Algemene Financiële Beschouwingen 2017

Met dank overgenomen van A.H.G. (Alexander) Rinnooy Kan i, gepubliceerd op maandag 1 januari 2018, 2:42.

Voorzitter,

Naar het imago van Nederland is veel onderzoek verricht. De resultaten zijn even voorspelbaar als teleurstellend. Kaas, tulpen en windmolens voeren het klassement van de associaties aan, met het adjectief “vriendelijk” op een teleurstellende zesde plaats, net boven “plat”. Aan de negatieve kant domineren de drugs, zelfs boven het weer. De voornaamste bron van ongenoegen voor Franse bezoekers blijkt te zijn dat Nederlanders een andere taal spreken dan zij. Dat gevoel is, meen ik, wederzijds.

Ik zou de minister van financiën, wiens rentree in deze zaal door mijn fractie zeer wordt verwelkomd, en de al even welkome staatssecretaris niet willen uitdagen deze buitenlandse beeldvorming met een gerichte campagne te verbeteren. Maar mochten zij de verleiding niet kunnen weerstaan, dan kan het door henzelf twee weken geleden hier achtergelaten blauwe boekje heel goed als basismateriaal worden benut. Het bevat een geserreerd overzicht van de Nederlandse begroting en economie in grafieken en tabellen. Wie het bestudeert, kan maar één conclusie trekken: het gaat, ondanks de onbegrijpelijke taal en het matige weer, heel goed met Nederland.

Dat laat zich op vele manieren illustreren. De economische groei bedraagt 3,3% in 2017 en 2,5% in 2018, en dat is al vele jaren niet vertoond. Nederland staat op de vierde plaats in de Global Competitivenes Index, de beste score binnen de EU. De werkloosheid daalt in rap tempo naar 4,3% in 2018; veel lager kan het nauwelijks worden. De economische voorspoed brengt het nieuwe kabinet ruimte om te investeren, en dat doet het ruimhartig in onder andere defensie, zorg, onderwijs en wetenschap. Daarnaast worden de lasten, met name op arbeid, fors verlicht. Het CPB heeft berekend dat iedere inkomensgroep er minstens 0,5% in koopkracht op vooruit gaat. Nederland komt er, negen jaar na de crisis, sterk uit.

Er is reden tot tevredenheid. Van zelfgenoegzaamheid zijn de verder ook volgens de Fransen zo vriendelijke Nederlanders echter niet gediend. ‘Het kan slechter’ is hier de hoogste lof, ‘het kan beter’ het meest gehoorde beleidsadvies. Het bevoorrechte Nederland uit het blauwe boekje is een enclave van voorspoed in een onrustige wereld, en daarenboven is regeren in de eerste plaats vooruitzien en niet teruggenieten. In mijn bijdrage wil ik de twee nieuwe bewindslieden uitnodigen een blik te werpen op het steeds minder verre buitenland en op de ook al niet meer zo verre toekomst.

Voorzitter,

Het Nederlandse buitenland begint in Europa. Het regeerakkoord wijdt daaraan meer lovende woorden dan precieze voornemens. Maar juist deze minister heeft al een eerste aanduiding gegeven van waar hij zelf zijn Europese grenzen trekt. Ik zou hem willen uitnodigen om deze Kamer nog eens duidelijk te maken welke bevoegdheden op zijn brede werkterrein hij wel en welke hij juist niet op Europees niveau versterkt zou willen zien. Mijn fractie onderschrijft met hem de noodzaak van voortgaande economische hervormingen binnen de lidstaten, in het bijzonder binnen hun financiële sectoren. De vraag is welke vorm van Europese regie daaraan het best kan bijdragen, bijvoorbeeld op het moment dat zogenaamde asymmetrische schokken de ene lidstaat meer treffen dan de andere. Zou een toekomstig EMF binnen Europa dan de rol kunnen gaan spelen die het IMF nu wereldwijd speelt? De brieven van de minister van 27 november over dit onderwerp kunnen als uitgangspunt dienen, maar laten nog veel ruimte, bijvoorbeeld waar hij schrijft over zijn mogelijk toekomstige Europese ambtsgenoot of over de vormgeving van de solidariteit tussen de lidstaten. En waar de twee brieven recht in de leer zijn lijken ze bovendien nu al te botsen op de opvattingen in Berlijn. Tenslotte zou het mij ook nog interesseren hoe de minister en zijn staatssecretaris aankijken tegen het evenwicht tussen voortschrijdende Europese fiscale harmonisatie en lang gekoesterde Nederlandse vestigingsplaatsvoordelen.

De complexe Europese relatie met het Verenigd Koninkrijk heeft voor Nederland een bijzondere historische en economische betekenis. Er staat ook na het tussenakkoord voor Nederland politiek en economisch veel op het spel; de reactie van de minister op de schriftelijke inbreng voorafgaand aan deze beschouwingen bevestigt dat nog eens. Wat ziet de minister inmiddels als de meest gewenste uitkomst van de Brexit onderhandelingen, hoe realistisch acht hij die wens en hoe bereidt het kabinet zich voor op minder gewenste scenario’s?

In een iets verder buitenland bevinden zich grootmachten als China, de Verenigde Staten en Afrika, die elk nadrukkelijk Europese aandacht vragen, maar er samen beter bij liggen dan een jaar geleden. Toch is het al jarenlang wereldwijd bestaande fundamentele tekort aan risicodragend vermogen en daarnaast de overmaat aan vreemd vermogen, deels in de vorm van publieke schuld, deels in de vorm van private of inmiddels geprivatiseerde schuld, niet verdwenen. Balansverkorting is en blijft dus een veeleisende publieke en private taak. Binnen Europa is een van de meest in het oog springende voorbeelden daarvan de balans van de Europese Centrale Bank. Nu het zich laat aanzien dat de grootschalige inkoop van staatsobligaties binnenkort eindelijk wordt stopgezet, is de vervolgvraag hoe de balansverkorting van de ECB gerealiseerd kan worden zonder onwenselijke neveneffecten. Hoe kijkt de minister aan tegen de conjunctuurrisico’s van die verkorting en de dan te verwachten rentestijging, en hoe zouden die onder vermijding van monetaire staatsfinanciering gemitigeerd kunnen worden?

Ook in Nederland zijn de balansen lang, tot op het niveau van vele Nederlandse huishoudingen waar hoge hypotheekschulden staan tegen substantiële pensioenrechten. Het is die combinatie die onze economie extra volatiel maakt. Mijn fractie steunt de voortgaande hypotheekhervormingen, al maken wij ons bijvoorbeeld wel zorgen over de toegang tot de woningmarkt voor jonge tweeverdieners, en ziet uit naar het vervolg van de discussie over de pensioenhervorming die meer ruimte zou moeten creëren om de geleidelijke opbouw van een pensioenvoorziening te combineren met de geleidelijke afbouw van een hypothecaire schuld. Waar het gaat om de balansen van de Nederlandse ondernemingen maakt het kabinet een welkom begin door de fiscale voorkeursbehandeling van vreemd vermogen boven eigen vermogen aan bescheiden banden te leggen. Hoe stelt de minister zich voor het effect van laatstgenoemde beleidswijziging in kaart te gaan brengen en hoeveel ruimte ziet hij nog voor verdere aanscherping?

Voorzitter,

De inspectie en reparatie van het dak van een huis kan het beste uitgevoerd worden tussen twee regenbuien in. Nu de zon weer zo feestelijk schijnt boven de Nederlandse economie is dat een extra reden om terug te kijken naar het achter ons liggende noodweer van de financiële crisis en ons voor te bereiden op de bui die ooit weer gaat vallen.

Met de Raad van State deelt mijn fractie de zorg dat het kabinet de komende jaren wel tot aan de rand gaat van wat prudent begrotingsbeleid zou verlangen. Er is heel weinig ruimte om onvoorziene tegenvallers op te vangen, en in dat licht laat de geraamde jaarlijkse uitgavenstijging van 2% zich, in het altijd ingetogen taalgebruik van de Raad van State, inderdaad alleen maar kwalificeren als “fors”. Nu al zo lang door velen van onverdachte huize wordt aangedrongen op een flinke reële loonstijging dreigt er nog een extra opgave te belanden op het bord van de minister die tenslotte ook de overheidswerkgever financiert. Voor als hij zich straks nogmaals verdedigt tegen het verwijt van al te expansief beleid - en ik zie daar naar uit - vraag ik ook nog eens, net als bij zijn voorganger, aandacht voor de onnodige ingewikkeldheid van het Europese structurele tekortbegrip. Ik hoop in ieder geval dat Nederland niet nogmaals met een plotselinge verslechtering van perspectief zal worden geconfronteerd tijdens zijn regime. Wij hebben daar allemaal slechte herinneringen aan.

En wat te doen als dat toch gebeurt? De achter ons liggende crisis leverde ook een wereldwijde confrontatie op tussen monetaire en fiscale crisisbestrijding. Hoe beoordeelt de minister achteraf het relatieve succes van beide? Wat leren we van het relatief snelle Amerikaanse crisisherstel? En wat wordt de Nederlandse receptuur als de nood weer aan de man is en de rentestand dan nog steeds schommelt tussen de 1 en 2%?

Voorzitter,

De Eerste Kamer wijdt gewoonlijk weinig tijd aan de departementale begrotingen zelf. Dat maakt de verleiding groot om hier nu maar de aandacht te vragen voor een paar zorgwekkende onderdelen daarvan zoals de onverdiende doelmatigheidskorting bij het onderwijs, de ontoereikende overgangsfinanciering van het groene onderwijs en de onvoorspelde tegenvaller voor de publieke omroep. Zou een restje onderuitputting de minister nog kunnen verleiden tot een royaal gebaar op de valreep van het jaar? Ik hoop het. Maar ik wil tot slot vooral zijn aandacht vragen voor een laatste, fundamenteler kwestie.

Voorzitter,

De economische prestaties van een land zijn het produkt van participatie en productiviteit. De eerste ontwikkelt zich voor Nederland gunstig, maar de laatste, lange tijd de parel in onze kroon, stijgt de laatste jaren nauwelijks tot niet, en dat is des te opmerkelijker nu de mobiele telefoon de persoonlijke productiviteit van alle hier aanwezigen tot zelfs op dit moment toe sterk aan het verhogen is. Ook de al zo lang voorziene robotisering is nog niet in de productiviteitscijfers terug te vinden, terwijl juist productiviteitsstijging in industrie en dienstensector ruimte zou moeten scheppen om de kennisintensiteit van onze economie verder te verhogen. In 1961 werd de Commissie Opvoering Productiviteit opgericht, die jaren lang onder de hoede van de SER zegenrijk werk heeft verricht. Heeft de minister een verklaring voor de stagnatie en wordt het tijd de COP een wederopstanding te gunnen?

Ook - of juist - in een tijd van hoogconjunctuur is er op Financiën genoeg te doen. Ik zie uit naar de interactie met de twee nieuwe bewindslieden!

Arbeidsproductiviteit. Nederland 103,9 in 2017 t.o.v. basisjaar 2010. US 102,5. Turkije 119,9. OECD gemiddeld 104,9.