Toespraak uitreiking Jaarboek Corporate Governance

Met dank overgenomen van P.J. (Pieter) Duisenberg i, gepubliceerd op woensdag 7 december 2016, 3:03.

Op 15 november heb ik een toespraak gehouden bij de uitreiking van het Jaarboek Corporate Governance 2016-2017. Lees het hieronder terug!

© Marie-Fleur Lobry

Toespraak Pieter Duisenberg (VVD, voorzitter vaste Tweede Kamercommissie Financiën) bij de ontvangst van het eerste exemplaar van het Jaarboek Corporate Governance 2016 - 2017.

Geachte aanwezigen,

Namens de vaste Kamercommissie Financien wil ik u danken voor dit Jaarboek Corporate Governance 2016.

Corporate governance heeft de afgelopen tien jaar een warme belangstelling gehad van het parlement. Alle partijen schaarden zich achter de combinatie van zelfregulering en een wettelijke verankering (artikel 391 boek 2 BW). Toch is de bemoeienis aanzienlijk geweest. Ik denk dan bijvoorbeeld aan beperking van commissariaten, terugvordering of clawback van variabele beloning, diversiteits streefcijfers, verplichte accountantsroulatie, scheiding van advies en controle en de bonusmaximalisatie bij financiële ondernemingen.

De Kamer steunde na de rapportage door de commissie Streppel de gedachte om de Code te actualiseren, en vroeg aandacht voor transparantie over beloningen en vertrekregelingen, maatschappelijk verantwoord ondernemen, diversiteit en verbetering van het ‘’pas toe of leg uit’’ principe.

De nieuwe Code is bij de Kamer formeel nog niet bekend. In juni is een ronde tafel gesprek gevoerd met experts, maar ik verwacht een debat pas eind dit jaar na de kabinetsreactie. Wat ik wel bespeur is brede instemming met de voorstellen van de commissie van Maanen met hierin de focus op lange termijn waarde-creatie, en gedrag en cultuur.

Maar ook kritische geluiden - vaak het meer media genieke links-rechts gooi en smijtwerk: over beloningen, quota voor vrouwen in de top, banken en private equity.

De Panama papers lijken weinig van doen te hebben met dit alles, maar in de samenleving, en dus ook in de politiek, wordt alles met alles gecombineerd: het schept nieuw wantrouwen bij mensen ten opzichte van ‘’de elite’’. Toch verwacht ik dat de nieuwe Code in de Kamer soepel zal worden ontvangen. Maar, het is politiek, dus garanties…?

Tot zover de Kamer over corporate governance. Maar ik heb nog wat minuten over dus graag zeg ik nog iets over de governance van de Kamer. Ja, een zelfevaluatie. Mijn vraag is: Hoe staat het met de controlerende rol van de Kamer en kan politieke governance hierbij leren van corporate governance?

Politieke governance is belangrijk. Ten eerste: omdat de rijksuitgaven en belastingen met ongeveer 300 miljard euro bijna de helft van het nationaal inkomen beslaan. Ten tweede: omdat politieke beslissingen invloed hebben op de levens van 17 miljoen inwoners, bedrijven, het ondernemersklimaat, het vestigingsklimaat, onze concurrentiepositie, een duurzame toekomst, de zorg, het onderwijs, het pensioen.

Nederland staat er na een aantal moeilijke jaren nu goed voor: onze economie groeit, het begrotingstekort is omgebogen tot een bijna-evenwicht en onze concurrentiepositie is sterk.

Maar we zijn nog niet klaar. Veranderingen als demografie, technologische vooruitgang, globalisering en migratie zorgen voor kansen, maar ook voor nieuwe uitdagingen en onzekerheid. Mensen maken zich zorgen over de toekomst van hun samenleving en hun toekomstige welvaart. Hoe gaan we in de 21e eeuw ons geld verdienen? Gaat mijn kind het nog net zo goed hebben als ik? Wat voor samenleving worden we? Naast werken aan de ‘’hard controls’’ zoals arbeidsmarkt en onderwijsbeleid, zal ook ‘’de factor mens’’ een grote rol spelen: hoe gaan we met elkaar om en hoe gaan mensen om met verandering en uitdaging?

Net als de Code Corporate Governance moet de politieke governance zich aanpassen aan maatschappelijke ontwikkelingen. Er ligt hier dus een opdracht om niet alleen te werken aan de harde instituties maar ook aan de factor ‘’cultuur’’: aspecten als vrijheid, gelijkwaardigheid, openheid, tolerantie en ondernemerschap zijn belangrijk voor onze toekomst. Je zou dus, net als in de nieuwe corporate governance code, ook in de politieke governance een opdracht kunnen opnemen tot lange termijn waarde(n)creatie, of misschien wel: waardencreatie. Of allebei.

Hoe staat het nu met die politieke governance?

Laat ik positief beginnen. We leven in een geweldig land waar onze grondwet, rechtsstaat en parlementaire democratie ‘’top of the bill’’ zijn. Als ik soms op televisie zie dat ze in andere parlementen met elkaar op de vuist gaan, of kijk naar de oneindige lange kabinetsformaties in Spanje en vlakbij in België, dan gaat het hier fan-tas-tisch! Maar het kan veel beter.

In 1976, nu al 40 jaar geleden, schreef Anne Vondeling, toenmalig voorzitter van de Kamer al in zijn boek met de titel ‘’Tweede Kamer, lam of leeuw?’’, dat de Kamer zich minder moest bezig houden met trivia en lokale pietluttigheden. Is het nu, veertig jaar na Lam of Leeuw beter geworden? Als je kijkt naar ‘’waardecreatie’’ in enge zin: De parlementaire enquête Fyra concludeerde dat 11 miljard euro is verspild aan een trein die nooit aankwam. De enquête ICT concludeerde dat er minstens 5 miljard euro is verloren. De Tweede Kamer heeft volgens beide rapporten haar controlerende taken niet goed uitgevoerd.

Als je vervolgens kijkt naar het aspect ‘’lange termijn’’ en ‘’waarden met een n’’, tja… Uit de parlementaire zelfreflectie van 2008 citeer ik ‘’De Kamer is soms kort van geheugen en gaat mee in de waan van de dag…[..]’’ In cijfers zie je het terug: tussen begin jaren 80 en nu, is het aantal ingediende moties van circa 600 naar boven de 3000 (factor 5); het aantal schriftelijke Kamervragen van circa 1500 naar 3000 (factor 2), en het aantal mondelinge vragen van circa 60 naar 180 (factor 3). Het aantal keren dat NRC ‘’Next Checkt’’ concludeerde dat debatten op basis van onware ‘’feiten’’ zijn gevoerd is niet meer op twee handen te tellen.

Je ziet dat het vertrouwen in de politiek laag is. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) rapporteerde onlangs (Q2 2016) dat slechts 45% van de respondenten voldoende vertrouwen heeft in de Tweede Kamer. Qua vertrouwen in beroepsgroepen staan politici helemaal onderaan de lijst. Zelfs bankiers en verzekeringsagenten staan nog boven ons! Niet alleen in Nederland - we hebben net vorige week de Amerikaanse verkiezingen gezien en een paar maanden geleden de Brexit. De kloof tussen samenleving en politiek die hieruit blijkt is geen sterke basis om met vertrouwen te werken aan een gezamenlijke, mooie toekomst.

Er is dus werk aan de winkel. Mijn stelling is dat door een betere politieke governance de Tweede Kamer haar controlerende taak beter uitvoert en een bijdrage kan leveren aan het verkleinen van de kloof.

Kan de politiek daarbij leren van corporate governance? Veel van mijn collega’s zeggen: ‘’Pieter, politiek is heel anders dan het bedrijfsleven, dat werkt zo niet.’’ Ja, het is heel anders. De samenstelling van de mensen, ervaring, kennis en kunde, de invloed van de media, peilingen en verkiezingen. En er zijn meer formele verschillen aan te wijzen: een andere eigendomsstructuur, andere financiering, andere doelstellingen.

Maar er zijn ook overeenkomsten. Overheidsbeslissingen gaan net zo goed over doelstellingen, allocatie van investeringen, uitvoering en controle van risico’s en bijsturing. Daarom kunnen lessen uit de corporate governance wel degelijk nuttig zijn.

Laat ik drie voorbeelden noemen:

  • 1. 
    De auditcommissie: De audit commissie heb ik in de Tweede Kamer geïntroduceerd. Mijn ervaring was dat de controle op de begroting en de verantwoording minimaal was. Om dit meer gestructureerd en integraal aan te pakken heb ik voorgesteld om per commissie een auditcommissie in te stellen die de begroting en verantwoording controleert op basis van een standaard vragen lijst. Hierin wordt ook gecontroleerd op basis van meer lange termijn doelstellingen, over een periode van vijf jaar. Deze methode wordt inmiddels gebruikt door alle grote commissies, zoals onderwijs, zorg en sociale zaken. Daarnaast hebben nu ook een aantal gemeenten en provincies besloten ermee te gaan werken: Amsterdam, Zeist, Heerhugowaard, Noord Brabant, Overijssel. Dit fenomeen uit de corporate governance slaat dus duidelijk aan.
  • 2. 
    Een tweede voorbeeld haal ik uit het jaarboek, het hoofdstuk over belanghebbenden-governance en de borging van publiek belang. Misschien schuilt hier een idee en antwoord op de kloof. Stel je eens voor als we groepen burgers of bedrijven gericht benaderen om mee te doen als het gaat om de verantwoording van het beleid?
  • 3. 
    Een derde voorbeeld komt ook uit het jaarboek, het hoofdstuk over ‘’Cultuur als basis voor good governance’’. Met die cultuur bedoel ik nu even niet zwarte Piet, maar basis uitgangspunten en karaktereigenschappen als tolerantie, openheid, en de van oudsher Hollandse pioniersgeest. Als je hier aandacht voor wilt in je politieke governance, dan kom je tot prikkelende conclusies. Dan moet je nieuw beleid hier specifiek op toetsen, bijvoorbeeld bij onderwijs, integratie en sociale zekerheid. En de ‘’toon aan de top’’ bij regering en Tweede Kamer zou moeten veranderen: meer ‘’fact based’’ debat, meer openheid naar elkaar, minder Kamervragen, minder dogma’s en minder ‘’minder, minder, minder!’’.

Ik rond af:

Nogmaals dank voor het Jaarboek. De Tweede Kamer heeft positief gereageerd op de nieuwe Code. De Code beantwoordt in grote lijn aan de vragen uit de Tweede Kamer, al zijn er ook kritische geluiden, maar dat is politiek. Maar mijn hoofdvraag vandaag was er een van zelfevaluatie: kan politieke governance leren van corporate governance? Ik denk dat het antwoord volmondig ja is en dat corporate governance en politieke governance elkaar kunnen versterken. Ik denk dat de consequenties in ieder geval verfrissend kunnen zijn voor de Nederlandse politiek.

Dank u wel.