Tweede voortgangsrapportage over het programma Geweld hoort nergens thuis (bijlage bij 28345,nr.223)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Tweede voortgangsrapportage over het programma Geweld hoort nergens thuis (bijlage bij 28345,nr.223)
Document­datum 02-07-2019
Publicatie­datum 03-07-2019
Nummer 2019D28939
Kenmerk 28345, nr. 223
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Geweld hoort nergens thuis

Tweede voortgangsrapportage over het programma Geweld hoort nergens thuis

Een nationaal meerjarenprogramma in opdracht van de ministeries van VWS en JenV en de VNG

2 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Inhoud

Managementsamenvatting 3

1 Inleiding 8 1.1 Fasering 8 1.2 Volgen van de voortgang 9

2 Pijlers programma GHNT 11 2.1 Ontwikkeling landelijke handvatten 11 2.2 Regionale route naar 2021 11 2.3 Van-Denken-naar-Doen projectenpool 12 2.4 Impactmonitor 13 2.5 Inrichting van het programma 13

3 Inrichting regionale aanpak 15 3.1 Integrale sturing 15 3.2 Regiovisie / regionaal plan van aanpak 16 3.3 Vooruitblik naar eind 2019 17

4 Actielijn 1: Eerder en beter in beeld 18 4.1 Bespreekbaar maken 18 4.2 Implementatie verbeterde meldcode 19 4.3 Veilig Thuis versterken 21 4.4 Versterken lokale infrastructuur 21 4.5 Versterken forensisch medische expertise 22 4.6 Vooruitblik naar eind 2019 23

  • 5. 
    Actielijn 2: Stoppen en duurzaam oplossen 24 5.1 Multidiscipinair en systeemgericht werken 24 5.2 Traumascreening 26 5.3 Opvang en ondersteuning verbeteren 27 5.4 Pleger(s) in de systeemgerichte aanpak 27 5.5 Sociale steun aan kinderen 29 5.6 Vooruitblik naar eind 2019 29
  • 6. 
    Actielijn 3: Aandacht voor specifieke groepen 30 6.1 Slachtoffers seksueel geweld 30 6.2 Slachtoffers loverboys en mensenhandel 30 6.3 Slachtoffers schadelijke traditionele praktijken 30 6.4 Kinderen in kwetsbare opvoedsituaties 31 6.5 Complexe scheidingen 31 6.6 Slachtoffers van ouderenmishandeling 32

Bijlage 1 Actielijnen, bouwstenen en thema’s 33

Bijlage 2 Programma inrichting 34

Bijlage 3 Regio-indeling 36

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 3

Managementsamenvatting

Voor u ligt de tweede voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis. In deze rapportage gaat het programma in op de inspanningen en resultaten van het afgelopen half jaar, en op de prioriteiten voor de komende zes maanden. Dit alles in het besef dat die inspanningen en resultaten alleen betekenis hebben als ze leiden tot een merkbare verbetering voor zij die betrokken zijn bij huiselijk geweld en kindermishandeling.

De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is er nadrukkelijk één van de lange adem. Het afgelopen half jaar heeft het programma prioriteit gegeven aan het creëren van de benodigde randvoorwaarden. Het programma ziet (1) het realiseren van integrale sturing, (2) het versterken van de lokale infrastructuur en (3) het inrichten van een aanpak voor gezinnen/huishoudens met de meest complexe problematiek (MDA++) als de drie cruciale voorwaarden om te komen tot een effectieve en duurzame regionale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze zijn nodig om in de komende jaren het verschil te maken en de in het programmaplan Geweld hoort nergens thuis beschreven ambities in alle regio’s te realiseren.

Op deze drie voorwaarden zijn in het afgelopen half jaar de volgende mijlpalen behaald:

Het realiseren van integrale sturing

Integraal werken vraagt om integrale sturing. Regio’s vormen een bestuurlijk en inhoudelijk netwerk waarin de randvoorwaarden voor een multidisciplinaire, systeemgerichte en effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling worden gecreëerd. Hiermee wordt de inzet van partners uit hulpverlening, zorg, onderwijs, politie en justitie op elkaar afgestemd. • Om dit te bevorderen zijn en worden regionale bestuurlijke bijeenkomsten Zorg en Veiligheid

gehouden.

  • • 
    Daarnaast start de VNG met drie regionale experimenten ‘regiovisie Zorg + Veiligheid’, waarbij zij gemeenten en partners steunt bij het tot stand brengen van een duurzame integrale regionale samenwerking van zorg, welzijn, veiligheid en straf.

Het versterken van de lokale infrastructuur

Een effectieve regionale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt om een krachtige lokale infrastructuur in het sociale domein. Deze is echter nog niet overal voldoende toegerust en/of aangesloten op Veilig Thuis.

  • • 
    Daarom ontwikkelt de VNG, ondersteund door het programmateam, een kwaliteitskader en een ‘zelf-scan’ voor gemeenten en regio’s.
  • • 
    In het kwaliteitskader Veiligheid voor lokale infrastructuur wordt beschreven wat in de lokale infrastructuur geborgd moet zijn, om voldoende te zijn toegerust op de taken en verantwoordelijkheden in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het kwaliteitskader wordt na de zomer door de VNG vastgesteld.

Het inrichten van een MDA++

Wanneer de inzet van reguliere inzet van hulp en andere interventies niet heeft geleid tot het duurzaam oplossen van structurele onveiligheid, is langdurige inzet nodig van specialisten uit verschillende sectoren, in samenwerking met het gezin en haar sociale netwerk. Deze aanpak wordt aangeduid als ‘Multidisciplinaire Aanpak ++ (MDA++)’.

  • • 
    Elke regio richt in de looptijd van het programma een dergelijke aanpak in. Om hen hierbij te ondersteunen zijn bouwstenen ontwikkeld: kwaliteitscriteria voor het inrichten van en werken conform MDA++. Deze bouwstenen worden komend half jaar beproefd en vervolgens eind 2019 vastgesteld.
  • • 
    Daarnaast zijn in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Hart van Brabant en Kennemerland de pilots gestart om te komen tot multidisciplinaire centra onder 1 dak. De multidiscipinaire werkwijzes in de regio’s

Friesland en West-Brabant worden met behulp van een wetenschappelijke evaluatie vergeleken. Zo

wordt inzichtelijk gemaakt welke voordelen het onder één dak organiseren van de multidisciplinaire en

systeemgerichte samenwerking heeft ten behoeve van acute en/of structurele veiligheid van gezinnen.

4 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

In onderstaand overzicht is per actielijn in beeld gebracht wat in de afgelopen periode is gerealiseerd door de betrokken partijen (onder andere implementatie verbeterde meldcode, publiekscampagne, uniformering werkwijze Veilig Thuis). Ook zijn prioriteiten voor het komend half jaar opgenomen.

Actielijn 1: Eerder en beter in beeld

Bouwsteen Wat is gerealiseerd? Wat loopt? Acties 2e helft 2019

Bespreekbaar maken • Publiekscampagne gestart • Uitbreiding publiekscampagne • S tart project ‘Ieder kind (medio mei ruim 140.000 met ouderenmishandeling en geïnformeerd’

bezoekers aan de site) partnergeweld • Aanvullende acties om • Hackaton Stop het maatschappelijk

Kindermishandeling geaccepteerd te maken dat mensen elkaar

aanspreken bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling

Verbeterde meldcode • V erbeterde meldcode • Meldcodetour gestart in werking getreden • Kwalitatief en kwantitatief

  • • 
    Afwegingskaders onderzoek naar aantal aan beroepsgroepen gereed dachtsfunctionarissen gestart
  • • 
    Taakprofiel aandachts• Evaluatie wet verplichte functionaris LVAK gereed meldcode en VIR gestart
  • • 
    E-learning verbeterde meldcode
  • • 
    Meldcode-app • App kinderopvang

Veilig Thuis versterken • Werkwijze VT geüniformeerd • Verdere implementatie

via nieuw handelingsprotocol nieuwe werkwijze

  • • 
    Radarfunctie VT ingericht • Versterken van de samenwerking

met de beroepsgroepen van de

meldcode

Versterken lokale • Ontwikkeling kwaliteitskader • Vaststellen kwaliteitsinfrastructuur

lokale infrastructuur gestart kader lokale infra•

 Ontwikkeling zelf-scan structuur door VNG instrument gemeenten gestart

Forensisch medische • GGD/GHOR gestart met • Ontwikkelen landelijk expertise versterken regionale verankering FMEK handelings kader voor de regio nale inzet en de bijbehorende samenwerkingsafspraken en kwaliteits - standaarden

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 5

Actielijn 2: Stoppen en duurzaam oplossen

Bouwsteen Wat is gerealiseerd? Wat loopt? Acties 2e helft 2019

Multidisciplinair en systeem• Pilots centra onder 1 dak van • Toetsen en vaststellen • Operationaliseren visie ‘eerst

gericht samenwerken start (inclusief monitoring) bouwstenen MDA++ samenwerken voor veilig•

 Concept-bouwstenen heid, dan samenwerken MDA++ voor risicogestuurde zorg’ • Ondersteunen regio’s in (verder) vormgeven MDA++

Traumascreening en • Expertsessies en lessons • Vaststellen criteria inrichting

 passende hulp learned opgehaald in regio’s traumascreening bij doelgroepen

met meest ernstige problematiek

Opvang en ondersteuning • Ondersteunen experimenten

 verbeteren verbeteren opvang

Plegeraanpak • Tweede pilot spreekuur • Wetsvoorstel aanpassing • Ontwikkelen instrument huiselijk geweld gestart in actuele delictsvormen inrichten plegeraanbod Oost-Brabant (samenwerking • Verkenning aansluiting

OM, reclassering en VT) ZSM en VT • Ontwikkelagenda • Implementeren

‘Veiligheid voorop’ actieoverleg • Implementatie handelingskader voor crisissituaties huiselijk geweld en kindermishandeling

  • • 
    Implementatie handreiking strafbare

    kindermishandeling • Onderzoek naar

 huisverbod met de G4

Sociale steun voor kinderen • Verdere uitbreiding in • Gesprekken in

Wageningen en Heerlen, verschillende regio’s

eerste uitbreiding in over verdere uitbreiding

Rotterdam

6 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Actielijn 3: Specifieke groepen

Onderwerp Wat is gerealiseerd? Wat loopt? Acties 2e helft 2019

Seksueel geweld • Uitwerking tijdelijke regeling

vergoeding eigen risico CSG • Gesprekken met KNMG/LHV/

GGZ over signaleren en doorverwijzing CSG

Schadelijke traditionele • Expertsessies met betrokken • Vergroten bewustpraktijken

en huwelijksorganisaties wording in regio’s

dwang • Interdepartementale ambities • Opstellen routekaart

en afspraken bewindspersonen voor regio’s

Kinderen in kwetsbare • Buitenhuisproject gestart opvoedsituaties

Ouderenmishandeling • Handreiking ouderenmis• Voorbereidingen wetstraject

handeling artsen gepubliceerd wettelijke verplichting • Uitbreiding lokale allianties Waarschuwingsregister

 financieel misbruik (60) Zorg & Welzijn • Ontwikkeling risicoprofielen kwetsbare ouderen

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 7

Regiobeeld

In deze voortgangsrapportage brengt het programma op een beperkt aantal onderdelen de ontwikkeling in de regio’s in beeld. In de derde voortgangsrapportage (najaar 2019) wordt de ontwikkeling op alle onderdelen inzichtelijk gemaakt.

Onderwerp Stand van zaken Acties 2e helft 2019

Integrale sturing • 14 van de 28 regio’s geven aan dat er sprake • Regionale experimenten

is van integrale sturing ‘regiovisie Zorg + Veiligheid’ • Hiervoor zijn verschillende vormen • Landelijke dag Zorg en Veiligheid • 9 regio’s treffen momenteel voorbereidingen (17 juni 2019)

om te komen tot integrale sturing • Organiseren bestuurlijke regiobijeenkomsten

Regiovisie • In 24 regio’s nieuwe visie in voorbereiding • V ergroten bewustwording van belang

  • • 
    Bouwstenen GHNT vormen de basis van traumascreening en –behandeling • Traumascreening en schadelijke traditionele • Vergroten bewustwording aard en praktijken vragen extra aandacht omvang schadelijke traditionele praktijken

Implementatie verbeterde • Alle regio’s besteden aandacht aan • Zie boven (actielijn 1)

meldcode verbeterde meldcode

  • • 
    Ongeveer de helft van de regio’s geeft aan dat implementatie nog verdere aandacht nodig heeft

MDA++ • 16 regio’s hebben MDA++ (duurzaam of pilot) • Zie boven (actielijn 2) • In 8 regio’s is dit in ontwikkeling

  • • 
    Behoefte aan ondersteuning bij implementatie

Slachtoffers van schadelijke • 22 regio’s hebben geen of weinig zicht op • Zie boven (actielijn 3)

traditionele praktijken aard en omvang

  • • 
    Behoefte aan landelijke bundeling van expertise

De commissie Onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis heeft een ‘dummy’-impactmonitor ontwikkeld (zie paragraaf 2.4). Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt hoe de inzet van alle betrokken partners op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling daadwerkelijk bijdraagt aan veiligheid en het duurzaam stoppen van geweld in de betreffende gezinnen. De impactmonitor is een groeimodel: gedurende de tijd worden steeds meer gegevens ingevuld. Vanaf de derde voortgangsrapportage

(december 2019) wordt over de uitkomsten van deze monitor gerapporteerd.

8 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Eind april 2018 is door de ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) het meerjarenprogramma ‘Geweld hoort nergens thuis’ gepresenteerd. 1 Het programma kent een doorlooptijd tot en met 2021. Ambitie is huiselijk geweld en kindermishandeling terug te dringen, de schade van geweld te beperken en de cirkel van geweld, de overdracht van generatie op generatie, duurzaam te doorbreken.

De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling raakt meerdere niveaus tegelijk en oplossingen liggen niet in het bereik van één overheidslaag. Het programma doet als een olievlek zijn werk: voortbouwend op bestaande regionale en landelijke afspraken, gebruikmakend van nieuwe inzichten. Dit alles om te bereiken dat steeds meer slachtoffers de juiste hulp en ondersteuning snel krijgen, dat de ingezette interventies leiden tot het stoppen en duurzaam oplossen van geweld en dat de gezamenlijke norm wordt uitgedragen: geweld hoort nergens thuis.

1.1 Fasering

Het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) kent de volgende fasering om invulling te geven aan de stadia van richten, inrichten en verrichten.

2018 2019 2020 2021

Start programma

Fase 0: inrichten randvoorwaarden

Fase 1: concretiseren acties

Fase 2: uitvoeren acties

Fase 3: afronding en overdracht

Met het programmaplan is invulling gegeven aan het ‘richten’. Met fases 0 en 1 wordt invulling gegeven aan het ‘inrichten’. In fase 2 en 3 wordt invulling gegeven aan het ‘verrichten’. Hieronder worden deze fases nader toegelicht.

Fase 0: Inrichten noodzakelijke randvoorwaarden (april 2018 – oktober 2018) In de eerste maanden van het programma is gefocust op het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden om daadwerkelijk het verschil te kunnen maken, zoals het inrichten van het programmateam, het vormgeven van de aanpak in de regio’s, het faciliteren van leerkringen en het inrichten van een kernteam en de stuurgroep. Zoals in de eerste voortgangsrapportage van het programma GHNT 2 al is gerapporteerd is hiermee Fase 0 afgerond.

1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/documenten/beleidsnota-s/2018/04/25/ geweld-hoort-nergens-thuis-aanpak-huiselijk-geweld-en-kindermishandeling

2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/12/20/geweld-hoort-nergens-thuis Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 9

Fase 1: Concretiseren acties (september 2018 – mei 2019)

Waar nodig zijn de ruim 100 acties uit het programmaplan uitgewerkt in plannen van aanpak. Dit is gedaan door de ministeries van VWS en JenV en de VNG voor die maatregelen waar zij zelf de verantwoordelijkheid voor dragen. Voor die maatregelen waar het programmateam voor aan de lat staat, is dit samen met de voor het specifieke onderwerp relevante partners gedaan. In de concretisering is duidelijk gemaakt hoe de betrokken partijen en het programma gedurende de looptijd van het programma met elkaar vaststellen aan welke eisen het gewenste eindresultaat moet voldoen en welke stappen daarvoor nodig zijn.

In de eerste voortgangsrapportage is nader ingegaan op de concretisering van een aantal prioritaire bouwstenen en thema’s, zoals de pilots ‘multidisciplinaire centra onder één dak’, het versterken van forensisch medische expertise en de beschikbaarheid van traumascreening. In de afgelopen maanden heeft het programmateam de resterende bouwstenen en thema’s geconcretiseerd, zoals bijvoorbeeld de aanpak van het versterken van de lokale infrastructuur (paragraaf 4.4) en de aanpak om te komen tot landelijke bouwstenen voor de inrichting van MDA++ (paragraaf 5.1). In hoofdstukken 4, 5 en 6 wordt hier nader op ingegaan. Hiermee is Fase 1 ook afgerond.

Fase 2: Uitvoering acties (oktober 2018 – eind programma)

Op basis van de concretisering wordt uitvoering gegeven aan de acties. Steeds meer acties bevinden zich in deze fase, zoals het meerjarenuitvoeringsprogramma Veilig Thuis, de implementatie van de verbeterde meldcode, de landelijke publiekscampagne, het versterken van de lokale infrastructuur en het stimuleren van de multidisciplinaire en systeemgerichte samenwerking. In hoofdstukken 4, 5 en 6 wordt hier nader op ingegaan.

Fase 3: Afronding en overdracht (doorlopend – eind programma)

Het programmateam ziet er gedurende het gehele programma op toe dat de bereikte resultaten duurzaam worden geborgd.

1.2 Volgen van de voortgang

De minister van VWS, de minister voor Rechtsbescherming en de algemeen directeur van de VNG ontvangen als opdrachtgevers elk half jaar een voortgangsrapportage. Deze bevat zowel de inspanningen van het programmateam Geweld hoort nergens thuis als de inspanningen van de ministeries van VWS,

JenV en de VNG op de maatregelen zoals opgenomen in het programma GHNT. De voortgangsrapportages bieden ook een beeld van de stand van zaken van de regionale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Belangrijk uitgangspunt van het programma is dat inzicht in de problematiek en de effectiviteit van oplossingen de basis is van handelen. De inspanningen van het programma krijgen alleen betekenis als ze leiden tot een merkbare verbetering voor zij die betrokken zijn bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De commissie Onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis heeft een ‘dummy’- impactmonitor ontwikkeld, waarmee wordt gemeten of er een wezenlijk verschil wordt gemaakt met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de levens van mensen die het raakt. Vanaf de derde voortgangsrapportage (najaar 2019) wordt over de uitkomsten van deze monitor gerapporteerd, waarmee een dieper inzicht wordt geboden in de daadwerkelijke bereikte voortgang en of de acties uit het programma daadwerkelijk bijdragen aan het duurzaam stoppen van geweld.

10 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Met de opdrachtgevers is afgesproken dat het programma elk voorjaar op onderdelen rapporteert over de ontwikkeling in de regio’s, en elk najaar een brede uitvraag doet. Voor deze tweede voortgangs rapportage

is in alle regio’s een verkorte vragenlijst uitgezet op specifieke thema’s. 3 Het gaat om de volgende thema’s (die overeenkomen met de prioriteiten zoals opgenomen in de eerste voortgangsrapportage): • Integrale sturing in de regio op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (inclusief verbinding van zorg en veiligheid) • Stand van zaken regiovisies en uitvoeringsplannen • Implementatie verbeterde meldcode • MDA++ • Slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken (waaronder vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en huwelijksdwang) • Kinderen in kwetsbare opvoedsituaties • Complexe scheidingen (mede ten behoeve van het programma Scheiden zonder schade)

De landelijke componenten van de voortgangsrapportage beslaan het gehele programma. De tweede voortgangsrapportage is 29 mei 2019 in het opdrachtgeversoverleg en de stuurgroep besproken en vastgesteld. Voorafgaand hieraan is een concept schriftelijk voorgelegd aan de verantwoordelijke wethouders van de centrumgemeenten vrouwenopvang om te toetsen of zij zich herkennen in de regionale componenten.

3 Ten behoeve van de derde voortgangsrapportage wordt weer een uitgebreide vragenlijst gehanteerd.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 11

2 Pijlers programma GHNT

De drie actielijnen van het programma GNHT bestaan uit verschillende bouwstenen, die op hun beurt weer bestaan uit een groot aantal thema’s (zie bijlage 1). Een deel van deze thema’s vraagt uitwerking en uitvoering op landelijk niveau. Een groot aantal vraagt om uitwerking en uitvoering op regionaal of lokaal niveau. Vanuit het programmateam wordt ingezet op drie pijlers:

Ontwikkeling

handvatten Regionale route Van Denken naar

programmateam naar 2021 Doen aanpak

MDA++ (inclusief pilots onder één dak) MDA++ (inclusief pilots onder één dak) Plegeraanpak

Integrale sturing Integrale sturing Traumascreening Schadelijke traditionele praktijken

Traumascreening Schadelijke traditionele praktijken

FMEK Kinderen in kwetsbare Ouderenmishandeling opvoedsituaties

Versterken lokale infrastructuur

Versterken lokale infrastructuur Bespreekbaar maken hg en kimi Sociale steun voor kinderen Sociale steun voor kinderen

... Vrouwenopvang ...

Deze drie pijlers versterken elkaar en hebben als doel dat aan het eind van de looptijd van het programma alle regio’s op alle bouwstenen en thema’s het gewenste niveau hebben bereikt.

2.1 Ontwikkeling landelijke handvatten

Het programmateam stelt op een aantal bouwstenen – gezamenlijk met relevante partners en experts – landelijke handvatten op. Een handvat geeft richting aan het handelen van betrokken organisaties en ondersteunt bij hun activiteiten. Per ‘handvat’ wordt bepaald wat nodig is om deze tot een landelijke afspraak te verheffen. Zo wordt momenteel gewerkt aan een ‘roadmap’ voor de regionale implementatie van MDA++ (zie paragraaf 5.1). Als regio’s hun aanpak van gezinnen met (zeer) complexe problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling volgens deze roadmap vormgeven, wordt effectieve ondersteuning van deze gezinnen gewaarborgd. Een ander voorbeeld is het vaststellen van wat van de lokale infrastructuur mag worden verwacht bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (zie paragraaf 4.4).

2.2 Regionale route naar 2021

Regio’s kunnen zich niet gelijktijdig inzetten op alle thema’s uit het programma. De regio’s stellen daarom in hun eigen plannen van aanpak en/of uitvoeringsplannen eigen prioriteiten. Het programma benut deze prioritering om (1) enerzijds regionale successen op de betreffende thema’s zichtbaar te maken en te delen en anderzijds om (2) de werkzame elementen die in deze voorbeeldregio’s zijn beproefd, te gebruiken om te komen tot landelijk vastgestelde afspraken.

12 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

De thema’s die als eerste in aanmerking komen voor deze regionale route, zijn zoveel mogelijk gelijk aan de prioriteiten zoals in de eerste voortgangsrapportage zijn opgenomen. Per thema is uitgewerkt wat van de regio’s wordt verwacht, en wat de regio’s van het programma mogen verwachten. Elke regio kan zich verbinden aan een of meerdere thema’s. De officiële start van de “Regionale route naar 2021” vindt plaats tijdens de Landelijke Ontmoetingsdag Geweld hoort nergens thuis (onderdeel van de Dag van Zorg & Veiligheid) op 17 juni 2019. De resultaten in de regio’s worden gevolgd door het programmateam. Ook wordt het tussentijds onderling leren door het programma gestimuleerd en gefaciliteerd.

Het gaat om de volgende prioritaire thema’s: • Integrale sturing huiselijk geweld en kindermishandeling • MDA++ • Traumascreening • Ouderenmishandeling • Versterken lokale infrastructuur • Sociale steun aan kinderen • Schadelijke traditionele praktijken • Vrouwenopvang

in alle regio’s is deze bouwsteen

werkzame geïmplementeerd elementen conform werkzame worden in alle elementen regio’s gebruikt.

werkzame elementen worden door groter aantal (bv. minimaal de helft) regio’s gebruikt in de eigen aanpak

aantal regio’s beproeven aanpak bouwsteen

Werkzame bestanddelen ontwikkelen met Meerderheid regio’s Alle regio’s voorbeeld regio’s

Daarnaast kan elke regio nog aanvullende thema’s aangeven, waaraan zij zich zou willen verbinden in de regionale route naar 2021. Bij voldoende deelnemende regio’s worden deze thema’s toegevoegd aan de regionale route.

2.3 Projectenpool ‘Van-Denken-naar-Doen’

Lokale of regionale projecten, die een structurele bijdrage leveren aan de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, komen in aanmerking voor een financiële impuls, die kan zorgen voor een versnelling, verdieping of een verbreding van een structurele aanpak en het oplossen van knelpunten. Met de opzet van een projectenpool met als titel ‘Van-Denken-naar-Doen’ faciliteert het programmateam regio’s om hun plannen en projecten van papier naar praktijk te brengen. Of met andere woorden: van denken naar doen, om zo knelpunten uit de dagelijkse praktijk structureel op te lossen.

De uitvraag voor het jaar 2019 heeft inmiddels plaatsgevonden. Voor de zomer 2019 zal duidelijk zijn welke projecten financiële ondersteuning krijgen. 4 Een belangrijk voorwaarde bij de selectie van de projecten is dat ze een bijdrage leveren aan de drie actielijnen en de daarbij behorende bouwstenen.

4 Voor de ondersteuning van projecten in de regio’s is er voor gekozen de middelen te verstrekken in de vorm van een bijdrage aan de indienende gemeente op basis van een projectplan dat bijdraagt aan een van de prioritaire onderwerpen in het

programma. ) Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 13

Dit jaar zijn de volgende thema’s benoemd: plegeraanpak in de regio, schadelijke traditionele praktijken, kinderen in kwetsbare opvoedsituaties, bespreekbaar maken huiselijk geweld en kindermishandeling, versterken lokale infrastructuur, MDA++, ouderenmishandeling, traumascreening, sociale steun aan kinderen (o.a. Handle with care). Hiermee is de projectenpool een onderdeel van de algemene onder steuning die het programmateam Geweld hoort nergens thuis biedt in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook in 2020 en 2021 krijgen gemeenten de mogelijkheid om financiële ondersteuning te vragen voor thema’s die aansluiten op de ontwikkelingen in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

2.4 Impactmonitor

Het is van groot belang om te weten of de inzet van alle betrokken partners op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling daadwerkelijk bijdraagt aan veiligheid en het duurzaam stoppen van geweld in het leven van hen die het raakt. Daarom heeft de door de minister van VWS en de minister voor Rechtsbescherming ingestelde onafhankelijke commissie Onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis een ‘dummy’-impactmonitor ontwikkeld.

De commissie heeft in focusgroepen gesproken met ervaringsdeskundigen, professionals, beleidsfunctionarissen en vertegenwoordigers van opleidingen om te bepalen wat de meest betekenisvolle indicatoren zijn. Vervolgens is gesproken met verschillende experts op het gebied van het inrichten van een monitor, om zo te kunnen bepalen wat nodig is om de indicatoren te kunnen meten. Belangrijke uitgangspunten hierbij waren het aansluiten op bestaande bronnen, het voorkomen van aanvullende registraties en het bevorderen van een lerende beweging.

De impactmonitor is een groeimodel: gedurende de tijd worden steeds meer gegevens ingevuld. In fase 1 wordt de monitor gevuld op basis van twee belangrijke bronnen: de beleidsinformatie van Veilig Thuisorganisaties en een onderzoek onder betrokkenen naar de mate waarin het geweld daadwerkelijk wordt gestopt. Concreet komen hiermee uiteindelijk gegevens beschikbaar die het volgende inzichtelijk maken:

  • • 
    de aard en omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling;
  • • 
    de verbinding van zorg en veiligheid;
  • • 
    het bereik van Veilig Thuis;
  • • 
    de ‘outcome’ (is het geweld gestopt?)

Vanaf de derde voortgangsrapportage (december 2019) wordt over de eerste uitkomsten van deze monitor gerapporteerd. In het separaat aan de Tweede Kamer verzonden advies van de commissie Onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis is nader uitgewerkt welke indicatoren in fase 1 worden gemeten, en welke indicatoren die met het oog op uitbreiding van de impactmonitor vragen om een nadere verkenning van meetbaarheid en zeggingskracht.

2.5 Inrichting van het programma

Het programma maakt gebruik van een kernteam, regionaal projectleiders en een spiegelgroep van ervaringsdeskundigen. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de inrichting van het programma.

Kernteam

Het kernteam dat relevante organisaties en expertise vertegenwoordigt op operationeel en/of tactisch niveau, is inmiddels drie keer bijeengekomen. In 2019 is het kernteam versterkt met een vertegenwoordiging van het onderwijs. Tijdens de kernteambijeenkomsten zijn onder meer stappen gezet op thema’s als een sluitende samenwerking tussen de zorg- en strafketen en traumabehandeling.

Regionale projectleiders

De VNG, het ministerie van VWS en het ministerie van JenV hebben afgesproken dat in elke regio een regionale projectleider wordt aangesteld om uitvoering te geven aan de regionale aanpak. De gemeenten

14 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

geven de samenwerking in het kader van het programma GHNT vorm op de schaal van 28 regio’s 5 (zie bijlage 3). Vanuit het programma zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de aanstelling van deze regionaal projectleiders.

De regionaal projectleider werkt voor gemeenten in de regio, maar heeft ook de opdracht de regionale samenwerking tussen gemeenten en andere partners te ondersteunen en te verbeteren. Dit betekent dat de projectleider, ondanks dat deze wordt aangesteld door de centrumgemeente, een onafhankelijke rol moet vervullen voor alle betrokken partijen.

Regio-overstijgende leerkringen De regio-overstijgende leerkringen die het programmateam elke twee tot drie maanden organiseert ten behoeve van het gezamenlijk leren en ontwikkelen, bieden de mogelijkheid om in te gaan op specifieke ondersteuningsbehoeften van deelnemende regio’s. In de periode december 2018 tot en met mei 2019 zijn drie rondes leerkringen georganiseerd. Tijdens deze leerkringen zijn de volgende thema’s aan de orde gekomen:

leerkringen december 2018 leerkringen februari 2019 leerkringen mei 2019

  • • 
    Thema’s en criteria • Publiekscampagne • Bouwstenen MDA++

 projectenpool van • Inzet ervaringsdeskundigen • Regionale implementatie Denken naar Doen • Regionale route naar 2021 ontwikkelagenda

  • • 
    Plan van aanpak versterken • Plan van aanpak informatie‘Veiligheid Voorop’

    lokale infrastructuur deling en privacy • Bouwstenen MDA++

  • • 
    Integrale sturing aanpak

huiselijk geweld en kindermishandeling

Naast de regio-overstijgende leerkringen biedt het programmateam maatwerkondersteuning per regio, op bovenstaande thema’s en op door individuele regio’s geuite behoeften.

Spiegelgroep ervaringsdeskundigen In maart 2019 is een spiegelgroep van acht ervaringsdeskundigen geformeerd. De spiegelgroep ervaringsdeskundigen heeft als doel om collectief, vanuit ervaringskennis een bijdrage te leveren aan de realisatie van de ambities van de landelijke en regionale ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het programma Geweld hoort nergens thuis. Dat doen ze onder andere door gevraagd en ongevraagd het kernteam, de stuurgroep, het programmateam, en/of de commissie onderzoeksprogramma te adviseren.

Het collectief van de nu samengestelde spiegelgroep beschikt over ervaringsdeskundigheid op het brede spectrum van huiselijk geweld en kindermishandeling, als slachtoffer en als ex-pleger. Daarnaast hebben

zij weet van de omstandigheden van specifieke groepen zoals slachtoffers van ander seksueel geweld, loverboys, eergerelateerd geweld/schadelijke traditionele praktijken en complexe scheidingen.

De inzet van ervaringsdeskundigen is groter dan de spiegelgroep alleen. Zij worden omringd door een flexibele schil van ervaringsdeskundigen, die bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende organisaties en personen die vanuit hun ervaringen ook ondersteuning kunnen bieden.

5 De regio’s Rotterdam, Nieuwe Waterweg Noord en Zuid Hollandse Eilanden hebben besloten om binnen één regio Rotterdam-Rijnmond samen te werken. Hiermee is het aantal regio’s voor het programma Geweld hoort nergens thuis van 30 naar 28 regio’s gegaan.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 15

3 Inrichting regionale aanpak

De VNG en de ministeries van VWS en JenV hebben afgesproken dat gemeenten lokaal en regionaal een sluitende aanpak inrichten om huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen of duurzaam te stoppen. Dit houdt in dat regio’s (1) een bestuurlijk en inhoudelijk netwerk inrichten waarin de randvoorwaarden worden gecreëerd voor een multidisciplinaire, systeemgerichte en effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en (2) de inhoudelijke ambities uit het programmaplan naar een regionaal plan van aanpak en een projectmatige aanpak (met behulp van een uitvoeringsplan) worden vertaald. Hiervoor kan de regio gebruik maken van hetgeen al regionaal ontwikkeld is (bijvoorbeeld de regiovisie).

In dit hoofdstuk wordt op basis van de inventarisatie beschreven wat de stand van zaken in de regio’s is ten aanzien van de inrichting van deze aanpak. Er is gevraagd naar de inrichting van integrale sturing, de regiovisie / het regionaal plan van aanpak, de uitwerking hiervan in uitvoeringsplannen en de in de regiovisie opgenomen speerpunten.

3.1 Integrale sturing

Integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling houdt in dat alle thema’s die te maken hebben met een effectieve aanpak in samenhang worden besproken. Ook gaat het om het gezamenlijk creëren van randvoorwaarden waarin de professionele samenwerking tot stand kan komen, het stellen van prioriteiten en het adresseren van knelpunten en dilemma’s in de samenwerking. Integrale sturing is van belang omdat de gezinnen/huishoudens waarin sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling vaak problemen ervaren op meerdere leefgebieden. Daarom is het noodzakelijk dat de inzet van partners uit zowel hulpverlening, zorg, onderwijs, politie en justitie op elkaar is afgestemd (zie ook MDA++ in paragraaf 5.1). Integraal werken vraagt kortom ook om integrale sturing.

Uit de eerste regionale inventarisatie in najaar 2018 6 kwam naar voren dat in het merendeel van de regio’s meerdere regionale bestuurlijke netwerken werden benut voor besluitvorming over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Denk hierbij aan:

  • • 
    Aparte bestuurlijke tafels voor WMO en Jeugdhulp
  • • 
    Aparte bestuurlijke tafels voor het sociaal domein en zorg&veiligheid
  • • 
    Aparte bestuurlijke tafel voor Veilig Thuis

Slechts in een beperkt aantal regio’s (vijf) leek in najaar 2018 sprake te zijn van integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

In de inventarisatie van voorjaar 2019 geven veertien van de 28 regio’s aan dat er in hun regio sprake is van integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit is op verschillende manieren vormgegeven; door één plek voor besluitvorming te creëren óf door een goede afstemming tussen verschillende bestuurlijke overleggen te organiseren óf door integrale sturing zoveel mogelijk te borgen door integrale ambtelijke voorbereiding en bestuurlijke afspraken. In vijf van deze veertien regio’s wordt de bestaande structuur van sturing nog verder doorontwikkeld. Van de overige veertien regio’s worden in negen regio’s voorbereidingen getroffen om te komen tot integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij wordt door regio’s gezocht naar mogelijkheden om bestaande structuren zoveel mogelijk te benutten en waar nodig uit te breiden.

6 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/12/20/ de-regios-in-beeld---bijlage-voortgangsrapportage-geweld-hoort-nergens-thuis

16 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Het programma ondersteunt de regio’s waar mogelijk bij het vormgeven van de benodigde structuur om te komen tot integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze structuur hoeft zich niet uitsluitend te richten op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, maar kan juist ook dienen voor het bestuurlijk verbinden van het bredere zorg- en het veiligheidsdomein. Hierbij worden bestaande structuren zoveel mogelijk benut en waar nodig uitgebreid.

Samenstelling In die regio’s waar integraal wordt gestuurd op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (veertien van de 28 regio’s), vormt de betrokkenheid van zowel een burgemeester als een of meerdere wethouders in de meeste gevallen de motor (respectievelijk in dertien en veertien regio’s). Het Openbaar Ministerie, de politie en Veilig Thuis zijn eveneens vaak aangesloten (in elf van de veertien regio’s).

Opvallend is dat het onderwijs in een beperkt aantal regio’s (vier van de veertien) is vertegenwoordigd. Deze sector wordt door regio’s ook het vaakst genoemd bij de vraag: ‘welke partners ontbreken?’. Het ontbreken van een goede verbinding met de wijkteams wordt in dit kader eveneens vijf keer genoemd.

Om ook in de bestuurlijke aansturing van het programma Geweld hoort nergens thuis het onderwijs de positie te geven die nodig is, is de stuurgroep van het programma Geweld hoort nergens thuis begin 2019 uitgebreid met de voorzitter van de PO-Raad, mede namens de VO-Raad. Ook het kernteam is uitgebreid met een vertegenwoordiger van het onderwijs.

3.2 Regiovisie / regionaal plan van aanpak

Gemeenten stellen in samenwerking met de door hen hierbij betrokken partijen een regiovisie / regionaal plan van aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling op. Hierin moeten onder andere de inhoudelijke

ambities uit de drie actielijnen van het programma worden gerealiseerd.

In de inventarisatie van 2018 gaven 26 van de (toen nog) 30 regio’s aan te beschikken over een actuele regiovisie. De meesten van deze regiovisies hadden een looptijd tot eind 2018. Inmiddels is in 24 van de 28 regio’s een nieuwe regiovisie in voorbereiding. In veertien regio’s is deze naar verwachting in de zomer van 2019 gereed. In vier regio’s is sprake van een nieuw vastgestelde of een nog actuele regiovisie. Waar nodig worden de regiovisies verder geconcretiseerd in een uitvoeringsplan.

De regiovisies die in voorbereiding zijn, bevatten over het algemeen de bouwstenen uit de drie actielijnen

van het programma Geweld hoort nergens thuis. Er is in de regiovisies ruimte voor ‘couleur locale’:

zo zijn er regio’s die aandacht besteden aan aanvullende doelgroepen (bijvoorbeeld migranten met een

Midden- en/of Oost-Europese achtergrond) of thema’s. Daarnaast stellen regio’s prioriteiten: niet in elke

regio vormen alle bouwstenen onderdeel van de regiovisie. Dit komt onder andere doordat regio’s niet

de capaciteit hebben om tegelijkertijd op alle bouwstenen in te zetten, voortbouwen op eerdere resultaten

en successen die op bouwstenen zijn behaald, of sommige bouwstenen minder relevant vinden voor hun

regio. In dit licht valt bijvoorbeeld op dat acht van de 28 regio’s aangeven traumascreening op te nemen

als speerpunt. Hoe het programma investeert in dit onderwerp, is nader uitgewerkt in paragraaf 5.2.

Ook de specifieke groepen slachtoffers van loverboys en mensenhandel, schadelijke traditionele praktijken en kinderen in complexe opvoedsituaties lijken minder vaak terug te komen in de regiovisies. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Verschillende regio’s verwijzen voor de doelgroep slachtoffers van loverboys en mensenhandel (maar met enige regelmaat ook voor de slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken) naar het programma ‘Samen tegen mensenhandel’ en de lokale of regionale aanpak hiervan. Voor de kinderen in complexe opvoedsituaties wordt vaak verwezen naar de regionale invulling van het programma ‘Zorg voor de jeugd’.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 17

Specifiek ten aanzien van de slachtoffers van schadelijke traditionele praktijken noemen verschillende regio’s een gebrek aan inzicht in de omvang van deze groep als reden om dit onderwerp minder prioriteit te geven en niet op te nemen in de regiovisie. Ook geeft een aantal regio’s (acht van de 28 regio’s) aan dat deze doelgroep vraagt om een landelijke bundeling van expertise waar regionaal gebruik van kan worden gemaakt. In paragraaf 6.3 is uitgewerkt hoe het programma inzet op deze specifieke doelgroep.

Regionale veiligheidsplannen

De regionale veiligheidsplannen zijn een uitwerking van de landelijk vastgestelde veiligheidsagenda

2019-2022 7 , waarin aandacht wordt gevraagd voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De lokale driehoek geeft nadere invulling aan de landelijke afspraken en vertaalt dit door naar regionale prioriteiten en een passende verdeling van benodigde capaciteit. Uit een eerste analyse van de nieuwe regionale veiligheidsplannen in opdracht van het ministerie van JenV blijkt dat in de meeste politieregio’s specifiek aandacht is voor huiselijk geweld en kindermishandeling. In twee regio’s is nog geen nieuw regionaal veiligheidsplan gemaakt.

In de recente uitvraag is aandacht besteed aan de verbinding tussen de regiovisies huiselijk geweld en kindermishandeling en de regionale veiligheidsplannen. Hieruit komt naar voren dat de verbinding tussen deze plannen niet vanzelfsprekend is. Dit versterkt het pleidooi om te komen tot een meer integrale sturing.

3.3 Vooruitblik naar eind 2019

De komende zes maanden wordt in ieder geval uitvoering gegeven aan de volgende activiteiten:

  • • 
    De VNG, ondersteund door het programma GHNT, start regionale experimenten ‘regiovisie Zorg +

Veiligheid’. 8 In drie nader te selecteren regio’s ondersteunt de VNG gemeenten en partners bij het

tot stand brengen van een duurzame integrale regionale samenwerking van zorg, welzijn, veiligheid

en straf.

  • • 
    Deze experimenten maken ook onderdeel uit van de regionale route naar 2021 van het programma

GHNT. Om het leereffect van de drie experimenten een groter bereik te geven, kunnen ook andere

regio’s zich bij deze route aansluiten.

  • • 
    Het programma GHNT is mede-organisator van de landelijke dag van Zorg en Veiligheid op 17 juni, waarin onder andere wordt ingegaan op hoe zorg en veiligheid elkaar kunnen versterken.
  • • 
    De ministeries van VWS en JenV en de VNG organiseren verschillende bestuurlijke regiobijeenkomsten rondom het verbinden van zorg en veiligheid, waarbij ook aandacht is voor verbinding met de

onderwijssector.

7 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/11/14/tk-brief-veiligheidsagenda

8 https://vng.nl/onderwerpenindex/sociaal-domein/nieuws/steun-voor-versterken-samenwerking-zorg-en-veiligheid

18 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

4 Actielijn 1:

Eerder en beter in beeld

Het eerder en beter in beeld krijgen van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling maakt het mogelijk eerder te handelen waardoor de duur van het geweld wordt verkort en erger kan worden voorkomen.

4.1 Bespreekbaar maken

Publiekscampagne Op 5 februari jl. is de nieuwe meerjarige landelijke campagne ‘Het houdt niet op, totdat je iets doet’ gestart. Deze campagne roept mensen op in actie te komen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. De campagne focust zich momenteel op kindermishandeling, later dit jaar volgen ook ouderenmishandeling en partnergeweld. Ter ondersteuning van deze campagne is een website ontwikkeld (www.ikvermoedhuiselijkgeweld.nl), waar mensen informatie kunnen krijgen over hoe ze in actie kunnen komen bij signalen van kindermishandeling. De website is medio mei ruim 140.000 keer bezocht.

Hackaton Stop Kindermishandeling

Het evenement ‘Samen Toekomst Maken’ organiseerde in samenwerking met Garage2020 en het

programma GHNT de hackathon Stop Kindermishandeling in Twente, Amsterdam, Rotterdam/

Leiden en Eindhoven. Ruim 90 deelnemers, waaronder studenten uit verschillende studierichtingen,

professionals in het jeugddomein en mensen werkzaam daarbuiten, bogen zich over de vraag: hoe

kunnen we met behulp van digitalisering en technologische innovaties kindermishandeling voorkomen,

eerder in beeld brengen, beter in beeld brengen of duurzaam oplossen? Een jury verkoos

uiteindelijk ‘Buddie’ tot winnaar. ‘Buddie’ is een game voor kinderen tussen de zes en tien jaar om

de veerkracht te vergroten en de sociale samenhang in de klas en met vriendjes en vriendinnetjes te

versterken. Het team ontving een geldbedrag waarmee ze hun concept verder kunnen ontwikkelen.

Ieder kind geïnformeerd Het is belangrijk dat professionals signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar maken met kinderen, maar dat is niet genoeg. Het gesprek over moeilijke opvoedsituaties, opvattingen over mannen- en vrouwenrollen en gezonde en ongezonde relaties moet in brede lagen van de bevolking worden gevoerd. Daarom start het programma GHNT het project ‘ieder kind geïnformeerd’. Doel van dit project is om kinderen te laten praten over kinderrechten en over hun situatie thuis aan de hand van de drie P’s uit het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK): ‘provision, protection, participation’, oftewel het recht op voorzieningen, bescherming en participatie. Kinderen leren over de (wettelijke) normen van geweldloos opvoeden en geweldloze relaties.

De adviezen die de Raad van Kinderen in november 2018 aan de minister van VWS over dit onderwerp hebben gegeven, worden bij het opstellen van het inhoudelijk kader betrokken. Ook de ervaringen die zijn opgedaan met het project Kindermishandeling van het Klokhuis worden hier in meegenomen. Om zoveel mogelijk kinderen te bereiken, richt het programma GHNT zich hierbij op scholen.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 19

Het programma GHNT:

  • • 
    streeft ernaar om ‘ieder kind geïnformeerd’ in bestaande schoolprogramma’s met groot bereik op te laten nemen. Het gaat dan bijvoorbeeld om schoolprogramma’s die raken aan thema’s als burgerschap, pesten en sociale vaardigheden. Het programma GHNT ontwikkelt in 2019 een inhoudelijk kader voor de doorontwikkeling van bestaande schoolprogramma’s. Dit is in eerste instantie gericht op gebruik in het primair onderwijs.
  • • 
    betrekt de PO-raad, de VO-raad, de AVS en de Beweging tegen Kindermishandeling, onder andere bij het benaderen van aanbieders van de schoolprogramma’s. Daarnaast gaat het programmateam in gesprek met de Inspectie van het Onderwijs.
  • • 
    onderzoekt de mogelijkheden om kinderrechten een plek te laten krijgen in de bouwstenen van de leergebieden Burgerschap en Mens & Maatschappij. Dit zijn twee van de geformuleerde leergebieden voor de actualisatie van de huidige kerndoelen en eindtermen van de curriculum van het primair,

voortgezet en speciaal onderwijs.

Het project ‘Ieder kind geïnformeerd’ richt zich op alle kinderen. Het informeren van kinderen over thema’s als huiselijk geweld en kindermishandeling moet zorgvuldig gebeuren, omdat er anders een risico bestaat dat kinderen die hier thuis mee te maken hebben (gehad) extra beschadigd worden. Voor mishandelde kinderen is het belangrijk dat er eerlijk met hen gepraat wordt, dat ze uitleg krijgen over wat er gebeurt en dat er duidelijkheid gegeven wordt over wat er voor hen geregeld wordt. Voorlichting aan en psychoeducatie voor kinderen die slachtoffer of getuige zijn geweest van kindermishandeling of partnergeweld, maken onderdeel uit van de acties die worden ondernomen in het kader van traumascreening en – behandeling (zie paragraaf 5.2).

Naast het informeren van kinderen over deze thema’s, wordt onderzocht wat nodig is om dit gesprek breder in de maatschappij te voeren.

4.2 Implementatie verbeterde meldcode

De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling biedt professionals ondersteuning en houvast bij het handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Vanaf 1 januari 2019 is de verbeterde meldcode van kracht voor zelfstandige professionals, zoals artsen, en organisaties waar professionals uit de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie werken. De professionele norm is om situaties waar sprake is van acute of structurele onveiligheid te melden bij Veilig Thuis.

Aan alle regio’s is in de vragenlijst gevraagd hoe zij hebben bijgedragen aan het bevorderen van het gebruik / de implementatie van de verbeterde meldcode door professsionals en organisaties. Alle regio’s geven aan hier op enige manier aandacht aan te hebben besteed. Vrijwel overal zijn bijeenkomsten voor professionals georganiseerd (in 24 van de 28 regio’s). Andere vormen zijn het verzorgen van trainingen, leertafels en nieuwsbrieven.

Op de vraag of er in de regio al eerste effecten merkbaar zijn van de verbeterde meldcode, antwoorden acht van de 28 regio’s dat zowel het aantal meldingen bij, als het aantal adviesvragen aan Veilig Thuis is gestegen. In zes van de 28 regio’s is het aantal meldingen gestegen, en in twee van de 28 regio’s het aantal adviezen. Acht van de 28 regio’s geven aan dat het nog te vroeg is om deze vraag te kunnen beantwoorden, drie van de 28 regio’s hebben er geen zicht op en één regio ziet geen effect.

Ongeveer de helft van de regio’s geeft aan dat de implementatie van de verbeterde meldcode nog meer aandacht nodig heeft. Het gaat dan om onder andere het informeren van professionals en organisaties over de werkwijze van Veilig Thuis (negen regio’s), het informeren van professionals en organisaties over de verbeterde meldcode (acht regio’s) en het scholen van professionals in het toepassen van de verbeterde meldcode (vier regio’s). Hierbij worden specifiek handelingsverlegenheid en gespreksvoering als thema’s genoemd. Zeventien van de 28 regio’s geven aan dat er extra aandacht nodig is voor de doelgroep ‘onderwijs’. Ook de kinderopvang en huisartsen worden vaker genoemd.

20 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Ondersteuning implementatie verbeterde meldcode Als hulpmiddel om te komen tot het besluit om (vermoedens van) ernstig huiselijk geweld en kindermishandeling te melden bij Veilig Thuis, is het per 1 januari 2019 verplicht om als beroepskracht een afwegingskader te gebruiken in stap 4 en 5 van de meldcode. Alle betreffende beroepsgroepen beschikken inmiddels over een dergelijk afwegingskader. Ter verdere ondersteuning van deze beroepskrachten is in opdracht van het ministerie van VWS de Meldcode App ontwikkeld. De Meldcode App behandelt de vijf stappen van de meldcode en biedt de mogelijkheid direct met de juiste instanties in contact te treden. Ook is voor alle professionals een e-learning over de verbeterde meldcode ontwikkeld. 9 Speciaal voor beroepskrachten in de kinderopvang heeft de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) een app ontwikkeld. Deze app is een digitale vertaling van het protocol ‘kindermishandeling en grensoverschrijdend gedrag’ voor de kinderopvang van juni 2018. De app is laagdrempelig en gericht op gebruik in de praktijk op het kinderdagverblijf, in de buitenschoolse opvang en gastouderopvang. De beweging tegen kindermishandeling heeft, financieel ondersteund door de ministeries van OCW en SZW, het initiatief genomen om voor scholen en kinderopvang een programma te ontwikkelen om signalen van kindermishandeling eerder te herkennen en op te volgen.

Het programma GHNT investeert daarnaast ook in de samenwerking tussen Veilig Thuis en de beroepsgroepen rondom de verbeterde meldcode, onder andere door het inrichten van leertafels tussen Veilig Thuis en deze beroepsgroepen. Het Toezicht Sociaal Domein doet aan het einde van 2019 onderzoek naar het gebruik van de verbeterde meldcode door de beroepsgroepen.

Naast het ondersteunen van de beroepsgroepen, worden diverse activiteiten ondernomen die gemeenten,

organisaties en professionals ondersteunen bij de implementatie van de verbeterde meldcode. Zo is

in april gestart met de meldcodetour. In afstemming met de 28 regionale projectleiders worden bijeenkomsten

voor professionals uit diverse sectoren (zorg, justitie, politie, onderwijs, kinderopvang) rondom

de meldcode georganiseerd. Ook werkt het programma aan gerichte ondersteuning van gemeenten en

organisaties met betrekking tot initiatieven rondom de implementatie van de meldcode.

Week van de meldcode Twente

De regionaal projectleider in de regio Twente heeft in maart 2019, samen met Veilig Thuis Twente,

‘De week van de Meldcode’ georganiseerd. Doel van de week was de aanpak van huiselijk geweld

en kindermishandeling en de verbeterde meldcode onder de aandacht te brengen bij professionals.

De in totaal ongeveer 650 bezoekers, zijn werkzaam in verschillende domeinen: onder andere

onderwijs, kinderopvang, medische zorg, jeugdzorg, GGZ, wijkteams, welzijn. Ook was er inbreng

van ervaringsdeskundigen en regionale bestuurders. In deze eerste week van de Meldcode stond

informatieoverdracht centraal. Momenteel wordt nagedacht over vervolgbijeenkomsten, waarbij er

ruimte zal zijn voor het uitwisselen van ervaringen in kleinere groepen en bespreking van casuïstiek.

De opzet van deze week is gedeeld met de andere regio’s.

Aandachtsfunctionarissen Een aandachtsfunctionaris speelt een belangrijke rol bij de implementatie van de meldcode in de organisatie. Er is door het ministerie van VWS een kwalitatief en kwantitatief onderzoek gestart naar het aantal aandachtsfunctionarissen, eerste resultaten laten zien dat er een stijging is van het aantal aandachts functionarissen. Op basis van dit onderzoek wordt gekeken naar eventuele vervolgstappen om het gebruik van aandachtsfunctionarissen binnen organisaties te stimuleren.

Daarnaast heeft de Landelijke Vakgroep Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling (LVAK) een taakprofiel aandachtsfunctionaris ontwikkeld dat de uniformiteit en kwaliteit van de aandachtsfunctionaris moet waarborgen.

9 Vanwege de al eerder ontwikkelde e-learning en ten behoeve van de ondersteuning van beroepsgroepen heeft VWS ervoor gekozen Augeo subsidie te verstrekken voor de aanpassing van de e-learning over de verbeterde meldcode.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 21

Opleidingen en scholing

Het is belangrijk dat professionals weten hoe ze om moeten gaan met vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Scholen zijn voor kinderen vaak een vertrouwde plek. Leraren spelen daarom een belangrijke rol bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook de kinder(dag)opvang is een belangrijke plek voor kinderen. Medewerkers kunnen een belangrijke rol spelen in de signalering van kindermishandeling. Er is intensief contact met kinderen, er is langdurig zicht op hun gedrag en eventuele veranderingen en afwijkingen daarin, en bij jonge kinderen is er vanwege de verzorging/ verschoning zicht op eventuele verwondingen en blauwe plekken op het lichaam. Daarnaast kunnen medewerkers eventuele onmacht en opvoeddilemma’s op een laagdrempelige manier bespreekbaar maken.

Het programma GHNT:

  • • 
    is in gesprek met curriculumontwikkelaars van verschillende Regionale Opleidingscentra (ROC’s).

Voor alle relevante opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) geldt dat in de kwalificatiestructuur

(de eindtermen voor de desbetreffende opleiding) het kunnen signaleren van huiselijk geweld

en kindermishandeling en kennis over de meldcode is opgenomen. In de praktijk geven mbo-opleidingen

hier op verschillende wijze invulling aan.

  • • 
    gaat met de ontwikkelaars van de opleidingsprofielen van het hoger onderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo) in gesprek over op welke wijze het thema huiselijk geweld en kindermishandeling een plek kan krijgen in de eindtermen. Voor het hoger onderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo) geldt dat het per opleiding verschilt of het kunnen signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling

en het werken met de meldcode is opgenomen in de eindtermen.

  • • 
    stimuleert dat gemeenten binnen de regio’s in gesprek gaan met scholen en kinder(dag)opvangaanbieders over de wijze waarop de kennis en vaardigheden van docenten en kinder(dag)opvangmedewerkers in het toepassen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen worden verbeterd. Hierbij maakt het programma gebruik van al bestaande goed voorbeelden.
  • • 
    is met diverse partijen, zoals de PO-raad, VO-raad, de NVS-NVL en de Beweging tegen Kindermishandeling, in gesprek om te kijken op welke wijze duidelijke afspraken met scholen en kinder(dag)- opvangaanbieders bij vermoedens van kindermishandeling kunnen worden gerealiseerd.
  • • 
    gaat in gesprek met lerarenopleidingen over wat er voor nodig is om docenten te ondersteunen bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

4.3 Veilig Thuis versterken

Met de inwerkingtreding van de verbeterde meldcode en de radarfunctie bij Veilig Thuis per 1 januari 2019, komen vermoedens van acute en structurele onveiligheid eerder bij Veilig Thuis terecht. In paragraaf 4.2 zijn de eerste effecten die regio’s merken, beschreven. De verbeterde meldcode en de radarfunctie bij Veilig Thuis moeten er voor zorgen dat duurzame veiligheid ook op lange termijn wordt bevorderd, met naar verwachting minder hermeldingen bij Veilig Thuis tot gevolg. Veilig Thuis-organisaties werken met ingang van 1 januari 2019 conform het nieuwe Handelingsprotocol Veilig Thuis. Deze nieuwe werkwijze is gericht op het bevorderen van de kwaliteit en uniformiteit van de prestaties van de Veilig Thuisorganisaties. In 2019 worden de VT-organisaties vanuit het meerjarenprogramma Veilig Thuis ondersteund bij de implementatie van de nieuwe werkwijze, de invoering van de verbeterde meldcode en de samenwerking met de verschillende beroepsgroepen.

Verbeterslag politiemeldingen aan Veilig Thuis

De Veilig Thuis-melding van de politie aan Veilig Thuis is in 2017 ontwikkeld om de signalering van de politie en de veiligheidsbeoordeling door Veilig Thuis zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. De melding sluit aan op de triage, het werkproces van de meldingen is uitgewerkt en alle politieeenheden gebruiken het VT-formulier om te melden aan Veilig Thuis. Tevens is afgelopen maanden een privacy impact assessment (PIA) gemaakt ten behoeve van de Veilig Thuis-melding, zodat er helderheid is over de legitimatie van de verstrekking van de gegevens tussen politie en Veilig Thuis. Deze PIA is in april afgerond. De PIA geeft duidelijkheid over welke informatie wel en niet mag worden gedeeld tussen politie en Veilig Thuis en tussen Veilig Thuis en derden, zoals bijvoorbeeld wijkteams. Zo wordt de informatie toegankelijk en makkelijk raadpleegbaar gemaakt voor professionals van de betrokken organisaties.

22 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Op een aantal punten is verdieping nodig. Er wordt gewerkt aan nadere afspraken over de werkwijze bij meldingen waarvan niet meteen duidelijk is dat sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, maar waarbij de politie zich wel ernstige zorgen maakt over de betrokken gezinnen of huishoudens. Ook wordt gewerkt aan de realisatie en het in beheer nemen van (geautomatiseerd) berichtenverkeer tussen politie en Veilig Thuis. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis heeft aangegeven door te willen met de doorontwikkeling van de tool voor geautomatiseerde invoer en borging hiervan. In april 2019 is het vooronderzoek gestart om helder te krijgen wat dit van de Veilig Thuis-organisaties gaat vragen.

4.4 Versterken lokale infrastructuur

De lokale infrastructuur heeft een rol in het beter signaleren en bespreekbaar maken van huiselijk geweld

en kindermishandeling. Daarnaast draagt zij zorg voor het zicht op veiligheid in die casussen die door

Veilig Thuis worden overgedragen en voor het inzetten van hulpverlening om de risicofactoren van

huiselijk geweld en kindermishandeling weg te nemen en om herstel te bevorderen. Veel gemeenten

hebben hiervoor lokale teams ingericht. Verschillende gemeenten hebben (daarnaast) ook andere vormen

gekozen, bijvoorbeeld SAVE-teams, experts huiselijk geweld of teams huiselijk geweld, om invulling te

geven aan de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Goede samenwerking en versterking

van de kennis en kunde op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn voorwaarden voor

een effectieve regionale aanpak.

Het Toezicht Sociaal Domein signaleert dat dit op een aantal plekken al goed gaat. 10 Op andere plekken

gaat dit echter nog niet goed genoeg en is de lokale infrastructuur niet voldoende toegerust op de taken

en verantwoordelijkheden in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Om gemeenten in staat te stellen te bepalen of de inrichting van hun lokale infrastructuur en de

samen werkingsafspraken met de VT-organisatie voldoende op elkaar aansluiten, ontwikkelt de VNG,

ondersteund door het programma GHNT, een kwaliteitskader en een ‘zelf-scan’ voor gemeenten en

regio’s. De bevindingen van deze scan worden gebruikt om inzichtelijk te maken welke verdere acties

noodzakelijk zijn om te komen tot het versterken van de lokale infrastructuur.

De gewenste versterking van de lokale infrastructuur wordt via de volgende stappen aangepakt: • Opstellen kwaliteitskader ‘Veiligheid voor lokale infrastructuur’ (inclusief het actualiseren van de samenwerkingsafspraken tussen Veilig Thuis en gemeenten 11 ). • Beschrijven en uitdragen van goede voorbeelden aan de hand van resultaten Toezicht Sociaal Domein. • Ontwikkelen en invullen van een zelf-scan voor gemeenten. • Analyseren van resultaten en formuleren van ondersteuningsbehoefte. • De analyse en eventuele vervolgacties ter ondersteuning worden beschreven in de derde voortgangsrapportage van het programma GHNT.

4.5 Versterken forensisch medische expertise

Ten behoeve van forensisch medisch onderzoek moet forensisch medische expertise altijd beschikbaar zijn. GGD GHOR Nederland is gestart met het implementeren en borgen van forensisch medische expertise voor kinderen (FMEK) op regionaal niveau zodat een landelijk dekkende duurzame verankering van de expertise wordt gerealiseerd. De benodigde FMEK wordt georganiseerd op het niveau van de tien politieregio’s. Daarbij treedt in elke politieregio een GGD op als coördinerende GGD en is er per regio een coördinerend expert benoemd. Het doel is dat FMEK overal van voldoende niveau en tijdig beschikbaar is voor het vastleggen, beschrijven, onderzoeken en duiden van letsel en sporen en het daarover rapporteren. Hiervoor is het van belang dat alle ketenpartners goed met elkaar samenwerken. Vanuit het programma is de verbinding gelegd tussen dit traject en de projectleiders van de ‘pilots onder 1 dak‘. Ook is er verbinding met de ontwikkelingen ten aanzien van MDA++.

10 www.toezichtsociaaldomein.nl

11 Vastgelegd in paragraaf 2.3 van het Kwaliteiskader Veilig Thuis – zicht op veiligheid, juli 2016 Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 23

In het komend half jaar wordt in ieder geval ingezet op:

  • • 
    Het ontwikkelen van een landelijk handelingskader voor de regionale inzet van FMEK onder regie van een GGD met betrokkenheid van alle relevante partijen.
  • • 
    Het ondersteunen van de regionale implementatie van dit handelingskader en de bijbehorende samenwerkingsafspraken en kwaliteitsstandaarden bij tenminste de GGD’en binnen de tien

politieregio’s.

  • • 
    Het ontwikkelen van een governancemodel dat aansluit bij het nieuw ontwikkelde handelingskader.
  • • 
    Het in kaart brengen van de huidige bekostigingsstructuur/financiering voor FMEK met voor- en nadelen en de ervaren knelpunten ten behoeve van het ontwikkelen van een toekomstbestendige bekostigingsstructuur/financiering voor FMEK.

Daarnaast ontwikkelt de Netherlands School of Public and Occupational Health (NSPOH) een opleidingsmodule FMEK voor de opleiding tot forensisch arts.

4.6 Vooruitblik naar eind 2019

De komende zes maanden wordt in ieder geval uitvoering gegeven aan de volgende activiteiten:

  • • 
    Start volgende fase van de publiekscampagne gericht op ouderenmishandeling en partnergeweld.
  • • 
    Starten van het project ‘ieder kind geïnformeerd’.
  • • 
    Komen tot voorstellen over wat aanvullend nodig is om het als maatschappij ‘normaal’ te gaan vinden om elkaar aan te spreken wanneer er vermoedens zijn van huiselijk geweld en kinder mishandeling, en met elkaar te spreken over onderliggende risico’s die kunnen leiden tot het plegen of slachtoffer worden van huiselijk geweld en kindermishandeling.
  • • 
    Organiseren regionale bijeenkomsten in het kader van de meldcodetour.
  • • 
    Versterken van de lokale infrastructuur door actualisatie van de eisen aan samenwerkingsafspraken

Veilig Thuis en gemeenten en ontwikkelen en (laten) invullen zelfscan ten behoeve van versterken

lokale infrastructuur.

  • • 
    Ontwikkeling en implementatie van een landelijk handelingskader en kwaliteitsstandaarden, governancemodel en toekomstbestendige financiering voor forensisch medische expertise

voor kinderen.

24 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

5 Actielijn 2: Stoppen en

duurzaam oplossen

Om de cirkel van geweld duurzaam te doorbreken is het nodig dat er veiligheid wordt gecreëerd in onveilige situaties. Hiervoor is goede afstemming nodig met partijen die – waarnodig onder dwang – (veiligheids)maatregelen kunnen treffen. Effectieve hulp moet snel beschikbaar zijn en gericht zijn op medisch en psychologisch herstel, de zogenaamde herstelgerichte interventies. Nog lang niet alle slachtoffers van mishandeling en huiselijk geweld krijgen hulp, of de juiste hulp. Hulp moet gericht zijn op duurzaam herstel. Hiervoor is nodig dat de hulp zich niet alleen richt op het slachtoffer maar op het hele gezin of alle direct betrokkenen. Ook specifiek voor plegers is er een hulpaanbod nodig om herhaling te voor komen. De reguliere (jeugd)hulp is niet altijd toegespitst op het verwerken van trauma of op een aanpak met aandacht voor verwerken van een mogelijk trauma van de pleger.

5.1 Multidiscipinair en systeemgericht werken

Om het patroon van geweld en verwaarlozing te doorbreken moet multidisciplinair en systeemgericht worden gewerkt. In gemeenten en regio’s wordt dit door betrokken organisaties (zowel lokale, regionale als landelijke partners) in hun reguliere inzet van hulp en andere interventies zoveel mogelijk vormgegeven.

Het is de bedoeling dat dit multidisciplinair 12 en systeemgericht 13 samenwerken wordt gedaan volgens de visie dat eerst wordt samengewerkt voor veiligheid, en vervolgens samengewerkt om de oorzaken die ten grondslag liggen aan de onveiligheid aan te pakken middels risicogestuurde en herstelgerichte zorg. 14 Hoe de visie kan worden ingebed in de reguliere samenwerking, wordt door het programma GHNT in het komend half jaar verder uitgewerkt.

Veiligheidsplan Risico gestuurd Herstel gericht

MDA++ Wanneer de inzet van reguliere inzet van hulp en andere interventies maximaal is beproefd en niet heeft geleid tot het duurzaam oplossen van deze structurele onveiligheid (en dus het creëren van duurzame veiligheid), is langdurige inzet nodig van psychosociale, medische, forensische en justitiële specialisten, in samenwerking met het gezin zelf en anderen (school, familie, lokaal veld, etc.). Deze aanpak wordt aangeduid als ‘Multidisciplinaire Aanpak ++ (MDA++)’. In deze aanpak werken de verschillende sectoren, specialisten, het lokaal team en het gezin met haar sociale netwerk samen. 15 De doelstelling is dat elke

12 Multidisciplinair werken betekent met een sterke verbinding en gezamenlijk optrekken van maatschappelijke ondersteuning, zorgpartners, politie en justitie en onderwijsinstellingen.

13 Systeemgericht werken betekent gericht op alle gezinsleden en direct betrokkenen om de veiligheid te herstellen.

14 Vogtländer en Van Arum, Landelijk visiedocument ‘Eerst samenwerken voor veiligheid, dan samenwerken voor risicogestuurde zorg’, 2016.

15 Kwaliteitskader MDA++, een effectieve aanpak van kindermishandeling, huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland, Movisie / NJi, 2017

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 25

regio een MDA++ inricht.

Uit de inventarisatie in het najaar van 2018 kwam naar voren dat er geen eenduidig beeld is wat onder MDA++ wordt verstaan. De opvattingen van de regio’s hierover lopen uiteen: van het inrichten van een (fysiek) multidisciplinair centrum tot het voorzien in een ad hoc acuut casusoverleg. In het eerste kwartaal van 2019 zijn daarom twee werkconferenties georganiseerd. Daarin zijn de volgende concept bouwstenen uitgewerkt:

  • • 
    Bouwsteen ‘Definitie MDA++’
  • • 
    Bouwsteen ‘Criteria MDA++’
  • • 
    Bouwsteen ‘Bestuurlijk commitment MDA++’
  • • 
    Bouwsteen ‘Organisatie MDA++ in de regio’
  • • 
    Bouwsteen ‘Opstellen plan van aanpak voor gezin/huishouden’

De concept bouwstenen ondersteunen regio’s bij het inrichten van een MDA++. De concept bouwstenen zoals opgesteld in de werkconferenties worden in het komend half jaar uitgedragen en beproefd in de regio’s, alvorens ze definitief worden vastgesteld in de relevante gremia waaronder de stuurgroep Geweld hoort nergens thuis. Ook wordt vanuit het programma de implementatie van MDA++ in de regio’s verder ondersteund, onder andere als onderdeel van de regionale route naar 2021.

In de uitvraag ten behoeve van de voorliggende voortgangsrapportage is vooruitlopend op de vaststelling van de concept bouwstenen in beeld gebracht hoe regio’s hun MDA++ inrichten: • Er is weinig tot geen verandering in het aantal regio’s dat aangeeft te beschikken over een MDA++.

Vijf van de 28 regio’s geven aan dat zij een MDA++ hebben gerealiseerd, in elf van de 28 regio’s is

een MDA++ pilot gaande, in twee regio’s is een pilot in de planfase en zes regio’s geven aan dat

een MDA++ in ontwikkeling is.

  • • 
    In alle zestien regio’s die een MDA++ hebben (hetzij duurzaam ingebed, hetzij in pilotvorm) is deze MDA++ bestuurlijk geborgd.
  • • 
    Vijftien van de zestien regio’s die aangeven een MDA++ te hebben (hetzij duurzaam ingebed, hetzij in pilotvorm) geven aan dat hun MDA++ gericht is op het doorbreken van structurele onveiligheid.
  • • 
    De MDA++ richt zich over het algemeen op gezinnen of huishoudens waarin het structureel onveilig is én de reguliere inzet maximaal is beproefd én niet tot een gewenst resultaat heeft geleid.
  • • 
    In alle zestien regio’s die een MDA++ hebben (hetzij duurzaam ingebed, hetzij in pilotvorm) wordt de selectie door Veilig Thuis gedaan. Het zorg- en veiligheidshuis en de politie (beiden in zeven van deze zestien regio’s) zijn in veel regio’s een belangrijke partner in de toeleiding naar MDA++.
  • • 
    In alle zestien regio’s die een MDA++ hebben (hetzij duurzaam ingebed, hetzij in pilotvorm) is Veilig

Thuis betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak voor het betreffende gezin/huishouden

om de structurele onveiligheid te doorbreken. Ook de politie wordt in de meeste gevallen betrokken

(twaalf van de zestien regio’s). Daarna wordt het beeld divers.

  • • 
    Van de 24 regio’s die aangeven een MDA++ te hebben gerealiseerd, hieraan te werken of deze in voorbereiding te hebben, geven 22 regio’s aan dat de visie ‘Eerst samenwerken voor veiligheid, dan samenwerken voor risicogestuurde zorg’ wordt omarmd of dat het de intentie is om conform deze visie te werken in de MDA++.

Pilots onder 1 dak

Als onderdeel van het programma Geweld hoort nergens thuis wordt verkend welke voordelen het onder

één dak organiseren van de multidisciplinaire en systeemgerichte samenwerking ten behoeve van acute en/of structurele veiligheid heeft. Begin dit jaar zijn de drie pilots, in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Hart van Brabant en Kennemerland, van start gegaan. De pilot in de regio Kennemerland is gericht op doorontwikkeling van het bestaande MDCK. In de andere twee regio’s worden de randvoorwaarden voor de multidisciplinaire samenwerking in de centra gecreeërd, alvorens de centra definitief van start kunnen. Medio 2019 wordt aan de hand van een beperkt aantal casussen ervaring opgedaan. De verwachting is dat deze centra eind 2019 – medio 2020 formeel operationeel worden. De werkwijzen in de regio’s Friesland en West-Brabant, waar niet onder één dak wordt samengewerkt, worden als referentie gebruikt.

26 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

In april 2019 is een voorstel voor een monitor vastgesteld, waarmee de resultaten van de pilots en referentiewerkwijzen in beeld zullen worden gebracht en tussentijds worden gedeeld met de betrokken regio’s. In volgende voortgangsrapportages worden deze resultaten opgenomen. Daarnaast worden de in de pilots geleerde lessen gedeeld met regio’s die bezig zijn met het inrichten van hun MDA++ via de regionale route naar 2021.

5.2 Traumascreening

Het belang van aandacht voor traumascreening en passende hulp

Uit de eerste resultaten van een grootschalig onderzoek in dertien Veilig Thuis-regio’s 16 blijkt dat:

  • • 
    vier op de tien kinderen die kindermishandeling of partnergeweld meemaakt traumatische

     klachten heeft. • veel ouders zelf een jeugdtrauma hebben meegemaakt of zijn opgegroeid in een gezin

    waar sprake was van partnergeweld in de eigen jeugd. • 15% van de ouders op dit moment een klinisch trauma heeft ten aanzien van in elk geval

één van de tien onderzochte onderwerpen. In de meeste gevallen gaat het om een depressie, gevolgd door angst en PTSS.

Het is van groot belang dat, wanneer blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling, er altijd een afweging wordt gemaakt of traumascreening nodig is. Om inzicht te krijgen in de beste manier waarop dit kan worden vormgegeven, heeft het programma samen met het Verwey-Jonker Instituut meerdere expertsessies over dit thema georganiseerd. Bovendien zijn ervaringen uit de regio’s opgehaald. Hieruit bleek dat er enkele succesvolle initiatieven zijn ten aanzien van traumascreening en traumabehandeling (zie ook onderstaand kader), maar dat het belang hiervan door professionals en bestuurders vaak nog onvoldoende wordt onderkend en dat er nog onvoldoende gedeelde beelden zijn over waar traumascreening belegd zou moeten worden.

Traumabehandeling

Er zijn verschillende goede voorbeelden van traumabehandeling voor kinderen en gezinnen.

Het programma licht er de volgende twee uit:

  • • 
    Accare 17 past het KINGS-behandelmodel toe bij kinderen met ernstige gedragsproblemen en

hun ouders, waarvan EMDR een belangrijk onderdeel uitmaakt zowel voor de ouder als het kind. De kinderen en hun ouders zijn vóór opname slachtoffer geweest van ingrijpende interpersoonlijke gebeurtenissen, zoals huiselijk geweld, verwaarlozing, seksueel misbruik en geweld door leeftijdgenoten. Het behandelmodel bestaat uit drie fasen, die zowel kind als ouder doorlopen: (1) psycho-educatie, motivatie en vaardigheden (pedagogische voor ouders/ gedrags voor kind), (2) traumaverwerking en (3) integratie.

  • • 
    In Amsterdam hebben Altra, Blijf Groep, Bright GGZ en de Waag zich verenigd in het Project

Integrale Behandeling en Begeleiding (PIBB). Waar voorheen vaak sprake was van een versnipperde behandeling van een gezin (tussen volwassenenzorg en jeugdhulp), is er een behandelteam huiselijk geweld gestart dat zorgdraagt voor een integrale behandeling en begeleiding van alle leden van een gezin waarbij structureel huiselijk geweld speelt. Probleemanalyse, screening en (indien nodig) behandeling van trauma bij alle gezinsleden en verbeteren van kwaliteit van de hechtingsrelaties tussen ouders en kinderen zijn vaste onderdelen van deze aanpak. Deze systeemgerichte werkwijze heeft als doel huiselijk geweld duurzaam te stoppen, zowel binnen de huidige als de volgende generatie.

16 https://www.verwey-jonker.nl/publicaties/2018/werkt-de-aanpak-van-kindermishandeling-en-partnergeweld

17 Accare is een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie met zowel ambulante als (dag)klinische voorzieningen. In de kliniek worden kinderen tussen 0 en 13 jaar opgenomen samen met hun ouders.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 27

De expertmeetings en de opgedane ervaringen laten zien dat er aanvullende actie nodig is om de ambities van het programma op het gebied van traumascreening en –behandeling waar te maken. Daarom wordt een projectleider aangesteld, die als opdracht heeft om 1) het bewustzijn van de relatie tussen huiselijk geweld en kindermishandeling en traumatische klachten te bevorderen, 2) de regio’s – die dit thema hebben geadopteerd in de regionale route – te begeleiden om traumascreening regionaal in te bedden en 3) landelijke handvatten op te stellen voor het maken van de afweging of traumascreening nodig is, het uitvoeren van traumascreening en de monitoring van traumascreening en -behandeling. In eerste instantie richt het programma zich op het inrichten van traumascreening voor de doelgroepen met de meest ernstige problematiek: onder andere kinderen en vrouwen in de vrouwenopvang, de zwaarste categorie gezinnen en huishoudens die bekend zijn bij Veilig Thuis en gezinnen die in beeld zijn bij de multidisciplinaire centra onder één dak.

5.3 Opvang en ondersteuning verbeteren

De Nationale ombudsman, Toezicht Sociaal Domein en de commissie Lenferink hebben in verschillende rapporten knelpunten in kaart gebracht die zich voordoen bij de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld. Op 19 april 2019 heeft de minister van VWS de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van deze knelpunten. 18 Op basis van het advies van de landelijke werkgroep 19 en een werkgroep onder regie van de VNG wordt eerst gewerkt aan knelpunten gerelateerd aan schulden en financiële zelf redzaamheid van vrouwen. De focus ligt op het vinden van oplossingen voor het sneller verstrekken van een aantal uitkeringen en toeslagen, zoals de kinderbijslag, het kindgebondenbudget en de kinderopvangtoeslag.

In het verlengde hiervan ondersteunt het programma in 2019 een aantal experimenten. Regio’s en vrouwenopvang-organisaties kunnen hiervoor voorstellen indienen, onder de voorwaarde dat deze zich richten op één of meerdere van onderstaande thema’s: • De aanbevelingen van Toezicht Sociaal Domein, gericht op nazorg en veiligheid na uitstroom

uit de vrouwenopvang 20 .

  • • 
    De aanbevelingen van de Nationale Ombudsman, gericht op het eigen inkomen, schulden problematiek, hulpverlening aan kinderen en passende huisvesting 21 .
  • • 
    Implementatie en/of doorontwikkeling methodiek “de Nieuwe Toekomst”.
  • • 
    Traumazorg voor kinderen en volwassenen binnen de vrouwenopvang.
  • • 
    Passende ondersteuning bij zelfstandig wonen.

5.4 Pleger(s) in de systeemgerichte aanpak

Een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vereist niet alleen aandacht en zorg voor slachtoffers, maar ook aandacht voor plegers. Hulpverlening, Veilig Thuis, politie, justitiepartners en gemeenten hebben een gezamenlijke taak bij de inzet van interventies die de pleger hulp bieden en aanpakken en slachtoffers steunen. Dit maakt onderdeel uit van de systeemgerichte aanpak voor het gezin of huishouden.

Naast activiteiten gericht op effectieve hulp en ondersteuning aan plegers, wordt ingezet op gezamenlijke afstemming en inzet van interventies voor veiligheid in gezinnen (verdachten en slachtoffers) vanuit zowel politie, justitiepartners en Veilig Thuis. Hiermee wordt bijgedragen aan het voorkomen van recidive en het vergroten van veiligheid. In dit kader zijn de volgende activiteiten ontplooid.

18 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/04/19/commissiebrief-verzoek-om-reactie-op-bericht-nos. nl-hulp-na-huiselijk-geweld-stagneert-gezinnen-lang-in-onzekerheid%E2%80%99 en de bijlage ‘stand van zaken in de

vrouwenopvang’via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2019/04/19/ stand-van-zaken-knelpunten-in-de-vrouwenopvang).

19 De landelijke werkgroep bestaat uit VWS, BZK, SZW, de Belastingdienst, VNG, Financiën, SVB en Federatie Vrouwenopvang.

20 Moeder en kind verlaten de vrouwenopvang. (Wie) is dat een zorg? (2017)

21 Vrouwen in de knel. Een onderzoek naar knelpunten in de vrouwenopvang. (2017)

28 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Aanbod plegers Het is nog niet altijd duidelijk welke interventies voor plegers effectief zijn en hoe plegers gemotiveerd kunnen worden om gebruik te maken van hulpverlening. In 2019 organiseert de VNG samen met het programma GHNT een aantal regionale expertbijeenkomsten om hier inzicht in te krijgen. Resultaten van deze bijeenkomsten worden verwerkt in een instrument dat door de regio’s gebruikt kan worden bij de inrichting van een passend plegeraanbod.

Wetsvoorstel aanpassing actuele delictsvormen Het kabinet vindt het belangrijk dat er bij de strafrechtelijke aanpak van mishandeling van minderjarigen oog is voor de kwetsbare positie van slachtoffers. Daarom wordt voorgesteld om de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor mishandeling van een minderjarige op een drietal punten te verruimen. Het wetsvoorstel beoogt onder meer stelselmatige mishandeling als strafverzwarende omstandigheid aan het Wetboek van Strafrecht toe te voegen, waardoor bij langdurige kindermishandeling met vaak grote impact op slachtoffers de maximumstraf met een derde kan worden verhoogd. Tevens wordt in dit wetsvoorstel de verjaringstermijn bij kindermishandeling verlengd, door deze pas aan te laten vangen op de dag dat het kind achttien jaar wordt. Het wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen is op 21 mei jl. met algemene stemmen aanvaard in de Tweede Kamer. Momenteel vindt (schriftelijke) behandeling van het wetsvoorstel plaats in de Eerste Kamer.

Ontwikkelagenda politie, justitieorganisaties en Veilig Thuis De ontwikkelagenda ‘Veiligheid voorop’ biedt een gezamenlijk meerjarig perspectief op de noodzakelijke verbeteractiviteiten voor de samenwerking tussen politie, justitieorganisaties (Reclassering, Raad voor de Kinderbescherming, Openbaar Ministerie) en Veilig Thuis-organisaties met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Op dit moment worden de verbeteractiviteiten landelijk en in de tien arrondissementen concreet uitgewerkt en uitgevoerd. Professionals in de uitvoering werken aan onder andere het verbeteren van de vroegtijdige afstemming in casuïstiek tussen Veilig Thuis, politie en justitieorganisaties door middel van het actieoverleg, het hanteren van het handelingskader voor crisissituaties huiselijk geweld en kindermishandeling en de implementatie van de handreiking samenwerking bij strafbare kindermishandeling. Hierbij hoort ook het uitwerken en verduidelijken van de bijbehorende vraagstukken op het gebied van privacy en informatie-uitwisseling en het ontsluiten van kennis over het justitiële interventiepalet.

Aansluiting van Veilig Thuis op het ZSM-werkproces Op ZSM 22 komen bijna alle huiselijk geweldszaken die strafrechtelijk worden vervolgd, binnen. Samenwerking van ZSM met Veilig Thuis-organisaties is noodzakelijk en vraagt verbetering. Het gaat hierbij om onder andere verbetering van de afstemming van het doen van feitenonderzoek (zowel politie/OM als Veilig Thuis moeten, vanuit de eigen verantwoordelijkheid, een feitenonderzoek uitvoeren en een besluit nemen over het gewenste vervolg). Ook is afstemming nodig van de inzet van mogelijke interventies (strafrecht, bestuursrecht, civielrecht, zorg en ondersteuning) ten behoeve van alle betrokkenen, inclusief de verdachte. Daarom zijn de ZSM-partners en Veilig Thuis in januari 2019 een verkenning gestart naar een aanpak van huiselijk geweldszaken op ZSM, waarbij duidelijk wordt hoe gezamenlijk feitenonderzoek (inclusief veiligheidstaxatie) kan worden uitgevoerd en een systeemgericht veiligheidsplan opgesteld kan worden. De uitkomsten van deze verkenning worden eind 2019 verwacht.

Spreekuur huiselijk geweld Het spreekuur huiselijk geweld in de regio Oost-Nederland is een project van het Openbaar Ministerie en de drie landelijke reclasseringsorganisaties (3RO: Reclassering Nederland, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, Stichting Verslavingsreclassering GGZ). De bedoeling van het spreekuur huiselijk geweld is om ten aanzien van verdachten van huiselijk geweld zo vroeg mogelijk de mogelijkheden van strafrechtelijke interventies samen met anderen te onderzoeken. Bij voorkeur zo

22 Politie, OM en ketenpartners pakken met ZSM veelvoorkomende misdrijven op daadkrachtige wijze aan. In de ZSM-werkwijze beslissen zij na aanhouding van de verdachte zo spoedig mogelijk over het afdoeningstraject.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 29

kort mogelijk na het incident van huiselijk geweld, in plaats van enkele maanden later wanneer de zaak gedagvaard wordt. Door het spreekuur kan sneller dan voorheen een interventie ingezet worden en begeleiding of toezicht door de reclassering starten. Ook sluit het strafrechtelijk besluit zo beter aan bij de systeemgerichte aanpak en de ingezette zorg. Het spreekuur huiselijk geweld is inmiddels uitgebreid en nu – naast Oost-Nederland – ook van start gegaan in Oost-Brabant in een samenwerking van het OM, reclassering en Veilig Thuis. Eveneens wordt in opdracht van het ministerie van JenV een business case uitgewerkt voor het spreekuur huiselijk geweld, de uitkomsten en de opvolging hiervan zijn in het najaar bekend.

Ex-partner stalking

Stalking door een ex-partner is een vorm van huiselijk geweld die geregeld een fatale afloop kent.

Daarom besteedt de politie hier expliciet aandacht aan en heeft zij een werkinstructie stalking opgesteld.

Deze bevat hulpmiddelen en instrumenten die helpen om dreigingsniveau en urgentie te bepalen. De

SASH is een voorbeeld van een triage-instrument voor stalking, een eerste beoordeling van de urgentie van de hulpvraag. Na de screening wordt, zo nodig samen met partners als het Openbaar Ministerie en Veilig Thuis, een aanpak bepaald die is gericht op het voorkomen en/of stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. Als er sprake is van een acute dreiging, neemt de politie samen met relevante partners adequate beschermingsmaatregelen, zoals een huisverbod, een (stop)gesprek met de dreiger, een opvangadres of beveiliging.

Momenteel doet de Inspectie Justitie en Veiligheid een onderzoek naar aanleiding van de gewelddadige dood van een 16-jarige scholiere in Rotterdam. De Inspectie doet onderzoek zowel naar deze zaak, als breder naar de werkprocessen van reclassering, politie en het Openbaar Ministerie voor zaken waarin stalking door ex-partners speelt. De minister van JenV zal na oplevering van het inspectierapport medio juni 2019 een beleidsreactie zenden aan de Tweede Kamer.

5.5 Sociale steun aan kinderen

Wanneer scholen snel (binnen 24 uur) op de hoogte worden gebracht van geweldsescalaties in het gezin van hun leerling, kunnen zij leerlingen beter opvangen en sociale steun bieden. Zo wordt de veerkracht van deze kinderen versterkt. In 2018 liepen hiertoe twee pilots in Wageningen en Heerlen. De tussenevaluatie van deze pilots is in januari 2019 afgerond. Op basis van deze tussenevaluatie zijn de pilots in deze twee steden uitgebreid. In Wageningen doen alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs mee. In Heerlen doen alle scholen in het primair onderwijs mee. In Rotterdam is een pilot gestart met drie scholen, die bij het opleggen van huisverboden worden geïnformeerd door het crisisinterventieteam. Ook andere gemeenten en Veilig Thuis-organisaties hebben interesse getoond. Dit thema maakt onderdeel uit van de regionale route naar 2021, zodat meer pilots kunnen worden gestart, lessen en ervaringen met elkaar kunnen worden gedeeld en gezamenlijke wordt gezocht naar werkzame bestanddelen.

5.6 Vooruitblik naar eind 2019

De komende zes maanden wordt in ieder geval uitvoering gegeven aan de volgende activiteiten:

  • • 
    Ondersteunen van regio’s in het verder vormgeven van hun MDA++.
  • • 
    Het uitwerken van hoe de visie ‘Eerst samenwerken voor veiligheid, dan samenwerken voor risicogestuurde zorg’ kan worden ingebed in de reguliere samenwerking.
  • • 
    Het aanstellen van een projectleider traumascreening.
  • • 
    Het (financieel) ondersteunen van experimenten gericht op het verbeteren van opvang en ondersteuning.
  • • 
    Het ontwikkelen van een instrument dat door de regio’s gebruikt kan worden bij de inrichting van een passend plegeraanbod.
  • • 
    Verdere uitbreiding pilots in het kader van het bieden van sociale steun aan kinderen.

30 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

6 Actielijn 3: Aandacht voor

specifieke groepen

Voor een aantal specifieke groepen is om verschillende redenen extra aandacht nodig. Het gaat om groepen die extra kwetsbaar zijn en niet altijd direct te herkennen zijn. Duurzaam oplossen of stoppen vraagt soms een andere aanpak met specifieke expertise of andere organisaties.

6.1 Slachtoffers seksueel geweld

Slachtoffers van seksueel geweld vormen een kwetsbare groep slachtoffers, waarbij de drempel om hulp te zoeken en het seksueel geweld te melden als hoog wordt ervaren. Daarom wordt met betrokken partijen

gezocht naar mogelijkheden om de toegang tot het Centrum Seksueel Geweld (CSG) verder te verbeteren: • Er wordt een tijdelijke voorziening voor één jaar ingericht waarbij slachtoffers van seksueel geweld die in de acute fase hulp zoeken bij het CSG, een vergoeding krijgen van de gemaakte kosten voor het eigen risico. Het doel van de tijdelijke voorziening is om te kunnen zien wat het effect is van het in die situaties vergoeden van het eigen risico op de (mogelijke) drempel die slachtoffers van seksueel geweld ervaren bij het zoeken van hulp of het melden van het geweld. • Daarnaast is het ministerie van VWS in gesprek met Slachtofferhulp Nederland, gemeenten en medische professionals (zoals huisartsen) om slachtoffers standaard te wijzen op de mogelijkheid om een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming te doen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. • Ook wordt samen met de artsenfederatie KNMG, de Landelijke Huisartsen Vereniging en de GGZ bekeken hoe de bekendheid van zorgprofessionals met het CSG verder kan worden vergroot.

6.2 Slachtoffers loverboys en mensenhandel

De voortgang op de aanpak van deze problematiek wordt gerapporteerd door het Programma Samen tegen mensenhandel. Het programma GHNT en het programma Samen tegen mensenhandel stemmen nauw af over de uitvoering van activiteiten.

6.3 Slachtoffers schadelijke traditionele praktijken

Eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en achterlating, huwelijkse gevangenschap, vrouwelijke genitale verminking en gedwongen isolement zijn schadelijke (traditionele) praktijken, die mensen beperken in hun

fundamentele rechten en vrijheden tot zelfbeschikking. Uit de uitvraag in de regio’s blijkt dat zowel aard als omvang van deze groep slachtoffers bij de regio’s beperkt in beeld is. 22 van de 28 regio’s geven aan hier niet of deels zicht op te hebben. Verschillende regio’s geven dit gebrek aan inzicht als reden om dit onderwerp minder of geen prioriteit te geven. Ook geeft een aantal regio’s (acht van de 28 regio’s) aan dat deze doelgroep vraagt om een landelijke bundeling van expertise waar regionaal gebruik van kan worden gemaakt.

Zoals aangekondigd in het programmaplan ‘Geweld hoort nergens thuis’ is een verkenning verricht om te bepalen of aanvullende vervolgacties noodzakelijk zijn op het thema schadelijke traditionele praktijken. Op basis van deze verkenning hebben de minister van VWS en de minister voor Rechtsbescherming, in overleg met de ministers van SZW, OCW en BZ en veldpartijen 23 voor de periode tot 2021 de volgende ambities geformuleerd en afspraken gemaakt: • Beter inzicht in de aard en omvang van de problematiek. • (Potentiële) slachtoffers en betrokkenen van schadelijke traditionele praktijken worden beter geholpen. • Gemeenten en andere partijen zijn beter geëquipeerd om (potentiële) schadelijke traditionele praktijken te herkennen en hiernaar te handelen. • Er wordt beter gebruik gemaakt van het beschikbare handhavingsinstrumentarium.

23 VNG, Veilig Thuis, Movisie, Pharos, Femmes For Freedom, GGD-GHOR, FSAN, het LEC, Sterk Huis, Fier Fryslan, het LKHA en het Expertisecentrum Samenleving.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 31

Het programmateam doet in dit kader daarom het volgende:

  • • 
    Het vergroten van de bewustwording in de regio’s voor deze problematiek via onder andere de leerkringen van het programma.
  • • 
    Het opstellen van een routekaart voor regio’s, die hen help om schadelijke traditionele praktijken te herkennen en hiernaar te handelen. Hier wordt inzichtelijk gemaakt wat regionaal nodig is

 (signaleren en inrichten van aandachtsfunctie) en bij welke landelijke organisaties regio’s terecht

 kunnen (onder andere het landelijk expertisecentrum van de nationale politie, het knooppunt

Huwelijksdwang, Comensha en Pharos).

6.4 Kinderen in kwetsbare opvoedsituaties

Kinderen in kwetsbare opvoedsituaties hebben een verhoogd risico op kindermishandeling. Vooral in die gezinnen waar ouders psychische problemen en/of verslavingsproblemen hebben en er sprake is van kindermishandeling, is samenwerking tussen GGZ-zorg voor volwassenen en hulpverlening van het kind in een systeemgerichte aanpak essentieel om duurzaam tot een stabiele situatie te komen. Daarnaast is bij kinderen van ouders met een lichte verstandelijke beperking (LVB) sprake van een verhoogde kwetsbaarheid.

24 van de 28 regio’s geven aan geen of weinig zicht te hebben op aard en omvang van deze doelgroep in de context van huiselijk geweld en kindermishandeling. Een aantal regio’s verwijst voor de aanpak van deze problematiek naar het programma zorg voor de jeugd, waarin deze thematiek is opgenomen. Er lijkt over het algemeen geen sprake van een regionale afgestemde aanpak ten aanzien van deze doelgroep in relatie tot huiselijk geweld en kindermishandeling.

Acht van de 28 regio’s geven aan dat de kindcheck wordt toegepast binnen de GGZ, zeven van de

28 regio’s geven aan dat de toepassing van de kindcheck binnen de GGZ meer aandacht behoeft.

Buitenhuis-project

Het Trimbos-instituut is het buitenhuis-project gestart en doet in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek naar de effecten van dit project op het welbevinden van ouders en kinderen. Tot nu toe doen doen tien gemeenten met minimaal tien kinderen mee aan dit project. 24 Het buitenhuis-project is een vorm van hulpverlening die laagdrempelige ondersteuning biedt aan zowel ouders als kinderen. Het buitenhuis-project is speciaal ontwikkeld voor kinderen van ouders met ernstige psychiatrische en/of verslavingsproblematiek en voor kinderen van LVB-ouders. Het buitenhuis-project beoogt stress weg te nemen bij het kind, kwetsbare ouders te ontlasten in hun oudertaken, het welbevinden van het kind (en ouders) te verhogen en dure specialistische hulp en zelfs uithuisplaatsing te voorkomen. Daartoe krijgen kinderen tijdens deelname aan het project gedurende twee jaar gewone kinderopvang of buitenschoolse opvang (BSO) aangeboden en voor oudere kinderen is er huiswerkbegeleiding of een vrijetijdsclub.

6.5 Complexe scheidingen

Zowel kinderen als partners kunnen aanzienlijke schade ondervinden van conflictueuze of vechtscheidingen. Wanneer er bij een melding over (een vermoeden) van kindermishandeling of huiselijk geweld bij Veilig Thuis ook sprake blijkt te zijn van een situatie waarin ouders verzeild zijn geraakt in een complexe scheiding, is bijzondere aandacht nodig voor de soms ernstige schade die kinderen daarvan kunnen ondervinden. In het programma Scheiden zonder schade van de ministeries van JenV en VWS en de VNG wordt ingezet op het beter benutten, beschikbaar maken en indien nodig ontwikkelen van effectieve interventies bij vechtscheidingen. De voortgang op de aanpak van deze problematiek wordt gerapporteerd door het programma Scheiden zonder schade.

24 https://www.buitenshuisproject.nl/ Het gaat om de gemeenten Almelo, Almere, Blaricum, Eemnes, Laren, Groningen,

Huizen, Hilversum, Maastricht, Waadhoeke en Wijk bij Duurstede.

32 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

6.6 Slachtoffers van ouderenmishandeling

Ook ouderen kunnen te maken krijgen met mishandeling. Ouderen zijn veelal gedeeltelijk of geheel afhankelijk van anderen in hun omgeving. Daarom is extra aandacht voor deze vorm van huiselijk geweld belangrijk. Zoals in paragraaf 4.1 beschreven wordt de publiekscampagne in juni van dit jaar uitgebreid met het onderwerp ouderenmishandeling. Daarnaast zijn de voorbereidingen voor een wetstraject over de wettelijke verplichting van het Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn gestart. Met dit register kan worden voorkomen dat medewerkers in de zorg die grensoverschrijdend gehandeld hebben, elders weer aan de slag kunnen. Het aantal lokale allianties financieel misbruik is in de afgelopen periode uitgebreid tot 60, bijna een verdubbeling van de 35 allianties in 2017. Eind 2019 zijn risicoprofielen van kwetsbare ouderen gereed en getest bij professionals in het veld. Deze risicoprofielen zijn dan bruikbaar voor alle professionals, vrijwilligers en mantelzorgers in Nederland.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 33

Bijlage 1 Actielijnen, bouwstenen en thema’s

Het programma is opgebouwd langs drie actielijnen. Elke actielijn is opgebouwd uit een aantal elementen (‘bouwstenen’), waarmee knelpunten en belemmeringen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling worden weggenomen.

Actielijn 1 Eerder en beter in beeld Door het geweld eerder en beter in beeld te hebben, kan de duur van het geweld worden verkort en kan erger worden voorkomen. Door het geweld beter in beeld te hebben, weten we beter hoe het slachtoffer en diens omgeving het beste kan worden geholpen.

Actielijn 2 Stoppen en duurzaam oplossen Het geweld wordt zo snel mogelijk gestopt. Samenwerkende hulpverleners bieden samenhangende hulp, gericht op duurzaam herstel van veiligheid. Plegers worden passend aangepakt. Voor het hele gezinssysteem wordt steun of hulp georganiseerd die bijdraagt aan herstel en veerkracht. Alle gezinsleden en hun sociale netwerk zijn betrokken (systeemgericht) in een optimaal samenspel met zorg- en justitieorganisaties.

Actielijn 3 Specifieke groepen Voor een aantal specifieke doelgroepen met specifieke problemen is extra aandacht nodig. Het gaat dan om slachtoffers van huiselijk geweld, van loverboys en mensenhandel, van eergerelateerd geweld/ schadelijke traditionele gebruiken en van ouderenmishandeling. Ook gaat het om kinderen in kwetsbare opvoedsituaties en kinderen die te maken krijgen met complexe scheidingen.

Eerder en beter Stoppen en Specifieke

in beeld duurzaam oplossen groepen

Bespreekbaar maken Multidisciplinair en Slachtoffers seksueel geweld

Werkgevers alerter maken systeemgericht samenwerken Slachtoffers loverboys en mensenhandel Zorgen dat professionals met Traumascreening en passende hulp Slachtoffers schadelijke traditionele

de meldcode werken Plegeraanpak praktijken en huwelijksdwang

Veilig Thuis versterken Scholen sneller informeren Kinderen in kwetsbare opvoedsituaties

Verbeteren feiten-onderzoek Opvang en passende ondersteuning Complexe scheidingen

Lokale teams versterken voor slachtoffers verbeteren Slachtoffers ouderenmishandeling

Forensisch medische expertise versterken

Figuur 1 Actielijnen en bouwstenen programma Geweld hoort nergens thuis

Elk van bovenstaande bouwstenen bestaat weer uit een aantal thema’s. Zo bestaat de bouwsteen ‘bespreekbaar maken’ onder andere uit de publiekscamapgne en het project ‘Ieder kind geïnformeerd’. In het programmaplan 25 zijn alle thema’s terug te vinden.

25 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2018/04/25/ geweld-hoort-nergens-thuis-aanpak-huiselijk-geweld-en-kindermishandeling

34 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Bijlage 2 Programma inrichting

Programmateam Een deel van de maatregelen zoals opgenomen in het programma Geweld hoort nergens thuis wordt uitgevoerd door de opdrachtgevers zelf. Voor de uitwerking en uitvoering van de overige maatregelen is een programmateam geformeerd. Het programmateam is per 1 juli 2018 operationeel en richt zich met name op het inrichten en ondersteunen van de aanpak in de regio’s.

Kernteam Er is een landelijk kernteam ingericht, waarin relevante organisaties en expertises zijn vertegenwoordigd op operationeel en/of tactisch niveau. Het kernteam bewaakt de aansluiting van de eigen organisaties op de gezamenlijke aanpak in de regio’s en agendeert knelpunten en best practices uit de regio’s. De deelnemers stimuleren en ondersteunen regio’s met kennis in het uitvoeren van het eigen actieplan. Daarnaast ondersteunt het kernteam bij het realiseren van doorbraken als het proces of de samenwerking stokt, jaagt het aan en spreekt zij de partners aan die een taak en verantwoordelijkheid hebben in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Wanneer knelpunten of vraagstukken om een breder antwoord vragen, kan de programmadirecteur als voorzitter van het kernteam vraagstukken agenderen in de landelijke stuurgroep. Het kernteam komt in principe zes keer per jaar bijeen.

Spiegelgroep ervaringsdeskundigen Het programmateam laat zich niet alleen bijstaan door professionals, maar ook door een vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen. Deze komen samen in een eigen verband, onder voorzitterschap van de programmadirecteur. De verhalen van ervaringsdeskundigen laten zien wat wel en niet goed gaat. De deelnemers stimuleren en ondersteunen regio’s met kennis in het uitvoeren van het eigen actieplan.

Stuurgroep De landelijke stuurgroep is dé plek waar vraagstukken die de regionale schaal overstijgen of om ant woorden op landelijk niveau vragen op tafel komen. Dit ziet ook op de spanning tussen de lokale/ regionale behoeften aan maatwerk en de behoefte van de landelijk georganiseerde organisaties aan uniformiteit. Wanneer de voortgang van het programma achterblijft bij de ambities maakt het programma dit inzichtelijk en bespreekt ze de stagnatie eerst met de betrokkenen, vervolgens in het daarvoor geschikte gremium (onder andere gemeente, regio, individuele organisatie, de bestuurlijke governance van de VNG en het landelijk kernteam). Indien nodig schaalt het programmateam op naar de stuurgroep.

De leden van de stuurgroep agenderen eventuele knelpunten in wet- of regelgeving, spreken de eigen achterban aan en dragen de doelen en successen van het programma uit. De stuurgroep maakt waar nodig nieuwe landelijke (samenwerkings-)afspraken en forceert doorbraken. Via de stuurgroep worden best practices waar mogelijk door de verantwoordelijke organisaties vertaald naar (professionele) normen, die worden nageleefd.

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 35

Opdrachtgeversoverleg

Het opdrachtgeversoverleg draagt de verantwoordelijkheid voor het gehele programma. Het bewaakt de voortgang, geeft richting aan het programma en creëert de bestuurlijke en politieke randvoorwaarden. De drie opdrachtgevers onderhouden hun banden met het veld en achterban ter ondersteuning van hun rol als opdrachtgever van het programma. Vier keer per jaar is er een opdrachtgeveroverleg met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Rechtsbescherming en de algemeen directeur van de VNG.

> 1 miljoen professionals Sociale en Veiligheidsdomein

Regionale projectleiders/ centrumgemeenten

Leerkring

Kernteam

Stuurgroep

Opdrachtgeversoverleg VWS, JenV, VNG

Ervaringsdeskundigen

36 | Ministeries van VWS en JenV en de VNG

Bijlage 3 Regio-indeling

Regio Centrumgemeente(n)

1 Alkmaar – West Friesland Alkmaar

2 Amsterdam-Amstelland Amsterdam

3 Arnhem-Achterhoek Arnhem

4 Brabant Noordoost ‘s Hertogenbosch

5 Brabant West Breda

6 Drechtsteden-AV Dordrecht

7 Drenthe Emmen

8 Flevoland Almere

9 Friesland Leeuwarden

10 Gelderland-Zuid Nijmegen

11 Gooi en Vechtstreek Hilversum

12 Groningen Groningen

13 Haaglanden Den Haag, Delft

14 Hart van Brabant Tilburg

15 Hollands-Midden Gouda, Leiden

16 IJsselland Zwolle

17 Kennemerland Haarlem

18 Kop van Noord-Holland Den Helder

19 Noord- en Midden Limburg Venlo

20 Noord- en Oost Gelderland Apeldoorn

21 Rotterdam-Rijnmond Rotterdam, Nissewaard, Vlaardingen

22 Twente Enschede

23 Utrecht Utrecht, Amersfoort

24 West- Veluwe Vallei Ede

25 Zaanstreek-Waterland Zaanstad

26 Zeeland Vlissingen

27 Zuid-Limburg Heerlen, Maastricht

28 Zuidoost-Brabant Helmond, Eindhoven

Tweede voortgangsrapportage Geweld hoort nergens thuis | 37

Meer info

Nationaal Programma ‘Geweld hoort nergens thuis’

Bezoekadres: Parnassusplein 5, 2511 VX Den Haag

Postadres: Postbus 20350, 2500 EJ Den Haag

www.vng.nl/geweldnergensthuis info@geweldnergensthuis.nl

Dit is een uitgave van

Juni 2019

3.

Hoofddocument

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.