Nationaal ZorgFonds is drie keer beter

Met dank overgenomen van R.M. (Renske) Leijten i, gepubliceerd op woensdag 25 mei 2016.

De gedachte dat het goed is dat mensen even nadenken voordat ze naar de dokter gaan, gaat in ons gezondheidsstelsel niet op. De huisarts is bewust uitgezonderd van het eigen risico om te voorkomen dat mensen met klachten niet naar de huisarts gaan. Het is - met uitzondering van acute zorg - in ons zorgstelsel niet mogelijk zonder verwijzing in de specialistische zorg terecht te komen, of dat nu lichamelijke of geestelijke zorg betreft. De huisarts heeft dus de verwijzende functie en dáár vindt de beoordeling plaats of iemand verwezen wordt. Remgeld (eigen risico, eigen bijdragen) heffen bij de patiënt slaat dus nergens op; de huisarts remt. Wanneer blijkt dat een huisarts wel erg veel en onnodig doorverwijst, dan moet dáár actie op worden ondernomen.

De gevolgen van het eigen risico worden door minister Schippers bewust niet in kaart gebracht, maar wie zijn oren te luisteren legt bij huisartsen en apothekers hoort dat zij vaak zien dat mensen zich niet laten doorverwijzen naar het ziekenhuis voor noodzakelijk onderzoek, of dat noodzakelijke medicatie niet wordt opgehaald. We weten dat 1 op de 5 Nederlanders wel eens zorg mijdt om financiële redenen. Te laat zorg krijgen kan letterlijk dodelijk zijn. Maar ook kunnen kosten oplopen, omdat de behandeling intensiever is in een later stadium van een ziekte dan bij vroegtijdig ingrijpen. Het remgeld pakt dus volkomen verkeerd uit.

Goede zorg wordt verleend door goed opgeleid personeel en door een stelsel dat uitgaat van samenwerking en samenhang, niet door een stelsel dat uitgaat van marktwerking en concurrentie. Bij samenwerking en samenhang is informatie delen en fouten erkennen en analyseren gemakkelijker dan bij concurrentie. Het is niet nodig dat zaken wegens dreigende imagoschade onder de pet worden gehouden; dat medische missers worden weggemoffeld omdat het ziekenhuis zijn naam niet beschadigd wil zien. In een stelsel waarbij de inhoud en zorgbehoefte voorop staan, zal geen selectie plaatsvinden op winstgevende of verliesgevende patiënten, en hoeft ook geen productie gedraaid te worden ook al is de behandeling schadelijk voor de patiënt.

Het zorgstelsel wordt weer onder democratische controle gebracht, we besparen enorm veel kosten op bureaucratie en concurrentie en we maken de zorg weer toegankelijk door geen boete meer te vragen aan hen die ziek worden of ziek zijn

Met een nationaal zorgfonds wordt het mogelijk om met elkaar te beslissen welke investeringen in de samenleving nodig zijn om zorgkosten op de midden en langere termijn te voorkomen via preventie. Nu zien we dat zorgverzekeraars niet of nauwelijks investeren in de gezondheid van de samenleving of hun verzekerden op midden en langere termijn. Want het is zeer wel mogelijk dat de preventieve investeringen die een verzekeraar doet in zijn ‘klanten’ uiteindelijk ten goede komen aan een andere verzekeraar.

Goede en toegankelijke zorg, dat is een wens van iedereen. Met het voorstel om te komen tot een nationaal zorgfonds, zonder eigen risico slaan we drie klappen ineen: het zorgstelsel wordt weer onder democratische controle gebracht, we besparen enorm veel kosten op bureaucratie en concurrentie en we maken de zorg weer toegankelijk door geen remgeld meer te vragen aan hen die ziek worden of ziek zijn.

Mag het en kan het?

Bij veel vraagstukken omtrent de ordening van onze samenleving zijn er Europese regels die de richting dicteren. De interne Europese markt legt vele regels voor concurrentie en eigendomsbescherming op. Als het gaat over de inrichting van de gezondheidszorg, is het duidelijk dat de Europese lidstaten hun eigen autonomie hebben. De één betaalt de gezondheidszorg voornamelijk via belastingen, de ander via premiegelden, zoals in Nederland. In de ene lidstaat zijn ziekenhuizen private bedrijven, in de andere staatseigendom. In de ene lidstaat worden bepaalde medicijnen wel vergoed, in de andere niet. Ons land heeft een hybride stelsel, waarbij de zorgverzekeraars als private partijen een publieke taak uitvoeren. Daardoor vallen ze onder de financiële sector en de daarbij horende Europese regelgeving.

Hoe lidstaten de gezondheidszorg vormgeven en hoe ze omgaan met zaken als toegankelijkheid, bijbetalingen en het reguleren van aanbieders, is dus een nationale aangelegenheid. Voor het nationaal zorgfonds zal een wetswijziging nodig zijn om de uitvoering van het basispakket in handen te leggen van het zorgfonds. Er is geen Europese regelgeving die dat belemmert. Die regels kijken naar verstoring van concurrentie en naar grensoverschrijdende belangen van organisaties die diensten aanbieden. De Nederlandse zorgverzekeringsmarkt functioneert niet; er is feitelijk een oligopolie ontstaan van vier grote zorgverzekeraars die 90% van de markt beheersen en er zijn geen toetreders geweest in de afgelopen 10 jaar. Een grensoverschrijdend belang is niet voor de hand liggend, omdat de regels over zorgvergoedingen bij de landsgrenzen wijzigen. Onze basisverzekering is niet te vergelijken met het Belgische of Duitse stelsel. Daarbij komt het feit dat geen enkele buitenlandse zorgverzekering onze markt als de hare heeft.

Het Centraal Planbureau heeft een scenario bekeken waarin uitgegaan wordt van het nationaliseren van de zorgverzekeraars. Dat kost erg veel geld. Bij het verplaatsen van de uitvoering van de basisverzekering speelt dit niet. Het zou logisch zijn als de zorgverzekeraars vrijwillig opgaan in het nieuwe fonds, op die manier blijft kennis behouden en hoeft niet alles opnieuw te worden opgebouwd. Dit is echter wel een vrije keuze. Doen ze het niet dan blijven ze met hun infrastructuur zitten.

In de afgelopen tijd zijn er meerdere voorbeelden van werkzaamheden geweest die uitgevoerd werden door private organisaties die zijn omgebouwd tot overheidsorganisaties. De bekendste is het Centraal Administratie Kantoor dat de eigen bijdrage voor de thuiszorg en langdurige zorg int. Maar ook het bedrijf dat de dbc’s/dots bijhield, DBC-onderhoud, is ondergebracht bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Minister Schippers vond het een overheidstaak en zorgde ervoor dat het dat werd.

Met het basispakket is meer dan 45 miljard gemoeid. Het afschaffen van het eigen risico (dat voor veel mensen een te hoge prijs voor gezondheidszorg is) kost 3,2 miljard. Dit verdienen wij op drie manieren terug.

  • Door de overhead die zorgverzekeraars hebben te concentreren in één zorgfonds, wordt er 800 miljoen bespaard. Door het vervallen van de reclames, klantenbinding en klantenwerving vervalt nog eens ongeveer 450 miljoen. De winst die zorgverzekeraars maken, komt niet meer toe aan de vermogens van private organisaties, maar aan het publiek belang. Hiermee besparen we in totaal 1,5 miljard of meer.
  • Wanneer we de zorg niet meer op basis van wantrouwen maar op basis van vertrouwen organiseren, wordt een hoop bureaucratie overbodig. Met dit ‘model regelarm’ valt zeker 1,3 miljard te besparen.
  • Tot slot kunnen we de woekerwinsten van de farmaceutische industrie afromen. Wanneer we dat doen, kunnen we 750 miljoen besparen.

In deze optelsom komen we ruim aan het bedrag van 3,2 miljard dat we nodig hebben om het eigen risico af te schaffen. En hierbij is het goed om te weten dat de kosten voor de baten uitgaan. Investeren in gezondheidszorg levert veel op: directe werkgelegenheid maar ook een gezondere samenleving. Een gezondere samenleving is productiever en goedkoper. We weten bijvoorbeeld dat psychische ziekten ons ongeveer 2 miljard aan ziekteverzuim kosten. Verminderde toegankelijke gezondheidszorg betekent roofbouw plegen op een samenleving, waardoor de kosten op de midden en langere termijn zullen toenemen. Denk bijvoorbeeld aan mantelzorgers die onnodig uit het arbeidsproces vallen. Verminderde toegankelijke gezondheidszorg maakt de tweedeling scherper zichtbaar, omdat ziekte en armoede elkaar negatief beïnvloeden. En juist hier willen we een einde aan maken.