Verwerking van de reactie van LTO Nederland op de initiatiefnota ‘Veen red je niet alleen’ door de initiatiefnemers leden Bromet (GL) en De Groot (D66)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verwerking van de reactie van LTO Nederland op de initiatiefnota ‘Veen red je niet alleen’ door de initiatiefnemers leden Bromet (GL) en De Groot (D66)
Document­datum 28-05-2019
Publicatie­datum 28-05-2019
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Verwerking van de reactie van LTO Nederland op de initiatiefnota 'Veen red je niet alleen' van de leden Bromet en De Groot

Op verzoek van het lid Geurts reageren de leden Bromet en De Groot bij deze op welke manier zij de reactie van LTO Nederland op de conceptversie hebben verwerkt in de definitieve versie van de initiatiefnota 'Veen red je niet alleen' (Kamerstuknummer 35141-2).

Algemeen

De initiatiefnota 'Veen red je niet alleen' is geschreven met het doel om iets te doen aan de veenweideproblematiek in Nederland en daarmee bodemdaling, koolstofemissies en het verlies van biodiversiteit aan te pakken. Omdat er veel belanghebbenden zijn in het veenweidegebied, waaronder natuur- en milieuorganisaties, de agrarische sector, kennisinstellingen en lokale overheden, hebben de initiatiefnemers op meerdere manieren het contact met hen gezocht om input en feedback te verzamelen:

  • 1. 
    Afspraak met Platform Slappe Bodem
  • 2. 
    Afspraak met Friese natuur- en milieuorganisaties
  • 3. 
    Afspraak met een Raadslid en Statenlid uit Noord-Holland
  • 4. 
    Regelmatig telefonisch contact met wetenschappers van het Veenweide Innovatiecentrum en het Innovatieprogramma Veen
  • 5. 
    Werkbezoek in het veenweidegebied met de minister van LNV
  • 6. 
    Plaatsing van conceptversie op het publieke internetconsultatie.nl, waar wij de reacties van hebben verwerkt
  • 7. 
    Afspraak met boeren en boerenorganisaties in de Tweede Kamer, waaronder LTO Nederland, waarbij zij feedback gaven op de conceptversie
  • 8. 
    Afspraak met natuurorganisaties, waarbij zij feedback gaven op de conceptversie
  • 9. 
    Symposium 'Veelzijdig Veen' georganiseerd door de initiatiefnemers, waarbij iedereen zich kon aanmelden en 150 belanghebbenden aanwezig waren

Op deze wijze hebben de initiatiefnemers de meningen en zienswijzen van belanghebbenden meegenomen om tot een evenwichtig eindresultaat te komen. Hetzelfde geldt voor de reactie de LTO.

Reactie LTO Nederland

LTO Nederland, GroenLinks en D66 liggen op het veenweidedossier dichterbij elkaar dan men zou verwachten. Hieronder zullen de initiatiefnemers daarom per punt beschrijven óf zij de kritiek van LTO Nederland verwerkt hebben, waarom wel of niet en hoe zij die kritiek verwerkt hebben:

  • 1. 
    Kennisontwikkeling noodzakelijk

De initiatiefnemers delen de mening van de LTO dat kennisontwikkeling in het veenweidegebied noodzakelijk is. Daarom hebben zij meerdere beslispunten opgenomen voor ten behoeve van de aanleg van een meetnetwerk en het stimuleren van gecoördineerd langdurig onderzoek (zie pagina 14-15).

  • 2. 
    Peilaanpassingen hebben reducerende gevolgen voor C02-emissie en producerende gevolgen voor methaan (CH4) en lachgas (N20).

De LTO stelt dat er te weinig kennis is over het effect van vernattingsmaatregelen op broeikasgasreductie. Daarnaast stellen zij dan weer wel dat peilaanpassingen reducerende gevolgen heeft voor C02 en producerende gevolgen heeft voor methaan en lachgas. Dit is echter niet in lijn met de kennis die we nu hebben en er is over het onderwerp nog veel onduidelijk.

CH4 (methaan, als broeikasgas 25x zo sterk als C02) komt vrij bij anaerobe (zuurstofloze) afbraak van veen, onder de grondwaterstand. Bij vernatting kan extra methaan vrijkomen. Dit is echter heel variabel, omdat methaan ook weer opgenomen kan worden in het veen en omgezet kan worden naar C02. Er zijn geen duidelijke/eenduidige metingen die een toename van de methaan bij veenvernatting laten zien.

N20 (lachgas, 265x zo sterk als C02) komt vrij in bemeste veengrond bij aerobe (beluchte) maar vochtige omstandigheden. Alle veenweiden in agrarisch gebruik of met een recent landbouwkundig verleden zijn bemest en stoten dus lachgas uit. Bij veenvernatting neemt deze uitstoot potentieel af, wat dus een gunstig effect is, zeker omdat het zo'n sterk broeikasgas is. Maar ook hier geldt dat er niet veel duidelijke metingen zijn van lachgasreductie bij veenvernatting. Door alle onzekerheden en de relatief kleine hoeveelheden worden de effecten op CH4 en N20 meestal tegen elkaar weggestreept.

Juist omdat er nog veel onzekerheid is over het effect van vernattingsmaatregelen op broeikasgasreductie (zoals de LTO stelt), pleiten de initiatiefnemers voor de investering "in goede meetinstrumenten die bodemdaling precies kunnen meten en meetinstrumenten die C02-, methaan-en lachgasuitstoot kunnen meten". Hiermee moet de regering "het meten van C02-, methaan- en lachgasuitstoot uit veen in het algemeen én na implementatie van afzonderlijke (vernattings-)maatregelen" stimuleren (pagina 15).

  • 3. 
    Het pleiten voor peilfixatie zonder zicht te hebben op de effecten van alle broeikasgassen, is echt een stap te ver.

Het is niet correct dat er in de nota gepleit wordt voor alleen peilfixatie. In de nota worden de verschillende vernattingsmaatregelen uiteen gezet. Juist omdat er nog veel onduidelijk is over de verschillende maatregelen pleiten de initiatiefnemers in de nota voor de aanleg van meetinstrumenten, gecoördineerd langdurig onderzoek, pilots en een dialoog met belanghebbenden (waaronder de agrarische sector) voordat er concrete plannen door de veencommissaris worden gemaakt.

  • 4. 
    We moeten ervoor waken dat we bestaande verdienmodellen overboord gooien terwijl er nog geen nieuwe beschikbaar zijn én we ook niet weten of die nieuwe verdienmodellen het broeikasprobleem zullen oplossen. Daarom is een structurele inzet van compensatie voor inkomensderving en waardedaling noodzakelijken deze zou niet afhankelijk moeten zijn van toekomstige politieke keuzes.

De initiatiefnemers zijn het met de LTO eens dat er eerst goed onderzoek moet worden verricht naar alternatieve verdienmodellen en -ketens voordat bestaande verdienmodellen overboord worden gegooid. Daarom pleiten zij in de nota voor "langdurig onderzoek van minimaal 10 jaar waarbij onder andere onderzoek gedaan wordt naar onderwaterdrainage, natte teelten en alternatieve teelten en diens effecten op natuur, biodiversiteit, waterbeheer en veenbehoud. Onderzoek naar de bedrijfseconomische aspecten van de natte landbouw en verkenning van de markt is ook essentieel voor een toekomstbestendig gebruik en beheer van veen" (pagina 15).

Wel zijn deze initiatiefnemers van mening dat het aanhouden van de bestaande verdienmodellen en niks doen op den duur niet houdbaar is. Indien alternatieve verdienmodellen een positieve impact hebben het broeikasgasprobleem (waar veel onderzoek nu naar neigt), kan dat een goed alternatief bieden. Uiteraard delen de initiatiefnemers daarbij de mening van de LTO dat boeren hierbij gecompenseerd moeten worden voor hun inkomstenderving. Daarom pleiten zij in de nota voor de ontwikkeling van "een financieringssysteem waarbij boeren betaald worden voor de opslag van C02 als zij hun waterpeil omhoog zetten. Daarmee worden zij gecompenseerd voor hun inkomstenverlies en worden meerdere maatschappelijke problemen gezamenlijk opgelost" (pagina 15).

  • 5. 
    Wat ons betreft is een verbod [op kerende grondbewerking] niet de weg om het beoogde doel te bereiken, stimulering van het gebruik van juiste technieken en het door ontwikkelen van deze technieken is vele malen effectiever.

In dit geval waren wij het niet met de LTO eens. Kerende grondbewerking zorgt voor een nog snellere veenafbraak en versnelt daarmee het proces van veenbodemdaling en de uitstoot van C02, lachgas en methaan. Er zijn indicaties waaruit blijkt dat veenbodemdaling op zulke akkerbouwpercelen zelfs 40 tot 50 procent sneller verloopt dan op graspercelen. Waar de gemiddelde veenbodemdaling circa 8 millimeter bedraagt, kan dat op veenbodem waar de grond gekeerd wordt oplopen tot enkele centimeters.1 Om dit een halt toe te roepen, zijn de initiatiefnemers van mening dat een dergelijk verbod noodzakelijk is. Aangezien alternatieven mogelijk zijn, stimuleert het verbod daarmee het gebruik van de juiste technieken. De LTO en de initiatiefnemers delen daarom de mening dat de juiste technieken gebruikt dienen te worden, maar verschillen enkel in mening over het tempo en de manier waarop dat dient te gebeuren.

  • 6. 
    Het zou beter zijn de uitstoot van alle broeikasgassen [dus ook lachgas en methaan] mee te nemen in het overwegen van maatregelen.

Dat hebben de initiatiefnemers daarom ook gedaan. Zie ook de reactie op punt 2 en de beslispunten onder het kopje 'Aanleg meetnetwerk' op pagina 15.

  • 7. 
    Oxidatie van veen vindt ook plaats onder zuurstofarme omstandigheden [...] nader onderzoek is absoluut noodzakelijk.

Om dat goed te onderzoeken pleiten de initiatiefnemers voor langdurig gecoördineerd onderzoek.

  • 8. 
    De [huidige] aanpak van de waterschappen sluit aan bij het creëren van robuuste watersystemen met lage beheerkosten. LTO Nederland pleit ervoor dat juist in het veenweidegebied maatwerk nodig is.

De initiatiefnemers delen de mening van de LTO dat er in de veenweidegebieden maatwerk nodig is. Echter is het niet correct dat de huidige aanpak (op termijn) leidt tot lage beheerkosten. Waterbeheerders moeten nu continue reageren op dalende bodems. Daarnaast leidt het ontwateren van veengronden tot verzilting van de bodem en water en tot en tot een toename van fosfaten en nitraten in het oppervlaktewater. Dit bemoeilijkt het waterbeheer rond veenweidegebieden. De kosten voor waterbeheer zijn daarom in veenweidegebieden al ontzettend hoog en het PBL stelt daarom dat bij voortzetting van het huidige beleid, het Rijk in de komende 40 jaar 200 miljoen euro extra kwijt zal zijn aan het waterbeheer in veengebieden. Het beschermen tegen overstromingen, het

Planbureau voor de Leefomgeving, Dalende bodems stijgende kosten 2016, p. 32.

tegengaan van het verziltingsprobleem, de diepere ontwatering en de grotere hoeveelheid fosfaten en nitraten in het oppervlaktewater zorgen onder andere voor deze toename in de kosten.2

  • 9. 
    We willen u erop wijzen dat transformatie van de landbouw met minder kilogrammen melk per hectare in de hele keten leidt tot inkomsten- en banenverlies, zowel bij de leveranciers als bij de afnemers.

De initiatiefnemers hebben nooit ontkend dat de aanpak van het veenweidegebied kan leiden tot verlies in inkomsten voor de agrarische sector, aangezien dit meerdere malen in de initiatiefnota wordt benoemd. Dat is voor hen echter nog geen reden om niks aan de veenweideproblematiek te doen en de huidige werkwijze door te laten gaan. Het is echter wel van groot belang dat er wordt gezocht naar alternatieve verdienmodellen (pagina 15 en pagina 16) en/of financieringsconstructies waarbij boeren worden betaald voor de maatschappelijke dienst die zij verrichten (pagina 15).

Hierbij is het wel van belang dat ook niet onderschat moet worden dat hij voortgang van de huidige gang van zaken, het verlies van inkomsten voor de agrarische sector op de lange termijn ook onvermijdelijk is. Zo blijkt uit verschillende kosten- en batenanalysen van onderzoekers van de WUR dat de "hoge kosten van bodemdaling zullen blijven stijgen, terwijl de baten die naar de landbouw gaan, zullen blijven dalen"3. Het is daarom juist van groot belang om op tijd te beginnen om de boeren in de veenweidegebieden een toekomstperspectief te bieden.

  • 10. 
    U stelt dat de kosten van onderwaterdrains 2000-2500 per ha per jaar bedragen. Dat is onjuist, het betreft hier de investering en niet de jaarlijkse kosten.

De initiatiefnemers hebben dat naar aanleiding van eerdere kritiek, waaronder van de LTO, aangepast in de nota. Er staat nu op pagina 8: "De kosten van onderwater-drainage staan echter regelmatig ter discussie, omdat die afhankelijk zijn van het gebied. Volgens het PBL kost de aanleg van onderwaterdrains gemiddeld 200 tot 300 euro per hectare per jaar aan kapitaals- en onderhoudskosten, afhankelijk van de drainafstand en manier van aanleg."4.

  • 11. 
    Onderwaterdrainage is een bewezen techniek. Middelen zouden ingezet moeten worden om deze techniek op korte termijn toe te kunnen passen. Daarmee wordt verdere bodemdaling voorkomen en meer ervaring opgedaan bij boeren.

Deze bewering is niet volledig waar. Onderzoek wijst uit dat onderwaterdrainage zou kunnen leiden tot een halvering van de bodemdaling.5 Bodemdaling wordt daarmee dus niet voorkomen, zoals de LTO in de reactie stelt. Verder is het effect van onderwaterdrainage op C02-uitstoot verre van bewezen en stellen wetenschappers momenteel dat de bodem bij onderwaterdrainage simpelweg te droog blijft voor volledig veenbehoud en het beschermen van biodiversiteit. Daarbij zijn de investeringskosten voor de aanleg van onderwaterdrains hoog. De initiatiefnemers vinden het daarom onverantwoord om op grote schaal middelen in te zetten om onderwaterdrainage (evenals de andere vernattingsmaatregelen) toe te passen, terwijl er nog niet genoeg bekend is over de effecten ervan op het brede scala aan maatschappelijke opgaven: bodemdaling, klimaat, natuur en biodiversiteit.

2 Planbureau voor de Leefomgeving, Dalende bodems stijgende kosten 2016, p. 12.

3 Van Dijk, Runhaar, Verburg & Hekkert, Innovatieve kennis genoeg, nu nog de toepassing 2018.

4 Planbureau voor de Leefomgeving, Kosten Energie- en Klimaattransitie in 2030 2018, p. 47.

5 Planbureau voor de Leefomgeving, Dalende bodems stijgende kosten 2016, p. 8.

  • 12. 
    Uw voorstel om een peil van 60 of 35 cm minus maaiveld in te stellen is dan ook niet een weg die wij voorstellen.

In de conceptversie van de nota hebben deze doelen gestaan, maar dit voorstel hebben de initiatiefnemers in de definitieve versie van de initiatiefnota geschrapt.

  • 13. 
    Het stoppen van C02-uitstoot uit veen of andere gronden is ongeacht het peil niet te voorkomen, er zullen altijd broeikasgassen vrijkomen, hetzij C02, CH4 of N20.

De initiatiefnemers denken dat de LTO hiermee verwijst naar de voormalige titel van de nota 'Stop de C02-uitstoot uit veen'. Deze titel hebben zij later gewijzigd in 'Veen red je niet alleen', omdat zij samenwerking in het veenweidegebied van groot belang achten. Daarnaast is het waar dat het moeilijk is om de uitstoot van broeikasgassen uit veen volledig te stoppen, maar het is wel mogelijk om die uitstoot aanzienlijk te verminderen.

  • 14. 
    U stelt voor een veencommissaris aan te stellen. Vanuit het oogpunt van het bijeen brengen van beleidsopgaven vanuit verschillende ministeries en overheidslagen kunnen we dat onderschrijven, mits dat leidt tot een duidelijk faciliterend kader voor gebiedsprocessen waarbij initiatieven uit de gemeenschap en draagvlak bij onze leden vooropstaat.

De initiatiefnemers zijn blij met het positieve oordeel van de LTO over de aanstelling van een veencommissaris. Daarnaast delen zij de mening dat gebiedsprocessen en inspraak van belanghebbenden erg belangrijk is en dat hebben zij in de definitieve versie van de initiatiefnota daarom extra benadrukt. Zo stellen zij in de conceptversie al dat het plan op de volgende manier geformuleerd dient te worden: "Het plan wordt geformuleerd samen met de agrarische sector, natuur- en milieuorganisaties, kennisinstellingen en decentrale overheden. Bij het formuleren van de plannen wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de korte en lange termijn; tussen verschillende regio's; en tussen betrouwbare en onbetrouwbare kennis op het gebied van veen." (pagina 17). Om het belang van de lokale overheden en gebiedsprocessen verder te benadrukken, hebben zij in de definitieve versie het volgende beslispunt toegevoegd: "De veencommissaris heeft oog voor de cultuurhistorische waarde van de veengebieden, bepaalt de maximale mate van ontwatering per gebied en ziet kansen voor energieopwekking. Daarnaast weegt de veencommissaris de belangen af tussen gemeenten, provincies en waterschappen. Op basis daarvan maakt de veencommissaris een evenwichtige taakverdeling tussen de verschillende lokale overheden." (pagina 17).

De initiatiefnemers hopen hiermee naar tevredenheid te hebben toegelicht hoe zij de reactie van de LTO hebben verwerkt in de definitieve versie van de initiatiefnota 'Veen red je niet alleen' (Kamerstuknummer 35141-2) en daarmee tegemoet zijn gekomen aan het verzoek van het lid Geurts.

Met vriendelijke groet,

Laura Bromet en Tjeerd de Groot


 
 
 
 

3.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.