Ontwerpbesluit met nota van toelichting

1.

Kerngegevens

Document­datum 21-12-2017
Publicatie­datum 16-05-2018
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Besluit van ... tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 houdende invoering van het verlaagd wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs en voor een tweede jaar voor studenten aan een lerarenopleiding

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/1298441 (8833), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 7.45, tweede, vijfde en zesde lid, 7.45a, vijfde lid, 7.45b, tweede lid, en 7.48, zevende lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van xxx, nr. xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I. Wijziging Uitvoeringsbesluit WHW 2008

Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 worden in de alfabetische rangschikking vier begripsomschrijvingen ingevoegd, luidende:

  • associate degree-opleiding: associate degree-opleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de wet;
  • bacheloropleiding: bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de wet;
  • masteropleiding: masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de wet;
  • studiejaar: studiejaar als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;.

B

Voor artikel 2.2 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:

§1. Wettelijk collegegeld

C

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het opschrift wordt "Omvang collegegeld" vervangen door: Omvang volledig wettelijk collegegeld.
  • 2. 
    Het eerste lid komt te luiden:
  • 1. 
    Het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet, bedraagt voor het studiejaar 2018-2019 €2.060.
  • 3. 
    Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
  • 4. 
    Het tweede lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
  • a. 
    De eerste volzin komt te luiden: Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex.
  • b. 
    De laatste volzin komt te luiden: Het overeenkomstig dit lid gewijzigde bedrag treedt in de plaats van het in het eerste lid genoemde bedrag.
  • 5. 
    In het derde lid (nieuw) wordt "vierde lid" vervangen door: tweede lid.

D

Na artikel 2.4 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§2. Gedeeltelijk wettelijk collegegeld

Artikel 2.4a. Omvang gedeeltelijk wettelijk collegegeld

  • 1. 
    Het minimumbedrag van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, tweede lid, van de wet, bedraagt voor het studiejaar 2018-2019 € 1.226.
  • 2. 
    Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks overeenkomstig artikel 2.2, tweede en derde lid, bij ministeriële regeling aangepast. Het overeenkomstig dit lid gewijzigde bedrag treedt in de plaats van het in het eerste lid genoemde bedrag.

§3. Verlaagd wettelijk collegegeld

Artikel 2.4b. Omvang verlaagd wettelijk collegegeld

  • 1. 
    Het verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, vijfde lid, bedraagt 50 procent van het bedrag aan collegegeld dat op grond van artikel 6.7, eerste lid, 7.45a, derde of vierde lid, 7.45b, eerste lid, onderscheidenlijk 7.48, zesde lid, van de wet voor de student van toepassing is.
  • 2. 
    De bedragen van het verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, vijfde lid, van de wet, en het verlaagd minimumbedrag van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld voor 1 november voorafgaand aan het studiejaar waarvoor zij zullen gelden. De vast te stellen bedragen worden afgerond op een geheel getal.

Artikel 2.4c. Aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld eerstejaars studenten

  • 1. 
    Het verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, is verschuldigd door een student die:
  • a. 
    behoort tot de categorie studenten die op grond van artikel 7.45a, eerste en tweede lid, van de wet aanspraak maakt op het wettelijk collegegeld;
  • b. 
    blijkens het basisregister onderwijs sinds 1 september 1991 niet eerder ingeschreven is geweest voor een opleiding in het hoger onderwijs aan een instelling; en
  • c. 
    aan een instelling is ingeschreven:

1°. voor het volgen van een bacheloropleiding;

2°. voor het volgen van een associate degree-opleiding; of

3°. voor het volgen van onderwijseenheden aan de Open Universiteit, leidend tot

een bachelorgraad.

  • 2. 
    De aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 2.4b geldt eenmalig gedurende een periode van twaalf maanden. Een onderbreking van de inschrijving schort deze periode van twaalf maanden niet op.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, is een student die zich in een periode van ten hoogste twaalf maanden na diens eerste inschrijving in het hoger onderwijs opnieuw inschrijft, het resterende aantal maanden van de periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de maand van diens eerste inschrijving, het verlaagd wettelijk collegegeld verschuldigd, bedoeld in artikel 2.4b.

Artikel 2.4d. Aanspraak op tweede jaar verlaagd wettelijk collegegeld lerarenopleidingen

  • 1. 
    Het verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, is verschuldigd door een student die behoort tot de categorie studenten die op grond van artikel 7.45a, eerste en tweede lid, van de wet aanspraak maakt op het wettelijk collegegeld, en die:
  • a. 
    aan een instelling is ingeschreven voor het volgen van een lerarenopleiding, leidend tot een graad associate degree of bachelorgraad, en eerder verlaagd wettelijk collegegeld verschuldigd was op grond van artikel 2.4c; of
  • b. 
    aan een instelling is ingeschreven voor het volgen van een lerarenopleiding, leidend tot een mastergraad.
  • 2. 
    De aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld als bedoeld in artikel 2.4b geldt eenmalig gedurende een periode van twaalf maanden die aanvangt op het tijdstip dat het eerste lid voor het eerst van toepassing wordt. Een onderbreking van de inschrijving schort deze periode van twaalf maanden niet op.
  • 3. 
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder lerarenopleiding verstaan: een opleiding als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid.

Artikel 2.4e. Aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld in geval van dubbele studie vanwege academische pabo

  • 1. 
    Voor een student die door inschrijving aan twee opleidingen is ingeschreven voor het volgen van de academische pabo, blijft artikel 7.48, eerste lid, tweede volzin, van de wet buiten toepassing indien:
  • a. 
    de student in het jaar waarin hij op grond van artikel 2.4d aanspraak maakt op verlaagd wettelijk collegegeld is ingeschreven aan een opleiding leraar basisonderwijs;
  • b. 
    de student voorafgaand aan het jaar, bedoeld in onderdeel a, eveneens was ingeschreven aan een opleiding leraar basisonderwijs; en
  • c. 
    de inschrijvingen, bedoeld in de onderdelen a en b, allebei inschrijvingen waren aan dezelfde instelling.
  • 2. 
    Indien de toepassing van het eerste lid, gelet op het belang dat die voorwaarden uit het eerste lid beogen te dienen, voor een student zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het instellingsbestuur besluiten dat voor de student aanspraak bestaat op verlaagd wettelijk collegegeld zoals bedoeld in artikel 2.4d.

Artikel 2.4f. Reikwijdte en cohortbepaling verlaagd wettelijk collegegeld

  • 1. 
    Deze paragraaf is niet van toepassing op studenten met wie op grond van artikel 8 van het Besluit experiment vraagfinanciering hoger onderwijs een onderwijsovereenkomst is afgesloten.
  • 2. 
    Artikel 2.4c, derde lid, is niet van toepassing op inschrijvingen aan een instelling voorafgaand aan 1 september 2018.
  • 3. 
    Artikel 2.4d, eerste lid, onder b, is niet van toepassing op inschrijvingen voorafgaand aan 1 september 2021 en voor studenten die blijkens het basisregister onderwijs in de periode van 1 september 1991 tot en met 31 augustus 2018 ingeschreven zijn geweest aan een instelling.

Artikel II. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van ... ingediende voorstel van wet (tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de introductie van een grondslag voor de verlaging van het wettelijk collegegeld voor groepen van studenten (verlaagd wettelijk collegegeld) kst. ...) tot wet is of wordt verheven en in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Nota van toelichting

I. Algemeen

1.    Algemeen

Momenteel is een wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: 'WHW') in voorbereiding. Met die wijziging wordt een grondslag in de WHW geïntroduceerd op basis waarvan bij algemene maatregel van bestuur (hierna: ^mvb') voor bepaalde groepen studenten in het hoger onderwijs het wettelijk collegegeld kan worden verlaagd.1 Deze grondslag maakt het mogelijk het wettelijk collegegeld bij amvb te halveren voor eerstejaars associate degree- of bachelorstudenten en twee jaar voor studenten aan een lerarenopleiding. Met onderhavig wijzigingsbesluit wordt dit geregeld. Daarin wordt geregeld wat reeds is beschreven in de memorie van toelichting bij bovengenoemd wetsvoorstel (hierna: Memorie van toelichting').

2.    Halvering wettelijk collegegeld

In onderhavig wijzigingsbesluit wordt in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 geregeld dat eerstejaars associate degree- of bachelorstudenten in aanmerking komen voor de halvering van het wettelijk collegegeld. De wijze waarop dit wordt geregeld is beschreven in de memorie van toelichting:

"2.2 Doelgroepen

2.2.1 Halvering collegegeld voor eerstejaars associate degree- of bachelorstudenten In de amvb op grond van de onderhavige wetswijziging zal worden beschreven dat de halvering van het wettelijk collegegeld in het eerste jaar geldt voor alle studenten (voltijd, deeltijd en duaal) die vanaf studiejaar 2018/2019 voor het eerst beginnen aan een opleiding in het bekostigd hoger onderwijs. Daarmee geldt de halvering voor studenten die een associate degree-opleiding of een bacheloropleiding volgen op een hogeschool of universiteit. Studenten die een masteropleiding volgen komen niet in aanmerking voor de halvering. Alleen studenten die nog niet zijn toegetreden tot het hoger onderwijs hoeven gestimuleerd te worden om niet om financiële redenen af te zien van een ho-opleiding.

De halvering geldt zowel voor eerstejaarsstudenten die het volledig wettelijk collegegeld betalen, als voor studenten aan de OU, die per onderwijseenheid betalen. De halvering geldt daarnaast ook voor studenten in het kleinschalig en intensief onderwijs (university colleges) die een hoger wettelijk collegegeld (circa € 3.000 - € 4.000) betalen. Studenten die instellingscollegegeld betalen behoren niet tot de doelgroep en ontvangen dan ook geen halvering van het collegegeld. De overheid stelt de hoogte van het instellingscollegegeld niet vast en verstrekt ook geen bekostiging aan instellingen voor studenten die instellingscollegegeld betalen. In de belangenafweging ziet de regering onvoldoende rechtvaardiging om nu in te grijpen in de bevoegdheid van onderwijsinstellingen om zelf dat tarief vast te stellen en kan dus niet voorschrijven dat ook deze studenten in aanmerking kunnen komen voor een halvering. Hetzelfde geldt voor studenten die een opleiding volgen aan een niet bekostigde instelling.

De meeste studenten beginnen per 1 september voor het eerst aan een opleiding in het hoger onderwijs. Bij sommige opleidingen is het echter ook mogelijk dat studenten bijvoorbeeld per 1 februari instromen. Studenten die op een ander moment dan 1 september voor het eerst instromen, ontvangen eveneens een jaar halvering van het collegegeld. In de amvb wordt geregeld dat de student in dat geval in het tweede studiejaar nog een halvering krijgt voor het resterende aantal maanden collegegeld (iedereen heeft recht op een aaneengesloten periode van 12 maanden halvering).

In de amvb zal voorts worden beschreven welke regels gelden voor studenten die wisselen van opleiding. Studenten die in een studiejaar een halvering van het collegegeld krijgen en gedurende dat studiejaar overstappen naar een andere opleiding waarvoor ook halvering van het collegegeld mogelijk is, betalen gedurende dat hele studiejaar het gehalveerde collegegeld.2 Dit geldt zowel voor studenten die overstappen naar een andere opleiding aan dezelfde instelling als voor studenten die overstappen naar een opleiding aan een andere instelling. Deze studenten kunnen dan met hun bewijs van betaling van de eerste opleiding naar de andere opleiding stappen zodat zij nog steeds het resterende jaar van de halvering kunnen genieten. Buiten deze situatie wordt overstappen naar een andere opleiding niet gecompenseerd. Dit betekent dat een student die start met een opleiding tegen gehalveerd collegegeld, vervolgens na enkele maanden stopt en zich in een volgend studiejaar inschrijft voor een andere opleiding geen recht heeft op halvering van het wettelijk collegegeld gedurende de 'resterende maanden'. Er wordt niet voorzien in een 'trekkingsrecht'. De reden daarvan is dat deze studenten al zijn begonnen met studeren en dus niet meer gestimuleerd hoeven te worden. Daarnaast is het (langdurig) bijhouden van dergelijke trekkingsrechten uitvoeringstechnisch zeer lastig en er zouden gedurende vele jaren gegevens moeten worden bewaard van uitvallers.

Experiment vraagfinanciering

Momenteel loopt in het hoger onderwijs het experiment vraagfinanciering. Dit experiment, waaraan alleen deeltijdstudenten deelnemen, geldt voor een aantal bekostigde en niet-bekostigde opleidingen. De meeste studenten nemen deel aan een niet-bekostigde opleiding. Het experiment is ingezet om de verschillen tussen publieke (bekostigde) en private (niet bekostigde) opleidingen te verkleinen.3 Het is niet wenselijk om het collegegeld van de studenten die een niet bekostigde opleiding volgen te verlagen. Deze studenten betalen namelijk instellingscollegegeld en de overheid heeft geen invloed op de hoogte daarvan. Wanneer alleen de studenten die een bekostigde opleiding volgen een halvering krijgen zou een onderscheid worden gemaakt tussen de groepen studenten binnen het experiment. Met deze ongelijkheid ontstaat een ongelijk speelveld dat het experiment verstoort en voortzetting lastig maakt. In de amvb zal daarom worden beschreven dat studenten die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering niet in aanmerking komen voor een halvering van het collegegeld."

Met onderhavig wijzigingsbesluit wordt verder geregeld dat studenten die een lerarenopleiding volgen maximaal twee jaar een halvering van het wettelijk collegegeld ontvangen. De wijze waarop dit wordt geregeld is eveneens reeds beschreven in de memorie van toelichting:

"2.2.2 Halvering collegegeld voor lerarenopleidingen Hoofdregel

In de amvb zal worden geregeld dat studenten die een lerarenopleiding volgen in totaal maximaal twee jaar een halvering van het wettelijk collegegeld ontvangen. Het jaar waarin de studenten voor het eerst beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs, ontvangen zij net als alle andere eerstejaars studenten en onder dezelfde voorwaarden een jaar halvering van het collegegeld. Studenten die een lerarenopleiding volgen kunnen vervolgens een tweede jaar halvering van het collegegeld ontvangen. Ook hiervoor geldt dat daarvoor alleen studenten in aanmerking kunnen komen die vanaf studiejaar 2018/2019 voor het eerst beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs. Er zijn verschillende soorten lerarenopleidingen, die worden aangeboden op zowel bachelor als masterniveau.

Ook zijn er verschillende routes binnen het hoger onderwijs om leraar te worden. Het kan daarbij gaan om de volgende opleidingen: pabo-opleiding, academische pabo, universitaire pabo en eerste- en tweedegraads lerarenopleiding (waaronder de kopopleiding). Al deze opleidingen kunnen recht geven op een tweede jaar halvering van het collegegeld. Voorwaarde is wel dat het gaat om een bekostigde opleiding waarvoor de student het wettelijk collegegeld is verschuldigd. In welke vorm de student de opleiding volgt (voltijd, deeltijd, duaal) is niet relevant.

Geen tweede jaar halvering bij twee studies: lerarenopleiding naast een andere opleiding

Wie gelijktijdig aan zijn eerste studie een tweede studie volgt, betaalt slechts één keer collegegeld. Wanneer je echter twee studies volgt met verschillende tarieven, dan betaal je conform de WHW voor de tweede studie bij wat je nog verschuldigd bent. Voorbeeld: je betaalt nog het verschil tussen het wettelijk collegegeld en het hogere collegegeld voor een university college als je voor allebei tegelijk wordt ingeschreven. Om te voorkomen dat studenten misbruik maken van de mogelijkheid zich óók in te schrijven voor een lerarenopleiding enkel om in aanmerking te komen voor een tweede jaar halvering van het collegegeld, blijft die hoofdregel die in de WHW is vastgelegd in beginsel behouden. Wie dus naast een andere opleiding ook een lerarenopleiding volgt, kan niet profiteren van het verlaagde wettelijk collegegeld voor de lerarenopleiding omdat het verschil moet worden bijbetaald. De regering ziet geen andere mogelijkheid om misbruik van het verlaagde tarief tegen te gaan. Indien hiertoe geen maatregel wordt genomen, kunnen vele studenten zich inschrijven voor een lerarenopleiding om voor een tweede jaar halvering in aanmerking te komen. Er is geen betrouwbare mogelijkheid om vooraf te bepalen welke studenten te goeder trouw zijn en welke niet. Controles achteraf zijn dermate arbeidsintensief (denk bijvoorbeeld aan studievoortgangscontroles) dat dat niet opweegt tegen het risico dat ook daarmee misbruik niet kan worden uitgesloten.

Studenten die dus wel tegelijkertijd een lerarenopleiding en een andere opleiding volgen betalen aan de lerarenopleiding het gehalveerde collegegeld en aan de andere opleiding het daarvoor verschuldigde collegegeld minus het al aan de lerarenopleiding betaalde collegegeld; netto dus het totale wettelijk collegegeld. Wie overigens gelijktijdig twee lerarenopleidingen volgt, komt wel nog steeds voor halvering in aanmerking. Beide opleidingen vragen het gehalveerde collegegeld, waardoor er geen verschil hoeft te worden bijbetaald.

Wel tweede jaar halvering bij twee studies in geval van academische pabo Voor studenten die in het tweede jaar dat zij in aanmerking komen voor een halvering de academische pabo volgen, geldt een afwijkende extra voorwaarde om te kunnen zorgen dat zij wel een halvering ontvangen van het collegegeld. Wat deze studenten bijzonder maakt, is dat zij voor de academische pabo verplicht zijn zich in te schrijven bij een combinatie van twee opleidingen, bijvoorbeeld bij de pabo en de opleiding pedagogische wetenschappen. Omdat deze route naar de lerarenbevoegdheid gelijk moet worden behandeld met andere routes, kan hier niet worden verlangd dat de student volledig wettelijk collegegeld betaalt voor de twee studies van de academische pabo. Omdat hier echter hetzelfde misbruikrisico speelt, wordt in de amvb een aanvullende voorwaarde gesteld. Voor studenten aan de academische pabo zal worden geregeld dat zij alleen in aanmerking komen voor het tweede jaar halvering indien zij hun pabo-opleiding in het tweede jaar bij dezelfde pabo-instelling volgen als in het eerste jaar. Hiermee wordt het Bindend Studieadvies (BSA) gebruikt ter voorkoming van misbruik. Studenten die zich alleen inschrijven bij de pabo als onderdeel van hun inschrijving voor de academische pabo (combinatie inschrijving), maar geen onderwijs volgen van de pabo-opleiding zullen een negatief BSA krijgen en kunnen de pabo in het tweede jaar niet vervolgen bij dezelfde instelling, maar alleen aan een andere instelling. Hiermee wordt voorkomen dat studenten die een opleiding volgen die onderdeel is van de inschrijving aan de academische pabo (bijv. Pedagogische wetenschappen) zich ook om oneigenlijke redenen inschrijven bij de pabo.

Twee jaar halvering in de praktijk

In onderstaande tabel zijn een aantal studieroutes opgenomen. De lichtgrijze velden geven aan dat een student in dat studiejaar gehalveerd collegegeld betaalt.

Daarmee wordt inzichtelijk in welke gevallen studenten al dan niet in aanmerking komen voor een tweede jaar halvering. In de tabel is te zien dat een student die alleen een lerarenopleiding volgt ('lero'), zoals de pabo-opleiding, in het eerste en tweede studiejaar een halvering van het collegegeld krijgt (voorbeeld 1). Studenten die beginnen met een andere opleiding dan een lerarenopleiding - als voorbeeld wordt de opleiding Economie genomen Oec') - en op een later moment een lerarenopleiding gaan volgen, kunnen op dat moment in aanmerking komen voor het tweede jaar halvering. Daarbij kan het gaan om een student die één jaar Economie studeert en vervolgens besluit over te stappen naar een lerarenopleiding (voorbeeld 2). Deze student krijgt op het moment dat hij begint aan die lerarenopleiding nog één jaar halvering en ontvangt daarmee dus in totaal twee jaar halvering. Ook kan het gaan om een student die de wo-bachelor en wo-master Economie heeft afgerond en daarna besluit de universitaire lerarenopleiding te gaan doen. Deze student krijgt in het eerste jaar van zijn bachelor een jaar halvering en een tweede jaar halvering op het moment dat hij begint aan de (universitaire) lerarenopleiding (voorbeeld 3). Hetzelfde geldt voor een student die bijvoorbeeld een hbo-opleiding Economie doet en daarna een kopopleiding (tweedegraads leraar) gaat volgen. Studenten die een lerarenopleiding volgen en in aanmerking komen voor het tweede jaar halvering, maar op dat moment twee studies volgen, verliezen - vanwege het uitsluiten van oneigenlijke dubbele inschrijvingen - hun recht op het tweede jaar halvering (voorbeeld 4).

Tabel 1

 
 

18/19

19/20

20/21

21/22

22/23

23/24

vb.1

lero

lero

lero

lero

   

vb.2

ec

lero

lero

lero

lero

 

vb.3

ec

ec

ec

ec

lero

 

vb.4

ec +

lero

ec +

lero

ec +

lero

ec +

lero

   

Legenda: grijs = halvering collegegeld; wit = vol tarief.

De halvering van het collegegeld wordt automatisch gekoppeld aan de hoogte van het wettelijk collegegeld dat de student normaal gesproken moet betalen, inclusief de jaarlijkse indexering. Ook dit is reeds beschreven in de memorie van toelichting:4

"2.3 Hoogte van het verlaagd wettelijk collegegeld

In de amvb zal worden beschreven dat de halvering automatisch wordt gekoppeld aan de hoogte van het wettelijk collegegeld dat de student normaal gesproken moet betalen, inclusief de jaarlijkse indexering. Dit betekent dat de halvering dus altijd 50 procent van dat bedrag bedraagt. Een student die dus het volledig wettelijk collegegeld verschuldigd is, betaalt in zijn eerste studiejaar niet € 2.060, maar € 1.030.5 6 Daarmee kan de student een jaar, en in geval van een lerarenopleiding twee jaar, tegen een gereduceerd tarief studeren. Ook het hogere wettelijk collegegeld dat verschuldigd is voor kleinschalige en residentiële opleidingen, het collegegeld OU en het verlaagd wettelijk collegegeld dat verschuldigd is door studenten die een deeltijdse of duale opleiding volgen, wordt gehalveerd."

3.    Consultatie en toetsing van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De Dienst Uitvoering Onderwijs heeft een uitvoeringstoets uitgebracht en geconcludeerd dat het voorstel PM

Van 22 december 2017 tot en met 12 januari 2018 is een conceptversie van dit besluit openbaar gemaakt voor internetconsultatie. De internetconsultatie heeft PM

4.    Financiële gevolgen

De financiële gevolgen van dit besluit worden als volgt geraamd:

Tabel 26

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Maatregel

68

163

163

168

168

173

Bedragen in miljoenen euro's

Bovenstaande financiële reeks is gebaseerd op geraamde aantallen eerstejaarsstudenten die per 2018/2019 nieuw beginnen in een bacheloropleiding in het hoger onderwijs. Voor lerarenopleidingen zijn ook aantallen tweedejaarsstudenten in 2019/2020 geraamd. Instellingen ontvangen hierdoor minder collegegeld van studenten. De gevolgen voor de instellingen hiervan worden gecompenseerd via de bekostiging die is geregeld in de Regeling financiën hoger onderwijs.

Voor de student betekent het een netto korting van € 1.030 op het wettelijk collegegeld (naar de maatstaf van 1 september 2018), of €2.060 voor studenten aan een lerarenopleiding (verdeeld over twee jaar). Opleidingen met het kenmerk kleinschalig en intensief onderwijs kunnen een hoger collegegeld vragen. Studenten die dit hogere collegegeld betalen hebben ook recht op een halvering, waardoor de korting hoger uitkomt. Wat dit bedrag precies is, hangt af van de hoogte van het gevraagde collegegeld. Dit kan per instelling verschillen. Voor studenten aan de OU geldt dat zij ook een korting ontvangen in het eerste jaar van hun opleiding. Hoeveel deze korting bedraagt hangt af van het aantal studiepunten van de onderwijseenheden (modules) die zij in het eerste jaar volgen.

5.    Gevolgen voor de regeldruk

De gevolgen voor de regeldruk zitten met name in de invoering van het verlaagd collegegeld, doordat studentinformatiesystemen van de instellingen moeten worden aangepast. Dit bedraagt een eenmalige last van € PM, die zal worden gecompenseerd via de bekostiging.

6.    Gevolgen voor Caribisch Nederland

De wijzigingen hebben niet direct gevolgen voor Caribisch Nederland. Wel zullen studenten afkomstig uit Caribisch Nederland die in Europees Nederland een opleiding in het hoger onderwijs gaan volgen onder dezelfde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor de verlaging van het collegegeld als alle andere studenten.

7.    Gevoerd overleg en advies

PM - invullen na consultatiefase

8.    Communicatie

(Aankomend) studenten, instellingen en andere betrokkenen zullen tijdig op de hoogte worden gesteld van de voorgenomen halvering van het collegegeld. Daartoe zal door OCW een communicatieplan worden opgesteld. Het belang van de communicatie zit met name in de afbakening van de doelgroep.

Om te voorkomen dat studenten het collegegeld voor het tweede en latere studiejaren zullen ervaren als een verdubbeling van het collegegeld, in plaats van het eerste jaar ervaren als een halvering, is het van belang in de voorlichting te benadrukken dat het feitelijk gaat om een halvering van het bedrag voor het eerste jaar. Door in voorlichtingsmateriaal de welbekende "van: €2.060 voor: €1.030" te gebruiken, kan dat zoveel mogelijk worden voorkomen.

9.    Tijdpad invoering verlaagd wettelijk collegegeld

Om te kunnen garanderen dat studenten zo vroeg mogelijk enige zekerheid hebben over feitelijke vormgeving van de verlaging van het wettelijk collegegeld per studiejaar 20182019, wordt met het in procedure brengen van de onderhavige amvb niet gewacht tot het grondslaggevende wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aanvaard. Daarmee wordt afgeweken van de Aanwijzingen voor de regelgeving (aanwijzing 280). De regering streeft ernaar studenten die zich uiterlijk op 1 mei aanmelden voor een opleiding die in september 2018 start, zoveel mogelijk het vertrouwen te geven dat de halvering van het collegegeld daadwerkelijk ingevoerd gaat worden met ingang van het studiejaar waarin zij aan hun opleiding zullen beginnen.

10. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van dit besluit is gekoppeld aan het tijdstip waarop de wet in werking treedt. De inwerkingtreding van de wet, beoogd op 1 september 2018, wordt bij koninklijk besluit vastgesteld.

II. Artikelsgewijs

Grondslagen

  • Artikel 7.45, tweede lid, is de grondslag voor het actualiseren van het bedrag van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld en het herschikken van hoofdstuk 2, afdeling 2, van het besluit.
  • Artikel 7.45, vijfde lid (nieuw), is opgenomen in de Wet verlaagd wettelijk collegegeld. Op grond daarvan wordt de hoogte van het verlaagd wettelijk collegegeld vastgesteld.
  • Artikel 7.45, zesde lid (nieuw), is thans nog het vijfde lid. Op grond hiervan wordt de wijze van indexeren van het verlaagd wettelijk collegegeld vastgelegd.
  • Artikel 7.45a, vijfde lid (nieuw), is opgenomen in de Wet verlaagd wettelijk collegegeld. Op grond daarvan worden de doelgroep en reikwijdte van het verlaagd wettelijk collegegeld bepaald.
  • Artikel 7.45b, tweede lid (nieuw), is opgenomen in de Wet verlaagd wettelijk collegegeld. Voor studenten aan de Open Universiteit worden op grond daarvan de hoogte, en de doelgroep en reikwijdte van het verlaagd wettelijk collegegeld vastgesteld.
  • Artikel 7.48, zevende lid, is opgenomen in de Wet verlaagd wettelijk collegegeld. Op grond daarvan worden voorwaarden gesteld op basis waarvan aan aanvullende betaling bij een dubbele inschrijving in combinatie met verlaagd wettelijk collegegeld achterwege kan blijven.

Artikel I, onderdeel A (artikel 1.1 UWHW 2008)

In de begripsbepaling wordt een aantal begrippen toegevoegd dat meer dan eens in het besluit wordt gebruikt. Voor de leesbaarheid van het besluit is het nuttig om deze begrippen te definiëren.

Artikel I, onderdeel B (hoofdstuk 2, afdeling 2, §1 UWHW 2008)

In afdeling 2 van hoofdstuk 2 van het UWHW 2008 wordt een paragraafindeling doorgevoerd om de bepalingen over de verschillende categorieën wettelijk collegegeld te ordenen. Paragraaf 1 bevat bepalingen over de aanspraak op wettelijk collegegeld en de hoogte en indexering van het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld. De artikelen 2.3 en 2.3a uit deze paragraaf werken wat betreft de afbakening van de doelgroep van het wettelijk collegegeld door in de paragrafen 2 en 3 en artikel 2.4 geldt eveneens ook voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld en het verlaagd wettelijk collegegeld.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2.2)

Onder 1. In het opschrift van artikel 2.2 wordt tot uitdrukking gebracht dat het artikel na verwerking van onderstaande wijzigingen nog uitsluitend het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld regelt.

Onder 2 en 3. In het eerste lid wordt het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld geactualiseerd op basis van het reeds bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag voor studiejaar 2018-2019.7 In het bedrag van €2.060 is de laatste jaarlijkse verhoging van €22 bovenop de reguliere indexering verwerkt. Die reeks met jaarlijkse verhogingen is per studiejaar 2018-2019 uitgewerkt. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om dat 'op te ruimen'.

Het tweede lid vervalt en komt weer terug in paragraaf 2 over het gedeeltelijk wettelijk collegegeld.

Onder 4 en 5. De verwijzing naar de jaarlijkse verhoging met €22 vervalt en verder worden de verwijzingen aangepast naar aanleiding van het schrappen van het tweede en derde lid.

Artikel I, onderdeel D (paragrafen 2 en 3, artikelen 2.4a tot en met 2.4f)

Paragraaf 2, artikel 2.4a

Paragraaf 2 bevat een bepaling over de minimale hoogte van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld. Dat bedrag was opgenomen in artikel 2.2, tweede lid, en wordt omwille van de ordening van deze afdeling over de verschillende soorten wettelijk collegegeld in een afzonderlijke paragraaf en artikel geplaatst.

Artikel 2.4a bevat inhoudelijk hetzelfde als wat in artikel 2.2, tweede lid, was geregeld. Het bedrag wordt geactualiseerd op basis van het bedrag dat reeds voor 2018-2019 is vastgesteld in de Regeling financiën hoger onderwijs.8

Paragraaf 3

Paragraaf 3 bevat bepalingen over de omvang en doelgroep van het verlaagd wettelijk collegegeld, alsmede de voorwaarden waaronder een student in afwijking van artikel 7.48, eerste lid, van de WHW geen bijbetaling hoeft te doen voor een tweede studie.

Artikel 2.4b

Het eerste lid stelt dat het verlaagd wettelijk collegegeld jaarlijks wordt vastgesteld op de helft van het bedrag dat voor studenten geldt die niet voor de halvering in aanmerking komen.

Op basis daarvan gelden de volgende vijf collegegeldregimes voor studenten die aanspraak hebben op verlaagd wettelijk collegegeld:

  • artikel 6.7 van de WHW: instellingsbestuur stelt voor een student met aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld het bedrag vast op de helft van het bedrag dat voor overige studenten voor de kleinschalige en intensieve opleiding in kwestie is vastgesteld.
  • artikel 7.45a, derde lid, van de WHW: studenten die voltijds worden ingeschreven aan een reguliere opleiding waar het volledig wettelijk collegegeld voor geldt, betalen de helft van het volledig wettelijk collegegeld, welk bedrag is vastgesteld in artikel 2.2 van dit besluit.
  • artikel 7.45a, vierde lid, van de WHW: studenten die deeltijds of duaal worden ingeschreven voor een opleiding waar het volledig wettelijk collegegeld voor geldt, betalen als minimumbedrag de helft van het bedrag dat in artikel 2.4a is vastgesteld en als maximumbedrag de helft van het volledig wettelijk collegegeld dat in artikel 2.2 is vastgesteld.
  • artikel 7.45b, eerste lid, van de WHW: studenten die worden ingeschreven voor onderwijseenheden aan de Open Universiteit, betalen ten minste één zestigste van de helft van het volledig wettelijk collegegeld per studiepunt en ten hoogste één dertigste van de helft van het volledig wettelijk collegegeld.
  • artikel 7.48, zesde lid, van de WHW: de Open Universiteit stelt voor studenten met een toetsingsinkomen onder de 110% van het belastbaar minimumloon de bedragen van het collegegeld OU vast op de helft van het reguliere bedrag dat voor deze studenten is vastgesteld.

Samengevat gelden voor studiejaar 2018-2019 voor alle eerstejaars studenten - mits zij voldoen aan de voorwaarden - de volgende bedragen aan verlaagd wettelijk collegegeld:

 

Bedragen verlaagd wettelijk collegegeld studiejaar 2018-2019

soort opleiding

vastgesteld in/door

(maximum)bedrag

voltijds: bachelor of associate degree

UWHW 2008

  •  
    €1.030

deeltijds of duaal: bachelor of associate degree

instellingsbestuur, minimum en maximum in

UWHW 2008

  • • 
    50% van het reguliere bedrag
  • • 
    minimaal €613
  • • 
    maximaal €1.030

kleinschalig en intensief: bachelor of associate degree

instellingsbestuur maximum in UWHW

2008

  • • 
    50% van het reguliere bedrag
  • • 
    maximaal €5.150

Open Universiteit: reguliere bachelorstudent

instellingsbestuur minimum en maximum in

UWHW 2008

  • • 
    50% van het reguliere bedrag
  • • 
    minimaal €17 per studiepunt
  • • 
    maximaal €34 per studiepunt

Open Universiteit: bachelorstudent met inkomen < 110% minimumloon

instellingsbestuur

  • • 
    50% van het reguliere bedrag

Tweede lid. De bedragen worden omwille van de duidelijkheid jaarlijks in de Staatscourant gepubliceerd, tezamen met de bedragen van het volledig wettelijk collegegeld en het gedeeltelijk wettelijk collegegeld (artikel 9 van de Regeling financiën hoger onderwijs). Dat is een publicatie zonder rechtsgevolg omdat het bedrag reeds is af te leiden uit het eerste lid van dit artikel, in combinatie met de laatste volzin van het tweede lid (afronding).

Artikel 2.4c

Eerste lid. In het eerste wordt geregeld dat een student die aan alle drie de voorwaarden voldoet, aanspraak heeft op het verlaagd wettelijk collegegeld.

  • Onder a wordt beschreven dat enkel de studenten die op grond van artikel 7.45a, eerste of tweede lid, van de WHW aanspraak hebben op wettelijk collegegeld in aanmerking komen voor het verlaagd wettelijk collegegeld.
  • Onder b wordt beschreven dat een student die eerder ingeschreven is geweest in het bekostigd hoger onderwijs9 niet in aanmerking komt voor het verlaagd wettelijk collegegeld. De grens van 1 september 1991 is opgenomen in verband met de gegevens die zijn opgenomen in het basisregister. Die gegevens gaan niet verder terug dan tot 1 september 1991.
  • Onder c wordt beschreven dat de student in het bekostigd onderwijs ingeschreven dient te worden voor een bachelor- of associate degree-opleiding (onder 1° en 2°). Ook de inschrijving voor onderwijseenheden aan de Open Universiteit geeft aanspraak (onder 3°). Een inschrijving aan een masteropleiding geeft dus geen aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld. De lerarenopleidingen vormen daarop een uitzondering, zie artikel 2.4d.

Tweede lid. Die aanspraak geldt gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden. Voor het gros van de studenten betekent dat dat zij gedurende hun eerste studiejaar (1 september t/m 31 augustus) verlaagd wettelijk collegegeld betalen. Voor studenten die echter op een ander instroommoment instromen in hun opleiding (bijvoorbeeld de 1-februari-instroom), betekent dat in eerste instantie een aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld tot en met augustus van het lopende studiejaar. Vanaf september krijgen zij dan nog aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld voor het resterende aantal maanden; de rest van dat studiejaar betalen zij vervolgens het reguliere bedrag.

Hoewel reeds uit het eerste lid, onderdeel b, volgt dat de periode van twaalf maanden eenmalig kan worden toegepast, wordt dit voor de duidelijkheid expliciet gemaakt in het tweede lid.

Derde lid. Voor studenten die switchen naar een andere opleiding met aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld wordt gedurende de eerste twaalf maanden van hun studietijd een uitzondering gemaakt op de regel dat je niet eerder ingeschreven mag zijn geweest. Wanneer dat binnen het eerste studiejaar - of bij een ander instroommoment binnen de eerste twaalf maanden die dan beginnen - gebeurt, behoudt de student zijn aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld voor het resterende aantal maanden als hij zich voor een tweede keer inschrijft. Een onderbreking van de studie schort de periode van twaalf maanden niet op. Schematisch ziet dat er als volgt uit:

 
 

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

reguliere

instroomdatum

                                         

reguliere instroomdatum met switch (2x)

                                         

Reguliere

instroomdatum

met switch in

volgend

studiejaar

                                         

andere

instroomdatum

                                         

andere

instroomdatum

met switch

                                         

Legenda: groen = verlaagd wettelijk collegegeld; oranje = regulier wettelijk collegegeld; wit = geen inschrijving; oranje met arcering = switch naar andere opleiding tegen regulier wettelijk collegegeld

Artikel 2.4d

Eerste lid. In het eerste lid zijn voor het verlaagd wettelijk collegegeld voor lerarenopleidingen (een extra jaar bovenop het eerste jaar dat voor iedereen geldt) een aantal voorwaarden opgenomen. In totaal geeft dit besluit dus voor studenten aan een lerarenopleiding twee jaar recht op verlaagd wettelijk collegegeld; één jaar samen met alle eerstejaars studenten en één jaar specifiek voor studenten aan een lerarenopleiding. De voorwaarden zijn als volgt:

  • aanhef: het gaat om studenten die aanspraak hebben op wettelijk collegegeld, dus ook om de studenten die een tweede studie volgen in de categorie onderwijs.
  • onderdeel a: dit onderdeel beschrijft de studenten die voor het eerst in de associate degree- of bacheloropleiding in aanmerking komen voor verlaagd wettelijk collegegeld omdat zij een lerarenopleiding volgen. Zij hebben uitsluitend een tweede jaar aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld als zij eveneens tot de groep personen behoren die ook verlaagd wettelijk collegegeld heeft gehad voor het eerste jaar. Daarmee geldt het verlaagd wettelijk collegegeld voor lerarenopleidingen voor het eerst voor het cohort studenten dat start met ingang van studiejaar 2018-2019.
  • onderdeel b: dit onderdeel beschrijft de studenten die na afronding van hun bacheloropleiding kiezen voor een lerarenopleiding. Voor deze groep geldt de cohortbepaling in artikel 2.4f, derde lid.

Tweede lid. De aaneengesloten periode van twaalf maanden waarin een student aan een lerarenopleiding aanspraak maakt op verlaagd wettelijk collegegeld begint direct zodra de student aan de voorwaarden van het eerste lid voldoet. Deze periode begint dus ofwel direct aansluitend op het eerste jaar van diens studie, of als de student later pas een lerarenopleiding gaat volgen, direct wanneer dat het geval is. Bij een masteropleiding begint de periode van de aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld direct vanaf de inschrijving aan die masteropleiding. De aanspraak op verlaagd wettelijk collegegeld kan dus niet worden bewaard voor 'het beste moment'. Voorts is nog nadrukkelijk bepaald dat een onderbreking van de inschrijving de periode van twaalf maanden niet opschort. Dat wil zeggen dat een pabostudent die in Utrecht stopt en kort daarna vanwege verhuizing naar Deventer daar verder studeert, aanspraak houdt op verlaagd wettelijk collegegeld. Voor switchers geldt aldus dezelfde regel als beschreven in de toelichting bij artikel 2.4c, derde lid. Zie ook het schema bij die toelichting.

Derde lid. In het derde lid wordt de definitie gegeven van de lerarenopleidingen die aanspraak geven op een tweede jaar verlaagd wettelijk collegegeld. Met deze definitie wordt aangesloten bij de groep opleidingen die nu reeds de indicatie wettelijk collegegeld opleveren in geval van een tweede studie in de categorie onderwijs.

Artikel 2.4e

In artikel 2.4e wordt op grond van artikel 7.48, zevende lid, van de WHW - dat is opgenomen in de Wet verlaagd wettelijk collegegeld - geregeld dat de student die aan de academische pabo is ingeschreven vrijgesteld wordt van de bijbetaling van het collegegeld voor een tweede studie.

Eerste lid. De voorwaarde die daarvoor is gesteld, is dat de student in het tweede jaar bij dezelfde instelling aan de pabo-opleiding moet zijn ingeschreven als in het eerste jaar. Daarmee vormt het bindend studieadvies (BSA) als het ware een controle op misbruik van inschrijving aan de pabo-opleiding. Studenten die zich enkel inschrijven bij de pabo en niet deelnemen aan het onderwijs, zullen een negatief BSA krijgen. Zij kunnen hun pabo-opleiding dan niet vervolgen bij dezelfde instelling.

Tweede lid. In bepaalde gevallen is de onverkorte toepassing van de regel dat de student zijn pabo-deel van de academische pabo in het tweede jaar voortzet aan dezelfde instelling, buitengewoon onbillijk. Het doel van de voorwaarden uit het eerste lid is dat studenten geen misbruik kunnen maken van een dubbele inschrijving om zo het verlaagd collegegeld te krijgen. Wanneer een student echter volledig te goeder trouw verhuist van Utrecht naar Deventer en om die reden zijn pabo-opleiding - als onderdeel van de academische pabo - in het tweede jaar in Deventer voortzet, zou hij, ondanks dat hij een positief bindend studieadvies heeft mogen ontvangen in Utrecht, geen aanspraak kunnen maken op verlaagd wettelijk collegegeld. Voor dergelijke situaties is de hardheidsclausule uit het tweede lid bedoeld.

Artikel 2.4f

Eerste lid. Het verlaagd wettelijk collegegeld is op grond van artikel 2.4f niet van toepassing op studenten die deelnemen aan het experiment vraagfinanciering.

Tweede lid. In het tweede lid wordt beschreven dat de uitzondering voor switchers, die is opgenomen in artikel 2.4c, derde lid, niet van toepassing is op inschrijvingen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het onderhavige besluit: 1 september 2018. Daarmee geldt het verlaagd wettelijk collegegeld uitsluitend voor studenten die op of na 1 september 2018 voor het eerst toetreden tot het bekostigd hoger onderwijs.

Derde lid. Het verlaagd wettelijk collegegeld - ook dat voor het tweede jaar voor lerarenopleidingen, zoals beschreven in artikel 2.4d, eerste lid, onder b - is bedoeld voor

alle nieuwe studenten die per studiejaar 2018-2019 of later voor het eerst instromen in het hoger onderwijs. Nu de reguliere route naar een lerarenmasteropleiding ten minste drie jaar duurt, is geregeld dat studenten die instromen in een lerarenmaster op zijn vroegst per studiejaar 2021-2022 aanspraak maken op verlaagd wettelijk collegegeld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Ingrid van Engelshoven

B8833.K-1

1

Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de introductie van een grondslag voor de verlaging van het wettelijk collegegeld voor groepen van studenten (verlaagd wettelijk collegegeld).

2

   Met het oog op gelijke behandeling van studenten die op een andere datum dan 1 september zijn ingestroomd, zal in de amvb worden geregeld dat de periode van 12 maanden, gerekend vanaf hun instroomdatum, als 'studiejaar' wordt gezien.

3

   Binnen het experiment krijgen de bekostigde hogescholen meer ruimte om flexibel te werken. Zo kunnen studenten worden geworven en ingeschreven voor losse modules van opleidingen (30 studiepunten per keer, in plaats van voor een hele opleiding). Ook krijgen hogescholen vrijheid van vestigingsplaats. De bekostigde instellingen zien in een systeem van vraagfinanciering af van de reguliere bekostiging. In plaats daarvan worden vouchers gefinancierd door OCW en kunnen studenten kiezen bij welke bekostigde of niet bekostigde instelling zij deze inzetten. De rest van de kosten worden gedekt door de student en eventueel de werkgever. Hierdoor is er meer ruimte om maatwerk te leveren bij gelijke financieringsvoorwaarden voor publieke en private opleidingen.

4

   Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.4b voor de doorwerking van deze halvering in de verschillende collegegeldregimes.

5

   Bedragen volledig wettelijk collegegeld voor studiejaar 2018-2019.

6

   De kosten in deze tabel zijn inclusief de uitvoeringskosten.

7

Stcrt. 2017, 31794, artikel 9, eerste lid.

8

Stcrt. 2017, 31794, artikel 9, tweede lid.

9

Studenten die eerder in het niet-bekostigd onderwijs hebben gestudeerd, kunnen dus wel alsnog in aanmerking komen voor verlaagd wettelijk collegegeld. Om die grens te trekken wordt in de tekst van het besluit telkens de formulering "aan een instelling" gebruikt. Het begrip "instelling" is in artikel 1.1 gedefinieerd als een bekostigde instelling voor hoger onderwijs.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.