Voorstel van wet - Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 35042 - Wijziging van de Mediawet 2008 onder meer in verband met aanpassing van de nieuwedienstenprocedure i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media; Voorstel van wet; Voorstel van wet
Document­datum 26-09-2018
Publicatie­datum 26-09-2018
Nummer KST350422
Kenmerk 35042, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2018-

2019

35 042

Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband met taken van het Commissariaat voor de Media

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de procedure bij nieuwe of significant gewijzigde aanbodkanalen te verduidelijken in de wet en tevens onderdelen ter aanscherping van de besluitvorming daarover toe te voegen, dat het tevens wenselijk is de procedures voor de benoeming van de raden van toezicht van de NPO, de RPO, de NOS en de NTR, en voor de benoeming van het Commissariaat voor de Media en het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de journalistiek aan te passen aan actuele opvattingen over governance, mede in het licht van de specifieke posities van de betrokken organisaties op het terrein van de publieke media, alsmede dat het wenselijk is het bestuur van de Ster te moderniseren en de positie van de Ster in het publieke mediabestel te verduidelijken, en dat het ten slotte wenselijk is enige technische verbeteringen aan te brengen onder meer ten behoeve van de uitvoering van taken door het Commissariaat voor de Media, en dat het daartoe noodzakelijk is de Mediawet 2008 aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

kst-35042-2 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2018

Autoriteit Consument en Markt: Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;.

B

In artikel 2.3, tweede lid, wordt «de NPO en de landelijke publieke media-instellingen» vervangen door «de NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de Ster».

C

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het tweede lid wordt «een functieprofiel» vervangen door «profielschetsen voor de vacature en voor de raad als geheel».
  • 2. 
    In het derde lid wordt «het functieprofiel» vervangen door «de profielschetsen» en «dit» door «deze».
  • 3. 
    In het vierde lid komt de tweede zin te luiden: De benoemingsadviescommissie adviseert de raad van toezicht.
  • 4. 
    Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zevende tot en met elfde lid worden twee leden ingevoegd, die luiden:
  • 5. 
    De raad van toezicht geeft een zwaarwegend advies aan Onze Minister voor de voordracht, bedoeld in het eerste lid.
  • 6. 
    Het advies, bedoeld in het vijfde lid, is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot het advies.
  • 5. 
    In het negende lid (nieuw) wordt «het functieprofiel» vervangen door «de profielschetsen».

D

Artikel 2.21 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het tweede lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, die luidt: Bij toepassing van het vierde lid wordt het advies gevraagd na afloop van de termijn, genoemd in dat lid, onder a.
  • 2. 
    Onder vernummering van het vierde lid tot achtste lid worden vier leden ingevoegd, die luiden:
  • 4. 
    Voor zover de instemming, bedoeld in het derde lid, betrekking heeft op een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal:
  • a. 
    kunnen belanghebbenden gedurende vier weken na openbaarmaking van het concessiebeleidsplan mondeling of schriftelijk zienswijzen naar voren brengen bij Onze Minister; en
  • b. 
    verzoekt Onze Minister de Autoriteit Consument en Markt na afloop van de termijn, genoemd onder a, een rapportage uit te brengen met een analyse van de mogelijke effecten van het aanbodkanaal op de daarvoor relevante markten.
  • 5. 
    Bij toepassing van het vierde lid maken het Commissariaat, de Raad voor cultuur en de Autoriteit Consument en Markt ten behoeve van hun adviezen dan wel rapportage gebruik van de zienswijzen, bedoeld in dat lid, onder a. Onze Minister doet die zienswijzen aan hen toekomen.
  • 6. 
    Het Commissariaat kan de Autoriteit Consument en Markt de gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de analyse, bedoeld in het vierde lid, aanhef en onder b.
  • 7. 
    Op de voorbereiding van een besluit over instemming als bedoeld in het vierde lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
  • 3. 
    In het achtste lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het eerste tot en met zevende lid».

E

Artikel 2.34c wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «op voordracht» vervangen door «op zwaarwegende voordracht».
  • 2. 
    Er worden drie leden toegevoegd, die luiden:
  • 5. 
    Bij een vacature draagt de raad van toezicht zorg voor de procedure die leidt tot de voordracht, bedoeld in het eerste lid. In elk geval het opstellen en het openbaar maken van profielschetsen voor de vacature en voor de raad als geheel zijn onderdeel van die procedure.
  • 6. 
    De voordracht van de raad van toezicht aan Onze Minister is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot de voordracht.
  • 7. 
    Onze Minister neemt de voordracht over, tenzij deze in strijd is met:
  • a. 
    deze wet;
  • b. 
    eisen van zorgvuldigheid; of
  • c. 
    andere zwaarwegende belangen.

Artikel 2.36 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «op voordracht» vervangen door «op zwaarwegende voordracht».
  • 2. 
    Er worden drie leden toegevoegd, die luiden:
  • 5. 
    Bij een vacature draagt de raad van toezicht zorg voor de procedure die leidt tot de voordracht, bedoeld in het eerste lid. In elk geval het opstellen en het openbaar maken van profielschetsen voor de vacature en voor de raad als geheel zijn onderdeel van die procedure.
  • 6. 
    De voordracht van de raad van toezicht aan Onze Minister is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot de voordracht.
  • 7. 
    Onze Minister neemt de voordracht over, tenzij deze in strijd is met:
  • a. 
    deze wet;
  • b. 
    eisen van zorgvuldigheid; of
  • c. 
    andere zwaarwegende belangen.

Artikel 2.51 komt te luiden:

Artikel 2.51

  • 1. 
    Het media-aanbod van de landelijke publieke media-instellingen en de Ster wordt uitsluitend verspreid via een aanbodkanaal als bedoeld in artikel 2.20, tweede lid, onder b en c, waarvoor Onze Minister instemming heeft verleend als bedoeld in artikel 2.21, derde lid.
  • 2. 
    Het eerste lid is niet van toepassing op media-aanbod als bedoeld in artikel 2.21a.

H

In artikel 2.53, eerste lid, wordt na «de landelijke publieke media-instellingen» ingevoegd «en de Ster».

I

Artikel 2.59 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt na «De landelijke publieke media-instellingen» ingevoegd «en de Ster».
  • 2. 
    In het tweede lid wordt «de instellingen en in die van» vervangen door «de landelijke publieke media-instellingen, de Ster en».

J

In artikel 2.60, eerste lid, wordt na «de landelijke publieke media-instellingen» ingevoegd «en de Ster».

K

Artikel 2.60c wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het tweede lid wordt «een functieprofiel» vervangen door «profielschetsen voor de vacature en voor de raad als geheel».
  • 2. 
    In het derde lid wordt «het functieprofiel» vervangen door «de profielschetsen» en «dit» door «deze».
  • 3. 
    In het vierde lid komt de tweede zin te luiden: De benoemingsadviescommissie adviseert de raad van toezicht.
  • 4. 
    Onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zevende tot en met elfde lid worden twee leden ingevoegd, die luiden:
  • 5. 
    De raad van toezicht geeft een zwaarwegend advies aan Onze Minister voor de voordracht, bedoeld in het eerste lid.
  • 6. 
    Het advies, bedoeld in het vijfde lid, is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot het advies.
  • 5. 
    In het negende lid (nieuw) wordt «het functieprofiel» vervangen door «de profielschetsen».

L

Artikel 2.60m wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: Bij toepassing van het vierde lid wordt het advies gevraagd na afloop van de termijn, genoemd in dat lid, onder a.
  • 2. 
    Onder vernummering van het vierde lid tot achtste lid worden vier leden ingevoegd, die luiden:
  • 4. 
    Voor zover de instemming, bedoeld in het derde lid, betrekking heeft op een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal:
  • a. 
    kunnen belanghebbenden gedurende vier weken na openbaarmaking van het concessiebeleidsplan mondeling of schriftelijk zienswijzen naar voren brengen bij Onze Minister; en
  • b. 
    kan Onze Minister de Autoriteit Consument en Markt na afloop van de termijn, genoemd onder a, verzoeken een rapportage uit te brengen met een analyse van de mogelijke effecten van het aanbodkanaal op de daarvoor relevante markten.
  • 5. 
    Bij toepassing van het vierde lid maken het Commissariaat, de Raad voor cultuur en de Autoriteit Consument en Markt ten behoeve van hun adviezen dan wel rapportage gebruik van de zienswijzen, bedoeld in dat lid, onder a. Onze Minister doet die zienswijzen aan hen toekomen.
  • 6. 
    Het Commissariaat kan de Autoriteit Consument en Markt de gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de analyse, bedoeld in het vierde lid, aanhef en onder b.
  • 7. 
    Op de voorbereiding van een besluit over instemming als bedoeld in het vierde lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
  • 3. 
    In het achtste lid (nieuw) wordt «Het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «Het eerste tot en met zevende lid».

M

Na artikel 2.60m wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.60m1

  • 1. 
    Artikel 2.60m, derde lid, is niet van toepassing, als bij wijze van experiment van beperkte omvang of duur media-aanbod via andere aanbodkanalen dan die, bedoeld in artikel 2.60l, tweede lid, onder b en c, wordt aangeboden. Een experiment dient om te onderzoeken of deze aanbodkanalen een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau.
  • 2. 
    Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer sprake is van beperkte omvang of duur en kunnen nadere regels worden gesteld over het uitvoeren van experimenten.

N

In artikel 2.69, onder a, wordt na «de wijze waarop» ingevoegd «en de termijn waarbinnen».

O

Na artikel 2.71 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.72

Het media-aanbod van de regionale publieke media-instellingen wordt uitsluitend verspreid via een aanbodkanaal als bedoeld in artikel 2.60l, tweede lid, onder b en c, waarvoor Onze Minister instemming heeft verleend als bedoeld in artikel 2.60m, derde lid.

Na artikel 2.99 worden vijf artikelen ingevoegd, die luiden:

Artikel 2.99a

De organen van de Ster zijn een raad van toezicht en een bestuur.

Artikel 2.99b

  • 1. 
    De raad van toezicht van de Ster bestaat uit vijf leden die op voordracht van de raad van toezicht door Onze Minister worden benoemd en die door Onze Minister kunnen worden geschorst en ontslagen.
  • 2. 
    De raad van toezicht wijst uit zijn midden de voorzitter aan.
  • 3. 
    Benoeming geschiedt voor een periode van vier jaar. Herbenoeming is eenmaal mogelijk, voor een aansluitende periode.

Artikel 2.99c

  • 1. 
    Bij een vacature draagt de raad van toezicht van de Ster zorg voor de procedure die leidt tot de voordracht, bedoeld in artikel 2.99b, eerste lid.
  • 2. 
    De raad van toezicht stelt profielschetsen op voor de vacature en voor de raad als geheel.
  • 3. 
    De NPO en, voor zover de Ster media-aanbod voor de regionale respectievelijk lokale publieke mediadiensten verzorgt, de RPO en het overlegorgaan, bedoeld in artikel 2.146, aanhef en onder l, worden in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn zienswijzen te geven op de profielschetsen.
  • 4. 
    De profielschetsen behoeven de instemming van Onze Minister.
  • 5. 
    De raad van toezicht maakt de profielschetsen na de instemming openbaar.
  • 6. 
    Voor de selectie van kandidaten stelt de raad van toezicht een onafhankelijke benoemingsadviescommissie in die de raad van toezicht adviseert.
  • 7. 
    De voordracht van de raad van toezicht aan Onze Minister is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot de voordracht.
  • 8. 
    Onze Minister neemt de voordracht over, tenzij deze in strijd is met:
  • a. 
    deze wet;
  • b. 
    eisen van zorgvuldigheid;
  • c. 
    andere zwaarwegende belangen; of
  • d. 
    een redelijke verwachting dat de voorgedragen kandidaat geschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van lid van de raad van toezicht en de raad van toezicht bij benoeming overeenkomstig de voordracht naar behoren zal zijn samengesteld.

Artikel 2.99d

  • 1. 
    Het lidmaatschap van de raad van toezicht van de Ster is onverenigbaar met:
  • a. 
    de functie van lid van het bestuur van de Ster;
  • b. 
    het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij de NPO, de RPO, het overlegorgaan, bedoeld in artikel 2.146, aanhef en onder l, of een publieke media-instelling;
  • c. 
    het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een commerciële media-instelling;
  • d. 
    het lidmaatschap van een van beide Kamers der Staten-Generaal, een provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;
  • e. 
    een dienstbetrekking bij een ministerie of bij een dienst, instelling of bedrijf direct vallende onder de verantwoordelijkheid van een minister;
  • f. 
    het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn; en
  • g. 
    het lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij een omroepvereniging die in een samenwerkingsomroep vertegenwoordigd is.
  • 2. 
    Schorsing en ontslag zijn mogelijk wegens:
  • a. 
    ongeschiktheid;
  • b. 
    disfunctioneren; en
  • c. 
    onverenigbaarheid als bedoeld in het eerste lid.
  • 3. 
    Ontslag is verder mogelijk op eigen verzoek.
  • 4. 
    De leden van de raad van toezicht ontvangen van de Ster een door Onze Minister vast te stellen vergoeding.

Artikel 2.99e

  • 1. 
    De raad van toezicht van de Ster houdt toezicht op het beleid van het bestuur van de Ster en op de algemene gang van zaken binnen de Ster en staat het bestuur met advies terzijde.
  • 2. 
    Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad van toezicht zich naar het algemene belang van de Ster en naar haar taak als onderdeel van het publieke mediabestel.

Q

Artikel 2.100 komt te luiden:

Artikel 2.100

  • 1. 
    Het bestuur van de Ster bestaat uit ten hoogste drie leden, die door de raad van toezicht van de Ster worden benoemd, geschorst en ontslagen.
  • 2. 
    Artikel 2.99d, eerste lid, aanhef en onder b tot en met g, is van overeenkomstige toepassing op het lidmaatschap van het bestuur van de Ster.
  • 3. 
    Het bestuur is in dienst van de Ster. De raad van toezicht stelt zijn arbeidsvoorwaarden vast.

R

Artikel 2.101, tweede lid, onder c, komt te luiden:

  • c. 
    onverenigbaarheid als bedoeld in artikel 2.99d, eerste lid, aanhef en onder b tot en met g, in samenhang met artikel 2.100, tweede lid.

S

Na artikel 2.101 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.101a

  • 1. 
    Het bestuur van de Ster bestuurt de Ster.
  • 2. 
    Het bestuur is belast met de dagelijks leiding en het financiële beheer van de Ster.
  • 3. 
    Het bestuur is verder belast met datgene wat niet uitdrukkelijk tot de taken van de raad van toezicht van de Ster behoort.

Na artikel 2.102 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.102a

  • 1. 
    Als de Ster naar de mening van Onze Minister haar taken ernstig verwaarloost, kan Onze Minister na overleg met de Ster de noodzakelijke voorzieningen treffen.
  • 2. 
    Onze Minister stelt de Tweede Kamer der Staten-Generaal onverwijld in kennis van de door hem getroffen voorzieningen.

U

In artikel 2.104, tweede lid, wordt «Het bestuur» vervangen door «De raad van toezicht of het bestuur van de Ster».

V

Na het opschrift van paragraaf 2.5.2.4 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.104a

De raad van bestuur bevordert dat tussen de NPO en de Ster afspraken tot stand komen over het beleid inzake de inkomsten uit reclame- en telewinkelboodschappen op de aanbodkanalen van de landelijke publieke mediadienst en de wederzijdse inspanningen daarvoor.

W

In artikel 2.148a, tweede lid, wordt «de rijksbegroting voor dat jaar en wordt» vervangen door «de rijksbegroting voor dat jaar. Het aandeel van de rijksmediabijdrage in dat bedrag wordt».

X

Artikel 2.167 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid, onder a, wordt «en;» vervangen door «;».
  • 2. 
    In het eerste lid wordt aan het begin van onderdeel b ingevoegd «het overlegorgaan van lokale publieke media-instellingen, bedoeld in artikel 2.146, onder l, het Stimuleringsfonds voor de journalistiek, bedoeld in artikel 8.1, en».
  • 3. 
    In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «;» een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
  • c. 
    het Commissariaat.
  • 4. 
    Het tweede lid komt te luiden:
  • 2. 
    Onze Minister stelt gelden ten behoeve van de NPO en de landelijke publieke media-instellingen door tussenkomst van het Commissariaat ter beschikking aan de raad van bestuur. Voor de landelijke publieke media-instellingen is artikel 2.152a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
  • 5. 
    In het derde lid wordt na «ten behoeve van» ingevoegd «de RPO,».

Artikel 2.168 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het tweede lid komt te luiden:
  • 2. 
    Onze Minister kan uit de renteopbrengsten gelden ter beschikking stellen aan:
  • a. 
    de NPO, de RPO en de landelijke en regionale publieke media-instellingen;
  • b. 
    het overlegorgaan van lokale publieke media-instellingen, bedoeld in artikel 2.146, onder l, het Stimuleringsfonds voor de journalistiek, bedoeld in artikel 8.1, en de door hem aangewezen instellingen voor het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten en omroepkoren, van een media-archief en van een expertisecentrum voor media-educatie;
  • c. 
    het Commissariaat.
  • 2. 
    Het derde lid komt te luiden:
  • 3. 
    Artikel 2.167, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Z

Artikel 2.171 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «de NPO en de landelijke publieke media-instellingen» vervangen door «de NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de Ster».
  • 2. 
    In het tweede lid wordt na «De landelijke publieke media-instellingen» ingevoegd «en de Ster» en wordt «De NPO en de landelijke publieke media-instellingen» vervangen door «De NPO, de landelijke publieke media-instellingen en de Ster».

AA

In artikel 2.178, eerste en tweede lid, wordt na «De landelijke en regionale publieke media-instellingen» ingevoegd «en de Ster».

BB

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid is artikel 3.29b van overeenkomstige toepassing voor zover de commerciële omroepdienst bestaat uit het verzorgen van radioprogramma-aanbod via het open internet.

CC

In artikel 3.20, tweede lid, eerste volzin, vervalt «tijdelijk».

DD

Artikel 3.25 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Voor de tekst wordt «1.» geplaatst.
  • 2. 
    Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
  • 2. 
    Het Commissariaat kan in bijzondere gevallen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van een verplichting betreffende het percentage, bedoeld in het eerste lid. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.

EE

Aan artikel 7.3 worden elf leden toegevoegd, die luiden:

  • 3. 
    Onverminderd artikel 12 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebeurt benoeming door Onze Minister van de leden van het Commissariaat op de zwaarwegende voordracht van het Commissariaat en met inachtneming van het vierde tot en met twaalfde lid.
  • 4. 
    Bij een vacature draagt het Commissariaat zorg voor de procedure die leidt tot de voordracht, bedoeld in het derde lid.
  • 5. 
    Het Commissariaat stelt profielschetsen op voor de vacature en voor het Commissariaat als geheel.
  • 6. 
    De profielschetsen behoeven de instemming van Onze Minister.
  • 7. 
    Het Commissariaat maakt de profielschetsen na de instemming openbaar.
  • 8. 
    Voor de selectie van kandidaten stelt het Commissariaat een onafhankelijke benoemingsadviescommissie in.
  • 9. 
    De benoemingsadviescommissie is samengesteld uit een gelijk aantal onafhankelijke leden, leden namens het Commissariaat en leden namens Onze Minister.
  • 10. 
    Het advies van de benoemingsadviescommissie berust op unanieme besluitvorming.
  • 11. 
    De benoemingsadviescommissie brengt aan het Commissariaat een bindend advies uit.
  • 12. 
    De voordracht van het Commissariaat aan Onze Minister is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot de voordracht.
  • 13. 
    Onze Minister neemt de voordracht over, tenzij deze in strijd is met:
  • a. 
    deze wet;
  • b. 
    eisen van zorgvuldigheid; of
  • c. 
    andere zwaarwegende belangen.

FF

Artikel 7.12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «2.170» vervangen door «2.170, eerste tot en met zesde lid, en achtste en negende lid,» en wordt «of artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «, of van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht».
  • 2. 
    In het derde lid wordt «2.170» vervangen door «2.170, eerste tot en met zesde lid, en achtste en negende lid».

GG

In artikel 7.16a komt het vierde lid te luiden:

  • 4. 
    De instelling voldoet aan de aanwijzing. In de aanwijzing wordt daarvoor een termijn gesteld.

HH

In het opschrift van hoofdstuk 8 wordt «pers» vervangen door «journalistiek».

II

In het opschrift van titel 8.1 wordt «pers» vervangen door «journalistiek».

JJ

Aan artikel 8.4 worden zeven leden toegevoegd, die luiden:

  • 3. 
    Onverminderd artikel 12 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gebeurt benoeming door Onze Minister van de leden van het bestuur op de voordracht van het bestuur en met inachtneming van het vierde tot en met negende lid.
  • 4. 
    Bij een vacature draagt het bestuur zorg voor de procedure die leidt tot de voordracht, bedoeld in het derde lid.
  • 5. 
    Het bestuur stelt profielschetsen op voor de vacature en voor het bestuur als geheel.
  • 6. 
    De profielschetsen behoeven de instemming van Onze Minister.
  • 7. 
    Het bestuur maakt de profielschetsen na de instemming openbaar.
  • 8. 
    De voordracht van het bestuur aan Onze Minister is gemotiveerd, waarbij in elk geval wordt ingegaan op de geschiktheid, de profielschetsen, de positie van de kandidaat in het rooster van aftreden en de procedure die heeft geleid tot de voordracht.
  • 9. 
    Onze Minister neemt de voordracht over, tenzij deze in strijd is met:
  • a. 
    deze wet;
  • b. 
    eisen van zorgvuldigheid;
  • c. 
    andere zwaarwegende belangen; of
  • d. 
    een redelijke verwachting dat de voorgedragen kandidaat geschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van lid van het bestuur en het bestuur bij benoeming overeenkomstig de voordracht naar behoren zal zijn samengesteld.

ARTIKEL II

A

Op de benoeming van de eerste raad van toezicht van de Stichting Etherreclame zijn de artikelen 2.99b en 2.99c Mediawet 2008 zoveel mogelijk van toepassing met dien verstande dat de voordracht van de raad van toezicht vervalt en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zorgdraagt voor de procedure.

B

Een toestemming voor een commerciële omroepdienst die uitsluitend bestaat uit het verzorgen van radioprogramma-aanbod via het open internet, die is afgegeven op grond van artikel 3.1 Mediawet 2008 zoals dat artikel luidde voor het moment van inwerkingtreding van artikel I, onder BB, wordt aangemerkt als een melding van het moment van de aanvang van die dienst als bedoeld in artikel 3.29b, eerste lid, Mediawet 2008.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 35 042, nr. 2 12


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.