IAK-formulier - Hoofdinhoud

Document­datum	11-04-2017
Publicatie­datum	16-05-2018
Externe link	originele PDF
Originele document in PDF

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving bevat normen waaraan goed beleid of goede regelgeving dient te voldoen. Uitgebreide informatie vind je op www.naarhetiak.nl (klik dan op de tekst "Naar het IAK" in de linker kolom).

• 1. 

  Wat is de aanleiding?

Het wetsvoorstel is aangekondigd in de brieven over de toekomst van de intensieve veehouderij van de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 14 juni 2013 resp. 7 juli 2016 (Kamerstukken II 2012/13, 28 973, nr. 134 resp. Kamerstukken II 2015/16, 28 973, nr. 181).

• 2. 

  Wie zijn betrokken?

Het Ministerie van Infrastructuuur en Milieu (I&M) is betrokken omdat het wetsvoorstel vooruit loopt op de invoering van de Omgevingswet, hierop is afgestemd en het karakter heeft van een interimwet.

Provincies zijn betrokken omdat het wetsvoorstel voorziet in de toekenning van bevoegdheden aan provincies.

Gemeenten zijn betrokken omdat toepassing van de beoogde bevoegdheden van belang is voor de uitoefening van omgevingsrechtelijke taken door gemeenten.

Organisaties van veehouders zijn betrokken omdat de beoogde bevoegdheden zijn gericht op regulering van de omvang van de veestapel in een gebied.

I&M is betrokken door middel van ambtelijk en politiek overleg.

De voornoemde decentrale overheden zijn en worden, in het bijzonder via de organisaties IPO en VNG, betrokken door middel van bestuurlijk en ambtelijk overleg en door consultatie van het wetsvoorstel conform de Code interbestuurlijke verhoudingen.

De sector van de veehouderij is en wordt betrokken door middel van ambtelijk en bestuurlijk overleg en door consultatie van het wetsvoorstel._

• 3. 

  Wat is het probleem?

Sommige gebieden hebben te kampen met negatieve gevolgen van de aanwezige, omvangrijke veehouderij voor de kwaliteit van de leefomgeving, waarvoor het huidige omgevingsrechtelijke instrumentarium geen toereikende oplossing biedt. Die negatieve gevolgen betreffen de gezondheid van omwonenden en meer in het algemeen de kwaliteit van de leefomgeving._

• 4. 

  Wat is het doel?

Het bieden van een aanvullend instrument voor provincies die te maken hebben met de hiervoor bedoelde problematiek en die deze problematiek willen aanpakken via een programmatische aanpak (programma leefomgeving en veehouderij) en desgewenst hierbij maatregelen willen treffen ter regulering van de omvang van de veehouderij in het betreffende gebied._

• 5. 

  Wat rechtvaardigt overheidsinterventie?

Het is van belang dat de overheid waarborgen biedt voor de kwaliteit van de leefomgeving. Kwaliteit van de leefomgeving omvat zowel ruimtelijke als milieukwaliteit, zoals deze begrippen worden toegepast in het kader van de Omgevingswet. Hierbij spelen aspecten van ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water een rol. De hiervoor bedoelde problematiek in "veedichte" gebieden betreft de kwaliteit van de leefomgeving omdat de omvang van de veehouderij daar zorgt voor knelpunten op het vlak van gezondheid, verkeer en andere aspecten van het leefklimaat.

Gegeven het feit dat voor deze problematiek soms het bestaande instrumentarium niet toereikend is en dat deze problematiek regionaal van aard is, is het wenselijk dat provincies kunnen beschikken over aanvullende instrumenten.

• 6. 

  Wat is het beste instrument?

Een provincie die te maken heeft met de hiervoor bedoelde problematiek heeft behoefte aan een aanvullend instrument omdat kennelijk met de bestaande, omgevingsrechtelijke instrumenten onvoldoende verbetering in de situatie kan worden bewerkstelligd. Dat aanvullende instrument dient in het bijzonder de mogelijkheid te bieden voor sturing op de omvang van de veehouderij in een gebied (waar bestaande, omgevingsrechtelijke instrumenten gericht zijn op aspecten zoals emissies en ruimtelijke belangen). Verder is van belang dat een gebiedsgerichte aanpak mogelijk is waarbij "gebruiksruimte" zodanig kan worden verdeeld dat dit niet ten koste gaat van het doel van verduurzaming van de veehouderij. Een derde randvoorwaarde is bestuurlijke effectiviteit in de zin dat een maatregel op relatief korte termijn kan worden gerealiseerd (maatregelen door tussenkomst van gemeenten hebben een langere doorlooptijd). In verband hiermee wordt er voor gekozen provincies de bevoegdheid te geven een beleidsprogramma leefomgeving en veehouderij op stellen. Dit bevat de hoofdlijnen van het beleid, gericht op het actief verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving van het betreffende gebied, in relatie tot de aanwezige veehouderijen. Desgewenst omvat dat beleid doelen betreffende de omvang van de veehouderij in het betreffende gebied. Het betreft een maximum voor het aantal dieren van een bepaalde soort in het gehele gebied, een maximum voor het aantal dieren van een bepaalde soort per veehouderijlocatie, of een maximum voor het aantal veehouderijlocaties in het gebied. De provincie kan deze doelen realiseren door bij verordening de nodige verplichtingen en beperkingen aan veehouders in het gebied op te leggen._

• 7. 

  Wat zijn de gevolgen voor burgers, bedrijven, overheid en milieu?

Of en welke gevolgen dit wetsvoorstel, eenmaal wet, heeft, hangt af van de wijze waarop en de mate waarin provincies gebruik maken van de beoogde bevoegdheden. In de aard van de bevoegdheid is besloten dat de provincie in het bijzonder rekening houdt met de belangen van omwonenden en desbetreffende veehouders. Het is aan de provincie bij het gebruik van deze bevoegdheid ook rekening te houden met de gevolgen voor onder meer de uitvoeringslasten van de betrokken overheden en de lasten voor de betreffende veehouders.