Inbreng plenair debat voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen.

Met dank overgenomen van T. (Tamara) van Ark i, gepubliceerd op donderdag 21 april 2016, 4:00.

Ik sprak op 21 april in de Tweede Kamer over het voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen (eerste termijn). U vindt mijn spreektekst hieronder. Nota bene: bij afwijking geldt uitsluitend de gesproken tekst

Voorzitter,

Keer op keer blijkt uit onderzoeken dat er een onverklaarbare inkomensongelijkheid is tussen mannen en vrouwen. Dit kan echt niet. In Nederland zijn mannen en vrouwen gelijk. Dat is een van die dingen die Nederland Nederland maakt. Niet voor niets staat het verbod op discriminatie in het eerste artikel van de Grondwet. Ons land is groot geworden door mensen als gelijkwaardig te beschouwen en hun talenten op waarde te schatten.

Niet eerlijk behandeld worden of je niet eerlijk behandeld voelen is een probleem. Soms haal je je schouders erover op als het klein is, soms lach je er om, maar soms kan je er boos om worden. Ongelijke behandeling gaat verder dan alleen salaris. Je hoeft de vraag maar te stellen in een gesprek en de voorbeelden zijn er te over. De vrouwelijke directeur in een techniekbedrijf die altijd het verzoek krijgt of zij de notulen schrijft. De standaard vraag die een zwangere vrouw krijgt op het schoolplein hoe zij een combinatie gaat maken met haar gezin en haar baan, terwijl haar man die vraag niet krijgt terwijl hij toch stevig aan de weg timmert met zijn bedrijf. En waarom is er maatschappelijke bewondering voor de vader die een vergadering afbreekt om zijn kinderen van school te halen, maar levert het verzuchtingen op als vrouwen dat doen?

Laat helder zijn; ik baal van mensen die zich laten leiden door vooroordelen. Hoezo is een vrouw een kenau en heeft een man een stevig standpunt? Wanneer gaan we er nou eens doorheen prikken dat een man al ja zegt tegen een baan en dat een vrouw een week piekert en dan misschien zegt, terwijl de baan al vergeven is? We zien toch juist in onderzoeken dat de verschillen tussen mannen en vrouwen zorgen voor betere resultaten op de werkvloer. Leidinggevenden die dit niet zien en hier geen gebruik van maken hebben nog een hoop te leren.

Maar aan de andere kant erger ik mij ook enorm aan mensen die de schouders laten hangen in plaats van de schouders eronder zetten. Die een afwijzing op een sollicitatie zien als een bewijs dat “ze” discrimineren, of dat ze de job niet kregen omdat ze per ongeluk een vrouw zijn. Die bij de pakken neer gaan zitten en liever naar onderzoeken wijzen die verschillen verklaren dan dat ze de strijd aangaan. Die klagen over een glazen plafond i.p.v. er doorheen te beuken.

Als het gaat om hoe fout het is dat er onverklaarbare inkomensverschillen zijn tussen mannen en vrouwen vinden de indieners van het wetsvoorstel mij echt aan hun zijde. Ik geloof er alleen niet in dat deze voorliggende wet echt een mentaliteit verandert. Mentaliteit verander je niet door wetgeving.

De ondernemingsraad mág al beloningsverschillen aankaarten. De Nederlandse Vereniging voor medezeggenschap geeft aan dat ze zich afvragen of het voorliggende wetsvoorstel de juiste oplossing is voor het probleem. Of er niet beter sprake kan zijn van flankerend beleid. Ik lees dat als; we bespreken hier het juiste probleem, maar wel op de verkeerde plek. De indiener geeft zelf aan dat haar wet vooral een symbolische betekenis heeft. Maar wetten zijn wetten en ze gelden voor iedereen. Wetten moeten nagekomen worden en leveren regels en administratieve druk op. Ik wil de indiener met klem verzoeken hier in haar inbreng op in te gaan want meer gedoe zorgt voor een daling van het animo bij werkgevers om mensen in dienst te nemen. We willen juist meer mensen aan het werk, en daarvoor zijn minder regels nodig.

Nog een aantal specifieke vragen aangezien de beantwoording nog wat aan scherpte kon winnen:

  • · 
    Waarom beschouwt de indiener het Voorstel ondanks dat het volgens haar niet werkt, toch als ‘een stap in de goede richting’?
  • · 
    Hoe dient de ondernemingsraad de primaire arbeidsvoorwaarden van mannelijke en vrouwelijke werknemers te vergelijken wanneer deze uiterst privacygevoelig zijn
  • · 
    Kan de indiener onderbouwen op basis van welke afweging(en) zij tot de conclusie komt dat het Voorstel geringe financiële en uitvoeringstechnische lasten met zich meebrengt? Heeft zij het plannen en formuleren van eventueel nieuw beleid binnen een bedrijf meegenomen in haar berekeningen?

Discriminatie kan niet en mag niet. Maar discriminatie kunnen we niet voorkomen met wetten en regels. Helaas. Je zult zelf nog iets harder moeten knokken. Niet bij de pakken neerzitten, maar je schouders eronder zetten. De enige oplossing voor daadwerkelijke gelijke behandeling is het gesprek voeren over je werk, je keuzes, je prioriteiten en je betaling op de plek waar het hoort. Aan de keukentafel eventueel met je partner, en aan de vergadertafel bij je werkgever. Daar breng je je keuzes in kaart en daar vindt de afrekening plaats. Zoals de vrouw die ik sprak die na een reorganisatie tijdelijk in de aanloopschaal werd geplaatst maar daar na twee jaar nog in zat.

Terwijl ze inmiddels al lang het werk deed en de verantwoordelijkheden droeg die bij de functionele schaal hoorden. Vele vriendelijke gesprekken leverden niets op. Tot ze voor zichzelf opkwam en duidelijk te kennen gaf dat ze nu wel een keertje klaar was met aan het lijntje gehouden worden.

Dát is de echt succesvolle weg. Wij zijn altijd een land geweest van mensen die met een bepaalde koppigheid hun eigen ding deden. En daar hebben we geen symboolwetgeving voor nodig.