Memorie van Toelichting

1.

Kerngegevens

Document­datum 23-01-2015
Publicatie­datum 16-05-2018
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Memorie van toelichting

Deze toelichting wordt mede gegeven namens de Staatssecretaris van Economische Zaken.

Algemeen

Dit wetsvoorstel bevat drie onderling samenhangende componenten. Ten eerste wordt met dit wetsvoorstel het vrijwillig lerarenregister van de beroepsgroep leraren voorzien van een wettelijke basis in de sectorale onderwijswetten WPO, WEC, WVO en WEB. Daarmee wordt gestimuleerd dat leraren bekwaam zijn en bekwaam blijven. Ten tweede wordt met het voorstel de omschrijving van het beroep van leraar en de erkenning van de professionele ruimte van de leraar als onderdelen van de professionele keten in deze onderwijswetten verankerd. Ten derde wordt de nadere inrichting van het lerarenregister met dit voorstel onderdeel van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Het kabinet acht deze componenten in hun onderlinge samenhang noodzakelijk als borging van de ontwikkeling van het leraarsberoep.

1. Inleiding

De kwaliteit van onderwijs start met de kwaliteit van leraren. Met leraren die zijn toegerust voor en zeggenschap hebben over hun lesgevende taak, die voldoen aan de bekwaamheidseisen en die hun bekwaamheid ook bijhouden. Om die reden is in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord afgesproken dat leraren hun bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud in 2017 tot uitdrukking brengen door opname in het lerarenregister, en dat aansluitend een eerste periode start van vier jaar waarin leraren werken aan hun herregistratie.1 In lijn met deze ambitie, en overigens met het gelijkluidende voornemen uit het regeerakkoord Bruggen slaan, komt er in 2017 een wettelijk verankerd lerarenregister. Daarmee wordt het initiatief van de beroepsgroep leraren tot een vrijwillig lerarenregister voorzien van een stevige basis, zodat het werken aan bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud ook langs de lijn van wet- en regelgeving wordt gestimuleerd.

Het beleidsvoornemen tot wettelijke verankering van het lerarenregister is in het voorjaar van 2013 besproken in de Tweede Kamer.2 In lijn daarmee heeft de Tweede Kamer in oktober 2013 de Hoofdlijnenbrief lerarenregister ontvangen, die in november 2013 met de Vaste Kamercommissie is besproken.3 Daarbij is tevens de Lerarenagenda 2013-2020: de leraar maakt het verschil aan de orde geweest, waarin de minister en de staatssecretaris hun plannen toelichtten voor verdere verbetering van de lerarenopleidingen en de beroepskwaliteit.4 Het onderhavige wetsvoorstel valt onder de thema's 6 en 7 van deze Lerarenagenda.

Met de Stichting van het Onderwijs is het voornemen in september 2013 besproken in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA). Daarbij is ten eerste overeen gekomen dat alle leraren voldoen aan de bekwaamheidseisen, dat zij hun bekwaamheid onderhouden, en dat dit uiterlijk in 2017 tot uitdrukking wordt gebracht in het lerarenregister. Ten tweede is overeengekomen dat er een professioneel statuut is waarmee de zeggenschap van leraren en hun teams een wettelijke verankering krijgt.5 Deze afspraken zijn in de zomer van 2014 met de sectorraden bekrachtigd in de respectievelijke bestuursakkoorden voor het po, vo en mbo.6

Met de Onderwijscoöperatie en de betrokken sectorraden heeft intensief overleg plaatsgevonden over deze voornemens. Het wetsvoorstel bouwt voort op die uitkomsten van de verschillende overleggen.

De komst van een wettelijk verankerd lerarenregister biedt een goede gelegenheid voor de beroepsgroep en de schoolbesturen om de komende tijd in gezamenlijkheid te werken aan verdere versterking van de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij is een essentiële rol weggelegd voor leraren en hun beroepsgroep.

Leeswijzer

Deze Memorie van Toelichting is als volgt opgebouwd. Eerst wordt in paragraaf 2 ingegaan op de achtergronden van dit wetsvoorstel: waar komt de wettelijke verankering van het lerarenregister en de daarmee samenhangende elementen aan tegemoet? Daarna komen in paragraaf 3 de belangrijkste elementen van de wettelijke verankering aan de orde, te weten het lerarenregister als zodanig, b) ...PM... en c) de omschrijving van het beroep van leraar en erkenning van diens professionele ruimte. Aansluitend wordt in paragraaf 4 en verder ingegaan op onder meer de uitvoeringsorganisatie, de bescherming van persoonsgegevens en de administratieve lasten en handhaving. De toelichting wordt afgesloten met een samenvatting van de reacties uit de internetconsultatie.

In voorgaande alinea is bij b) de aanduiding PM gebruikt, omdat deze de regeling betreft van de positie van de personen die nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen. Zie hierover de vragen in de internetconsultatie.

Om dezelfde reden wordt in hetgeen volgt de aanduiding PM gebruikt.

Om redactionele redenen wordt in deze toelichting het begrip 'leraren' gebruikt. Daar waar de tekst specifiek betrekking heeft op leraren in het middelbaar beroepsonderwijs, wordt gesproken van 'docenten'. Onder 'primair onderwijs' (po) wordt in deze memorie verstaan: het onderwijs dat ressorteert onder de WPO en de WEC, dus ook het (voortgezet) speciaal onderwijs, tenzij anders is aangegeven.

2. Achtergronden bij dit voorstel

2.1 Op welke vraag geeft het lerarenregister een antwoord?

We willen kwalitatief goed en waar mogelijk excellent onderwijs. Zo krijgen leerlingen en studenten meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van hun talenten. We weten dat de kwaliteit van het onderwijs in belangrijke mate wordt bepaald door de leraar: een goede leraar weet méér te bereiken met de leerlingen en werkt samen met zijn collega's en de schoolleiding aan het verder verbeteren van die kwaliteit. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de kennis en vaardigheden van de leraar op niveau zijn en op niveau blijven. Dat legt de basis voor het streven naar kwaliteitsverbetering: door de leraar zelf, in samenspraak met zijn collega's in de school en door de beroepsgroep van leraren in het algemeen.

Deze gedachte ligt ten grondslag aan het vrijwillige lerarenregister, zoals dat sinds 2009 is ontwikkeld door de beroepsgroep, hierin vertegenwoordigd door de Onderwijscoöperatie. Mede in samenhang met de opbouw van dit register is in de achterliggende periode gebleken dat a) nog niet alle leraren aan de gestelde bekwaamheidseisen voldoen en b) dat het onderhoud van bekwaamheid meestal nog een ad hoc karakter draagt; het is nog vaak vrijblijvend en weinig gerelateerd aan de lespraktijk. Hieronder lichten we deze punten nader toe.

Niet alle leraren voldoen aan de bekwaamheidseisen

De meeste leraren die werken in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kunnen aantonen dat ze voldoen aan de voorgeschreven bekwaamheidseisen. Ze doen dat door middel van een relevant getuigschrift hoger onderwijs, oftewel het bewijs van hun ’bevoegdheid'. Een deel van de leraren, met name in het vo en mbo, is echter niet werkzaam op basis van zo'n bevoegdheid.

Uit onderzoek naar onbevoegdheid in het voortgezet onderwijs komt naar voren dat ongeveer een kwart van de lessen wordt gegeven door een onbevoegde leraar (23,6%). Dit percentage is over de jaren heen vrij constant.7

In het mbo heeft de Inspectie onderzoek gedaan naar bevoegdheid. Daaruit blijkt dat 11% van de docenten (van de onderzochte opleidingen) voor meer dan een kwart van de werktijd actief is op andere onderwijsgebieden dan waarvoor zij een bevoegdheid hebben verworven. 89% van de docenten is geheel of voor minstens driekwart van de werktijd werkzaam op het eigen vakgebied c.q. het gebied waarvoor ze een bevoegdheid hebben. Er zijn meer docenten in de algemene vakken dan in de beroepsgerichte vakken voor meer dan een kwart van de tijd buiten hun vakgebied ingezet. Dat betekent dat mensen die vanwege hun specifieke beroepservaring als docent worden binnengehaald niet of slechts in geringe mate buiten hun vakgebied worden ingezet. Overigens dient hierbij in ogenschouw te worden genomen dat mbo-instellingen meer ruimte hebben voor een bredere inzet van docenten dan in het voortgezet onderwijs. Uit het onderzoek blijkt ook dat bij de onderzochte opleidingen 7 procent van de docenten niet bevoegd is. Dit percentage geldt zowel voor de docenten algemene vakken als die voor beroepsgerichte vakken. 8

In het po doet de onbevoegdenproblematiek zich vrijwel niet voor.

Uit internationaal vergelijkend onderzoek komt naar voren dat in Nederlandse scholen meer dan gemiddeld voor OESO-landen, hinder wordt ondervonden van het werken met leraren die (nog) niet aan de bekwaamheidseisen voldoen.9 De kwaliteit van hun onderwijs is doorgaans een aandachtspunt, omdat zij meer moeite hebben met de basisvaardigheden. De Inspectie van het Onderwijs stelt daar over: "Zij leggen de leerstof vaker onvoldoende uit, realiseren minder vaak een taakgerichte werksfeer en betrekken leerlingen minder vaak actief bij de les."10

Er ligt daarmee een belangrijke opdracht zowel voor schoolbesturen als voor de overheid om in het kader van de onderwijskwaliteit de inzet van onbevoegde leraren terug te dringen.

Met het aanleggen van een ... PM ... wordt de inzet van leraren en docenten die nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen zichtbaar en kunnen de eisen die hieraan zijn verbonden worden bewaakt. Gedurende hun vermelding in deze .PM. werken de leraren waarvoor dat geldt aan het behalen van de juiste bevoegdheid zodat zij aansluitend kunnen overstappen op het lerarenregister. Schoolbesturen stellen hen hiertoe in de gelegenheid.

Bij dit thema gaat bijzondere aandacht uit naar de positie van de zij-instromers in het mbo. Voor de kwaliteit van het onderwijs in deze sector wordt een groot beroep gedaan op het vakmanschap van mensen die vanuit de beroepspraktijk hun waardevolle kennis en ervaring overdragen op volgende generaties. Zij dragen hun vakmanschap over terwijl ze werken aan het behalen van hun pedagogisch didactisch getuigschrift en vormen op basis van hun kennis en ervaring een onmisbare schakel in het beroepsonderwijs.

Daarnaast hebben het ministerie, de Onderwijscoöperatie en de betrokken sectorraden afgesproken om een plan van aanpak op te stellen, met als doel om de groep onbevoegden zo klein mogelijk te maken. Een mogelijke consequentie van dit bevoegdheidstraject kan zijn dat de voorwaarden voor de inzet van onbevoegden worden aangepast. Maar ook op het niveau van de school zelf zijn oplossingen denkbaar om de onderwijskwaliteit op dit punt te versterken, zoals een supervisorrelatie waarbij een nog niet geregistreerde leraar onder de verantwoordelijkheid van een geregistreerde leraar staat.

Bekwaamheidsonderhoud nog onvoldoende

Een schoolbestuur kan een leraar in dienst nemen als deze leraar aan de wettelijke bekwaamheidseisen voldoet, oftewel bevoegd is. Het voorschrift is vervolgens dat de leraar zijn bekwaamheid onderhoudt; het schoolbestuur is er aan gehouden de leraar daartoe gelegenheid te geven en moet voor iedere leraar een bekwaamheidsdossier bijhouden.

Op basis van rapportages van onder meer de Inspectie van het Onderwijs kunnen we constateren dat leraren en docenten onvoldoende doen aan bekwaamheidsonderhoud. 11 In het po is er sowieso voor slechts 40% van de leraren een bekwaamheidsdossier; in het vo en mbo ligt dit percentage rond de 25%. Deze lage percentages komen overeen met cijfers uit eerder onderzoek van de Inspectie. Scholingsactiviteiten zijn voorts veelal vrijblijvend en zijn niet altijd gericht op verbetering van lesgevende vaardigheden. Belemmerende factor daarbij is dat leraren en schoolleiders onvoldoende inzicht hebben in het scholingsaanbod en de kwaliteit daarvan. Dit alles betekent overigens niet dat leraren niet gemotiveerd zijn tot bekwaamheidsonderhoud. Ze ervaren in de praktijk echter problemen om er daadwerkelijk en gericht aan te werken.

In de zomer van 2014 zijn de resultaten van een grootschalig internationaal onderzoek van de OESO onder leraren gepubliceerd.12 Uit dit onderzoek blijkt dat in Nederland meer leraren dan gemiddeld professionaliseringsactiviteiten verrichten. Leraren hebben vooral behoefte aan scholingsactiviteiten op het gebied van ICT-vaardigheden en omgaan met verschillen in de klas. Echter, niet altijd sluit het scholingsaanbod aan op deze behoeften. Verder blijkt uit het onderzoek dat het volgen van nascholing door leraren als vrijblijvend wordt gezien; leraren missen een prikkel om er gericht mee aan de slag te gaan. Professionalisering onder leraren kan volgens de onderzoekers dan ook onder meer worden gestimuleerd door deze activiteiten als niet of minder vrijblijvend te definiëren. Deze aanbeveling sluit aan bij de conclusie van een uitgebreide review-studie naar effectieve professionalisering onder leraren, die luidt dat professionalisering vooral een impuls krijgt als iedereen in en rond de school het belang daarvan onderschrijft.13 Mede in deze context heeft de Onderwijsraad in recente adviezen bij herhaling gepleit

voor het invoeren van een nascholingsplicht voor leraren, te verbinden aan een register.14

Zoals aangegeven is in de achterliggende periode door de beroepsgroep zelf het vrijwillig lerarenregister neergezet, dit om het bekwaamheidsonderhoud te stimuleren. Dit is opgezet door de Onderwijscoöperatie en is in de huidige vorm van start gegaan in 2012. Het vrijwillige register geeft leraren de gelegenheid in een portfolio aan te geven welke professionaliseringsactiviteiten zij in een bepaalde periode ondernemen. Dit is een goede ontwikkeling, die de Onderwijscoöperatie, de betrokken sectorraden en het ministerie gezamenlijk willen ondersteunen en versnellen met dit wetsvoorstel. Met het wettelijke lerarenregister willen wij de beroepsgroep steunen om te komen tot een register voor alle leraren die aan de bekwaamheidseisen voldoen, als onmisbaar element in de ontwikkeling van het leraarsberoep.

2.2 Wat is het doel van de wettelijke verankering van het lerarenregister?

Het doel is dat alle leraren met ingang van 2017 zoveel als mogelijk voldoen aan de wettelijke bekwaamheidseisen en dat zij gestructureerd werken aan het bekwaamheidsonderhoud, in het kader van het komen tot beter onderwijs. De invoering van het vereiste van registratie en nascholing, waarmee de leraar zijn bekwaamheid zichtbaar maakt, wordt gecombineerd met het omschrijven van het beroep van leraar en met het verankeren van de professionele ruimte van de leraar in de onderwijswetten. Zo wordt namelijk duidelijk op welke onderwijsgevenden in de school de genoemde vereisten betrekking hebben en wordt gemarkeerd dat de leraren in hun beroepsuitoefening voldoende zeggenschap toekomt. Leraren hebben een grote verantwoordelijkheid voor het geven van goed onderwijs, waarbij een beroep wordt gedaan op hun professionele kwaliteiten. Met deze wettelijke verankering krijgen leraren enerzijds erkenning van hun professionele ruimte en leggen zij anderzijds via het register verantwoording over het onderhoud van hun bekwaamheid af. Dit wetsvoorstel legt daarmee tevens een basis voor een dialoog over beroepskwaliteit, binnen de beroepsgroep als geheel en binnen het leraren/docententeam op school.

Deze drie onderling samenhangende componenten - registratie & nascholing, omschrijving van het beroep, professionele ruimte - zijn te zien als een middel om de bekwaamheid en het bekwaamheidsonderhoud op een hoger plan te tillen. Het personeels- en professionaliseringsbeleid van scholen en instellingen kunnen die ontwikkeling mede stimuleren. De professionaliseringsactiviteiten van de leraar kunnen ook mede een basis vormen voor het jaarlijkse ontwikkelgesprek tussen de leraar en diens leidinggevende. Daarmee kan de beroepskwaliteit van leraren toenemen en de kwaliteit van het onderwijs verbeteren.

De kwaliteit van het onderwijs en daarmee de kwaliteit van leraren behoren tot de verantwoordelijkheid van de overheid (artikel 23 van de Grondwet). De overheid draagt een borgende verantwoordelijkheid op het niveau van het stelsel, daarbij ruimte latende voor de beroepsgroep en schoolbesturen om eveneens hun verantwoordelijkheid te nemen voor de beroepskwaliteit van en het bekwaamheidsonderhoud door leraren.

In lijn daarmee zijn in de afgelopen decennia al diverse stappen gezet.

Scholen hebben de beschikking over eigen middelen (scholingsbudget als onderdeel van de lumpsum) om te zorgen dat leraren aan hun bekwaamheidsonderhoud werken. In de sector-cao's staan afspraken over investeringen (in tijd en/of geld) in professionalisering.

Het ministerie van OCW heeft in het kader van het lerarenbeleid extra middelen beschikbaar gesteld voor professionele ontwikkeling van leraren, onder andere via bestuurs- en sectorakkoorden.

Voorts is geïnvesteerd in de positie van de beroepsgroep leraren door het stimuleren van de omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) tot de Onderwijscoöperatie (2011) en de ontwikkeling van het vrijwillige lerarenregister (2012). Met de Onderwijscoöperatie en met de Stichting van het Onderwijs zijn afspraken gemaakt over verhoging van de deelname aan het vrijwillige lerarenregister. De beschikbaar gestelde instrumenten en gemaakte afspraken zijn vooralsnog niet voldoende gebleken om de bekwaamheid van en het bekwaamheidsonderhoud door leraren over de gehele linie te verbeteren.

Met de voorgestelde wettelijke verankering van het lerarenregister, de omschrijving van het beroep van leraar en erkenning van de professionele ruimte wordt beoogd hierin verandering te brengen, aangezien hiermee een duidelijk kader wordt neergezet dat voor alle leraren en schoolbesturen relevant is. De overheid bevordert zo tevens dat de beroepsgroep, daarvoor in staat gesteld door de schoolbesturen, verantwoordelijkheid krijgt en neemt voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening.

3. Een wettelijk verankerd lerarenregister

Dit wetsvoorstel regelt het volgende. Ten eerste wordt in de onderwijswetten WPO,

WEC, WVO en WEB opgenomen dat leraren die voldoen aan de bekwaamheidseisen in het lerarenregister staan vermeld en voldoen aan de herregistratiecriteria. ... PM ... . Ten tweede wordt in diezelfde wetten tevens een omschrijving van het beroep van leraar opgenomen en wordt het beginsel vastgelegd dat de leraar in zijn beroepsuitoefening voldoende professionele ruimte toekomt. In de derde plaats komen de nadere bepalingen over de inhoud en opzet van het lerarenregister en . PM. in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT).

3.1 Lerarenregister, omschrijving van het beroep en professionele ruimte Met het lerarenregister ontstaat voor alle leraren een duidelijk kader voor bekwaamheid en het onderhoud daarvan. Het lerarenregister is verbonden met twee andere schakels in de professionele keten, te weten de omschrijving van het beroep van leraar en het beginsel dat de leraar zeggenschap toekomt over zijn professioneel handelen, oftewel zijn professionele ruimte.

Omschrijving van het beroep van leraar

Om duidelijk te maken dat de registratieplicht betrekking heeft op leraren, en bijvoorbeeld niet op onderwijsondersteuners, wordt in de onderwijswetten een omschrijving van het beroep van leraar opgenomen. Deze omschrijving benoemt, gegeven het onderwijskundig beleid van de school, de verantwoordelijkheid van de leraar voor het pedagogisch-didactisch en vakinhoudelijk proces. Daaronder valt in het bijzonder het beoordelen van de onderwijsprestaties van leerlingen, binnen de kaders van wet- en regelgeving.

In lijn met de omschrijving van het beroep van leraar wordt met dit wetsvoorstel bepaald dat leraren beschikken over voldoende pedagogische, didactische en vakinhoudelijke zeggenschap. Onder deze zeggenschap wordt begrepen:

  • a. 
    de inhoud van de lesstof;
  • b. 
    de wijze waarop de lesstof wordt aangeboden en de middelen die daarbij worden gebruikt;
  • c. 
    de te hanteren pedagogisch-didactische aanpak op de school en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven, waaronder wordt begrepen de begeleiding van de leerlingen en de contacten met de ouders;
  • d. 
    het in samenhang met de onderdelen a, b en c onderhouden van de bekwaamheid van de leraren als onderdeel van het team.

Overigens is voor instructeurs in het mbo in Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) het volgende afgesproken: "Instructeurs en onderwijsassistenten dienen aantoonbaar te beschikken over pedagogisch-didactische vaardigheden en deze op peil te houden. Samen met de beroepsgroep wordt hiertoe een kwalificatiedossier gemaakt. Voor de instructeur is samen met de beroepsgroep een eerste concept van een kwalificatiedossier ontwikkeld. Dit gaat gebruikt worden voor het overleg met de opleidingen zodra de AMvB terzake van kracht is die eisen gaat stellen aan de instructeurs. In het kwalificatiedossier zijn met name ook de pedagogisch didactische eisen benoemd. Als instructeurs aan de kwalificatie-eisen (kunnen) voldoen zullen zij ook in een aparte "kamer" in het register opgenomen worden."

Professionele ruimte en professioneel statuut

De leraar beschikt over voldoende zeggenschap om, binnen de kaders van het onderwijskundig beleid van de school, zijn werk goed te kunnen doen. Over de afstemming tussen de professionele ruimte en het schoolbeleid worden in de school afspraken gemaakt, waarbij het duidelijk wordt hoe de zeggenschap van de leraar wordt georganiseerd.

Hierbij blijft de werkgever-werknemer relatie als zodanig overigens in stand. Het schoolbestuur blijft eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs, voor het functioneren van de school en voor het personeelsbeleid. Wel wordt door het maken van de afspraken duidelijk dat de instructiemogelijkheid van de leidinggevende wordt begrensd door de basisprincipes van goed leraarschap die onderdeel zijn van een professionele standaard (zie hierna).

De afspraken worden gemaakt in overleg tussen het schoolbestuur en de leraren, en worden verwoord in een professioneel statuut. Bij het maken van die afspraken wordt de professionele standaard van de beroepsgroep gerespecteerd.

Leraren kunnen in het professioneel statuut met hun bestuur afspreken dat de school een lerarenberaad kent. In dit gremium krijgt bedoelde zeggenschap over de hiervoor genoemde thema's dan een concretisering. Ook kunnen leraren met hun bestuur afspreken dat een vertegenwoordiging van leraren uit het beraad regelmatig overlegt met het bestuur of de leiding van de school.

Om het opstellen van en het werken met het professioneel statuut in de scholen te bevorderen, kunnen bij wijze van voorbeeld model-professioneel statuten worden opgesteld.

De voorstelde bepalingen sluiten aan op reeds in het onderwijs bestaande richtsnoeren en praktijken. Zo is in het primair onderwijs in de Code Goed bestuur de bepaling opgenomen dat de besturen professionele ruimte creëren en bewaken; in lijn daarmee functioneert in veel basisscholen het dagelijkse overleg tussen schoolleiding en team als een lerarenberaad. In het middelbaar beroepsonderwijs zijn sociale partners in 2009 een professioneel statuut op het niveau van de sector overeengekomen. Dit statuut is een uitwerking van artikel 4.1.3 Web. Het statuut is aansluitend als bijlage bij de cao bve gevoegd en bevat onder meer de bepaling dat in de instellingen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de betrokkenheid van de professionele medewerkers en het team bij de totstandkoming van het beleid wordt geregeld. Deze regeling van het werkoverleg wordt inmiddels in diverse instellingen gerealiseerd. Wanneer de werkgever en de leraren van mening zijn dat de uitwerking voldoet aan het bepaalde in artikel 4.1.a.1, lid 1 en 2, dan verplicht de bepaling in artikel 4.1a.1. lid 3 van dit wetsvoorstel niet dat die instellingen de geldende uitwerking van professionele statuut aanpassen. Daar bestaan immers al afspraken als bedoeld in dit artikel. Mocht een van de partijen daartegen van mening zijn dat de aan hun instelling geldende uitwerking niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4.1.a.1, lid 1 en 2, dan dient de werkgever met de leraren in overleg te treden om te komen tot een uitwerking van het professionele statuut dat voldoet aan de genoemde artikelleden.

Deze bepaling draagt daarmee bij aan de afspraak in het Nationaal Onderwijsakkoord om de werking van het professioneel statuut in het mbo te versterken en te versnellen.15 Het wetsvoorstel versterking positie leraren uit 2009, dat eveneens ziet op het verankeren van de zeggenschap van leraren, wordt tegen deze achtergrond ingetrokken.16

Professionele standaard

Leraren beschikken over voldoende zeggenschap om, binnen de kaders van het onderwijskundig beleid, hun werk goed te doen. Over de wijze waarop met die zeggenschap in de school wordt omgegaan, worden afspraken gemaakt die in een professioneel statuut worden opgenomen. Richtsnoer voor het handelen van de leraar zijn voorts algemeen aanvaarde normen omtrent verantwoord leraarschap, bijvoorbeeld als het gaat om de omgang met en bejegening van leerlingen en ouders. Deze normen of regels zijn grotendeels ongeschreven, doch breed maatschappelijk erkend en in de beroepsgroep geaccepteerd.

Met dit wetsvoorstel wordt aangegeven dat dit geheel van normen door de beroepsgroep wordt geëxpliciteerd in een professionele standaard, zodat leraren daar in de beroepspraktijk houvast aan kunnen ontlenen. De normen in deze standaard zijn ontleend aan de wetenschap en aan algemeen aanvaarde uitgangspunten die betrekking hebben op het onderwijs en specifieke categorieën van leerlingen. Leraren werken bij het verzorgen van onderwijs vanzelfsprekend samen in teams. In de standaard wordt daarom uitwerking gegeven aan het professionele beginsel van samenwerking in teamverband.

Het lerarenregister

De omschrijving van het beroep en het beginsel van professionele ruimte geven vervolgens een adequate inhoudelijke basis om van leraren te verlangen dat zij zich registreren en hun bekwaamheid onderhouden. Het wetsvoorstel stimuleert dat laatste door als benoemingsvereiste in de onderwijswetten op te nemen dat leraren staan vermeld in het lerarenregister. Dit geldt specifiek voor leraren die aan de bekwaamheidseisen voldoen, anders gezegd: bevoegde leraren. Zij kunnen zich met hun vermelding in het lerarenregister Yegisterleraar' noemen.

PM de regeling van de positie van de personen die nog aan de bekwaamheidseisen

moeten voldoen

Met de wettelijke verankering van het register, de omschrijving van het beroep van leraren en de professionele ruimte wordt gestimuleerd dat leraren en docenten bekwaam zijn en hun bekwaamheidsonderhoud op orde hebben en handelen volgens de professionele standaard. Met deze onderling samenhangende elementen verbetert de beroepskwaliteit van leraren en wordt bijgedragen aan versterking van het imago van het beroep van leraar. Het leraarsberoep wordt aantrekkelijker voor mensen die een loopbaan in het onderwijs overwegen. Met de voorgestane systematiek worden overigens geen nieuwe voorschriften gesteld aan de toegang tot het beroep van leraar.

3.2 Een register dat bij het onderwijs past

Er zijn meer maatschappelijke sectoren waarin voor de professionals in kwestie een registratieplicht geldt. Een voorbeeld van een kwaliteitsregister is het BIG-register.

Gespecialiseerde professionals (artsen, verpleegkundigen, tandartsen) tonen door middel van dit register periodiek aan dat hun bekwaamheid up to date is.

Dit algemene beeld van de BIG-registratie wordt bij het onderhavige voorstel in belangrijke mate gevolgd. Tegelijkertijd is als uitgangspunt gehanteerd dat de specifieke kenmerken van het onderwijsstelsel én het beoogde doel - namelijk: het stimuleren van bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud door leraren - voorop staan bij de vormgeving van de wettelijke verankering. Leraren worden geacht te beschikken over een relevant diploma, waarmee is bewezen dat zij aan de bekwaamheidseisen voldoen. Vervolgens werken zij aan het onderhoud van die bekwaamheid, en krijgen zij die activiteiten ook erkend. Halen ze de herregistratiecriteria niet, zonder dat daar een rechtvaardigingsgrond voor aanwezig is, dan wordt hun vermelding in het lerarenregister doorgehaald. Deze leraren en docenten kunnen dan geen verantwoordelijkheid meer dragen zoals omschreven in de voorgestelde wetsartikelen die het beroep van leraar betreffen, totdat de leraar aan de criteria voldoet. De beroepsgroep van leraren bepaalt de inhoud van de herregistratiecriteria, waarbij zij zich vergewist van draagvlak voor deze criteria bij de schoolbesturen.

Het voorstel voor de wettelijke verankering van het lerarenregister ziet zoals aangegeven primair op het stimuleren van bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud door leraren. In dat verband krijgt met dit voorstel tevens het beginsel van een professionele standaard voor en door leraren een plaats in het wettelijk kader (zie hiervoor). Onder zo'n standaard is overigens niet begrepen dat deze een basis zou zijn voor een vorm van tuchtrecht voor leraren. Een ontwikkeling in die richting wordt met het voorstel echter niet uitgesloten, als daarvoor onder de beroepsgroep van leraren voldoende draagvlak aanwezig is. Dit wetsvoorstel staat zo'n ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Voor welke leraren is dit relevant?

Dit wetsvoorstel heeft betrekking op alle leraren in het po en vo en op docenten in het bekostigd mbo.17 Het gaat daarmee in totaal om circa 250.000 personen. Het borgen van de beroepskwaliteit van leraren, die gestalte krijgt door initiatieven uit en door de beroepsgroep zelf, behoort tot de verantwoordelijkheid van de overheid. In lijn daarmee wordt voorgesteld om voortbouwend op het vrijwillige lerarenregister, alle leraren op grond van hun aanstelling, benoeming of tewerkstelling op te nemen in het lerarenregister. We onderscheiden drie groepen leraren. De eerste categorie komt in het lerarenregister te staan. Voor de tweede en derde categorie geldt dat ...PM.... De te onderscheiden groepen zijn:

  • • 
    leraren die beschikken over een relevant getuigschrift hoger onderwijs of een document dat daaraan in het wettelijk kader gelijk wordt gesteld; deze leraren voldoen aan de wettelijke bekwaamheidseisen;
  • • 
    leraren die op basis van de huidige onderwijswetten in de school mogen werken omdat ze in opleiding zijn; dit zijn onder meer de leraren-in-opleiding (lio-ers) en de leraren die binnen een bepaalde periode, in combinatie met hun werk op school, in het hoger onderwijs een opleiding tot leraar volgen (waaronder de zij-instromers);
  • • 
    leraren die op grond van de wettelijke uitzonderingsmogelijkheden gedurende een bepaalde periode onderwijs mogen geven zonder dat ze voldoen aan de bekwaamheidseisen of daartoe een opleiding volgen; het gaat dan bijvoorbeeld om tijdelijke vervanging bij ziekte van een collega of om moeilijk vervulbare vacatures.

In het lerarenregister houden de betreffende leraren hun professionaliseringsactiviteiten bij in hun portfolio. Anders gezegd: zij werken aan hun bekwaamheidsonderhoud met het oog op herregistratie. Aan de hand van het lerarenregister wordt periodiek - op basis van de criteria van de beroepsgroep - bepaald of zij dat afdoende doen. Deze leraren kunnen worden beschouwd als Yegisterleraar'.

PM: de regeling van de positie van personen die nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen

De mogelijkheid voor vrijwillig bijhouden van het portfolio wordt voorts beschikbaar gesteld voor leraren die enige tijd niet bij een schoolbestuur werken, bijvoorbeeld doordat zij (tijdelijk) hun loopbaan vervolgen buiten het onderwijs of werkloos zijn. Door het bijhouden van hun portfolio kunnen zij in die periode contact blijven houden met het beroep van leraar, waardoor hun eventuele terugkeer tot de onderwijsarbeidsmarkt wordt vergemakkelijkt.

Verder kennen we naast het van overheidswege bekostigd funderend en middelbaar beroepsonderwijs, ook het privaat bekostigd, erkend primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Omdat het borgen van de kwaliteit van ook dit onderwijs tot de verantwoordelijkheid van de overheid wordt gerekend, zal opname in het lerarenregister voor deze leraren in de sectoren primair en voortgezet onderwijs verplicht zijn. Voor leraren die in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs werkzaam zijn op contractactiviteiten, en voor leraren die werken in het niet-bekostigd maar erkend mbo geldt die verplichting niet. Hiervoor wordt gekozen omdat voor deze leraren ook de benoemingsvereisten niet van toepassing zijn. Voor hen wordt echter wel de mogelijkheid geopend tot het vrijwillig bijhouden van het portfolio, zodat zij bij een eventuele overstap naar het bekostigd onderwijs kunnen aantonen dat zij hun bekwaamheid op peil hebben gehouden.

In het onderstaande schema zijn de verschillende categorieën leraren ingedeeld. De leraren die vermeld staan in het gearceerde deel van het schema kunnen worden aangeduid als Yegisterleraar'.

Figuur 3.1: overzicht van de verschillende categorieën

 
 

Bekostigd erkend onderwijs

Niet bekostigd, erkend onderwijs

Welke deel:

Lerarenregister

...PM...

Lerarenregister

...PM...

Wat doet dit deel:

Herregistreren

Bijhouden

voorwaarden

Herregistreren

Bijhouden

voorwaarden

Verplicht voor:

Leraren die aan bekwaamheidseise n voldoen

Leraren in opleiding

Leraren die tijdelijk (nog) niet aan bekwaamheidseise n voldoen

Leraren in het erkend po / vo die

aan

bekwaamheidseise n voldoen

Leraren in het erkend po / vo die tijdelijk (nog) niet aan

bekwaamheidseise n voldoen

Vrijwillig voor:

Potentiële

(her)intreders

n.v.t.

Leraren op contractactiviteiten

Leraren in het niet bekostigd erkend mbo

n.v.t.

Met het voorgaande is in belangrijke mate bepaald wat de initiële criteria zijn om in het lerarenregister te worden opgenomen. Uitgangspunt is dat de leraar in kwestie werkzaam is bij een schoolbestuur. Vervolgens is afhankelijk van de aard van de aanstelling óf sprake van opname in het lerarenregister (herregistratie) óf van opname in ... PM ... (bijhouden voorwaarden). Hiermee gaat de systematiek onderwijsbreed werken als een kwaliteitsinstrument.

Het wettelijk kader voorziet erin dat de nadere inrichting van het lerarenregister en ... PM ... wordt uitgewerkt in nadere regelgeving.

3.4 De criteria voor herregistratie

Voor leraren die aan de bekwaamheidseisen voldoen, is straks in het bijzonder het lerarenregister relevant. In het register houden zij hun professionaliseringsactiviteiten bij, zodanig dat zij na vier jaar kunnen aantonen aan het onderhoud van hun bekwaamheid te hebben gewerkt. Voor dat bekwaamheidsonderhoud worden door de beroepsgroep criteria opgesteld. Deze herregistratiecriteria brengen tot uitdrukking welke aspecten van het beroep volgens de professionals bij voorkeur aandacht moeten krijgen. Ze geven de beroepsgroep een kans om voor elke onderwijssector verschillende accenten aan te brengen.

De beroepsgroep stelt de herregistratiecriteria op. Vergelijkbaar aan de manier waarop organisaties van professionals in de medische sector bij hun register zijn betrokken, wijst straks de Minister hiervoor een representatief geachte beroepsorganisatie van leraren aan. Het voorstel omvat tevens de werkwijze voor de validering van professionaliseringsactiviteiten.

Van belang hierbij is dat het voorstel van de beroepsgroep op draagvlak kan rekenen bij schoolleiders en schoolbesturen. Draagvlak voor het voorstel van de beroepsgroep onder stakeholders bevordert de werking van het register in de onderwijspraktijk; het ontstaat mede op grond van het proces waarmee de criteria tot stand komen. Het is aan de beroepsgroep om bij het opstellen ervan de inbreng van de sectorraden tijdig te betrekken, zodat het voorstel ook kan rekenen op steun van de schoolbesturen en schoolleiders. De sectorraden gaan daarvoor na of de inhoud van het voorstel zich op redelijke wijze verhoudt tot de werkzaamheden in de schoolcontext. De Minister toetst het voorstel van de beroepsgroep mede op het punt of het de uitkomst vormt van een gedragen proces. De Minister van OCW neemt het voorstel van de beroepsgroep vervolgens over in nadere regelgeving.

De verwachting is dat de beroepsgroep bij het komen tot de voorstellen, verschil maakt tussen de drie onderwijssectoren po, vo en mbo. Het ligt immers voor de hand dat voor docenten in het mbo andersoortige criteria gelden dan voor groepsleerkrachten in het basisonderwijs en leraren in het voortgezet onderwijs. Deze verschillen kunnen tot hun recht komen door het vormgeven van ’kamers' met beroepsbeoefenaren uit de drie sectoren. De voorstellen worden dan door deze kamers opgesteld.

De beroepsgroep geeft zich bij het komen tot de criteria rekenschap van ontwikkelingen in het leraarsvak, van maatschappelijke ontwikkelingen en van wet- en regelgeving.

De Onderwijscoöperatie geldt op landelijk niveau als vertegenwoordiger van de beroepsgroep leraren. Met de Onderwijscoöperatie is dan ook nauw contact over het omzetten van het huidige, vrijwillige register naar het wettelijk verankerde register, en over de wijze waarop zij straks werkt aan het tot stand komen van de herregistratiecriteria en de voorstellen rond het valideren van het aanbod.

Het lerarenregister is van en voor leraren. Iedere individuele geregistreerde leraar moet directe invloed kunnen hebben op het beleid van de beroepsorganisatie. Daartoe is een ongetrapt, direct lidmaatschap van de beroepsorganisatie mogelijk. Gewaarborgd is dat dit directe lidmaatschap gelijkwaardige zeggenschap met zich meebrengt. Leraren kunnen niet verplicht worden lid te worden van de organisatie.

3.5 Gevolgen van niet (her-)registreren

Met de wettelijke verankering van het lerarenregister wordt zoals eerder gezegd een impuls gegeven aan het stimuleren van de bekwaamheid van en het bekwaamheidsonderhoud door leraren. De beroepsgroep is hierbij aan zet in die zin dat de beroepsgroep de herregistratiecriteria formuleert, waarbij zij zich ervan vergewist dat het voorstel draagvlak heeft bij schoolbestuurders. Omdat professionele kwaliteit als norm met het register wordt onderstreept, versterkt dit het imago van het beroep van leraar en wordt het aantrekkelijker om in het onderwijs te werken en te blijven werken.

Een registersystematiek waaraan geen of onvoldoende gevolgen zijn verbonden, gaat het beoogde effect niet bereiken. Reden waarom het voornemen is er wél gevolgen aan te verbinden, namelijk: als een leraar niet of niet meer in het lerarenregister staat, dan kan het bestuur hem of haar niet meer inzetten voor lesgevende taken. Dit is een majeur gevolg, zowel voor de leraar zelf, als voor het schoolbestuur.

Voor de leraar betekent het dat hij geen verantwoordelijkheid meer kan dragen zoals bedoeld in de voorgestelde wetsartikelen die het beroep van leraar betreffen, totdat de leraar aan de criteria voldoet. Voor het bestuur of schoolleiding betekent het dat voor de lessen in kwestie een andere leraar ingezet of aangenomen moet worden. Wat dit betekent in rechtspositioneel opzicht, en of door het niet halen van de herregistratie een leraar ontslagen kan worden, daarover maken cao-partijen in het onderwijs nadere afspraken. De Stichting van het Onderwijs heeft dit beginsel geaccordeerd in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA).18

In verband met de mogelijke consequenties moet het besluit om de vermelding van de leraar in het register door te halen, met grote zorgvuldigheid worden omkleed. Dit betekent onder meer dat:

  • • 
    in het lerarenregister zelf de leraar op de hoogte wordt gehouden over zijn voortgang ten aanzien van het voldoen aan de herregistratiecriteria;
  • • 
    de leraar vanuit het lerarenregister tijdig bericht ontvangt, mocht hij risico lopen de herregistratiecriteria niet te halen;

18

  • • 
    als uit het portfolio blijkt de leraar inderdaad niet voldoet aan de herregistratiecriteria, dat de leraar dan tijdig een voorgenomen besluit ontvangt tot doorhalen van zijn vermelding, en hij de gelegenheid krijgt daarop zijn zienswijze te geven;
  • • 
    ten aanzien van het besluit zelf voor de leraar de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat.19

Ook het schoolbestuur wordt tijdig geïnformeerd over het voorgenomen besluit tot het doorhalen van de vermelding in het lerarenregister. Bovendien bestaat ook voor het bestuur de mogelijkheid bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het besluit, aangezien het voor het bestuur in termen van organisatie en bekostiging van de school ook consequenties kan hebben.

In de nadere regeling en reglementering van het lerarenregister worden voorts de nodige hardheidsclausules ingebouwd, zodat als leraren gegronde redenen hebben voor het niet voldoen aan de criteria, zij in aanmerking komen voor bepaalde hersteltermijnen.

Overigens moet worden opgemerkt dat als het om herregistratie gaat, er logischerwijze altijd een zekere periode over heen gaat alvorens leraren en besturen met eventuele gevolgen worden geconfronteerd. Uitgaande van een herregistratietermijn van vier jaar, ingaande in 2017, vallen de bedoelde besluiten voor het eerst in het jaar 2021.

4. Uitvoering

In de uitvoering van het lerarenregister speelt de beroepsgroep een belangrijke rol. De beroepsgroep wordt gevraagd met een voorstel te komen rond de herregistratiecriteria. Daarmee heeft zij in belangrijke mate het inhoudelijk eigenaarschap van het lerarenregister in handen.

Voor wat betreft de uitvoering en technisch beheer wordt met dit wetsvoorstel gekozen voor aansluiting op de bestaande situatie rond het vrijwillige lerarenregister. Dit houdt in dat uitvoering en beheer met ingang van 1 januari 2017 worden belegd, conform de Regeling Agentschappen, bij CIBG. CIBG vervult op dit moment reeds die uitvoerende en beheersmatige taak voor het vrijwillige register. Het CIBG is een agentschap van VWS en draagt tevens zorg voor de uitvoering van onder meer het BIG-register.

De voordelen van deze benadering zijn:

  • • 
    De beroepsgroep levert input als het gaat om belangrijke parameters in het lerarenregister, onder meer door middel van het opstellen van de herregistratiecriteria.
  • • 
    Er wordt voortgebouwd op de uitvoeringstechnische expertise die in de afgelopen periode is opgebouwd door CIBG, zowel als het gaat om het lerarenregister als in het werken met beroepsregistraties in het algemeen (w.o. het BIG-register).
  • • 
    Er ontstaat een eenduidig geheel van bezwaar en beroepsmogelijkheden voor zowel leraren als schoolbesturen, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht.
  • • 
    Geborgd is dat wordt gehandeld overeenkomstig de Wet bescherming persoonsgegevens.
  • • 
    Het voorstel is in lijn met het kabinetsbeleid ten aanzien van zbo's.20

Overigens wordt verkend of het raadzaam is te komen tot een rijksbrede beroepenregistratie-autoriteit. Waar relevant wordt bij de vormgeving van de

uitvoeringsorganisatie van het lerarenregister op de uitkomsten van deze verkenning aangesloten.

5. Privacy, bescherming persoonsgegevens

Gezien de aard van dit voorstel is in de fase van beleidsontwikkeling een Privacy Impact Assessment uitgevoerd.21 Met behulp hiervan is de noodzaak van gegevensverwerking bekeken en zijn op gestructureerde wijze de implicaties van het wetsvoorstel daar waar het gegevensbescherming betreft in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding, het vereiste van een goede beveiliging en de rechten van de betrokkenen. Het wettelijk kader wordt de komende periode uitgewerkt in nadere regelgeving: de herregistratiecriteria, de gegevenslevering en -verstrekking, de nadere inrichting van het lerarenregister annex ...PM... en de autorisatie tot toegang en het toezicht op de data. In het kader van het opstellen van deze regelgeving zal een tweede PIA worden uitgevoerd en zal over de relevante aspecten het College Bescherming Persoonsgegevens wederom om advies worden gevraagd.

PM Advies College Bescherming Persoonsgegevens; wordt ingevuld na uitbrengen advies

6. Implementatie

In de opmaat naar 2017 zijn een aantal zaken relevant die raken aan de implementatie van dit voorstel. Het betreft daarbij onder meer:

  • • 
    de uitwerking van de nadere regelgeving (herregistratiecriteria, gegevenslevering, gegevensverstrekking),
  • • 
    het komen tot een implementatieplan, mede omvattende communicatie, informatieverstrekking, pilots en simulaties,
  • • 
    en het komen tot sectorale plannen van aanpak als het gaat om onbevoegdheid. Over deze punten zijn eerder in het traject met de Onderwijscoöperatie en de sectorraden afspraken gemaakt. De uitwerking van de regelgeving, het implementatieplan en de sectorale plannen van aanpak onbevoegdheid in het vo en mbo worden in lijn met die afspraken opgepakt.

Voorts zijn er punten die een meer technisch karakter dragen, waaronder:

  • • 
    de transitie van het vrijwillige naar het verplichte lerarenregister,
  • • 
    het ontwerp en de bouw van het nieuwe registersysteem,
  • • 
    en het inregelen van de samenwerking rond de gegevenslevering, tussen schoolbesturen, DUO en CIBG.

Deze elementen worden ambtelijk opgepakt.

Over de voortgang van (de voorbereidingen op) de implementatie zal de Kamer periodiek worden geïnformeerd.

7. Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van administratieve lasten. OCW heeft de gevolgen van het verplichte lerarenregister in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten.

De wijziging in de structurele administratieve lasten voor schoolbesturen en leraren

na implementatie van het voorstel worden geraamd op per saldo € 0,3 miljoen. Het saldo is gebaseerd op de volgende wijzigingen in informatieverplichtingen

Huidige situatie

  •  
    Op dit moment rust op schoolbesturen de verplichting voor elke leraar en docent een bekwaamheidsdossier bij te houden; de kosten daarvan voor de gezamenlijke schoolbesturen worden op jaarbasis ingeschat op € 10,7 miljoen.
  • • 
    Voor leraren die tijdelijk (nog) niet aan de bekwaamheidseisen voldoen, worden zij voorts geacht een geordende set gegevens bij te houden; de kosten hiervan voor schoolbesturen in op jaarbasis ingeschat op € 1,4 miljoen.
  • • 
    Leraren zijn op dit moment niet verplicht hun bij- en nascholingsactiviteiten bij te houden.

Situatie per 2017

  •  
    Schoolbesturen kunnen door middel van de registersystematiek de verplichting tot het bijhouden van het bekwaamheidsdossier en de betreffende geordende set aan gegevens nakomen; deze kosten komen daarmee te vervallen. De bepaling tot het bijhouden van de bekwaamheidsdossiers voor leraren komt in het wettelijk kader te vervallen.
  • • 
    In plaats daarvan leveren zij de basisgegevens aan van de leraren die bij het bestuur werkzaam zijn; dit gebeurt in aansluiting op de reeds bestaande werkwijzen,22 zodanig dat de extra administratieve last zo veel als mogelijk is wordt beperkt. Met de aanvullende levering zal voor de schoolbesturen een kostenpost van naar verwachting € 5,4 miljoen zijn gemoeid.
  • • 
    Leraren gaan in het systeem hun portfolio bijhouden; voor alle leraren gezamenlijk zal dit in tijd uitgedrukt neerkomen op €7 miljoen.23

Door aan te sluiten bij reeds bestaande werkwijzen rond de levering van personele gegevens, wordt de administratieve last voor scholen en instellingen zoveel als mogelijk is beperkt. Voor leraren wordt het bijhouden van het portfolio in het systeem technisch gezien zo eenvoudig mogelijk gemaakt, zodat ook hun tijdsinvestering tot het minimum wordt beperkt.

De regeling is intern voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten.

8. Handhaving

Het lerarenregister krijgt met dit voorstel een wettelijke basis. In samenhang daarmee wordt een omschrijving van het beroep van leraar in de wet opgenomen en wordt het beginsel van professionele ruimte verankerd. Tevens ... PM... Het geheel van het voorstel maakt straks inzichtelijk hoe het staat met de bekwaamheid van en het bekwaamheidsonderhoud door leraren. De rol van de Inspectie van het onderwijs als het gaat om het kwaliteits- en handhavingstoezicht blijft met dit wetsvoorstel als zodanig ongewijzigd.

Door de komst van het lerarenregister en . PM. krijgt de Inspectie echter wel meer inzicht in de bekwaamheid van en het bekwaamheidsonderhoud door leraren. Dit maakt het mogelijk om in de toezichtskaders een op dit punt relevante indicator op te nemen, zodanig dat besturen en leraren ook langs die lijn worden gestimuleerd werk te maken van verbetering van beroepskwaliteit.

9. Kosten

PM, volgt

10. Uitvoeringstoets

PM, wordt ingevuld na uitbrengen toets door DUO/CIBG

11. Evaluatiebepaling

De wet op het lerarenregister wordt binnen zes jaar na invoering geëvalueerd. Voor deze termijn is gekozen omdat de termijn van herregistratie op vier jaar wordt gesteld. Vervolgens vindt uiterlijk binnen twee jaar na deze eerste herregistratietermijn evaluatie plaats.

12. Advies van de Onderwijsraad

PM, wordt ingevuld na uitbrengen advies Onderwijsraad

13. Caribisch Nederland

Zoals uiteengezet in de beleidsreactie op het Inspectierapport Onderwijsverbetering in Caribisch Nederland worden door de scholen op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba flinke stappen gezet als het gaat om verbetering van de kwaliteit.24 Ook voor de eilanden geldt dat onderwijskwaliteit in belangrijke mate wordt beïnvloed door de bekwaamheid van de leraren. Om die reden wordt onder meer fors geïnvesteerd in scholingsmogelijkheden voor deze leraren. Tegelijkertijd is duidelijk dat de scholen er nog niet zijn; het uitgangspunt is dan ook nog steeds dat de basiskwaliteit op deze scholen in 2016 of zo kort mogelijk daarna op orde moet zijn.

Omdat de slag naar basiskwaliteit ook de komende tijd nog het nodige van de scholen gaat vergen, is ervoor gekozen in het onderhavige wetsvoorstel de onderwijswetten voor Caribisch Nederland niet mee te nemen. De Inspectie wordt gevraagd om in 2016 opnieuw een overkoepelende rapportage te maken, waarbij tevens wordt ingegaan op de vraag op welke termijn invoering van een wettelijk lerarenregister voor het onderwijs op de BES-eilanden gepast kan zijn.

14. Internetconsultatie

PM, wordt ingevuld na internetconsultatie

24

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel A, artikel IV, onderdeel A

In deze bepalingen wordt de begripsbepaling lerarenregister gedefinieerd en wordt verwezen naar de bepaling van de WOT die als grondslag dient voor het register. In de WOT zijn bepalingen opgenomen die de instrumenten lerarenregister en ...PM... als zodanig regelen in samenhang met de bijbehorende privacyaspecten en het beheer ervan. In de sectorwetten regelt dit wetsvoorstel hoe het bevoegd gezag en de leraar of docent met het lerarenregister en met .PM. omgaan en welke gevolgen eraan gekoppeld zijn.

Artikel I, onderdelen B en D, artikel II, onderdelen B en D, artikel III, onderdelen C en F en artikel IV, onderdeel C

Door in artikel 3, eerste lid, van de WPO als extra vereiste om schoolonderwijs te mogen geven te bepalen dat de leraar in het lerarenregister moet staan, wordt deze eis tevens een extra eis om te worden benoemd of te worden tewerkgesteld zonder benoeming op grond van artikel 32, vijfde lid van de WPO. Hiermee is deze eis tevens een bekostigingsvoorwaarde geworden in het bijzonder onderwijs. Door de plaats van deze bepaling in de wet is de verplichting om als leraar in het lerarenregister te zijn vermeld, tevens een verplichting waaraan een niet uit openbare kas bekostigde school moet voldoen (zie ook artikel 1a1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Leerplichtwet 1969). Dit geldt eveneens voor .PM..

Wat betreft de aanpassingen in de WVO en de WEB is dezelfde voorwaarde direct opgenomen als vereiste om te kunnen worden benoemd of te worden tewerkgesteld zonder benoeming. In de WVO is dat mogelijk omdat de bepaling met deze benoemingsvereisten op grond van artikel 55 van overeenkomstige toepassing is verklaard op erkende, het niet uit openbare kas bekostigde onderwijs. Dat is een andere systematiek dan in de WPO waar het niet uit openbare kas bekostigde onderwijs moet voldoen aan de algemene bepalingen van die wet. In de WEB hoeven docenten in het niet uit openbare kas bekostigde onderwijs niet te zijn opgenomen in het lerarenregister omdat de benoemingsvoorwaarden en de bekwaamheidseisen overeenkomstig artikel 1.4.1 van de WEB ook niet op deze groep leraren van toepassing zijn.

Een leraar of docent in het bekostigd onderwijs kan niet eerder worden benoemd of worden tewerkgesteld zonder benoeming dan dat hij is opgenomen in het lerarenregister, dan wel .PM.. Het lerarenregister en .PM. zijn echter alleen van toepassing op degenen die zijn benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming. Zonder te voldoen aan deze voorwaarde kan de leraar of docent niet worden opgenomen in het lerarenregister of in . PM. (zie ook artikel 24x en artikel 24aa van de WOT). In praktijk zal het bevoegd gezag daarom voor de benoeming of tewerkstelling de gegevens van de leraar aanleveren aan het portaal van het lerarenregister of .PM. . Het bevoegd gezag levert deze gegevens voorafgaand aan de datum waarop de voorgenomen benoeming of tewerkstelling zonder benoeming in moet gaan. Opname in het lerarenregister dan wel in .PM. vormt dan een ondeelbaar moment waarop deze benoeming of tewerkstelling rechtsgeldig is geworden.

Daarnaast zijn er een tweetal technische aanpassingen. Artikel 3, tweede lid, van de WPO wordt opnieuw geformuleerd omdat leraren met een getuigschrift in het lerarenregister worden opgenomen en .PM.. Deze technische wijziging is van belang voor de verwijzing naar de nieuwe indeling. Artikel 32, vijfde lid, wordt opnieuw geformuleerd omdat uit huidige formulering onbedoeld kan worden afgeleid dat leraren in opleiding geen benoeming of tewerkstelling zonder benoeming heeft.

Artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel C, artikel III, onderdeel B en artikel IV onderdeel B

De voorschriften rond opname in het lerarenregister en in ... PM ... vergen duidelijkheid over de doelgroep die het betreft. Registratie en .PM. hangt met andere woorden samen met de omschrijving van het beroep van leraar, en daarmee met de erkenning van het beginsel dat de leraar zeggenschap toekomt over zijn professioneel handelen, oftewel zijn professionele ruimte. Onderhavige bepalingen zien op het wettelijk verankeren van deze elementen. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar hetgeen hierover is opgenomen in paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze memorie.

Artikel I, onderdeel E, artikel II, onderdeel E, artikel III, onderdeel D en artikel IV, onderdeel D

In artikel 32b van de WPO is de verplichting voor het bevoegd gezag van een school opgenomen om ten aanzien van elk personeelslid waarvoor bekwaamheidseisen zijn vastgesteld op grond van artikel 32a van de WPO te beschikken over geordende gegevens met betrekking tot de bekwaamheid en het onderhouden van de bekwaamheid. Omdat met dit wetsvoorstel deze gegevens worden opgenomen in het lerarenregister dan wel .PM., is het niet langer nodig deze verplichting ten aanzien van leraren in stand te houden. De verplichting ten aanzien van het overige personeel waarvoor bekwaamheidseisen zijn vastgesteld, blijft overigens in stand.

Deze toelichting is ook van toepassing op de wijzigingsbepalingen over artikel 32b, van de WEC ten aanzien van artikel 32a van de WEC, artikel 37a van de WVO ten aanzien van artikel 36, tweede lid, van de WVO en artikel 4.2.3a van de WEB ten aanzien van artikel 4.2.3, tweede lid, van de WEB.

Artikel I, onderdeel F, artikel II, onderdeel F, artikel III, onderdeel E en artikel IV, onderdeel E

Aansluitend worden in de sectorwetten de bepalingen opgenomen over bekwaamheidsonderhoud door middel van herregistratie in combinatie met het lerarenregister en over het vermelden van leraren ten behoeve van . PM. . Hoewel .PM. niet ziet op bekwaamheidsonderhoud, maakt deze wel inzichtelijk wie voor alsnog niet bekwaam is voor het onderwijs dat deze leraar geeft. .PM. is verder toegelicht in paragraaf 3.1 van het algemene deel van de toelichting en onder artikel V van de artikelsgewijze toelichting.

Een beroepsorganisatie die de Minister vanuit het oogpunt van beroepskwaliteit representatief acht voor de beroepsgroep leraren of docenten wordt in de gelegenheid gesteld om de herregistratiecriteria in te richten en een voorstel te doen om activiteiten voor herregistratie te valideren. De herregistratiecriteria zijn gericht op het onderhoud van de bekwaamheidseisen. Dat wil zeggen dat er niet alleen criteria zijn die inhoudelijke eisen stellen aan bekwaamheidsonderhoud, maar ook criteria over de wijze waarop bekwaamheidsonderhoud wordt vormgegeven. Dat kan dan bijvoorbeeld gaan over het type activiteiten dat een leraar moet verrichten.

De bepaling is ingericht naar analogie van de bepaling omtrent het opstellen van bekwaamheidseisen. Zo wordt een representatieve organisatie gevraagd voor het opstellen van de herregistratiecriteria of regels ter validering van activiteiten voor herregistratie. Ook wijkt de bepaling op een aantal punten af. De termijn om opnieuw een voorstel te doen voor de herregistratiecriteria en validering van de activiteiten voor herregistratie wordt ten minste eenmaal in de vier jaar gedaan. Verder stelt de bepaling andere eisen aan het voorstel als het gaat om het betrekken van een vertegenwoordiging van de bevoegde gezagsorganen.

Van belang hierbij is dat het voorstel van de beroepsgroep op draagvlak kan rekenen bij schoolleiders en schoolbesturen. Draagvlak voor het voorstel van de beroepsgroep onder stakeholders bevordert de werking van het register in de onderwijspraktijk; het ontstaat mede op grond van het proces waarmee de criteria tot stand komen. Het is aan de beroepsgroep om bij het opstellen ervan de inbreng van de sectorraden tijdig te betrekken, zodat het voorstel ook kan rekenen op steun van de schoolbesturen en schoolleiders. De sectorraden gaan daarvoor na of de inhoud van het voorstel zich op redelijke wijze verhoudt tot de werkzaamheden in de schoolcontext. De Minister toetst het voorstel van de beroepsgroep mede op het punt of het de uitkomst vormt van een gedragen proces. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt het voorstel van de beroepsgroep vervolgens over in nadere regelgeving.

Het vierde en vijfde lid van de betreffende bepalingen gaan in op de toepassing van de herregistratiecriteria en de activiteiten voor herregistratie. Zo heeft het bevoegd gezag op grond van het vierde lid de verplichting de leraar in staat te stellen om aan de herregistratiecriteria te voldoen. Hiermee wordt voorkomen dat het bevoegd gezag het voor een leraar lastig of onmogelijk maakt om te herregistreren. Anderzijds geldt deze verplichting voor het bevoegd gezag alleen zolang de leraar zijn verantwoordelijkheid neemt om ervoor te zorgen dat hij geregistreerd blijft. Het bevoegd gezag kan er niet op worden aangesproken indien een leraar of docent niet wil meewerken aan activiteiten voor herregistratie waar hij zeggenschap over heeft gehad. De leraar heeft deze zeggenschap over deze activiteiten om te voorkomen dat leraren deze activiteiten door het bevoegd gezag zonder inspraak opgedragen krijgt.

In het vijfde lid is een herregistratietermijn van vier jaar vastgesteld. Het staat de leraar en het bevoegd gezag vrij om te bepalen hoe de leraar in deze vier jaar aan de herregistratiecriteria kan voldoen. Als na deze vier jaar blijkt dat de leraar niet aan de herregistratiecriteria voldoet, zal de leraar zich moeten inspannen om weer te kunnen worden ingezet voor schoolonderwijs. In het algemene deel van de toelichting wordt nader ingegaan op deze criteria.

Sectorspecifiek

In artikel 32c van de WPO worden regels gegeven ten behoeve van de herregistratie van leraren PO in het lerarenregister. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt herregistratiecriteria vast voor leraren die beschikken over een getuigschrift waaruit blijkt dat zij voldoen aan de bekwaamheidseisen die zijn gesteld aan leraren in het primair onderwijs (pabo-diploma) of aan bekwaamheidseisen die zijn gesteld aan leraren in het voortgezet onderwijs. Deze criteria gelden ook voor leraren die een erkenning van hun beroepskwalificatie uit een van de lidstaten van de Europese Unie hebben, of die van de Minister op grond van het derde lid een bevoegdheid hebben gekregen om schoolonderwijs te geven. Als een leraar beschikt over een getuigschrift van de lerarenopleiding voor het vak lichamelijke opvoeding of een pabo-diploma in combinatie met een bij ministeriële regeling aangewezen getuigschrift voor zintuiglijke en lichamelijk opvoeding, zijn de herregistratiecriteria ook op deze leraar van toepassing.

Wat betreft het speciaal onderwijs gaat het om leraren die aan de daarvoor vastgestelde bekwaamheidseisen of de bekwaamheidseisen voor het voortgezet onderwijs voldoen, zoals dat blijkt uit een getuigschrift van hoger onderwijs, van een getuigschrift van pedagogisch-didactische scholing op grond van artikel 4.2.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de WEB, die een erkenning van hun beroepskwalificatie uit een van de lidstaten van de Europese Unie hebben of een ander erkend buitenlands getuigschrift of diploma hebben, een bij ministeriële regeling aangewezen getuigschrift gericht op lichamelijke opvoeding en die een ontheffing van de Minister hebben of een verklaring van de Minister dat de leraar aan de gestelde bekwaamheidseisen voldoet.

Wat betreft het voortgezet onderwijs gaat het om leraren die aan de betreffende bekwaamheidseisen voldoen, zoals dat blijkt uit een getuigschrift van hoger onderwijs (waaronder een bachelor opleiding met een onderwijsminor voor een vak van de mavo of in de eerste drie leerjaren van het havo of van het vwo), van een getuigschrift van pedagogisch-didactische scholing op grond van artikel 4.2.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de WEB en 7a.4. van de WHW, die een erkenning van hun beroepskwalificatie uit een van de lidstaten van de Europese Unie hebben of een ander erkend buitenlands getuigschrift of diploma hebben, en die een ontheffing van de Minister hebben of een verklaring van de Minister dat de leraar aan de gestelde bekwaamheidseisen voldoet.

Wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs gaat het om docenten die aan de betreffende bekwaamheidseisen voldoen, zoals dat blijkt uit een getuigschrift voor degenen die een lerarenopleiding gericht op het voortgezet onderwijs of een universitaire lerarenopleiding hebben, die een erkenning van hun beroepskwalificatie uit een van de lidstaten van de Europese Unie hebben of een ander erkend buitenlands getuigschrift of diploma hebben. De herregistratiecriteria zijn ook van toepassing op docenten die voor het betreffende onderwijs in het bezit zijn van een getuigschrift van pedagogisch-didactische scholing op grond van artikel 4.2.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de WEB en 7a.4. van de WHW.

Artikel 32d van de WPO, 32d, van de WEC, 37c van de WVO en artikel 4.2.3b van de WEB gaat over gegevenslevering die noodzakelijk is voor de werking van het lerarenregister en voor ...PM... . Het bevoegd gezag is er verantwoordelijk voor dat de gegevens ten behoeve van het lerarenregister en .PM. op orde blijven en dat eventuele wijzigingen tijdig worden doorgegeven. De leraar of docent is verantwoordelijk voor het verrichten van activiteiten voor herregistratie, en dient de verrichtte activiteiten ook te registreren in het lerarenregister. Van gegevenslevering is de gastdocent uitgezonderd; deze categorie hoeft niet in het lerarenregister of ...PM. te worden opgenomen. In het algemene deel van de toelichting is verder ingegaan op deze gegevenslevering.

Artikel V

De wettelijke grondslagen van het lerarenregister en .PM. worden uitgewerkt in de Wet op het onderwijstoezicht, omdat dat aansluit bij de bestaande registers in het onderwijs (het basisregister onderwijs en het diplomaregister). Bovendien worden de registers voor de toezichtstaken van de Inspectie gebruikt.

In artikel 24v van de WOT zijn de begripsbepalingen opgenomen. Inzichtelijk zal moeten worden wie in het register staan en ingezet worden voor het onderwijs als bedoeld in de sectorwetten. Daarom verwijzen deze begripsbepalingen naar de vereisten die gesteld worden aan de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming, waarin ook de plicht om in het lerarenregister ingeschreven te staan is opgenomen, en naar de omschrijving van het beroep van leraar of docent.

In paragraaf 2 zijn bepalingen opgenomen die specifiek betrekking hebben op het lerarenregister. Als het gaat om het doel en de functie van het lerarenregister, onderscheidt het zich van het doel van .PM. doordat het lerarenregister van belang is voor het aantonen in welk onderwijs een leraar of docent zijn bekwaamheid aan de hand van herregistratiecriteria onderhoudt. Twee andere doelen van het lerarenregister, genoemd in artikel 24w, komen overeen met die van ...PM... . De gegevens uit het lerarenregister maken het voor de Minister inzichtelijk hoeveel leraren of docenten op welke grond zijn benoemd of tewerkgesteld. Ook wordt het inzichtelijk hoe het bekwaamheidsonderhoud van leraren in het algemeen verloopt en hoe lang leraren op een school in opleiding zijn. Deze geaggregeerde gegevens zijn van belang bij het maken van toekomstig beleid over benoembaarheid en bekwaamheidsonderhoud bij leraren en docenten. Het lerarenregister kan door de inspectie worden gebruikt om erop toe te zien dat de bepalingen uit de sectorwetten over benoembaarheid en bekwaamheidsonderhoud van leraren op correcte wijze worden nageleefd en dat er geen leraren onderwijs geven die niet of niet meer in het lerarenregister zijn vermeld.

Het technisch en administratieve beheer van de registers en de verantwoordelijkheid over de verwerking van persoonsgegevens berusten bij de Minister. Dit is nader toegelicht onder het kopje 'Privacy Impact assessment' in het algemene deel van deze toelichting.

Artikel 24x regelt de inhoud van het lerarenregister. Alleen leraren voor wie de herregistratiecriteria op grond van de genoemde artikelen uit de sectorwetten zijn vastgesteld, worden in het lerarenregister opgenomen. Het artikel regelt tevens dat een registratieperiode maximaal vier jaar duurt. Aan het einde van deze periode blijkt uit het lerarenregister of een leraar of docent voldoet aan de herregistratiecriteria die op hem van toepassing zijn. Het gaat dan om de herregistratiecriteria die gelden voor het soort onderwijs waarvoor de betreffende leraar of docent is benoemd of is tewerkgesteld zonder benoeming. Het is aan de leraar of docent en het bevoegd gezag om te bepalen hoe deze periode wordt ingevuld om aan de herregistratiecriteria te kunnen voldoen. Indien aan het einde van deze periode blijkt dat de leraar of docent aan de betreffende herregistratiecriteria voldoet, blijft hij van rechtswege ingeschreven in het lerarenregister.

Blijkt de leraar of docent aan het einde van de periode van vier jaar niet te voldoen aan de herregistratiecriteria die aan hem gesteld zijn, dan neemt de minister het besluit om deze leraar te schrappen uit het lerarenregister. De minister toetst dan aan de herregistratiecriteria die op deze leraar van toepassing zijn. In de herregistratiecriteria kan ook een hardheidsclausule worden opgenomen in het geval van overmacht, bijvoorbeeld indien blijkt dat een bevoegd gezag een leraar niet in staat heeft gesteld om activiteiten voor herregistratie te verrichten. Bij het nemen van het besluit over herregistratie zal de minister deze omstandigheid dan ook in overweging nemen. Daarnaast is het voor de leraar en het bevoegd gezag mogelijk om bijvoorbeeld jaarlijks te bezien wat een leraar nog moet doen om geregistreerd te blijven. Indien een leraar wordt geschrapt uit het lerarenregister kan hij niet meer voor het geven van het betreffende onderwijs kan worden ingezet. Pas op het moment dat deze leraar bijvoorbeeld door bijscholing weer voldoet aan de gestelde herregistratiecriteria, kan hij weer in het lerarenregister worden vermeld. Vanaf dat moment kan deze leraar of docent ook weer worden ingezet voor schoolonderwijs. Tegen dit besluit van de Minister staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

De gegevens die worden aangeleverd door de bevoegde gezagsorganen en leraren of docenten, worden opgenomen in het register. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om in het lerarenregister te worden opgenomen als een leraar niet door een bevoegd gezag benoemd is of tewerkgesteld zonder benoeming, maar wel voldoet aan de vereisten om benoemd te kunnen worden. Het gaat hier om belanghebbenden die in de nabije toekomst op een school of instelling kunnen worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming. Daaronder is ook begrepen de situatie dat een leraar of docent tijdelijk niet aan het werk is bij een school, maar wel professionaliseringsactiviteiten verricht. Deze activiteiten kunnen (indien het gevalideerde activiteiten zijn) na opname in het lerarenregister meetellen als activiteiten voor herregistratie. De gegevens van betrokkenen worden nog niet in het lerarenregister opgenomen, maar al wel bewaard met het oog op opname in het lerarenregister. Dezelfde bepalingen betrekking tot de bewaarde gegevens van leraren en docenten die in het register hebben gestaan, zijn dan van toepassing.

Leraren of docenten die in het lerarenregister zijn opgenomen kunnen op grond van het derde lid gegevens aanleveren ten aanzien van onderwijs waarvoor de leraar of docent wel bekwaam is, maar de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming niet op ziet. Een leraar is door het bevoegd gezag bijvoorbeeld benoemd voor het vak natuurkunde, maar heeft ook een getuigschrift om het vak wiskunde te kunnen geven. Deze leraar of docent kan dat dan vermelden in het lerarenregister. Zolang deze leraar of docent niet voor dat vak benoemd is of tewerkgesteld is zonder benoeming, hoeft de leraar niet de bekwaamheidseisen voor dit extra behaalde vak te onderhouden.

De gegevens van leraren of docenten die in het lerarenregister hebben gestaan, worden bewaard op grond van artikel 24y van de WOT. Dit gaat in beginsel over leraren of docenten die zijn geschrapt uit het register. Deze gegevens worden bewaard zodat een leraar die aanvankelijk geschrapt was niet alle persoonsidentificerende gegevens en alle verrichtte activiteiten weer opnieuw hoeft aan te leveren op het moment dat hij weer voldoet aan de vereisten om in het lerarenregister te staan. Een leraar kan voor een korte periode niet geregistreerd staan, maar een leraar kan ook jarenlang een ander beroep uitoefenen om vervolgens weer als leraar of docent aan de slag te gaan. In deze periode is het wel mogelijk om de gegevens bij te werken, bijvoorbeeld indien de leraar of docent een professionaliseringsactiviteit heeft verricht. Om deze reden blijven de gegevens in beginsel bewaard tot pensioengerechtigde leeftijd. Indien de leraar of docent daartoe verzoekt of overlijdt, wordt hij volledig geschrapt.

PM: artikelsgewijze toelichting op Hoofdstuk 6c paragraaf 3 WOT

Paragraaf 4 regelt de toegang tot en verstrekking van de gegevens uit zowel het lerarenregister als ...PM... . Op grond van artikel 24cc worden regels gesteld over wie bij de beheerder van de registers toegang heeft tot welke gegevens. Tevens benoemt de Minister een functionaris voor de gegevensbescherming. In artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens is geregeld dat de verantwoordelijke over het register (de Minister) een eigen functionaris voor de gegevensbescherming kan benoemen. Deze functionaris is een interne toezichthouder op de gegevensbescherming conform de Wet bescherming persoonsgegevens en deze wet. De verplichte melding van gegevenswerking op grond van hoofdstuk 4 van de Wet bescherming persoonsgegevens hoeft dan niet meer gedaan te worden bij het College bescherming persoonsgegevens, maar kan worden gedaan bij deze functionaris. De bescherming van persoonsgegevens is verder toegelicht in paragraaf 5 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 24dd regelt wie toegang heeft tot welke gegevens die opgenomen zijn in het lerarenregister en .PM. . Het artikel regelt de set gegevens die per aangeduide groep worden verstrekt. Het is voor iedereen te zien welke leraren en docenten in het lerarenregister en .PM. zijn opgenomen. Voor iedereen is dan zichtbaar dat de leraar die in het lerarenregister is opgenomen bekwaam is en zijn vak op grond van de herregistratiecriteria heeft onderhouden. Ook is inzichtelijk welke leraren of docenten er in opleiding zijn of tijdelijk ingezet worden voor ander onderwijs.

Het is de keuze van de leraar of docent die is opgenomen in lerarenregister om aan het bevoegd gezag gegevens over de activiteiten voor bekwaamheidsonderhoud te verstrekken. Naast de activiteiten die de leraar of docent verricht in samenspraak met het bevoegd gezag, zou hij ook op eigen gelegenheid activiteiten kunnen verrichten die bijdragen aan herregistratie. De leraar of docent kan daarom zelf bepalen of hij deze activiteiten aan het bevoegd gezag inzichtelijk wil maken. Leraren en docenten kunnen hierover met het bevoegd gezag afspraken maken. De leraar of docent heeft op grond van het derde lid toegang tot alle gegevens die in het lerarenregister of ...PM... zijn opgenomen.

Aan de minister en de inspectie worden voor de overige twee (gelijke) doelen van beleidsvorming en handhaving uit het lerarenregister en .PM. gegevens geleverd. Dit zijn niet tot de persoon herleidbare gegevens (lid 5). De inspectie kan dan bijvoorbeeld per bevoegd gezag bekijken hoeveel leraren of docenten aan de betreffende school of instelling zijn ingeschreven in het lerarenregister dan wel zijn vermeld in . PM..

Artikel VI Evaluatiebepaling

Op grond van deze bepaling wordt het wetsvoorstel zes jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Bij de evaluatie zullen de doeltreffendheid en effectiviteit van de wet in de praktijk centraal staan.

Artikel VII Samenloop met het wetsvoorstel 'Wet register onderwijsdeelnemers'

Met het wetsvoorstel 'Wet register onderwijsdeelnemers' worden diverse registers die zijn geregeld in de Wet op het onderwijstoezicht overgeheveld naar deze algemene registerwet voor onderwijsdeelnemers. Besloten is het lerarenregister en .PM. niet in deze algemene registerwet op te nemen. De gegevens die in het lerarenregister en .PM. zijn opgenomen sluiten niet aan bij de algemene gegevens die in de Wet register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Reden hiervoor is dat de set gegevens is samengesteld voor onderwijsdeelnemers, terwijl er in het lerarenregister en .PM. gegevens over leraren zijn opgenomen. Bovendien hebben het lerarenregister en het register voor onderwijsdeelnemers een andere werking. Registratie van onderwijsdeelnemers is met name de uitkomst van een situatie zoals die zich in het onderwijs voordoet. Het in het lerarenregister opgenomen staan, heeft ook nog een (specifiek) gevolg. Er is een duidelijk verband tussen het geregistreerd staan in het lerarenregister en het uitoefenen van het beroep. Het besluit tot schrappen van gegevens past bij een beroepsregister, maar is a-typisch voor een register met onderwijsdeelnemers. Ten slotte gaat de inspectie verschillende om met deze twee registers. De inspectie heeft tot taak om erop toe te zien dat de uitkomst van het lerarenregister wordt nageleefd.

W10350.K-1 23

1

Kamerstukken II 2012/13, 33 400 VIII, nr. 167.

2

Kamerstukken II 2012/13, 27 923, nr. 167.

3

Kamerstukken II 2012/13, 27 923, nrs. 172, 182. Kamerstukken II 2012/13, 27 923, nr. 171.

4

Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VIII, nr. 8, bijlage. Brief Stichting van het Onderwijs aan OCW

5

d.d. 14 oktober 2013 inzake bekrachtiging NOA.

6

In het bestuursakkoord mbo wordt op dit punt verwezen naar de afspraken in het NOA.

7

Inspectie van het onderwijs (2014). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2012-2013. De Meern: Inspectie van het onderwijs. Berndsen & Van Leenen (2013). IPTO Bevoegdheden 2011. Amsterdam: Regioplan.

8

   Inspectie van het onderwijs (2012). Onderzoek bevoegdheden docenten mbo. De Meern: Inspectie van het onderwijs.

9

Kordes e.a. (2013). Resultaten PISA-2012 - Praktische kennis en vaardigheden van 15-jarigen. Arnhem: Cito.

10

   Inspectie van het onderwijs (2013). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2011-2012.

De Meern: Inspectie van het onderwijs, p. 21.

11

   De informatie in deze alinea is ontleend aan de volgende onderzoeken: Inspectie van het Onderwijs (2011). Het bekwaamheidsdossier in het voortgezet onderwijs. De Meern: Inspectie van het Onderwijs. Berndsen e.a. (2013). Onderwijs werkt! Amsterdam: Regioplan. Gravesteijn e.a. (2012). Inventarisatie van lacunes in het opleidings- en scholingsaanbod. Eindrapport. Rotterdam: SEOR. Algemene Rekenkamer (2013). Kunnen basisscholen passend onderwijs aan? Den Haag: Algemene Rekenkamer. Van Cooten & Van Bergen (2009). Teaching and learning international survey (TALIS): nationaal rapport. Amsterdam: Regioplan.

12

OECD (2014). TALIS 2013: Results An Internati onal Perspective on Teaching and Learning. TALIS, OECD Publishing. Zie ook de beleidsreactie op dit rapport: Kamerstukken II 2013/14, 27 923, nr. 186.

13

Van Veen e.a. (2010). Professionele ontwikkeling van leraren een reviewstudie naar effectieve kenmerken van professionaliseringsinterventies van leraren. Leiden: ICLON.

14

Het betreft de volgende adviezen van de Onderwijsraad: Naar hogere leerprestaties in het voortgezet onderwijs (2011); Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs (2011); Een stevige basis voor iedere leerling (2011); Kiezen voor kwalitatief sterke leraren (2013); Advies Herijking bekwaamheidseisen (2014); Een onderwijsstelsel met veerkracht (2014).

15

   Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VIII, nr. 8, bijlage. Brief Stichting van het Onderwijs aan OCW d.d. 14 oktober 2013 inzake bekrachtiging NOA.

16

   Kamerstukken II 2009/10, 32 396.

17

Onder 'leraren' worden verstaan: de mensen die werkzaam zijn in de school of instelling op basis van een aanstelling, benoeming of tewerkstelling als onderwijzend personeel (OP-functies) en op wie in beginsel de betreffende bekwaamheidseisen van toepassing zijn.

18

Brief Stichting van het Onderwijs aan OCW d.d. 14 oktober 2013 inzake bekrachtiging NOA.

19

Mutatis mutandis gelden dezelfde waarborgen voor die leraren en docenten (en hun schoolbesturen) die in ... PM ... zijn opgenomen omdat zij nog aan de bekwaamheidseisen moeten voldoen..

20

   Kamerstukken II 2013/14, 25 268, nr. 83.

21

Kamerstukken I 2010/11, 31051, nr. D.

22

Het betreft de aanlevering van personeelsgegevens aan DUO op basis van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC, het Besluit informatievoorziening WVO en het Uitvoeringsbesluit WEB.

23

Dit volume is gebaseerd op de aanname dat een leraar op jaarbasis circa 45 minuten nodig heeft om zijn professionaliseringsactiviteiten op te voeren in zijn portfolio.

24

Kamerstukken II 2013/14, 31 568, nr. 137 & bijlage.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.