Neoliberalisme

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Neoliberalisme was oorspronkelijk een stroming van gematigde Duitse economen die een vorm van liberalisme voorstonden met een nadrukkelijke rol voor de overheid. In de loop der jaren is het begrip ‘neoliberalisme’ van betekenis veranderd. Tegenwoordig is de term ‘neoliberalisme’ vooral een etiket dat critici plakken op een beleid gericht op marktwerking, een kleinere overheid en vrijheid op het gebied van handel en internationaal kapitaalverkeer. Voorstanders van dergelijk beleid noemen zichzelf zelden neoliberaal.

Neoliberaal beleid heeft sinds de jaren ’80 van de twintigste eeuw veel navolging over de hele wereld gekregen, nadat conservatieve politici als de Britse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan een meer op de markt georiënteerde politiek gingen voeren. In Nederland wilden de eerste kabinetten-Lubbers een terugtredende overheid. In Nederland noemde vervolgens de SP i de paarse kabinetten, met liberale invloeden vanuit de VVD i, D66 i en een deel van de PvdA i, neoliberaal. Paars duidde zichzelf echter niet aan als neoliberaal.

Economen als Milton Friedman en Friedrich von Hayek worden gezien als belangrijke inspiratiebronnen van het neoliberalisme. Tegenstanders beschouwen neoliberaal beleid als marktfundamentalisme.

1.

Beginselen

Neoliberalisme is een etiket dat (voornamelijk door critici) wordt gebruikt om (voorstanders van) overheidsbeleid aan te duiden dat zich richt op het vergroten van concurrentie door deregulering en het openstellen van binnenlandse markten, waaronder financiële markten, voor competitie vanuit het buitenland. Daarnaast streeft neoliberaal beleid een kleinere rol voor de overheid na, door middel van privatisering en het beperken van begrotingstekorten en -schulden. Neoliberaal beleid wordt verder geassocieerd met de vrije markt, economisch laissez-faire beleid, afschaffing van prijscontrole door de overheid, deregulering van kapitaalmarkten en vermindering van internationale handelsbelemmeringen.

Neoliberalisme wordt soms ook economisch liberalisme genoemd. De voorstanders van ‘neoliberaal’ genoemd beleid noemen zichzelf echter zelden neoliberaal. Volgens Patrick van Schie i is neoliberalisme zelfs een “verschijnsel dat niet bestaat”, en een “stoplap voor linkse ongenoegens”. Van Schie (2014): “Hedendaagse politici en publicisten die klagen over het 'neoliberalisme' weten niet waar zij het over hebben. Dat blijkt tevens uit het feit dat zij dit 'neoliberalisme' verantwoordelijk houden voor volstrekt haaks op elkaar staande verschijnselen: bijvoorbeeld voor een minimale overheid die een laissez faire-politiek voert èn voor de verstrengeling van big business met de overheid, voor onbeteugelde marktwerking èn voor bureaucratisering, voor deregulering èn voor toegenomen regeldruk, en ga zo maar voort.”

2.

Historische ontwikkeling

Neoliberalisme in de oorspronkelijke betekenis is tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog ontwikkeld door Duitse economen van de zgn. Freiberg School. Deze neoliberalen waren pragmatisch en hadden een gematigd vertrouwen in de vrije markt. Om de markt goed te laten werken moest de staat volgens hen een actieve rol spelen, bijvoorbeeld om de macht van kartels en monopolies in de hand te houden. De neoliberalen waren voorstander van vrijheid van individuen om met elkaar te concurreren op de markt, maar waren tegenstander van een klassiek liberaal laissez-faire beleid waarin de staat zich afzijdig houdt. Ook hechtten de neoliberalen aan humanistische en sociale waarden.

Onder invloed van de economen Milton Friedman en Friedrich von Hayek is neoliberalisme in de loop van de twintigste eeuw steeds meer geassocieerd met (radicaal) vrije marktdenken. Ook Friedman (1951) zag echter wel degelijk een rol voor de overheid: “The citizens would be protected against the state by the existence of a free private market; and against one another by the preservation of competition.”

Nadat de Chileense dictator Pinochet in de jaren zeventig de ideeën van Friedman en zijn medestanders, de zgn. ‘Chicago boys’, in de praktijk ging brengen (dan wel beweerde te brengen) kreeg het neoliberalisme een slechte naam. Conservatieve politici zoals de Engelse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan gingen vanaf eind jaren ’70, begin jaren ’80 beleid voeren met nadruk op marktwerking. Over de hele wereld heeft het beleid van marktwerking, deregulering en opheffen van internationale kapitaalrestricties sindsdien veel navolging gekregen.

In Nederland is de term ‘neoliberaal’ met name gebruikt door de SP om oppositie te voeren tegen beleid waar de SP het niet mee eens was. Critici wijzen neoliberaal beleid tegenwoordig geregeld aan als oorzaak van de kredietcrisis en toegenomen ongelijkheid.

3.

Persoonlijkheden

Vooraanstaande gematigde neoliberale economen uit de tijd van de Freiberg School waren Walter Eucken (1891-1950), Wilhelm Röpke (1899-1966) en Alexander Rüstow (1885-1963).

De economen Milton Friedman (1912) en Friedrich von Hayek (1899-1992) zijn belangrijke inspiratiebronnen geweest voor verkleining van de rol van de overheid en het benadrukken van de vrije markt.

Politici en hedendaagse economen noemen zichzelf zelden neoliberaal, en in hoeverre het door de ‘neoliberale’ economen geadviseerde marktwerkingsbeleid daadwerkelijk voor 100% is ingevoerd zoals bedoeld, is discutabel. In ieder geval worden de Chileense dictator Pinochet, de Britse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan hiermee in verband gebracht. Ook het latere beleid van premier Blair en president Clinton had volgens sommigen echter neoliberale kenmerken.

In Nederland wilden de eerste kabinetten-Lubbers een terugtredende overheid. De SP duidde de paarse kabinetten aan als neoliberaal.

 

Meer over

Bronnen

  • · 
    Taylor C. Boas & Jordan Gans-Morse, Neoliberalism: From New Liberal Philosophy to Anti-Liberal Slogan, Studies in Comparative International Development, June 2009, Volume 44, Issue 2, pp 137–161
  • · 
    Milton Friedman, “Neo-Liberalism and its Prospects”, Farmand, 17 February 1951, pp. 89-93.
  • · 
    Jonathan D. Ostry, Prakash Loungani & Davide Furceri, Neoliberalism: Oversold?, Finance & Development, June 2016.
  • · 
    Patrick van Schie, Neoliberalisme is een nonsenswoord, Trouw, 8 september 2014, http://www.trouw.nl/tr/nl/12684/Patrick-van-Schie/article/detail/3744448/2014/09/08/Neoliberalisme-is-een-nonsenswoord.dhtml
  • · 
    Nicola Smith, Neoliberalism, https://www.britannica.com/topic/neoliberalism
  • · 
    Dag Einar Thorsen, The Neoliberal Challenge; What is Neoliberalism?, Working paper, October 10, 2009.