Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden - Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Dit verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 34350 VI - Wijziging begroting Veiligheid en Justitie 2015 (Najaarsnota).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden; Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Document­datum 10-12-2015
Publicatie­datum 14-12-2015
Nummer KST34350VI3
Kenmerk 34350 VI, nr. 3
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

34 350 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 december 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 3 december 2015 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 10 december zijn ze door de Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava

Vraag 1:

Hoeveel van de begroting voor 2015 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is reeds uitgegeven dan wel wordt in 2015 niet uitgegeven?

Antwoord:

Het uitgegeven bedrag van de begroting 2015 bedroeg eind november 11,563 miljard. Conform de verwachtingen geconcretiseerd in de Najaarsnota zal de realisatie 12,728 miljard bedragen. De feitelijke uitgaven en ontvangsten kunnen bij Slotwet hier enigszins van afwijken.

Vraag 2:

Wat is de reden dat de instroom van het aantal WAHV-zaken veel lager is dan begroot?

Antwoord:

Het tekort is met name veroorzaakt door het door de politie sedert maart 2015 gevoerde coulancebeleid, een lagere opbrengst vanwege de effecten van het tijdelijk niet kunnen handhaven via registervergelijkingen APK door een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden en een mindere opbrengst uit opgelegde strafbeschikkingen.

Vraag 3:

Aangezien op blz. 4 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat de verhoogde raming leidt tot hogere opvangkosten bij het COA in 2015 en 2016, waarom heeft de regering in de gewijzigde begrotingsstaten voor 2016 het budget voor het COA (en wel voor de IND en Nidos) niet aangepast?

Antwoord:

De begrotingsstaten 2016 voor IND en Nidos zijn met de nota van wijziging bij de begroting van 2016 aangepast, omdat deze middelen met de begrotingsbrief (Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 VI, nr.1) beschikbaar zijn gekomen. Voor het COA zijn de wijzigingen vanwege de verhoogde asielinstroom opgenomen in de Najaarsnota. Voor 2015 is 350 mln. beschikbaar gesteld voor het COA. Voor 2016 geldt dat de ODA-toerekening, conform de gebruikelijke systematiek, voor de verhoogde asielraming zal worden aangepast. In bijlage 3 van de Najaarsnota is door het kabinet inzicht gegeven in de ODA-toerekening in 2016.

Vraag 4:

Komt de loonbijstelling voor de Nationale Politie van € 49,4 mln. in mindering op het gereserveerde bedrag van 138 mln. dat in de begrotingsstaten voor 2016 en jaren daarna nu is opgenomen onder de post «Overig» (reserveringen)?

Antwoord:

De loonbijstelling voor de nationale politie is het bedrag dat in 2015 aan de Justitiebegroting is toegevoegd op basis van het reeds gesloten loonakkoord voor alle sectoren. Gezien het feit dat deze middelen naar verwachting niet meer in 2015 uitgekeerd zullen worden, zijn deze doorgeschoven naar het jaar 2016. Dit staat los van het bedrag van 138 mln. dat bij de nota van wijziging is toegevoegd aan de begroting 2016 voor de Nationale Politie én Rechtsbijstand.

Vraag 5:

Welke posten op de begroting van veiligheid en justitie zijn afhankelijk van de post Boetes en Transacties en welk bedrag moet minimaal jaarlijks aan Boetes en Transacties worden binnengehaald om die posten van dekking te kunnen voorzien? In hoeverre beïnvloedt een structurele mee- of tegenvaller op de post Boeten en Transacties de hoogte van verkeersboetes?

Antwoord:

De post Boeten en Transacties maken onderdeel uit van de totale begroting. Er is geen directe relatie tussen de opbrengsten B&T en andere specifieke begrotingsposten. Tegenvallers op B&T moeten binnen de VenJ-begroting van compensatie worden voorzien.

Het verbeteren van de verkeersveiligheid en het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers begint met het voorkomen van fouten en overtredingen van verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld door middel van goede verkeerseducatie, begrijpelijke verkeersregels en een duidelijke weginrichting. Er is echter ook toezicht en bestraffing nodig. De hoogte van verkeersboetes is daarbij een belangrijke factor. Door het afschrikwekkend effect van de verkeersboetes en de preventieve werking die daarvan uitgaat, zullen verkeersdeelnemers zich beter aan de verkeersvoorschriften houden. Dit draagt bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid. Dit is de belangrijkste reden om boetes al dan niet te verhogen.

De boetes voor verkeersovertredingen zijn in 2008, 2011 en 2012 verhoogd. De motivering van de verhoging van de verkeersboetes staat in de toelichting bij de besluiten die daaraan ten grondslag liggen. Deze besluiten zijn, conform de procedure, bij beide Kamers voorgehangen. Kort samengevat werd de tariefsverhoging ingegeven door de verwachting dat verkeersdeelnemers zich hierdoor beter aan de regels zouden houden en het niveau van de naleving van verkeersvoorschriften over de gehele linie zou verbeteren. Daarnaast werd de verhoging van de tarieven ingegeven door het feit dat de financiële opbrengsten substantieel achterbleven bij de daarover opgestelde ramingen. Naast het nastreven van een strikte handhaving was dit een bijkomende reden om de sancties op te hogen.

Vraag 6:

Hoe verhoudt de kasschuif voor uitbetaling van de beschikbare middelen voor de Politie-CAO van 2015 naar 2016 zich tot het bedrag dat middels de gewijzigde begroting voor 2016 is gereserveerd voor de Politie-CAO? Betekent deze kasschuif vanuit 2015 dat het bedrag dat in de begroting 2016 is gereserveerd voor de Politie-CAO kan worden verminderd met het bedrag dat vanuit 2015 wordt doorgeschoven?

Antwoord:

De kasschuif voor de uitbetaling van de beschikbare middelen voor de Politie-CAO is gebaseerd op het loonakkoord met alle sectoren dat afgelopen zomer is afgesloten. Dat bedrag wordt niet in mindering gebracht op de voor de Politie-CAO gereserveerde middelen. Zie ook het antwoord op vraag 4.

Vraag 7:

Welke budgetten van Veiligheid en Justitie worden verminderd als gevolg van het tekort op boetes en transacties?

Antwoord:

Op de boeten en transacties is in deze tweede suppletoire begroting een tegenvaller van € 111,3 mln. opgenomen waarvan € 60 mln. is gemeld en gedekt bij Miljoenennota 2016. De dekking van € 60 mln. is als volgt verdeeld:

Dekking

Bedrag

(x € 1.000)

Bijdrage Nationale Politie

18.000

Raad voor de rechtspraak

7.500

Dienst Justitiële inrichtingen

23.100

Slachtofferhulp Nederland

3.000

Opdrachten versterking vreemdelingenketen

1.400

Diverse uitgaven

2.100

Profijtrente

2.500

Diverse ontvangsten

2.400

Totaal

60.000

In het najaar is gebleken dat er sprake is van een extra tegenvaller van € 51,3 mln. Deze extra tegenvaller is - gelet op de zeer gevorderde stand van de begrotingsuitvoering - niet meer voorzien van een concrete dekking. In deze tweede suppletoire begroting wordt zowel de tegenvaller verwerkt die vermeld was in de Miljoenennota 2016 als de extra tegenvaller uit de Najaarsnota 2015. Bij de slotwet zal worden bezien of binnen de totale begroting nog meevallers zijn opgetreden ter dekking van het resterende tekort.

Vraag 8:

Hoe staat de EUR 18,5 mln. toekenning loon-en bijstelling in relatie tot de Cao-onderhandelingen van de Nationale Politie?

Antwoord:

Er is geen directe relatie tussen de € 18,5 mln. toekenning loon- en prijsbijstelling en de CAO-onderhandelingen. De € 18,5 mln. betreft de loon en prijsbijstelling op basis van de stand ontwerpbegroting 2015, die in de loop van 2015 is uitgekeerd.

Vraag 9:

Er is een tegenvaller boetes en transacties. Deze komt neer op EUR 111,3 mln. Van dit genoemde tekort is EUR 60 mln. gedekt bij de Miljoenennota. Komt de rest van het tekort uit de EUR 250 mln. die bij de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer recentelijk is toegezegd? Waar wordt anders de dekking gevonden?

Antwoord:

Voor de rest (€ 51,3 mln.) is in de 2e suppletoire begroting geen concrete dekking aangewezen. Bij Slotwet zal worden bezien hoe groot de B&T-tegenvaller feitelijk is. Op dat moment is ook duidelijk of er op andere artikelen mee- en/of tegenvallers zijn die nog niet voorzien zijn in deze 2e suppletoire begroting. Op basis van het totaalbeeld zal dan bezien worden of, en zo ja welke, compensatie noodzakelijk is. Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe deze compensatie wordt vormgegeven. In de Voorjaarsnota 2016 wordt een en ander verwerkt.

Vraag 10:

Wordt budgettair rekening gehouden met een verdere verhoging van het gereserveerde bedrag voor de loonbijstelling, aangezien de onderhandelingen over de Politie-CAO weer zijn hervat?

Antwoord:

Ja, zoals in de brief van 20 november jl. is aangegeven bevat de post «Overig» ook middelen voor de Politie-CAO.

Vraag 11:

Betreft de € - 18 mln op de begroting van de Nationale Politie de kosten van de coulanceregeling door de politie?

Antwoord:

Nee, de € 18 mln. betreft de bijdrage van de Nationale Politie aan de dekking van het tekort op het dossier van de boeten en transacties. Zie ook het antwoord op vraag 7.

Vraag 12:

Kunt u een toelichting geven op de technische mutatie van - EUR 9,5 mln. van Nationale Politie naar gerechtstolken?

Antwoord:

Tot 1 april 2015 werden de declaraties van de taptolken na goedkeuring door de Nationale Politie afgewikkeld door een commercieel bureau. De kosten werden ten laste gebracht van de bijdrage aan de Nationale Politie. Sedert 1 april 2015 worden deze declaraties, eveneens na goedkeuring door de Nationale Politie, afgehandeld door VenJ. In het kader van verantwoord begroten is besloten om voor deze specifieke kosten de nieuwe budgetcode Opdrachten Gerechtstolken te gebruiken. Het benodigde budget is in mindering gebracht op de bijdrage aan de Nationale Politie.

Vraag 13:

Kunt u beleidsmatig verklaren waardoor de instroom in de rechtsbijstand en de WSNP lager is dan geraamd?

Antwoord:

Bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) werd in de begroting 2015 rekening gehouden met bijna 14.000 nieuwe schuldsaneringen. In 2012 waren door de rechter 13.755 schuldsaneringen uitgesproken. Vanaf 2013 is de instroom gedaald naar rond de 12.000 schuldsaneringen. Uit de uitgevoerde quick scan naar de mogelijke oorzaken van de dalende instroom in de Wsnp (opgenomen in de tiende meting van de monitor Wsnp van de onderzoeksafdeling van de raad voor rechtsbijstand en het Centraal Bureau voor de Statistiek) is gebleken dat voor de afname geen allesomvattende verklaring te geven is, maar dat meerdere factoren kunnen worden aangewezen die de instroom direct of indirect kunnen beïnvloeden. Zowel aspecten in de uitvoering van de Wsnp als de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening kunnen van invloed zijn op de instroom in de Wsnp (Kamerstukken II, 2013/14, 33 750 VI, nr. 135 en bijlage). Overigens zijn in het aantal van 12.000 schuldsaneringen de dwangakkoorden, voorlopige voorzieningen en minnelijke moratoria in het kader van de Wsnp niet meegenomen. Het betreft zo’n 4.400 zaken. De instroom in de rechtsbijstand is niet lager dan geraamd; wel is de samenstelling van de instroom anders dan de raming. Zie verder het antwoord op vraag 15.

Vraag 14:

Hoe wordt de tegenvaller op griffierechten van € 25,8 mln. door verminderde griffieontvangsten opgevangen binnen de begroting?

Antwoord:

Deze tegenvaller wordt in 2015 gedekt door een lagere rijksbijdrage aan DJI in verband met een kasschuif op de rijksbijdrage aan DJI van 2015 naar latere jaren. De geraamde uitgaven bij DJI voor o.a. planmatig onderhoud, Van Werk Naar Werk-budgetten en de transitiekosten voor Veldzicht zullen niet in 2015, maar in latere jaren besteed worden.

Vraag 15:

Hoe is de meevaller op de rechtsbijstand te verklaren? Hoe kan het dat de totale uitgaven aan rechtsbijstand, ondanks de meevaller, toch hoger zijn dan in de begroting voor 2015 was geraamd? Wat was de raming voor 2015? Wat zijn de werkelijke uitgaven voor rechtsbijstand in 2015?

Antwoord:

De meevaller op de rechtsbijstand is het gevolg van de financieringssystematiek van de rechtsbijstand. De uitgaven aan rechtsbijstand waren in de begroting 2015 geraamd op € 417 mln. In de 1e suppletoire begroting 2015 is de raming naar boven bijgesteld (€ 31,2 mln.) vanwege de geraamde behoefte van de rechtsbijstand in het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). De PMJ voorzag voor 2015 een grotere behoefte van de rechtsbijstand ten opzichte van de eerdere raming, specifiek voor de reguliere straftoevoegingen, piketdiensten en toevoegingen in civiele zaken. De uiteindelijke financiering van de Raad voor Rechtsbijstand vindt plaats aan de hand van het aantal afgegeven toevoegingen over de periode 1 september tot en met 31 augustus. Ten opzichte van de 1e suppletoire begroting betreft dit een bijstelling vanwege een lager aantal ambtshalve straftoevoegingen en piketdiensten en hogere aantallen toevoegingen op de andere terreinen. Ook daalden de gemiddelde netto-kosten voor de civiele toevoegingen en de uitvoeringskosten van de raad voor rechtsbijstand. De gemiddelde netto-kosten voor asieltoevoegingen zijn daarentegen gestegen. Per saldo heeft dit geresulteerd in de meevaller in de 2e suppletoire begroting ten opzichte van de 1e suppletoire begroting. De verwachte werkelijke uitgaven aan rechtsbijstand voor 2015 bedragen circa € 433 mln.

Vraag 16:

Waarom worden alle beleidsartikelen aangeslagen in de Justitiebegroting voor het tekort aan boete-ontvangsten, behalve de artikelen 33 (veiligheid en criminaliteitsbestrijding) en 35 (jeugd)? Ligt het niet voor de hand om alle artikelen waarop een groot tekort bestaat (zoals vreemdelingenbeleid) ook uit te zonderen?

Antwoord:

Bij de dekking van de tekorten zijn op voorhand geen artikelen uitgezonderd. Bezien is op welke artikelen het - gezien de stand van de begrotingsuitvoering - nog mogelijk was om besparingen te realiseren.

Vraag 17:

Waarop wordt de verwachting gebaseerd dat de resterende € 34,6 mln. van het tekort op de boete-ontvangsten met meevallers kan worden opgevangen bij slotwet? Is hier al dekking voor indien deze meevallers zich niet voordoen?

Antwoord:

Er resteert een ongedekte tegenvaller op het B&T-dossier van € 111,3 mln. minus € 60 mln., resulterend in € 51,3 mln. De ervaring leert dat er bij Slotwet enige onderuitputting op de VenJ-begroting optreedt. Op voorhand is niet aan te geven op welke artikelen en in welke omvang dit voordoet. Zie ook het antwoord op vraag 9.

Vraag 18:

Kan mutatie van € 12 mln. aan overig opsporing en vervolging worden toegelicht?

Antwoord:

Het budget op het subartikelonderdeel «overig opsporing en vervolging» is met € 12 mln. verhoogd ter dekking van met name de overschrijding op de programma's ter versnelling van de doorlooptijden binnen de strafrechtketen. Dekking is voornamelijk gevonden in de meevaller op de Rechtsbijstand en de Wsnp (zie artikel 32 van de 2e suppletoire begroting).

Vraag 19:

Kunt u toelichten op welke onderdelen het budget voor slachtofferzorg in 2015 wordt verlaagd met in totaal 5,5 miljoen euro en wat daarvan de reden is?

Antwoord:

Er is geen sprake van een verlaging van € 5,5 mln. op de totale uitgaven van slachtofferzorg. Dit betreft een technische mutatie binnen het artikel van slachtofferzorg 34.4. Het gaat hier om herschikking van de middelen voor uitgaven binnen het artikel slachtofferzorg 34.4 conform Verantwoord Begroten.

Vraag 20:

Zou in de uitgavenraming voor de laatste periode van 2015 (nu, december) geen rekening moeten worden gehouden met de aangenomen motie-Oskam c.s. (Kamerstuk 34 300-VI, nr. 35), gelet op de mogelijk maatregelen die de regering dientengevolge zou moeten nemen om behandelingen van jonge criminelen binnen drie maanden daadwerkelijk te laten plaatsvinden? Hoe kan uitvoering van deze motie en daarin geformuleerde doelstelling plaatsvinden volgens de regering binnen de bestaande financiële kaders voor 2015?

Antwoord:

De aangenomen motie-Oskam c.s. heeft geen consequenties voor de uitgavenraming voor de laatste periode van 2015. De gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de inkoop en de uitvoering van dergelijke behandelingen. Daarmee is het aan de gemeente om te bewerkstelligen dat opgelegde opnames doorgang kunnen vinden. De motie is ondersteuning van het beleid waarvan de afspraak is dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering.

Vraag 21:

Kan een verklaring worden gegeven voor de verhoging van bijna € 10 mln. van de uitgaven aan externe inhuur van personeel bij de Raad voor de Kinderbescherming? Waaraan wordt dit geld besteed en waarom was dat eerder niet voorzien?

Antwoord:

De extra uitgaven aan externe inhuur bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn met name voor verbetering van het inkoopbeheer, financieel beheer en ICT-beheer. Hiertoe lopen twee projecten. Het ene project richt zich op de verbetering van het inkoop en financieel beheer. Het project zorgt dat het beheer toekomstvast wordt verbeterd. Hiertoe zijn meer activiteiten in de 2e helft van 2015 nodig gebleken dan begroot. Het andere project richt zich op de uitbesteding van ICT-beheer bij het SSC-I van de Dienst Justitiële Inrichtingen en om de regie-organisatie hierop in te richten. De besluitvorming over de richting en de kosten van het project ICT-beheer heeft na Voorjaarsnota 2015 plaatsgevonden.

Vraag 22:

Waar is de bijdrage van € 6,6 mln. aan verbetering van inkoop, financieel beheer en ICT-beheer in de begrotingsmutaties terug te vinden? Betreft het hier de inhuur van extern personeel? Waarom is deze kennis intern niet beschikbaar?

Antwoord:

De bijdrage van € 6,6 mln. voor verbetering van inkoopbeheer, financieel beheer en ICT-beheer maakt onderdeel uit van de begrotingsmutatie van de verhoging van € 9,6 mln. van de uitgaven aan externe inhuur van personeel bij de Raad voor de Kinderbescherming. De externe inhuur heeft een incidenteel karakter aangezien de voor de verbeterprojecten specifiek vereiste kennis maar tijdelijk nodig is bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Vraag 23:

Kan worden toegelicht hoe de meevaller op het onderdeel projecten jeugd van € 4,2 mln. tot stand is gekomen? Hoe wordt dit geld nu gespendeerd en waarom is bovenop de EUR 4,2 mln. nog eens EUR 1,4 mln. gekort op Projecten jeugd straf?

Antwoord:

Dit bedrag was ter dekking van tegemoetkomingen aan gecertificeerde instellingen in de jeugdzorg die door de Transitie Autoriteit Jeugd ten laste van VenJ konden worden gebracht. Dit heeft zich in de uitvoering in 2015 in mindere mate voorgedaan. De onderuitputting op projecten jeugd straf houdt hier geen enkel verband mee, en is evenmin een korting. Deze onderuitputting wordt veroorzaakt doordat enkele projecten vertraging hebben opgelopen, of in de uitvoering minder hebben gekost dan vooraf geraamd. Er is zodoende geen sprake van een korting.

Vraag 24:

Waarom wordt € 1,8 mln. minder uitgegeven aan de post risicojeugd en jeugdgroepen? Welke interventies of activiteiten worden als gevolg daarvan gestaakt?

Antwoord:

Er wordt feitelijk niet minder uitgegeven aan de aanpak van risicojeugd en jeugdgroepen. In het kader van de programmatische aanpak is € 1,8 mln. ingezet voor externe inhuur van tijdelijke, specialistische kennis. Om dit, conform de regels van Verantwoord Begroten, te realiseren is er bij najaarsnota € 1,8 mln. aan beleidsgeld voor het programma risicojeugd en jeugdgroepen overgeboekt naar apparaatsuitgaven voor externe inhuur ten behoeve van het programma risicojeugd en jeugdgroepen. Er zijn derhalve geen interventies of activiteiten gestaakt m.b.t. risicojeugd en jeugdgroepen. Deze mutatie is goedgekeurd door Wonen en Rijksdienst in het kader van de bloktoets.

Vraag 25:

Kan de budgetoverheveling in verband met de sluiting van JJI Amsterbaken nader worden toegelicht? Vloeien hier ook gelden uit voort die het mogelijk maken om de toezegging gestand te doen dat voor de jongeren in nachtdetentie uit Amsterbaken in overleg met de gemeente Amsterdam voortzetting van verblijf in Amsterdam kan plaatsvinden? Is hiervoor al een nieuwe voorziening gevonden? Wat is de stand van zaken in het overleg hierover en welke financiële middelen worden hiervoor ter beschikking gesteld?

Antwoord:

In het verleden zijn structurele middelen overgeheveld van het Ministerie van VenJ naar het Ministerie van OCW ter financiering van de meerkosten van de scholen in de beslotenheid van een JJI’s t.o.v. reguliere scholen buiten een JJI. Als gevolg van de neerwaartse bijstelling van de JJI-capaciteit vanwege de sluiting van JJI Amsterbaken vallen deze middelen deels vrij en worden teruggeboekt van OCW naar VenJ. Inzake JJI Amsterbaken is toegezegd te verkennen met de gemeente Amsterdam wat mogelijke alternatieven zijn voor bepaalde groepen justitiële jeugdigen na sluiting van JJI Amsterbaken (TK 24 587, nr. 618). Bij de aanbieding van het Rapport Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd (TK 24 587, nr. 626) d.d. 13 november 2015 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom de proeftuin in Amsterdam. Op 18 september jl. hebben de burgemeester van Amsterdam en VenJ besloten om een uitvoeringsplan «kleinschalige voorziening» op te stellen in lijn met het gedachtegoed uit de verkenning. Op basis van het uitvoeringsplan zal begin 2016 een besluit genomen worden over de start van deze proeftuin. De proeftuin wordt gefinancierd door de gemeente en VenJ.

Vraag 26:

Kan worden toegelicht wat het verschil is tussen de € 139 mln. voor de eerste jaarsopvang en de € 350 mln. voor het COA?

Antwoord:

Er is geen verschil in de € 139 mln. en € 350 mln. voor eerstejaarsopvang. Het betreft twee verschillende momenten waarop de ODA-toerekening van eerstejaarsasiel is opgehoogd. Bij miljoenennota is de raming opgehoogd van 33.000 naar 40.000 waardoor de ODA-toerekening voor 2015 met € 139 mln. is opgehoogd en bij najaarsnota is de instroom raming verder opgehoogd van 40.000 naar 58.000 waardoor de ODA-toerekening met € 350 mln. is toegenomen.

Vraag 27:

Kan inzicht worden gegeven in de omvang van de asielreserve? Is het correct dat de verhoging van de uitgaven aan de IND met € 20 mln. ten laste worden gebracht van de reserve en de € 26 mln. voor IND/Nidos aan de reserve wordt toegevoegd? Zo ja, waarom moeten de uitgaven voor IND/Nidos reeds in 2015 worden verhoogd als deze nog niet tot besteding komen in 2015? Kan dan niet worden volstaan met een verhoging van de verplichting?

Antwoord:

De asielreserve, bedoeld voor de opvang van fluctuaties in de vreemdelingenketen, bedraagt per 09-2015 € 223,1 mln. Dit bedrag is nodig voor de opvang van asielzoekers door het COA in 2016. Het is correct dat de uitgaven voor 2015 van de IND met € 20 mln. zijn verhoogd ten laste van de asielreserve.

Omdat recent de asielraming voor 2016 is opgehoogd van 26.000 naar 58.000 heeft het kabinet nu € 60,5 mln. euro vrij gemaakt voor de IND (€ 50 mln.) en Nidos (€ 10,5 mln.) in 2016. Dit omdat het cruciaal is dat de IND ook in 2016 over voldoende capaciteit beschikt om te voorkomen dat de wachttijd, en daarmee de verblijfsduur in de opvang, te veel oploopt. Ook voor Nidos, dat de voogdij heeft over alleenstaande minderjarige vreemdelingen, is het noodzakelijk om voldoende middelen beschikbaar te hebben. Van deze extra € 60,5 mln. komt € 26,5 mln. uit de Rijksbrede onderuitputting in 2015. Deze zal via storting in de asielreserve in 2016 beschikbaar komen voor IND en Nidos.

Vraag 28:

Welk deel van de Nidos-uitgaven wordt uit ODA-middelen gedekt?

Antwoord:

In de ODA-toerekening 2015 zijn met betrekking tot Nidos alleen de voogdij kosten van alleenstaande minderjarige vreemdelingen uit de zogenaamde DAC-landen (Development Assistance Committee) opgenomen. De kosten van Nidos voor de opvang van jonge minderjarige vreemdelingen in pleeggezinnen komt voor rekening van de begroting van VenJ.

Vraag 29:

Mag worden afgeleid uit de opmerking «de opvangkosten lopen door na de jaargrens» dat de verhoogde COA-uitgaven niet volledig worden gemaakt in 2015? Zo nee, wat wordt hier dan mee bedoeld? Zo ja, waarom dan de uitgaven al met dit bedrag verhogen in 2015?

Antwoord:

Het klopt dat de verhoogde COA-uitgaven niet volledig worden uitgegeven in 2015. Het budget 2015 is opgehoogd met de ODA-toerekening vanuit de instroom in 2015, zonder rekening te houden met het moment van instroom. Een deel van de in 2015 in COA ingestroomde asielzoekers zal dan ook in 2016 nog in het COA worden opgevangen. Daarom zal een deel van de opvangkosten via de asielreserve worden overgeheveld naar 2016.

Vraag 30:

Hoe is het bedrag «Versterking vreemdelingenketen» precies opgebouwd a € 9 mln.?

Antwoord:

De verhoging van € 9 mln. wordt voornamelijk verklaard door de volgende mutaties:

    • Een restant bedrag van € 3 mln. die door het Kabinet beschikbaar is gesteld voor «bed, bad en brood» voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
    • BHOS (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) draagt € 6 mln. bij aan het project uitstroom vergunninghouders met als doel de uitstroom naar gemeenten te verhogen.

Vraag 31:

Waar is de resterende 24 miljoen van het GVA in 2016 voor bedoeld die niet gebruikt wordt voor de huisvestingsvergoeding voor gemeenten?

Antwoord:

Het COA blijft kosten maken in het kader van de uitvoering van de GVA. Het COA blijft onder andere verantwoordelijk voor de uitbetaling van de leefgelden, de kosten van een zorgverzekering voor de vergunninghouders die door gemeenten worden gehuisvest en voor de administratie van de betalingen aan gemeenten. De € 24 mln. in 2016 is ter dekking van de kosten die hiermee zijn gemoeid.

Vraag 32:

Wat is het actuele instroomcijfer voor 2015 d.d. 1 december? Kan dit cijfer worden uitgesplitst in eerste aanvragen, herhaalde aanvragen en nareis?

Antwoord:

In de onderstaande tabel treft u het antwoord op uw vraag aan. «Asiel hasa» staat voor «herhaalde asielaanvraag». De cijfers zijn afgerond op tientallen, hetgeen tot gevolg kan hebben dat de getallen niet meer «optellen».

Vraag 33:

Wanneer krijgen EU-landen de vergoeding voor relocatie van vluchtelingen? Is dit pas als de vluchteling daadwerkelijk hervestigd is of eerder?

Antwoord:

Bij Raadsbesluiten van 14 en 22 september jl. is besloten tot de herplaatsing van in totaal 160.000 asielzoekers die internationale bescherming nodig hebben. Hiervoor krijgen de lidstaten naar waar wordt herplaatst een bijdrage van € 6.000,- per vluchteling. De financieringssystematiek verloopt conform de regels in de Verordening tot instelling van een fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF). In het Raadsbesluit van 22 september jl. staat dat lidstaten bij wijze van uitzondering op de voorfinancieringsregelingen in de AMIF-verordening in 2016 een voorfinanciering krijgen van 50 procent van het totaal aantal vluchtelingen dat de lidstaten conform dit besluit moeten opnemen. Lidstaten krijgen de vergoeding dus eerder.

Vraag 34:

Is de verhoging van de middelen voor maatschappelijke begeleiding kostendekkend of moeten gemeenten zelf nog een bijdrage leveren? Zo ja, hoeveel?

Antwoord:

Het kabinet stelt, naar aanleiding van de afspraak in het Bestuursakkoord, een hoger kostendekkend bedrag beschikbaar voor maatschappelijke begeleiding. Over de condities en voorwaarden die gelden voor de inzet van deze extra middelen worden naar aanleiding van het bestuursakkoord afspraken gemaakt tussen het Rijk en VNG.

Vraag 35:

Hoeveel mensen maken er gebruik van het gemeentelijk versnellingsarrangement?

Antwoord:

Op 7 december 2015 maakten ca. 200 personen gebruik van het Gemeentelijk Zelf Zorg Arrangement (GZZA), dat per 1 januari 2016 wordt vervangen door het gemeentelijk versnellingsarrangement (GVA). Er maken nu dus nog geen mensen gebruik van het GVA.

Vraag 36:

Wat zijn de criteria voor het GVA?

Antwoord:

Het bestuursakkoord van 25 november noemt een aantal criteria. Het GVA kan worden ingezet voor tijdelijke huisvesting, indien permanente huisvesting in de gemeente niet direct mogelijk is. Deze tijdelijke huisvesting telt mee voor de taakstelling. Een vergunninghouder kan middels het GVA tijdelijk worden gehuisvest voor maximaal 24 maanden (gerekend vanaf het moment van vergunningverlening). Het GVA wordt voor de vergunninghouder al eerder beëindigd zodra een gemeente beschikt over permanente huisvesting. De instroom in de GVA-regeling is begrensd op maximaal 10.000 vergunninghouders. De gemeenten ontvangen een huisvestingsvergoeding; vergunninghouders blijven zak- en leefgeld ontvangen. V&J zal een besluit opstellen ter instelling van het GVA (per 1 januari 2016) en ter beëindiging van het huidige GZZA. Verder zullen V&J, COA en VNG zorgen voor de nadere uitwerking en communicatie richting gemeenten.

Vraag 37:

Waarom is de instroom van de GVA-regeling begrensd op maximaal 10.000 vergunninghouders terwijl er 14.000 vergunninghouders in de opvang zitten?

Antwoord:

Het bestuursakkoord bevat meer maatregelen dan enkel het GVA om de huisvesting van vergunninghouders een impuls te geven, zoals de huisvestingsvoorzieningen en de regionale regietafels. Het genoemde aantal sluit daarnaast aan op de ambitie die de VNG medio september heeft uitgesproken om in een kort tijdsbestek 10.000 vergunninghouders tijdelijk te huisvesten in de gemeenten. Begrenzing is wenselijk vanuit een oogpunt van budgettaire beheersbaarheid van de regeling. Naast de genoemde maatregelen wordt uitgegaan van de reguliere inspanning die gemeenten tonen bij de huisvesting van statushouders.

Vraag 38:

Waar is het instroomcijfer van 58.000 op gebaseerd?

Antwoord:

Voor het maken van prognoses van de instroom in de vreemdelingenketen - voor de korte en de lange termijn - combineert het ministerie verschillende rekenkundige methodes. Te denken valt aan extrapolaties van resultaten van voorgaande jaren, aan trendanalyses en aan de analyse van seizoenspatronen. In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van expert-analyses op basis van nationale en internationale informatie over migratiestromen, bijvoorbeeld informatie van Frontex. In de expert-analyses wordt ook gekeken naar de mondiale ontwikkelingen. Zo wordt bezien hoe de migratiestromen in het Midden-Oosten en binnen Europa zich ontwikkelen. Voorts houd ik rekening met het mogelijk effect van maatregelen die bijvoorbeeld in de EU worden voorbereid en geïmplementeerd. Ik denk onder meer aan het inrichten van «hot spots» in Italië en Griekenland en «processing centers» in andere lidstaten, en aan de afspraken die zijn gemaakt met de Republiek Turkije. Deze initiatieven zullen tijdens het Nederlands voorzitterschap verder gebracht worden. De raming is overigens wel met aanzienlijke onzekerheden omgeven, omdat sprake is van zeer veel op elkaar inwerkende factoren. Daarom monitor ik de instroom van asielzoekers nauwgezet. Conform gebruikelijke systematiek wordt zowel bij Voorjaars- als bij najaarsnota bezien of de raming aanpassing behoeft.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.