VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking (tweede termijn) - Hoofdinhoud
Ik sprak op 14 januari in de Tweede Kamer over het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking (tweede termijn). U vindt mijn spreektekst hieronder. Nota bene: bij afwijking geldt uitsluitend de gesproken tekst
Voorzitter,
ik dank de regering voor de antwoorden in eerste termijn en kom zo graag tot een aantal vervolgvragen. Maar voordat ik daaraan toe kom, hecht ik eraan iets te verduidelijken. Hoe zeer binnen en buiten deze Kamer ook pogingen worden gedaan om een ander beeld te schetsen, de VVD is groot voorstander van een inclusieve samenleving. Niet voor niets rekenen wij gelijke behandeling van ieder individu, of het nu gaat om mensen van een bepaald geslacht, met een bepaalde seksuele geaardheid of - in dit geval - mensen met een beperking, tot de kernwaarden van het liberalisme en onze partij. Waar wij van mening over verschillen is dan ook niet het recht van mensen met een beperking om volwaardig deel te nemen aan onze samenleving, maar over de manier waarop dat tot stand moet komen.
De VVD vindt dat het kabinet een grote stap heeft gezet met de wet die wij hier vandaag bespreken. Ik heb dan ook in mijn eerste termijn aangegeven dat het VN verdrag, zoals het door de regering naar de Kamer is gestuurd, op onze instemming kan rekenen. Met dit verdrag en met allerlei wetten op het gebied van zorg, onderwijs, ondersteuning, de omgevingswet, het bouwbesluit en nog vele andere wetten zijn de randvoorwaarden voor die inclusieve samenleving geregeld. Je kunt echter niet alles bij wet regelen. Ook de samenleving is aan zet. Het is mijn vaste overtuiging dat als mensen samen de schouders eronder zetten, je ontzettend veel kunt bereiken. Daarmee heeft de VVD geen ander doel dan mijn collega’s hier nastreven, maar een andere mening over hoe je daar komt.
Voorzitter, de Kamer is niet alleen controleur, maar ook medewetgever. Dat verplicht ons om te bewaken dat wetten die voor íedere Nederlander gaan gelden, proportioneel zijn en bijdragen aan het doel dat wij voor ogen hebben. De wetgeving zoals die nu voorligt, biedt een goede balans tussen rechten en plichten, belangen van diverse groepen in de samenleving en het belang van emancipatie van rechten met van mensen met een beperking, op weg naar een samenleving waarin iedereen mee kan doen.
De voorstellen die door collega's gedaan zijn in de vorm van amendementen hebben weliswaar sympathieke doelen die het nastreven waard zijn, maar de VVD is niet overtuigd dat een wettelijke verankering noodzakelijk is. Neem het amendement dat toegankelijkheid van stemlokalen wil verplichten. Dat klinkt sympathiek, maar daar zo rigide mee omgaan betekent dat we ook het risico nemen dat mensen die nu slecht ter been zijn, straks langer moeten wandelen naar een stemlokaal dat verder weg ligt, omdat het per sé aan allerlei eisen moet voldoen. Dan schiet de wet zijn doel gewoonweg voorbij. Om die reden zal ik dit amendement niet steunen.
Dan, voorzitter, wil ik terugkomen op twee specifieke vragen die ik had gesteld. Ik dank de regering voor de verhelderende toelichting op de verplichting tot het treffen van redelijke aanpassingen. Ten aanzien van de beantwoording over de assistentiehond heb ik een nadere vraag. In het antwoord spreekt de staatssecretaris over hulphonden en blindengeleidehonden. Een discussie die gaande is, is of de term assistentiehond niet beter is. Is het alleen een kwestie van terminologie of heeft de term assistentiehond ook nog een wettelijke betekenis? En als het alleen terminologie is, vallen de assistentiehonden dan ook onder de uitbreiding van de wet Gelijke behandeling voor mensen met een chronische ziekte of een handicap? Als het amendement op dit punt een symbolische bedoeling heeft, staat mijn fractie daar terughoudend tegenover. Dat zegt niets over het belang van deze honden, maar over de noodzaak van het amendement. Graag nog een nadere reactie op dat punt.
Dan kom ik bij het amendement onder nummer 36, eerder bekend onder nummer 17. Dit is, ik zeg het maar zo hard als het is, een technisch en inhoudelijk slecht amendement. Want: het legt ondernemers een verplichting op waarvan de reikwijdte onduidelijk is. Het is onduidelijk waar ondernemers zich aan moeten houden, het is onduidelijk hoe de jurisprudentie zich zal ontwikkelen, het is onduidelijk tot wie het verbod van onderscheid zich richt. Daarom zal de VVD tegen dit amendement stemmen. Van de staatssecretaris hoor ik graag of hij de opvatting van de VVD deelt dat het aannemen van het amendement leidt tot onzekerheid en of hij onze vrees deelt dat het daarnaast leidt tot toename van rechtszaken voor ondernemers. Klopt dit?
Voorzitter, het regeerakkoord stelt: Nederland zal het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van gehandicapten ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht. Ik begrijp het ontraden van het amendement aldus dat de regering van mening is dat het amendement tegen het regeerakkoord in gaat. Ik deel die mening. Oók hierom zal de VVD tegen dit amendement stemmen. Graag wil ik van de staatssecretaris weten wat het kabinet gaat doen met de wet als het amendement wordt aangenomen in de Tweede Kamer. Met dit amendement in de wet kunnen wij de uitvoeringswet niet steunen. En het is slecht denkbaar dat een kabinet een wet uit het regeerakkoord doorstuurt die niet door beide coalitiepartijen wordt gesteund.
Voorzitter, wij zijn tegen dit amendement, maar wel een groot voorstander van het plan van aanpak, waarmee de hele samenleving, ondernemers, burgers, organisaties, in stelling wordt gebracht om ons gezamenlijk doel te bereiken.
Voorzitter, ik rond af. Wie goed luistert naar de VVD ziet een rode draad in onze standpunten ten aanzien van ‘bijzondere’ groepen in de samenleving. Bij ons geldt altijd: wij willen niet dat groepen in die samenleving worden opgenomen omdat wij mensen daartoe dwingen. Wij willen dat mensen onderdeel zijn van onze samenleving omdat wij van ieder mens de kwaliteiten zien. Of het nu gaat om vrouwen op de arbeidsmarkt, homo’s op een voetbalvereniging of om mensen met een beperking. Verschillende groepen, maar met de overeenkomst dat zij niet altijd automatisch een plek hebben. Dat is ons beeld van een inclusieve samenleving. Voorzitter, met het verdrag zoals het er nu ligt, is de VVD fractie van mening dat recht wordt gedaan aan de waarborgen die voor deze groep in de wet moeten zijn vastgelegd, en tegelijkertijd aan de kracht van die samenleving zelf.
Dank u wel.