MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende de tussentijdse evaluatie van het programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma "Pericles 2020")

1.

Tekst

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 6.12.2017

COM(2017) 741 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende de tussentijdse evaluatie van het programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma "Pericles 2020")

{SWD(2017) 443 final}

{SWD(2017) 444 final}

1.Inleiding

Het programma "Pericles 2020" (hierna "het programma" genoemd) is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 331/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 (hierna "de verordening" genoemd") 1 voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 2 . Pericles 2020 is een programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij. Het budget voor de uitvoering van het lopende programma bedraagt ongeveer 1 miljoen EUR per jaar.

Het programma "Pericles 2020" kwam in de plaats van het Pericles-programma. Het eerste programma is ingesteld bij Besluit 2001/923/EG van de Raad van 17 december 2001 voor een periode van vier jaar (van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005) en werd verlengd bij Besluit 2006/76/EG van de Raad van 31 december 2013.

De algemene doelstelling van het huidige programma bestaat in het voorkomen en bestrijden van valsemunterij en daarmee verband houdende fraude, teneinde het concurrentievermogen van de economie van de EU te versterken en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen 3 . Het programma heeft meer specifiek als doel eurobankbiljetten en -munten tegen valsemunterij en daarmee verband houdende fraude te beschermen door de activiteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen en de bevoegde nationale autoriteiten (hierna "BNA's" genoemd) en Europese autoriteiten bij te staan bij hun inspanningen om onderling en met de Commissie een nauwe en regelmatige samenwerking en een uitwisseling van beste praktijken te ontwikkelen, waarbij in voorkomend geval ook derde landen en internationale organisaties worden betrokken 4 .

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de verordening presenteert de Commissie uiterlijk op 31 december 2017 aan het Europees Parlement en de Raad een tussentijds evaluatieverslag (hierna "de evaluatie" genoemd). De evaluatie is uitgevoerd door een externe contractant in het kader van een bestaand raamcontract van de Commissie. Een door DG ECFIN ingestelde interdepartementale stuurgroep heeft bij de evaluatie bijstand geboden om de kwaliteitscontrole te waarborgen.

Deze mededeling vergezelt een werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD) en het evaluatieverslag van de contractant.

De evaluatie bestrijkt de verschillende soorten acties die in 2014, 2015 en in de eerste helft van 2016 in het kader van het programma zijn toegezegd of uitgevoerd.

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de verordening bestrijkt de evaluatie onder meer de verwezenlijking van de doelstellingen van alle acties, de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, houdbaarheid, toegevoegde waarde en onderlinge samenhang, rekening houdend met alle elementen die noodzakelijk zijn om de beslissing te onderbouwen over het verlengen, wijzigen, dan wel opschorten van de maatregelen of soorten acties die in het kader van het programma worden gefinancierd. Volgens de evaluatie wijzen alle bevindingen in de richting van een ondubbelzinnig positieve algemene beoordeling. Uit de evaluatie blijkt met name dat het programma zeer goed gepresteerd heeft met betrekking tot alle bovengenoemde beoordelingscriteria, maar dat er toch nog enige ruimte voor verbetering overblijft.

2.Beoordeling inzake de eventuele verlenging, wijziging of opschorting van het programma

Voortzetting van het huidige programma

De Commissie is van oordeel 5 dat het programma moet doorgaan tot het vanzelf afloopt in 2020 om de volgende redenen, die in de evaluatie toegelicht worden:

·Uit het beschikbare bewijsmateriaal blijkt dat de algemene en specifieke doelstellingen relevant zijn en dat gedurende de looptijd van het programma ook zullen blijven.

·De uitvoering, de planning en de bereikte resultaten van de acties van het programma hebben doorgaans onmiddellijke tastbare gevolgen voor de operationele activiteiten voor de bescherming van de euro.

·De stopzetting van het programma zou bijzonder schadelijke gevolgen hebben, waardoor het feitelijk onmogelijk wordt om gelijkaardige transnationale activiteiten op een vergelijkbare schaal uit te voeren, omdat de toegevoegde waarde van het programma net ligt in de mogelijkheid om ondersteuning te bieden aan internationale en transnationale samenwerkingsvormen, waar nationale autoriteiten dat niet kunnen. Zo zijn bijvoorbeeld alle belanghebbenden het erover eens dat initiatieven zoals het instellen van een dialoog (zelfs in een eerste en voorlopige fase) met de Chinese autoriteiten of het in Latijns-Amerika opzetten van eenheden tegen valsemunterij, zonder de steun van het programma onmogelijk zouden zijn geweest.

Voortzetting van het programma na 2020

Op grond van de beoordelingen in de evaluatie blijft de Commissie de voortzetting van het programma na 2020 6 steunen wegens zijn toegevoegde waarde voor de EU, de langetermijneffecten en de houdbaarheid:

·De bescherming van de Europese eenheidsmunt als publiek goed, dat gebruikt wordt door 19 lidstaten van de EU en daarbuiten, heeft duidelijke een transnationale dimensie. De bescherming van de euro reikt daarom verder dan de belangen en de verantwoordelijkheid van individuele lidstaten van de EU en moet per definitie op EU-niveau worden gewaarborgd. De toegevoegde waarde van het programma voor de EU ligt in de aandacht voor de ondersteuning van transnationale en multidisciplinaire samenwerking tussen een beperkte groep van sterk gespecialiseerde BNA's, zoals de nationale centrale banken, politie, gerechtelijke autoriteiten en technische laboratoria die anders buiten bereik van die nationale autoriteiten zouden blijven.

·De houdbaarheid van de bereikte resultaten zal in hoge mate afhankelijk zijn van de voortzetting van het programma tot zijn einddatum, en na 2020. De belanghebbenden bevestigen dat zij de uitgevoerde transnationale activiteiten zonder de steun van het programma niet hadden kunnen verwezenlijken en niet in staat zouden zijn in de toekomst gelijksoortige acties uit te voeren indien het programma wordt stopgezet. Bovendien zou de stopzetting een ongunstige invloed hebben op de versterking van de institutionele capaciteit van nationale autoriteiten, wat de kerntaak van het programma uitmaakt.

Voortzetting van het programma na 2020 als zelfstandig programma

De Commissie is het eens met de beoordeling in de evaluatie inzake de voortzetting van het programma als een zelfstandig programma na 2020.

Wanneer Pericles 2020 als zelfstandig programma wordt afgeschaft of eventueel met het oog op schaalvoordelen met andere EU-programma's wordt samengevoegd, zou een specifieke taakomschrijving verloren gaan, en belangrijker nog, zou de deskundigheid van het zeer doeltreffende kader voor de bescherming van de euro worden uitgehold. De mogelijke financiële besparingen zouden ten koste gaan van het huidige niveau van de bescherming van de euro en het vermogen van de Commissie en de belanghebbenden om snel op nieuwe bedreigingen te reageren. Anderzijds zullen de in het kader van het programma gezamenlijk opgezette acties hoe dan ook tot besparingen leiden, in tegenstelling tot (eventuele) individuele nationale initiatieven.

Bovendien zal de synergie tussen enerzijds het beheer van het programma en anderzijds het ontwerp en de tenuitvoerlegging van het beleid en de wetgeving van de EU voor de bescherming van de euro (met betrekking tot preventie, handhaving en samenwerking) optimaal zijn omdat één dienst van de Commissie belast is met alle eurogerelateerde zaken.

3.Volgende stappen

De Commissie is het eens met de beoordeling in de evaluatie dat een beperkt aantal BNA's financiering in het kader van het programma aanvraagt. Met name Italië, Frankrijk en Spanje voeren het vaakst de acties van het programma uit.

Hierbij merkt de Commissie tevens op dat Italië, Frankrijk en Spanje, samen met Duitsland, goed zijn voor ongeveer drie vierde van alle valse euro's die in omloop worden aangetroffen. Daarom is hun bezorgdheid over het probleem van eurovervalsing groter dan bij andere lidstaten. Aanvragen van BNA's van andere lidstaten voor financiering in het kader van het programma zijn soms beperkt wegens personeelsgebrek of een lage prioriteit. In de evaluatie wordt bovendien opgemerkt dat bepaalde BNA's niet meer operationeel zijn of slechts in naam betrokken zijn bij de activiteiten voor de bescherming van de euro.

De Commissie heeft reeds stappen gezet om de BNA's via een stimulerende aanpak aan te moedigen meer deel te nemen.Dit heeft geleid tot een stijging van het aantal BNA's dat een eerste aanvraag indient in de afgelopen twee jaar, waarbij BNA's in Bulgarije, Oostenrijk, Portugal en Roemenië voor het eerst financiering hebben aangevraagd.

De Commissie deelt het standpunt van de evaluatie dat de prestatie-indicatoren die momenteel worden gebruikt niet volledig overeenstemmen met de aard van de activiteiten van het programma, die op capaciteitsontwikkeling gericht zijn. Daarom moet worden overwogen de huidige indicatoren te vervangen door, of op zijn minst aan te vullen met, indicatoren die de resultaten van de acties van het programma nauwkeuriger kunnen weergeven.

Met betrekking tot de prestatie-indicatoren zal de Commissie de aanbevolen wijziging beoordelen bij de voorbereiding van de effectbeoordeling voor een eventuele nieuwe vorm van het programma op grond van het volgende meerjarig financieel kader.

(1)

 Verordening (EU) nr. 331/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij ("Pericles 2020") en tot intrekking van de Besluiten 2001/923/EG, 2001/924/EG, 2006/75/EG, 2006/76/EG, 2006/849/EG en 2006/850/EG van de Raad, PB L 103 van 5.4.2014, blz. 1.

(2)

 Bij Verordening (EU) 2015/768 van de Raad van 11 mei 2015 is het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 331/2014 uitgebreid tot de niet-deelnemende lidstaten.

(3)

 Als bedoeld in artikel 3 van de verordening.

(4)

 Als bedoeld in artikel 4 van de verordening.

(5)

In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van de verordening, zijn bij de evaluatie alle elementen beoordeeld die noodzakelijk zijn om de beslissing te onderbouwen over het verlengen, wijzigen, dan wel opschorten van de maatregelen of soorten acties die in het kader van het programma worden gefinancierd.

(6)

In overeenstemming met artikel 13, lid 5, van de verordening zijn bij de evaluatie ook de langetermijneffecten en de houdbaarheid van het programma beoordeeld om op grond daarvan een besluit te nemen over de eventuele verlenging, wijziging of opschorting van een volgend programma.

 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.