Wet

1.

Kerngegevens

Document­datum 06-12-2018
Publicatie­datum 06-12-2018
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Voorstel van wet

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de positie van studenten die een beroepsopleiding volgen te versterken door het instellen van een mbo-studentenfonds, het treffen van maatregelen voor zwangere studenten, mbo-instellingen te verplicht een mbo-verklaring af te geven als aan een student geen diploma of mbo-certificaat kan worden uitgereikt maar de student wel een deel van de opleiding heeft gevolgd en het wijzigen van de wettelijke benaming voor studenten die een beroepsopleiding volgen van deelnemer naar student en voorts dat het wenselijk is om nadere vooropleidingseisen niet langer verplicht te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1.1.1 worden na onderdeel n1 vier onderdelen ingevoegd: n2. student: degene die beroepsonderwijs volgt;

n3. ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

n4. vavo-student: degene die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt;

n5. deelnemer: degene die een opleiding educatie volgt, met uitzondering van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs;

B

In artikel 1.1.3, eerste en tweede lid, wordt na 'de bepalingen vastgesteld in hoofdstuk 8a voor zover zij de instellingen betreffen,' ingevoegd Artikel 12.5.1b, tweede lid,'.

Artikel 1.4.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In onderdeel b wordt 'en de examens' vervangen door 'de examens en het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.6a, eerste lid'.
  • 2. 
    In onderdeel c vervalt 'van de deelnemers'.

In artikel 1.6.1, eerste lid, onderdeel c, vervalt 'van de deelnemers'.

E

In artikel 2.1.3, derde en vijfde lid, wordt 'deelnemers' telkens vervangen door 'studenten en leerlingen'.

F

Artikel 2.5.3, tweede lid, derde volzin, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    'deelnemers of examendeelnemers' wordt vervangen door 'studenten of vavo-studenten'.
  • 2. 
    'les- en cursusgeld respectievelijk examengeld' wordt vervangen door 'les- en cursusgeld of examengeld'.

G

In artikel 2.6aa, eerste lid, wordt 'deelnemer of examendeelnemer' vervangen door 'student, vavo-student of extraneus'.

H

In artikel 7.1.4, eerste lid, wordt 'deelnemer van een beroepsopleiding' vervangen door 'student'.

I

Artikel 7.4.6a komt te luiden:

Artikel 7.4.6a. Mbo-verklaring

  • 1. 
    Een student die ten minste één onderdeel van de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten waarvoor geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste lid, of een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3, eerste lid, kan worden uitgereikt, ontvangt een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring, indien de student daarom verzoekt.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid ontvangt de student, ook zonder een daartoe strekkend verzoek, een verklaring van de desbetreffende examencommissie, indien de student:
  • a. 
    niet meer aan een instelling is ingeschreven;
  • b. 
    de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt; en
  • c. 
    niet in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
  • 3. 
    Het tweede lid is niet van toepassing indien de examencommissie en de student overeenkomen dat wordt afgezien van de afgifte van een verklaring.
  • 4. 
    Op de verklaring zijn in ieder geval opgenomen de onderdelen die op de datum van beëindiging van de opleiding met goed gevolg door de student zijn afgesloten, een lijst met examenresultaten en de overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die per categorie van studenten kunnen verschillen.
  • 5. 
    Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld, dat voor verschillende categorieën van studenten kan verschillen.

J

In artikel 7.4.8a, eerste lid, wordt 'deelnemers, aspirant-deelnemers, voormalige deelnemers en examendeelnemers' vervangen door 'studenten, aspirant-studenten en voormalige studenten'.

K

In het opschrift van hoofdstuk 8 wordt 'Inschrijving' vervangen door 'Aanmelding, inschrijving, mbo-studentenfonds'.

L

In het opschrift van artikel 8.0.2 wordt 'deelnemers voortgezet algemeen volwassenenonderwijs' vervangen door 'vavo-studenten'.

M

Het opschrift van hoofdstuk 8, Titel 1. komt te luiden: Titel 1. Inschrijving, toelating, mbo-studentenfonds en bindend studieadvies.

N

In artikel 8.1.1, eerste lid, vierde volzin, wordt 'deelnemer' vervangen door 'extraneus'.

O

Artikel 8.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Aan het slot van het derde lid, onderdeel g vervalt ', en'.
  • 2. 
    Onder verlettering van het derde lid, onderdeel h tot onderdeel i wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
  • h. 
    de rechten en plichten ten aanzien van zwangerschap en bevalling, en
  • 3. 
    Het zesde lid vervalt.

P

Na artikel 8.1.4 worden zes nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.5. Mbo-studentenfonds

  • 1. 
    Het bevoegd gezag treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.
  • 2. 
    De bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zijn:
  • a. 
    ziekte,
  • b. 
    zwangerschap en bevalling,
  • c. 
    een handicap of chronische ziekte,
  • d. 
    bijzondere familieomstandigheden,
  • e. 
    het lidmaatschap van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2,
  • f. 
    overige door het bevoegd gezag vastgestelde bijzondere omstandigheden,
  • h. 
    andere dan in de onderdelen a tot en met f bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om ondersteuning door het bevoegd gezag niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
  • 3. 
    Voorts komt een student voor ondersteuning in aanmerking indien de student onvoldoende financiële middelen heeft voor de bekostiging van onderwijsbenodigdheden, waarover de student geacht wordt zelf te beschikken.

Artikel 8.1.5a. Voorwaarden voor ondersteuning

  • 1. 
    Een student komt uitsluitend in aanmerking voor financiële ondersteuning als bedoeld in artikel 8.1.5, tweede lid, onderdelen a tot en met d, indien de student een beroepsopleidende leerweg volgt en geen aanspraak heeft op studiefinanciering in de vorm van een gift of prestatiebeurs beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000, tenzij de prestatiebeurs enkel bestaat uit een reisvoorziening.
  • 2. 
    Een student komt uitsluitend in aanmerking voor ondersteuning als bedoeld in artikel 8.1.5, derde lid, tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en de student een beroepsopleidende leerweg volgt.
  • 3. 
    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.1.5b. Hoogte van de financiële ondersteuning

Indien op grond van artikel 8.1.5, eerste lid, financiële ondersteuning wordt toegekend, is het bedrag daarvan niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene heeft genoten of geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken.

Artikel 8.1.5c. Voorziening voor aanvullende ondersteuning

In aanvulling op de voorziening, bedoeld in artikel 8.1.5, eerste lid, kan voor de in dat artikel opgenomen bijzondere omstandigheden een voorziening voor financiële ondersteuning worden getroffen, die hoger is dan de studiefinanciering die betrokkene heeft genoten of geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning.

Artikel 8.1.5d. Instellingsregels

  • 1. 
    Het bevoegd gezag stelt regels van procedurele aard vast met betrekking tot de toepassing van artikel 8.1.5, waartoe in ieder geval behoren regels over de aanvang, de duur en indien het financiële ondersteuning betreft, de hoogte van het bedrag.
  • 2. 
    Het bevoegd gezag kan aan de toekenning van ondersteuning de verplichting verbinden dat de student feitelijk studerend is.

Artikel 8.1.5e. Informatieplicht en administratieve vastlegging

  • 1. 
    Het bevoegd gezag stelt de student schriftelijk of elektronisch op de hoogte van de ondersteuning, bedoeld in artikel 8.1.5 en vermeldt daarbij afzonderlijk het bedrag van de aanvullende voorziening indien de ondersteuning in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
  • 2. 
    Voorts legt het bevoegd gezag de aan de student verstrekte ondersteuning vast in de administratie van de instelling, onder vermelding van het persoonsgebonden nummer van de student en indien het financiële ondersteuning betreft de hoogte van het toegekende bedrag.

Q

Artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin, komt te luiden:

Onder afwezigheid met een geldige reden wordt verstaan afwezigheid wegens:

  • a. 
    ziekte van de student, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
  • b. 
    zwangerschap of bevalling van de vrouwelijke student, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van zestien weken of gedurende een door het bevoegd gezag te bepalen langere periode die, indien de student dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of 8 weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
  • c. 
    bijzondere familieomstandigheden.

R

Onder vernummering van artikel 8.1.7a vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. 
    Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, het bevoegd gezag in ieder geval in zijn beoordeling betrekt.

S

In de artikelen 8.1.8a, eerste lid, en 8.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt 'geldige reden' vervangen door 'geldige reden als bedoeld in artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin'.

T

Artikel 8.2.1, zevende lid, vervalt.

U

Artikel 8.2.2 komt te luiden:

Artikel 8.2.2. Nadere vooropleidingseisen

  • 1. 
    In dit artikel en de daarop gebaseerde regelgeving wordt onder 'diploma' verstaan:
  • a. 
    het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs,
  • b. 
    het diploma voorbereidend beroepsonderwijs,
  • c. 
    het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs - voorbereidend beroepsonderwijs, of
  • d. 
    de diploma's voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.
  • 2. 
    Bij ministeriële regeling kunnen de profielen, bedoeld in de artikelen 10, 10b en 10d van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarop het diploma in ieder geval betrekking heeft, alsmede vakken en andere programma-onderdelen die in ieder geval deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma, worden aangewezen om te kunnen worden toegelaten tot een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e.
  • 3. 
    Het aanwijzen van de in het tweede lid bedoelde profielen, vakken en andere programma-onderdelen vindt plaats op voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de instellingen en de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven.
  • 4. 
    Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de diploma's van beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, in geval van doorstroom van een lager naar een hoger niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, met dien verstande dat er geen sprake is van een voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs.
  • 5. 
    In de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën van studenten, dan wel kan worden bepaald dat de regeling niet van toepassing is op categorieën van studenten.

V

Het opschrift van Hoofdstuk 8a komt te luiden:

Medezeggenschap; landelijke geschillencommissie medezeggenschap W

In artikel 8a.1.1, onderdeel a, wordt ’deelnemersraad' telkens vervangen door ’studentenraad'.

X

In artikel 8a.1.4, eerste lid, onderdeel a, wordt ’deelnemers of ouders' vervangen door ’studenten, vavo-studenten of ouders'.

Y

In artikel 8a.2.2, derde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende: o. het beleid bij de toepassing van artikel 8.1.5.

Z

In artikel 8a.4.1, derde lid, eerste volzin, wordt ’deelnemersraden' vervangen door ’studentenraden'.

AA

In artikel 9.1.4a, tweede lid, onderdeel e, wordt ’personeel of studenten' vervangen door ’personeel, studenten of vavo-studenten'.

BB

Na artikel 12.5.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.5.1b. Evaluatiebepaling mbo-verklaring

1.Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het versterken van de positie van studenten die een beroepsopleiding volgen en het laten vervallen van de verplichting om nadere vooropleidingseisen te stellen voor de toelating tot bepaalde

beroepsopleidingen (Stb....., ...) aan de Staten-Generaal een verslag over de

doeltreffendheid en de effecten van artikel 7.4.6a in de praktijk.

  • 2. 
    Het bevoegd gezag verstrekt aan Onze Minister de gegevens voor de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, daaronder begrepen persoonsgegevens en gegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover deze voor de goede uitvoering van de evaluatie noodzakelijk zijn.

Artikel II Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs BES

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De definitie van deelnemer komt te luiden:

deelnemer: degene die een opleiding educatie volgt, met uitzondering van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs;

  • 2. 
    De definitie van persoonsgebonden nummer BES komt te luiden: persoonsgebonden nummer BES: het administratienummer van de deelnemer,

vavo-student of student, dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 8.1.3, vierde lid;

  • 3. 
    In de alfabetische rangschikking worden drie begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

student: degene die beroepsonderwijs volgt;

ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

vavo-student: degene die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt;

B

Artikel 1.4.1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In onderdeel a, wordt 'en de examens' vervangen door 'de examens en het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.8a eerste lid'.
  • 2. 
    In onderdeel c, vervalt 'van de deelnemers'.

C

In artikel 1.6.1, eerste lid, onderdeel c, vervalt 'van de deelnemers'.

D

Artikel 7.4.8a komt te luiden:

Artikel 7.4.8a. Mbo-verklaring

  • 1. 
    Een student die ten minste één onderdeel van de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten waarvoor geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.8 kan worden uitgereikt, ontvangt een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring, indien de student daarom verzoekt.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid ontvangt de student, ook zonder een daartoe strekkend verzoek, een verklaring van de desbetreffende examencommissie, indien de student:
  • a. 
    niet meer aan een instelling is ingeschreven;
  • b. 
    de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt; en
  • c. 
    niet in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
  • 3. 
    Het tweede lid is niet van toepassing indien de examencommissie en de student overeenkomen dat wordt afgezien van de afgifte van een verklaring.
  • 4. 
    Op de verklaring zijn in ieder geval opgenomen de onderdelen die op de datum van beëindiging van de opleiding met goed gevolg door de student zijn afgesloten, een lijst met examenresultaten.
  • 5. 
    Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld, dat voor verschillende categorieën van studenten kan verschillen.

E

In het opschrift van hoofdstuk 8 wordt 'Inschrijving' vervangen door 'Aanmelding, inschrijving, mbo-studentenfonds'.

F

Het opschrift van hoofdstuk 8, Titel 1. komt te luiden: Titel 1. Inschrijving, toelating, mbo-studentenfonds en bindend studieadvies.

G

In artikel 8.1.1, eerste lid, vierde volzin, wordt 'deelnemer' vervangen door 'extraneus'.

H

In artikel 8.1.2, eerste lid, wordt 'deelnemer of examendeelnemer' vervangen door 'student, vavo-student of extraneus'.

I

In artikel 8.1.3, derde lid, wordt 'leerling' vervangen door 'student of vavo-student'.

J

Artikel 8.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Aan het slot van het derde lid, onderdeel b vervalt ', en'.
  • 2. 
    Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel c door ', en' wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
  • d. 
    de rechten en plichten ten aanzien van zwangerschap en bevalling.
  • 3. 
    Het zesde lid vervalt.

K

Na artikel 8.1.6 worden zes nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.6a. Mbo-studentenfonds

  • 1. 
    Het bevoegd gezag treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.
  • 2. 
    De bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zijn:
  • a. 
    ziekte,
  • b. 
    zwangerschap en bevalling,
  • c. 
    een handicap of chronische ziekte,
  • d. 
    bijzondere familieomstandigheden,
  • e. 
    het vertegenwoordigen van leerlingen bij de algemene gang van zaken in de instelling, bedoeld in artikel 5.1,
  • f. 
    overige door het bevoegd gezag vastgestelde bijzondere omstandigheden, h. andere dan de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om ondersteuning door het bevoegd gezag niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
  • 3. 
    Voorts komt een student voor ondersteuning in aanmerking indien de student onvoldoende financiële middelen heeft voor de bekostiging van onderwijsbenodigdheden, waarover de student geacht wordt zelf te beschikken.

Artikel 8.1.6b. Voorwaarden voor ondersteuning

  • 1. 
    Een student komt uitsluitend in aanmerking voor ondersteuning als bedoeld in artikel 8.1.6a, tweede lid, onderdelen a tot en met d, indien de student een beroepsopleidende leerweg volgt en geen aanspraak heeft op studiefinanciering in de vorm van een gift of prestatiebeurs beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet studiefinanciering BES, tenzij de prestatiebeurs enkel bestaat uit een reisvoorziening.
  • 2. 
    Een student komt uitsluitend in aanmerking voor ondersteuning als bedoeld in artikel 8.1.6a, derde lid, tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en de student een beroepsopleidende leerweg volgt.
  • 3. 
    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.1.6c. Hoogte van de financiële ondersteuning

Indien op grond van artikel 8.1.6a, eerste lid, financiële ondersteuning wordt toegekend, is het bedrag daarvan niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene heeft genoten of geniet uit hoofde van hoofdstuk 2 van de Wet studiefinanciering BES, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken.

Artikel 8.1.6d. Voorziening voor aanvullende ondersteuning

In aanvulling op de voorziening, bedoeld in artikel 8.1.6a, eerste lid, kan voor de in dat artikel opgenomen bijzondere omstandigheden een voorziening voor financiële ondersteuning worden getroffen, die hoger is dan de studiefinanciering die betrokkene heeft genoten of geniet uit hoofde van hoofdstuk 2 van de Wet studiefinanciering BES, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning.

Artikel 8.1.6e. Instellingsregels

  • 1. 
    Het bevoegd gezag stelt regels van procedurele aard vast met betrekking tot de toepassing van artikel 8.1.6a, waartoe in ieder geval behoren regels over de aanvang, de duur en indien het financiële ondersteuning betreft, de hoogte van het bedrag.
  • 2. 
    Het bevoegd gezag kan aan de toekenning van ondersteuning de verplichting verbinden dat de student feitelijk studerend is.

Artikel 8.1.6f. Informatieplicht en administratieve vastlegging

  • 1. 
    Het bevoegd gezag stelt de student schriftelijk of elektronisch op de hoogte van de ondersteuning, bedoeld in artikel 8.1.6a, en vermeldt daarbij afzonderlijk het bedrag van de aanvullende voorziening indien de ondersteuning in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
  • 2. 
    Voorts legt het bevoegd gezag de aan de student verstrekte ondersteuning vast in de administratie van de instelling, onder vermelding van het persoonsgebonden nummer van de student en indien het financiële ondersteuning betreft de hoogte van het toegekende bedrag.

L

Artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin komt te luiden:

Onder afwezigheid met een geldige reden wordt verstaan afwezigheid wegens:

  • a. 
    ziekte van de student, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
  • b. 
    zwangerschap of bevalling van de vrouwelijke student, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van zestien weken of gedurende een door het bevoegd gezag te bepalen langere periode die, indien de student dat wenst, zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of vanaf acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
  • c. 
    bijzondere familieomstandigheden.

M

Onder vernummering van artikel 8.1.7a, vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. 
    Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, het bevoegd gezag in ieder geval in zijn beoordeling betrekt.

N

In de artikelen 8.1.8, eerste lid, en 8.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt 'geldige reden' vervangen door 'geldige reden als bedoeld in artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin'.

O

Artikel 8.2.1, zesde lid, vervalt.

P

Artikel 8.2.2 komt te luiden:

Artikel 8.2.2. Nadere vooropleidingseisen

  • 1. 
    In dit artikel en de daarop gebaseerde regelgeving wordt onder 'diploma' verstaan:
  • a. 
    het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs,
  • b. 
    het diploma voorbereidend beroepsonderwijs,
  • c. 
    het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs - voorbereidend beroepsonderwijs, of
  • d. 
    de diploma's voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.
  • 2. 
    Bij ministeriële regeling kunnen de profielen, bedoeld in de artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop het diploma in ieder geval betrekking heeft, alsmede vakken en andere programma-onderdelen die in ieder geval deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma, worden aangewezen om te kunnen worden toegelaten tot een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e.
  • 3. 
    Het aanwijzen van de in het tweede lid bedoelde profielen, vakken en andere programma-onderdelen vindt plaats op voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs, vertegenwoordigers van de instellingen en de raad.
  • 4. 
    In de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën van studenten, dan wel kan worden bepaald dat de regeling niet van toepassing is op categorieën van studenten.

Artikel III Wijziging Wet op de expertisecentra

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 van de Wet op de expertisecentra worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende: ho-student:

degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; mbo-student:

student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs;

vavo-student: vavo-student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

B

Aan artikel 47b, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Onder afwezigheid met een geldige reden wordt verstaan afwezigheid wegens:

  • a. 
    ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
  • b. 
    zwangerschap of bevalling van de leerling van vrouwelijk geslacht, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van zestien weken of gedurende een door het bevoegd gezag te bepalen langere periode die, indien de student dat wenst, zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of vanaf acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
  • c. 
    bijzondere familieomstandigheden.

C

In artikel 162a, eerste lid, wordt 'geldige reden' vervangen door 'geldige reden als bedoeld in artikel 47b, eerste lid,'.

Artikel IV Wijziging Wet op het onderwijstoezicht

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Onderdeel l komt te luiden:
  • 1. 
    onderwijsdeelnemer: degene die onderwijs volgt in de zin van een onderwijswet,
  • 2. 
    Na onderdeel l worden twee onderdelen ingevoegd:
  • 11. 
    mbo-student: student in de zin van artikel 1.1.1, onderdeel n2, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
  • 12. 
    ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

B

Artikel 24c wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid, onderdeel d, wordt 'deelnemers aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs' vervangen door 'vavo-studenten'.
  • 2. 
    In het eerste lid, onderdeel e, wordt 'deelnemers aan een beroepsopleiding' vervangen door 'mbo-studenten'.
  • 3. 
    In het eerste lid, onderdeel el, wordt 'deelnemers aan een beroepsopleiding' vervangen door 'mbo-studenten'.
  • 4. 
    In het tweede lid, aanhef, wordt 'leerling, deelnemer, student of extraneus' vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
  • 5. 
    In het derde lid wordt 'leerlingen, deelnemers, studenten en extraneï' vervangen door 'onderwijsdeelnemers'.

C

Artikel 24f wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid, onderdeel a, wordt 'leerling, deelnemer, student of extraneus' vervangen door 'leerling, deelnemer, vavo-student, mbo-student, ho-student of extraneus'.
  • 2. 
    In het eerste lid, onderdeel b, wordt 'leerling, deelnemer of extraneus' vervangen door 'leerling, deelnemer, vavo-student, mbo-student of extraneus'.
  • 3. 
    In het veertiende lid wordt 'leerling, deelnemer, student of extraneus' vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
  • 4. 
    Het vijftiende lid wordt als volgt gewijzigd:
  • a. 
    'leerlingen en deelnemers' wordt vervangen door 'leerlingen, deelnemers, vavo-studenten en mbo-studenten'.
  • b. 
    'elke leerling of deelnemer' wordt vervangen door 'elk'.

D

In artikel 24i, eerste lid, onderdeel a, wordt 'leerlingen en deelnemers' vervangen door 'leerlingen, deelnemers, vavo-studenten en mbo-studenten'.

Artikel V Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

«ho-student»: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

«mbo-student»: student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs; «vavo-student»: vavo-student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.

B

In artikel 6a, onderdeel b, wordt 'deelnemers' vervangen door 'leerlingen'.

C

In artikel 25a, vierde lid, onderdeel c, wordt 'deelnemer' vervangen door 'vavo-student of student'.

D

Artikel 27a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid, tweede zin, wordt 'studerende' vervangen door 'leerling'.
  • 2. 
    In het eerste lid, komt de laatste volzin te luiden:

Onder afwezigheid met een geldige reden wordt verstaan afwezigheid wegens:

  • a. 
    ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
  • b. 
    zwangerschap of bevalling van de leerling van vrouwelijk geslacht, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of

verloskundige, gedurende een periode van zestien weken of gedurende een door het bevoegd gezag te bepalen langere periode die, indien de leerling dat wenst, zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of vanaf acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of

  • c. 
    bijzondere familieomstandigheden.
  • 3. 
    In het tweede lid, tweede volzin, wordt 'deelnemer' vervangen door 'leerling'.

In de artikelen 28a, eerste lid, en 118g, eerste lid, onderdeel a, wordt 'geldige reden' vervangen door 'geldige reden als bedoeld in artikel 27a'.

Artikel VI Wijziging Wet voortgezet onderwijs BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In de alfabetische rangschikking worden drie begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

mbo-student: student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs BES; ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

vavo-student: vavo-student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs

BES;

B

In artikel 8, onderdeel c, wordt 'deelnemers' vervangen door 'leerlingen'.

C

In artikel 67, derde lid, wordt Meerlingen en deelnemers' vervangen door 'leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten'.

D

In artikel 68, tweede lid, onderdelen d en e, wordt 'leerlingen en deelnemers' vervangen door Meerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten'.

Artikel VII Wijziging Wet studiefinanciering 2000

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De definities van deelnemer en studerende vervallen.
  • 2. 
    In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, niet zijnde een extraneus, mbo-student: degene die beroepsonderwijs volgt,

  • 2. 
    De definitie van reisproduct komt te luiden:

reisproduct: elektronisch product dat studenten kunnen laden op een OV-chipkaart wanneer zij beschikken over reisrecht,

  • 3. 
    De definitie van RSR komt te luiden:

RSR: Regisseur Studenten Reisrecht, de rechtspersoon die in opdracht van de vervoersbedrijven tot taak heeft de digitale administratie van het reisproduct voor studenten op de OV-chipkaart te voeren,

  • 4. 
    De definitie van student komt te luiden: student: ho-student of mbo-student,
  • 5. 
    De definitie van thuiswonende deelnemer komt te luiden: thuiswonende mbo-student: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student

is,

  • 6. 
    De definitie van uitwonende deelnemer komt te luiden: uitwonende mbo-student: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen,

bedoeld in artikel 1.5,

  • 7. 
    De definitie van veronderstelde ouderlijke bijdrage komt te luiden: veronderstelde ouderlijke bijdrage: bedrag dat verondersteld wordt door de

ouders bijgedragen te worden waarmee de aanvullende beurs van de student wordt verminderd,

B

Artikel 4.3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. 
    Uitsluitend de in artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin, van de WEB genoemde redenen voor afwezigheid zijn geldige redenen.

C

In artikel 4.5, tweede lid, onderdeel a, wordt 'een geldige is' vervangen door 'een geldige reden als bedoeld in artikel 4.3, derde lid, is'.

D

Artikel 7.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Onderdeel k komt te luiden:
  • k. 
    een bedrag is vastgesteld dat de student verschuldigd is omdat hij het reisproduct niet tijdig heeft stopgezet,
  • 2. 
    Eerste onderdeel l komt te luiden:
  • l. 
    studiefinanciering ingevolge artikel 2.17a is geweigerd of stopgezet, of
  • 3. 
    Tweede onderdeel l komt te luiden:
  • m. 
    de aanvraag van een student, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, om als reisvoorziening een reisrecht te ontvangen, is toegekend of geweigerd.

Artikel VIII Wijziging Wet studiefinanciering BES

Artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De definities van deelnemer en studerende vervallen.
  • 2. 
    In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

ho-student: degene die hoger onderwijs volgt, niet zijnde een extraneus, mbo-student: degene die beroepsonderwijs volgt,

  • 3. 
    De definitie van eigen openbaar lichaam komt te luiden:

eigen openbaar lichaam: het openbaar lichaam waar de ouders van de student wonen of een van diens ouders woont, tevens het openbaar lichaam waar de student een opleiding volgt,

  • 4. 
    De definitie van persoonsgebonden nummer BES komt te luiden:

persoonsgebonden nummer BES: door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, toegekend aan een student of debiteur,

  • 5. 
    De definitie van student komt te luiden: student: mbo-student of ho-student,
  • 6. 
    De definitie van ander openbaar lichaam komt te luiden:

ander openbaar lichaam: het openbaar lichaam waar de student een opleiding volgt, niet zijnde het openbaar lichaam waar de ouders van de student wonen of een van diens ouders woont,

Artikel IX Wijziging Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De definities van deelnemer vavo en student vervallen.
  • 2. 
    In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

ho-student: degene die hoger onderwijs volgt als bedoeld in de artikelen 2.11 en

2.12,

vavo-student: degene die vavo volgt als bedoeld in artikel 2.10,

  • 3. 
    De definitie van leerling komt te luiden: leerling: scholier of vavo-student,
  • 3. 
    De definitie van thuiswonende leerling komt te luiden: thuiswonende leerling: scholier of vavo-student,
  • 5. 
    De definitie van uitwonende leerling komt te luiden: uitwonende leerling: scholier of vavo-student,

B

Artikel 4.12, derde lid, komt te luiden:

  • 3. 
    Uitsluitend de in artikel 27a van de Wet op het voortgezet onderwijs genoemde redenen voor afwezigheid zijn geldige redenen.

C

In artikel 4.14, tweede lid, onderdeel a, wordt 'een geldige is' vervangen door 'een geldige reden als bedoeld in artikel 4.12, derde lid, is'.

Artikel X Wijziging Burgerlijk Wetboek Boek 7

Artikel 274d, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek Boek 7 komt als volgt te

luiden:

  • 2. 
    Onder student wordt in dit artikel verstaan een student die is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel XI Wijziging Algemene kinderbijslagwet

In artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene kinderbijslagwet wordt 'leerling of deelnemer' vervangen door 'leerling, vavo-student of student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs'.

Artikel XII Wijziging Algemene nabestaandenwet

In artikel 26, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene nabestaandenwet wordt 'leerling of deelnemer' vervangen door 'leerling, vavo-student of student als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs'.

Artikel XIII Wijziging Wet inkomstenbelasting 2001

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt aan artikel 3.104, onderdeel e, toegevoegd "en uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in de artikelen 8.1.5 tot en met 8.1.5b en 8.1.5d van de Wet educatie en beroepsonderwijs".

Artikel XIV Wijziging Wet inkomstenbelasting BES

De Wet inkomstenbelasting BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. 
    uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in de artikelen 8.1.6a tot en met 8.1.6c en 8.1.6e van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

B

Aan artikel 20, derde lid, onderdeel c, onder 2°, wordt toegevoegd 'tenzij het een uitkering of verstrekking betreft als bedoeld in de artikelen 8.1.6a tot en met 8.1.6c en 8.1.6e van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES'.

Artikel XV Wijziging 'deelnemer' in 'student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer' telkens vervangen door 'student' ofwel wordt 'Deelnemer' telkens vervangen door 'Student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

2

b

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

3

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

4

   

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

4

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

6

   

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

1

 

'de deelnemer op wie'

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

1

 

'indien de

deelnemer

minderjarig'

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

1

 

'van deze deelnemer.'

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

aanhef

'gegevens van de deelnemer'

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

c

 

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

n

 

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

u

 

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

u

 

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

7

   

15.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

9

 

eerste, zinsnede: 'van die deelnemer of'

16.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

11

   

17.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

12

 

eerste

18.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

12

 

eerste

19.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

13

 

eerste

20.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.2

2

   

21.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

2

a

 

22.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

2

b

 

23.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

2

b

 

24.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

3

   

25.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

3

   

26.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

3

aanhef

 

27.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

4

 

eerste

28.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

5

   

29.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

10

 

eerste

30.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.8

1

 

tweede

31.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.8

2

b

 

32.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.8

3

 

tweede

33.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.9

1

 

tweede

34.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.5a

1

d

 

35.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.5a

1

f

 

36.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.5a

4

 

eerste

37.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.5a

4

 

eerste

38.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.5a

5

   

39.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.6a

   

eerste

40.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.6a

   

tweede

41.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.0.1

1

 

eerste

42.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.0.1

3

a

 

43.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

5

 

eerste

44.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

5

 

tweede

45.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

7

 

eerste

46.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

9

 

aanhef

47.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

9

 

aanhef

48.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

1

 

eerste

49.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

2

a

 

50.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

2

c

 

51.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

eerste

52.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

tweede

53.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

tweede

54.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

derde

55.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

vierde

56.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7a

3

 

vijfde

57.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7b

1

   

58.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7b

1

   

59.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7b

2

   

60.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.2.2a

1

   

61.

Wet educatie en beroepsonderwijs

12.4a.1

   

eerste

62.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

4

 

eerste

63.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

4

 

tweede

64.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.1.2

2

   

65.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.2

4

 

derde

66.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.6

3

 

eerste

67.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.6

4

   

68.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.7

1

 

tweede

69.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.7

2

b

 

70.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.7

2

c

 

71.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.7

3

 

tweede

72.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.8

1

aanhef

tweede

73.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.9

1

j

 

74.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.11

   

tweede

75.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

1

 

eerste

76.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

1

 

eerste

77.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

1

 

tweede

78.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

1

 

derde

79.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

2

   

80.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

2

   

81.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

3

a

 

82.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

3

b

 

83.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

4

   

84.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

5

 

eerste

85.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

5

 

tweede

86.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

7

 

eerste

87.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

8

   

88.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

9

   

89.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.7

9

   

90.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.2.1

5

   

Artikel XVI Wijziging 'deelnemers' in 'studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers' telkens vervangen door 'studenten' ofwel wordt 'Deelnemers' telkens vervangen door 'Studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.2.1

2

 

tweede

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.4.1

6

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.1

3

k

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

2

a

 

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

2

b

 

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

5

   

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

6

   

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

7

   

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.3

1

   

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.4

1

 

tweede

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.4

4

 

tweede

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

12

 

eerste

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

12

 

tweede

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

13

 

eerste

15.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5b

3

 

eerste

16.

Wet educatie en beroepsonderwijs

4.2.2

3

   

17.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.2a

1

   

18.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.3

1

 

eerste

19.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.4

3

   

20.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.4.1

3

a, onder 1

 

21.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.4.4

3

   

22.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.2

1

 

tweede

23.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.4

 

opschrift

 

24.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.4

7

 

eerste

25.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

1

   

26.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.7

9

   

27.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.2.8

3

 

eerste

28.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.2

1

   

29.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

2

   

30.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

2

   

31.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

4

 

eerste

32.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.9

2

   

33.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.0.1

3

b

 

34.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

6

   

35.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1c

2

   

36.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.2.2

2

   

37.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.2.2

2

   

38.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.3

2

 

tweede

39.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.2.1

2

 

tweede

40.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.4.1

7

 

derde

41.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.1.2

3

   

42.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.1

2

j

 

43.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.1

2

k

 

44.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

2

   

45.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

3

   

46.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

5

   

47.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.2

6

 

eerste

48.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.3

1

   

49.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.2.5

4

 

tweede

50.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

4.2.2

3

   

51.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.1.2

1

 

tweede

52.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.2

4

 

eerste

53.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.2

4

 

derde

54.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.6

1

   

55.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.2.7

3

 

eerste

56.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.2

1

   

57.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.10a

1

   

58.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.1

10

   

59.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.2.2

2

   

60.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.2.2

2

   

Artikel XVII Wijziging 'deelnemer' in 'mbo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer ' telkens vervangen door 'mbo-student' ofwel wordt 'Deelnemer' telkens vervangen door 'Mbo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

 

opschrift

 

2.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

1

aanhef

 

3.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

1

aanhef

 

4.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

1

a

 

5.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

1

b

 

6.

Wet studiefinanciering 2000

1.5

2

   

7.

Wet studiefinanciering 2000

2.3

1

aanhef

 

8.

Wet studiefinanciering 2000

2.3a

1

   

9.

Wet studiefinanciering 2000

2.4

 

aanhef

 

10.

Wet studiefinanciering 2000

2.5

1

   

11.

Wet studiefinanciering 2000

2.5

2

 

eerste

12.

Wet studiefinanciering 2000

2.5

3

 

eerste

13.

Wet studiefinanciering 2000

2.7

1

   

14.

Wet studiefinanciering 2000

2.7

2

   

15.

Wet studiefinanciering 2000

2.7

3

 

eerste

16.

Wet studiefinanciering 2000

2.7

3

 

tweede

17.

Wet studiefinanciering 2000

2.7a

 

aanhef

 

18.

Wet studiefinanciering 2000

2.13a

1

aanhef

 

19.

Wet studiefinanciering 2000

2.15

 

opschrift

 

20.

Wet studiefinanciering 2000

2.15

     

21.

Wet studiefinanciering 2000

2.15a

 

1

 

22.

Wet studiefinanciering 2000

2.15a

 

2

 

23.

Wet studiefinanciering 2000

2.15a

 

3

 

24.

Wet studiefinanciering 2000

2.15a

 

4

 

25.

Wet studiefinanciering 2000

2.16

1

   

26.

Wet studiefinanciering 2000

2.17

1

   

27.

Wet studiefinanciering 2000

2.17

1

   

28.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

 

opschrift

 

29.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

1

aanhef

 

30.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

3

 

eerste

31.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

3

 

tweede

32.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

4

   

33.

Wet studiefinanciering 2000

3.2

5

   

34.

Wet studiefinanciering 2000

3.9

1

   

35.

Wet studiefinanciering 2000

3.9

2

 

vierde

36.

Wet studiefinanciering 2000

3.9

7

   

37.

Wet studiefinanciering 2000

3.13

1

 

eerste

38.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

 

opschrift

 

39.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

1

 

eerste

40.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

1

 

eerste

41.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

3

c

 

42.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

3

c

 

43.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

4

   

44.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

5

aanhef

eerste

45.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

5

aanhef

eerste

46.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

6

aanhef

 

47.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

7

aanhef

 

48.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

7

aanhef

 

49.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

7

aanhef

 

50.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

7

d

 

51.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

9

   

52.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

9

   

53.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

10

 

eerste

54.

Wet studiefinanciering 2000

3.17

11

   

55.

Wet studiefinanciering 2000

4.3

1

 

eerste

56.

Wet studiefinanciering 2000

4.3

2

   

57.

Wet studiefinanciering 2000

4.3

3

   

58.

Wet studiefinanciering 2000

4.4

   

eerste

59.

Wet studiefinanciering 2000

4.4

   

tweede

60.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

1

   

61.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

1

   

62.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

2

a

 

63.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

2

b

 

64.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

3

   

65.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

4

 

eerste

66.

Wet studiefinanciering 2000

4.5

4

 

tweede

67.

Wet studiefinanciering 2000

4.6a

 

aanhef

 

68.

Wet studiefinanciering 2000

4.6b

 

opschrift

 

69.

Wet studiefinanciering 2000

4.6b

     

70.

Wet studiefinanciering 2000

4.7

2

   

71.

Wet studiefinanciering 2000

4.7

4

   

72.

Wet studiefinanciering 2000

4.10

1

   

73.

Wet studiefinanciering 2000

4.10

2

   

74.

Wet studiefinanciering 2000

4.10

3

   

75.

Wet studiefinanciering 2000

4.10

5

   

76.

Wet studiefinanciering 2000

4.11

     

77.

Wet studiefinanciering 2000

4.12

     

78.

Wet studiefinanciering 2000

4.12

     

79.

Wet studiefinanciering 2000

4.13

     

80.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

1

   

81.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

2

 

eerste

82.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

3

   

83.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

4

   

84.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

4

   

85.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

5

 

eerste

86.

Wet studiefinanciering 2000

4.14

5

 

derde

87.

Wet studiefinanciering 2000

4.18

3

   

88.

Wet studiefinanciering 2000

4.19

1

   

89.

Wet studiefinanciering 2000

4.19

2

   

90.

Wet studiefinanciering 2000

4.22

 

opschrift

 

91.

Wet studiefinanciering 2000

4.22

1

 

eerste

92.

Wet studiefinanciering 2000

4.22

2

 

tweede

93.

Wet studiefinanciering 2000

9.1b

1

   

94.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

 

opschrift

 

95.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

1

   

96.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

1

   

97.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

1

   

98.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

2

 

eerste

99.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

2

 

tweede

100.

Wet studiefinanciering 2000

9.9

2

 

tweede

101.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

 

opschrift

 

102.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

1

   

103.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

1

   

104.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

1

   

105.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

2

 

eerste

106.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

2

 

tweede

107.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

2

 

tweede

108.

Wet studiefinanciering 2000

9.9a

3

   

109.

Wet studiefinanciering 2000

12.1aa

     

110.

Wet studiefinanciering BES

2.9

1

a

 

111.

Wet studiefinanciering BES

2.11

1

   

112.

Wet studiefinanciering BES

2.11

2

   

113.

Wet studiefinanciering BES

2.12

1

   

114.

Wet studiefinanciering BES

2.12

2

   

115.

Wet studiefinanciering BES

2.12

3

 

eerste

116.

Wet studiefinanciering BES

2.12

3

 

tweede

117.

Wet studiefinanciering BES

3.1

1

   

118.

Wet studiefinanciering BES

3.1

2

   

119.

Wet studiefinanciering BES

3.1

3

   

120.

Wet op het onderwijstoezicht

24f

10

   

121.

Wet t egemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

12.12*

   

'deelnemer' tussen 'scholier,' en 'of deelnemer vavo'

122.

Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

8

4

   

123.

Algemene kinderbijslagwet

7aa

3

   

124.

Wet kinderbijslag voorzieningen BES

6

3

   

Artikel XVIII Wijziging 'deelnemers' in 'mbo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers' telkens vervangen door 'mbo-studenten' ofwel wordt 'Deelnemers' telkens vervangen door 'Mbo-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet studiefinanciering 2000

2.13a

3

   

2.

Wet studiefinanciering 2000

3.6

1

 

eerste

3.

Wet studiefinanciering 2000

3.15

   

tweede

4.

Wet studiefinanciering 2000

4.1

 

a

 

5.

Wet studiefinanciering 2000

4.1

 

b

 

6.

Wet studiefinanciering 2000

4.6

     

7.

Wet studiefinanciering 2000

4.16

     

8.

Wet studiefinanciering 2000

4.17

     

9.

Wet studiefinanciering 2000

4.20

     

10.

Wet studiefinanciering 2000

9.8

 

opschrift

 

11.

Wet studiefinanciering 2000

9.8

     

12.

Wet studiefinanciering 2000

12.1a

     

13.

Wet studiefinanciering BES

2.6

1

   

14.

Wet studiefinanciering BES

2.6

2

 

eerste

15.

Wet studiefinanciering BES

2.6

3

 

eerste

16.

Wet op het voortgezet onderwijs

35

4

   

17.

Wet voortgezet onderwijs BES

84

5

   

18.

Wet op de expertisecentra

3a

3

   

19.

Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

8

5

 

eerste

20.

Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

8

5

 

tweede

Artikel XIX Wijziging 'deelnemer' in 'vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer' telkens vervangen door 'vavo-student' ofwel wordt 'Deelnemer' telkens vervangen door 'Vavo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig

         

zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.4a.2

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

3

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

4

   

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

1

 

'met de deelnemer op wie'

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

2

aanhef

'de volgende gegevens van de deelnemer'

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

2

o

 

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

2

o

 

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

5

   

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

6

   

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

7

 

eerste, zinsnede: 'van die

deelnemer of ten behoeve'

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

9

 

eerste

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

9

 

eerste

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

10

 

eerste

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.2a

1

   

Artikel XX Wijziging 'deelnemers' in 'vavo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers' telkens vervangen door 'vavo-studenten' en wordt 'Deelnemers' telkens vervangen door 'Vavo-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

2

a

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

2

b

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

2

c

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

3

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

5

aanhef

 

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.4

1

 

tweede

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.4

4

 

tweede

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

9

 

eerste

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

9

 

tweede

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

10

 

eerste

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.3.3

3

   

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.3.3

3

   

Artikel XXI Wijziging 'deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs' in 'vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs' telkens vervangen door 'vavo-student' ofwel wordt 'Deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs' telkens vervangen door 'Vavo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

2

aanhef

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

7

 

eerste

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

8

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6d

 

aanhef

 

Artikel XXII Wijziging 'deelnemers' in 'vavo-studenten en deelnemers'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers' vervangen door 'vavo-studenten en deelnemers' ofwel wordt 'Deelnemers' vervangen door 'Vavo-studenten en deelnemers'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.11

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.13

1

   

Artikel XXIII Wijziging 'deelnemer' in 'student of vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer' telkens vervangen door 'vavo-student' ofwel wordt 'Deelnemer' telkens vervangen door 'Vavo-student'.

 

A

B

C

D *

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.8

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.8

2

 

eerste

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.8

2

 

tweede

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.8

3

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

1

 

eerste

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

1

 

eerste

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

1

 

eerste

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

1

 

tweede

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

1

 

tweede

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

3

   

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

3

   

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

4

 

eerste

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

4

 

eerste

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

4

 

tweede

15.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

6

 

eerste

16.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1a

6

 

tweede

17.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.2

1

   

18.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.2

1

   

19.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

1

   

20.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

3

g

 

21.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

5

 

eerste

22.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

5

 

eerste

23.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

1

 

eerste

24.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

1

 

eerste

25.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

1

 

tweede

26.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

1

 

derde

27.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

2

 

eerste

28.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

2

 

eerste

29.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

2

 

tweede

30.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

3

a

 

31.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

3

b

 

32.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

4

   

33.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.7

8

   

34.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.6.3

1

   

35.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

d

 

36.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.3.5

1

   

37.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.3.5

2

 

eerste

38.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.3.5

2

 

tweede

39.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.3.5

3

   

40.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

eerste

41.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

eerste

42.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

eerste

43.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

eerste

44.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

eerste

45.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

1

 

tweede

46.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

2

   

47.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

2

   

48.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

2

   

49.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.1

2

   

50.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

3

 

eerste

51.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

3

 

eerste

52.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

3

 

tweede

53.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

4

aanhef

 

54.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.1

1

 

eerste

55.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

1

 

eerste

56.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

1

 

eerste

57.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

1

 

tweede

58.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

1

 

tweede

59.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

3

   

60.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

3

   

61.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

4

 

eerste

62.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

4

 

tweede

63.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

6

 

eerste

64.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

6

 

eerste

65.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.3

6

 

tweede

66.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.4

1

   

67.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.4

1

   

68.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.5

1

   

69.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.5

5

   

70.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.5

5

   

Artikel XXIV Wijziging 'deelnemers' in 'studenten en vavo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers' telkens vervangen door 'studenten en vavo-studenten' ofwel wordt 'Deelnemers' telkens vervangen door 'Studenten en vavo-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig

         

zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.6

1

 

tweede

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.3.7

1

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.1.10

3

g

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.8.2

3

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

4.1a.1

2

   

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

4.1a.1

3

c

 

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

4.2.3

5

 

derde

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.1.1

 

b

 

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.2

2

   

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

4

   

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.3

4

   

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.6.1

 

g

 

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.6.2

1

   

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.6.3

3

   

15.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

1

   

16.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

2

   

17.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

4

   

18.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.3

1

 

eerste

19.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.4

1

aanhef

 

20.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

3

 

vierde

21.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

b

 

22.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

c

 

23.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

i

 

24.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

j

 

25.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

j

 

26.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

k

 

27.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

n

 

28.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

4

c

 

29.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

4

e

 

30.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

c

 

31.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.5.1

1

 

derde

32.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.5.1

2

   

33.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

1.3.3

1

   

34.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.5.1

3

   

35.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

1

aanhef

 

36.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

1

a

 

37.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

1

b

 

38.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

1

c

 

39.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.4

1

d

 

40.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.4

2

   

41.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.5

4

   

42.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.5

4

   

Artikel XXV Wijziging 'deelnemer' in 'mbo-student of vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer' telkens vervangen door 'vavo-student of mbo-student' ofwel wordt 'Deelnemer' telkens vervangen door 'Vavo-student of mbo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Leerplichtwet 1969

4a

5

 

eerste

2.

Leerplichtwet 1969

22

2

   

3.

Leerplichtwet BES

34

2

   

4.

Wet op het voortgezet onderwijs

96s

     

5.

Wet voortgezet onderwijs BES

170

     

6.

Wet op de expertisecentra

164a

2a

aanhef

 

7.

Wet op de expertisecentra

164a

2a

b

 

8.

Wet op de expertisecentra

164a

2b

aanhef

 

9.

Wet op de expertisecentra

164a

2b

b

 

Artikel XXVI Wijziging 'deelnemer vavo' in 'vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer vavo' telkens vervangen door 'vavo-student' ofwel wordt 'Deelnemer vavo' telkens vervangen door 'Vavo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.10

     

2.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.21

2

   

3.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22a

1

   

4.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

12.4

   

eerste

5.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

12.12*

     

Artikel XXVII Wijziging 'deelnemers vavo' in 'vavo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer vavo' telkens vervangen door 'vavo-student' ofwel wordt 'Deelnemers vavo' telkens vervangen door 'Vavo-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

4.1

     

2.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

4.2

2

   

Artikel XXVIII Wijziging 'deelnemer aan een beroepsopleiding' in 'student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemer aan een beroepsopleiding' telkens vervangen door 'student' ofwel wordt 'Deelnemer aan een beroepsopleiding' telkens vervangen door 'Student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig

         

zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

aanhef

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

4

   

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

5

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

8

   

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

9

 

eerste

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

10

   

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5e

 

aanhef

 

Artikel XXIX Wijziging 'leerling of deelnemer' in 'leerling, mbo-student of vavo-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'leerling of deelnemer' telkens vervangen door 'leerling, vavo-student of mbo-student' ofwel wordt 'Leerling of deelnemer' telkens vervangen door 'Leerling, vavo-student of mbo-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet op het onderwijstoezicht

24f

12

a

 

2.

Wet op het onderwijstoezicht

24f

12

b

 

3.

Wet op het onderwijstoezicht

24f

12

c

 

4.

Leerplichtwet 1969

4a

1

   

5.

Leerplichtwet 1969

4c

1

   

6.

Leerplichtwet 1969

19

     

7.

Leerplichtwet 1969

22

1

   

8.

Leerplichtwet BES

11

1

   

9.

Leerplichtwet BES

13

1

   

10.

Leerplichtwet BES

32

     

11.

Leerplichtwet BES

34

1

   

12.

Wet op de expertisecentra

164a

2a

a

 

13.

Wet op de expertisecentra

164a

2a

c

 

14.

Wet op de expertisecentra

164a

2b

a

 

15.

Wet op de expertisecentra

164a

2b

c

 

Artikel XXX Wijziging 'leerlingen of deelnemers' in 'leerlingen, mbo-studenten of vavo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'leerlingen of deelnemers' telkens vervangen door 'leerlingen, vavo-studenten of mbo-studenten' ofwel wordt 'Leerlingen of deelnemers' telkens vervangen door 'Leerlingen, vavo-studenten of mbo-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Leerplichtwet 1969

10

 

aanhef

 

2.

Leerplichtwet BES

19

 

aanhef

 

3.

Wet op het onderwijstoezicht

24f

12

aanhef

 

Artikel XXXI Wijziging 'deelnemers en leerlingen' in 'leerlingen, studenten en vavo-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemers en leerlingen' telkens vervangen door 'vavo-studenten, studenten en leerlingen' ofwel wordt 'Deelnemers en leerlingen' telkens vervangen door 'Vavo-studenten, studenten en leerlingen'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.2

3

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.3

2

d

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

3.3

2

e

 

Artikel XXXII Wijziging 'aspirant-deelnemers' in 'aspirant-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'aspirant-deelnemers' telkens vervangen door 'aspirant-studenten' ofwel wordt 'Aspirant-deelnemers' telkens vervangen door 'Aspirant-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.4.1

1

a1

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.4.1

6

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.3a

 

opschrift

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.3a

1

aanhef

 

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

6.1.3a

1

staarttekst

 

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

4

f

 

Artikel XXXIII Wijziging 'student' in 'ho-student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'student' telkens vervangen door 'ho-student' ofwel wordt 'Student' telkens vervangen door 'Ho-student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

3

eerste

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

3

derde

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

3

derde

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

1b

   

5.

Wet studiefinanciering 2000

2.3

2

   

6.

Wet studiefinanciering 2000

2.3a

2

   

7.

Wet studiefinanciering 2000

2.8

1

   

8.

Wet studiefinanciering 2000

2.9

1

   

9.

Wet studiefinanciering 2000

2.10

     

10.

Wet studiefinanciering 2000

2.11

     

11.

Wet studiefinanciering 2000

2.12

 

aanhef

 

12.

Wet studiefinanciering 2000

2.13

1

aanhef

 

13.

Wet studiefinanciering 2000

2.13

2

 

eerste

14.

Wet studiefinanciering 2000

2.14

2

aanhef

 

15.

Wet studiefinanciering 2000

2.14

2

c

tweede

16.

Wet studiefinanciering 2000

3.3

 

opschrift

 

17.

Wet studiefinanciering 2000

3.3

1

aanhef

 

18.

Wet studiefinanciering 2000

3.3

3

   

19.

Wet studiefinanciering 2000

3.13

1

 

eerste

20.

Wet studiefinanciering 2000

3.16a

1

   

21.

Wet studiefinanciering 2000

3.16b

2

b

 

22.

Wet studiefinanciering 2000

3.16b

2

b

 

23.

Wet studiefinanciering 2000

3.16c

3

   

24.

Wet studiefinanciering 2000

5.1

 

aanhef

 

25.

Wet studiefinanciering 2000

5.2

1

aanhef

 

26.

Wet studiefinanciering 2000

5.2

1

a

 

27.

Wet studiefinanciering 2000

5.2

1

b

 

28.

Wet studiefinanciering 2000

5.2

5

   

29.

Wet studiefinanciering 2000

5.2a

 

a

 

30.

Wet studiefinanciering 2000

5.2a

 

b

 

31.

Wet studiefinanciering 2000

5.2b

1

   

32.

Wet studiefinanciering 2000

5.2b

1

   

33.

Wet studiefinanciering 2000

5.2b

2

   

34.

Wet studiefinanciering 2000

5.7

1

 

eerste

35.

Wet studiefinanciering 2000

5.7

2

   

36.

Wet studiefinanciering 2000

5.7

3

 

eerste

37.

Wet studiefinanciering 2000

5.7

4

   

38.

Wet studiefinanciering 2000

5.7

6

   

39.

Wet studiefinanciering 2000

5.9

 

opschrift

 

40.

Wet studiefinanciering 2000

5.9

1

 

tweede

41.

Wet studiefinanciering 2000

5.9

2

 

eerste

42.

Wet studiefinanciering 2000

5.10

     

43.

Wet studiefinanciering 2000

5.11

     

44.

Wet studiefinanciering 2000

5.15

     

45.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

1

   

46.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

2

 

eerste

47.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

3

   

48.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

4

   

49.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

4

   

50.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

5

 

eerste

51.

Wet studiefinanciering 2000

5.16

5

 

derde

52.

Wet studiefinanciering 2000

9.5

2

   

53.

Wet studiefinanciering 2000

9.5

2

   

54.

Wet studiefinanciering 2000

12.1b

1

   

55.

Wet studiefinanciering 2000

12.1b

2

   

56.

Wet studiefinanciering 2000

12.1b

4

   

57.

Wet studiefinanciering 2000

12.1ba

     

58.

Wet studiefinanciering 2000

12.1c

2

   

59.

Wet studiefinanciering 2000

12.9

     

60.

Wet studiefinanciering 2000

12.9a

     

61.

Wet studiefinanciering 2000

12.10

2

aanhef

 

62.

Wet studiefinanciering 2000

12.10

4

aanhef

 

63.

Wet studiefinanciering 2000

12.14

1

   

64.

Wet studiefinanciering 2000

12.14

2

   

65.

Wet studiefinanciering 2000

12.16

1

   

66.

Wet studiefinanciering 2000

12.16

2

   

67.

Wet studiefinanciering 2000

12.19

2

   

68.

Wet studiefinanciering 2000

12.19

2

   

69.

Wet studiefinanciering 2000

12.23

     

70.

Wet studiefinanciering 2000

12.24

     

71.

Wet studiefinanciering 2000

12.24

     

72.

Wet studiefinanciering 2000

12.26

     

73.

Wet studiefinanciering BES

2.9

1

b

 

74.

Wet studiefinanciering BES

2.14

     

75.

Wet studiefinanciering BES

3.2

1

   

76.

Wet studiefinanciering BES

3.2

2

   

77.

Wet studiefinanciering BES

3.2

3

   

78.

Wet studiefinanciering BES

3.2

4

   

79.

Wet studiefinanciering BES

3.2

6

   

80.

Wet studiefinanciering BES

3.2

7

   

81.

Wet studiefinanciering BES

3.4

2

   

82.

Wet studiefinanciering BES

7.2

2

   

83.

Wet studiefinanciering BES

7.2

2

   

84.

Wet studiefinanciering BES

9.4

     

85.

Wet studiefinanciering BES

9.4

     

86.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.3

1

   

87.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.7

1

aanhef

 

88.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.7

1

a

 

89.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.7

1

c

 

90.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.7

2

   

91.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

1.7

2 .

   

92.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.2

4

   

93.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.11

1

aanhef

 

94.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.11

1

aanhef

 

95.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.11

2

aanhef

 

96.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.11

2

aanhef

 

97.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.12

     

98.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.14

     

99.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.16

1

 

eerste

100.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.16

1

 

tweede

101.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22b

1

   

102.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22b

2

   

103.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22b

2

   

104.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22b

3

   

105.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.22b

3

   

106.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.1

     

107.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.5

1

   

108.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.6

2

   

109.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

7.1a

     

110.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

9.3

     

111.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.1

2

   

112.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.3

   

eerste

113.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.3

   

eerste

114.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.6

1

a

 

115.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.6

1

b

 

116.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.6

2

   

117.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.7

2

aanhef

 

118.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.7

3

aanhef

 

119.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.8

1

   

120.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.9

2

   

121.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.9

3

   

122.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.9

5

   

123.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.9

6

   

124.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

12.3a

     

125.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

staarttekst

eerste

126.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

staarttekst

tweede

127.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

staarttekst

derde

128.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

staarttekst

vierde

129.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

4

   

130.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

8

b

 

131.

Wet op het voortgezet onderwijs

53a

     

132.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

b

eerste

133.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

b

tweede

134.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

b

derde

135.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

b

vierde

136.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

4

 

eerste

137.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

8

b

 

138.

Wet voortgezet onderwijs BES

108

     

139.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

eerste

140.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

tweede

141.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

derde

142.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

vierde

143.

Wet op de expertisecentra

36

3

   

144.

Wet op de expertisecentra

61

1

   

145.

Wet op de expertisecentra

61

Artikel XXXIV Wijziging 'studenten' in 'ho-studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'studenten' telkens vervangen door 'ho-studenten' ofwel wordt 'Studenten' telkens vervangen door 'Ho-studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

4.2.2

3

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

Hoofdstuk

7 Titel 7

 

opschrift

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

 

opschrift

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

1

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

4

   

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

4

   

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

6

   

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.7.1

6

   

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

4.2.2

3

   

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

Hoofdstuk

7 Titel 6

 

opschrift

 

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.6.1

 

opschrift

 

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.6.1

1

   

13.

Wet studiefinanciering 2000

2.14

1

   

14.

Wet studiefinanciering 2000

2.14

5

   

15.

Wet studiefinanciering 2000

2.14

6

   

16.

Wet studiefinanciering 2000

3.9a

 

aanhef

 

17.

Wet studiefinanciering 2000

3.15

   

tweede

18.

Wet studiefinanciering 2000

6.2a

 

opschrift

 

19.

Wet studiefinanciering 2000

12.1a

     

20.

Wet studiefinanciering 2000

12.1c

1

   

21.

Wet studiefinanciering 2000

12.14

 

opschrift

 

22.

Wet studiefinanciering 2000

12.19

1

   

23.

Wet studiefinanciering 2000

12.25

 

opschrift

 

24.

Wet op het onderwijstoezicht

24c

1

f

 

25.

Wet op het onderwijstoezicht

24c

1

f1

 

26.

Wet op het onderwijstoezicht

24c

3

 

tweede

27.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

5.1

     

28.

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

10.1

1

   

29.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

aanhef

 

30.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

9

staarttekst

tweede

31.

Wet op het voortgezet onderwijs

33

12

   

32.

Wet op het voortgezet onderwijs

35

4

   

33.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

1

   

34.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

2

   

35.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

3

   

36.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

5

   

37.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

5

   

38.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

7

   

39.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

7

   

40.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

8

a

 

41.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

8

b

 

42.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

9

a

 

43.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

9

c

 

44.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

9

d

 

45.

Wet op het voortgezet onderwijs

39c

9

d

 

46.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

aanhef

 

47.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

13

b

tweede

48.

Wet voortgezet onderwijs BES

80

14

   

49.

Wet voortgezet onderwijs BES

84

5

   

50.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

1

   

51.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

2

   

52.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

3

   

53.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

5

   

54.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

5

   

55.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

7

   

56.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

7

   

57.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

8

a

 

58.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

8

b

 

59.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

9

a

 

60.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

9

c

 

61.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

9

d

 

62.

Wet voortgezet onderwijs BES

94

9

d

 

63.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

eerste

64.

Wet op de expertisecentra

3

6

 

tweede

65.

Wet op de expertisecentra

3a

3

   

66.

Wet op de expertisecentra

36

1

   

67.

Wet op de expertisecentra

36

2

a

 

68.

Wet op de expertisecentra

36

2

b

 

69.

Wet op de expertisecentra

36

4

   

70.

Wet op de expertisecentra

36

6

   

Artikel XXXV Wijziging 'examendeelnemer' in 'extraneus'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'examendeelnemer' telkens vervangen door 'extraneus' ofwel wordt 'Examendeelnemer' telkens vervangen door 'Extraneus'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

1.4a.2

1

   

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

4

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.3.6a

2

j

 

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.5.5a

2

m

 

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.6b

     

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

1

aanhef

tweede

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

1

aanhef

derde

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8.1.1

1

aanhef

vierde

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.1

1

 

tweede

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.1

1

 

derde

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.1

1

 

vierde

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

8.1.2a

1

   

13.

Wet op het voortgezet onderwijs

10b9

2

b

 

14.

Wet voortgezet onderwijs BES

27

2

b

 

Artikel XXXVI Wijziging 'examendeelnemers' in 'extraneï'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'examendeelnemers' telkens vervangen door 'extraneï' ofwel wordt 'Examendeelnemers' telkens vervangen door 'Extraneï'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2.2

2

b

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

2.2a.2

6

   

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.4a

3

   

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

2.3.1

2

 

derde

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

7.4.6

3

   

Artikel XXXVII Wijziging 'studerende' in 'student'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'studerende' telkens vervangen door 'student' ofwel wordt 'Studerende' telkens vervangen door 'Student'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet studiefinanciering 2000

1.7

1

aanhef

 

2.

Wet studiefinanciering 2000

1.7

1

a

 

3.

Wet studiefinanciering 2000

1.7

1

c

 

4.

Wet studiefinanciering 2000

1.7

2

   

5.

Wet studiefinanciering 2000

1.7

2

   

6.

Wet studiefinanciering 2000

2.2

1

aanhef

 

7.

Wet studiefinanciering 2000

2.3

3

   

8.

Wet studiefinanciering 2000

2.3

4

   

9.

Wet studiefinanciering 2000

2.3a

3

   

10.

Wet studiefinanciering 2000

2.15

     

11.

Wet studiefinanciering 2000

2.16

2

   

12.

Wet studiefinanciering 2000

2.17a

1

   

13.

Wet studiefinanciering 2000

2.17a

2

   

14.

Wet studiefinanciering 2000

2.17a

2

   

15.

Wet studiefinanciering 2000

2.17a

3

   

16.

Wet studiefinanciering 2000

2.17a

3

   

17.

Wet studiefinanciering 2000

3.1

3

   

18.

Wet studiefinanciering 2000

3.5

1

   

19.

Wet studiefinanciering 2000

3.7

1

   

20.

Wet studiefinanciering 2000

3.7

2

 

tweede

21.

Wet studiefinanciering 2000

3.10

1

   

22.

Wet studiefinanciering 2000

3.12

     

23.

Wet studiefinanciering 2000

3.13

1

 

tweede

24.

Wet studiefinanciering 2000

3.13

2

 

eerste

25.

Wet studiefinanciering 2000

3.14

1

 

eerste

26.

Wet studiefinanciering 2000

3.14

1

 

eerste

27.

Wet studiefinanciering 2000

3.14

2

 

eerste

28.

Wet studiefinanciering 2000

Paragraaf

3.4

 

opschrift

 

29.

Wet studiefinanciering 2000

3.16

     

30.

Wet studiefinanciering 2000

3.16a

2

   

31.

Wet studiefinanciering 2000

3.16b

1

   

32.

Wet studiefinanciering 2000

3.16b

2

a

 

33.

Wet studiefinanciering 2000

3.16c

2

aanhef

eerste

34.

Wet studiefinanciering 2000

3.16d

1

aanhef

 

35.

Wet studiefinanciering 2000

3.21

5

 

eerste

36.

Wet studiefinanciering 2000

3.21

5

 

eerste

37.

Wet studiefinanciering 2000

3.23

1

   

38.

Wet studiefinanciering 2000

3.23

2

aanhef

 

39.

Wet studiefinanciering 2000

3.23

2

a

 

40.

Wet studiefinanciering 2000

3.26

1

   

41.

Wet studiefinanciering 2000

3.26

2

   

42.

Wet studiefinanciering 2000

3.26

3

 

tweede

43.

Wet studiefinanciering 2000

3.26

3

 

tweede

44.

Wet studiefinanciering 2000

3.27

1

aanhef

 

45.

Wet studiefinanciering 2000

3.29

1

 

eerste

46.

Wet studiefinanciering 2000

3.29

2

   

47.

Wet studiefinanciering 2000

3.29

3

aanhef

 

48.

Wet studiefinanciering 2000

4.8

1

 

eerste

49.

Wet studiefinanciering 2000

5.3

1

 

eerste

50.

Wet studiefinanciering 2000

6.1

3

   

51.

Wet studiefinanciering 2000

6.2

3

b

 

52.

Wet studiefinanciering 2000

6.4

2

 

eerste

53.

Wet studiefinanciering 2000

6.5

3

b

 

54.

Wet studiefinanciering 2000

6.5

4

b

 

55.

Wet studiefinanciering 2000

6.5

5

 

eerste

56.

Wet studiefinanciering 2000

6.5

5

 

tweede

57.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

1

   

58.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

2

 

eerste

59.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

2

 

tweede

60.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

2

 

tweede

61.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

2

 

derde

62.

Wet studiefinanciering 2000

6.17

2

 

derde

63.

Wet studiefinanciering 2000

7.1

2

a

 

64.

Wet studiefinanciering 2000

7.1

2

e

 

65.

Wet studiefinanciering 2000

7.1

2

f

 

66.

Wet studiefinanciering 2000

7.2

     

67.

Wet studiefinanciering 2000

8.1

3

 

eerste

68.

Wet studiefinanciering 2000

8.1

3

 

derde

69.

Wet studiefinanciering 2000

9.2

3

 

eerste

70.

Wet studiefinanciering 2000

9.3

 

aanhef

 

71.

Wet studiefinanciering 2000

9.6b

2

   

72.

Wet studiefinanciering 2000

9.6b

3

   

73.

Wet studiefinanciering 2000

9.6b

3

   

74.

Wet studiefinanciering 2000

12.1a

     

75.

Wet studiefinanciering 2000

12.1ca

   

eerste

76.

Wet studiefinanciering 2000

12.18

     

77.

Wet studiefinanciering BES

1.4

 

aanhef

 

78.

Wet studiefinanciering BES

1.5

2

   

79.

Wet studiefinanciering BES

1.5

3

   

80.

Wet studiefinanciering BES

1.7

 

aanhef

 

81.

Wet studiefinanciering BES

1.7

a

   

82.

Wet studiefinanciering BES

2.3

1

d

 

83.

Wet studiefinanciering BES

2.5

4

 

eerste

84.

Wet studiefinanciering BES

2.5

4

 

eerste

85.

Wet studiefinanciering BES

2.10

1

aanhef

 

86.

Wet studiefinanciering BES

2.10

2

   

87.

Wet studiefinanciering BES

2.10

3

 

eerste

88.

Wet studiefinanciering BES

2.10a

1

   

89.

Wet studiefinanciering BES

2.10a

2

   

90.

Wet studiefinanciering BES

2.10a

2

   

91.

Wet studiefinanciering BES

2.10a

3

   

92.

Wet studiefinanciering BES

2.10a

3

   

93.

Wet studiefinanciering BES

2.11

3

   

94.

Wet studiefinanciering BES

2.13

     

95.

Wet studiefinanciering BES

3.4

1

   

96.

Wet studiefinanciering BES

3.5

 

opschrift

 

97.

Wet studiefinanciering BES

3.5

1

 

eerste

98.

Wet studiefinanciering BES

3.5

2

 

tweede

99.

Wet studiefinanciering BES

3.6

1

   

100.

Wet studiefinanciering BES

3.6

2

   

101.

Wet studiefinanciering BES

4.13

1

 

eerste

102.

Wet studiefinanciering BES

4.13

1

 

tweede

103.

Wet studiefinanciering BES

4.13

2

 

tweede

104.

Wet studiefinanciering BES

4.13

2

 

derde

105.

Wet studiefinanciering BES

4.13

2

 

derde

106.

Wet studiefinanciering BES

5.1

2

a

 

107.

Wet studiefinanciering BES

5.1a

     

108.

Wet studiefinanciering BES

6.1

1

 

tweede

109.

Wet studiefinanciering BES

7.1

3

   

110.

Wet studiefinanciering BES

7.2

1

   

111.

Wet studiefinanciering BES

7.4

2

   

112.

Wet studiefinanciering BES

7.4

3

   

113.

Wet studiefinanciering BES

7.4

3

   

Artikel XXXVIII Wijziging 'studerenden' in 'studenten'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'studerenden' telkens vervangen door 'studenten' ofwel wordt 'Studerenden' telkens vervangen door 'Studenten'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet studiefinanciering 2000

2.1

 

aanhef

 

2.

Wet studiefinanciering 2000

3.7

1

   

3.

Wet studiefinanciering 2000

3.7

2

 

eerste

4.

Wet studiefinanciering 2000

3.7

3

   

5.

Wet studiefinanciering 2000

3.16d

2

   

6.

Wet studiefinanciering 2000

3.30

     

7.

Wet studiefinanciering 2000

9.6b

1

   

8.

Wet studiefinanciering BES

1.3

 

aanhef

 

9.

Wet studiefinanciering BES

2.7

1

   

10.

Wet studiefinanciering BES

2.7

2

 

eerste

11.

Wet studiefinanciering BES

2.7

3

 

eerste

12.

Wet studiefinanciering BES

2.7

4

   

Artikel XXXIX Wijziging 'deelnemersraad' in 'studentenraad

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemersraad' telkens vervangen door 'studentenraad' ofwel wordt 'Deelnemersraad' telkens vervangen door 'Studentenraad'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

 

opschrift

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

1

 

eerste

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

1

 

tweede

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

2

   

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

3

   

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

4

   

7.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

5

   

8.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

6

 

eerste

9.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.2

6

 

tweede

10.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.4

1

a

 

11.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

 

opschrift

 

12.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

1

   

13.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

2

   

14.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

3

 

eerste

15.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

4

   

16.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.5

5

   

17.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.1.6

1

   

18.

Wet educatie en beroepsonderwijs

Hoofdstuk 8a Titel 2

 

opschrift

 

19.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

1

 

eerste

20.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

1

 

tweede

21.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

1

 

tweede

22.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

2

 

eerste

23.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

3

   

24.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

4

   

25.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.1

5

   

26.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

1

aanhef

 

27.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

aanhef

 

28.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

l

 

29.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

4

aanhef

 

30.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

5

   

31.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

6

 

eerste

32.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

6

 

tweede

33.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

7

 

eerste

34.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2a

 

aanhef

 

35.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2a

 

b

 

36.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2a

 

c

 

37.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2a

 

d

 

38.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.3

     

39.

Wet educatie en beroepsonderwijs

Hoofdstuk 8a Titel 3

 

opschrift

 

40.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

 

opschrift

 

41.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

1

 

eerste

42.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

a

 

43.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

b

 

44.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

c

 

45.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

d

 

46.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

d

 

47.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

e

 

48.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

f

 

49.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

2

h

 

50.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

3

   

51.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.3.1

3

   

52.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.1

5

   

53.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

a

 

54.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

b

 

55.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

c

 

56.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

c

 

57.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

c

 

58.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.2

 

c

 

59.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

1

 

eerste

60.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

1

 

eerste

61.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

1

 

derde

62.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

1

 

derde

63.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

2

 

eerste

64.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

2

 

tweede

65.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

3

aanhef

eerste

66.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

3

aanhef

eerste

67.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

3

aanhef

tweede

68.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

3

a

 

69.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.3

5

 

eerste

70.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.4

 

opschrift

 

71.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.4

1

 

eerste

72.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.4

1

 

eerste

73.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.4

3

 

eerste

74.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.4

6

   

75.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.4.6

 

a

 

76.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.5.1

1

 

eerste

77.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.5.1

1

 

tweede

78.

Wet educatie en beroepsonderwijs

9.1.4

3a

b

 

79.

Wet educatie en beroepsonderwijs

9.1.4

8

   

Artikel XL Wijziging 'deelnemersstatuut' in 'studentenstatuut'

In de in de kolommen C tot en met F van onderstaande tabel aangeduide bepalingen van de in kolom B genoemde wetten wordt 'deelnemersstatuut' telkens vervangen door 'studentenstatuut' ofwel wordt 'Deelnemersstatuut' telkens vervangen door 'Studentenstatuut'.

 

A

B

C

D

E

F

Nr.

Wet

Artikel

Lid

Onderdeel

Zin en zo nodig zinsnede

1.

Wet educatie en beroepsonderwijs

Hoofdstuk

7 Titel 4

 

opschrift

 

2.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

 

opschrift

 

3.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

4

 

eerste

4.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.8

4

 

tweede

5.

Wet educatie en beroepsonderwijs

7.4.11

 

opschrift

 

6.

Wet educatie en beroepsonderwijs

8a.2.2

3

b

 

Artikel XLI Samenloopbepalingen

Artikel PM Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip

dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden

vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

ALGEMEEN DEEL

ARTIKELSGEWIJS DEEL............................................................................................................................64

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel beoogt via een vijftal maatregelen de positie van de mbo-student te versterken. Het voorstel richt zich enerzijds op mbo-studenten in meer kwetsbare posities, en anderzijds op alle mbo-studenten.

Iedere jongere, ongeacht zijn of haar financiële of persoonlijke situatie, moet de kans krijgen om onderwijs te volgen en daarbij het maximale uit zichzelf te halen. Sommige studenten in het mbo zijn kwetsbaarder dan andere studenten waardoor grotere kans op vertraging en uitval ontstaat. De voorgestelde maatregelen voor deze studenten zijn (1) het oprichten van een mbo-studentenfonds, (2) het introduceren van enkele maatregelen specifiek voor zwangere mbo-studenten en (3) het afgeven van een mbo-verklaring.

Om de positie van de mbo-student in het algemeen te versterken wordt de benaming van mbo-studenten in wet- en regelgeving bovendien gewijzigd. Daarnaast wordt voorgesteld om mbo-instellingen niet langer te verplichten om vooropleidingseisen te stellen bij de toelating tot een beroepsopleiding.

2. Mbo-studentenfonds

Met de instelling van een mbo-studentenfonds wordt beoogd een voorziening op elke instelling te creëren om met name kwetsbare studenten te ondersteunen. Dit zijn in ieder geval minderjarige studenten uit gezinnen met lage inkomens en studenten die door bijzondere omstandigheden vertraging oplopen. Daarnaast is het mogelijk om studenten die deelnemen aan een studentenraad te ondersteunen.

Minderjarige studenten uit gezinnen met lage inkomens Een klein deel van de groep studenten en hun ouders is niet in staat om alle onderwijsbenodigdheden te betalen die voortkomen uit het volgen van een mbo-opleiding. Kosten voor onderwijsbenodigdheden zijn de schoolkosten die voor rekening van de student of zijn of haar ouders komen.1 Vooral de groep 16- en 17-jarige studenten uit gezinnen met lage inkomens die een beroepsopleidende leerweg (bol) volgen kan problemen ondervinden met de aanschaf van onderwijsbenodigdheden. Deze studenten volgen, ontvangen namelijk nog geen studiefinanciering (behalve het reisproduct). Ook hebben zij in het kader van hun opleiding geen arbeidscontract en loon, zoals studenten die een opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg (bbl-opleiding) volgen.

Er verschillende maatregelen genomen om deze doelgroep tegemoet te komen, waaronder de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor deelnemers uit minimagezinnen die per 1 augustus 2016 in werking is getreden. Deze tijdelijke regeling is een aantal keer verlengd en vervalt op 1 augustus 2020. Dit wetsvoorstel voorziet met het introduceren van een mbo-studentenfonds, in een structurele oplossing om ervoor te zorgen dat de aanschaf van onderwijsbenodigdheden geen belemmering is om een opleiding te volgen. In een brief aan de Tweede Kamer d.d. 10 juli 2018 is reeds toegezegd dat dit fonds er zal komen.2 Er zijn naast dit mbo-studentenfonds ook andere opties overwogen zoals het verhogen van het kindgebonden budget, het toekennen van studiefinanciering en het gratis verstrekken van leermiddelen zoals in het voortgezet onderwijs. Voor de afweging die heeft geleid tot het introduceren van een mbo-studentenfonds wordt verwezen naar de brief d.d. 23 augustus 2017.3 Gekozen is voor een fonds waarbij maatwerk mogelijk is. Voor de een zal namelijk bruikleen van onderwijsbenodigdheden een goede oplossing zijn, een ander is meer gebaat bij een financiële tegemoetkoming. Daarnaast kan via dit fonds ook ondersteuning geboden worden aan studenten die vertraging oplopen vanwege bijzondere omstandigheden.

Studenten met vertraging door bijzondere omstandigheden

Een aantal studenten ondervindt financieel nadeel wanneer zij vertraging oplopen of eerder tijdens hun studie hebben opgelopen vanwege zwangerschap en bevalling4, (chronische) ziekte of handicap5 of bijzondere familieomstandigheden.6 Dit geldt voor

1    Servicedocument schoolkosten. Kamerstukken 2017/18, 31524, nr. 371, Bijlage

2    Kamerstukken II 2017/18, 31524, nr. 371

3    Kamerstukken II 2016/17, 34511, nr.19

4    In studiejaar '14/'15 waren er 5.710 zwangere mbo-studenten. Hiervan zitten er 1.260 in een bol-opleiding niveau 4. Naar schatting lopen ruim 500 studenten financieel nadeel op door hun zwangerschap. Ongeveer 40% van de niveau 4 bol-studenten volgt namelijk een 4 jarige opleiding. https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/16/zwangerschap-onder-vrouwen-in-

het-mbo-2012-13-2014-15

5    Uit de JOB-monitor 2018 blijkt dat 40% van de mbo-studenten een (lichtere of zwaardere) beperking heeft. Hiervan geeft 28% aan dat zij hier binnen de opleiding last van hebben. Dit zijn omgerekend 35.000 studenten. Het is bekend dat een deel van deze groep studenten vertraging oploopt, maar

mbo-studenten die een bol-opleiding volgen en geen studiefinanciering in de vorm van

een gift of prestatiebeurs7 (meer) ontvangen. Zij hebben vanaf dat moment extra kosten

door hun vertraging, bijvoorbeeld omdat zij langer over hun opleiding doen._

Recht op studiefinanciering in het mbo

Studenten die een bol-opleiding niveau 3 of 4 volgen, krijgen vanaf hun 18e tot hun 30e jaar ten hoogste vier jaar een basisbeurs, een reisvoorziening, een eventuele aanvullende beurs en een eventuele eenoudertoeslag in de vorm van een prestatiebeurs om onderwijsbenodigdheden, lesgeld en kosten voor levensonderhoud te financieren. Deze prestatiebeurs wordt omgezet in een gift als studenten binnen tien jaar hun diploma halen. Studenten met een functiebeperking kunnen één jaar verlenging van deze prestatiebeurs krijgen. Ongeveer 160 studenten per jaar ontvangen een dergelijke verlenging. Na de prestatiebeurstermijn kan een mbo bol-student niveau 3 of 4, mits ingeschreven, nog drie jaar aanspraak maken op een reisvoorziening, en bestaat nog drie jaar de mogelijkheid om te lenen.

Studenten tussen de 18 en 30 jaar die een bol niveau 1 of 2 volgen hebben aanspraak op een basisbeurs, een reisvoorziening, een eventuele aanvullende beurs en een eventuele eenoudertoeslag in de vorm van een gift zolang zij zijn ingeschreven, ongeacht of zij hun diploma halen.

Minderjarige bol-studenten hebben geen recht op studiefinanciering, maar maken sinds 1 januari 2017 wel aanspraak op een reisvoorziening.

Studenten die een bbl-opleiding volgen hebben geen recht op studiefinanciering. Zij hebben in het kader van hun opleiding een arbeidscontract en ontvangen loon.

Ook studenten die deelnemen aan een studentenraad in het mbo kunnen vertraging oplopen door hun deelname. Daarnaast zijn er situaties waarbij zij door deelname niet of beperkt kunnen bijverdienen naast hun studie en daarom wel financieel nadeel, maar geen vertraging oplopen. Het is niet wenselijk dat studenten vanwege financiële redenen afzien van deelname aan een studentenraad.

Voorstel mbo-studentenfonds

Voorgesteld wordt om een plicht op te nemen voor instellingen om een voorziening in stand te houden, een zogenaamd mbo-studentenfonds, voor de (financiële) ondersteuning van studenten die bij de instelling ingeschreven staan en als gevolg van bijzondere omstandigheden studievertraging oplopen. Deze bijzondere omstandigheden zijn:

  • a. 
    ziekte,
  • b. 
    zwangerschap en bevalling,
  • c. 
    een handicap of chronische ziekte,
  • d. 
    bijzondere familieomstandigheden,
  • e. 
    het lidmaatschap van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2,
  • f. 
    overige door het bevoegd gezag vastgestelde bijzondere omstandigheden,
  • h. 
    andere dan in de onderdelen a tot en met f bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om ondersteuning door het bevoegd gezag niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (vangnetbepaling).

onbekend is hoe groot deze groep is en in welke mate zij financieel nadeel ondervinden.

6    Cijfers over deze groep zijn niet bekend.

7    Met uitzondering van het reisproduct.

Daarnaast komt een minderjarige student voor ondersteuning in aanmerking indien de student onvoldoende financiële middelen heeft voor de bekostiging van onderwijsbenodigdheden, waarover de student geacht wordt zelf te beschikken.

Organisatie

De bekostigde mbo-instellingen zijn verantwoordelijk voor de financiering van het mbo-studentenfonds. Hiervoor mogen zij middelen vanuit de algemene bekostiging die zij van de overheid ontvangen ('lumpsum') inzetten. De lumpsum wordt voor dat doel verhoogd met € 10 miljoen per jaar.8 De verantwoording van het mbo-studentenfonds vindt plaats via de jaarverslaggeving zoals beschreven in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Op verzoek van de student kan een instelling de student tegemoet komen in onderwijsbenodigdheden of opgelopen financieel nadeel. De toekenning van (financiële) ondersteuning aan een student vindt plaats binnen het (financiële) kader dat daartoe door de instelling ontworpen is. Een fonds geeft instellingen ruimte om maatwerk te leveren dat aansluit bij de specifieke noden van de student en de specifieke context van de regio, opleiding en instelling. De instelling moet ervoor zorgen dat het voor studenten volstrekt helder is wie, onder welke condities, een beroep kan doen op de voorziening en hoe een aanvraag ingediend kan worden. Het bevoegd gezag legt vast of de aanvraag al dan niet is toegekend en voegt dit toe aan het dossier van de betreffende student. Voorgesteld wordt de studentenraad instemmingsbevoegdheid te geven op het bijbehorend kader door deze bevoegdheid - net als reeds het geval is bij het hoger onderwijs - toe te voegen aan de bevoegdheden van studentenraden in het mbo (artikel 8a.2.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).

Doelgroepen

  • 1) 
    Studenten die vertraging oplopen vanwege bijzondere omstandigheden

Ondersteuning vanuit het mbo-studentenfonds voor financieel nadeel bij vertraging is alleen mogelijk wanneer een mbo-student geen studiefinanciering ontvangt in de vorm van een gift of prestatiebeurs. Als een student studiefinanciering ontvangt, ontvangt hij of zij immers reeds een vergoeding voor kosten tijdens de opleiding. Daarnaast is ondersteuning mogelijk als de student enkel een prestatiebeurs ontvangt in de vorm van een reisproduct. Het gaat dan om minderjarige bol-studenten die geen studiefinanciering in een andere vorm ontvangen. Studenten die een bbl-opleiding volgen ontvangen geen studiefinanciering, maar wel loon. Zij hebben voor de duur van hun opleiding een arbeidscontract. Daarom heeft vertraging voor hen geen direct nadeel. Instellingen kunnen op basis van 'een onbillijkheid van overwegende aard' hen in specifieke gevallen wel een tegemoetkoming bieden. Verwezen wordt naar bovenstaand schema om te bepalen wanneer een student studiefinanciering ontvangt.

Deelname aan een studentenraad wordt gezien als extra inzet van de student voor de mbo-studenten op zijn of haar instelling. Het is - conform het hoger onderwijs - redelijk om een vergoeding te bieden voor deze extra inzet. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat studenten afzien van deelname aan een studentenraad vanwege financiële redenen.

  • 2) 
    Minderjarige studenten uit minimagezinnen

De ondersteuning vanuit het mbo-studentenfonds voor onderwijsbenodigdheden is gericht op 16- en 17-jarige bol-studenten uit minimagezinnen. Uit onderzoek is gebleken dat vooral deze groep studenten en hun ouders moeite heeft met het betalen van onderwijsbenodigdheden.9 De instelling kan op basis van 'een onbillijkheid van

8    Kamerstukken II 2017/18, 31524, nr. 371

9    Zij ontvangen - behalve een reisproduct (ov-kaart) - nog geen studiefinanciering.

overwegende aard' andere groepen tevens ondersteuning bij onderwijsbenodigdheden bieden.

Om te toetsen of een student in aanmerking komt voor ondersteuning bij onderwijsbenodigdheden kan de instelling samenwerking zoeken met gemeenten en/of Stichting Leergeld. Stichting Leergeld helpt instellingen thans ook al met uitvoering van de Tijdelijke regeling leermiddelen door te toetsen of een student uit een minimagezin komt.

Mbo-instellingen krijgen alleen de taak om een specifieke groep studenten te ondersteunen bij de aanschaf van onderwijsbenodigdheden en studievertraging. De gemeente waarin de student woont, blijft verantwoordelijk voor armoedebeleid gericht op zaken als huisvesting, schulden en levensonderhoud.10

Maatwerk per instelling

Met het mbo-studentenfonds wordt de positie van de eerder benoemde doelgroepen versterkt om te voorkomen dat zij vanwege financiële redenen afzien van het (ver)volgen van een (bepaalde) mbo-opleiding. Voor deze doelgroepen is gekozen omdat zij landelijk gezien de ondersteuning het meest nodig hebben. Door instellingen in het voorgestelde artikel 8.1.5, tweede lid, onderdeel g de mogelijkheid te geven zelf andere bijzondere omstandigheden vast te stellen en door het opnemen van de hardheidsclausule in het voorgestelde artikel 8.1.5, tweede lid, onderdeel h, is het mogelijk ook andere categorieën te ondersteunen met het fonds. Bij de door de instelling zelf vast te stellen bijzondere omstandigheden kan gedacht worden aan andere zaken waardoor mogelijk vertraging wordt verwacht, waaronder topsport.

Overigens dient de mbo-instelling in ieder geval de studenten die genoemd staan in de wet (financiële) ondersteuning te bieden. Deze studenten krijgen daarmee een recht op (financiële) ondersteuning vanuit de instelling, mits zij voldoen aan de in dit wetsvoorstel opgenomen voorwaarden.

Flankerend beleid

Naast de beoogde wettelijke verankering van een mbo-studentenfonds worden ook andere maatregelen genomen. In overleg met de mbo-raad en de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (hierna: JOB) wordt gekeken welk ondersteunend beleid kan bijdragen aan de tijdige invoering en uitvoering van het mbo-studentenfonds op elke instelling. Gedacht wordt aan het ontwikkelen van een handreiking en de organisatie van intervisie-bijeenkomsten.

Reeds bestaande fondsen

Uit de evaluatie van het tweede jaar van de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor deelnemers uit minimagezinnen is gebleken dat 21 van de 44 ondervraagde instellingen reeds binnen hun instelling een fonds hebben opgericht om een voorziening voor onderwijsbenodigdheden voor studenten uit deze gezinnen te treffen.11 Deze instellingen kunnen het bestaande fonds continueren onder de naam mbo-studentenfonds. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de wens van instellingen om reeds bestaande fondsen die opgericht zijn in het kader van de bovengenoemde regeling, te laten bestaan.

Profileringsfonds hoger onderwijs

Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is bezien welke elementen van het reeds in het hoger onderwijs bestaande profileringsfonds overgenomen kunnen worden. In dat kader is net als in het hoger onderwijs gekozen voor een fonds op instellingsniveau, en niet een landelijk fonds, omdat in het hoger onderwijs blijkt dat op die wijze tegemoet kan worden gekomen aan de specifieke problemen van de studenten op de betreffende

10    Kamerstukken II 2017/18, 31524, nr. 342, pagina 20.

11    Kamerstukken II 2017/18, 31524, nr. 371

instelling. Ook zal het fonds, net als in het hoger onderwijs, vanuit de lumpsum gevuld worden. Dit biedt mbo-instellingen de vrijheid om als het nodig is meer of minder te besteden aan het fonds en het beperkt de administratieve lasten. Instellingen kunnen immers de besteding van de middelen laten meelopen in hun reguliere verantwoording.

Het mbo-studentenfonds richt zich - anders dan in het hoger onderwijs - niet op profilering. Het grootste deel van de profileringsfondsen in het hoger onderwijs wordt voor bestuursbeurzen ingezet. Het mbo kent geen studentenverenigingen of studieverenigingen die zodanig veel tijd kosten voor studenten dat zij vertraging oplopen en hiervoor financieel gecompenseerd moeten worden. Wel kent zij studentenraden, die sinds 2011 op elke bekostigde mbo-instelling wettelijk verplicht zijn. Ook kent het mbo, net als in het hoger onderwijs, studenten die door bijzondere omstandigheden langer over hun studie doen en financieel nadeel ondervinden. In tegenstelling tot het hoger onderwijs is bij het mbo-studentenfonds opgenomen dat instellingen minderjarige bol-studenten uit minimagezinnen moeten ondersteunen bij de aanschaf van onderwijsbenodigdheden.

Net als in het profileringsfonds kunnen mbo-instellingen op basis van de hardheidsclausule en de eigen ruimte om zelf bijzondere omstandigheden vast te stellen, zelf categorieën studenten aanwijzen die voor tegemoetkoming uit het fonds in aanmerking komen wanneer deze studenten studievertraging hebben opgelopen of naar verwachting zullen oplopen.

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) kent geen specifieke aanwijzingen gericht op de werkwijze die instellingen in het hoger onderwijs moeten hanteren bij uitvoering van het profileringsfonds. Ook dit wetsvoorstel voorziet niet in deze aanwijzingen. In de praktijk vragen instellingen in het hoger onderwijs aan studenten een aanvraag te doen op het moment dat de bijzondere situatie zich voordoet en verwacht wordt dat vertraging en financieel nadeel opgelopen wordt. Een student krijgt dan een voorlopige toekenning. Op het moment dat kan worden aangetoond dat de student daadwerkelijk vertraging en daardoor financieel nadeel heeft opgelopen, kan de aanvraag definitief worden toegekend en de vergoeding vastgesteld. Dit is meestal aan het einde van de studie.

3. Ondersteuning en verlof voor zwangere mbo-studenten

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen om de rechten van en ondersteuning voor zwangere studenten en studerende moeders te versterken. In reactie hierop heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer d.d. 22 december 2017 middels een brief geïnformeerd over het voornemen om voor studenten in het mbo een formeel recht op zwangerschapsverlof vast te leggen.12 Daarbij heeft de minister aangegeven te willen verkennen of en hoe er een tegemoetkoming kan komen voor de kosten die deze groep maakt bij studievertraging ten gevolge van de zwangerschap. Een andere aanleiding voor de maatregelen voor zwangere studenten is het pamflet van de Coalitie Studerende Moeders, waarin zij pleiten voor meer (wettelijke) rechten en begeleiding van zwangere studenten en studerende moeders.13

Achterliggende problematiek

Zwangere mbo-studenten lopen op een aantal terreinen tegen problemen aan:

  • a. 
    Deze groep ervaart via de wettelijke regels te weinig erkenning omdat zij zich moeten ziekmelden of uitschrijven om niet als 'ongeoorloofd verzuimer' aangemerkt te worden als zij in verband met zwangerschap en bevalling langer afwezig zijn. Daarmee voelt deze doelgroep zich niet erkend zoals zwangere werknemers dat wel zijn via een wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof.14
  • b. 
    Ook wordt hun situatie nu niet specifiek benoemd als omstandigheid die moet worden betrokken bij het afgeven van een bindend studieadvies (BSA), zoals in het hoger onderwijs wel het geval is. Evenmin is zwangerschap een onderwerp waarover afspraken moeten worden gemaakt in de onderwijsovereenkomst (OOK), terwijl andere situaties waarbij een langere studieduur verwacht wordt of specifieke begeleiding nodig is, bijvoorbeeld in geval van een handicap, er wel in staan.
  • c. 
    Zij ervaren vaak onvoldoende of geen medewerking, erkenning en begrip van instellingen om flexibel met het onderwijs(programma) om te gaan, zoals verlofregelingen, extra examenmomenten of inzet van faciliteiten.
  • d. 
    Op lang niet elke instelling zijn specifieke regelingen voor zwangere studenten noch is op elke instelling een zwangerschapsprotocol aanwezig waarin staat aangegeven welke faciliteiten op school aanwezig zijn voor zwangere studenten. Als er wel een protocol of regeling is, is deze vaak niet eenvoudig te vinden. Dit leidt tot onduidelijkheid en onzekerheid bij deze doelgroep.15

Door het gebrek aan toepasselijke verlofregelingen of flexibiliteit van de instellingen hebben veel zwangere studenten moeite om de studie (op tijd) af te ronden. Uit een studie van het CBS en DUO blijkt dat mbo-studenten die tijdens hun opleiding een kind

12    Kamerstukken II, 2016/17, 31524, nr. 341.

13    Coalitie Studerende Moeders. Eisen ter bescherming zwangere studenten en studerende moeders. URL: http://studerendemoeders.nl/wp-content/uploads/2015/07/coalitie-studerende-moeders-eisen-en-toelichting-

2.pdf

14    Student, zwanger en gelijke behandeling. Vrije Universiteit, 20 december 2016. URL:

https://www.vu.nl/nl/Imaaes/Student zwanger gelijke behandeling dec2016

tcm289-795944.pdf

15    Student, zwanger en gelijke behandeling. Vrije Universiteit, 20 december 2016. URL:

https://www.vu.nl/nl/Images/Student zwanger gelijke behandeling dec2016

tcm289-795944.pdf

hebben gekregen gemiddeld een paar maanden langer over hun opleiding doen en dus vertraging oplopen. Daarnaast blijkt dat 17% van de mbo-studenten die tijdens de opleiding een kind hebben gekregen stoppen met hun opleiding zonder een diploma te behalen. Bij de rest van de mbo-studenten is dit 11%.16

Ondersteuning en verbetering positie zwangere mbo-studenten

De erkenning van de positie van zwangere mbo-studenten, en verbetering van

begeleiding en ondersteuning wordt in dit wetsvoorstel vormgegeven door:

  • a) 
    het opnemen van een zwangerschaps- en bevalling als geldige reden voor afwezigheid in de wet. Dit betekent dat studenten vanwege zwangerschap en bevalling geoorloofd 16 weken afwezig mogen zijn. Hierdoor krijgen zwangere mbo-studenten feitelijk recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof (zie de wijziging van artikel 8.1.7, eerste lid, van dit wetsvoorstel). Bijzondere familieomstandigheden is al een geldige reden voor langdurige afwezigheid. Op basis daarvan kan verlof aangevraagd worden bij de instelling vanwege bevalling van de partner, adoptie of het opnemen van pleegkinderen;
  • b) 
    de persoonlijke omstandigheden die nu al volgens de wet in acht moeten worden genomen bij het bindend studieadvies (BSA) in het mbo te specificeren. Hiervoor wordt een grondslag gecreëerd om persoonlijke omstandigheden te kunnen specifiëren in lagere regelgeving. Hiermee wordt aangesloten bij de wet- en regelgeving in het hoger onderwijs waarin in artikel 7.8b, zevende lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een vergelijkbare bepaling is opgenomen (zie de wijziging van artikel 8.1.7a van dit wetsvoorstel);
  • c) 
    het opnemen van afspraken over de rechten en plichten in het geval van zwangerschap en bevalling als onderdeel van de onderwijsovereenkomst (zie de wijziging van artikel 8.1.3, derde lid, van dit wetsvoorstel).

Flankerend beleid

Via gerichte communicatie wordt aan mbo-instellingen gevraagd een zwangerschapsprotocol op te nemen in hun instellingsbeleid en de informatie uit het protocol toegankelijk te maken voor studenten. In dit protocol zijn de rechten en plichten, en faciliteiten voor zwangere studenten opgenomen. In de onderwijsovereenkomst van een mbo-instelling kan standaard naar dit protocol verwezen worden, zodat niet in elke onderwijsovereenkomst apart de rechten en plichten voor zwangere studenten hoeven worden opgenomen.

Ook wordt mbo-instellingen gevraagd beleid te maken voor de doelgroep studerende ouders van jonge kinderen, waaronder de mogelijkheid tot flexibele onderwijsprogramma's.

Stichting studerende moeders heeft een handreiking opgesteld om mbo-instellingen te informeren over welke maatregelen en faciliteiten zij kunnen inzetten voor zwangere studenten en studerende ouders. De handreiking is naar verwachting eind 2018 gereed.

4. Mbo-verklaring

Ondanks de inspanningen van instellingen vallen er ieder jaar studenten uit bij diploma-gerichte trajecten. In het studiejaar 2016-2017 verlieten 18.500 jongeren tot en met 23 jaar het mbo zonder startkwalificatie.17 Deze jongeren hebben een kwetsbare

16    CBS en DUO 2018. Studieduur en -rendement van zwangere mbo-ers. URL: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/44/studieduur-en-rendement-van-

zwangere-mbo-ers

17    Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo, mbo niveau 2, 3 of 4.

arbeidsmarktpositie. Om studenten die uitvallen zoveel mogelijk kansen te bieden is in het regeerakkoord 'Vertrouwen in de Toekomst' afgesproken dat een mbo-verklaring wordt ingevoerd voor deze jongeren.18 De huidige wetgeving biedt al de mogelijkheid om een dergelijk document (een instellingsverklaring) uit te reiken.19 Dit is echter niet verplicht. Dat betekent dat uitgevallen studenten er zelf alert op moeten zijn dat zij het document ontvangen.

In het regeerakkoord is afgesproken dat mbo-instellingen aan studenten die niet hun diploma halen een vakcertificaat kunnen uitreiken. Uit gesprekken met stakeholders over de uitvoering bleek echter dat de naam 'vakcertificaat' verwarrend is, onder meer vanwege de relatie tot de reeds bestaande mbo-certificaten.20 Daarom is ervoor gekozen om over ^bo-verklaring' te spreken in plaats van Vakcertificaat'. In het regeerakkoord is daarnaast de doelgroep beperkt tot studenten niveau 1 en 2. Omdat de huidige instellingsverklaring voor alle niveaus geldt, wordt voorgesteld de mbo-verklaring ook voor alle niveaus te laten gelden.

Bovenstaande doet niet af aan het uitgangspunt van het initiële mbo-onderwijs dat een opleiding gericht is op het behalen van een volledig diploma.

Voorstel tot invoering van een mbo-verklaring

Voorgesteld wordt dat een mbo-verklaring moet worden uitgegeven aan iedere jongere tot 23 jaar die zonder startkwalificatie de instelling verlaat, niet bij een andere instelling staat ingeschreven, en een deel van de opleiding heeft gevolgd. Daarnaast wordt voorgesteld dat overige studenten die de instelling zonder diploma verlaten, maar wel een deel van de opleiding hebben gevolgd, op eigen verzoek een mbo-verklaring kunnen krijgen. Dit laatste geldt ook voor studenten van niet-bekostigde instellingen. De mbo-verklaring vervangt de bestaande instellingsverklaring.

Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welk model mbo-instellingen dienen te gebruiken bij het afgeven van een mbo-verklaring. In het model wordt opgenomen hoe de mbo-verklaring vormgegeven moet worden. Het model wordt opgesteld in samenwerking met instellingen, werkgevers en studenten. Hierbij zal aandacht zijn voor de uitvoerbaarheid en regeldrukkosten voor instellingen. Aan vertegenwoordigers van deze doelgroepen, waaronder MBO Raad, NRTO, VNO_NCW en JOB wordt gevraagd om het model onder hun achterban te verspreiden zodat de bekendheid hiervan kan worden vergroot.

Als alternatief voor de mbo-verklaring is overwogen om instellingen te vragen om op vrijwillige basis gebruik te maken van een model en om het model vrij te laten. Hier is niet voor gekozen omdat de uniformiteit van het document voor werkgevers van groot belang is om een inschatting te kunnen maken van de waarde ervan. Zij hebben immers al te maken met uiteenlopende documenten waarmee potentiële werknemers zich kunnen melden (zoals een diploma, een mbo-certificaat en diverse soorten branche-diploma's en certificaten). Tevens is de uniformiteit en herkenbaarheid voor studenten en instellingen van belang.

18    Regeerakkoord Vertrouwen in de Toekomst'

19    Artikel 7.4.6a van de Wet educatie en beroepsonderwijs

20    Een mbo-certificaat kan uitgereikt worden bij afronding van een keuzedeel dat een zelfstandige waarde op de arbeidsmarkt heeft.

5. Benaming mbo-studenten in wet en regelgeving

De JOB heeft in het voorjaar van 2018 actie gevoerd om de benaming van mbo-studenten in wet- en regelgeving aan te passen aan de praktijk. Mbo-studenten voelen zich volgens de JOB door de benaming 'deelnemer' in wet- en regelgeving niet erkend als volwaardig student. Zij geven aan daardoor soms als minder, of anders gezien te worden dan studenten in het hoger onderwijs. Dit leidt er volgens de JOB tevens toe dat mbo-studenten geen of in mindere mate recht hebben op kortingen voor studenten of toegang tot studentenverenigingen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft vervolgens toegezegd de benaming in de wet aan te passen.21

Het doel van de wijziging is de erkenning van mbo-studenten als student te vergroten. Dit voorstel is onderdeel van breder beleid om de positie van de mbo-student en het imago van het mbo als geheel te verbeteren. Onder andere wordt gewerkt aan de versterking van de positie van studentenraden en aan het bevorderen van de doorstroom van het vmbo naar het mbo.

In de praktijk benoemt de overheid in haar communicatie reeds mbo-studenten als studenten'. Een tweede doel is daarom om de terminologie in de huidige wet- en regelgeving aan te laten sluiten bij de gangbare communicatie. Ook sluit de benaming door de wijziging beter aan bij de internationale benaming van (mbo-)studenten. Een positief neveneffect van de wijziging van de benaming kan zijn dat mbo-studenten studentenkortingen krijgen of toegang tot studentenverenigingen. Dit is echter geen expliciet doel. Er wordt geen beleid ingezet om dit neveneffect te bereiken, want daar gaat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet over.

Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en overige educatie (volwasseneneducatie)

In het vavo wordt de doelgroep in de praktijk veelal student' genoemd en ook als zodanig gezien. Aangezien vavo ook alleen op roc's gegeven wordt zal ook de benaming voor vavo-studenten in wet- en regelgeving aangepast worden van deelnemer' naar 'student'.

De doelgroep voor overige educatie wordt vaak in de praktijk als deelnemer' of eventueel Cursist' aangeduid, en niet als student. Het gaat hier immers om deelnemers aan trajecten om taalvaardigheden, rekenvaardigheden en digitale vaardigheden te verhogen. Dit kan een cursus bij een roc zijn, maar ook een informele bijeenkomst in een bibliotheek, of een traject met een taalmaatje. Het begrip student is daarbij niet passend. Daarom zal voor deze doelgroep de benaming in wet- en regelgeving niet worden aangepast.

21 Kamerstukken II 2017/18; 31524, nr. 366.

6. Doorstroomregeling

In de doorstroomregeling vmbo-mbo staan de nadere vooropleidingseisen genoemd die mbo-instellingen moeten hanteren bij toelating van studenten. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld niet langer te bepalen dat bij ministeriële regeling nadere vooropleidingseisen moeten worden gesteld. Deze zijn namelijk niet voor elke doorstroomroute noodzakelijk en werpen in dat geval onnodige drempels op voor aspirant-studenten.

Artikel 8.2.2 van de WEB en artikel 8.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (hierna: WEB BES) worden daarom zodanig aangepast dat mbo-opleidingen geen nadere vooropleidingseisen móeten, maar kunnen vragen. Dit is in overeenstemming met hoe instellingen met de vooropleidingseisen omgaan.

7. Geldige reden voor verzuim niet leerplichtigen en voortijdig schoolverlaten

In de WEB (artikel 8.1.8a), de Wet op het voortgezet onderwijs (artikel 28a) en de Wet op de expertisecentra (artikel 47b) is opgenomen dat instellingen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzuim van niet leerplichtigen gedurende ten minste vier weken moeten melden. Deze melding wordt gedaan als er geen geldige reden is voor dit verzuim. Wat een geldige reden is, is echter niet in de wet opgenomen. Omwille van de duidelijkheid wordt voorgesteld dat onder geldige reden wordt verstaan: ziekte, bijzondere familieomstandigheden, zwangerschap en bevalling.

Hetzelfde geldt voor voortijdig schoolverlaten. In de WEB is thans niet opgenomen wat een geldige reden is om in dat kader gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier weken geen onderwijs te volgen (artikel 8.3.1). Ook de Wet op het voortgezet onderwijs (artikel 118g) en de Wet op de expertisecentra (artikel 162a) kennen een vergelijkbare bepaling. Omwille van de duidelijkheid wordt ook daar voorgesteld bovenstaande redenen expliciet op te nemen.

8. Caribisch Nederland

In het voorstel opgenomen wijzigingen worden op vrijwel dezelfde wijze van toepassing in Caribisch Nederland. Hiervoor wordt de WEB BES gewijzigd. De wijziging voor de WEB BES gaat niet noodzakelijk op hetzelfde moment in.

9. Monitoring en evaluatie

De maatregelen in dit voorstel zullen waar relevant worden gemonitord. Eén jaar na inwerkingtreding zal een onderzoek starten naar de werking van het mbo-studentenfonds.

In het regeerakkoord 'Vertrouwen in de Toekomst' is vastgelegd dat na vier jaar een evaluatie plaats vindt van de invoering van de mbo-verklaring. Tijdens de evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de mbo-verklaring studenten helpt bij het vinden van een baan of bij het later instromen in een opleiding. Na de evaluatie zal worden besloten over voortzetting van de mbo-verklaring. In de tussenliggende periode zal de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de mbo-verklaring regelmatig worden besproken met belanghebbenden.

10. Hoger recht en nationale regelgeving

MBO-studentenfonds

Een van de doelstellingen van het onderwijsbeleid is het bevorderen en waarborgen van de toegankelijkheid van het onderwijs voor een ieder. Deze toegankelijkheid heeft mede betrekking op gehandicapten en chronisch zieken en krijgt ook in de onderwijswetgeving op diverse plaatsen vorm. In de memorie van toelichting bij de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz) is daarop uitgebreid ingegaan.22

Ook het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap23 (hierna: verdrag) is hier van belang. In artikel 24 van het verdrag is het recht op onderwijs voor personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen vastgelegd. In de memorie van toelichting bij de goedkeuringswet bij dit verdrag is ingegaan op de wijze waarop Nederland uitvoering geeft aan dat artikel.24

In de memorie van toelichting bij de Wgbh/cz en in de memorie van toelichting bij de goedkeuringswet bij het verdrag is er voor de financiële tegemoetkoming aan studenten met een functiebeperking of chronische ziekte op gewezen dat zij aanspraak kunnen maken op een jaar extra studiefinanciering.25 Dat is het geval indien de vereiste studiepunten in de eerste twaalf maanden van de opleiding niet zijn behaald of als het afsluitende examen niet kan worden behaald als gevolg van de beperking. In de memorie van toelichting bij de Wgbh/cz wordt daarnaast verwezen naar de afstudeersteun waarvoor studenten met een chronische ziekte of handicap in aanmerking kan komen in het hoger en wetenschappelijk onderwijs (het profileringsfonds bedoeld in artikel 7.51 van de WHW). Onderhavig wetsvoorstel voegt daar nog aan toe dat een vergelijkbare voorziening ook op het mbo beschikbaar komt voor studenten met een chronische ziekte of handicap. Het bevoegd gezag van een instelling kan immers aan deze studenten financiële ondersteuning verlenen als de student door zijn handicap of chronische ziekte studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen bij het volgen van hun beroepsopleiding. Daarmee geeft ook deze voorgestelde wijziging uitvoering aan artikel 24 van het verdrag en de Wgbh/cz.

Ondersteuning en verlof voor zwangere mbo-studenten

Voor studenten is afwezigheid wegens zwangerschap en bevalling momenteel geen geldige reden om afwezig te zijn. In de praktijk is het echter gebruikelijk dat studenten zich gedurende zestien weken ziek melden in verband met zwangerschap en bevalling. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt deze praktijk vastgelegd in een wettelijk recht hierop.

Dit is ook in lijn met nationale wetgeving en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (hierna: VN Vrouwenverdrag). Wat de nationale wetgeving betreft is het van belang dat het op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: AWGB) jo. artikel 1 van de AWGB, verboden is om onderscheid op grond van geslacht te maken bij het aanbieden van goederen of diensten door onder andere instellingen die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs. In artikel 1, tweede lid, van de AWGB is bepaald dat onder direct onderscheid op grond van geslacht mede wordt verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap. Direct onderscheid is verboden, tenzij er sprake is van een wettelijke uitzondering. Uit een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens (hierna: CRM) blijkt dat er situaties zijn waarin sprake is van direct onderscheid op grond van geslacht als de onderwijsinstelling het nadeel dat de student door de zwangerschap ondervindt niet opheft.26

Daarnaast is het VN Vrouwenverdrag van belang. Het toezichthoudend comité van het VN Vrouwenverdrag, het Committee on the Elimination of Discrimination against women (CEDAW-comité) merkte op dat in Nederland de kwaliteit van het onderwijs in het

22    Kamerstukken II 2001/02, 28169, nr. 3, p. 13 e.v.

23    Trb. 2007, 169

24    Kamerstukken II 2013/14, 33992, nr. 3, p.71 e.v.

25    Kamerstukken II 2001/02, 28169, nr. 3, p. 15 en Kamerstukken II 2013/14, 33992, nr. 3, p.74.

26    CRM oordeel 2014-72 en 2009-71 en zie ook Student, zwanger en gelijke behandeling. Vrije Universiteit, 20 december 2016, p. 17 en 18.

algemeen hoog is en steunt de maatregelen die Nederland neemt om de toegang tot het onderwijs voor vrouwelijke studenten nog verder te verbeteren. Het comité vraagt echter ook, op grond van artikel 10 van het VN Vrouwenverdrag, speciaal aandacht te besteden aan het gebrek aan beleid voor zwangere studenten bij onderwijsinstellingen, met het doel om de voorwaarden voor het succesvol afronden van opleidingen te verbeteren.27 Zoals toegelicht onder het kopje 'ondersteuning en verlof voor zwangere mbo-studenten' zorgen de maatregelen in onderhavig wetsvoorstel er voor dat instellingen beleid moeten voeren voor zwangere studenten. Voorgesteld wordt immers dat in de onderwijsovereenkomst afspraken over de rechten en plichten in het geval van zwangerschap en bevalling worden opgenomen, rekening moet worden gehouden met zwangerschap bij het geven van een bindend studieadvies en dat zwangerschap en bevalling een geldige reden is voor afwezigheid gedurende in beginsel zestien weken.

Daarnaast wordt ook voorgesteld dat zwangerschap en bevalling een bijzondere omstandigheid is op grond waarvan de student in geval van financieel nadeel een tegemoetkoming kan krijgen uit het mbo-studentenfonds en wordt voorgesteld dat de studentenraad instemmingsbevoegdheid krijgt ten aanzien van het beleid over het mbo-studentenfonds.

Algemene verordening gegevensbescherming

Om uitvoering te geven aan een aantal in dit wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen zullen mbo-instellingen (bijzondere) persoonsgegevens moeten verwerken als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Dit betekent dat ten aanzien van deze gegevens uitvoering dient te worden gegeven aan artikel 5 van de AVG waarin onder andere is bepaald dat persoonsgegevens in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en transparante wijze worden verwerkt. De mbo-instellingen zijn de verwerkingsverantwoordelijke en verwerker. Het is dus in eerste plaats de verantwoordelijkheid van deze instellingen om in een concreet geval te bezien hoe zij, binnen de geldende kaders van wet- en regelgeving, de gegevens verwerken. Hieronder wordt per onderwerp ingegaan op de wijzigingen waarbij persoonsgegevens in de zin van de AVG worden verwerkt.

Mbo-studentenfonds

De student dient een aanvraag in voor ondersteuning uit het mbo-studentenfonds. De instelling zal deze aanvraag moeten beoordelen om vast te kunnen stellen of de student voor vergoeding uit het fonds in aanmerking komt. Vervolgens zal de instelling de student schriftelijk of elektronisch op de hoogte stellen van de uitkomst van deze beoordeling. Tijdens deze beoordeling en bij het toekennen of afwijzen daarvan worden persoonsgegevens verwerkt in de zin van de AVG. Om welke persoonsgegevens het gaat en of het ook bijzondere persoonsgegevens betreft hangt af van de bijzondere omstandigheden waarvoor de ondersteuning wordt gevraagd (bijvoorbeeld wegens ziekte of lidmaatschap aan een studentenraad). Persoonsgegevens die verwerkt worden zijn bijvoorbeeld de naam, het adres en de woonplaats van de student, het bankrekening nummer, gegevens over de financiële situatie van de student en/of de ouders van de student. Ook kan het gaan om het gegeven dat de student lid is van een studentenraad. Het gaat hier steeds om persoonsgegevens, niet zijnde bijzondere persoonsgegevens. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de AVG mogen deze gegevens worden verwerkt als dit noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de mbo-instellingen (de verwerkingsverantwoordelijke) rust. In de aanvraagprocedure kan ook expliciet worden gevraagd om toestemming voor de verwerking van de gegevens. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de AVG is ook dit een grondslag om dergelijke gegevens te mogen verwerken.

27 Concluding observations on the sixth periodic report of the Netherlands, 1811-2017, overweging 33. https://www.vn-vrouwenverdrag.nl/wp-content/uploads/CEDAW C NLD CO 6 25108 E.pdf

Daarnaast zullen zogenaamde bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt. Dit zijn gevoelige persoonsgegevens waarvoor de AVG een bijzonder, verhoogd, beschermingsregime kent: verwerking van deze gegevens is verboden, tenzij één van de in de AVG genoemde uitzonderingen van toepassing is. Onder het regime voor bijzondere gegevens vallen persoonsgegevens waaruit iemands ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, of het lidmaatschap van een vakbond blijken, en verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon, of gegevens over gezondheid, of gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid (artikel 9, eerste lid, van de AVG). De AVG biedt in artikel 9, tweede lid, specifieke uitzonderingsbepalingen.

De bijzondere persoonsgegevens die in het kader van de aanvraag bij bepaalde bijzondere omstandigheden verwerkt worden zijn in ieder geval gegevens over de gezondheid. Dit zal zich voordoen bij het beoordelen of een tegemoetkoming is aangewezen bij ziekte, handicap of chronische ziekte en zwangerschap. Eventueel zal dit ook bij andere gronden, zoals bij bijzondere familieomstandigheden, het geval kunnen zijn.

Artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de AVG maakt het mogelijk om deze gegevens te verwerken als de student hiervoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Daarnaast biedt artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG de mogelijkheid om deze gegevens te verwerken als dat nodig is voor een zwaarwegend algemeen belang. In artikel 30, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringswet AVG is invulling gegeven aan deze ruimte voor scholen, waaronder logischerwijs ook mbo-instellingen worden verstaan. Op grond van voornoemd artikel kunnen van studenten voor wie speciale begeleiding nodig is of voor wie in verband met hun gezondheidstoestand bijzondere voorzieningen moeten worden getroffen, gegevens over de gezondheid worden verwerkt. Dit artikel voorziet daarmee in de grondslag voor de benodigde verwerking van gegevens over de gezondheid van de student zelf voor het mbo-studentenfonds.

Bij de grond bijzondere familieomstandigheden kunnen ook bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt betreffende de gezondheid van anderen dan de student zelf. In dat geval zal op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de AVG steeds expliciete toestemming aan de betrokkene moeten worden gevraagd om de gegevens te mogen verwerken.

Het persoonsgebonden nummer (het BSN-nummer of een door de Minister van OCW uitgegeven onderwijsnummer) wordt gebruikt om de aanvraag te beoordelen, de toe- of afwijzing vast te leggen en de ondersteuning te verlenen. Het persoonsgebonden nummer is een nationaal identificatienummer als bedoeld in artikel 87 van de AVG. Op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet AVG dient gebruik van een dergelijk nummer een wettelijke grondslag te hebben. Op grond van de huidige artikelen 2.3.6a en 2.5.5a van de WEB kan het persoonsgebonden nummer door het bevoegd gezag worden gebruikt in het verkeer met de student. Als een student een aanvraag indient voor ondersteuning uit het mbo-studentenfonds kan het bevoegd gezag van de instelling dit nummer dus al gebruiken. Dit wetsvoorstel voegt daaraan toe dat de instelling in haar administratie dit persoonsgebonden nummer ook daadwerkelijk vermeldt bij het toekennen van ondersteuning uit het mbo-studentenfonds.

Mbo-instellingen zullen nagaan of de gegevensverwerkingen die zij nodig achten voor het uitvoeren van de voorgestelde wettelijke plichten voldoen aan de criteria voor proportionaliteit en subsidiariteit. Door het instellen van een mbo-studentenfonds kan worden voorkomen dat mbo-studenten de opleiding van hun keuze niet kunnen starten of vervolgen vanwege te hoge kosten voor bijvoorbeeld onderwijsbenodigdheden of doordat zij financieel nadeel oplopen door vertraging. De gegevens die gevraagd worden zijn noodzakelijk om de aanvraag te beoordelen en daarmee om bovenstaand doel te bereiken. In het algemeen kan worden gezegd dat de verwerking van deze gegevens in verhouding staat tot het doel. Daarnaast is van belang dat alleen gegevens worden gevraagd die nodig zijn voor het bereiken van het doel. De instelling zal daarom steeds moeten bezien of de gegevens echt nodig zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen.

De verwerkte gegevens zullen overigens ook gebruikt worden door de instelling om zich in het jaarverslag te verantwoorden over de bestede middelen. In het bestuursverslag wordt opgenomen aan hoeveel studenten ondersteuning is verleend.28 .

Ondersteuning en verlof voor zwangere mbo-studenten

In dit wetsvoorstel wordt een aantal maatregelen getroffen om de positie van zwangere studenten te versterken, namelijk dat zwangere studenten geoorloofd in ieder geval zestien weken afwezig mogen zijn, bij ministeriële regeling worden persoonlijk omstandigheid opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden bij het geven van een bindend studieadvies waarbij in ieder geval gedacht wordt om zwangerschap en bevalling op te nemen als persoonlijke omstandigheid en er wordt voorgesteld dat rechten en plichten bij zwangerschap en bevalling in de onderwijsovereenkomst komen te staan. Daarnaast is zwangerschap een reden voor financiële ondersteuning uit het mbo-studentenfonds. Voor deze laatste is voor de bescherming van persoonsgegevens hierboven al ingegaan. Bij het vastleggen van rechten en plichten in de onderwijsovereenkomst zal geen sprake zijn van verwerking van persoonsgegevens. Het betreft hier immers algemene afspraken die gelden voor alle zwangere studenten. Bij de eerste twee maatregelen is wel sprake van verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de AVG. Het gaat ten eerste over de naam, het adres en de woonplaats van de student om de gegevens over de zwangerschap en de bevalling vast te leggen in het dossier. Het gaat hier steeds om persoonsgegevens, niet zijnde bijzondere persoonsgegevens. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de AVG mogen deze gegevens worden verwerkt als dit noodzakelijk is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de mbo-instellingen (de verwerkingsverantwoordelijke) rust. Daarnaast worden bijzondere gegevens verwerkt aangezien het gegeven of iemand zwanger is een gegeven betreffende de gezondheid is. De instelling zal moeten bezien of daarvoor artikel 9 van de AVG daarvoor een grondslag biedt, waarbij het meest voor de hand ligt dat uitdrukkelijke toestemming is gegeven voor de verwerking.

Het persoonsgebonden nummer wordt ook hier gebruikt. Dit is nodig om de gegevens over zwangerschap / bevalling vast te leggen in het studentendossier. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de hierboven gegeven toelichting bij het mbo-studentenfonds.

Mbo-instellingen zullen nagaan of de gegevensverwerkingen die zij nodig achten voor het uitvoeren van de voorgestelde wettelijke plichten voldoet aan de criteria voor proportionaliteit en subsidiariteit. Door zwangerschap op te nemen als geldige reden voor afwezigheid gedurende in beginsel zestien weken en rekening te houden met zwangerschap bij het bindend studieadvies worden deze studenten beter ondersteund bij het behalen van hun diploma. Het is zonder verwerking van gegevens niet mogelijk om te bepalen of een zwangere of bevallen student geoorloofd langdurig afwezig is en zonder verwerking kan zwangerschap en bevalling niet worden meegenomen als bijzondere omstandigheid bij het opstellen van het bindend studieadvies. De gegevens die gevraagd worden zijn daarom noodzakelijk om het doel te bereiken. Daarnaast is van belang dat alleen gegevens worden gevraagd die nodig zijn voor het bereiken van het doel. De instelling zal daarom steeds moeten bezien of de gegevens echt nodig zijn.

Geldige reden voor langdurige afwezigheid, voortijdig schoolverlaten en voor het melden van verzuim voor niet leerplichtigen

Aan artikel 8.1.7 van de WEB wordt toegevoegd dat zwangerschap een geldige reden is om langer dan vijf weken niet aan het onderwijs deel te nemen. Het gaat hier om het

28 Zie voor het profileringsfonds artikel 4, tweede lid, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

verwerken van een persoonsgegeven betreffende de gezondheid, een bijzonder persoonsgegeven. De AVG biedt in artikel 9, tweede lid, specifieke uitzonderingsbepalingen om deze gegevens te kunnen verwerken. Artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de AVG maakt het mogelijk om deze gegevens te verwerken als de student hiervoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Daarnaast biedt artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG de mogelijkheid om deze gegevens te verwerken als dat nodig is voor een zwaarwegend algemeen belang. Vereist is in eerste plaats dat er een grondslag voor de uitwisseling is opgenomen in de wet. Artikel 8.1.7, tweede lid, van de WEB voorziet reeds in een grondslag om deze gegevens in de administratie van de instelling op te nemen en het vijfde lid biedt de grondslag om deze gegevens met de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap te delen. . Het is noodzakelijk om expliciet in de administratie op te nemen dat het om zwangerschap omdat studenten die zwanger zijn dan gedurende in beginsel zestien weken geoorloofd afwezig mogen zijn. Doordat zij geoorloofd afwezig zijn wordt de studiefinanciering of de basistoelage en de tegemoetkoming onderwijskosten niet omgezet in een rentedragende lening. Deze belangen wegen op tegen de verwerking van dit gegeven. Voor de overige vereisten waaraan moet worden voldaan ter bescherming van de rechten van de student (zoals passende en specifieke waarborgen rondom de inrichting van het systeem) wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis.29

In de artikelen 8.1.8a van de WEB, 28a van de Wet op het voortgezet onderwijs en 47b van de Wet op de expertisecentra is opgenomen wanneer er een melding aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt gedaan als een niet leerplichtige student gedurende in beginsel ten minste vier aaneengesloten weken zonder geldige reden geen onderwijs meer volgt. Voorgesteld wordt om expliciet aan te geven wat deze geldige redenen zijn. Voor het verwerken van persoonsgegevens in dit kader is voorzien in een wettelijke grondslag (zie steeds het elfde lid van voornoemde artikelen). Hetgeen vereist is op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis waarin deze artikelen en de verwerking van persoonsgegevens zijn toegelicht.30

In de artikelen 8.3.1 van de WEB, 118g van de Wet op het voortgezet onderwijs en 162a van de Wet op de expertisecentra zijn bepalingen opgenomen over het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Ook hier wordt voorgesteld om expliciet op te nemen wat de geldige redenen zijn voor voortijdig schoolverlaten. Ook hier wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis.31

Mbo-verklaring

Om een mbo-verklaring aan een student te kunnen verstekken zijn de volgende gegevens nodig: naam, adres en woonplaats van de student en de behaalde resultaten tijdens de opleiding. Het is niet nodig om bijzondere persoonsgegevens te verwerken. Artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de AVG biedt de grondslag om deze gegevens te kunnen verwerken. Het persoonsgebonden nummer zal enkel worden gebruikt om de gegevens van de student op te kunnen zoeken. De artikelen 2.3.6a en 2.5.5a van de WEB bieden hiervoor een grondslag.

Mbo-instellingen zullen nagaan of de gegevensverwerkingen die zij nodig achten voor het uitvoeren van de voorgestelde wettelijke plichten voldoen aan de criteria voor proportionaliteit en subsidiariteit. Door het verstrekken van een mbo-verklaring worden de kansen van de student die zonder diploma de opleiding verlaat vergroot en wordt terugkeer naar de opleiding eenvoudiger. De gegevens die gevraagd worden zijn noodzakelijk om de mbo-verklaring te verstekken en daarmee bovenstaand doel te

29    Kamerstukken II 1994/95, 23778, nr.9 en Kamerstukken 1993/94, 23634, nr.3, p. 9 e.v.

30    Kamerstukken II 2008/09, 31829, nr. 3, p. 7 e.v. en Kamerstukken 2008/09, 31829, nr. 4, p. 5.

31    Kamerstukken 1999/2000, 27206, nr. 3, p. 6.

bereiken. In het algemeen kan worden gezegd dat de verwerking van deze gegevens in verhouding staat tot het doel. Daarnaast is van belang dat alleen gegevens worden gevraagd die nodig zijn voor het bereiken van het doel. De instelling zal daarom steeds moeten bezien of de gegevens echt nodig zijn om de verklaring af te kunnen geven.

Bij geen van bovengenoemde de maatregelen strafrechtelijke gegevens worden verwerkt.

Ten slotte wordt opgemerkt dat het wetsvoorstel geen uitzonderingen maakt op de rechten die de studenten hebben op grond van de AVG. Hiermee zijn de rechten van studenten wat betreft verwerking van hun gegevens gewaarborgd conform de huidige wet- en regelgeving. Dit wetsvoorstel schrijft geen bewaartermijnen voor. Instellingen zullen, als verwerkingsverantwoordelijke, zelf moeten beoordelen hoe lang het noodzakelijk is de gegevens te bewaren. Bij de uitvoering van de wijziging van de benaming deelnemer naar student en het aanpassen van de doorstroomregeling is geen sprake is van de verwerking van persoonsgegevens. Deze maatregelen zijn daarom niet besproken in dit hoofdstuk.

11. Regeldrukkosten

Mbo-studentenfonds

Instellingen moeten een voorziening treffen om studenten die financieel nadeel ondervinden tegemoet te komen. Dit wordt het mbo-studentenfonds genoemd. Voor deze vorm is onder andere gekozen, omdat circa de helft van de mbo-instellingen al een fonds heeft ingesteld ter uitvoering van de tijdelijke regeling leermiddelen. Instellingen hebben daarmee al ervaring met het werken via een fonds. Dit wetsvoorstel regelt dat meerdere doelgroepen dan alleen die groepen die onderwijsbenodigdheden niet kunnen betalen, ondersteuning kunnen krijgen.

Regeldrukkosten mbo-instellingen

De incidentele kosten om het studentenfonds op te richten zijn tweeledig: enerzijds dient een administratief en financieel systeem opgezet te worden. Anderzijds dient inhoudelijk beleid opgesteld te worden om te verduidelijken welke groepen studenten onder welke voorwaarden (financiële) ondersteuning kunnen ontvangen via het fonds. Dit beleid dient te worden goedgekeurd door de studentenraad. Voor de berekening van de regeldrukkosten is er vanuit gegaan dat instellingen die reeds een noodfonds hebben 40 uur kwijt zijn aan de aanpassing, en instellingen zonder noodfonds 80 uur kwijt zijn aan de oprichting. Omdat veel instellingen al een fonds hebben ingesteld, blijven de incidentele kosten beperkt. Instellingen mogen het fonds naar eigen inzicht inrichten en beheren. Op deze wijze kan het fonds aansluiten bij bestaande (administratieve) systemen en beleid van de instellingen.

Instellingen worden conform het voorstel wettelijk verplicht om de student op de hoogte te stellen van de (financiële) ondersteuning, deze ondersteuning vast te leggen in de administratie onder vermelding van het persoonsgebonden nummer en de hoogte van het toegekende bedrag. Op deze wijze wordt voor de student helder op welke ondersteuning, met welke hoogte en duur hij of zij recht heeft. De structurele regeldrukkosten zijn berekend door de gemiddelde verwerkingsduur van één aanvraag (één uur) te vermenigvuldigen met het verwachte aantal aanvragen (8500) per jaar voor alle instellingen tezamen. Ook is berekend wat de regeldrukkosten zijn van de uitvoering van de toegewezen aanvragen. Hierbij is de verwachte gemiddelde uitvoeringsduur per toegekende aanvraag (één uur) vermenigvuldigd met het aantal verwachte toegekende aanvragen per jaar voor alle instellingen tezamen (6500). Hierbij is er vanuit gegaan dat circa een kwart van de aanvragen wordt afgewezen.

Het voornemen is om de Regeling jaarverslaglegging ten behoeve van dit wetsvoorstel te wijzigen. Er zal een artikel toegevoegd worden waarin wordt bepaald dat bekostigde mbo-instellingen in het jaarverslag een geabstraheerd beeld moeten geven over de toe-en afwijzingen met betrekking tot het mbo-studentenfonds. Deze regeldrukkosten worden meegenomen bij de wijziging van de Regeling jaarverslaglegging onderwijs.

Regeldrukkosten burgers

Voor studenten en eventueel hun ouders volgen er ook regeldrukkosten uit het wetsvoorstel, maar dit kan sterk verschillen per mbo-instelling. Het is zeer waarschijnlijk dat ouders en studenten - om in aanmerking te komen voor ondersteuning uit het fonds - een aanvraag moeten indienen bij de mbo-instelling en daarbij bewijsstukken moeten aanleveren om aan te tonen dat zij onder een van de categorieën en onder de voorwaarden vallen die de mbo-instelling in haar inhoudelijk kader heeft benoemd. Denk hierbij aan een verklaring van een arts in geval van zwangerschap of handicap. De jaarlijkse regeldrukkosten zijn berekend door de aanvraagduur (één uur) te vermenigvuldigen met het totaal aantal verwachte aanvragen per jaar (8500). Er zijn geen substantiële kennisnamekosten voor burgers en deze zijn daarom niet opgenomen in de berekening.

Ondersteuning voor zwangere studenten

Regeldrukkosten voor mbo-instellingen

Toevoeging van de rechten en plichten voor zwangere studenten aan de onderwijsovereenkomst zal regeldrukkosten met zich meebrengen. De mbo-instellingen zullen eenmalig, voor zover ze dat nog niet hebben, beleid moeten opstellen over de rechten en plichten van studenten bij zwangerschap en bevalling en in hun nieuw op te stellen onderwijsovereenkomsten hiernaar verwijzen. Dit is het minst belastende alternatief, omdat een aantal instellingen al beleid hebben op het gebied van zwangerschap en bevalling en hiernaar verwijzen in hun onderwijsovereenkomst. Daarnaast dienen alleen nieuwe onderwijsovereenkomsten rechten en plichten rondom zwangerschap en bevalling op te nemen. Dit voorkomt dat alle bestaande onderwijsovereenkomsten moeten worden aangepast en daarmee ook hoge regeldrukkosten. De regeldrukkosten zijn berekend door het aantal uur dat een instelling gemiddeld nodig heeft om beleid op stellen (8 uur) te vermenigvuldigen met het aantal mbo-instellingen (55).

De structurele regeldrukkosten nemen af, omdat mbo-instellingen afwezigheid vanwege zwangerschap en bevalling niet als ongeoorloofd verzuimer hoeven te melden bij DUO, of studenten hoeven uit te schrijven. Het gaat om circa 4000 zwangere studenten per jaar. Het is echter onbekend hoeveel zwangere studenten er jaarlijks als verzuimer worden gemeld als ze langer dan 5 weken afwezig zijn, of zich (laten) uitschrijven. Het lijkt erop dat het grootste gedeelte van de zwangere studenten zich ziekmelden, wat wel als geoorloofd verzuim wordt gezien. Er wordt daarom vanuit gegaan dat voor invoering van deze maatregel een kwart van de zwangere studenten als verzuimer wordt gemeld of zich laat uitschrijven en dat instellingen gemiddeld één uur per zwangere student hiermee bezig zijn.

Het meenemen van zwangerschap als bijzondere omstandigheid bij het bindend studieadvies leidt niet tot meer of minder regeldrukkosten voor mbo-instellingen.

Vo-scholen hoeven ook meerderjarige vo-leerlingen niet langer in geval van zwangerschap en bevalling als ongeoorloofd verzuimer te melden bij DUO, of hen uit te schrijven. Dit gaat echter maar om enkele leerlingen per jaar. De inschatting is dat bij deze leerlingen waarschijnlijk al maatwerk werd toegepast, door hen bijvoorbeeld ziek te melden. De verminderde regeldrukkosten zijn daarom minimaal.

Regeldrukkosten burgers

Voor studenten zijn er toegenomen regeldrukkosten. Zij zullen - net als nu - bij de mbo-instelling zwangerschap en bevalling moeten melden, en daarbij dient een verklaring van arts of verloskundige te worden overhandigd. Deze regeldrukkosten zijn berekend door het aantal zwangere mbo-studenten te vermenigvuldigen met de tijd die zij hiermee bezig zijn (0,5 uur). Dit geldt ook voor meerderjarige vo-leerlingen. Echter is de inschatting dat dit enkele leerlingen per jaar betreft en er is daarom geen aparte berekening gemaakt voor vo-leerlingen. Er zijn geen kennisnamekosten voor de doelgroep.

Invoering mbo-verklaring

Om de regeldrukkosten met betrekking tot de mbo-verklaring te beperken, is ervoor gekozen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de huidige wet en uitvoering daarvan in de praktijk. Instellingen zijn op dit moment al verplicht een document met behaalde resultaten te verstrekken aan studenten die stoppen met hun opleiding als de student daar om vraagt. Met deze wetswijziging worden zij verplicht altijd een verklaring uit te reiken aan alle voortijdig schoolverlaters die een deel van de opleiding hebben gevolgd. Overige studenten die uitvallen en een deel van de opleiding hebben gevolgd, kunnen nog steeds op verzoek een mbo-verklaring krijgen.

Regeldrukkosten mbo-instellingen

Omdat alle instellingen al een systeem moeten hebben om de instellingsverklaring te kunnen uitreiken ontstaan er door deze wetswijziging geen extra incidentele kosten. Mogelijk zal dit wel het geval zijn als het model voor de verklaring (die in lagere regelgeving zal worden vastgelegd) bekend is. In overleg met de mbo-instellingen zal gekeken worden hoe de regeldrukkosten op dat punt beperkt kunnen worden. Bijvoorbeeld door na te gaan in hoeverre het opstellen en uitreiken van een mbo-verklaring zoveel mogelijk geautomatiseerd plaats kan vinden. Deze uiteindelijke regeldrukkosten worden berekend wanneer de lagere regelgeving wordt opgesteld.

De kennisnamekosten zijn zeer minimaal en daarom niet berekend. Als het model wordt vastgesteld bij lagere regelgeving zullen er wel kennisnamekosten ontstaan. Deze zullen te zijner tijd worden berekend.

Om de regeldrukkosten te beperken, is ervoor gekozen dat instellingen alleen de meest kwetsbare groep studenten - namelijk voortijdig schoolverlaters - verplicht een mbo-verklaring dienen mee te geven. Voor berekening van de regeldrukkosten voor instellingen is uitgegaan van 18.500 voortijdig schoolverlaters per jaar.32

Regeldrukkosten burgers

Voor uitgevallen studenten (zijnde voortijdig schoolverlaters) zijn er verminderde regeldrukkosten. Zij hoeven namelijk niet hun mbo-instelling te vragen om een instellingsverklaring, maar krijgen deze - als zij voldoen aan de voorwaarden -automatisch uitgereikt dan wel thuisgestuurd. Deze verminderde regeldrukkosten zijn berekend door het jaarlijks aantal voortijdig schoolverlaters te vermenigvuldigen met de tijd die zij hiervoor ongeveer kwijt zijn. Het aantal overige studenten dat op aanvraag een mbo-verklaring kan krijgen, blijft met deze wetswijziging gelijk. Daarom zijn er voor deze groep geen verminderde of additionele regeldrukkosten.

Wijziging benaming mbo-studenten in wet- en regelgeving

Er zijn geen regeldrukkosten naar aanleiding van deze wijziging. De meeste mbo-instellingen gebruiken in hun interne en externe communicatie al het woord 'student' om mbo-studenten aan te duiden. Daarnaast zijn mbo-instellingen niet verplicht om de benaming van mbo-studenten aan te passen naar aanleiding van deze voorgestelde wijziging in wet- en regelgeving.

Aanpassen doorstroomregeling

De aanpassing van de doorstroomregeling leidt niet tot meer of minder regeldrukkosten. Immers vervalt slechts een verplichting. Mbo-instellingen zijn niet genoodzaakt of verplicht hun beleid met betrekking tot vooropleidingseisen te wijzigen. Er zal wel een

32 Dit is gebaseerd op het meest recente aantal voortijdig schoolverlaters per jaar (studiejaar 2016-2017).

verminderde ervaren regeldruk voor mbo-instellingen en voor aankomende mbo-studenten. Mbo-instellingen kunnen immers als zij dit niet nodig achten vooropleidingseisen laten vervallen. Hierdoor hoeven studenten niet aan te tonen dat zij aan vooropleidingseisen voldoen (bijvoorbeeld bepaalde vakken hebben gevolgd). Instellingen hoeven vervolgens geen controle daar op uit te voeren.

Overzicht regeldrukkosten

 

Regeldrukkosten mbo-instellingen

Kosten

eenmalig

kosten per jaar (structureel)

Mbo studentenfonds

   

opzetten van een inhoudelijke en financiële administratie voor het mbo-studentenfonds

149.400

 

opstellen van een inhoudelijk kader voor het mbo-studentenfonds

99.000

 

beoordelen en toekennen/afwijzen van aanvragen van studenten

 

382.500

het administreren en uitvoeren van de ondersteuning

 

292.500

Erkenning en ondersteuning zwangere studenten

   

beleid/inhoud van de onderwijsovereenkomst aanpassen

19.800

 

minder meldingen van verzuim / uitschrijvingen

 

-45.000

Mbo-verklaring

   

uitreiken van een mbo-verklaring aan uitgevallen studenten

 

416.250

Totaal instellingen

€ 268.200,00

€ 1.046.250,00

     

Regeldrukkosten burgers

   

mbo-studentenfonds

   

kosten aanvragen door ouders/studenten

 

127.500

mbo-verklaring

   

verminderde regeldrukkosten voor mbo-studenten door automatisch uitreiken mbo-verklaring

 

-138.750

Erkenning en ondersteuning zwangere studenten

   

verklaring arts of verloskundige opvragen

 

30.000

Totaal burgers

 

€ 18.750,00

     

Totaal regeldrukkosten

€ 268.200,00

€ 1.065.000,00

12. Uitvoering en doe-vermogen

Uitvoerbaarheid voor burgers

Wat betreft de uitvoerbaarheid van het mbo-studentenfonds voor burgers is het van groot belang dat de mbo-instelling de procedures en aanvraagformulieren zo eenvoudig en laagdrempelig mogelijk houdt. Zeker voor mbo-studenten in meer kwetsbare posities of mbo-studenten of hun ouders met lage basisvaardigheden kan het lastig zijn om een ingewikkeld (digitaal) aanvraagformulier in te vullen en daarnaast kunnen mbo-studenten en hun ouders zich bezwaard voelen om (financiële) hulp te vragen.

Het wetsvoorstel komt zwangere studenten tegemoet op het punt van uitvoerbaarheid. Door de maatregelen in dit wetsvoorstel worden zij beter ondersteund door mbo-instellingen. Zij hoeven minder dan voorheen zelf uit te zoeken waar zij recht op hebben en welke mogelijkheden er zijn voor maatwerk voor hun specifieke situatie.

Tot slot komt dit wetsvoorstel tegemoet in de uitvoerbaarheid voor burgers met betrekking tot de mbo-verklaring. Immers hoeven voortijdig schoolverlaters, een veelal kwetsbare doelgroep, niet zelf meer te weten dat zij recht hebben op een mbo-verklaring (voorheen 'instellingsverklaring') en hoeven ook niet meer zelf een aanvraag te doen. Deze wordt namelijk automatisch aan hen uitgereikt als zij uitvallen. Daarnaast komt er via het model dat via een ministeriele regeling wordt voorgeschreven een uniform model, wat de herkenbaarheid van de mbo-verklaring vergroot. De verwachting is dat uitgevallen studenten hiermee makkelijker hun opleiding op een later moment kunnen voortzetten en afronden - al dan niet bij een andere instelling. De verwachting is tevens dat uitvallers door het kunnen overleggen van hun behaalde resultaten via een mbo-verklaring een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt krijgen. Voor studenten die niet automatisch een verklaring krijgen uitgereikt, maar hier wel recht op hebben is het van belang dat de mbo-instelling de aanvraagprocedure hiervoor zou eenvoudig en laagdrempelig als mogelijk maakt.

Werkgevers

Werkgevers kunnen voortaan door de mbo-verklaring zien welke onderdelen van de opleiding de student wel heeft behaald. Het wordt daarmee eenvoudiger om de kwaliteiten van een (potentiële) werknemer in te schatten. Tegelijkertijd levert de invoering van de mbo-verklaring een mogelijk risico van extra ongediplomeerde uitstroom van studenten op. Dit zal in het bijzonder het geval zijn in sectoren waar er krapte op de arbeidsmarkt is en daarom zal hier in gesprekken met belanghebbenden over de mbo-verklaring aandacht voor worden gevraagd. Werkgevers die mensen in dienst nemen die enkel een mbo-verklaring hebben behaald, zullen worden gestimuleerd om hen in staat te stellen op een later moment alsnog een diploma te behalen. Dit geldt in het bijzonder voor werknemers zonder startkwalificatie.

Uitvoerbaarheid voor DUO

De gevolgen voor de uitvoering bij de Dienst uitvoering onderwijs zijn beperkt. Zij hebben geen rol in de uitvoering van het mbo-studentenfonds, de ondersteuning voor zwangere studenten, de mbo-verklaring en de doorstroomregeling. DUO gaat via de uitvoeringstoets na welke gevolgen er zijn met betrekking tot de wijziging met betrekking tot geoorloofd verzuim van onder andere zwangere studenten en met betrekking tot wijziging terminologie mbo-studenten.

Risico op fraude

Het risico op fraude is potentieel aanwezig bij de invoering van het mbo-studentenfonds. Mbo-instellingen zullen in hun kader waarborgen moeten aanbrengen om te voorkomen dat studenten of hun ouders oneigenlijk gebruik maken van de ondersteuning die via het mbo-studentenfonds geboden wordt. Het risico op oneigenlijk gebruik van de € 10 miljoen die ten behoeve van het mbo-studentenfonds wordt toegevoegd aan de lumpsum is beperkt, doordat hierover verantwoording plaats vindt via het jaarverslag, en bij het indienen van het jaarverslag een verklaring van een accountant verplicht is.

13. Toezicht en handhaving

De Inspectie van het Onderwijs gaat na of mbo-instellingen de wet naleven. Zij zal het mbo-studentenfonds en de maatregelen voor zwangere studenten opnemen in haar reguliere toezicht op het kwaliteitsgebied onderwijsproces. De Inspectie betrekt verder de mbo-verklaring in haar reguliere toezicht op het kwaliteitsgebied examinering en diplomering.

14. Financiële gevolgen

De aan de lumpsum toe te voegen € 10 miljoen voor het mbo-studentenfonds is naar verwachting voldoende voor mbo-instellingen om de categorieën studenten zoals benoemd in het voorstel te ondersteunen bij financieel nadeel door vertraging en onderwijsbenodigdheden. Uit de evaluatie naar de Tijdelijke regeling leermiddelen blijkt dat mbo-instellingen in april 2018 naar schatting € 3,8 miljoen van de huidige beschikbare € 10 miljoen gebruiken voor ondersteuning van studenten bij aanschaf van

onderwijsbenodigdheden.33 Naar verwachting loopt dit nog op tot jaarlijks € 5 miljoen.

De tegemoetkoming voor financieel nadeel voor vertraging door bijzondere situaties zal naar verwachting tussen de € 2,5 en € 3,5 miljoen per jaar bedragen.34 De vergoedingen voor deelname aan studentenraden zullen naar verwachting circa € 0,4 miljoen bedragen.35 Voor instellingen in Caribisch Nederland wordt apart besloten welke financiële middelen zij hiervoor kunnen inzetten.

  • 15. 
    Advies en consultatie

PM

33    Evaluatie Tijdelijke Regeling Schoolkosten. Kamerstukken II 2017/18, 31524, nr. 371

34    Dit is gebaseerd op de bestedingen aan vertraging door bijzondere omstandigheden binnen het profileringsfonds hoger onderwijs. Gekeken is naar het percentage studenten dat via het profileringsfonds in het hoger onderwijs aanspraak maakt op een uitkering en de gemiddelde hoogte van een uitkering.

35    Hierbij wordt uitgegaan van 350 studenten die 1 jaar lang elke maand gemiddeld een tegemoetkoming krijgen van € 100,-- .

ARTIKELSGEWIJS DEEL

Artikel I

Onderdeel A

Momenteel is geen begripsbepaling voor het begrip deelnemer opgenomen. Om onduidelijkheid te voorkomen, worden de begripsbepalingen student, ho-student, vavo-student en deelnemer aan artikel 1.1.1 van de Web toegevoegd. Student wordt omschreven als degene die beroepsonderwijs volgt. Vavo-student is de nieuwe begripsbepaling voor de deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt. Het begrip deelnemer blijft bestaan, maar hiermee wordt slechts de deelnemer bedoeld die een opleiding educatie volgt, niet zijnde een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. De ho-student is degene die hoger onderwijs volgt, als bedoeld in artikel 1.1 van de WHW. Deze begripsbepaling is opgenomen om deze student te onderscheiden van de student die beroepsonderwijs volgt.

Onderdeel B

Dit onderdeel regelt dat het voorgestelde artikel 12.5.1b, tweede lid, van toepassing is voor het openbaar onderwijs en een bekostigingsvoorwaarde is voor het bijzonder onderwijs. De inspectie zal op de naleving door de onderwijsinstellingen van deze regels en bekostigingsvoorwaarden toezien.

Onderdelen C en D

Artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB bepaalt waar de instelling voor niet-bekostigd onderwijs aan moet voldoen voor het verkrijgen van diploma-erkenning. Deze voorgestelde wijziging zorgt ervoor dat de niet bekostigde instellingen voortaan ook een mbo-verklaring moeten uitreiken als de student hierom vraagt. Voor een toelichting over de mbo-verklaring wordt verwezen naar artikel I, onderdeel I, van deze artikelsgewijze toelichting.

In de artikelen 1.4.1 en 1.6.1, eerste lid, onderdeel c, wordt "van de deelnemers" geschrapt. Deze toevoeging is overbodig, omdat uit de WEB duidelijk volgt wie gebruik kan maken van de rechtsbescherming bedoeld in Hoofdstuk 7, Titel 5. Het gaat dan zowel om studenten, vavo-studenten als deelnemers.

Onderdelen E tot en met H, J en L

In deze onderdelen worden tekstuele wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben op de aanpassing van begrippen, zoals in artikelen XV tot en met XL. Door bijvoorbeeld plaatsing van komma's en dergelijke konden deze wijzigingen niet meegenomen worden in de artikelen XV tot en met XL.

Onderdeel I

Op grond van het huidige artikel 7.4.6a van de WEB bestaat de mogelijkheid voor een student om bij de examencommissie van zijn instelling een instellingsverklaring te vragen. Deze mogelijkheid blijft bestaan in het eerste lid, maar de instellingsverklaring heet voortaan mbo-verklaring. Een mbo-verklaring wordt alleen afgegeven als de student ten minste één onderdeel van de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten, maar geen diploma heeft gehaald als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste lid, van de WEB. Daarnaast wordt de mbo-verklaring niet verstrekt als een mbo-certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3, eerste lid, van de WEB kan worden uitgereikt. Het verstrekken van een mbo-certificaat is mogelijk als bij algemene maatregel van bestuur onderdelen van een

kwalificatie of kwalificaties dan wel een keuzedeel of keuzedelen is bepaald dat daaraan een certificaat is verbonden.36

In het tweede lid wordt voorgesteld om voor een bepaalde categorie studenten verplicht te stellen dat de desbetreffende examencommissie een mbo-verklaring afgeeft. De student hoeft hier dan dus niet eerst om te verzoeken. Het gaat om studenten die niet meer aan een instelling zijn ingeschreven, nog geen 23 jaar zijn en geen startkwalificatie hebben.

In het derde lid wordt voorgesteld dat de examencommissie niet verplicht is aan de in het tweede lid bedoelde studenten een mbo-verklaring af te geven als de examencommissie en de student overeenkomen dat wordt afgezien van de afgifte van een dergelijke verklaring. Bijvoorbeeld omdat een zodanig klein deel van de opleiding gevolgd is dat de student aangeeft aan een mbo-verklaring geen behoefte te hebben.

Het vierde lid bepaalt dat op de mbo-verklaring in elk geval de onderdelen zijn opgenomen die op de datum van beëindiging van de opleiding met goed zijn afgesloten en een lijst met examenresultaten.

In het vijfde lid wordt voorgesteld om bij ministeriële regeling een model vast te stellen voor de mbo-verklaring. Voor verschillende categorieën van studenten kan dit model verschillen.

Een mbo-verklaring wordt afgegeven door de examencommissie. In het beroepsonderwijs bestaan momenteel uitsluitend bijzondere instellingen. Deze bijzondere instellingen zijn rechtspersonen die krachtens privaatrecht zijn ingesteld. De examencommissie is een orgaan van deze privaatrechtelijke rechtspersoon. De bijzondere instelling of de examencommissie is daardoor enkel een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor zover zij openbaar gezag uitoefenen.37 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft beslist dat bij het afgeven van een diploma (of getuigschrift in het hoger onderwijs) sprake is van het uitoefenen van openbaar gezag.38 Reden hiervoor is dat aan het diploma (of getuigschrift) bepaalde voorrechten zijn verbonden, zoals doorstroming naar vervolg onderwijs en benoembaarheid in beroepen. Een mbo-verklaring heeft deze voorrechten niet. Bij de afgifte is daarom geen sprake van het uitoefenen van openbaar gezag. Het doel van de mbo-verklaring is om te laten zien wat de student, die geen diploma of certificaat heeft gehaald, heeft geleerd of behaald. Hoewel de mbo-verklaring voor een toekomstige werkgever van belang kan zijn of een terugkeer naar de opleiding kan vergemakkelijken, omdat het (andere) examencommissies kan helpen bij het verlenen van vrijstellingen, is van de voorrechten zoals bij een diploma geen sprake.39 Tegen een beslissing van de examencommissie staat daarom geen beroep open bij de bestuursrechter. Wel kan de student zich wenden tot de Commissie van beroep voor de examens en vervolgens tot de civiele rechter. Opgemerkt wordt nog dat het voor de studenten waarbij het uitreiken van een verklaring verplicht is zal gaan om de inhoud van de mbo-verklaring. Het wel of niet afgeven van de verklaring is immers verplicht,

36    Zie voor een uitgebreide toelichting op de instellingsverklaring Kamerstukken II 2015/16, 34402, nr. 3.

37    Artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Awb

38    Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY4273 en zie voor het beroepsonderwijs ABRvS 26 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1844.

39    Zie ook ABRvS 18 mei 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT5665 waarin is bepaald dat het ongeldig verklaren van een tentamen geen uitoefening is van openbaar gezag. Ook niet als dor het ongeldig verklaren hiervan geen getuigschrift kan worden uitgereikt.

tenzij de student en de instelling overeenkomen dat er geen verklaring hoeft te worden afgegeven.

Onderdelen K en M

Voorgesteld wordt in hoofdstuk 8, Titel 1 de bepalingen over het mbo-studentenfonds in te voegen. Het opschrift van zowel het hoofdstuk als de titel wordt hierop aangepast. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het opschrift van hoofdstuk 8 aan te vullen met de term "aanmelding" aangezien ook de aanmelding (Titel 0) een onderdeel van hoofdstuk 8 is.

Onderdeel N

Ter verduidelijking wordt "deelnemer" hier vervangen door "extraneus" in plaats van "student". Deze volzin gaat geheel over de examendeelnemer (extraneus); per abuis is eenmaal deelnemer in plaats van examendeelnemer gebruikt.

Onderdelen O en T

Voorgesteld wordt in artikel 8.1.3 een onderdeel toe te voegen waardoor de rechten en plichten ten aanzien van zwangerschap en bevalling een verplicht onderdeel uitmaken van de onderwijsovereenkomst.

Het zesde lid van artikel 8.1.3 en het zevende lid van artikel 8.2.1 komen te vervallen, omdat in het nieuwe begrip "student" de examendeelnemer (extraneus) al besloten ligt. Het van overeenkomstige toepassing verklaren is daarom overbodig.

Onderdeel P

Artikel 8.1.5.

Dit voorgestelde artikel regelt dat het bevoegd gezag van een bekostigde instelling verplicht is een voorziening in stand te houden voor de ondersteuning van studenten die bij de instelling staan ingeschreven (dus zowel studenten als examendeelnemers) en als gevolg van bepaalde bijzondere omstandigheden studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen. Het artikel regelt daarnaast dat er een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor de bekostiging van onderwijsbenodigdheden. Het bevoegd gezag kan zelf bepalen hoe de ondersteuning voor onderwijsbenodigdheden wordt verleend. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een financiële ondersteuning of het in bruikleen geven of schenken.

Dit artikel geeft tevens een limitatieve opsomming van de bijzondere omstandigheden, maar maakt het daarnaast mogelijk dat het bevoegd gezag van de instelling zelf aanvullend andere bijzondere omstandigheden vaststelt (tweede lid, onderdeel g). Voorts voorziet dit artikel in een vangnetbepaling in de vorm van een hardheidsclausule (tweede lid, onderdeel h). De in het tweede lid, onderdeel c, gekozen terminologie 'handicap of chronische ziekte' is gekozen om aan te sluiten bij de terminologie in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

Artikel 8.1.5a.

Met dit voorgestelde artikel wordt de groep studenten beperkt die aanspraak kunnen maken op financiële ondersteuning wegens ziekte, zwangerschap en bevalling, handicap of chronische ziekte en bijzondere familieomstandigheden (ofwel een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.5, eerste lid, onderdelen a tot en met d). Het moet gaan om een student die geen aanspraak heeft op een gift of een prestatiebeurs, tenzij de prestatiebeurs enkel bestaat uit een reisvoorziening. Een student die een bol opleiding volgt op niveau 1 of 2 komt dus voor ondersteuning in aanmerking als hij geen recht meer heeft op een gift of als hij nog geen recht heeft op een gift (minderjarige student). Een student die een bol opleiding volgt op niveau 3 of 4 komt voor ondersteuning in aanmerking als hij geen recht meer heeft op de prestatiebeurs of daar nog geen recht op heeft (minderjarige student). Een bbl-student heeft geen recht op ondersteuning, tenzij de instelling anders bepaalt. Voor een nadere toelichting op de aanspraken voor studiefinanciering wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

In het tweede lid wordt beschreven welke studenten voor ondersteuning in aanmerking komen als zij zelf de onderwijsbenodigdheden niet kunnen bekostigen. Dit zijn studenten die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.

Het derde lid voorziet in een vangnet om maatwerk mogelijk te maken. Als de inperking van de groep studenten leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard kan de student die nog wel aanspraak heeft op een gift of een prestatiebeurs toch in aanmerking komen voor ondersteuning uit het mbo-studentenfonds. Ook kunnen studenten die achttien jaar of ouder zijn aanspraak maken op ondersteuning uit het mbo-studentenfonds als het niet verlenen van ondersteuning leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.1.5b.

Dit voorgestelde artikel regelt dat de hoogte van de financiële ondersteuning gerelateerd is aan de studiefinancieringsaanspraken. Zie ook artikel XIII van dit wetsvoorstel waarin een vrijstelling is opgenomen voor de inkomstenbelasting als het bedrag niet boven deze aanspraak uit komt.

Artikelen 8.1.5c. en 8.1.5e.

Een instelling mag de financiële ondersteuning op een hoger bedrag vaststellen dan de studiefinancieringsaanspraken die de student heeft, heeft gehad of zou hebben gehad als hij daarop aanspraak had gemaakt. Wel stelt de wet daar bepaalde administratieve en procedurele eisen aan. De aanvullende financiële ondersteuning wordt verstrekt onder de benaming 'voorziening voor aanvullende ondersteuning'. Hier geldt bovendien de vrijstelling voor de inkomstenbelasting niet.

Verder bepaalt het voorgestelde artikel 8.1.5e dat de hoogte van het bedrag dat aan aanvullende financiële ondersteuning is verstrekt apart vermeld is in de administratie van de instelling. Deze eisen houden verband met de belastbaarheid van de zogenoemde voorziening voor aanvullende financiële ondersteuning in de inkomstenbelasting, de uitvoerbaarheid hiervan en de kenbaarheid bij de betrokken student. Voorts zijn in het voorgestelde artikel 8.1.5e nog enkele administratieve en procedurele eisen vastgelegd die steeds gelden bij de verstrekking van ondersteuning. Waaronder het gebruik van het persoonsgebonden nummer. Het gebruik van dit nummer is al mogelijk op grond van artikel 2.3.6a en 2.5.5a van de WEB. Artikel 8.1.5e bevat enkel de verplichting om bij het vastleggen van de verstrekte ondersteuning in de administratie dit nummer te vermelden.

Artikel 8.1.5d.

In dit voorgestelde artikel wordt het aan de instelling overgelaten om te bepalen hoe in procedurele zin vorm wordt gegeven aan de verplichting onder bepaalde omstandigheden een tegemoetkoming te verlenen. Wel moeten in ieder geval regels worden gesteld over de aanvang, de duur en, indien het financiële ondersteuning betreft, de hoogte van het bedrag. Als het om bruikleen gaat dan zal een bruikleenovereenkomst worden afgesloten waarop Boek 7a Titel 13 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Deze titel is van regelend recht. De instelling kan dus in de bruikleenovereenkomst afwijken van de bepalingen in voornoemde titel. Daarnaast mag het bevoegd gezag van de instelling eisen dat de student daadwerkelijk studeert.

Onderdeel Q

Voorgesteld wordt om de in artikel 8.1.7, eerste lid, laatste volzin, van de WEB genoemde geldige redenen voor afwezigheid uit te breiden met afwezigheid van de vrouwelijke student wegens zwangerschap- en bevalling. Voor de duur van deze afwezigheid wordt aangesloten bij de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof voor werknemers, namelijk in beginsel zestien weken. Daarnaast kan de instelling deze termijn verlengen als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Logischerwijs zijn dat in ieder geval de omstandigheden waarvoor ook voor werknemers de termijn van het verlof wordt verlengd, zoals opgenomen in de Wet arbeid en zorg. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de zwangerschap van een meerling of langdurig verblijf van het geboren kind in een ziekenhuis. Verder kan het verlof zes weken voor de uitgerekende datum ingaan of uiterlijk acht weken als het een zwangerschap van een meerling betreft indien de student dat wenst. Ten slotte moet de student een verklaring van een arts of verloskundige verstrekken.

Anders dan in de Wet arbeid en zorg zijn het geboorteverlof, het adoptie- en pleegzorgverlof niet expliciet als geldige reden voor afwezigheid opgenomen. Deze redenen voor afwezigheid kunnen onder de categorie 'bijzondere familieomstandigheden' vallen. Als deze situatie zich voordoet ligt het in de rede dat de instelling zal aansluiten bij de termijnen zoals opgenomen in de Wet arbeid en zorg.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de Wet arbeid en zorg van toepassing is op studenten die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verrichten en dus ook werknemer zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als een student een bbl-opleiding volgt. Is de student tevens werknemer dan heeft de student tevens recht op het in de Wet arbeid en zorg geregelde zwangerschaps- en bevallingsverlof dan wel geboorteverlof, adoptieverlof of pleegzorgverlof. Als enkel sprake is van een stageovereenkomst is geen sprake van een arbeidsovereenkomst.1 Deze studenten vallen daarom niet onder de Wet arbeid en zorg. Wel wordt dus voorgesteld dat deze studenten in beginsel zestien weken afwezig mogen zijn met behoud van studiefinanciering voor zover de student daar recht op had.

In de Leerplichtwet 1969 staan in artikel 11 de redenen voor een vrijstelling van geregeld schoolbezoek. Zwangerschap wordt niet aan dat artikel toegevoegd. Op grond van artikel 11, onderdeel g, is het reeds mogelijk om wegens Andere gewichtige redenen' een vrijstelling te verlenen. Een verhindering voortvloeiend uit de zwangerschap- of bevalling valt onder die vrijstellingsgrond.

Onderdeel R

Het voorgestelde lid van artikel 8.1.7a regelt dat in een ministeriële regeling wordt bepaald welke persoonlijke omstandigheden het bevoegd gezag van een instelling in zijn beoordeling betrekt bij het geven van het advies aan de student over de voortzetting van de opleiding (het bindend studieadvies). Hiermee wordt aangesloten bij de wijze waarop dit in hoger- en wetenschappelijk onderwijs is geregeld (artikel 7.8b, zevende lid, van de WHW jo. artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008). Gedacht kan worden aan ziekte of zwangerschap.

Onderdeel S

In artikel 8.1.8a van de WEB is bepaald dat er een melding wordt gedaan als een student zonder geldige reden gedurende een bepaalde periode het beroepsonderwijs (of de vavo) niet meer volgt. Voorgesteld wordt om toe te voegen dat onder geldige reden hier hetzelfde wordt verstaan als in artikel 8.1.7 van de WEB.

Daarnaast wordt in artikel 8.3.1 bepaald wanneer sprake is van voortijdig schoolverlaten. Ook hier wordt voorgesteld expliciet op te nemen wat onder geldige reden wordt verstaan.

Onderdeel U

Voorgesteld wordt om niet langer te verplichten dat naast de in artikel 8.1.1 van de WEB gestelde vooropleidingseisen ook op grond van artikel 8.2.2 in een ministeriele regeling nog nadere vooropleidingseisen gesteld moeten worden voor de toelating tot de basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding, en de specialistenopleiding. Wel blijft de mogelijkheid hiertoe behouden. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de redactie van het artikel te herzien zonder dat een inhoudelijke wijziging is beoogd.

Onderdeel V

Omdat "deelnemers" in dit opschrift vervangen zou moeten worden door "studenten, vavo-studenten en deelnemers" zou het opschrift erg lang worden. Om de overzichtelijkheid te waarborgen, is een algemeen en korter opschrift wenselijk.

Onderdelen W, X, Z en AA

In deze onderdelen worden tekstuele wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben op de aanpassing van begrippen, zoals in de artikelen XV tot en met XL. Door bijvoorbeeld plaatsing van komma's en dergelijke konden deze wijzigingen niet meegenomen worden in de artikelen XV tot en met XL.

Onderdeel Y

Voorgesteld wordt om aan artikel 8a.2.2, derde lid, van de WEB een onderdeel toe te voegen, zodat de studentenraad instemmingsbevoegdheid krijgt over voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van het beleid over het mbo-studentenfonds.

Artikel II

Artikel II wijzigt de WEB BES. Deze wet heeft betrekking op Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

De toelichting op artikel I, onderdelen A tot en met AA, is van overeenkomstige toepassing. Met uitzondering van een gedeelte van de toelichting op artikel I, onderdeel A. In de WEB BES bestaat reeds een begripsomschrijving van "deelnemer". Omdat dit overkoepelende begrip wordt gesplitst, wordt deze aangepast. De begripsomschrijving van "persoonsgebonden nummer BES" worden aangepast, omdat het deelnemersbegrip wordt gesplitst in de deelnemer, vavo-student en student.

Daarnaast zijn wel enkele afwijkingen voor de WEB BES opgenomen in het wetsvoorstel. Het lidmaatschap van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2 van de WEB is niet opgenomen als bijzondere omstandigheid om in aanmerking te komen voor ondersteuning uit het mbo-studentenfonds. In Caribisch Nederland zijn namelijk geen studentenraden. In plaats daarvan is een verwijzing opgenomen naar artikel 5.1 van de WEB BES waarin de medezeggenschap is geregeld. Om dezelfde reden is de wijziging van artikel 8a.2.2, derde lid, van de WEB niet overgenomen in de WEB BES. In voornoemd artikel wordt namelijk voorgesteld dat de studentenraad instemmingsbevoegdheid krijgt over voorgenomen beslissingen van het bevoegd gezag ten aanzien van het beleid over het mbo-studentenfonds.

Artikel III

Onderdeel A

In de Wet op de expertisecentra komen de mbo-student, vavo-student en ho-student voor. Ter verduidelijking van deze begrippen wordt voor elk een begripsbepaling opgenomen.

Onderdelen B en C

Zoals toegelicht in Artikel I, onderdeel Q, wordt in de WEB voorgesteld expliciet op te nemen wat een geldige reden is om het onderwijs gedurende een bepaalde periode niet te volgen. Ook de Wet op de expertisecentra (artikel 47b) kent een vergelijkbare bepaling. Voorgesteld wordt daarom ook daar expliciet op te nemen wat onder een geldige reden wordt verstaan.

Hetzelfde geldt voor voortijdig schoolverlaten. Ook de Wet op de expertisecentra (artikel 162a) kent een vergelijkbare bepaling. Voorgesteld wordt daarom ook daar expliciet op te nemen wat onder een geldige reden wordt verstaan. In artikel V, onderdelen D en E wordt de Wet op het voortgezet onderwijs op vergelijkbare wijze aangepast.

Artikel IV

Onderdeel A

De begripsomschrijving van "onderwijsdeelnemer" in de Wet op het onderwijstoezicht wordt verkort en verduidelijkt. Wegens de splitsing van het deelnemersbegrip, zou de begripsbepaling onnodig lang worden. Door in plaats van een opsomming te verwijzen naar ieder die onderwijs volgt in de zin van een onderwijswet, vallen al deze personen onder de definitie.

Onderdelen B tot en met D

In deze onderdelen worden tekstuele wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben op de aanpassing van begrippen, zoals in artikelen XV tot en met XL. Door bijvoorbeeld plaatsing van komma's en dergelijke konden deze wijzigingen niet meegenomen worden in de artikelen XV tot en met XL.

Artikel V

Onderdeel A

In de Wet op het voortgezet onderwijs komen de mbo-student, vavo-student en ho-student voor. Ter verduidelijking van deze begrippen wordt voor elk een begripsbepaling opgenomen.

Onderdeel B

In dit artikel stond abusievelijk "deelnemer" opgenomen in plaats van "leerlingen". Onderdeel C

In dit artikel wordt met "deelnemer" zowel de vavo-student als de (mbo-)student bedoeld. Deze wijziging kon niet worden meegenomen in de artikelen XV tot en met XL, omdat dit de enige wijziging in die vorm is.

Onderdelen D en E

Voor een toelichting op deze artikelen wordt verwezen naar de toelichting in artikel I, onderdeel Q, en artikel III, onderdelen B en C.

Artikel VI

Onderdeel A

In de Wet voortgezet onderwijs BES komen de mbo-student, vavo-student en ho-student voor. Ter verduidelijking van deze begrippen wordt voor elk een begripsbepaling opgenomen.

Onderdelen B tot en met D

In deze onderdelen worden tekstuele wijzigingen doorgevoerd die betrekking hebben op de aanpassing van begrippen, zoals in artikelen XV tot en met XL. Door bijvoorbeeld plaatsing van komma's en dergelijke konden deze wijzigingen niet meegenomen worden in de artikelen XV tot en met XL.

Artikelen VII

Onderdeel A

In de Wet Studiefinanciering 2000 komt enkel de mbo-student voor; niet de andere voormalige deelnemers uit de Wet educatie en beroepsonderwijs. De begripsbepaling van deelnemer dient daarom te vervallen. Omdat "student" hier de overkoepelende term wordt voor mbo-studenten en ho-studenten tezamen, dient de definitie van "studerende" te vervallen.

Wegens het vervallen van het deelnemersbegrip, wordt een definitie van "mbo-student" toegevoegd. De definitie van "student" wordt omgezet naar een overkoepelend begrip voor de mbo-student en de ho-student tezamen. Daarnaast wordt een nieuwe definitie van "ho-student" toegevoegd.

Tot slot worden enkele begripsbepalingen die één of meer van de vervallen of gewijzigde begrippen bevatten, aangepast aan de nieuwe begrippen.

Onderdelen B en C

In de onderdelen B en C, wordt de Wet studiefinanciering 2000 aangepast conform de voorgestelde wijziging in artikel I, onderdeel H. Deze artikelen moeten in samenhang met elkaar worden gelezen. Als de student te lang afwezig is zonder geldige reden wordt de studiefinanciering omgezet in een lening.

Onderdeel D

Artikel 7.1, eerste lid, bevat abusievelijk twee onderdelen l. Door deze wijziging wordt dit gecorrigeerd en wordt het begrip "studerende" vervangen voor het nieuwe "student".

Artikel VIII

In de Wet Studiefinanciering BES komt enkel de mbo-student voor; niet de andere voormalige deelnemers uit de WEB. De begripsbepaling van deelnemer dient daarom te vervallen. Omdat "student" hier de overkoepelende term wordt voor mbo-studenten en ho-studenten tezamen, dient de definitie van "studerende" te vervallen.

Wegens het vervallen van het deelnemersbegrip, wordt een definitie van "mbo-student" toegevoegd. De begripsomschrijving van "student" wordt omgezet naar een overkoepelend begrip voor de mbo-student en de ho-student tezamen. Daarnaast wordt een nieuwe begripsbepaling van "ho-student" toegevoegd.

Tot slot worden enkele begripsbepalingen die één of meer van de vervallen of gewijzigde begrippen bevatten, aangepast aan de nieuwe begrippen.

Artikel IX

Onderdeel A

In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten worden momenteel de begrippen "deelnemer vavo" en "student" gebruikt. Wegens uniform gebruik van het begrip "vavo-student" dient de definitie van "deelnemer vavo" te vervallen en komt er een begripsbepaling voor "vavo-student" in de plaats. Wegens uniform gebruik van het begrip "ho-student" (buiten de WHW), dient de definitie van "student" te vervallen en komt er een begripsbepaling voor "ho-student" in de plaats. Daarnaast worden enkele begripsbepalingen aangepast wegens de wijzigingen van deze begrippen.

Onderdelen B en C

In de onderdelen B en C wordt Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aangepast conform de voorgestelde wijziging in artikel I, onderdeel H. Deze artikelen moeten in samenhang met elkaar worden gelezen. Als de student te lang afwezig is zonder geldige reden wordt de basistoelage en de tegemoetkoming onderwijskosten omgezet in een lening.

Artikel X

In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek komt éénmaal de term "deelnemer" voor. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat hiermee de mbo-student wordt bedoeld. Omdat wordt verwezen naar de WEB, volstaat "student" hier.

Artikelen XI en XII

In de Algemene kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet wordt verwezen naar de deelnemer. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het hier gaat om de vavo-student en de (mbo-)student.

Artikel XIII

Voorgesteld wordt in de Wet inkomstenbelasting 2001 op grond van artikel 3.104, aanhef en onderdeel e, bepaalde uitkeringen en verstrekkingen die op grond van de WEB worden gegeven vrij te stellen van inkomstenbelasting. Het betreft de ondersteuning op grond van de voorzieningen, bedoeld in de voorgestelde artikelen 8.1.5 tot en met 8.1.5b en artikel 8.1.5d. Deze ondersteuning valt binnen de normering van de Wet studiefinanciering 2000. Voor verdergaande (hogere) tegemoetkomingen als bedoeld in het voorgestelde artikel 8.1.5c van de WEB - de zogenoemde voorziening voor aanvullende ondersteuning - geldt de vrijstelling niet.

Artikel XIV

Artikel XIV wijzigt de Wet inkomstenbelasting BES. Deze wet heeft betrekking op Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De toelichting op artikel XIII is van overeenkomstige toepassing.

Artikelen XV en XVI

In de WEB en de WEB BES wordt "deelnemer" steeds vervangen door student. Wanneer het begrip aan de start van een zin staat, blijft de hoofdletter uiteraard van toepassing en wordt "Deelnemer" vervangen door "Student". Ditzelfde geldt voor de meervoudsvorm: "deelnemers" wordt vervangen door "studenten" en "Deelnemers" door "Studenten".

Artikelen XVII en XVIII

Omdat in enkele wetten naast de deelnemer ook de (ho-)student voorkomt, moet een onderscheid gemaakt worden tussen deze twee soorten studenten. Om dit onderscheid te maken, wordt "deelnemer" hier vervangen door "mbo-student". Dit geldt voornamelijk voor de Wet Studiefinanciering 2000 en de Wet Studiefinanciering BES, maar ook in enkele andere wetten is het nodig om dit onderscheid duidelijk te maken.

Artikelen XIX en XX

De deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt, wordt aangeduid met "vavo-student". In de bepalingen in de WEB en de WEB BES wordt "deelnemer" waar gedoeld wordt op de deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt, vervangen door "vavo-student".

Artikel XXI

Enkele keren staat in de WEB expliciet aangegeven om welke deelnemer het gaat. Wanneer "deelnemer" wordt vervangen door "vavo-student" in een zin waar al staat dat dit een deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs is, wordt dit dubbelop geregeld. Daarom wordt hier geheel "deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs" vervangen door "vavo-student".

Artikel XXII

Wanneer met "deelnemers" wordt gedoeld op deelnemers aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en deelnemers die een andere opleiding educatie volgen, wordt "deelnemers" vervangen door "vavo-studenten en deelnemers".

Artikelen XXIII en XXIV

Wanneer met "deelnemer" wordt gedoeld op de mbo-deelnemer of de deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, wordt "deelnemer" vervangen door "student of vavo-student". Dit geldt voor de WEB en de WEB BES waarin de deelnemer die een beroepsopleiding student wordt.

Artikel XXV

Wanneer met "deelnemer" wordt gedoeld op de mbo-deelnemer of de deelnemer aan een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, wordt "deelnemer" vervangen door "mbo-student of vavo-student". Dit geldt voor de wetten waarin een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de mbo-student en de ho-student.

Artikelen XXVI en XXVII

Enkele keren staat in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aangegeven dat het gaat om een deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt door de term "deelnemer vavo". Om eenheid te creëren in de onderwijswetgeving wordt deze term vervangen door "vavo-student".

Artikel XXVIII

Enkele keren staat in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aangegeven dat het gaat om een deelnemer die een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs volgt door de term "deelnemer vavo". Om eenheid te creëren in de onderwijswetgeving wordt deze term vervangen door "vavo-student".

Artikelen XXIX en XXX

In enkele onderwijswetten wordt gesproken van de "leerling of deelnemer". Wanneer in deze wetten met deelnemer de mbo-student en de vavo-student wordt bedoeld, wordt "leerling of deelnemer" vervangen door "leerling, mbo-student of vavo-student".

Artikel XXXI

In de WEB BES wordt enkele keren gesproken van "deelnemers en leerlingen". Met deelnemer wordt hier de (mbo-)studenten en vavo-studenten bedoeld. Daarom wordt "deelnemers en leerlingen" vervangen door "leerlingen, studenten en vavo-studenten".

Artikel XXXII

Daar waar in de WEB wordt gesproken van "aspirant-deelnemers" en wordt gedoeld op de aspirant-deelnemers aan een beroepsopleiding, wordt "aspirant-deelnemers" vervangen door "aspirant-studenten".

Artikelen XXXIII en XXXIV

Omdat in enkele wetten naast de mbo-student (deelnemer) ook de (ho-)student voorkomt, moet een onderscheid gemaakt worden tussen deze twee soorten studenten. Om dit onderscheid te maken, wordt "student" hier vervangen door "ho-student". Dit geldt voornamelijk voor de Wet Studiefinanciering 2000 en de Wet Studiefinanciering BES, maar ook in enkele andere wetten is het nodig om dit onderscheid duidelijk te maken.

Artikelen XXXV en XXXVI

Omdat de mbo-student niet langer deelnemer genoemd zal worden en om aansluiting te zoeken bij de ho-student, wordt het begrip "examendeelnemer" vervangen door "extraneus". Ditzelfde geldt voor de meervoudsvorm: "examendeelnemers" wordt vervangen door "extraneï".

Artikelen XXXVII en XXXVIII

Omdat de deelnemer in de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet studiefinanciering BES mbo-student wordt en de huidige student ho-student, wordt de overkoepelende term voor deze twee "student" in plaats van "studerende".

Artikel XXXIX

Omdat de deelnemer aan een beroepsopleiding "student" genoemd gaat worden in de WEB, dient "deelnemersraad" te worden vervangen door "studentenraad". De bepalingen betreffende de deelnemersraad gelden niet voor de deelnemers opleiding educatie, dus de term "studentenraad" kan hier gebruikt worden.

Artikel XL

Omdat de deelnemer aan een beroepsopleiding "student" genoemd gaat worden in de WEB, dient "deelnemersstatuut" te worden vervangen door "studentenstatuut". Omdat artikel 7.4.8, vierde lid, waarin het studentenstatuut wordt geïntroduceerd, slechts geldt voor de student, kan gesproken worden van een studentenstatuut. Dat dit artikellid in artikel 7.4.11, zesde lid, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op vavo-studenten en deelnemers aan de opleidingen Nederlands als tweede taal I en II, doet hier niet aan af.

Artikelen XLI tot en met PM

In deze artikelen zijn enkele samenloopbepalingen opgenomen. Met de samenloopbepalingen worden op elkaar afgestemd de wijzigingen van een aantal artikelen van het onderhavig wetsvoorstel met enkele andere wetten of wetsvoorstellen.

Artikel PM

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Bij de inwerkingtreding van de artikelen van deze wet zal worden aangesloten bij het beleid van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving.

Wxxxx.K-1 75

1

HR 29 oktober 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC0442

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.