Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport - Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurderbijdrage

Dit advies Raad van State en nader rapport is onder nr. 4 toegevoegd aan wetsvoorstel 34652 - Verdere modernisering van de Huurcommissie en introductie van een verhuurderbijdrage i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport - Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met een verdere modernisering van de Huurcommissie en met de introductie van een verhuurderbijdrage
Document­datum 16-01-2017
Publicatie­datum 02-05-2018
Kenmerk 34652, nr. 4
Externe link origineel bericht

2.

Tekst

Pagina 0 van 1

Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving

Datum

Kenmerk

2017-0000018987

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 oktober 2016, nr. 2016001814, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen . Dit advies, gedateerd 23 december 2016, nr. W04.16.0335/I, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met de opmerkingen van de Afdeling rekening zal zijn gehouden.

  • 1. 
    De Afdeling adviseert om de evaluaties af te wachten voordat wordt gestart met bemiddelen, en om eventuele wettelijke belemmeringen weg te nemen. De resultaten van de evaluatie van de ZBO Huurcommissie en de regionale pilot zijn inmiddels bekend, en de inzet op bemiddelen wordt hierin ondersteund. Dit is verwerkt in het algemeen deel van de memorie van toelichting. Daar waar de Afdeling refereert aan de beslistermijn van vier maanden wordt het volgende opgemerkt. De viermaandentermijn staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en is een termijn van orde. Dat betekent dat er geen sanctie aan is verbonden. Wel moet de termijn in acht genomen worden door de Huurcommissie als rijksoverheidsorgaan. In de praktijk zal het niet zo zijn dat bemiddeling leidt tot langere beslistermijnen. De bemiddeling vindt plaats op basis van vrijwilligheid van partijen en als de Huurcommissie de bemiddeling kansrijk acht. Als de Huurcommissie vindt dat bemiddeling niet kansrijk is, zal de zaak aan het begin van de procedure al worden doorgezet naar geschillenbeslechting. Bij kansrijke gevallen stappen partijen op vrijwillige basis tijdelijk uit de formele procedure om bemiddeling te laten plaatsvinden. Mocht het bemiddelen onverhoopt toch niet succesvol zijn, dan kan daarna alsnog weer de formele procedure verder doorlopen worden. Vanaf dat punt gaat de doorlooptijd weer lopen.

    Voorts zal bemiddeling ook niet leiden tot een andere werkwijze bij het niet ontvankelijk verklaren van verzoeken. Immers, pas bij het doen van de uitspraak speelt eventuele niet-ontvankelijkheid een rol. Aan bemiddeling liggen dus geen wettelijke belemmeringen ten grondslag. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de legessystematiek aan te passen aan bemiddeling.

  • 2. 
    Ik volg het advies van de Afdeling om de afbakening van de bevoegdheid van de Huurcommissie in de wet zelf op te nemen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn hierop aangepast.
  • 3. 
    Ik volg het advies van de Afdeling om het criterium voor een hoger legestarief nader te bezien niet. De Afdeling merkt op dat verhuurders met een groot aantal woningen mogelijk eerder te maken krijgen met de voorgestelde gedifferentieerde legesregeling dan kleine verhuurders. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. Van alle verhuurders wordt hetzelfde verwacht, namelijk dat de regels worden toegepast. Verwacht mag worden dat verhuurders met een groot aantal woningen hier even goed toe in staat zijn als kleine verhuurders. Om deze reden is het aantal woningen van de verhuurder in de voorgestelde legesregeling geen onderscheidend criterium. Voorts bestaat de zogenoemde veelgebruikersregeling alleen bij de procedures krachtens de artikelen 7:249 (toetsing nieuwe huurprijs) en 7:258, derde lid (toetsing all in-prijzen), van het Burgerlijk Wetboek. Dit zijn bij uitstek procedures waarbij de verhuurders gemakkelijk kunnen controleren of de door hen in rekening gebrachte (huur)prijzen redelijk zijn. Daarnaast is reeds voorzien in een hardheidsclausule voor het geval bij complexgewijze verhuur onverkorte en strikte toepassing van de legesregeling leidt tot onredelijke hoge leges voor de verhuurder. Op dit moment kan de Huurcommissie ook al een hardheidsclausule toepassen om buitensporige legesveroordelingen bij nagenoeg gelijkluidende verzoeken te voorkomen. Dit blijft onverkort gelden. Het algemeen deel van de memorie is aangevuld met deze motivering.
  • 4. 
    Het advies van de Afdeling om de extra inspraakmogelijkheid van de belangenorganisaties over de ontwerpbegroting en de concept jaarrekening te heroverwegen is overgenomen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn hierop aangepast.
  • 5. 
    Het advies van de Afdeling om de toezichtbepaling (het voorgestelde artikel 8h) te schrappen is overgenomen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn hierop aangepast.
  • 6. 
    Ik volg het advies van de Afdeling om in de memorie van toelichting aandacht te besteden aan de zogenoemde doelbinding aangaande het uitwisselen van gegevens door de Belastingdienst. Het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verkregen is het genereren van inkomsten onder de naam verhuurderheffing. In de Kamerstukken over de verhuurderheffing is hierover opgenomen: “De regering acht het redelijk dat alle verhuurders die op de gereguleerde markt actief zijn en een belang hebben bij stabiliteit en gewaarborgde inkomsten, door middel van deze heffing een bijdrage leveren aan de uitgaven van het Rijk.”1 Het doel van de verwerking van persoonsgegevens volgend uit het voorliggende wetsvoorstel is verhuurders laten bijdragen aan een voor de huursector belangrijke instantie. Er worden geen spanningen voorzien met personen/instanties/systemen die betrokken zijn bij de verwerking van de gegevens. Het algemeen deel van de memorie is aangevuld met deze motivering.
  • 7. 
    De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen.
  • 8. 
    • a. 
      Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nader in te gaan op een op 1 december 2016 afgegeven advies van de Autoriteit persoonsgegevens (hierna: Ap) (kenmerk: z2016-14567).

      De Ap adviseert om in de memorie van toelichting nader uiteen te zetten wanneer de bijdrage op basis van het voorgestelde artikel 19d, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte onherroepelijk is geworden. De vaststelling van de verhuurderbijdrage is onherroepelijk geworden als er binnen 6 weken geen bezwaar of beroep is ingediend, of wanneer over een bezwaar of beroep onherroepelijk is beslist. De memorie van toelichting is hierop aangepast. Voorts wordt op basis van de zogenoemde dataminimalisatie geadviseerd om de gegevensuitwisseling zo specifiek mogelijk aan te duiden. Dit betekent dat in de voorgestelde artikelen 19c en 19d, eerste lid, van de Uhw explicieter is aangegeven om welke gegevens het gaat. Het betreft enkel gegevens wat betreft naam, adres en woonplaats van de verhuurders met meer dan 50 huurwoningen. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn hierop aangepast.

      Voorts adviseert de Ap om in de memorie van toelichting nog eens nader uiteen te zetten op welke wijze is voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel door de onderzochte alternatieven te benoemen en hierbij aan te geven waarom deze meer ingrijpend zouden zijn dan de thans voorgestelde regeling. De onderzochte alternatieven zijn het verhogen van leges en het opleggen van bestuurlijke boetes. In het algemeen deel van de memorie is aangegeven waarom deze middelen minder geschikt zijn om de verhuurderbijdrage van verhuurders aan de Huurcommissie te vergroten. De memorie van toelichting is hierop aangepast.

      Tot slot adviseert de Ap om de vermelding in de memorie van toelichting dat de gegevensverstrekking moet worden gemeld aan de FG van de Belastingdienst en aan de Ap te schrappen. Deze melding is op grond van artikel 29, vierde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens niet nodig. De memorie van toelichting is hierop aangepast.

      • b. 
        Recent heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing (Kamerstukken I 2016/17, 34 548, nr. A). Een van de elementen van het wetsvoorstel betreft het verhogen van de heffingsvrije voet voor de verhuurderheffing van 10 naar 50 huurwoningen. Dit betekent dat verhuurders tot en met 50 huurwoningen geen verhuurderheffing zullen betalen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt in het voorliggende wetsvoorstel ook rekening gehouden met een heffingsvrije voet van 50 huurwoningen.
    • 9. 
      Tot slot zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting nog enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

1 Zie ook hiertoe Kamerstukken II 2013/14, 33 756, nr. 3, p. 6/7.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.