Stedenband is aan herziening toe

Met dank overgenomen van J.M. (Jan) Paternotte i, gepubliceerd op maandag 6 januari 2014, 15:09.

De banden die Amsterdam met andere steden heeft, voldoen niet meer.

Ze zijn vaak zonde van de tijd en de moeite. De gemeente moet het over een andere boeg gooien, zeggen Jan Paternotte en Sebastiaan Capel.

Tien jaar stedenband met de Ghanese hoofdstad Accra heeft weinig anders opgeleverd dan mislukte of gestaakte ontwikkelingsprojecten, zo schreef Het Parool vorige week. Zonde van de tijd, energie en het geld die er in zijn geïnvesteerd. Het is tijd om er een punt achter te zetten: Amsterdam moet stedenbanden aangaan die zijn gericht op economische uitwisseling.

Dat betekent niet alleen stoppen met zinloze projecten, maar echt nieuw beleid. De keuze voor Accra is namelijk ingegeven door de huidige regels die Amsterdam hanteert voor stedenbanden. Hierin wordt onder meer gekozen voor steden in zogenoemde herkomstlanden; landen waar veel Amsterdammers hun roots hebben, zoals Ghana, Suriname en Marokko. Dit uitgangspunt is sympathiek, maar heeft vooral geleid tot mislukte projecten in Accra, volledig afgeblazen projecten in Suriname en onduidelijke resultaten in Marokko. Het is ook een achterhaald principe dat Amsterdam gericht zou moeten zijn op de afkomst van Amsterdammers: het gaat om de toekomst van de stad en de inwoners. Dat betekent steden in opkomende economieën binden aan Amsterdam.

Dat soort stedenbanden zullen ertoe doen. Steden zijn inmiddels al de machtscentra van de wereldeconomie en zullen dat in de toekomst nog meer zijn. Geen natiestaten meer, maar een select aantal onderling verbonden wereldsteden bepalen de economische wereldorde. Nu is al te zien dat burgemeesters van steden als Londen en New York na de president of premier van het land de meest beeldbepalende politici zijn. En die stadsbestuurders wijzen steeds meer de weg. Niet voor niets ligt het boek If mayors ruled the world van Benjamin Barber inmiddels op het nachtkastje van vele burgemeesters en beleidsmakers. De uitdaging voor Amsterdam is met haar kleine omvang aangehaakt te blijven in het netwerk van wereldsteden.

Een stedenband is daarvoor een goed instrument. Het biedt de kans talentvolle studenten naar Amsterdam te halen, of juist in te zetten voor stedelijke vraagstukken in de partnerstad. De aanwezigheid van talent van eigen bodem is voor bedrijven een geweldige stimulans om te investeren, of bijvoorbeeld Amsterdam te kiezen als locatie voor het Europese hoofdkantoor. Mits goed benut kan een stedenband zorgen voor veel meer banen in Amsterdam.

Voor de hand ligt dan om bijvoorbeeld te kiezen voor steden in opkomende economieën die nu nog niet wereldwijd in beeld zijn als interessante partners. Steden als Jakarta in Indonesië, Kuala Lumpur in Maleisië of Johannesburg in Zuid-Afrika. Dat mag nu echter niet omdat deze steden niet in herkomstlanden& liggen, maar ook niet liggen in één van de Bric-landen (Brazilië, Rusland, India en China), de vier grootste opkomende economieën.

Om aan te geven hoezeer Amsterdam achter de feiten aanloopt: een stedenband met bijvoorbeeld San Francisco past ook niet in het huidige beleid. En dat terwijl Amsterdam en San Francisco uitstekend bij elkaar passen. In beide steden vormen ict en de creatieve industrie belangrijke economische sectoren. En beide steden staan symbool voor liberale verworvenheden als homorechten en culturele diversiteit. Het is daarom niet verrassend dat San Francisco de eerste stappen heeft gezet voor het aangaan van een stedenband met Amsterdam. Tot nu toe past het echter niet in het Amsterdamse beleid om een band met San Francisco aan te gaan: de Verenigde Staten zijn immers geen herkomstland voor veel Amsterdammers, en het land behoort ook niet tot de Bric.

Stedenbanden moeten geen symbolisch middel zijn, of een verkapte vorm van ontwikkelingshulp, waar Amsterdam helemaal niet goed in is. Amsterdam heeft er niets aan en voor de huidige partnersteden heeft het ook weinig tot niets opgeleverd. Als barmhartige stad zou het beter zijn banden aan te halen op basis van gelijkwaardigheid met steden in opkomende economieën en met steden die sterk lijken op Amsterdam. Het budget kan dan daarnaast benut worden om hulp te bieden waar dat het hardst nodig is, bijvoorbeeld in het geval van rampen, zoals de tyfoon Haiyan.

Jan Paternotte (fractievoorzitter) en Sebastiaan Capel (oud woordvoerder Economische Zaken) van D66 in de Amsterdamse gemeenteraad.

Dit opinieartikel verscheen in het Parool op 6 januari 2014