Beter onderwijs Voor Nederland

Met dank overgenomen van Tweede Kamerfractie Groep-Bontes/Van Klaveren (GrBvK) i, gepubliceerd op woensdag 2 november 2016.

Voorzitter, het onderwijs is het fundament voor een welvarende toekomst. Cruciaal voor de ontwikkeling van ons land.

Helaas wordt het onderwijs nog vaak gezien als laboratorium van achterhaalde maakbaarheidsidealen. Waar men voorheen in onderwijsland voornamelijk PvdA-hervormingen voor de kiezen kreeg, denk aan de basisvorming, Tweede Fase en het Studiehuis, is het nu een staatssecretaris van VVD-huize die graag hervormen wil.

Zo lezen we in het eindadvies van het ‘Platform 2032’, een rapport over de toekomst van het onderwijs, dat men wil gaan inzetten op sociale competenties, vakoverstijgende vaardigheden, ict-geletterdheid en creativiteit.

Voorzitter,

Het lijkt alsof de geschiedenis zich herhaalt. Oude wijn in nieuwe zakken. Het zijn praktisch dezelfde zogenaamde onderwijsvernieuwingen, waarvan de commissie Dijsselbloem in 2008 al stelde dat ze de kwaliteit niet ten goede komen en serieuze wetenschappelijke onderbouwing missen.

Voorzitter,

Het wordt tijd dat we terug gaan naar de basis: kennisoverdracht. Terecht wees de vereniging Beter Onderwijs Nederland op het gegeven dat meer dan 10% van de kinderen die het basisonderwijs verlaat functioneel analfabeet is. Als deze leerlingen vervolgens op de middelbare school vooral leren samenwerken en creatief te zijn wordt het fundamentele taalprobleem uiteraard niet opgelost.

Het toepassen van vaardigheden is in die context natuurlijk ook holle retoriek zolang de leerling de basisstof niet eens beheerst.

En ditzelfde geldt voor het rekenen. Het is daar inmiddels zo belabberd mee gesteld dat het kabinet zich genoodzaakt zag een rekentoets in te voeren op het voortgezet onderwijs. En dit probleem zet zich door. Zelfs op Hogescholen en Universiteiten moeten er inmiddels instaptoetsen worden afgelegd om te bepalen of aankomende studenten wel voldoende niveau hebben qua taal en rekenen.

Hoogleraar Anna Bosman van de Radboud Universiteit stelt: “vooral bij spelling is de toestand hopeloos.” En de Haagse Hogeschool heeft aangegeven dat 80% van de eerstejaars niet het gewenste startniveau heeft bij de taaltoets.

Voorzitter,

Leerlingen zijn niet geholpen met uitgeholde diploma’s en docenten met oppervlakkige vakkennis. Plannen van de PvdA om bevoegdheden uit te reiken voor een cluster van vakken i.p.v. eerste en tweedegraads vak-bevoegdheden zijn dan ook onnozel en contra-productief.

Voorzitter,

Het probleem moet aangepakt worden bij de kern. Geen lapmiddelen meer. Goed opgeleide docenten en het centraal stellen van ware kennisoverdracht. Het fors verhogen van taal- en rekenonderwijs. Maak ook het vak weer aantrekkelijk door het salaris te verhogen en de klassen te verkleinen. Geen experimenten meer, geen drempelloze overgangen tussen niveaus en toe naar strenge selectie aan de poort van hogescholen en universiteiten. Is de minister bereid hier op in te zetten? Graag een reactie.

Voorzitter,

Daar waar het onzinnige onderwijskundige vernieuwingen betreft lijkt er geen einde te komen aan het aantal plannen en projecten. Maar juist op een terrein waar het werkelijk tijd is voor vernieuwing, en dan heb ik het over gegronde vernieuwing, artikel 23, gebeurt er vrijwel niets. En dat is vreemd. Het stelsel is volgend jaar 100 jaar oud en nog volledig afgestemd op de verzuilde situatie van toen. Maar Nederland is veranderd.

De realiteit van de voortschrijdende secularisering heeft het bestaande multireligieuze model, waarbij ook religieus onderwijs door de staat wordt bekostigd, ingehaald. Zoals gesteld: Nederland is fundamenteel veranderd. De zuilenstructuur van weleer is achterhaald en niet langer een weerspiegeling van de (religieuze) organisatie van de bevolking.

Blijkens onderzoek van dr. Bernts en dr. Berghuis (‘God in Nederland’, 2015) - en dat staat los van de vraag of dit een gewenste ontwikkeling is, komt liefst 82% van de burgers inmiddels nooit tot bijna nooit meer in een kerk, bijna 70% behoort niet meer tot een kerkelijke gezindte en uitgesproken atheïsten (24%) vormen inmiddels een grotere groep dan uitgesproken theïsten (14%). De onderzoekers spreken zelfs van ‘marginalisering’ en een ‘wijkend christendom’.

Daarnaast zien we dat er, als gevolg van het bestaande model, ruimte wordt geboden aan de opbouw van een nieuwe zuil: op islamitische grondslag.

Deze zuil zal door de verdere secularisering van de samenleving als geheel, ook niet naast andere zuilen komen te staan maar helemaal op zichzelf. En dat vormt een fundament voor een parallelle samenleving waar niet de dominante Westerse waarden, maar de eigen islamitische waarden centraal staan. Een zeer problematische ontwikkeling.

De maatschappelijke vraag ligt dan ook voor of de samenleving door moet gaan met de subsidiëring van een religieuze zuilenstructuur terwijl het brede draagvlak door een religieuze bevolking inmiddels is verdwenen. Te meer, en dat is een derde argument, religieuze vorming - en dat is de essentie van bijzonder religieus onderwijs - is geen taak van de overheid.

Voorzitter,

Het is daarom tijd voor een systeemwijziging: een strikte scheiding tussen kerk en staat. Er wordt door de overheid een neutrale positie ingenomen, op zo’n wijze dat alle levensbeschouwingen aanwezig kunnen zijn in de samenleving maar de staat geen taak heeft in de facilitering (en dus ook financiering) ervan.

Belijdenis van de eigen waarheidsclaim staat iedereen uiteraard vrij, maar niet binnen het overheidsdomein en zeker zonder inmenging van de staat. De vrijheid van godsdienst is hiermee niet in het geding. Dit model, doorgevoerd in Frankrijk, staat ook bekend als de laïcité.

Religieus gesegregeerde onderwijsinstellingen die subsidie ontvangen, zullen hiermee tot het verleden gaan behoren, islamitische scholen - die ook etnisch volledig gesegregeerd zijn - verdwijnen, het gesteggel over gebedsruimtes op bijvoorbeeld universiteiten is opgelost, er worden geen subsidies meer verstrekt voor het specifiek opleiden tot geestelijk ambtsdragers (imam, dominee), er zijn geen klassen meer waar jongens en meisjes gescheiden zijn en de seksuele voorkeur van docenten is niet langer een aangelegenheid van de school.

Uiteraard staat het iedereen dan vrij een school te beginnen of voort te zetten op religieuze grondslag, echter zonder subsidiëring door de staat. Er wordt namelijk geen visie opgelegd door de overheid, deze dient juist levensbeschouwelijk neutraal te zijn.

Voorzitter, ik rond af.

Volgend jaar is het precies 100 jaar geleden dat het huidige systeem werd geïntroduceerd. Daarvóór kende Nederland, net als bijvoorbeeld de Verenigde Staten, ook geen gelijke bekostiging van openbare en bijzonder religieuze scholen. Laten we ook in dat opzicht terugkeren naar de kern en daarmee tevens koers zetten naar de toekomst

Graag een reactie van het kabinet.

Dank u wel