Roel Kuiper: 'Kies voor duurzame oplossing op het spoor'

Met dank overgenomen van R. (Roel) Kuiper i, gepubliceerd op dinsdag 22 september 2015, 20:01.

Lees hieronder de volledige bijdrage van Roel Kuiper aan het debat over wetsvoorstel 33 965: Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2012/34.

Voorzitter,

Voor ons ligt een wetsvoorstel dat bedoelt om een recente Europese richtlijn met betrekking tot de inrichting van ons spoorvervoer te implementeren in de Nederlandse wetgeving. Het gaat om de vervanging van een aantal oudere richtlijnen, waaronder de ‘moeder’-richtlijn op het gebied van het openbaar vervoer uit 1991. Met de implementatie van die richtlijn begon in Nederland een nogal wispelturig traject van beleidsvorming en herinrichting van het openbaar vervoer. De lotgevallen van de NS zijn vaak beschreven en vormen een illustratie van dit wispelturige beleid.

Ik wil deze wetswijzigingen aangrijpen om de discussie met de staatssecretaris te voeren over de ordening op het Nederlandse spoor. Die debatten zijn in de Eerste Kamer zeldzaam, dat werd ook bij de behandeling van de Spoorwegwet in 2003 opgemerkt. Toen was de ordening op het spoor al min of meer uitgekristalliseerd, na jaren van debat, terwijl de Eerste Kamer op dat moment de behoefte voelde daarover een fundamenteel debat te voeren. Dat zou eigenlijk niet nog eens moeten gebeuren.

Vandaag kunnen we daar iets aan doen, door het debat te voeren. Daar is ook reden toe; we staan aan de vooravond van nieuwe besluiten en ontwikkelingen. De Europese Commissie moet zich nog uitspreken over het Vierde Spoorpakket, dat wellicht nieuwe druk gaat geven om het spoorvervoer, dus ook op het hoofdrailnet, helemaal aan te besteden. Verder zal de minister van Financiën zich uitspreken over de toekomstige positie van NS als staatsbedrijf. Dit alles vraagt een heldere visie op de markt en de ordening op het spoor. En uiteindelijk vraagt ook dit wetsvoorstel, dat de nieuwe Europese Richtlijn bevat, om zo’n eigen visie op de markt.

De Richtlijn 2012/34 heeft die visie. Deze visie is niet een andere dan die uit 1991, toen een geliberaliseerd openbaar vervoer gezien werd als hoeksteen van de Interne Markt. De Europese Commissie is sindsdien consistent geweest op dit punt: het Europese spoor moet een markt worden met concurrerende vervoerders. De nieuwe Richtlijn maakt dit duidelijk door te spreken over de ‘voltooiing van de Interne Markt met vrije concurrentie’. Dat is ook het streven van het Vierde Spoorpakket. Ik vraag daarom een toelichting op het antwoord dat ik van de staatssecretaris ontving. Zij zegt in de MvA dat volledige open marktwerking buiten de doelstelling valt van de Richtlijn. Is dat zo? En als die open marktwerking daar dan buiten valt, valt ze dan ook buiten het Vierde Spoorpakket? Laten we elkaar geen rad voor ogen draaien: de Europese Commissie wil liever vandaag dan morgen dat er op het spoor in alle lidstaten geconcurreerd gaat worden door vervoersbedrijven.

De opstelling van de Nederlandse regering is hiertegenover formeel van aard. Zij stelt zich op het standpunt dat de ruimte om eigen keuzes te maken met betrekking tot het hoofdnet, i.c. de concessieverlening aan NS, niet wordt beperkt. Dat kan zo zijn, maar intussen wordt onvoldoende duidelijk wat Nederland, tegenover de richting van denken van de Europese Commissie, aan eigen visie inbrengt. Het zou goed zijn als we ons in meer definitieve vorm gaan uitspreken over de duurzame ordening op het spoor.

Dat raakt natuurlijk de verhouding tussen NS en concurrerende vervoerders op de zijtakken, en de verhouding tussen NS en ProRail. Ik hoef niet te betogen hoe onbevredigend deze verhoudingen zijn. De kleinere vervoerders klagen over de macht van NS, en de splitsing tussen NS en ProRail geldt als historische fout die blijft doorwerken zolang die beide bedrijven niet tot integrale samenwerking komen. De splitsing was onze interpretatie van de richtlijn uit 1991, toen we voor alle Europese troepen uit gingen lopen en de infrastructuurbeheerder helemaal los hebben gemaakt van de nationale vervoerder. Het is me opgevallen dat in artikel 6, lid 2, van de nieuwe Richtlijn wordt opgemerkt dat de scheiding tussen beide ook tot uitdrukking kan komen ‘in het bestaan van afzonderlijke afdelingen binnen eenzelfde onderneming’. Het lijkt erop dat de lidstaten die een geïntegreerde vorm kennen tussen de spoorvervoerder en het beheer van de infrastructuur, bijvoorbeeld in een holding, hun stempel hebben weten te drukken op de inhoud van deze Richtlijn. Is dat ook het oordeel van de staatssecretaris? Hebben Duitsland en Frankrijk hun voorbehouden weten te verzilveren?

Voor dit debat is de vraag van belang wat de Nederlandse regering met deze geïmplementeerde Richtlijn gaat doen? Neemt ze inderdaad de ruimte om eigen keuzes te maken? Er zal, hoe dan ook, een visie moeten komen voor de langere termijn met betrekking tot de ordening op het spoor. Met het oog daarop wijs ik op een artikel, dat in augustus jl. verscheen in Socialisme en Democratie - verplichte kost voor een staatssecretaris van PvdA-huize zou ik denken -, van de hand van Maarten Veraart, een doorgewinterde deskundige op spoorgebied. Nadat hij heeft geconstateerd dat de Europese visie op de ordening van het Nederlandse spoor rampzalige gevolgen zal hebben en schaal- en integratievoordelen van het huidige spoorsysteem zal aantasten, vervolgt hij met een interessant voorstel: kies voor het model van een nationale vervoerder waarmee de mogelijkheid ontstaat om functies van NS en ProRail opnieuw te integreren. Dit model laat alle ruimte om regionale lijnen aan te besteden, waarbij NS uit oogpunt van functiescheiding niet mee mag dingen. NS heeft als primaire taak het personenvervoer op het hoofdrailnet te verzorgen. Graag vernemen we de reactie van de staatssecretaris op dit interessante voorstel.

Mijn fractie roept de staatssecretaris op de politieke discussie over de ordening op het spoor niet uit de weg te gaan. De zuurgraad begint wel intussen erg hoog te worden; dit weekend pakten drie landelijke dagbladen uit met grote verhalen over NS en/of ProRail en wat daar allemaal mis is. Wordt het niet tijd voor een nationale oplossing van een langslepende discussie?

Mijn fractie zou niet graag zien dat dit wetsvoorstel hier in stilte passeert zonder perspectief op het vervolg. Daarom voeren wij dit debat. Graag wegen wij de reactie van de staatssecretaris bij ons eindoordeel over dit wetsvoorstel.