial reproduction of

the text is allowed, on condition that the source is mentioned.

Op 1 juli 2016 is de Wet op de Jeugdverblijven in werking getreden. Dit betreft privaat gefinancierde verblijven waar jongeren van twaalf tot achttien jaar overnachten. De wet heeft als doel de veiligheid, het pedagogische klimaat en de ongestoorde ontwikkeling van de minderjarigen zoveel mogelijk te waarborgen. Met de wet beoogt de overheid de controleerbaarheid, de transparantie en de dialoog tussen gemeente en jeugdverblijf te vergroten. In opdracht van de ministeries van VWS en SZW onderzocht het Verwey-Jonker Instituut of de wet voldoende basis biedt om het doel en de beoogde effecten te bereiken. Wij concluderen dat de wet heeft bijgedragen aan de controleerbaarheid van het beleid van de jeugdverblijven om een veilig pedagogisch klimaat te bieden. Het toezicht op de uitvoering in de praktijk is echter nog niet goed van de grond gekomen. Dit hangt samen met het feit dat er bewust voor is gekozen om geen dichtgetimmerde kwaliteitseisen te stellen, maar de jeugdverblijven het eigen beleid te laten formuleren. Tegelijkertijd wordt wel verwacht dat de toezichthouders van de GGD zich een beeld kunnen vormen van het pedagogische klimaat. Een accentverschuiving van controlerend naar meer stimulerend toezicht kan ervoor zorgen dat er meer zicht komt op de praktijk. In ons rapport doen we aanbevelingen over hoe dit te bereiken.

verwey-jonker instituut t 030 230 07 99 Kromme Nieuwegracht 6 e secr@verwey-jonker.nl 3512 HG Utrecht I www.verwey-jonker.nl

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.