Weeklog: Die Dag van Europa toch…

Met dank overgenomen van C.D. (Dennis) de Jong i, gepubliceerd op zondag 13 mei 2018.

Op 9 mei vierden we met z’n allen de Dag van Europa. Niemand die er erg in had, behalve dat er die dag even niet aan de EU werd gewerkt, want alle Europese instellingen waren dicht. Het was een vrije dag. Het is eigenlijk een heel symbolische dag: er wordt iets bedacht op het hoogste niveau en dan is het er. Maar omdat de burgers in de EU er nooit om gevraagd hebben, blijft het een dode letter. Het is een van de vele pogingen om een ‘Europees gevoel’ te scheppen dat er niet is. En op zich zou dat nog niet eens een doodzonde hoeven zijn, als er niet een achterliggende agenda is: het Europees gevoel moet ook duidelijk maken waarom we één markt zijn met elkaar. Waarom alle winkels in de EU uiteindelijk op elkaar gaan lijken. Waarom het steeds moeilijker wordt gemaakt om een eigen sociaaleconomisch beleid te voeren. De Dag van Europa is dan ook minder onschuldig dan het lijkt.

Zoals de Dag van Europa zijn er nog meer maatregelen die van bovenaf worden ingevoerd en op het eerste gezicht onschuldig lijken, maar dat niet zijn. Denk aan allerlei leuke projecten voor jongeren, zoals het overhaast ingevoerde plan om jongeren vier maanden gratis met de trein te laten reizen om Europa te leren kennen. En de talloze uitwisselingsprogramma’s voor studenten. Allemaal gericht om een ‘gevoel’ te creëren dat er niet is. Natuurlijk vinden jongeren en studenten dit aantrekkelijk. Door de vermarkting van het onderwijs en door de afschaffing van echte studiebeurzen, moeten studenten al vroeg concurreren en zoeken naar financieringsmogelijkheden als ze iets extra’s willen, zoals een stage ergens anders dan bij de eigen onderwijsinstelling. De Europese Commissie speelt daar handig op in, maar vergeet erbij te vertellen dat dit soort programma’s helemaal niet nodig geweest waren, als de Europese Unie de ruimte had gelaten voor onderwijssystemen die vooral de ontwikkeling van studenten centraal waren blijven stellen en geen prooi waren geworden van marktdenken.

Natuurlijk staan jongeren meer open voor contacten met andere landen en hebben zij hun hele leven al te maken gehad met een ‘Europees project’. Maar we moeten wel eerlijk zijn: als de bedoeling van de EU nog steeds zou zijn wederzijds begrip, vrede en solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen, zou er werkelijk ruimte gelaten worden voor een eigen invulling op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Maar hoewel het motto van de EU ‘eenheid in verscheidenheid’ is, wil de EU vooral een ‘gelijk speelveld’ creëren voor bedrijven. Dat laat weinig ruimte voor afwijkingen, of het nu gaat om het vrij verkeer van werknemers of dienstverleners, of het vrij kapitaalverkeer. En zo worden mensen tegen elkaar opgezet en de macht van grote bedrijven keer op keer versterkt. Als we de Dag van Europa ooit nog eens vieren, dan zou het moeten zijn met demonstraties waarbij we, jong en oud, de zeggenschap over onze eigen leefomgeving claimen. De straat terugpakken. Anders mag de Dag van mij volstrekt een dode letter blijven.