Verslag van een schriftelijk overleg over de modernisering van de financiering van ambtsopleidingen - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 581 toegevoegd aan dossier 31288 - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de modernisering van de financiering van ambtsopleidingen
Document­datum 20-03-2017
Publicatie­datum 20-03-2017
Nummer KST31288581
Kenmerk 31288, nr. 581
Commissie(s) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 581 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 maart 2017

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 16 december 2016 over Modernisering financiering ambtsopleidingen (Kamerstuk 31 288, nr. 566).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 januari 2017 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 16 maart 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Arends

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie vragen of door de academische kwaliteitsborging van de Vrije Universiteit in Amsterdam (hierna: VU) en de integratie van ambtstrajecten in geaccrediteerd WHW1-onderwijs ook de bevordering van maatschappelijk verantwoordingsbesef (WHW art. 1.3.5) expliciet wordt geborgd.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de financiering van de ambtsopleidingen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

In de brief schrijft de Minister dat de voorgenomen wijziging niet alleen is ingegeven door modernisering en stroomlijning van de financiering van de opleidingen, maar ook omdat bij ongewijzigd beleid de kosten voor ambtsopleidingen zouden kunnen toenemen. De leden vragen de Minister te expliciteren wat zij hiermee bedoelt. Bedoelt zij hiermee de kosten van het organiseren van de opleiding of de kosten bij toename van de groei van het aantal studenten? De voornoemde leden vragen of de Minister ook kan aangeven hoe zij voornemens is om de kosten te beteugelen.

De leden lezen dat de meeste opleidingen ondergebracht zullen worden bij de VU, die daarmee tevens een kwaliteitsslag kan maken met de ambtsopleidingen. Kan de Minister aangeven wat er dan gaat veranderen op het gebied van kwaliteitszorg voor de ambtsopleidingen die voortaan onder de hoede komen van de VU? Tevens vragen zij of de opleidingen, die voortaan vallen onder de VU zich ook kunnen vinden in de administratieve en financiële voorwaarden die de Minister stelt. Kan de Minister aangeven wat er voor hen verandert op het gebied van financiering, zo vragen de leden van deze fractie.

Voor de drie ambtsopleidingen verbonden aan de Universiteit Utrecht (hierna: UU) en de Protestantse Theologische Universiteit (hierna: PThU) is een maatwerkoplossing gevonden, zo lezen de eerder genoemde leden. Kan de Minister aangeven hoe deze maatwerkoplossing er precies uitziet? Tot slot vragen zij wat de consequenties voor de financiering zijn en of de opleidingen zich kunnen vinden in de maatwerkoplossing.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de modernisering van de financiering van ambtsopleidingen. Zij stellen een aantal vragen bij deze brief.

Zij vragen hoe de 1,7 miljoen euro in de rijksbijdrage zich verhoudt tot de som van de huidige individuele bijdragen. Is er sprake van een bezuiniging? Kan de Minister hier meer inzicht in geven, zo vragen zij.

De leden van deze fractie constateren dat de VU een sterke financiële positie krijgt tegenover de invlechtende opleidingen en mogelijke nieuwe opleidingen. Op welke wijze wordt gemonitord dat de afspraken op goede en evenwichtige wijze tot stand komen? Tevens vragen zij of de Kamer vooraf de kaders te zien krijgt die worden opgesteld tussen de VU en de denominaties.

Deze leden lezen dat de VU, de UU en de PThU de ambtsopleidingen in Nederland verzorgen. Waarom blijft de financiering bij de VU als een opleiding ervoor kiest over te stappen naar een andere universiteit? Zij vragen waarop deze uitzonderings- of voorrangspositie voor de VU is gebaseerd.

Tot slot vragen zij waarom de opleidingen niet nu al de mogelijkheid krijgen om ondergebracht te worden bij de universiteit van hun keuze. Waarom kan dit pas na invoering van deze maatregel en waarom niet met medeneming van de financiering? Wat is hiervoor de argumentatie, zo vragen de voornoemde leden.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de voorgenomen financieringssystematiek voor ambtsopleiding.

Zij vragen of de Minister inzichtelijk wil maken hoe het voorgestelde budget zich verhoudt tot de bedragen die de afgelopen jaren ten behoeve van de ambtsopleidingen zijn uitgekeerd.

Tevens vragen zij op welke wijze in de berekening van het voorgestelde budget rekening is gehouden met het aantal studenten dat momenteel is ingeschreven aan de ambtsopleidingen.

Al in 2009 is toegezegd dat voor het Hersteld Hervormd Seminarie een oplossing gezocht zou worden. De voornoemde leden vragen op welke wijze dit in het voorgestelde budget is verdisconteerd. Tot slot vragen zij op welke wijze rekening is gehouden met het feit dat zij al jaren naar tevredenheid een plaats hebben aan de VU.

II Reactie van de Minister

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dankt de leden van de fracties van de VVD, het CDA, de CU en de SGP voor hun inbreng.

De leden van de VVD-fractie vragen of door de academische kwaliteitsborging van de Vrije Universiteit in Amsterdam (hierna: VU) en de integratie van ambtstrajecten in geaccrediteerd WHW2-onderwijs ook de bevordering van maatschappelijk verantwoordingsbesef (WHW art. 1.3.5) expliciet wordt geborgd.

Alle ambtsopleidingen die aan de VU worden verzorgd vallen onder de interne kwaliteitszorg van de VU. Daarmee wordt verzekerd dat deze opleidingen voldoen aan de eisen die de WHW stelt, ook op het gebied van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Dit geldt ook als de opleidingen formeel niet onder reikwijdte van de WHW vallen, zoals nascholing of post-initieel onderwijs. Dit omdat het kwaliteitszorgsysteem van de VU de WHW als uitgangspunt neemt. Voor zover de ambtsopleidingen geïntegreerd zijn in het masteronderwijs dat de VU verzorgt geldt dat deze zonder meer onder de WHW vallen, waarop externe kwaliteitsborging door de NVAO en de Inspectie van het Onderwijs van toepassing is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de predikantenopleiding van de Doopsgezinde en Remonstrantse Broederschappen.

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen. In de brief schrijft de Minister dat de voorgenomen wijziging niet alleen is ingegeven door modernisering en stroomlijning van de financiering van de opleidingen, maar ook omdat bij ongewijzigd beleid de kosten voor ambtsopleidingen zouden kunnen toenemen. De leden vragen de Minister te expliciteren wat zij hiermee bedoelt. Bedoelt zij hiermee de kosten van het organiseren van de opleiding of de kosten bij toename van de groei van het aantal studenten? De voornoemde leden vragen of de Minister ook kan aangeven hoe zij voornemens is om de kosten te beteugelen.

Met de modernisering van de financiering van de ambtsopleidingen waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd is een vast lumpsumbedrag bepaald dat de rijksoverheid beschikbaar stelt voor de ambtsopleidingen. Er zijn dus geen variabele componenten in dit bedrag. Met deze keuze wordt voorkomen dat nieuwe ambtsopleidingen aanspraak kunnen maken op financiële ondersteuning, waardoor de totale kosten zouden toenemen. Zo leggen we vast dat de overheid niet meer en niet minder bijdraagt aan de ambtsopleidingen dan € 1,7 miljoen (geïndexeerd, indien van toepassing) per jaar.

De leden van deze fractie lezen ook dat de meeste opleidingen ondergebracht zullen worden bij de VU, die daarmee tevens een kwaliteitsslag kan maken met de ambtsopleidingen. Kan de Minister aangeven wat er dan gaat veranderen op het gebied van kwaliteitszorg voor de ambtsopleidingen die voortaan onder de hoede komen van de VU, zo vragen zij.

Met deze wijziging wordt bereikt dat al het onderwijs dat aan de VU wordt gegeven moet voldoen aan de kwaliteitseisen die voor alle VU-opleidingen gelden. Ook ambtsopleidingen die tot nu toe niet onder dat interne regiem vielen. Die interne kwaliteitsstandaarden zijn afgestemd op de kwaliteitseisen die de NVAO stelt. Bovendien is van belang dat de kwaliteitszorg van de verschillende opleidingen geharmoniseerd wordt. Ook het interne toezicht op de toetsing wordt met deze wijziging goed geborgd.

Verder vragen deze leden of de opleidingen, die voortaan vallen onder de VU zich ook kunnen vinden in de administratieve en financiële voorwaarden die de Minister stelt. Kan de Minister aangeven wat er voor hen verandert op het gebied van financiering, zo vragen de leden van deze fractie.

De betrokken denominaties hebben allen ingestemd met de brief die uw Kamer heeft ontvangen. De opleidingen waar het over gaat, zijn nu al aan de VU verbonden. De uitwerking van administratieve en financiële voorwaarden vindt plaats in overleg tussen VU en de betrokken denominaties. De VU weet zich daarbij gehouden aan de afspraak om de denominaties te accommoderen in de wensen die zij hebben voor hun ambtsopleidingen. Dat laat dan ook, binnen de hiervoor genoemde kwaliteits- en financiële kaders, ruimte voor maatwerk.

Ten slotte constateren deze leden dat er voor de drie ambtsopleidingen verbonden aan de Universiteit Utrecht (hierna: UU) en de Protestantse Theologische Universiteit (hierna: PThU) een maatwerkoplossing is gevonden. Kan de Minister aangeven hoe deze maatwerkoplossing er precies uitziet, zo vragen zij? Tot slot vragen zij wat de consequenties voor de financiering zijn en of de opleidingen zich kunnen vinden in de maatwerkoplossing.

Deze maatwerkoplossing voor de opleidingen aan de UU en de PThU is feitelijk een bestendiging van de situatie zoals die nu bestaat: deze opleidingen zijn al verbonden aan deze instellingen. Er zijn geen consequenties voor de financiering als gevolg van deze oplossing en de betrokken kerkgenootschappen hebben bij mij aangegeven tevreden te zijn over deze oplossing.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de 1,7 miljoen euro in de rijksbijdrage zich verhoudt tot de som van de huidige individuele bijdragen. Is er sprake van een bezuiniging, zo vragen zij.

Ik kan de leden van de ChristenUnie-fractie geruststellen: er is geen sprake van een bezuiniging. Het genoemde bedrag is het bedrag dat nu reeds is bestemd voor deze opleidingen. Dit bedrag wordt voortaan als lumpsum uitgekeerd aan de VU, waarbij het jaarlijks - indien van toepassing - geïndexeerd wordt.

De leden van deze fractie constateren dat de VU een sterke financiële positie krijgt tegenover de invlechtende opleidingen en mogelijke nieuwe opleidingen. Op welke wijze wordt gemonitord dat de afspraken op goede en evenwichtige wijze tot stand komen? Tevens vragen zij of de Kamer vooraf de kaders te zien krijgt die worden opgesteld tussen de VU en de denominaties.

Het is aan de VU en de verschillende denominaties om in gezamenlijkheid afspraken te maken over de kaders waarbinnen wordt samengewerkt. Gezien het verleden en het vertrouwen tussen de partners heb ik er alle vertrouwen in dat die afspraken op een harmonieuze manier tot stand zullen komen. De kaders zullen naar verwachting vooral kwalitatief zijn, gericht op het waarborgen van het voortbestaan van hoogwaardige ambtsopleidingen van alle aangesloten denominaties. Het is naar mijn oordeel niet passend om kaders en afspraken tussen de VU en de denominaties voor te leggen aan de Kamer. Het gaat hier immers om afspraken tussen private partijen. Overigens heb ik met de betrokkenen afgesproken dat deze beleidswijziging over vijf jaar wordt geëvalueerd.

Deze leden lezen dat de VU, de UU en de PThU de ambtsopleidingen in Nederland verzorgen. Waarom blijft de financiering bij de VU als een opleiding ervoor kiest over te stappen naar een andere universiteit? Zij vragen waarop deze uitzonderings- of voorrangspositie voor de VU is gebaseerd. Tot slot vragen zij waarom de opleidingen niet nu al de mogelijkheid krijgen om ondergebracht te worden bij de universiteit van hun keuze. Waarom kan dit pas na invoering van deze maatregel en waarom niet met medeneming van de financiering? Wat is hiervoor de argumentatie, zo vragen de voornoemde leden.

De samenwerking tussen de VU en de verschillende denominaties verloopt al geruime tijd goed en het opgebouwde vertrouwen is een stevige basis voor de positionering van de ambtsopleidingen aan de VU. Het is dan ook niet mijn verwachting dat de bestaande denominaties ervoor zullen kiezen om over te stappen. De positie van de VU is historisch gegroeid en met instemming van alle betrokkenen bestendigd met mijn brief aan uw Kamer van 16 december 2016. Concentratie van de ambtsopleidingen bij één instelling zal er bovendien toe leiden dat de zorg voor de kwaliteit van de opleidingen meer integraal plaats kan vinden, zodat er efficiencywinst kan worden behaald in de ondersteuning van de opleidingen. Dit gebeurt met respect voor de diversiteit van de verschillen tussen de opleidingen en bevordert de dialoog tussen de verschillende denominaties. Ik hecht eraan op te merken dat de VU hier geen voorrangspositie krijgt, maar juist - met steun van de betrokkenen - de zorg op zich neemt om de ambtsopleidingen te faciliteren, te ondersteunen bij de kwaliteitsontwikkeling en te waarborgen dat de kwaliteit van de opleidingen buiten kijf staat.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister inzichtelijk wil maken hoe het voorgestelde budget zich verhoudt tot de bedragen die de afgelopen jaren ten behoeve van de ambtsopleidingen zijn uitgekeerd.

Zoals hiervoor aangegeven is het voorgestelde budget gelijk aan het huidige budget, met dien verstande dat het jaarlijks - indien van toepassing - geïndexeerd wordt.

Tevens vragen zij op welke wijze in de berekening van het voorgestelde budget rekening is gehouden met het aantal studenten dat momenteel is ingeschreven aan de ambtsopleidingen.

Al in 2009 is toegezegd dat voor het Hersteld Hervormd Seminarie een oplossing gezocht zou worden. De voornoemde leden vragen op welke wijze dit in het voorgestelde budget is verdisconteerd. Tot slot vragen zij op welke wijze rekening is gehouden met het feit dat zij al jaren naar tevredenheid een plaats hebben aan de VU.

Het Herstel Hervormd Seminarie zal binnen deze lumpsum worden geaccommodeerd door de VU, binnen de kaders die in het voorgaande geschetst zijn. Ik verwacht dat de samenwerking tussen het Hersteld Hervormd Seminarie en VU naar tevredenheid wordt voortgezet.

Noot 1

WHW: De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Noot 2

WHW: De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.