Mvt voorontwerp van wet

1.

Kerngegevens

Document­datum 23-01-2014
Publicatie­datum 16-05-2018
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

CONCEPT

Memorie van Toelichting

1.    Algemeen

1.1.    Doelstelling voorontwerp van wet

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de minister van Financiën, op 4 november 2013 aan de Tweede Kamer gemeld dat ten behoeve van het realiseren van schaalvoordelen, om bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten te kunnen beperken en vanwege de noodzaak tot verdere consolidatie van de uitvoering van Nederlandse pensioenregelingen, het voornemen is om meer mogelijkheden te creëren voor werkgevers en werknemers voor de onderbrenging van hun pensioenregelingen.

Met dit voorontwerp van wet wordt het algemeen pensioenfonds (APF) geïntroduceerd. Doel hiervan is het verbeteren van de keuzemogelijkheden voor werkgevers en werknemers om een kwalitatief hoogstaande en veilige pensioenuitvoering tegen een scherpe prijs te realiseren. Het algemeen pensioenfonds is een nieuw soort pensioenfonds dat met het oog op de voortgaande consolidatie van pensioenfondsen een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen mogelijk maakt. De beschikbare keuzemogelijkheden (ander pensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling; PPI) kennen beperkingen. Dat geldt ook voor het multi-opf (multi-ondernemingspensioenfonds). Door de introductie van een gescheiden uitvoering in een algemeen pensioenfonds van meerdere pensioenregelingen in verschillende compartimenten kunnen schaalvoordelen (ook in de governance) worden gerealiseerd waarmee bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten kunnen worden beperkt. Dat is in het belang van de deelnemers.

Tegelijkertijd wordt werkgevers en werknemers (ook wel sociale partners genoemd) de ruimte gelaten om zelf de reikwijdte van hun collectiviteitkring te bepalen waarvoor een compartiment in een algemeen pensioenfonds wordt ingericht. Ook behouden belanghebbenden (mede)zeggenschap bij beslissingen die van invloed zijn op de pensioenregelingen die in hun compartiment zijn ondergebracht. Om het aanbod in potentie zo breed mogelijk te doen zijn, wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van algemeen pensioenfonds aan te vragen. Er worden niet bij voorbaat bedrijfsmodellen uitgesloten. Potentiële belangentegenstellingen tussen verschillende groepen van belanghebbenden bij het algemeen pensioenfonds worden erkend en geadresseerd door de compartimentering van vermogens in een algemeen pensioenfonds strikt door te voeren en nadere eisen te stellen aan de invulling van onder meer de uitvoeringsovereenkomst, de ringfencing tussen de compartimenten, de governance en medezeggenschap en andere aspecten van de bedrijfsvoering.

Het voorontwerp brengt geen wijziging in de (vormgeving van) de verplichtstelling. Dat heeft tot gevolg dat de dienstverlening van een algemeen pensioenfonds uitsluitend openstaat voor pensioenregelingen die thans zijn ondergebracht bij ondernemingspensioenfondsen, niet verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en voor verplichte beroepspensioenregelingen en dus niet voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.

1.2.    Leeswijzer

Verschillende aspecten van het voorontwerp worden hieronder belicht: de redenen voor de introductie van een algemeen pensioenfonds, de karakteristieken van een algemeen pensioenfonds en de (verwachte) impact van het algemeen pensioenfonds op de pensioensector.

2.    Waarom (nu) een algemeen pensioenfonds?

2.1. Consolidatie in de pensioensector

De uitdagingen waar pensioenfondsen op dit moment voor staan, vormen voor veel sociale partners en fondsbesturen aanleiding om zich af te vragen of hun fonds nog bestaansrecht heeft. Waar eerst vooral kleine pensioenfondsen werden opgeheven, zijn het nu ook steeds grotere pensioenfondsen die overwegen te stoppen. De Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer onder leiding van prof. Dr. Frijns benadrukte in het rapport "Pensioen: Onzekere zekerheid" (van januari 2010) dat besturen van kleine fondsen zich moeten bezinnen op de vraag of zelfstandig doorgaan een verstandig alternatief is en beval verdere consolidatie van pensioenfondsen aan. De consolidatie die zich de afgelopen 20 jaar heeft voorgedaan in de Nederlandse pensioensector zal naar verwachting versnellen. Uit cijfers van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat de afgelopen 20 jaar circa 700 pensioenfondsen een andere bestemming hebben gekregen, waarbij de verplichtingen zijn overgedragen aan een verzekeraar of aan een ander pensioenfonds. Aan het einde van het derde kwartaal van 2013 waren er bij DNB nog 388 pensioenfondsen geregistreerd. Daaronder bevonden zich op dat moment ongeveer 300 ondernemingspensioenfondsen, ongeveer 10 beroepspensioenfondsen, ongeveer 10 niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en zo'n 60 verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. In de afgelopen drie jaar hebben jaarlijks zo'n 35 fondsen bij DNB die aangegeven te willen stoppen. Op dit moment zitten er van deze fondsen nog 70 in een liquidatietraject. Daarnaast hebben ongeveer 60 fondsen aangegeven zich op de toekomst te bezinnen. De verwachting van DNB is dat het aantal fondsen volgend jaar in de richting van de 300 daalt.

2.2. Redenen voor keuze ander pensioenfonds

Er bestaan verschillende redenen voor werkgevers en werknemers om via de cao-tafel dan wel in overleg met de ondernemingsraad (zoals gebruikelijk bij een ondernemingspensioenfonds) of tussen de beroepsgenoten (bij een beroepspensioenfonds) in goed overleg met pensioenfondsen te beslissen hun vermogen en verplichtingen elders onder te brengen. Ten eerste zien pensioenfondsbesturen zich geconfronteerd met een steeds complexer bestuurlijk speelveld, dat voortkomt uit (voorgenomen) veranderingen in wet- en regelgeving voor de pensioensector en de toenemende eisen aan pensioenfondsbestuurders en overige beleidsbepalers. Voorbeelden daarvan zijn de komst van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, de veranderingen door de (voorgenomen) herziening van het financieel toetsingskader en de (verdere) inperking van het fiscale kader. Ook het periodieke aflopen van een (gedeeltelijk) (her)verzekeringscontract kan een moment vormen om over het eigen bestaansrecht na te denken: zijn de uitvoeringskosten nog te dragen, kan ik nog voldoende deskundige bestuursleden vinden en hoe houdbaar is de financiering van de pensioenregeling?

Een tweede reden voor pensioenfondsbesturen om zich op het eigen voortbestaan te herbezinnen is de ontwikkeling van het deelnemersbestand en/of het beheerd vermogen. Het aantal krimpende en gesloten pensioenfondsen neemt de afgelopen jaren gestaag toe. Gesloten fondsen kennen geen actieve deelnemers; krimpende pensioenfondsen zijn pensioenfondsen waarbij het aantal actieve deelnemers relatief beperkt is en verder afneemt. Dit kan komen doordat het aantal werkenden in de bedrijfstak of bij de werkgever(s) die het fonds bedient, afneemt. Het bestand van een krimpend of gesloten pensioenfonds wordt gemiddeld steeds ouder en neemt op termijn af.

Een krimpend of gesloten fonds kan op termijn in een financieel onhoudbare positie terechtkomen. Een relatief oud deelnemersbestand leidt ertoe dat de duration van de verplichtingen van het fonds relatief kort is, dat een steeds kleiner deel van de technische voorzieningen bij actieve deelnemers hoort en de premiegrondslag ten opzichte van de technische voorzieningen afneemt. Het fonds wordt daardoor kwetsbaar voor financiële tegenvallers: door de korte duration heeft het weinig tijd en mogelijkheden om te herstellen van een financiële schok en nieuw ingelegde premies zijn ontoereikend om de positie te verbeteren.

DNB verwacht van krimpende en gesloten fondsen dat zij inzichtelijk kunnen maken hoe zij met bovenstaande risico's rekening houden, op welke wijze deze risico's worden gemitigeerd en/of welke maatregelen zij hebben getroffen. Tevens verwacht DNB van pensioenfondsen dat zij inzicht kunnen geven in de evenwichtige belangenafweging met betrekking tot voortzetting van het fonds ten opzichte van de alternatieven. DNB kan (op grond van artikel 149 van de Pensioenwet) een pensioenfonds de verplichting opleggen om binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot verzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een ander pensioenfonds als dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het pensioenfonds of de deskundigheid en betrouwbaarheid van het bestuur. Een algemeen pensioenfonds kan voor deze pensioenfondsen een mogelijkheid zijn om krachten te bundelen en daarmee de bestuurlijke lasten en kosten te beperken, terwijl ze hun eigen identiteit en solidariteitskring kunnen behouden.

Met de financiële crisis is er terecht meer aandacht gekomen voor de efficiëntie van de pensioenuitvoering en de impact van uitvoeringskosten op de pensioenresultaten voor pensioendeelnemers en -gerechtigden. Tegelijkertijd geven steeds meer pensioenfondsen aan te worstelen met toegenomen bestuurlijke lasten. Het algemeen pensioenfonds draagt er aan bij dat het solidaire karakter van het merendeel van de huidige collectieve pensioenregelingen behouden kan blijven, met vermindering van bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten.

2.3. Huidige mogelijkheden

Als een werkgever zich genoodzaakt voelt om de uitvoering van een pensioenregeling over te dragen naar een andere pensioenuitvoerder, is een relevant gegeven dat het aantal mogelijkheden voor onderdak thans beperkt is. Over het algemeen zijn er twee mogelijkheden om het vermogen en verplichtingen elders onder te brengen: een (ander) bedrijfstakpensioenfonds of een verzekeraar. Beide mogelijkheden kennen ook beperkingen.

De belangrijkste beperking van de eerste mogelijkheid (onderbrenging in een bedrijfstakpensioenfonds) is het feit dat een bedrijfstakpensioenfonds niet in elke sector aanwezig is. Opgaan in een ander pensioenfonds ligt vooral voor de hand als de kenmerken van pensioenregelingen en populaties in grote mate overeenkomen, zodat er geen eenzijdige solidariteitsstromen van het ene fonds jegens het andere fonds te verwachten zijn. Veel werkgevers kunnen echter geen geschikte fusiepartner vinden waarbij ze in staat blijven om de pensioenregeling uit te blijven voeren zonder daarbij financiële risico's te delen met andere werkgevers en werknemers. Bovendien raakt een werkgever bij de meeste bedrijfstakpensioenfondsen de zeggenschap over de eigen pensioenregeling kwijt. Een overstap betekent dan een ongewenst verlies van de huidige regeling of eigenheid en solidariteit in eigen kring.

Een andere optie is het onderbrengen van de pensioenuitvoering bij een verzekeraar. Daarbij werkt echter belemmerend dat het karakter van de regeling bij onderbrenging bij een verzekeraar sterk kan veranderen en kosten van de regeling kunnen toenemen. Bovendien blijkt in de praktijk dat de keuze beperkt is tot enkele verzekeraars. Het overbrengen van de uitvoering naar een premiepensioeninstelling (PPI) is voor de uitvoering van uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten evenmin een optie. Premiepensioeninstellingen zijn niet ingericht voor het dragen van verzekeringstechnische risico's en moeten zich voor wat betreft de uitvoering van Nederlandse pensioenregelingen daarom beperken tot de opbouwfase van premieovereenkomsten. Uitvoering door een buitenlandse pensioeninstelling is veelal evenmin een (aantrekkelijk) alternatief.

Geconcludeerd kan worden dat de mogelijkheden voor het elders onderbrengen van een pensioenregeling op dit moment ieder flinke beperkingen kennen. Ook kan worden geconstateerd dat het poolen van assets en het onderbrengen van de pensioenuitvoering bij een multi-opf een onvoldoende oplossing is gebleken. Asset pooling, ofwel het realiseren van schaalvoordelen en specialisatie in de uitvoering van het vermogensbeheer door het gezamenlijk uitvoeren en beheren van beleggingen voor meerdere pensioenfondsen, heeft de fondsen die daarvan konden profiteren belangrijke voordelen gebracht. Hetzelfde geldt voor het bundelen van uitvoering van de pensioenadministratie en de ondersteuning van besturen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregeling kunnen pensioenfondsbesturen op dit moment echter nog niet goed elders onderbrengen.

In het geval van de multi-opf is onder meer gebleken dat het selecteren van bestuurders lastig is. Dit omdat het bestuur bevoegdheden heeft ten aanzien van alle ondergebrachte regelingen maar omwille van de bestuurbaarheid van de organisatie tegelijkertijd een selectie moet worden gemaakt uit vertegenwoordigers van belanghebbenden bij deze regelingen. Bovendien wordt door veel liquiderende pensioenfondsen het zelf moeten oprichten van een multi-opf als een grote drempel ervaren.

2.4. Nieuwe mogelijkheden met introductie algemeen pensioenfonds

Een algemeen pensioenfonds biedt pensioenfondsen, ook die in liquidatie zijn of dit overwegen, naar het oordeel van het kabinet een goed alternatief om de pensioenovereenkomst op vakkundige wijze te laten uitvoeren. Vooral middelgrote en kleinere pensioenfondsen zullen profijt hebben van de belangrijke voordelen die het algemeen pensioenfonds biedt bij het voldoen aan de strengere eisen die aan pensioenfondsen en hun besturen worden gesteld. Er ontstaat schaalgrootte waarmee kan worden voorzien in kostenreductie, professionele governance met behoud van zeggenschap over de eigen regeling en schaalvergroting in het beleggingsbeleid en uitvoering.

Het kabinet benadrukt dat de introductie van een algemeen pensioenfonds niet alleen in het belang is van sociale partners, aan wie een breder keuzepalet wordt geboden, maar ook in het belang van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Voor de deelnemer zijn de veranderingen bij overgang van de eigen pensioenregeling naar een algemeen pensioenfonds minimaal. De deelnemer ondervindt geen nadelen van de uitvoering van de regeling door het algemeen pensioenfonds ten opzichte van andere pensioenuitvoerders. Daarentegen brengt de overgang van de regeling naar een algemeen pensioenfonds in vergelijking met de andere opties wel enkele belangrijke voordelen voor de deelnemer. Zo kan de eigen pensioenregeling in stand blijven, inclusief de sociale en solidaire aspecten die haar kenmerken. De "eigen kring" kan worden behouden. Dit is bijvoorbeeld niet mogelijk indien de regeling wordt ingebracht in een fonds dat moet voldoen aan de eis van één financieel geheel. Niet onbelangrijk is ten slotte ook dat de deelnemer waarschijnlijk kan profiteren van lagere uitvoeringskosten als gevolg van de schaalvoordelen die een algemeen pensioenfonds biedt.

Zoals eerder gemeld, is bij de introductie van het multi-opf gebleken dat de vereiste om de multi-opf zelf op te richten, door veel liquiderende pensioenfondsen als een grote drempel wordt ervaren. Daarom worden in het voorliggende wetsontwerp naast werkgevers en werknemers ook derden, zoals een pensioenuitvoeringsbedrijf of een verzekeraar, toegelaten om een algemeen pensioenfonds op te richten en de bedrijfsvoering uit te voeren. Hiermee neemt de kans toe dat er voldoende partijen zullen zijn die de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van een algemeen pensioenfonds op zich kunnen en willen nemen, zodat er een adequaat aanbod van algemene pensioenfondsen ontstaat waaruit werkgevers en werknemers kunnen kiezen. Dit kan bestaande pensioenfondsen die overwegen gebruik te maken van de diensten van een algemeen pensioenfonds in belangrijke mate ontlasten. Zij zullen zich voortaan louter kunnen toeleggen op beslissingen die direct de belangen van werkgever, pensioendeelnemers en -pensioengerechtigden raken. Het voordeel hiervan is dat de werkgever en werknemers minder bestuurlijke inzet zullen ervaren en tegelijkertijd wel de eigenheid van, en verbondenheid met, de regeling en de deelnemers in stand houden.

Een andere verbetering ten opzichte van de multi-opf is, naast de grotere reikwijdte (niet beperkt tot uitsluitend ondernemingspensioensfondsen) de governance van het pensioenfonds. Waar bij de Multi-opf bleek dat de toevoeging van vertegenwoordigers van de verschillende 'compartimenten' in het fonds soms leidde tot belangenconflicten, wordt het algemeen pensioenfonds bestuurd door onafhankelijke bestuurders. Indien beslissingen van het bestuur van het algemeen pensioenfonds betrekking hebben op pensioenregelingen in een specifiek compartiment behouden belanghebbenden bij dat compartiment hun (mede)zeggenschap op die beslissingen. Voorts geldt bij het algemeen pensioenfonds, anders dan bij het multi-opf, niet de beperking dat de deelnemende ondernemingen eerder een eigen ondernemingspensioenfonds moesten hebben gehad, dat tenminste 5 jaar heeft bestaan.

Om bovengenoemde redenen ziet het kabinet de introductie van het algemeen pensioenfonds als een logische doorontwikkeling van het reeds ingezette beleid. Met de introductie van het algemeen pensioenfonds zal het - op dit moment beperkte - gebruik van de multi-opf naar verwachting niet verder toenemen. Gezien het kleine aantal multi-opf'en (op dit moment 2) en de wens om een overzichtelijk speelveld te behouden vervalt daarmee - op termijn - de legitimatie om het multi-opf in stand te houden. Daarom wordt voorgesteld om voor multi-opf'en een overgangsregime van 5 jaar voor te stellen waarbinnen multi-opf'en in staat worden gesteld zich om te vormen tot, dan wel de regelingen te laten uitvoeren door, een algemeen pensioenfonds.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3.1.    Karakteristieken van het algemeen pensioenfonds

Het algemeen pensioenfonds is een pensioenfonds in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. Het algemeen pensioenfonds is dus een pensioenfonds. Nu kent de Pensioenwet twee typen pensioenfondsen: het ondernemingspensioenfonds en het bedrijfstakpensioenfonds. Het algemeen pensioenfonds zal een derde type pensioenfonds zijn dat is toegerust op een financieel gescheiden uitvoering van meerdere pensioenregelingen en zijn doelgroep niet hoeft te beperken tot een bepaald domein van werkgevers en werknemers. Het algemeen pensioenfonds zal ook mogelijk worden gemaakt voor beroepspensioenfondsen, vallend onder de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Bij beroepspensioenfondsen is sprake van een verplichtstelling tot deelneming in een pensioenregeling in plaats van een pensioenfonds, met onderbrenging van de regeling naar keuze. Dat kan bij nu een pensioenuitvoerder, een buitenlandse pensioeninstelling, een verzekeraar, een PPI en straks ook bij een algemeen pensioenfonds. Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds zal zich daarentegen niet kunnen omvormen tot een algemeen pensioenfonds. Daarbij is - anders dan bij beroepspensioenfondsen - de verplichtstelling gekoppeld aan het pensioenfonds dat één financieel geheel vormt en niet aan een compartiment in het vermogen van dat pensioenfonds. Een wijziging van de huidige praktijk van de verplichte deelneming in een pensioenfonds, zoals deze is geregeld in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, is niet aan de orde bij bij de introductie van het algemeen pensioenfonds.

Het kenmerkende van een algemeen pensioenfonds is dat dit pensioenfonds een of meerdere pensioenregelingen uitvoert en daarvoor gescheiden vermogens aanhoudt per collectiviteitkring.

Het is een eigen keuze van betrokkenen bij een pensioenfonds om deze al dan niet in te richten als een algemeen pensioenfonds, dat meerdere pensioenregelingen gescheiden uitvoert en daartoe afgescheiden vermogens per collectiviteitkring aanhoudt. Het gaat om zelfgekozen collectiviteitkringen. De reikwijdte van die kringen wordt vastgelegd in de statuten.

Het ligt in de rede dat de reikwijdte van een zelfgekozen collectiviteitkring in ieder geval overeenkomt met de reikwijdte van een pensioenregeling. Werkgevers en werknemers kunnen er al dan niet voor kiezen af te spreken om financiële risico's die voortkomen uit de pensioenuitvoering met elkaar te delen. In de betreffende pensioenregeling wordt aangegeven welke werkgever(s), deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden rechten en verplichtingen kunnen ontlenen aan deze pensioenregeling en hoe de financiële risico's over deze personen worden verdeeld. Het kabinet realiseert zich dat het openstellen van deze mogelijkheid van invloed zal kunnen zijn op de vrijwillige aansluiting bij bestaande bedrijfstakpensioenfondsen die opereren op basis van het uitgangspunt van één financieel geheel. Het kabinet meent echter dat het vergroten van de keuzemogelijkheden voor werkgevers en werknemers die het karakter van de eigen pensioenregeling zoveel mogelijk willen behouden en schaalvoordelen zoeken om lagere uitvoeringskosten te kunnen realiseren urgent is. Daarom is het streven van het kabinet erop gericht om de Wet algemeen pensioenfonds op 1 januari 2015 in werking te laten treden.

3.2.    Mogelijke uitvoeringsmodellen

Hierboven kwam al aan de orde dat, om het aanbod in potentie zo breed mogelijk te doen zijn, een ieder in de gelegenheid zal worden gesteld om een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van algemeen pensioenfonds aan te vragen. Er worden niet bij voorbaat uitvoeringsmodellen uitgesloten.

De reden om niet bij voorbaat uitvoeringsmodellen uit te sluiten is om het aanbod in potentie zo breed mogelijk te doen zijn. Zo kan onderling goed worden vergeleken en de beste kwaliteitprijsverhouding worden gekozen. Hoe meer ruimte wordt geboden, hoe groter de kans van een breed aanbod aan pensioenuitvoerders waaruit door werkgever en werknemer gekozen kan worden, dat hen optimaal kan bedienen.

In elk uitvoeringsmodel kunnen zich (potentiële) belangenconflicten voordoen. Het is daarom van belang om die belangenconflicten te erkennen, transparant te maken en adequaat te adresseren. Hieronder wordt eerst aangegeven welke soorten mogelijke belangentegenstellingen zich in de verschillende modellen kunnen voordoen. Vervolgens wordt aangegeven welke maatregelen in dit verband worden voorgesteld.

Er zal ten eerste een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen een "single-client"- en een "multi-client" model. Van een single-client model kan worden gesproken wanneer pensioenen worden uitgevoerd op verzoek van slechts één werkgever of één groep van werkgevers die (vanwege hun verbondenheid) de risico's van de pensioenuitvoering, hoewel de pensioenregelingen in gescheiden compartimenten worden uitgevoerd, uiteindelijk via het gemeenschappelijke bedrijfsresultaat met elkaar delen. In een multi-client model zullen pensioenen worden uitgevoerd op verzoek van werkgevers die in beginsel geen verbondenheid met elkaar hebben en alleen het financiële (rest)risico van de eigen pensioenregeling willen dragen. Vooral in het laatste geval zal het bestuur van het algemeen pensioenfonds kunnen worden geconfronteerd met belangentegenstellingen tussen (groepen van)de werkgevers en werknemers die betrokken zijn bij pensioenregelingen in verschillende compartimenten.

Eerder is al aangegeven dat naar verwachting niet iedere (groep van) werkgever(s) in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van een algemeen pensioenfonds op zich te nemen en het daarvoor benodigde werkkapitaal vermogen in te brengen (in een non-profit omgeving). Daarom wordt ook ruimte gelaten aan derden om een algemeen pensioenfonds op te zetten. Deze derden zullen zich beloond willen zien voor hun inspanningen en de bedrijfsrisico's die zij lopen. Vandaar dat een algemeen pensioenfonds ook (gelieerd aan) een for-profit-organisatie kan zijn, net als een PPI of verzekeraar.

De Pensioenwet schrijft op dit moment geen specifieke rechtsvorm voor een pensioenfonds voor. In de praktijk is in het overgrote deel sprake van een stichting. In enkele gevallen is gekozen voor de BV-vorm. Voorgesteld wordt om, net als in de huidige regelgeving voor pensioenfondsen, het algemeen pensioenfonds vrij te laten in de keuze voor een rechtsvorm. De reden om niet bij voorbaat bedrijfsmodellen uit te sluiten is om het aanbod in potentie zo breed mogelijk te doen zijn. Zo kan onderling goed worden vergeleken en de beste kwaliteit-prijsverhouding worden gekozen. Hoe meer ruimte wordt geboden, hoe groter de kans van een breed aanbod aan pensioenuitvoerders waaruit door werkgever en werknemer gekozen kan worden, dat hen optimaal kan bedienen. Niet iedere werkgever of werknemer zal in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van een algemeen pensioenfonds op zich te nemen en het daarvoor benodigde operationeel vermogen in te brengen (in een non-profit omgeving). Daarom wordt ook ruimte gelaten aan derden om een algemeen pensioenfonds op te zetten. Deze derde zal zich beloond willen zien voor zijn inspanningen en de bedrijfsrisico's die hij loopt. Vandaar dat een algemeen pensioenfonds ook een for-profit-organisatie kan zijn, net als een PPI of verzekeraar. Het is dus mogelijk dat een algemeen pensioenfonds in de vorm van een kapitaalvennootschap (rechtsvorm BV of NV) zal opereren.

In elk pensioenfonds, ongeacht de rechtsvorm, dient het bestuur te komen tot een evenwichtige belangenafweging. Dat geldt evengoed voor het algemeen pensioenfonds voor alle bij dat fonds betrokken partijen. Om niettemin mogelijke belangentegenstellingen transparant te kunnen maken en adequaat te kunnen adresseren, is een juridische compartimentering van het vermogen in een algemeen pensioenfonds essentieel. Voorgesteld wordt om door middel van een goederenrechtelijke scheiding van vermogens een scherp onderscheid te maken tussen het werkkapitaal van de (rechtspersoon) algemeen pensioenfonds enerzijds en pensioenvermogens in de verschillende compartimenten waarin per collectiviteitkring pensioenregelingen worden uitgevoerd anderzijds.

Verzekeringstechnische risico's die voortkomen uit het beheer van pensioenvermogens, positief of negatief, zijn en blijven voor rekening van de werkgever, pensioendeelnemers en -gerechtigden wier pensioenregeling(en) binnen een compartiment worden uitgevoerd. Buffers die moeten worden aangehouden in verband met deze pensioenrisico's maken onderdeel uit van het pensioenvermogen dat in het pensioencompartiment is ondergebracht. Risico's die behoren bij de bedrijfsvoering dienen louter ten laste of ten gunste te komen van het werkkapitaal dat dient ter dekking van de bedrijfsrisico's. Dat werkkapitaal dient op elk moment aanwezig te zijn in het algemeen pensioenfonds.

Aanvullend stelt het kabinet maatregelen voor ter borging van de kwaliteit en veiligheid van een financieel gescheiden uitvoering van pensioenregelingen in verschillende compartimenten van het algemene pensioenfonds. Naast specifieke eisen voor de toepassing van de financiële toezichteisen in een algemeen pensioenfonds worden bijzondere eisen gesteld aan:

  • • 
    de governance van het algemeen pensioenfonds;
  • • 
    de medezeggenschap bij de uitvoering van pensioenregelingen in een compartiment;
  • • 
    de vergunningplicht;
  • • 
    ringfencing;
  • • 
    de inrichting van de uitvoeringsovereenkomst, waaronder afspraken over uitvoeringskosten die in rekening kunnen worden gebracht en de kwaliteit van dienstverlening;
  • • 
    de inrichting van de statuten waaruit onder meer de reikwijdte van collectiviteitkringen moet blijken.

Verder zullen voor het overbrengen van pensioenvermogens behorend bij al bestaande collectiviteitkringen waarvoor uitvoering wordt gezocht in een compartiment van het algemeen pensioenfonds de waarborgen gelden die volgen uit de bepalingen voor collectieve waardeoverdrachten.

In de komende paragrafen van het algemeen deel van de memorie van toelichting zal nader worden ingegaan op deze maatregelen.

3.3. Vergunningplicht

De Pensioenwet kent thans geen voorschriften met betrekking tot een ex-ante toetsing van een pensioenfonds. Met de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, zal de toezichthouder uiterlijk zes weken voor de beoogde datum van oprichting van een pensioenfonds moeten worden geïnformeerd over een voornemen daartoe. Het pensioenfonds zal zich vervolgens drie maanden na zijn oprichting moeten melden bij de toezichthouder. Bij die gelegenheid zal de oprichting moeten worden bevestigd aan de toezichthouder en zal een aantal documenten moeten worden overhandigd (de akte van oprichting, het reglement of de reglementen van het pensioenfonds, de uitvoeringsovereenkomst, de actuariële en bedrijfstechnische nota en eventuele overeenkomsten tot verzekering, overdracht of onderbrenging). Deze documenten en melding bieden de toezichthouder aangrijpingspunten voor het doorlopend toezicht op het pensioenfonds. Alleen voor het uitvoeren van buitenlandse pensioenregelingen dient thans van tevoren een vergunning te worden verkregen.

Vanwege de complexiteit van de gescheiden uitvoering van meerdere pensioenregelingen wordt voorgesteld om voor het uitvoeren van een algemeen pensioenfonds een vergunningplicht voor te schrijven. Dat wil zeggen dat er ex-ante toetsing op een aantal kenmerken van het algemeen pensioenfonds wordt voorgesteld, opdat de borging van de kwaliteit van de pensioenuitvoering in de organisaties van een algemeen pensioenfonds kan worden getoetst voordat deze met zijn dienstverlening begint. Een dergelijke toetsing ligt eveneens voor de hand bij de omvorming van een bestaand pensioenfonds in een algemeen pensioenfonds.

Het staat een ieder vrij om een vergunning voor het uitvoeren van het bedrijf van algemeen pensioenfonds aan te vragen. De toezichthouder zal dan de toetsingsprocedure starten.

Elk fondsbestuur zal zich bij de uitvoering van een pensioenovereenkomst mede richten naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers en pensioengerechtigden en ervoor zorgen dat deze groepen door het bestuur op evenwichtige wijze worden vertegenwoordigd. Als uitvoering door een algemeen pensioenfonds wordt overwogen zal het bestuur zich ook moeten afvragen wat hiervan de gevolgen zijn voor de toekomstige uitvoering van de pensioenovereenkomst.

Partijen die een algemeen pensioenfonds willen oprichten kunnen bestaan uit bestaande pensioenuitvoerders en andere partijen, zoals vermogensbeheerders en verzekeraars. Daarnaast is het ook mogelijk voor huidige ondernemingspensioenfondsen en niet-verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om zich om te vormen tot een algemeen pensioenfonds.

DNB verleent de vergunning, indien vooraf wordt aangetoond dat aan een aantal eisen wordt voldaan. Het gaat hierbij om eisen met betrekking tot de inrichting van het bestuur, de uitbesteding van taken, het interne toezicht en het belanghebbendenorgaan, de geschiktheid van de bestuurders en de intern toezichthouders, de inrichting van de statuten, bedrijfsvoering en het werkkapitaal. Bij de aanvraag moeten bij algemene maatregel van bestuur nader te bepalen gegevens worden gevoegd. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de (concept) statuten. DNB kan voorschriften verbinden aan de vergunning of beperkingen stellen met het oog op de belangen die de Wet algemeen pensioenfonds beoogt te beschermen.

Als het algemeen pensioenfonds gebruik gaat maken van de vergunning moet dit binnen drie maanden worden gemeld aan DNB met overlegging van een aantal stukken zoals de uitvoeringsovereenkomst(en) en de actuariële en bedrijfstechnische nota(s). Ook voor het uitvoeren van buitenlandse pensioenregelingen dient van tevoren een vergunning te worden verkregen, zoals thans al gebruikelijk is.

3.4. Ringfencing

De inrichting van de verschillende pensioencompartimenten in een algemeen pensioenfonds zal aan sociale partners worden gelaten. De reikwijdte van de collectiviteitkring waarvoor een compartiment wordt ingericht moet blijken uit de statuten van het algemeen pensioenfonds. Omwille van een adequate bescherming van de pensioenrechten en -aanspraken van pensioendeelnemers en -gerechtigden zal de juridische techniek van de ringfencing tussen de verschillende pensioencompartimenten evenwel dwingend worden voorgeschreven.

Voor wat betreft de ringfencing van de afzonderlijke pensioencompartimenten wordt voorgesteld om het aan de bij de betreffende pensioenregelingen betrokken werkgevers over te laten of zij het uitvoeren van een of meerdere pensioenregelingen als één financieel geheel binnen een compartiment van het algemeen pensioenfonds wenselijk achten. De werkgever(s) dienen bij de beslissing over de reikwijdte van de collectiviteitkring waarvoor een compartiment wordt ingericht (vertegenwoordigers van) alle belanghebbenden te betrekken. Dat betekent dat bestaande collectiviteitkringen die bijvoorbeeld zijn ontstaan door het onderbrengen van de uitvoering van meerdere pensioenregelingen in ondernemingspensioenfondsen desgewenst intact kunnen blijven en als één geheel kunnen worden ingebracht in een compartiment van een algemeen pensioenfonds.

Het voorstel biedt voorts de mogelijkheid in een compartiment van het algemeen pensioenfonds een basisregeling uit te voeren die door de betrokken werkgevers open wordt gesteld voor andere werkgevers. Om de lasten van de governance en uitvoeringskosten laag te houden zouden andere werkgevers ervoor kunnen kiezen om deze regeling volledig over te nemen en op te gaan in de collectiviteitkring waarvoor deze geldt. Ook zou een onderneming of zouden ondernemingen ertoe kunnen besluiten om verschillende regelingen in één collectiviteitkring en dus één compartiment onder te brengen. Als een pensioenfonds dat niet wenst, bestaat er nog de mogelijkheid om voor één pensioenregeling een eigen collectiviteitkring aan te houden.

Opgemerkt zij dat het vrijwillig samenvoegen van pensioenregelingen in één collectiviteitkring in de huidige situatie al mogelijk is. Een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds is hier een voorbeeld van. Deze mogelijkheid wordt behouden in een algemeen pensioenfonds. Het betreft hier een vrijwillige keuze van de werkgever(s).

De huidige verplichting voor multi-ondernemingspensioenfondsen tot het aanhouden van financieel gescheiden vermogens bij de uitvoering van meerdere pensioenregelingen is louter administratief en heeft slechts interne gevolgen. Als het bestuur van een multi-opf financiële risico's niet bij het juiste pensioencompartiment laat neerkomen, kan het daarop worden aangesproken door belanghebbenden. Schending van de voorgeschreven ringfencing kan echter niet worden tegengeworpen aan derden die een vordering hebben op een multi-opf. Stel dat een bank een derivaat is aangegaan met het multi-pensioenfonds in verband met regeling a en er moet onderpand worden verstrekt dat in waarde het pensioenvermogen behorend bij regeling a overstijgt, dan kan de bank niet worden tegengeworpen dat er voor regeling a slechts een bedrag x is gereserveerd in de administratie. Voor de bank is juridisch slechts relevant dat het multi-opf als geheel voldoende vermogen heeft om zijn vordering te voldoen. Het multi-opf zal in die situatie gedwongen zijn ook het vermogen behorend bij pensioenregeling b uit te winnen om aan de vordering van de bank te voldoen. Om die situatie tegen te gaan en financiële risico's daadwerkelijk alleen terecht te laten komen in de compartimenten waar die hun oorsprong vinden wordt voorgesteld om voor het algemeen pensioenfonds een stevigere juridische techniek van ringfencing voor te schrijven. Door een goederenrechtelijke afscheiding van pensioenvermogens in een algemeen pensioenfonds voor te schrijven ontstaan er een compartiment met werkkapitaal in verband met de bedrijfsvoering en verschillende pensioencompartimenten met pensioenvermogens. De scherpe scheiding van de vermogens in de verschillende compartimenten maakt het noodzakelijk een expliciete regeling te treffen voor vorderingen die wel op een pensioenvermogen kunnen worden verhaald. Kosten in verband met de uitvoering van pensioenregelingen kunnen slechts op pensioenvermogens worden verhaald voor zover de uitvoeringsovereenkomst hier expliciet in voorziet. Deze regeling zal tot gevolg hebben dat per pensioencompartiment afspraken over de (kwaliteit van) dienstverlening en de daaraan verbonden uitvoeringskosten moeten worden gemaakt.

3.5. Inrichting (van de governance) van een algemeen pensioenfonds

Omdat in een algemeen pensioenfonds meerdere pensioenregelingen worden uitgevoerd zal in de governance van het algemeen pensioenfonds een onderscheid moeten worden gemaakt tussen het toezicht op het handelen van het bestuur in verband met de bedrijfsvoering van het algemeen pensioenfonds (het niveau van de instelling) enerzijds en zeggenschap over beslissingen van het bestuur die de verschillende de pensioenvermogens betreffen (het niveau van de regelingen) anderzijds. Er is sprake van gelaagdheid van bestuur.

Bestuur

De Wet versterking bestuur pensioenfondsen introduceert per 1 juli 2014 keuzemogelijkheden in de bestuursvorm, te weten paritair, onafhankelijk, onafhankelijk gemengd, paritair gemengd en (paritair) omgekeerd gemengd. Omdat in een algemeen pensioenfonds meerdere pensioenregelingen worden uitgevoerd met belangen die per regeling kunnen verschillend, ligt het in de rede dat aan het hoofd van het algemeen pensioenfonds een onafhankelijk bestuur zal staan. Voor de uitvoering van meerderde regelingen in één pensioenfonds die onderling niet solidair zijn ligt een paritaire bestuursvorm niet voor de hand, maar zal juist een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuur aantrekkelijk zijn. Dat is winst, want dat helpt om beter hun primair door de wet opgelegde verplichting tot evenwichtige belangenafweging voor alle bloedgroepen waar te maken.

Een onafhankelijk bestuur bestaat uit ten minste twee bestuurders die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. Bij een onafhankelijk gemengd bestuur worden daaraan ten minste drie natuurlijke personen als niet uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders toegevoegd. Ook de niet uitvoerende bestuurders zijn niet directe vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. Bovendien kan een onafhankelijk bestuur de gescheiden uitvoering van pensioenregelingen voor meerdere collectiviteitkringen makkelijker maken. Het algemeen pensioenfonds kan in die zin worden opgevat als een uitvoeringsorganisatie die door werkgevers en werknemers als afnemers van een dienst enerzijds kunnen worden aangesproken op de prijs en kwaliteit van dienstverlening. Anderzijds hebben werkgevers en werknemers voor wie een compartiment is ingericht inspraak op de beslissingen van het bestuur ten aanzien van het beleid dat wordt gevoerd in verband met de regelingen in dat compartiment via de belanghebbendenorganen.

Het bestuur zal het algemeen pensioenfonds besturen en bevoegd zijn om beslissingen te nemen over alle compartimenten in het algemeen pensioenfonds, dus zowel het compartiment waarin het werkkapitaal is ondergebracht als de pensioencompartimenten. Ook over de individuele pensioenregelingen is het bestuur bevoegd beslissingen te nemen. Het betreft dan bijvoorbeeld de indexatie voor zover overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst. Dit kan echter pas nadat het belanghebbendenorgaan daaraan haar goedkeuring heeft gegeven.

Voorgesteld wordt dat de oprichters van een algemeen pensioenfonds kunnen opteren voor ofwel het onafhankelijke bestuursmodel ofwel het onafhankelijke gemengde bestuursmodel. Hiermee wordt de deskundigheid van de bestuurders gewaarborgd en biedt het voor werkgevers die besluiten hun pensioenregeling(en) te laten uitvoeren door het algemeen pensioenfonds het voordeel van vermindering van bestuurlijke drukte. Door - anders dan bij het multi-opf- niet het voorschrift op te nemen dat iedere onderneming in het bestuur vertegenwoordigd moet zijn, kan ook bij de uitvoering van een relatief groot aantal regelingen door een algemeen pensioenfonds, de omvang van het bestuur beperkt blijven. Bovendien vergroot het de mogelijkheden om de meest capabele bestuurders te kiezen.

Vermeld zij nog in dit verband dat kandidaten die vanaf 1 juli 2014 benoemd worden tot bestuurder of lid van de raad van toezicht van een pensioenfonds, moeten voldoen aan de normering van tijdsbeslag, zoals vormgegeven in artikel 35a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verlichte verplichte beroepspensioenregeling. Indien een bestuurder of lid van een raad van toezicht een "Voltijd equivalent score" van hoger dan 1 heeft, zal het pensioenfonds niet tot benoeming van de persoon mogen overgaan. Het leidende criterium daarbij is het beheerd vermogen van een pensioenfonds, niet het aantal fondsen. Bij een algemeen pensioenfonds zal dit niet anders zijn.

Intern toezicht

Voorgesteld wordt om een algemeen pensioenfonds te verplichten intern toezicht te organiseren en een algemeen pensioenfonds niet de mogelijkheid te geven om voor een visitatiecommissie te kiezen. Vanwege de complexiteit van het uitvoeren van meerdere pensioenregelingen in afgescheiden vermogens, en de eventuele belangentegenstellingen die daarbij kunnen optreden, is het van belang dat in een algemeen pensioenfonds doorlopend de interne toezichtfunctie wordt vervuld door personen die niet direct betrokken zijn een van de uitgevoerde pensioenregelingen.

Een algemeen pensioenfonds kent een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuursmodel. Als het algemeen pensioenfonds een onafhankelijk gemengd bestuur heeft wordt het intern toezicht uitgeoefend door de niet uitvoerende bestuurders. De raad van toezicht bij het onafhankelijk model dan wel het bestuur bij het onafhankelijk gemengd model heeft een goedkeuringsrecht bij het besluit van het bestuur tot vaststelling van het beleid betreffende het aangaan en beëindigen van uitvoeringsovereenkomsten. Belanghebbenden zijn vertegenwoordigd in het belanghebbendenorgaan. Op deze wijze wordt binnen de structuur van het algemeen pensioenfonds, waarin meerdere regelingen kunnen worden ondergebracht, een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling bewerkstelligd.

Belanghebbendenorgaan

Om de veiligheid van de pensioenvermogens en de betrouwbaarheid van het beheer ervan door een algemeen pensioenfonds te garanderen, moet bij de inrichting van een algemeen pensioenfonds, zoals eerder opgemerkt, worden erkend dat belangenconflicten zich kunnen voordoen tussen de aanbieders van een algemeen pensioenfonds en de belanghebbenden bij de individuele pensioenregelingen.

De samenstelling van het belanghebbendenorgaan is afhankelijk van de pensioenregelingen die (samen met andere regelingen of alleen) in een compartiment een afgescheiden vermogen vormen. In dit orgaan zijn werkgever(s), deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigd. Het is aan de betrokkenen om nader invulling te geven aan het aantal vertegenwoordigers. Deze keuzevrijheid past goed bij de rolverdeling van sociale partners bij de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarde pensioen.

Een algemeen pensioenfonds stelt een belanghebbendenorgaan in voor elk afzonderlijk afgescheiden vermogen. Elk belanghebbendenorgaan heeft de taken en de bevoegdheden die betrekking hebben op het pensioenvermogen waarvoor het belanghebbendenorgaan is ingesteld. Voorgesteld wordt dat belanghebbendenorganen geen taken en bevoegdheden hebben voor zover het bedrijfsmatige beslissingen betreft, omdat deze beslissingen de pensioenregelingen in het eigen compartiment niet direct raken. De reden hiervan is het waarborgen van de bestuurbaarheid van een algemeen pensioenfonds dat meerdere gescheiden pensioenregelingen uitvoert. Indien de belanghebbendenorganen van die verschillende regelingen allemaal vanuit hun verschillende perspectieven zouden kunnen interveniëren in de bedrijfsvoering van het algemeen pensioenfonds zou het bestuur gehinderd kunnen worden in het voeren van een beleid dat de kwaliteit van dienstverlening van het fonds als geheel ten goede komt. De belangen van werkgevers en werknemers blijven goed gewaarborgd via de taken en bevoegdheden van het eigen belanghebbendenorgaan op het eigen pensioenvermogen en concrete afspraken in de uitvoeringsovereenkomst over de kwaliteit van dienstverlening en de uitvoeringskosten waarop het algemeen pensioenfonds continue door werkgevers en werknemers als afnemers van de dienstverlening kan worden aangesproken. Indien de kwaliteit van dienstverlening en de uitvoeringskosten die het fonds daarvoor in rekening brengt gedurende langere termijn niet naar verwachting zijn kunnen werkgevers en werknemers er als uiterste maatregel voor kiezen om de uitvoeringsovereenkomst te beëindigen. Van die mogelijkheid gaat de prikkel uit richting het bestuur van het algemeen pensioenfonds om de afnemers van de diensten tevreden te houden.

De werkgever maakt in de uitvoeringsovereenkomst afspraken met het algemeen pensioenfonds over de wijze waarop de pensioenregeling zal worden uitgevoerd, het kwaliteitsniveau van dienstverlening en de uitvoeringskosten die hiervoor in rekening worden gebracht. Opdat deze afspraken in elke uitvoeringsovereenkomst voldoende expliciet worden opgenomen, een adequaat inzicht geven en geschikt zullen zijn voor een vergelijking met proposities van andere pensioenuitvoerders zullen er eisen worden gesteld aan de wijze waarop uitvoeringskosten tot uitdrukking moeten komen in de uitvoeringsovereenkomst. Hier moeten zowel de kosten in verband met de uitvoering die ten laste komen van de pensioenvermogens worden gebracht als de kosten die worden ingehouden op de premies of pensioenrechten en aanspraken worden vermeld. De achterliggende gedachte van het stellen van voorschriften aan beide wijzen waarop kosten in rekening kunnen worden gebracht is om te voorkomen dat er prikkels ontstaan om de kosten in verband met de uitvoering elders te verhalen, bijvoorbeeld in relatie tot de premie. Ook is het belangrijk dat de kosten en afspraken over de kwaliteit van dienstverlening vergelijkbaar zijn zodat werkgevers een goede afweging kunnen maken over de prijs-kwaliteit verhouding van verschillende proposities van algemene pensioenfondsen en andere pensioenuitvoerders.

3.6.Statuten

In de statuten van een algemeen pensioenfonds moet neergelegd worden hoe de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds geschiedt. Deze eis geldt op dit moment uitsluitend voor verzekeraars en PPI's. Deze eis is evenzeer relevant voor het algemeen pensioenfonds. Het is van belang dat werkgevers en werknemers die diensten van een algemeen pensioenfonds afnemen op voorhand duidelijk is wat de consequenties zijn van een eventuele beëindiging van de uitvoeringsrelatie met deze pensioenuitvoerder. Dit bijvoorbeeld als ze er vanwege de geleverde kwaliteit van dienstverlening of de in rekening gebrachte uitvoeringskosten ervoor kiezen om de pensioenuitvoering over te brengen naar een andere uitvoerder. Bovendien dwingt dit voorschrift algemene pensioenfondsen om een beleid te formuleren hoe te handelen bij een eventueel verlies van afnemers van hun diensten. Dit is niet alleen in het belang van de klant die een ordentelijke overdracht naar een andere pensioenuitvoerder zoekt, maar is ook van belang voor de overblijvende klanten die continuïteit van de (kwaliteit van) dienstverlening verlangen. Hierboven kwam al aan de orde dat in de statuten bovendien moet worden vastgelegd voor welke collectiviteitkringen de pensioencompartimenten in een algemeen pensioenfonds worden ingericht. Uit die regeling moet blijken welke werkgevers en werknemers financiële risico's met elkaar delen in een pensioencompartiment en welke pensioenregelingen dus als één financieel geheel binnen een pensioencompartiment worden uitgevoerd.

3.7. Uitvoeringskosten

Voor de bescherming van de rechten van deelnemers is ook van belang dat de wijze waarop de regeling voor het verhaal van de kosten op het pensioenvermogen, de premie of pensioenrechten en -aanspraken wordt gestandaardiseerd door bij algemene maatregel van bestuur eisen aan de inrichting van deze regeling te stellen. De voorschriften hebben tot doel bijdragende ondernemingen en direct belanghebbenden een goed inzicht te bieden in de kosten die een algemeen pensioenfonds rekent in verband met de uitvoering van een pensioenregeling en het effect van die kosten op het rendement, het opgebouwde vermogen en de pensioenuitkering die daaruit voortkomt. Voor de vormgeving van eisen aan afspraken over uitvoeringskosten die in rekening kunnen worden gebracht zal aansluiting worden gezocht bij de eisen die gelden voor PPI's, verzekeraars en de "Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011" en "Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012" van de Pensioenfederatie. Tegelijkertijd kan daarmee niet worden volstaan.

Ten eerste zal het oprichten en onderhouden van een algemeen pensioenfonds ook worden opengesteld voor partijen die thans niet aangesloten zijn bij de pensioenfederatie. Het is mogelijk dat nieuwe toetreders zich, al dan niet door aansluiting bij de pensioenfederatie, eveneens zullen committeren aan genoemde aanbevelingen. Daar kan op voorhand echter niet van worden uitgegaan. Bovendien wordt de mogelijkheid geopend dat anderen dan sociale partners het benodigde operationele kapitaal (eigen vermogen) van een algemeen pensioenfonds zullen inbrengen. Deze personen zullen zich (terecht) beloond willen zien voor de kosten die gepaard gaan met het inbrengen van dit vermogen en het risico dat zij lopen op terugbetaling. De mogelijke belangentegenstelling tussen deze personen en de afnemers van de diensten van een algemeen pensioenfonds geeft aanleiding tot meer expliciete afspraken ten aanzien van uitvoeringskosten die in rekening kunnen worden gebracht. Ook kan in deze context niet worden volstaan met een aanmerkelijke kans dat partijen aan de zelfregulering zullen voldoen. Ten derde zijn de aanbevelingen van de pensioenfederatie niet toegesneden op pensioenuitvoerders die pensioenregelingen gescheiden uitvoeren. Voor pensioenfondsen die pensioenregelingen uitvoeren op basis van het uitgangspunt van één financieel geheel ligt een evenredige toedeling van de uitvoeringskosten voor de hand. Bij een gescheiden uitvoering van pensioenregelingen ligt toedeling van uitvoeringskosten op basis van typische karakteristieken die van invloed zijn op de dienstverlening in verband met een specifieke pensioenregeling meer in de rede. Werkgevers en werknemers die kiezen voor een strategie van beleggingen in waarden die vrij verhandelbaar zijn, zullen bijvoorbeeld niet snel bereid zijn om te delen in de kosten voor het beheer van alternatieve (gespecialiseerde en minder liquide) beleggingen in verband met beleggingen voor andere pensioenregelingen. Tot slot is van belang dat - ten behoeve van de bescherming van rechten van deelnemers - voor de gescheiden uitvoering van pensioenregelingen in een algemeen pensioenfonds een goederenrechtelijke scheiding van vermogens in een algemeen pensioenfonds wordt voorgesteld die slechts kan worden doorbroken ten behoeve van het verhaal van expliciet in de uitvoeringsovereenkomst beschreven uitvoeringskosten op het beheerde pensioenvermogen. In het belang van werkgevers en werknemers wordt voorgesteld om de wijze waarop de regeling voor het verhaal van deze uitvoeringskosten op het pensioenvermogen wordt vormgegeven te standaardiseren door wettelijke eisen aan de inrichting van deze regeling te stellen.

4. Impact op de pensioensector

Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Deze arbeidsvoorwaarde kan op vele manieren worden ingericht en door vele uitvoerders worden uitgevoerd. Eisen aan de inrichting van het bestuur, toezicht, en de mogelijkheid een verplichtstelling uit te voeren zijn veelal gekoppeld aan de vraag of de uitvoerder een pensioenfonds of een verzekeraar is. Dit heeft geleid tot complexe afspraken over de verdeling van de uitvoeringsmogelijkheden tussen pensioenfondsen enerzijds en verzekeraars anderzijds die zijn vastgelegd in de taakafbakening.

Met de introductie van een algemeen pensioenfonds wordt een element uit de taakafbakening, te weten de domeinafbakening, verlaten. Dit opdat het algemeen pensioenfonds zich kan richten op het realiseren van schaalvoordelen voor verschillende groepen van werkgevers en werknemers en zonder dat zij verplicht worden eveneens een rol te spelen in de bedrijfsvoering van de pensioenuitvoerder.

Anders dan bij het multi-opf geldt bij het algemeen pensioenfonds niet de beperking dat de deelnemende ondernemingen eerder een eigen ondernemingspensioenfonds moesten hebben gehad, dat tenminste 5 jaar heeft bestaan. Voortaan kan een algemeen pensioenfonds voor iedere onderneming een of meerdere pensioenregelingen uitvoeren, ongeacht de vraag of de betreffende onderneming al eerder een ondernemingspensioenfonds had. Dat betekent dat ook werkgevers die vrijstelling hebben gekregen van de verplichte deelname bij een bedrijfstakpensioenfonds, hun pensioenregeling kunnen onderbrengen bij een algemeen pensioenfonds. Eveneens kunnen werkgevers die nu een regeling hebben bij een verzekeraar overstappen naar een algemeen pensioenfonds. Het kabinet is zich ervan bewust dat ook met deze wijziging de afspraak over de domeinafbakening in de taakafbakening gewijzigd wordt.

In het algemeen pensioenfonds kunnen pensioenregelingen van ondernemingen, groepen of bedrijfstakken worden ondergebracht die verder geen binding met elkaar hebben. Het toe staan hiervan wordt noodzakelijk geacht om tot een substantiële schaalvergroting en consolidatie te komen.

Het loslaten van de verbondenheid tussen het instituut pensioenfonds en de belanghebbenden bij de regelingen die worden uitgevoerd, het onafhankelijk bestuursmodel, de compartimentering van vermogens en het onderscheiden van de algemene bedrijfsvoering enerzijds en beleidsbeslissingen ten aanzien van regelingen anderzijds maken het mogelijk dat een algemeen pensioenfonds ook door derden, zoals verzekeraars en pensioenuitvoeringsorganisaties, opgericht kan worden. Dat moet het mogelijk maken dat op korte termijn een voldoende groot aanbod van algemene pensioenfondsen ontstaat, zodat liquiderende fondsen voldoende keuze hebben bij het onderbrengen van hun pensioenregeling. Een ieder, dus ook sociale partners, verzekeraars en pensioenuitvoeringsorganisaties, kan een aantrekkelijk vehikel oprichten waarvoor dezelfde regels voor toezicht, fiscaliteit en besturing gelden. Omdat ook verzekeraars een pensioenfonds kunnen oprichten dat als algemeen pensioenfonds fungeert en voor alle partijen dezelfde toegangs- en uitoefeningvoorwaarden gelden, is er naar het oordeel van het kabinet sprake van een gelijk speelveld tussen verzekeraars en pensioenfondsen en wordt de taakafbakening niet geschonden. De mogelijkheid om een Neeg' algemeen pensioenfonds op te richten waarbij in eerste instantie nog geen, of bij omvorming slechts één, pensioenregeling wordt uitgevoerd, moet hier aan bijdragen. Dit wordt nodig geacht om het potentiële aanbod van algemene pensioenfondsen waar werkgevers hun pensioenregeling kunnen onderbrengen zo groot mogelijk te maken en een gelijk speelveld te behouden.

De introductie van het algemeen pensioenfonds leidt naar verwachting tot lagere uitvoeringskosten, professionalisering en een geleidelijke standaardisatie van de pensioenuitvoering, omdat de bundeling van pensioenregelingen schaalvoordelen met zich meebrengt en de meerkosten van afwijkingen in de dienstverlening transparanter zullen worden. Concurrentie kan de verschillende algemene pensioenfondsen ertoe bewegen zich te onderscheiden met een hoge kwaliteit van dienstverlening en lage uitvoeringskosten. De ringfencing van de verschillende pensioenvermogens leidt er bovendien toe dat de ’eigenheid' van de verschillende pensioenregelingen intact kan blijven. Om te komen tot een volwaardige competitie tussen de verschillende aanbieders van algemene pensioenfondsen is het nodig dat werkgevers keuze hebben uit verschillende proposities. Dit waarborgt dat er een dynamiek ontstaat waarbij algemeen pensioenfondsen professioneel en tegen zo laag mogelijke kosten opereren. Ook overwegingen over welke dienstverleningen het beste aansluit bij het karakter van de werkgever en de deelnemers kunnen daarbij een rol spelen. De vormgeving van het algemeen pensioenfonds is thans toegeschreven op het onderbrengen van Nederlandse pensioenregelingen. Buitenlandse partijen kunnen hun pensioenregelingen laten uitvoeren door een algemeen pensioenfonds indien zij zich daarbij conformeren aan het Nederlandse financieel toetsingskader.

Een ander element uit de taakafbakening, namelijk de productafbakening die tot uitdrukking komt in collectiviteits- en solidariteitseisen waaraan pensioenregelingen moeten voldoen om uitgevoerd te kunnen worden door pensioenfondsen, blijft met dit voorstel ongewijzigd.

Verder zal een gevolg van de introductie van een het algemeen pensioenfonds zijn dat het multi-opf op termijn zal verdwijnen.

5. Nader te bezien

Herziening waardeoverdracht

Het is in dit verband belangrijk te vermelden dat het huidige wettelijke regime van waardeoverdracht tegen het licht wordt gehouden. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierover op 20 januari jl. een brief gestuurd naar de Tweede Kamer. Mogelijke voornemens tot wijziging van de wettelijke regels van waardeoverdracht, die ook gevolgen kunnen hebben voor het algemeen pensioenfonds, zullen in een separaat wetsvoorstel worden neergelegd.

Algemeen pensioenfonds voor beroepspensioenfondsen

Ook voor verplichte beroepspensioenfondsen zal, zoals gezegd, de mogelijkheid van een algemeen pensioenfonds worden gecreëerd. Anders dan bij verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen is de verplichtstelling bij beroepspensioenregelingen op regelingsniveau is vormgegeven. Omdat deze regelingen nu al door verschillende pensioenuitvoerders zoals verzekeraars of fondsen kunnen worden uitgevoerd, zal hier naar verwachting geen sprake zijn van een marktverstorende werking. Het voordeel voor beroepsfondsen kan zijn dat solidariteit binnen de regeling behouden kan blijven ("de kring") gekoppeld aan vrijheid van regelingsonderbrenging en bundeling van krachten. De consultatieperiode zal worden gebruikt om te komen tot een technische uitwerking in de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De uitwerking zal beschikbaar zijn bij het wetsontwerp dat bij de Tweede Kamer zal worden ingediend.

Fiscale behandeling

In het wetsontwerp dat bij de Tweede Kamer zal worden ingediend, zal ook worden aangegeven wat de fiscale behandeling is van een algemeen pensioenfonds.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel A

Aan de definities in artikel 1 van de Pensioenwet wordt het algemeen pensioenfonds toegevoegd. Het kenmerkende van het algemeen pensioenfonds is dat dit pensioenfonds (een of) meerdere pensioenregelingen uitvoert en daarvoor gescheiden vermogens aanhoudt per collectiviteitkring. De werkingssfeer van de collectiviteitkring ofwel de pensioenregelingen waaruit deze bestaat moet worden vastgelegd in de statuten. Ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen zijn werkzaam voor een bepaald domein en vormen, ook als ze meerdere pensioenregelingen uitvoeren, altijd financieel een geheel. Het algemeen pensioenfonds kent verder geen domeinafbakening. In dit pensioenfonds kunnen dus pensioenregelingen van ondernemingen, groepen of bedrijfstakken worden ondergebracht die verder geen binding met elkaar hebben.

De definitie van ondernemingspensioenfonds wordt aangepast aan het vervallen van het zogeheten multi-opf. Een ondernemingspensioenfonds is weer verbonden aan een onderneming of groep. Willen meerdere ondernemingen samenwerken in een pensioenfonds dan kan dit in het algemeen pensioenfonds.

Het algemeen pensioenfonds wordt toegevoegd aan de definitie van pensioenuitvoerder.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 2 van de Pensioenwet vervallen twee leden die betrekking hebben op het multi-opf.

Artikel I, onderdeel C

Op grond van artikel 25 van de Pensioenwet moet in de uitvoeringsovereenkomst een regeling worden opgenomen met betrekking tot de voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar of premiepensioeninstelling gesloten uitvoeringsovereenkomst. Deze eis wordt ook gesteld bij de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds.

Verder wordt een onderdeel toegevoegd op grond waarvan in de uitvoeringsovereenkomst een regeling moet worden opgenomen met betrekking tot de kosten die verband houden met de uitvoering van de pensioenregeling en die bij een algemeen pensioenfonds in mindering kunnen worden gebracht op een afgescheiden vermogen. Voor het algemeen pensioenfonds geldt dat op grond van het voorschrift voor het aanhouden van afgescheiden vermogens en de rangregeling die geldt voor het verhaal van vorderingen op die vermogens zoals die wordt opgenomen in artikel 123 van de Pensioenwet naast de aanspraken en rechten van deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden alleen de kosten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst op het afgescheiden vermogen kunnen worden verhaald. Ook wordt een onderdeel toegevoegd op grond waarvan in de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds een regeling moet worden opgenomen voor de kosten die ten laste kunnen worden gebracht van de premie. Beide onderdelen samen betekenen dat bij het algemeen pensioenfonds een sluitende regeling met betrekking tot de kosten moet worden overeengekomen.

Verder wordt een onderdeel opgenomen op grond waarvan in de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds een regeling moet worden opgenomen met betrekking tot de afspraken die worden gemaakt over de kwaliteit van de dienstverlening.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over deze afspraken en over de kosten bij het algemeen pensioenfonds.

Artikel I, onderdeel D

In artikel 28 van de Pensioenwet is geregeld dat de melding van premieachterstand door een pensioenfonds gebeurt per afgescheiden vermogen. Daarbij wordt het multi-opf vervangen door het algemeen pensioenfonds.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 99 van de Pensioenwet wordt geregeld dat een algemeen pensioenfonds een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuur heeft. Een onafhankelijk bestuur bestaat uit ten minste twee bestuurders die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. Bij een onafhankelijk gemengd bestuur worden daaraan ten minste drie natuurlijke personen als niet uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders toegevoegd. Ook de niet uitvoerende bestuurders zijn niet directe vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij het pensioenfonds. Werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden zijn in het algemeen pensioenfonds niet vertegenwoordigd in het bestuur maar in het belanghebbendenorgaan.

Artikel I, onderdeel F

In artikel 100 van de Pensioenwet vervalt het lid dat regelt dat bij een multi-opf elke onderneming of groep in elke geleding in het paritaire bestuur een vertegenwoordiger moet hebben.

Artikel I, onderdeel G

Aan artikel 103 van de Pensioenwet wordt een lid toegevoegd waarin is geregeld dat het intern toezicht bij een algemeen pensioenfonds met een onafhankelijk bestuur wordt uitgeoefend door een raad van toezicht. Als het algemeen pensioenfonds een onafhankelijk gemengd bestuur heeft volgt uit het (vernummerde) vierde lid dat het intern toezicht wordt uitgeoefend door de niet uitvoerende bestuurders.

Artikel I, onderdeel H

De regeling in artikel 104, derde lid, onderdeel f, van de Pensioenwet op grond waarvan de raad van toezicht een goedkeuringsrecht heeft bij het besluit van het bestuur tot samenvoeging van pensioenfondsen in een multi-opf wordt vervangen door een goedkeuringsrecht bij het besluit van het bestuur tot vaststelling van het beleid inzake het aangaan en beëindigen van uitvoeringsovereenkomsten door een algemeen pensioenfonds.

Artikel I, onderdeel I

De regeling in artikel 111, eerste lid, onderdeel m, op grond waarvan in de statuten een regeling wordt opgenomen over de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst bij een multi-opf vervalt.

Artikel I, onderdeel J

In artikel 112 van de Pensioenwet is geregeld dat de voorgenomen oprichting en de uiteindelijke oprichting van een pensioenfonds moet worden gemeld bij DNB. Deze bepaling wordt beperkt tot de (voorgenomen) oprichting van een ondernemingspensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds nu voor het algemeen pensioenfonds een vergunning nodig is en DNB via de vergunningsprocedure op de hoogte is.

Artikel I, onderdeel K

In artikel 112a wordt geregeld dat voor een algemeen pensioenfonds een vergunning nodig is. DNB verleent de vergunning indien aangetoond wordt dat aan een aantal verplichtingen zal worden voldaan. Het gaat hierbij met name om verplichtingen met betrekking tot de bestuursstructuur, de geschiktheid van de bestuurders en de intern toezichthouders, de bedrijfsvoering en de aanwezigheid van voldoende werkkapitaal.

Bij de aanvraag moeten bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens worden gevoegd. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de (concept) statuten.

DNB kan voorschriften verbinden aan de vergunning of beperkingen stellen met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

Als het algemeen pensioenfonds gebruik gaat maken van de vergunning moet dit binnen drie maanden worden gemeld aan DNB met overlegging van een aantal stukken zoals de uitvoeringsovereenkomst(en) en de actuariële en bedrijfstechnische nota(s). Als het algemeen pensioenfonds een nieuw afgescheiden vermogen gaat aanhouden moet dit ook worden gemeld onder overlegging van de bij dat afgescheiden vermogen horende uitvoeringsovereenkomst en actuariële en bedrijfstechnische nota.

Artikel I, onderdeel L

Artikel 115, tweede lid, wordt aangepast aan het schrappen van het multi-opf.

Artikel I, onderdeel M

In artikel 115b heeft betrekking op het belanghebbendenorgaan. In het eerste lid wordt geregeld dat een algemeen pensioenfonds een belanghebbendenorgaan instelt voor elk afzonderlijk afgescheiden vermogen. Indien een algemeen pensioenfonds drie gescheiden vermogens heeft zijn er dus ook drie belanghebbendenorganen.

Voor de samenstelling van de belanghebbendenorganen wordt in het tweede lid geregeld dat de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever of werkgevers die betrokken zijn bij het afgescheiden vermogen waarvoor het belanghebbendenorgaan is ingesteld vertegenwoordigd zijn. De uiteindelijke samenstelling is afhankelijk van de "herkomst" van de pensioenregelingen die (samen met andere regelingen of alleen) een afgescheiden vermogen vormen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen over de samenstelling nadere regels gesteld worden.

Op grond van het derde lid heeft ieder van de belanghebbendenorganen van een algemeen pensioenfonds uitsluitend de taken en bevoegdheden van een belanghebbendenorgaan die (alleen) betrekking hebben op het pensioenvermogen waarvoor het belanghebbendenorgaan is ingesteld.

Zo zal bijvoorbeeld de goedkeuring voor het vaststellen van het toeslagbeleid (artikel 115c, negende lid, onderdeel g, van de Pensioenwet) gevraagd worden van het belanghebbendenorgaan dat is ingesteld voor het afgescheiden vermogen waarvoor het toeslagenbeleid zal gelden, maar zal over een algemeen onderwerp als de profielschets voor de leden van de raad van toezicht (artikel 115c, tweede lid, onderdeel h, van de Pensioenwet) bij een algemeen pensioenfonds geen advies gevraagd worden aan een belanghebbendenorgaan.

Ieder belanghebbendenorgaan van een algemeen pensioenfonds heeft ook de algemene adviesbevoegdheid (spontaan of desgevraagd) van artikel 115c, eerste lid, van de Pensioenwet, en het beroepsrecht van artikel 217 van de Pensioenwet, wederom voor zover het om een aangelegenheid gaat die betrekking heeft op het afgescheiden vermogen waarvoor het belanghebbendenorgaan is ingesteld.

Het belanghebbendenorgaan heeft verder de algemene rechten van een belanghebbendenorgaan zoals recht op overleg met het intern toezicht of het enquêterecht.

Artikel I, onderdeel N

De regeling in artikel 115c, negende lid, onderdeel d, van de Pensioenwet op grond waarvan het belanghebbendenorgaan een goedkeuringsrecht heeft bij het besluit van het bestuur tot samenvoeging van pensioenfondsen in een multi-opf vervalt.

Artikel I, onderdeel O

Artikel 123 van de Pensioenwet, dat een regeling voor het uitvoeren van meerdere pensioenregelingen behelst, wordt aangepast aan het vervallen van het multi-opf en het introduceren van het algemeen pensioenfonds. In het eerste lid wordt geregeld dat een ondernemingspensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds dat meerdere regelingen uitvoert financieel een geheel vormt. Een algemeen pensioenfonds houdt een afgescheiden vermogen aan voor iedere collectiviteitkring. Een collectiviteitkring kan uit een of meerdere pensioenregelingen bestaan. Het is aan de werkgevers(s) en het pensioenfonds welke omvang de afgescheiden vermogens hebben en dus hoeveel en welke pensioenregelingen een afgescheiden vermogen vormen. De collectiviteitkring moet in de statuten worden opgenomen.

In het tweede tot en met vierde lid wordt externe werking toegekend aan het uitgangspunt van afgescheiden pensioenvermogens in een algemeen pensioenfonds. De regeling heeft tot gevolg dat een pensioenvermogen afgescheiden is van andere pensioenvermogens en van het werkkapitaal in een algemeen pensioenfonds. De regeling voorziet bovendien in een expliciete duiding van vorderingen die ten laste van een pensioenvermogen kunnen worden gebracht en in welke volgorde. Consequentie van deze regeling is dat een derde (crediteur) dus mogelijk geen volledig verhaal voor zijn vordering kan vinden, terwijl het algemeen pensioenfonds wel voldoende gelden onder zich houdt, maar uit andere hoofde.

Op grond van het tweede lid worden op ieder afgescheiden vermogen uitsluitend de kosten in mindering gebracht waarvan in de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen dat die daarvoor in aanmerking komen en de rechten van aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Bij het verhaal voor de kosten zal het gaan om de administratieve uitvoeringskosten, de kosten van vermogensbeheer, de transactiekosten en de eventuele "beloning" voor het algemeen pensioenfonds. Dit alles voor zover dit expliciet is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst. De regeling in het tweede lid is onverminderd artikel 129 van de Pensioenwet en het vierde lid. Op grond van artikel 129 van de Pensioenwet kan onder voorwaarden terugstorting plaatsvinden. In het vierde lid is bepaald hoe met boedelschulden wordt omgegaan bij faillissement van het algemeen pensioenfonds.

Artikel I, onderdeel P

In artikel 125a, dat regelt welke artikelen met betrekking tot het financieel toetsingskader per afgescheiden vermogen worden toegepast wordt het multi-opf vervangen door het algemeen pensioenfonds. De in 125a genoemde artikelen worden in het algemeen pensioenfonds dus per afgescheiden vermogen toegepast.

Artikel I, onderdeel Q

Artikel 125b dat betrekking heeft op het multi-opf vervalt.

Artikel I, onderdeel R

Aan het artikel met de boetebepalingen wordt artikel 112a toegevoegd.

Artikel I, onderdeel S

Aan artikel 220a van de Pensioenwet wordt overgangsrecht toegevoegd voor het multi-opf. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel verdwijnt het multi-opf. Voor de bestaande multi-opf'n (thans twee) wordt een overgangstermijn voorgesteld van 5 jaar. Zij krijgen derhalve uiterlijk vijf jaar de tijd om over te gaan naar een andere vorm van uitvoering bijvoorbeeld door zich om te vormen tot een algemeen pensioenfonds. Tijdens de overgangstermijn blijven een aantal specifiek voor het multi-opf gemaakte bepalingen van toepassing bijvoorbeeld de bepaling op grond waarvan artikelen uit het financieel toetsingskader bij het multi-opf op ieder afgescheiden vermogen wordt toegepast.

Verder wordt expliciet geregeld dat in de situatie dat bijvoorbeeld een ondernemingspensioenfonds zich omvormt tot algemeen pensioenfonds sprake is van een situatie waarbij de uitvoeringsovereenkomst met de "oude" overdragende pensioenuitvoerder beëindigd wordt en er waardeoverdracht plaatsvindt naar de nieuwe ontvangende pensioenuitvoerder waarmee een uitvoeringsovereenkomst is gesloten.

18

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.