Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2016

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34300 J - Vaststelling begroting Deltafonds 2016.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2016; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 15-09-2015
Publicatie­datum 15-09-2015
Nummer KST34300J2
Kenmerk 34300 J, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2015–2016

34 300 J                                 Vaststelling van de begrotingsstaat van het

Deltafonds voor het jaar 2016

Nr. 2                                                         MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE WETSARTIKE-

B.

 

LEN

2

Wetsartikel 1

2

BEGROTINGSTOELICHTING

3

1. Leeswijzer.

4

2. Agenda Deltafonds

7

3. Productartikelen

12

4. Bijlagen

54

1. Voeding van het Deltafonds en begrotingstaat per

 

productartikelonderdeel

54

2. Verdiepingsbijlage

58

3. Overzicht Hoogwaterbeschermingsprogramma

81

4. Instandhouding

86

5. Lijst van afkortingen

101

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk jaar afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) stelt de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Begroting hoofdstuk XII) op van de Rijksbegroting, de begroting van het Infrastructuurfonds en de begroting van het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Deltafonds.

Door een apart fonds voor water kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals vastgelegd in de Waterwet (artikel 7.22a t/m 7.22d), te weten de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en vanaf 1 januari 2015 ook waterkwaliteit. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen – in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenM – waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de Begroting hoofdstuk XII (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast betalen de waterschappen gezamenlijk de helft van de jaarlijkse bijdrage aan de versterkingsmaatregelen van primaire waterschapskeringen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en dragen de waterschappen bij aan de afronding van het HWBP-2. Tevens worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

In het Deltaprogramma zijn de maatregelen, voorzieningen en onderzoeken voor de korte termijn (eerstvolgende zes jaren in detail en de twaalf jaar daaropvolgend indicatief) beschreven en wordt een doorkijk gegeven voor de voorbereidingen die voor de langere termijn worden getroffen om ons land nu en in de (verre) toekomst adequaat te beschermen tegen hoog water en van voldoende zoet water te blijven voorzien.

Het Deltaprogramma is het jaarlijkse bijstuk bij de Deltafondsbegroting. Het biedt een overzicht van alle maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Deze projecten worden geheel of gedeeltelijk uit het Deltafonds gefinancierd. Ook gaat het Deltaprogramma in op de middellange- en langetermijnstrategieën op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In de periode tot en met 2014 is in het Deltaprogramma gewerkt aan de voorbereiding van hoofdkeuzes op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening (de deltabeslissingen) en concrete voorkeursstrategieën per gebied als richtinggevend kompas voor het uitvoeren van maatregelen tot 2050. In 2014 zijn de Deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën vastgesteld en beleidsmatig verankerd in de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 34).

  • 1. 
    LEESWIJZER

Algemeen

De opzet en de structuur van de onderliggende begroting voor het Deltafonds zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op deze regelgeving voor dit fonds de onderstaande punten verwerkt.

In bijlage 1 zijn de uitgaven voor het fonds weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van de Begroting hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft de overige ontvangsten van het fonds.

Op de productartikelen worden onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2028. Significante kasschuiven en begrotingsmutaties op de beschikbare budgetten worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2028 toegelicht.

Bij het toelichten van begrotingsmutaties wordt de volgende normering gehanteerd. Dit houdt in dat (hoofd)producten, waarbij het verschil kleiner is dan de aangegeven norm niet worden toegelicht (tenzij beleidsmatig toch relevant).

Begrotingsbedrag                                                                                                                Verschil

< € 4,5 miljoen                                                                                                                        > 50%

€ 4,5 - € 22,5 miljoen                                                                                            > € 2,5 miljoen

> € 22,5 miljoen                                                                                                                      > 10%

> € 50 miljoen                                                                                                            > € 5 miljoen

Voor Beheer, onderhoud en vervanging is een aparte bijlage opgenomen. Deze bijlage geeft inzicht in zowel het Infrastructuur- als het Deltafonds.

Inzicht in budgetflexibiliteit

Naar aanleiding van een toezegging om de budgetflexibiliteit voor de periode tot en met 2028 inzichtelijk te maken, bevat deze begroting informatie over de mate van verplichting van het budget.

Een groot deel van uitgavenruimte op het Deltafonds tot en met 2028 is belegd met doorlopende juridische verplichtingen die voortkomen uit complementaire verplichtingen voor beheer, onderhoud en vervanging en budgetten die benodigd zijn voor bekostiging van Rijkswaterstaat.

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, worden de budgetten op de artikelen voor aanleg als juridisch verplicht beschouwd omdat het hier projecten betreft in de realisatiefase. Bij projecten in de realisatiefase zijn er doorgaans juridisch bindende afspraken met aannemers gemaakt.

Voor projecten in de verkenning en planuitwerkingsfase, geldt dat er doorgaans in meer of mindere mate concrete bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. De tabellen voor programma’s en projecten die zich bevinden in de fase van verkenning of planuitwerking geven inzicht in de concreetheid van deze afspraken en daarmee over de mate van verplichting van de budgetten. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit voor de periode tot en met 2028 inzichtelijk gemaakt.

Het hele programma voor verkenning en planuitwerking is daartoe ingedeeld in drie categorieën, te weten:

A: «Verplicht»

Hieronder vallen alle projecten/programma’s waar met (bestuurlijke) partijen concrete afspraken over zijn gemaakt over scope/tijd/geld/ risico’s met het oog op de realisatie. Doorgaans worden deze neergelegd in bestuursovereenkomsten of convenanten. Daarnaast vallen projecten onder deze categorie, die onvermijdelijk zijn om aan wettelijke normen te kunnen voldoen.

B: «Gebonden»

Deze categorie is voor projecten die niet onder (A) vallen, maar waarbij wel taakstellende projectbudgetten zijn vastgesteld en extern gecommuniceerd (bijvoorbeeld bij Voorkeursbeslissing), moties/ amendementen zijn aanvaard en/of globale intentie/ procesovereenkomsten zijn gesloten.

C: «Bestemd»

De overige projecten, programma’s, planuitwerkingen, verkenningen, niet zijnde (A) of (B), die geacht worden bij te dragen aan de geformuleerde beleidsdoelen vallen onder deze categorie. Ook bekende risico’s, zoals gemeld in correspondentie richting de Tweede Kamer kunnen hier opgenomen worden. Kenmerkend is dat nog geen politiek vastgestelde budgetten per project beschikbaar zijn. Indien beschikbaar wordt een kostenindicatie/bandbreedte opgenomen.

Meer gedetailleerde informatie over de projecten die zich thans in de fase van verkenning, planuitwerking en realisatie bevinden kunt u vinden in de individuele projectbladen van het MIRT Overzicht 20161. Nieuw vanaf de begroting 2016 is dat voor de projecten in de MIRT-tabellen waar mogelijk een digitale verwijzing is opgenomen naar het projectblad van dat project in het MIRT Overzicht. Hiermee is nog nadrukkelijker de koppeling gelegd tussen begroting en MIRT.

Opbouw

Deze begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Deze verdiepingsslag is als volgt opgebouwd:

  • 1. 
    Allereerst is de begroting(wet)staat voor het Deltafonds voor het jaar 2016 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.
  • 2. 
    In de agenda van het Deltafonds is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2016 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2016 begint.
  • 3. 
    Het laatste onderdeel van de agenda, «Begroting op hoofdlijnen», verstrekt inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.
  • 4. 
    In de artikelsgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel zijn de MIRT projecttabellen met de realisatieprojecten alsmede de projecten en programma’s in de verkennings- en planuitwerkingsfase opgenomen en zijn de begrotingsmutaties op projectniveau zichtbaar gemaakt.

http://mirt2016.mirtoverzicht.nl

Deze MIRT- tabellen zijn voorzien van toelichtingen indien sprake is van een wijziging in het taakstellend projectbudget (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) en/of als wijzigingen optreden in de oplevering van het project. Dit rekening houdend met de norm zoals eerder met uw Kamer gedeeld.

  • 5. 
    In de bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit voor de volledige looptijd van het fonds. Ook hier geldt dat bij het toelichten van de verschillen rekening is gehouden met de norm zoals eerder met uw Kamer gedeeld.
  • 6. 
    De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

Extracomptabele overzicht voor de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extracomptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s. In deze begroting is dit overzicht opgenomen in bijlage 3. Bezien wordt of dezelfde informatie op een beknoptere wijze inzichtelijk kan worden gemaakt in de Ontwerpbegroting 2017.

Tabel instandhouding netwerken

Door middel van de motie van de leden Smaling en de Rouwe (34 000 XII, 2014–2015, nr. 50) is ondermeer verzocht jaarlijks bij de begroting in beeld te brengen wat de voortgang, aard en omvang is van het onderhoud van de infrastructuur van Nederland. Hiertoe is in bijlage 4 een overzichtstabel opgenomen, zoals vorig jaar met uw Kamer gedeeld (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 A, nr. 15).

  • 2. 
    AGENDA DELTAFONDS

Werken aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening vraagt continu inspanningen en investeringen. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd: de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Daarbij verandert het klimaat, waardoor het warmer wordt en rivierafvoeren en regenval grotere extremen zullen vertonen. Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Het Deltafonds is het financieel fundament voor de concrete projecten die voortkomen uit het Deltaprogramma op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening, voor zowel aanleg als beheer, onderhoud, renovatie en vernieuwing. Daarnaast worden maatregelen op het gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water gefinancierd uit het Deltafonds.

In de beleidsagenda van Begroting hoofdstuk XII en in het Deltaprogramma 2016 wordt inzicht geboden in de beleidsdoelen en verdere onderdelen van het Deltaprogramma.

Mijlpalen en resultaten 2016

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2016 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2016 start.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud tot en met 2016 zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud waterveiligheid, waaronder kustlijnhandhaving door middel van zandsup-pleties en het onderhouden van stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken, dammen en duinen. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2016 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Beheer, onderhoud en vervanging

Hoofdwatersystemen Zandsuppleties basiskustlijn

Levensduur verlengend onderhoud aan stuwen Nederrijn / Lek Programma stroomlijn ten behoeve van de beheersing van de hoogwaterveiligheid in het rivierengebied

Aanleg

In 2016 wordt voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de watervei-ligheid, onder andere door het uitvoeren van de programma’s HWBP-2, HWBP, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. Hieronder volgen de mijlpalen die IenM bij deze programma’s in 2016 wil behalen:

Programma’s Waterveiligheid

Programma

Mijlpaal

Project

HWBP-2

Start realisatie                   Houtribdijk

Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam Waddenzeedijk Texel Ipenslotersluis en Diemerdammersluis

Oplevering                         Keersluis Meppelerdiep Zwartsluis

Dijkversterking Spui West Zwakke Schakels Noord Holland

HWBP

Start realisatie Oplevering

IJsseldijk Gouda Capelle Moordrecht Emanuelpolder Roermond Alexanderhaven Diefdijk Eemdijk/Spakenburg

Maaswerken

Start realisatie Oplevering

n.v.t.

Zandmaas: Well-Aijen Noordgeul

Ruimte voor de              Start realisatie                   n.v.t.

Rivier                                Oplevering                         Extra uiterwaardvergraving Millinger- waard

Dijkverbetering Nederrijn/ Betuwe/ Tieler- en Culemborgerwaard Dijkverbetering Lek/Betuwe/Tieler- en Culemborgerwaard Dijkverbetering Lek/Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden Dijkverlegging Cortenoever Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld Uiterwaardvergraving Scheller en Oldeneler Buitenwaarden Dijkverlegging Westenholte Ruimte voor de Rivier IJsseldelta, gedeelte Zomerbedverlaging

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2016 en het MIRT Overzicht 2016. Het Deltaprogramma is te vinden op de website2 van de deltacommissaris.

www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

2

Begroting op hoofdlijnen

Belangrijkste wijzigingen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2015.

Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2:

Verdiepingsbijlage.

Art

2015

2016

2017

2018

2019

2020 2021-2028

Stand ontwerp-begroting 2015

1.374.587 1.275.848 1.160.987 1.055.217 1.007.601         984.896 9.168.496

Mutaties 1e suppletoire wet 2015

127.803

770

770

740

75.365

365

2.920

Stand Voorjaarsnota 2015

1.246.784 1.276.618 1.161.757 1.055.957 1.082.966         985.261 9.171.416

Belangrijkste mutaties Deltafonds

27.255 - 65.157 - 72.920           63.941

52.802           42.631         432.427

Kaderrelevante mutaties DF

1      Raming Deltafonds

2      Loon- en prijsbijstelling 2015

3      Kasschuif Bodemsanering

4      Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

5      Eenvoudig Beter

6      Verdeling Netwerkoverstij-gende kosten

7      Inpassen ontvangsten-schuiven Overig

Mutaties binnen kader DF

8      Inpassen minregel 2015

9      Cyber security

10    Basis ICT

11    Nieuwe normering en motie Spaargaren

12    Afspraken zesde VGR van het HWBP-2

 

01

 
  • 35.000
  • 115.000
     

150.000

div.

5.339

5.221

4.674

4.237

3.967

3.845

30.981

01

 
  • 46.752

10.752

12.000

12.000

12.000

 

05

 
  • 908
  • 657
  • 540
  • 389
  • 362
  • 2.896

05

 
  • 4.009
         

06

 

37.023

32.606

29.428

28.358

28.332

230.289

div.

  • 35.027
  • 20.048
  • 4.111

20.000

10.000

0

29.186

div.

2.433

  • 684
  • 1.184
  • 1.184
  • 1.134
  • 1184
  • 12.933

05

24.997

 

16.305

13.279

  • 10.057
  • 8.045

36.479

05

  • 24.997

0

  • 16.305
  • 13.279

10.057

8.045

  • 36.479

01

   
  • 5.800
     
  • 16.200

05

   

5.800

     

16.200

01

  • 2.700
  • 5.100
       

7.800

05

2.700

5.100

         

01

2.150

4.750

4.500

       

01

  • 2.150
  • 4.750
  • 4.500
       

01

           
  • 150.000

01

           

100.000

05

           

50.000

Stand ontwerp-begroting 2016

1.219.529 1.211.461 1.088.837 1.119.898 1.135.768 1.027.892 9.603.843

Toelichting

Ad 1. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016–2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Het Deltafonds draagt in de periode tot en met 2020 in totaal € 150 miljoen aan deze kasschuif bij. Deze middelen vloeien terug in 2022.

Ad 2. Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde loon- en prijsbijstelling 2015.

Ad 3. Op artikel 13.04 Ruimtegebruik bodem van Hoofdstuk XII worden de bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma bodem verantwoord. In het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart

2015 zijn de afspraken over de decentralisatie van die middelen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2016–2020 vastgelegd. Bij ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op deze reeks ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid in

2016 hierdoor wordt bemoeilijkt, wordt de reeks door middel van een kasschuif aangepast Deze kasschuif wordt gefaciliteerd door het Deltafonds.

Ad 4. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.

Ad 5. Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 4 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 4 miljoen af.

Ad 6. Op artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverstijgende Kosten van het Infrastructuurfonds werden de netwerkoverstijgende apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) en overige netwerkoverstijgende kosten van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben zowel betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, als voor activiteiten op het Deltafonds. Deze middelen worden nu verdeeld over artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwe-gennet van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Ad 7. Dit betreft het effect op de uitgavenramingen van bijdragen op de fondsbegroting die in de tijd verschuiven.

Ad 8. De minregels in 2015 en 2017 en verder op de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03), als gevolg van de (gedeeltelijk) ingehouden prijsbijstelling 2013 en 2014, worden met een kasschuif via het aanlegprogramma (artikelonderdeel 1.02) ingepast.

Ad 9. Het in 2014 gestarte Programma «Beveiligd Werken» richt zich op het «in control» brengen en houden van de missiekritieke systemen (MKS) en Industriële Automatisering ter ondersteuning van de maatschappelijk vitale en primaire processen van RWS. Missie Kritieke Systemen zijn ICT systemen die een essentiële rol spelen in een informatieketen (mensen, processen en techniek). Onderdeel hiervan is het voldoen aan de eisen ten aanzien van informatiebeveiliging (Cyber Security). Op het artikel Beheer en Onderhoud (artikel 3) zijn middelen voor Cyber Security begroot. Een deel is bij OB2015 vanuit de investeringsruimte overgeboekt. De huidige verwachting is dat Cyber Security uit de oorspronkelijke begrote middelen kan worden gefinancierd. Daarom wordt bij OB2016 voorgesteld om de niet voor Cyber Security benodigde middelen terug te laten vloeien naar de investeringsruimte (artikel 5.03).

Ad 10. De beschikbaarheid van het IV-areaal («IV» staat voor «informatievoorziening»), waaronder het landelijke IV netwerk, is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening. Het IV-landschap is verouderd, een situatie die zich bij meerdere grote uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid. Dit betreft een bijdrage afkomstig van het Infrastructuurfonds, artikelonderdeel 18.12 «Nader toe te wijzen BenO en Vervanging» ten behoeve van onder meer de vervanging van verouderde netwerkcomponenten.

Ad 11. Vanuit de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) wordt een bedrag van € 11,4 miljoen ingezet voor de implementatie van de nieuwe normering waterveiligheid. De opgave richt zich op de implementatie van de nieuwe normering (€ 10,6 miljoen) en de motie Spaargaren (€ 0,8 miljoen). Voor meer informatie zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ water-en-veiligheid/controleren-en-verbeteren-waterveiligheid.

Ad 12. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief van de zesde VGR van het HWBP-2 aan de Tweede Kamer wordt in de ontwerpbegroting 2016 het vrijvallende budget van HWBP-2 (€ 150 miljoen) budgettair verwerkt. De middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor twee derde door het Rijk. In het Afsprakenkader Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014) is daarover opgenomen dat «tot 2028 vrijvallende middelen uit het HWBP-2 naar rato van de bijdrage van Rijk en Waterschappen worden toegevoegd aan het budget voor het HWBP om het investeringsniveau van het HWBP stapsgewijs te verhogen». Aangezien in het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat Rijk en waterschappen elk 50% bijdragen aan de waterschapsprojecten van het HWBP, wordt € 100 miljoen toegevoegd aan het budget voor het HWBP (50/50 Rijk/waterschappen) en valt € 50 miljoen toe aan de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03). Deze € 50 miljoen blijft bestemd voor watervei-ligheid.

Overprogrammering

Het instrument overprogrammering is door het kabinet ingezet om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Op het Deltafonds fluctueert de programmering in de periode tot en met 2020 en is per jaar afwisselend sprake van een situatie van over- en onderprogrammering. Over de gehele periode tot en met 2020 is per saldo sprake van een overprogrammering van circa € 157 miljoen. Voor de verdere toelichting voor opzet en werking van het instrument op de fondsen wordt naar de leeswijzer van het Infrastructuurfonds verwezen. Voor meer details over dit instrument op het Deltafonds wordt naar artikelonderdeel 1.02 Overige Aanlegprojecten verwezen.

  • 3. 
    DE PRODUCTARTIKELEN

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 1 Investeren in waterveiligheid (in € 1.000)

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

622.126 821.580

809.183 740.302

1.014.493 661.112

490.696 598.784

465.276 630.689

451.353 634.031

286.266 524.430

Waarvan juridisch verplicht

1.01 Grote projecten waterveiligheid                          700.046         582.719         567.349         385.415

1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten                                                                                 298.717         176.081         301.396         266.001

1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten                  5.677             7.217              5.900           17.600

1.01.03 Ruimte voor de rivier                                       373.128         377.509         227.930           78.725

1.01.04 Maaswerken                                                         22.524           21.912           32.123           23.089

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid         115.247         149.922           84.808         206.164

1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingspro-gramma                                                                                 2.850           11.848           27.916           25.097

1.02.02 Realisatieprogramma                                       112.397         138.074           56.892         181.067

1.03 Studiekosten                                                                6.287             7.661              8.955              7.205

1.03.01 Studie en onderzoekskosten                               6.287             7.661              8.955              7.205

1.03.02 Overige studiekosten                                                   0                     0                     0                     0

308.537

154.565 58.900 71.983 23.089

321.752

35.135 286.617

400 400

0

250.317

79.546 52.800 94.882 23.089

383.314

20.077 363.237

400 400

0

275.940

87.390 30.359 67.127 91.064

248.140

15.204 232.936

350 350

0

 

1.04 GIV/PPS

0

0

0

0

0

0

0

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

2.850 818.730

4.567 735.735

1.104 660.008

0 598.784

0 630.689

0 634.031

0 524.430

Ontvangsten                                                                    151.020         198.959         186.950         185.912         191.775         181.458         169.642

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid      151.020         198.959         186.950         185.912         191.775         181.458         169.642

1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWBP-2          124.477         170.973         152.320         158.543         114.584         113.045         104.103

1.09.02 Overige ontvangsten HWBP-2                            1.056                     0                     0                     0                     0                     0                     0

1.09.03 Ontvangsten waterschappen nHWBP               6.176             9.042           29.000           22.369           57.191           58.413           65.539

1.09.04 Overige ontvangsten nHWBP                                     0                     0                     0                     0                     0                     0                     0

1.09.05 Overige aanleg ontvangsten                             19.311           18.944              5.630              5.000           20.000           10.000                     0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten, worden de budgetten in 2016 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2016. Voor de mate van verplichting van het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1 Investeren in waterveiligheid

1.01 Grote projecten waterveiligheid

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

1.03 Studiekosten

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

 

661.112

598.784

630.689

634.031

524.430

856.719

567.349

385.415

308.537

250.317

275.940

128.509

84.808

206.164

321.752

383.314

248.140

728.210

8.955

7.205

400

400

350

0

186.950

185.912

191.775

181.458

169.642

178.028

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1 Investeren in waterveiligheid

1.01 Grote projecten waterveiligheid

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

1.03 Studiekosten

 

657.883

545.206

498.767

416.805

444.865

493.919

403.365

159.800

135.500

138.179

5.842

0

0

0

498.083

409.706

360.588

410.963

444.865

493.919

403.365

0

0

0

0

0

0

0

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid 148.620

148.620

148.620

148.620

148.620

148.620

148.620

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Producten

Deze projecten, die door de Tweede Kamer de status van groot project zijn toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland.

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103). Verder bleek uit een toets in 2003 door RWS en de keringbeheerders dat de zeeweringen langs de Noordzeekust op een aantal locaties op een termijn van twintig jaar niet meer aan de geldende veiligheidsnorm zouden voldoen. Deze locaties zijn aangemerkt als Zwakke Schakels. Op negen van deze locaties ligt tevens een opgave tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de zogenaamde Prioritaire Zwakke Schakels Kust. Deze maken ook onderdeel uit van HWBP-2. Vanuit het HWBP-2 worden subsidies verstrekt aan de waterschappen voor de uitvoering van de vereiste verbetermaatregelen en worden de maatregelen aan de rijkske-ringen betaald. Het HWBP-2 is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering. Met het afsluiten van het Bestuursakkoord Water (2011) dragen de waterschappen bij aan de financiering van het HWBP-2 en het HWBP. In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken ten aanzien van de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s (HWBP-2 en HWBP) opgenomen.

De procedureregeling Grote Projecten is op 22 maart 2011 op het HWBP-2 van toepassing verklaard. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder half jaar een Voortgangsrapportrage: vóór 1 april 2016 Voortgangsrapportage 9 en vóór 1 oktober 2016 Voortgangsrapportage 10.

Het HWBP-2 bestond begin 2015 nog uit 88 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Met de overdracht van het project Marken naar het HWBP is dit aantal op 87 gekomen. Met de afronding van de projecten Kustwerk Katwijk en Zwakke Schakels Noord-Holland begin 2015 zijn de laatste van de Zwakke Schakels langs de Kust afgerond. Met afronding van deze projecten is de Noord- en Zuid-Hollandse Kust voor 50 jaar op sterkte.

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 projecten. Dat is één project minder dan in de vorige begroting omdat het project Markermeerdijk Marken, zuid- en westkade is overgeheveld naar het programma HWBP waar het onder de rijksprojecten zal vallen. Binnen dit programma zal de versterking worden opgepakt waarbij de resultaten van de onderzoeken naar meerlaagsvei-ligheid in de aanpak worden betrokken. Eind 2014 voldeden 63 projecten aan de norm. In de basisrapportage is aangegeven dat de meerderheid van de projecten in 2017 is afgerond en dat enkele projecten een geprognosticeerde einddatum van na 2017 laten zien. Dit beeld is in de 7e voortgangsrapportage (peildatum 31 december 2014) niet gewijzigd. Het lagere taakstellend budget ten opzichte van vorig jaar wordt verklaard door de vrijval van € 150 miljoen, zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief van de zesde VGR van het HWBP-2 aan de Tweede Kamer. Hiervan wordt € 100 miljoen toegevoegd aan het HWBP en € 50 miljoen aan de investeringsruimte van het Deltafonds (zie de toelichting in de Verdie-pingsbijlage).

Projectoverzicht tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma; realisatie

Totaal

Budget in € mln.

Oplevering

Projectomschrijving huidig vorig

t/m 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

later huidig vorig

Programma HWBP-2

Projecten Nationaal

HWBP-2 Rijkspro-jecten

HWBP-2 Waterschapsprojecten Overige projectkosten (program-

2021

2020

199            227              27                2                1              13              55              50              29              22

2.807 2.955 1.199            176           301            266            155              80              87            543

 

mabureau) afrondingen

45

43

19

5

5

5

4

  • 1

3

  • 1

2

2

1

Programma Realisatie

3.051

 

1.245

183

307

284

213

132

118

568

Begroting (DF 1.01.01/02)

     

183

307

284

213

132

118

568

Producten

Ruimte voor de Rivier

Met de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (PKB) wil het kabinet twee doelstellingen bereiken:

  • 1. 
    Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen. Dit houdt in dat de veiligheid langs de Rijntakken en het benedenstroomse deel van de bedijkte Maas (vanaf Hedikhuizen) uiterlijk in 2015 in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijk vereiste norm.
  • 2. 
    Een bijdrage leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied, ter versterking van het rivierengebied in economisch, ecologisch en landschappelijk opzicht.

De procedureregeling Grote Projecten is op 15 mei 2001 op het programma Ruimte voor de Rivier van toepassing verklaard. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportrage: vóór 1 april 2016 voortgangsrapportage 27 en vóór 1 oktober 2016 voortgangsrapportage 28. De PKB Ruimte voor de Rivier is in 2006 door de beide Kamers vastgesteld. Uitgangspunt voor de PKB zijn de waterveiligheidsnormen die voorschrijven dat het Nederlandse rivierensysteem een piek in de waterafvoer, die statistisch eens per 1250 jaar kan voorkomen, veilig kan verwerken. Dit is de maatgevende afvoer. Deze norm is in 2001 voor de Rijn vastgesteld op 16.000m3/s bij Lobith. De Maas benedenstrooms van Hedikhuizen moet uiterlijk in 2015 een maatgevende afvoer van 3.800m3/s bij Borgharen veilig kunnen verwerken. Voor de IJssel wordt de maatgevende afvoer gesteld op verwerking van een gezamenlijke toestroom van 250m3/s vanuit de zijrivieren.

De PKB bevat een besluit over het uiterlijk eind 2015 uit te voeren basispakket van 39 maatregelen en de plaats waar deze getroffen worden. De PKB geeft bovendien een doorkijk naar de langetermijnopgave voor waterveiligheid. Om flexibiliteit in te bouwen is gekozen voor een programmatische aanpak.

Meetbare gegevens

Naar huidige inzichten is de stand per 31 december 2016 als volgt: 5 van de 39 maatregelen zijn geschrapt. Voor het bereiken van de waterveiligheidsdoelstelling bleken ze niet nodig; Voor 100%van het realisatiebudget is de projectbeslissing genomen. Alle maatregelen zijn in uitvoering dan wel uitgevoerd; De waterveiligheidsdoelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier is voor circa 14 van de 39 projecten reeds in 2015 gehaald, de overige projecten zijn naar verwachting in 2016 gereed. Na 2016 resteert het project IJsseldelta.

Het hogere taakstellend budget ten opzichte van vorig jaar wordt verklaard door het toevoegen van de prijsbijstelling 2015.

Ruimte voor de Rivier is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

 

Projectoverzicht Ruimte voor de rivier; realisatie

Totaal

         

Budget in € mln.

Oplevering

Projectom- huidig vorig t/m schrijving 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020 later

huidig vorig

Project RvdR

Projecten

Nationaal

Projectbudget Ruimte voor de

 

rivier

2.386

2.382

1.468

378

228

79

72

95

67

0

2019

2015

Programma Realisatie

2.386

 

1.468

378

228

79

72

95

67

0

   

Begroting (DF 1.01.03)

     

378

228

79

72

95

67

     

Producten

Maaswerken

Op dit onderdeel worden de uitgaven van de deelprogramma’s Zandmaas en Grensmaas van het programma Maaswerken verantwoord. Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Meetbare gegevens

Sinds 2003 valt Maaswerken met de deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas onder de procedureregeling Grote Projecten en ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportage: vóór 1 april 2016 voortgangsrapportage 29 en vóór 1 oktober 2016 voortgangsrapportage 30.

Voor de Zandmaas ligt de focus in 2015 op de realisatie van de hoogwaterdoelstelling met het afronden van de zomerbedverdieping en de peilopzet in stuwpand Sambeek, de aanleg van de hoogwatergeulen in Well-Aijen en Lomm en de aanpassing van kaden rond het retentiegebied Lateraalkanaal-West. Voor de Grensmaas ligt de nadruk op de verdere realisatie van de zogeheten «11 locaties» (rivierverruiming door grind-winning).

Naast de werken in de Zandmaas en de Grensmaas zijn nog aanvullende maatregelen nodig om in alle dijkringen langs de Maas het wettelijke beschermingsniveau te bereiken (overstromingskans kleiner dan 1/250e per jaar). Het prioritaire deel van dit werk dient in 2020 gereed te zijn. De rest van de werkzaamheden loopt via het HWBP mee. Planuitwerking en realisatie van deze «prioritaire sluitstukkaden» gebeurt door de twee Limburgse waterschappen en er is hiervoor vanuit het budget van Maaswerken € 75 miljoen beschikbaar gesteld. De aanpak voor de Grensmaas en de afspraken over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas van 10 november 2011. De overige afgekeurde dijkringen langs de Maas worden op basis van urgentie geprogrammeerd in het HWBP.

Indicator

Zandmaas

Grensmaas

Hoogwaterbeschermings- 70% in 2008 / 100% in 2015 100% in 2017

programma

Natuurontwikkeling                 427 ha (plus 60 ha                       1.208 ha compensatie) Grind                                           –                                                      ten minste 35 mln ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De aanpassing van de scope Grensmaas en Zandmaas is bij brief van 5 maart 2013 aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II, 2012–2013, 18 106, nr. 216).

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door Rutte I is bij het Zandmaasproject besloten 129 ha natuur niet te realiseren door de nevengeulen Belfeld en Sambeek uit de scope te halen. Deze nevengeulen leveren geen bijdrage aan de hoogwaterveiligheidsdoel-stelling. Er resteert een opgave van 427 ha (plus 60 ha compensatie). Hiervan wordt 117 ha gefinancierd door het Ministerie van EZ.

In de Grensmaas blijft de scope nagenoeg gelijk. Alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) komt te vervallen. Deze locatie valt buiten de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas wordt daarmee 1.208 ha. Het Ministerie van EZ neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (TK 18 106, nr. 230, 20 april 2015).

 

Projectoverzicht Maaswerken; realisatie

Totaal

       

Budget in € mln.

Oplevering

Projectom- huidig vorig t/m schrijving 2014

2015

2016

2017

2018

2019 2020 later

huidig vorig

Project Maaswerken Projecten Limburg

 

Grensmaas Zandmaas

150 407

150 407

69 274

2 20

2 30

3 20

3 20

3 20

69 23

0 2017/2024 2017/2024 0 2017/2020 2017/2020

Programma Realisatie

557

 

343

22

32

23

23

23

91

0

Begroting (DF 1.01.04)

     

22

32

23

23

23

91

0

Toelichting

Grensmaas: het bereiken van de hoogwaterdoelstelling wordt voorzien in 2017. De grindwinning loopt door tot eind 2023. Naar verwachting wordt het project in 2024 afgerond.

Zandmaas: het bereiken van de hoogwaterdoelstellingen wordt voorzien in 2015. De feitelijke oplevering wordt voorzien in de periode tot 2017 en de prioritaire sluitstukkaden in de periode tot 2020.

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken (stand 31 december 2014). Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van IenM die onder Begroting hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s. In deze begroting wordt nader ingegaan op de uitvoering van deze projecten.

100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

Voorbereiding

Realisatie

Gereed

1.02 Overige aanlegprojecten

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

Producten

Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van Waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Bedrag in € mln

Budget

Planning

Projectomschrijving

Huidig vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Afsluitdijk: Versterking incl. Inbouw pompen t.b.v.

waterafvoer

EPK Planuitw. en verkenningen Waterveiligheid (mn

Afsluitdijk)

Ambitie Afsluitdijk

Gebonden Projecten Limburg

Ooijen-Wanssum

Projecten Oost-Nederland

IJsseldelta fase 2

Projecten Noord-Nederland

Legger Vlieland en Terschelling

Projecten Zuidwest-Nederland

Zandhonger Oosterschelde (Roggenplaat)

Bestemd Projecten Nationaal

reservering areaalgroei

Overige projecten in voorbereiding

Projecten Zuidwestelijke delta

Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak Zoommeer

Totaal programma planuitwerking en verkenning Begroting DF 01.02.01

291 291

828

2015

2022

 

6

6

   

18

18

   

123

123

2016

 

121

121

na 2020

na 2020

3

3

2015

2016

6

 

2016

2018

15

23

   

legenda

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

De belangrijkste mutaties zijn:

Afsluitdijk: met het opstellen van het Rijksinpassingsplan en de besluitvorming daarover wordt de planuitwerking van het project Afsluitdijk afgerond en komt het project in de (voorbereiding) realisatiefase. Dit betekent dat vanaf deze begroting de middelenvoor het project Afsluitdijk zijn opgenomen in het realisatieprogramma. Ooijen-Wanssum: de planuitwerking is voorspoedig verlopen en het ontwerp Provinciaal Inpassingsplan (PIP) is in juni 2015 ter inzage gelegd. De projectbeslissing is voorzien begin 2016. Naar verwachting zal de realisatie medio 2016 van start gaan.

Voor de aanpak van de zandhonger van de Oosterschelde is in 2007 een MIRT-verkenning gestart, inclusief praktijkproeven. Hieruit komt naar voren dat het suppleren van zand op intergetijdengebieden (platen, slikken, schorren) de meest effectieve maatregel is. De aanpak van de Roggenplaat is het meest urgent. Het Rijk (EZ en IenM) heeft samen met Provincie Zeeland, Natuurmonumenten en Nationaal Park Oosterschelde een financieringsvoorstel uitgewerkt voor de aanpak van Roggenplaat, bestaande uit een bijdrage van € 5 miljoen door regio en Natuurmonumenten, € 1 miljoen door EZ en € 6,3 miljoen door IenM. In de bijdrage van de regio is een nog te verkrijgen Europese subsidie van € 3,5 miljoen meegeteld. Het risico hiervan komt voor rekening van de regio. In het Bestuurlijk Overleg MIRT Zeeland van 13 november 2014 is ingestemd met het financieringsvoorstel. De zandsuppleties op de Roggenplaat zijn voorzien in 2017-2018. De aanpak van andere intergetijdengebieden is minder urgent (vanaf 2025). Deze locaties worden ondergebracht in het

0

budgetflexibiliteit bredere MIRT-onderzoek Integrale veiligheid Oosterschelde, dat op grond van het Deltaprogramma in 2015 is gestart.

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2015–2028 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

Planuitwerking/verk. Waterveiligheid (Periode 2015–2028)

100%

90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
 

5%

 

15

 
         
         
         
         
     

253

 
         
         
         
         
         
 

8%

24

Procentueel x € 1 mln.

Verplicht Gebonden Bestemd

Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de «nieuwe» waterveilig-heidsopgave, dat wil zeggen de opgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011, en de daaropvolgende toetsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90%van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. De rest is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Concreet betekent dit dat het HWBP per 2015 een veiligheidsopgave heeft van 748 kilometer aan primaire waterkeringen en 275 kunstwerken, verdeeld over 186 projecten. Bij nieuwe toetsrondes worden de nieuwe opgaven toegevoegd aan het programma.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het progamma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen. De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2016–2021 wordt gelijktijdig met deze begroting op Prinsjesdag als onderdeel van het Deltaprogramma 2016 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

In 2014 is de financieringsregeling HWBP vastgesteld en is de uitvoering gestart. Eind 2016 zijn naar verwachting 40 projecten in de verkenningsfase, 5 projecten in de planuitwerkingsfase en 5 projecten in realisatie. Daarnaast lopen er 5 projectoverstijgende verkenningen.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Herstel steenbekleding

Het herstel van de steenbekledingen in Zeeland is in 2015 gereed. In totaal is dan langs de Wester- en Oosterschelde 321 kilometer aan steenbekle-dingen vervangen. In 2016 vindt de financiële afwikkeling plaats

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek worden rivierverruimingspro-jecten uitgevoerd om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma wordt samen met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd en draagt naast veiligheid ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied door de aanleg van nieuwe natuur. Een aantal NURG-projecten is ook van belang voor het realiseren van de waterveiligheidsdoelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier. De verwachting is dat de realisatie eind 2015 grotendeels is afgerond. Op dit moment loopt nog een beperkt aantal projecten, waaronder de projecten Afferdense en Deestse Waarden (2018) en Heesselt (2017).

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk omvat opgaven op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer. Het betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. In het Rijksinpassingsplan is de oplossingsruimte voor de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de waterveiligheid en de waterafvoer begrensd. Ook worden in het Rijksinpassingsplan diverse regionale ambities (planologisch) mogelijk gemaakt, zoals de vismigratierivier, de opschaling van de Blue Energy centrale op Breezanddijk en de plaatsing van stromingsturbines in de spuicomplexen. Voor de ambities heeft het Rijk een budget van € 20 miljoen beschikbaar gesteld op basis van co-financiering met de Regio. In 2016 vindt de aanbesteding van het project Afsluitdijk plaats. Start realisatie is voorzien in 2017 en oplevering in 2022.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is de Flakkeese Spuisluis. In het najaar van 2013 zijn afspraken gemaakt over het Tidal Test Centre (TTC): een centrum waar innovatieve turbines kunnen worden getest voor het opwekken van duurzame energie uit de getijdenbeweging. De regio en private partijen financieren de bouw van het TTC en het Rijk stelt de Flakkeese Spuisluis in de Grevelingendam in werking. Met de inwerkingstelling van deze sluis komt beperkt getij terug in het meest oostelijke deel van de Grevelingen en verbetert de waterkwaliteit. Daarnaast biedt het een proeflocatie voor het TTC. In 2016 zal naar verwachting worden gestart met de werkzaamheden.

 

Projectoverzicht; Realisatieprogramma

Totaal

           

Budget in € mln.

Oplevering

Projectom- huidig vorig schrijving

t/m 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020 later

huidig vorig

Projecten Waterveiligheid Projecten Nationaal

Programma HWBP HWBP Rijkspro-jecten                                 554           573 HWBP Waterschapsprojecten 3.269 3.138 HWBP Overige projectkosten (programmabureau) 71             57

Deltafaciliteit

Deltares                               26             26

Maatregelen i.r.t.

rivierverruiming               189           191

Overige onderzoeken en kleine projecten                        1.164 1.171

afrondingen

Projecten zuidwestelijke delta

Dijkversterking en Herstel steenbe-kleding Ooster-schelde en Westerschelde                  814           854

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Afsluitdijk                          831

2020         2020

0                2                4              14                6

53              50              68              53              47

0                0            528

162            152 2.684

36

 

23

3

0

         

2013

2013

130

7

16

14

17

4

0

0

2018

2015

127

14

12

1

6

  • 1

3

1

1 1

1 1

1 - 2

   

723

50

12

26

78

227

230

101

191

2015

2022

2015

 

Programma Realisatie

6.917

6.010

2.064

131

121

195

308

402

259

3.438

Begroting (DF 1.02.02)

     

138

57

181

287

363

233

3.595

Overprogram-mering (-)

     

7

  • 64
  • 14
  • 21
  • 39
  • 26

157

In lijn met de werkwijze op het Infrastructuurfonds wordt vanaf de 1e suppletoire wet 2015 op het Deltafonds de over- en onderprogrammering op een centrale plek op het fonds verantwoord, namelijk het realisatiedeel van artikelonderdeel 1.02 overige aanlegprojecten Waterveiligheid. De reeks «overprogrammering» in deze tabel geeft derhalve inzicht in de over- en onderprogrammering van het Deltafonds als geheel.

8

4

5

5

5

5

5

3

3

1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het DP2016.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord.

Doorontwikkeling Deltamodel tot Nationaal Watermodel: dit is een geïntegreerde set van modellen om het waterhuishoudkundig systeem van Nederland door te rekenen, die is ontwikkeld voor het Deltaprogramma. Het Deltamodel is gebruikt om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening te berekenen. In 2016 blijft het Deltamodel in gebruik voor het beantwoorden van vragen die richting de uitvoering van het Deltaprogramma spelen. De doorontwikkeling van het model heeft als doel de waterhuishoudkundige basis ervan ook in andere rekentoepassingen te gebruiken om zo de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van die toepassingen te garanderen. Daarnaast wordt het model gebruikt bij het toetsingsinstrumentarium voor waterveiligheid en genereert het model de waterhuishoudkundige basis voor waterkwaliteitsmodellen.

MIRT-Onderzoek Optimale lange termijn veiligheidsstrategie voor de Oosterschelde: Dit betreft een MIRT-onderzoek naar het (innovatief) versterken en beheren van dijken, samen met het structureel aanpakken van de zandhonger en een aangepast beheer van de Oosterschel-dekering. Deze drie «knoppen» (kering, dijken en zand) koppelen de borging van de waterveiligheid aan het optimaal gebruik van de ruimte, natuur en economie.

Systeemstudie IJsselmeergebied: Dit betreft een studie naar de samenhang tussen waterafvoer, peilbeheer en de benodigde sterkte van de dijken in het gebied. De voorkeursstrategie bij de deltabeslissing IJsselmeergebied is mede gebaseerd op een optimalisatie van de samenhang tussen de infrastructuur van waterkeringen (Houtribdijk, Ramspolkering en Afsluitdijk) en het beheer van de watersystemen van het IJsselmeer, Markermeer, randmeren, Amsterdam-Rijnkanaal, Eem en IJssel-Vechtdelta. Doel van de studie is het inzichtelijk maken van het gehele, complexe watersysteem van het IJsselmeergebied ten behoeve van huidige en toekomstige vraagstukken rondom waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Tijdshorizon is 2050 en verder, mede met het oog op keuzes die dan zullen spelen bij de vervanging van spuicomplexen in de Afsluitdijk.

MIRT-onderzoeken naar de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta: voor de verwachte stijging van de zeespiegel, toenemende extreme rivierafvoeren en sociaaleconomische veranderingen zijn langetermijnstrategieën ontwikkeld voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Daarbij worden de strategieën en maatregelen voor waterveiligheid en sociaaleconomische ontwikkeling in synergie met elkaar en met oog voor ruimtelijke kwaliteit ontwikkeld. Komende jaren wordt met maatregelen en nadere beleidsuitwerking vervolg gegeven aan de gemaakte beleidskeuzes voor dit gebied. Hierbij valt te denken aan onderzoek naar de Adaptatiestrategie waterveiligheid buitendijks, Meerlaagsveiligheid Dordrecht en de gebiedsgerichte uitwerking van de Alblasserwaard

Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie: In de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken waterveiligheid en klimaatbestendigheid integraal mee te gaan wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De ambitie daarbij is dat in 2020 klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten een integraal onderdeel van hun beleid en handelen is, zodat Nederland in 2050 ook daadwerkelijk klimaatbestendig is ingericht. Dat vereist een verandering in denken en doen: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten moet in Nederland een vanzelfsprekend onderdeel bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen worden. Van 2015 t/m 2017 zijn vanuit het Deltafonds middelen beschikbaar gesteld voor het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie om deze transitie te ondersteunen met diverse activiteiten en producten (o.a. het ondersteunen van projecten, communicatieactiviteiten en de ontwikkeling van een kennisportaal over ruimtelijke adaptatie). Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: op basis van de Waterwet stelt de Minister in 2015 veiligheidsnormen vast voor regionale waterkeringen die in beheer zijn bij het Rijk. In 2016 en 2017 wordt voor het eerst getoetst of deze regionale keringen aan de gestelde normen voldoen. Dit is een jaar later, omdat het opstellen van de hydraulische randvoorwaarden voor de toetsing iets meer tijd heeft gevraagd dan voorzien. Deze taak is nog niet in het takenpakket van Rijkswaterstaat, de beheerder, opgenomen. De middelen zijn in deze begroting toegevoegd vanuit de investeringsruimte. MIRT-onderzoek Rivierverruiming: In 2016 wordt het MIRT-onderzoek naar rivierverruiming van 2015 voortgezet. Doel is om samen met de regionale partijen te komen tot een totaalvoorstel met een concrete vertaling van de voorkeursstrategie, zoals voorgesteld in het DP2015, inclusief financiële consequenties. Daarvoor is het onder andere nodig om de effecten van rivierverruiming op overstromingskansen en de nieuwe normering beter te kennen en een betere inschatting te hebben van de financiële haalbaarheid. Daarbij zijn potentiële besparingen op versterking van belang evenals concrete meekoppelkansen. Nieuwe normering: De huidige veiligheidsnormen voor waterkeringen zijn ontwikkeld op grond van de analyses van de eerste Deltacommissie. Deze veiligheidsnormen zijn uitgedrukt als een overschrijdingskans van een hoogst te keren waterstand. Deze normen dateren uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Sindsdien zijn de omstandigheden in Nederland zeer sterk veranderd. Er wonen meer mensen achter de dijk en er is veel meer economisch waarde die beschermd dient te worden tegen overstromingen. Op grond van de analyses van de tweede Deltacommissie is een groot aantal aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van onze waterveiligheid. In het Deltaprogramma 2015 is in de zogeheten deltabeslissing waterveiligheid het voorstel opgenomen om op grond van de eerder aangegeven overwegingen over te stappen naar een normering gebaseerd op een risicobenadering, uitgedrukt in een overstromingskans. Het kabinet heeft vooruitlopend op de beoogde wettelijke regeling, via een tussentijdse wijziging, deze deltabeslissing verankerd in het Nationaal Waterplan 2009–2015 (december 2014). Alles is er op gericht om de nieuwe normering in 2017 wettelijk te verankeren in de Waterwet.

Een parallel proces is de aanpassing van het toets- en ontwerpinstrumen-tarium. Hiermee kan de vierde ronde toetsen op veiligheid in 2017 starten op basis van het nieuwe waterveiligheidsbeleid en kan tussentijds al met de nieuwste inzichten ontworpen worden. Om dit mogelijk te maken wordt extra ingezet op diverse sporen, zoals een impuls aan grondonderzoek. Daarmee wordt aanvullende bodeminformatie gegenereerd om beter gesteld te staan voor de vierde ronde toetsen op veiligheid. Daarnaast wordt gewerkt aan de stroomlijning van de informatievoorziening voor het gehele toetsproces, inclusief de rapportage over de resultaten van de uitgevoerde toetsing.

Aangezien sprake is van een geheel vernieuwde wijze van normering dient extra inzet te worden geleverd ten behoeve van opleidingen en trainingen op het gebied van risicobenadering en het omgaan met overstromingskansen. Dit geldt zowel voor de wettelijke toetsing op veiligheid als bij het ontwerpen van noodzakelijke verbetermaatregelen in het HWBP.

Daarnaast wordt in 2016 de eerste stap gezet in de doorontwikkeling van het wettelijke toetsinstrumentarium voor de vijfde ronde toetsen op veiligheid, die in 2023 zal starten.

1.04 GIV3/PPS

Motivering                                                Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samen- werking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Financeand Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

In de brief van 14 juni 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 A, nr. 83; Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water) is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. Aangezien op dit moment nog geen geïntegreerd project bij het hoofdwatersysteem in uitvoering is, worden er op dit artikel (nog) geen uitgaven verantwoord. RWS is gestart met de voorbereiding van de realisatie van het project Afsluitdijk, gericht op start van de aanbesteding begin 2016.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015.

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste

Geïntegreerde contractvormen

3

Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 465) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP gaan betalen.

In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken voor het HWBP opgenomen.

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Omschrijving van de samenhang in Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid er op gericht om – het beleid                                                 onder normale omstandigheden – zoveel mogelijk aan de behoeften van gebruikers te voldoen. In periodes van watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. Het advies dat het Deltaprogramma Zoetwater opstelt op basis van kansrijke strategieën, gaat in op de rol en verantwoordelijkheden van het Rijk. Dit wordt nader uitgewerkt in een uitvoeringsagenda inclusief investeringsagenda. Deze agenda gaat in op de inzet van het Rijk voor de korte en lange termijn. De waterkwaliteit maatregelen die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee: 8% van de Nederlanders werkt in een sector met afhankelijkheid van water en verdient daar 17,5% van het Nederlands Bruto Nationaal Product mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. Met de Deltabeslissing Zoetwater zijn een adaptieve strategie voor zoetwater en een uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater, beschikbaar gekomen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het DP2016 en de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstrategie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwatervoorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte-en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma een uitvoeringsprogramma met daarin de uitwerking van het voorzieningenniveau, een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Met het voorzieningenniveau wordt helderheid gegeven over de beschikbaarheid van zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid daarvoor heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatontwikkeling.

De tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015 bevat de consequenties van de Deltabeslissing Zoetwater voor het rijksbeleid. Er is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio voor de korte en lange termijn.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 2 Investeren in zoetwatervoorziening (in € 1.000)

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

3.870 4.626

13.409 16.019

41.620 49.603

51.861 46.229

26.334 26.334

31.968 31.970

32.418 32.418

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

2.01 Aanleg waterkwantiteit

2.01.01 Verkenning en planuitwerking waterkwantiteit

2.01.02 Realisatieprogramma waterkwantiteit

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

2.02.01 Verkenningen en planuitwerking zoetwatervoorziening

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening

2.03 Studiekosten

2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma

2.03.02 Overige studiekosten

 

1.435

13.704

47.293

43.994

24.749

30.385

30.833

1.435

1.277

0

9.500

0

0

0

0

12.427

47.293

34.494

24.749

30.385

30.833

3.191

2.315

2.310

2.235

1.585

1.585

1.585

3.191

2.315

2.310

2.235

1.585

1.585

1.585

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

1.201 3.425

1.228 14.791

0 49.603

0 46.229

0 26.334

0 31.970

0 32.418

Ontvangsten

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

2.09.01 Ontvangsten zoetwatervoorzieningen

2.09.02 Overige aanleg ontvangsten

1.049

1.049 1.049

3.199

3.199 3.199

4.859

4.859 4.859

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2016 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2016. Voor de mate van verplichting van het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma tot en met 2028 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2 Investeren in zoetwatervoorziening

2.01 Aanleg waterkwantiteit

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

2.03 Studiekosten

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

 

49.603

46.229

26.334

31.970

32.418

26.426

0

0

0

0

0

0

47.293

43.994

24.749

30.385

30.833

26.426

2.310

2.235

1.585

1.585

1.585

0

4.859

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2 Investeren in zoetwatervoorziening

2.01 Aanleg waterkwantiteit

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

2.03 Studiekosten

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

 

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

1.833

0

Motivering

Motivering

Producten

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen Zoetwatervoorziening

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

 

Bedrag in € mln

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

Huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht

Projecten Nationaal

EPK Planuitwerking en verkenningen Zoetwatervoorziening

Projecten Brabant

Roode Vaart

14 10

16 10

Gebonden

Bestemd

Totaal programma planuitwerking en verkenning Begroting DF 02.02.01

24 24

Legenda:

TB = Tracébesluit

PB = Projectbesluit

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2015–2028 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2028.

Verk./Planuitw. Zoetwatervoorziening. (Periode 2015–2028)

Planuitwerking/verk. Zoetwatervoorziening (Periode 2015–2028)

0%                                                            0

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

 
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         

Procentueel x € 1 mln.

Verplicht Gebonden Bestemd

Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

 

Projectoverzicht realisatieprogramma

Totaal

           

Budget in € mln.

Oplevering

Projectom- huidig vorig schrijving

t/m 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020 later

huidig vorig

Projecten Zoetwatervoorziening Projecten Nationaal

Innovatie KRW

Projecten

Zuidwestelijke

Delta

Besluit Beheer Haringvlietsluizen

Overige projecten

Luwtemaatregelen Hoornse Hop Zoetwatermaatre-

75

76

75

76

70

28

29

16

2018         2018

2020

 

gelen afrondingen

144

   

2

  • 1

13

19

24

1

30

31

25

Programma

302

159

98

12

47

34

25

30

31

25

Begroting (DF 2.02.02)

     

12

47

34

25

30

31

25

Besluit Beheer Haringvlietsluizen: In het najaar 2014 zijn de (voorbereidende) werkzaamheden voor de compenserende zoetwatermaatregelen door het waterschap en Evides gestart. Dit conform de in mei 2014 gesloten uitvoeringovereenkomst. Op 20 november 2014 heeft de Minister van IenM de feestelijke start van de werkzaamheden verricht. De werkzaamheden liggen op schema, zodat de Haringvlietsluizen in 2018 op «een Kier» gezet kunnen worden.

Zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Hiertoe is bij Voorjaarsnota 2015 € 145,1 miljoen. van de investeringsruimte (artikel 5) aan artikelonderdeel 2.02 («Zoetwatermaatregelen») toegevoegd. Hiervan is € 1,4 miljoen toebedeeld aan het nieuwe Peilbesluit IJsselmeergebied en Waterveiligheid. Totaal is dus € 144 miljoen. beschikbaar voor deze maatregelen.

Onderdeel van dit budget zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 realisatieprogramma zoetwatervoorziening een bedrag van € 42,6 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015 – 2021. De bedragen hebben betrekking op de mogelijke verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Delfland en Rivierenland. Deze maatregelen hebben als doel de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

5

4

8

8

0

2

6

IenM boekt in de periode 2015 – 2021 ook een bedrag van in totaal € 62,2 miljoen over naar het Provinciefonds voor het nemen van zoetwatermaat-regelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Deltaprogramma 2015.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening. Het Deltaprogramma is een programma om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken verschillende overheden en andere organisaties samen. De plannen komen tot stand onder leiding van de regeringscommissaris voor het Deltaprogramma: de Deltacommissaris. Het Deltaprogramma heeft in 2014 voorstellen voor deltabeslissingen uitgebracht. Het kabinet heeft deze inmiddels beleidsmatig verankerd in de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Zij geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en op lange termijn. Per 1 januari 2015 is de organisatie van het Deltaprogramma veranderd. In de organisatie vanaf 2015 worden zeven gebieden (Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta, IJssel-meergebied, Rivieren Rijn, Rivieren Maas, Kust en Waddengebied) en drie generieke thema’s (Veiligheid, Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie) onderscheiden.

Zoetwatervoorziening: het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en ontwikkelen ten behoeve van een strategie voor de beschikbaarheid van zoetwater vanwege klimaatverandering en de ontwikkeling in de zoetwatervraag. IJsselmeergebied: vanwege klimaatverandering en daarmee samenhangende vraagstukken van waterveiligheid en veranderende zoetwatervraag, is een flexibeler peilbeheer nodig en wordt gestreefd naar een meer flexibele inrichting van het watersysteem. Onderzoek is nodig voor de aanpak van erosie aan de Friese kust, en voor andere maatregelen om mogelijke effecten van peilopzet in het voorjaar op te kunnen vangen.

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van beheer en onderhoud verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem zodat aan de wettelijke normen wordt voldaan.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art . 3 Beheer, onderhoud en vervanging (in € 1.000)

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

190.093 174.535

178.891 165.512

268.257 206.336

133.793 141.085

133.929 148.223

125.848 141.485

89.440 97.912

Waarvan juridisch verplicht

   

90%

       

3.01 Watermanagement 3.01.01 Watermanagement

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

3.02.01 Waterveiligheid

3.02.02 Zoetwatervoorziening

3.02.03 Vervanging

11.530 11.530

163.005

133.896

24.694

4.415

7.764 7.764

157.748

118.938

17.446

21.364

6.991 6.991

199.345

144.667

17.416

37.263

6.989 6.989

134.096

101.778

11.614

20.704

6.989 6.989

141.234

103.121

17.409

20.704

6.989 6.989

134.496 96.398 17.416 20.682

6.989 6.989

90.923

69.707

17.409

3.807

 

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

170.120 4.415

144.148 21.364

169.073 37.263

120.381 20.704

127.519 20.704

120.803 20.682

94.105 3.807

Ontvangsten

3.09 Ontvangsten 3.09.01 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

3 Beheer, onderhoud en vervanging

3.01 Watermanagement

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

3.09 Ontvangsten

 

206.336

141.085

148.223

141.485

97.912

141.124

6.991

6.989

6.989

6.989

6.989

6.989

199.345

134.096

141.234

134.496

90.923

134.135

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

3 Beheer, onderhoud en vervanging

3.01 Watermanagement

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

 

241.170

232.302

246.298

299.841

238.335

233.423

230.570

6.989

6.989

7.014

7.014

7.014

7.211

6.816

234.181

225.313

239.284

292.827

231.321

226.212

223.754

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.01 Watermanagement

Motivering

Met watermanagement streeft IenM naar:

Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;

Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoog- als laagwater (peilbeheer);

Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Producten

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

Monitoring en informatievoorziening;

Crisisbeheersing en -preventie;

Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;

Nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere uit waterakkoorden);

Regulering waterverdeling (operationele modellen en bediening stuwen, spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. De verdeling naar onder meer Watermanagement en Beheer en Onderhoud is extracomptabel inzichtelijk gemaakt in bijlage 4 Instandhouding bij deze begroting.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de rijkswateren zijn:

Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;

Het kunnen beschikken over voldoende water in de rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties. Om dat te realiseren worden peilbesluiten nageleefd en de waterakkoorden geactualiseerd en nageleefd. Het waterpeil is zoveel mogelijk afgestemd op de gebruiksfuncties.

De monitoring en informatievoorziening gaat over het verkrijgen en beschikbaar stellen van interne- en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (informatie over waterstanden voor de scheepvaart, informatie over waterkwaliteit voor drinkwaterbedrijven en informatie over zwemwaterkwaliteit voor provincies en ten behoeve van recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

 

Omvang areaal

 

Areaal-eenheid

Omvang

   

Beschikbaar bedrag 2016

x € 1.000

   

2014

2015

2016

 

Watermanagement

km2 water

90.310

90.314

90.315

6.991

Toelichting

Eind 2014 was de omvang van het areaal 90.310 km2 (zie het Jaarverslag 2014 van het Deltafonds, pag. 27). In 2015 zal het water oppervlakte toenemen met circa 4,5 km2 als gevolg van de Ruimte voor de Rivier projecten, waarbij waterbergingen worden gerealiseerd. Daarnaast zal het met 0,4 km2 afnemen als gevolg van de overdracht van de Gekanaliseerde Dieze. In 2016 zal de omvang van het areaal 0,5 km2 toenemen als gevolg van Ruimte voor de Rivier projecten en de verruiming van het Wilhelminakanaal Tilburg. Daarmee komt het op een totale toename van circa 4,5 km2 water voor eind 2016.

Indicatoren Beheer en Onderhoud

Indicator

 

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

2014

2015

2015

99%

95%

95%

100%

90%

90%

98%

100%

100%

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ AmsterdamRijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen.

De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen.

De tweede indicator «beschikbaarheid streefpeilen» geeft aan of de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau worden gehouden, wat het beleidsdoel is. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te sturen. De derde indicator heeft betrekking op altijd werkende spuiende kunstwerken, stuwen en gemalen die een absolute voorwaarde zijn om de water af- en aanvoer goed te kunnen reguleren en een adequaat peilbeheer uit te voeren.

Geschikte indicatoren ten behoeve van de doelstelling van «een duurzaam watersysteem dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker» ontbreken momenteel. De komende jaren wordt onderzoek gedaan om in deze lacune te voorzien. Dit is overigens niet alleen van

Motivering

Producten belang voor beheer en onderhoud maar ook voor het Deltaprogramma Zoetwater.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functies voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening (inclusief waterkwaliteit) worden vervuld.

Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening.

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. De verdeling naar onder meer Watermanagement en Beheer en Onderhoud is extracomptabel inzichtelijk gemaakt in de bijlage beheer, onderhoud, vervanging en renovatie bij deze begroting.

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. 
    Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2001).
  • 2. 
    Beheer en onderhoud (BenO) Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).
  • 3. 
    Beheer en Onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn (het Nationaal Waterplan 2009-2015). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het weergegeven areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij RWS.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu verlies aan zand dat jaarlijks moet worden gecompenseerd. Vanaf 2001 wordt ook zand gesuppleerd om de zandver-liezen op dieper water (kustfundament) te compenseren. Daarmee wordt de zandhoeveelheid in het kustfundament op peil gehouden en wordt het effect van de zeespiegelstijging (deels) teniet gedaan. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  • • 
    Rijkswaterkeringen

RWS beheert en onderhoudt 238 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 596 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk worden in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

  • • 
    Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2014 vijf stormvloedkeringen in beheer: de Ooster-scheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandse IJssel-kering en de Ramspolkering.

Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van de schuiven en de overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden Het Rijk beheert 3.816 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Dit betreft een reguliere beheer en onderhoud taak die losstaat van de inhaalslag Stroomlijn die verantwoord wordt op artikelonderdeel 3.02.03 Vervanging. In 2014 is de zogenoemde vegetatielegger gereed gekomen die normerend is voor het onderhoud van de vegetatie in de uiterwaarden om onnodige stuwing door vegetatie te voorkomen.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheersplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft ondermeer het beheer en onderhoud voor:

Waterverdeling en peilbeheer;

Stuwende en spuiende kunstwerken;

Natuurvriendelijke oevers, implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW),

implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Waterveiligheid

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater wordt de waterverdeling over de functies onder de loep genomen via de uitwerking van het instrument voorzieningenniveau. Hierbij worden de functies en de activiteiten ten behoeve van deze functies in kaart gebracht en bekeken of er optimalisaties mogelijk zijn. Waar relevant zullen resultaten hiervan hun doorwerking krijgen in volgende begrotingen. Het generen van indicatoren om het voorzieningenniveau voor de gebruiksfuncties inzichtelijk te maken is onderdeel van het plan van aanpak voor uitwerking van het voorzieningenniveau.

Meetbare gegevens

Beheer en Onderhoud

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringen, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

1%

 
 

Dijken, dammen, duinen,

 

uiterwaarden

 

Stormvloedkeringen

 

Kustfundament

 

Kunstwerken HWS

 

Oevers HWS

Omvang Areaal

Eenheid

Omvang

Omvang

Omvang

Budget 2016

   

2014

2015

2016

x € 1 mln

Kustlijn

km

293

293

293

70

Stormvloedkeringen

aantal

5

5

5

51

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

         

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterke-

         

ringen

         

– Niet-primaire waterkeringen/duinen

km

596

596

594

 

– uiterwaarden in beheer Rijk

ha

3.816

3.816

3.813

 

Totaal

       

144

Toelichting

In deze begroting is het aantal kilometers voor dammen, dijken, duinen en uiterwaarden weergegeven zoals bepaald bij het opstellen van de leggergegevens. Het areaal is in 2015 met 11 km afgenomen, onder andere door de overdracht van de Omringkade Marken en de primaire kering bij Perkpolder. In 2016 zijn geen veranderingen voorzien. De lengte van niet-primaire waterkeringen neemt toe. De werkelijke realisatie in 2014 ligt op 596 kilometer als gevolg van een nieuwe inventarisatie in verband met het Legger-project. Dit aantal neemt in 2015 en 2016 af met in totaal 2 kilometer door overdrachten in het kader van het Bestuursakkoord Water, zoals de overdracht van

Indicatoren BenO Waterveiligheid

keringen bij Borgharen en Geulle aan de Maas. Daarmee komt de totale lengte eind 2016 uit op 594 kilometer.

Het Rijk beheert 3.813 hectare aan uiterwaarden eind 2016. De omvang in 2014 ligt op 3.816 hectare uiterwaarden. Het aantal hectare zal tot eind 2016 met 3 hectare afnemen als gevolg van Ruimte voor de Rivier projecten waarbij uiterwaarden plaatsmaken voor extra waterbergingen.

Indicator

Realisatie 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn). De vijf stormvloedkeringen zijn steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. Indicator is het percentage van de stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis.

92%

40%

90%

100%

90%

100%

Toelichting

De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. De mogelijke kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90% van de basiskustlijn op zijn plaats blijft. De tweede indicator is erop gericht dat de vijf stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken eis voor de faalkans (faalkanseis). Deze eisen gaan over de kans dat de kering bij een sluitvraag niet gesloten kan worden. De kansen worden uitgedrukt in aantal sluitvragen: bij hoeveel sluitvragen mag een kering één keer falen.

Faalkans van de vijf stormvloedkeringen in beheer bij Rijkswaterstaat

 

Stormvloedkeringen

faalkans /overschrijdingskans

Streefwaarde

Streefwaarde

   

2015

2016

Maeslantkering

faalkans bij sluiten

1:100

1:100

Hartelkering

faalkans bij sluiten

1:19

1:19

Hollandsche IJsselkering

faalkans bij sluiten

1:47

1:47

Oosterscheldekering

overschrijdingskans in jaar (van de maatgevende hoogwater-

   
 

stand in het achterliggende watersysteem)

1:4000

1:4000

Ramspolkering

faalkans bij sluiten

zie toelichting

zie toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijkringen, ook wel aangeduid als het «achterland». De stormvloedkeringen moeten voldoen aan de strengste veiligheidsnorm van het bijbehorende achterland zoals vastgelegd in de Waterwet en getoetst aan de hydraulische randvoorwaarden. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

Toelichting

De Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Ramspolkering kennen afspraken over faalkanseisen. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld bij honderd sluitvragen één keer falen.

20

15

Bij de Maeslantkering is in 2014 duidelijk geworden dat de betrouwbaarheid van de besturingssoftware, die in 2013 is vervangen, niet kwantitatief kan worden aangetoond. Aanpassingen van de software zijn naar verwachting pas in 2017 operationeel. Dit leidt er toe dat de actuele faalkans niet kwantitatief kan worden vastgesteld. In verband met eventuele storingen van het besturingssysteem zijn extra beheermaatregelen genomen om bij falen in te kunnen grijpen. Tevens is het onderhoud op voldoende niveau. Het oordeel van RWS is dat de Maeslantkering veilig is. Om deze reden blijft de streefwaarde in de begroting gehandhaafd.

Het Waterschap Groot Salland heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan RWS. RWS voert het Beheer en Onderhoud op dezelfde wijze uit als eerder het Waterschap en daarmee blijft de achterliggende dijkring voldoen aan de gestelde norm. RWS brengt de beoordelingssystematiek voor de faalkansprestatie in lijn met de uniforme RWS standaarden en de eis vanuit WTI 2017. Dientengevolge kan RWS nu geen streefwaarde aangeven voor de faalkans van de Ramspolkering.

Voor de Oosterscheldekering geldt het wettelijk beschermingsniveau van 1: 4.000 voor de dijkring (overschrijdingskans; dit is de kans dat bij falen van de Oosterscheldekering de toetspeilen in het Oosterschelde-bekken worden overschreden). De kans wordt uitgedrukt in jaren (1: 4.000 jaar). De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 schuiven.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden.

40

10

30

20

10

Strandsuppleties

Vooroeversuppleties

BKL-overschrijdingen

10%-norm

Toelichting

Het aantal raaien waarin de basiskustlijn wordt overschreden mag maximaal 15% zijn; het streven is om het aantal overschrijdingen onder 10% te houden. De geel/blauwe balken in bovenstaande figuur geven de over de afgelopen jaren gerealiseerde suppleties weer.

5

o

o

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, wordt jaarlijks gemiddeld 12 miljoen m3 zand gesuppleerd. Hiertoe wordt een suppletieprogramma opgesteld en meerjarige contracten afgesloten, waarbij voor een deel van de suppleties een jaarlijkse bijstelling mogelijk is. Inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Bij de aanbesteding van de suppletieprogramma’s hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met contracten voor een periode van vier jaar.

 

Realisatie en prognose kustsuppleties

Realisatie in mln m3

Prognose in mln m3

Prognose in mln m3

2012-2014

2012–2015 (incl. uitloop 2016)

2016–2019 (incl. uitloop 2020)

Handhaven basiskustlijn en kustfundament 20,5

48

48

Toelichting

Het suppletievolume over de periode 2012–2015 zal 48 miljoen m3 bedragen (vierjarige contractperiode met gemiddeld 12 miljoen m3 per jaar met één jaar uitloop); uitloop van een deel van de suppleties in 2016 is vanwege de gekozen contractvorm toegestaan. Ook voor de periode 2016–2019 (met uitloop naar 2020) zullen naar verwachting suppletiecontracten voor totaal 48 miljoen m3 zand worden afgesloten.

Zoetwatervoorziening

Areaal Zoetwatervoor-                            Eenheid            Omvang 2016            Omvang 2016

ziening                                                                                                                               in € 1 mln

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwaterings-kolken, stuwen en gemalen)                                                           km2                            3.052

Aantal kunstwerken                                      stuks                               121

Totaal                                                                                                                                        17.416

Toelichting

Het areaal binnenwateren omvat alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer) maar is exclusief Noordzee, water in Caribisch Nederland, Waddenzee en Wester-schelde. Het aantal km2 binnenwateren neemt met 4 km2 toe ten opzichte van de werkelijke realisatie in 2014 van 3.047 km2 (zie het Jaarverslag 2014 van het Deltafonds, pag. 41) door met name de de uiterwaardvergravingen en dijkterugleggingen als gevolg van de Ruimte voor de Rivierprojecten en de verruiming van het Wilhelminakanaal Tilburg.

Het aantal kunstwerken is toegenomen met twee ten opzichte van de Jaarverantwoording 2014. Dit betreft de opening van de nieuwe

Flakkeesse Spuisluis in 2016 en het gemaal Zedemuden dat pas rond 2016 zal worden overgedragen.

De spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen zijn middelen om het streefpeil en de waterverdeling in Nederland te kunnen realiseren. De beschikbaarheid van streefpeilen is een indicator bij watermanagement, het onderhoud aan de spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen draagt hier aan bij.

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen. De projecten zijn opgenomen in het MIRT Overzicht4.

Meetbare gegevens

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn / Lek, Inhaalslag Stroomlijn en RINK-maatregelen in het IJsselmeergebied.

Water

Project

Gereed

 

Nederrijn /Lek

Renovatie stuwensemble in Nederrijn

   
 

en Lek

2021

 

Diversen

Stroomlijn

2016

 

IJsselmeer-

     

gebied

RINK-maatregelen IJsselmeergebied

2018

1

Toelichting

  • 1. 
    Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen in het IJsselmeerge-bied worden gecombineerd uitgevoerd met de opgave op het Hoofdvaarwegennet op dit gebied. De onderzoeks- en inspectieaan-pak RINK (Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken) inventariseert de fysieke toestand en restlevensduur van de kunstwerken. Op basis van de RINK-onderzoeken worden maatregelen genomen op objecten in het IJsselmeergebied.

4 Zie voor het programma Vervanging en Renovatie Hoofdwatersysteem: http:// mirt2016.mirtoverzicht.nl/mirtgebieden/project_en_programmabladen/612.aspx

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van

art.

4 Experimenteren cf art. III Deltawet (in € 1.000)

       
   

2014

2015

2016

2017

 

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

 

30.000 30.000

0 0

0 0

0 0

 

0 0

0 0

0 0

Waarvan juridisch verplicht

4.01 Experimenteerprojecten 4.01.01 Experimenteerprojecten

 

30.000 30.000

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

0

Van totale uitgaven:

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

 

0 30.000

0 0

0 0

0 0

 

0 0

0 0

0 0

Ontvangsten

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel 4.09.01 Ontvangsten Experimenteerartikel

 

0

0

0

0

0

0

0

0

 

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau.

tot

Bedragen x € 1.000

     

2016

2017

2018

 

2019

2020

2021

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

4.01 Experimenteerprojecten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

 

0

0

0

0

0

0

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

4.01 Experimenteerprojecten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

Producten

Na de afwikkeling van de financiering van het TBES (Toekomstbestendig Ecologisch Systeem) project Marker Wadden bij de 2e suppletoire wet 2014, zijn in de voorliggende begroting voor dit artikel geen middelen

0

0

0

0

0

0

0

beschikbaar gesteld vanuit andere begrotingen.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (in € 1.000)

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

236.562 236.630

243.618 249.743

282.366 270.063

272.491 273.725

273.589 276.703

270.814 274.026

269.334 272.193

Waarvan juridisch verplicht

   

75%

       

5.01 Apparaat

5.01.01 Staf Deltacommissaris

5.01.02 Apparaatskosten RWS

185.007

1.812

183.195

181.119

2.066

179.053

214.647

1.826

212.821

206.160

1.775

204.385

209.156

1.725

207.431

206.834

1.725

205.109

204.994

1.725

203.269

5.02 Overige uitgaven                                                      51.623           68.624           73.279           67.565           67.547           67.192           67.199

5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven               50.034           66.744           71.318           65.604           65.586           65.231           65.238

5.02.02 Programma-uitgaven DC                                     1.589             1.880              1.961              1.961             1.961             1.961              1.961

5.02.03 Overige uitgaven

5.03 Investeringsruimte

5.03.01 Programmarruimte

5.03.02 Beleidsruimte

17.863 17.863

0

 

Van totale uitgaven

             

– Bijdrage aan agentschap RWS

233.229

245.797

284.139

269.989

273.017

270.340

268.507

– Apparaatsuitgaven

1.812

2.066

1.826

1.775

1.725

1.725

1.725

– Restant

1.589

1.880

  • 15.902

1.961

1.961

1.961

1.961

Ontvangsten

2.070

  • 37.943

0

0

0

0

0

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige

             

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

5.09.01 Overige ontvangsten

             

05.10 Saldo afgesloten rekeningen

2.070

- 37.943

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

5.01 Apparaat

5.02 Overige uitgaven

5.03 Investeringsruimte

 

270.063

273.725

276.703

274.026

272.193

270.951

214.647

206.160

209.156

206.834

204.994

205.562

73.279

67.565

67.547

67.192

67.199

65.389

  • 17.863

0

0

0

0

0

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2022

2023

2024

2025

2026

2027

5.01 Apparaat

2028

 

5 Netwerkgebonden kosten en overige

             

uitgaven

292.359

269.882

394.469

422.253

452.145

407.810

517.050

5.01 Apparaat

201.790

204.289

205.811

206.810

207.308

207.307

207.330

5.02 Overige uitgaven

65.569

65.593

65.868

66.008

66.004

67.739

63.860

5.03 Investeringsruimte

25.000

0

122.790

149.435

178.833

132.764

245.860

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige

             

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Motivering

Producten

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen staf ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten gepresenteerd, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatkosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma’s Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, beheer en onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

Uit analyse van Rijkswaterstaat is gebleken dat een beperkte bijstelling nodig is in de verdeling van taken die nu door de markt worden uitgevoerd en taken die door RWS met eigen personeel worden uitgevoerd. De complexiteit van aanleg- en onderhoudsprojecten neemt steeds verder toe. Dit komt onder meer door een meer integrale gebiedsontwikkeling, toename van de ICT-toepassingen in de infrastructuur en een groeiende renovatieopgave. De vraag naar specifieke kennis en ervaring op deze terreinen neemt de komende jaren verder toe. Zonder ingrijpen leidt dit tot een groeiende behoefte aan relatief dure inhuurcontracten en een te grote afhankelijkheid van de markt. Om haar rol als deskundig opdrachtgever richting de bouwbedrijven te kunnen blijven spelen, en bovenstaande ontwikkelingen het hoofd te bieden, wil RWS meer deskundig eigen personeel in dienst nemen. Het gaat dan om extra capaciteit ten behoeve van techniek, inkoop, projectbeheersing en inspecties ten behoeve van instandhoudingsadviezen van RWS objecten. Hiervoor wordt er budget overgeheveld vanuit de investeringsruimte (5.03) naar artikelonderdeel apparaatskosten RWS (5.01).

5.02 Overige Uitgaven

Producten

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten opgenomen die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. De overige netwerkgebonden uitgaven komen ten goede aan watermanagement, beheer en onderhoud, vervanging en aanleg en betreffen taken die gecentraliseerd binnen RWS worden opgepakt. Het gaat bij deze zogeheten landelijke taken onder meer om het verzamelen van basisinformatie, onderhouden van ICT systemen, het inspecteren van het areaal en de ontwikkeling van kennis en innovatie. Er is gekozen voor centrale uitvoering met het oog op enerzijds uniformiteit in werkwijze en anderzijds kostenbesparing.

Programmauitgaven Deltacommissaris

Deze uitgaven worden gedaan voor het Deltaprogramma en de hoofdtaken van de Deltacommissaris.

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de voor het Deltafonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 verantwoord.

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat 80% van de resterende investeringsruimte in het Deltafonds vrijgegeven wordt. Dit is de zogenaamde programmaruimte, die beschikbaar is voor investeringen in deze kabinetsperiode.

De in de begroting 2015 opgenomen stand van de beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 bedroeg € 935 miljoen. Op dit moment resteert een programmaruimte van circa € 562 miljoen. Daarnaast is een beleidsruimte van circa € 275 miljoen beschikbaar, waarover besluitvorming wordt overgelaten aan een volgend kabinet.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen van de programmaruimte ten opzichte van de 1e suppletoire wet 2015 betreffen de volgende zaken:

Voor een betekenisvolle start van de opgaven voor waterveiligheid is bij ontwerpbegroting 2015 een voorlopige reservering van circa € 200 miljoen gemaakt voor rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming. Hiervan is € 4 miljoen ingezet voor de rivierverruimde maatregelen bij de brug over de Merwede.

Het rijksdeel van de vrijval van het HWBP-2 wordt toegevoegd (+ € 50

miljoen); hiervan wordt een deel (€ 11 miljoen) ingezet voor de implementatie van de nieuwe normering;

De verwerking van het saldo mee- en tegenvallers(+€ 56 miljoen), met name door meevallers bij steenbekledingen in de Wester- en Ooster- schelde;

Saldo prijsbijstelling 2015 (+ € 21 miljoen);

De dekking van de omzetting van niet-kerntaken naar kerntaken RWS (-

€ 49 miljoen);

De dekking van innovatieve zandsuppleties zoals innovatiecompetitie

(- € 18 miljoen);

Bijdrage aan de rijksbrede taakstelling Generieke Digitale Infrastructuur (- € 6 miljoen);

Bijdrage aan Eenvoudig Beter (- € 4 miljoen).

 

Bedragen x € 1.000

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Programmaruimte

Beleidsruimte

Kaseffect verwerking index 2013

Kaseffect verwerking index 2014

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

  • 10.300

0

0

0

0

0

0

  • 7.563

0

0

0

0

0

5.03 Investeringsruimte

 

0

  • 17.863

0

0

0

0

0

 

(vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Programmaruimte

25.000

0

122.790

149.435

178.833

65.042

20.769

561.869

Beleidsruimte

0

0

0

0

0

49.851

225.091

274.942

Kaseffect verwerking index 2013

0

0

0

0

0

10.300

0

0

Kaseffect verwerking index 2014

0

0

0

0

0

7.563

0

0

5.03 Investeringsruimte

25.000

122.790

149.435

178.833

132.756

245.860

836.811

0

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen van het Rijk

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenM komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (in € 1.000)

2014 2015 2016

2017

2018

2019

2020

Ontvangsten 1.075.289 1.055.314 1.019.652

6.09 Ten laste van begroting IenM 1.075.289 1.055.314 1.019.652

902.925

902.925

928.123

928.123

954.310

954.310

858.250

858.250

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op ditzelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

6.09 Ten laste van begroting IenM

 

1.019.652

902.925

928.123

954.310

858.250

1.200.153

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

6.09 Ten laste van begroting IenM

1.091.950

947.928

1.040.072

1.039.437

1.035.883

1.025.854

1.004.198

6.09 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Waterveiligheid en waterkwaliteit vragen specifiek aandacht in de Zuidwestelijke Delta en in delen van de grote wateren. Hierbij is mede aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden en veiligheid van de scheepvaart, en voor natuurcompensatie, recreatie en het verbeteren van de habitat van flora en fauna (Natura 2000). Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (in € 1.000)

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

0 0

49.113 47.953

17.907 24.347

18.874 29.014

32.809 37.949

51.972 54.256

103.795 100.939

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0 0

39.980 7.973

22.217 2.130

25.738 3.276

37.182 767

53.489 767

80.050 20.889

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

0 0

3.749 44.204

1.442 22.905

278 28.736

767 37.182

767 53.489

20.889 80.050

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2016 voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de waterkwaliteitsprojecten als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2016.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

7 Investeren in waterkwaliteit

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

 

24.347

29.014

37.949

54.256

100.939

82.961

22.217

25.738

37.182

53.489

80.050

82.961

2.130

3.276

767

767

20.889

0

0

0

0

0

0

0

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

7 Investeren in waterkwaliteit

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

 

47.325

47.325

47.325

47.325

47.325

37.489

0

47.325

47.325

47.325

47.325

47.325

37.489

0

0

0

0

0

0

0

0

7.01 Investeringen waterkwaliteit

Motivering

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam hoofdwatersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waarmee schoon en ecologisch gezond water het uitgangspunt wordt voor duurzaam gebruik.

Producten

Verbeterprogramma Waterkwaliteit

Het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren bestaat uit een lijst concrete projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijke overgangen tussen land en water, zoet en zout, en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd- en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit draagt bij aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen.

Meetbare gegevens

Hieronder zijn de indicatoren en kengetallen voor waterkwaliteit opgenomen. Deze indicatoren en kengetallen zijn gerelateerd aan beleidsartikel 11 op de Begroting hoofdstuk XII, dat per deze begroting is opgegaan in artikel 11 Integraal Waterkwaliteit.

Aantal KRW projecten per fase per jaar

60

50

40

30

20

10

 
     
                     
                     
                     
                     
                     

2010

2011

2012

2013

2014

Getemporiseerd Realisatie

Gereed Voorbereiding

De indicator hierboven geeft informatie over de stand van zaken van de KRW-maatregelen in het hoofdwatersysteem. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende projecten. De beleidsinspanningen van de Minister van IenM richten zich binnen de

0

0

0

0

0

0

0

0

Begroting van hoofdstuk XII op de regie en realisatie van deze projecten. In het figuur is te zien dat de programma’s voortvarend worden aangepakt. Er is nog slechts één project in de fase van planuitwerking; de rest is in realisatie of afgerond.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die uitgevoerd door de waterschappen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via «Water in Beeld» (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2014–2015, 27 625, nr. 338). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

 

Projectoverzicht realisatieprogramma

Totaal

           

Budget in € mln.

Oplevering

Projectom- huidig vorig schrijving

t/m 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020 later

huidig vorig

Projecten Waterkwaliteit Projecten Nationaal

KRW 1e tranche KRW 2e en 3e tranche

40              40

575            573

34

6

16              26              37              53

2015         2015

80           357         2027         2027

 

afrondingen

       
  • 1
         

Programma

615

613

0

40

22

26

37

53

80

357

Begroting (DF 7.01.01)

     

40

22

26

37

53

80

357

7.02 Overige investeringen waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

De overige investeringen waterkwaliteit hebben betrekking op de volgende producten:

Natuurcompensatie Perkpolder:

Het project «Natuurcompensatie Perkpolder» maakt onderdeel uit van het wettelijk verplichte natuurcompensatieprogramma voor de tweede verdieping van de Westerschelde. Dit project is inmiddels betrokken bij de gebiedsontwikkeling Perkpolder. De gebiedsontwikkeling combineert de natuurdoelstelling met functies als wonen en recreatie en innovatieve concepten voor de lange termijn waterveiligheid. De realisatie is gestart in 2013 en de oplevering is voorzien in 2015. Verruiming vaargeul Westerschelde:

De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 miljoen op

7

Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingenbescherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring. In 2013 is aan de hand van de monitoringsgegevens van 2010 en 2011 een eerste voortgangsrapport verschenen over de eventuele effecten van de derde verruiming. Natuurlijker Markermeer-IJmeer:

Door verschillende oorzaken is sprake van een voortdurende verslechtering van de ecologische situatie in het Markermeer-IJmeer, waarbij de Natura 2000-instandhoudingsdoelstelling voor het gebied in gevaar komt. Het programma Natuurlijker Markermeer-IJmeer heeft tot doel om mogelijke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit te onderzoeken en in de praktijk te toetsen. Hieruit volgt een pilot om op kleine schaal te experimenteren met maatregelen. De resultaten zullen in 2015 leiden tot een advies aan het Kabinet over welke mogelijke maatregelen in de toekomst nodig zijn voor het op peil brengen en houden van de waterkwaliteit van het Markermeer-IJmeer.

 

Projectoverzicht realisatieprogramma

Totaal

           

Budget in € mln.

Oplevering

Projectomschrij- huidig vorig ving

t/m 2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020 later

huidig vorig

Projecten Waterkwaliteit Projecten Nationaal

Verruiming vaargeul Wester-schelde

Projecten Noord-Holland, Utrecht en Flevoland

Natuurlijker Markermeer

Projecten

Zuidwestelijke delta

Natuurcompensa-

25

24

21

2010         2010

2015         2015

 

tie Perkpolder

3

3

 

3

0

         

2015

2015

Programma

36

36

0

8

2

3

1

1

21

0

   

Begroting (DF 7.02.01)

     

8

2

3

1

1

21

0

   

0

0

8

8

4

3

 
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Afspraken zesde VGR van het HWBP-2

Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief van de zesde VGR van het HWBP-2 aan de Tweede Kamer wordt in de ontwerpbegroting 2016 het vrijvallende budget van HWBP-2 (€ 150 miljoen) budgettair verwerkt. De middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor twee derde door het Rijk. In het Afsprakenkader Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014) is daarover opgenomen dat «tot 2028 vrijvallende middelen uit het 2e HWBP naar rato van de bijdrage van Rijk en Waterschappen worden toegevoegd aan het budget voor het HWBP om het investeringsniveau van het HWBP stapsgewijs te verhogen». Aangezien in het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat Rijk en waterschappen elk 50% bijdragen aan de waterschapsprojecten van het HWBP, wordt € 100 miljoen toegevoegd aan het budget voor het HWBP (50/50 Rijk/waterschappen) en valt € 50 miljoen toe aan de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03). Deze € 50 miljoen blijft wel bestemd voor waterveiligheid.

Basis ICT

De beschikbaarheid van het IV-areaal («IV» staat voor «informatievoorziening»), waaronder het landelijke IV-netwerk is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening. Het IV-landschap is verouderd, een situatie die zich bij meerdere grote uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid voordoet. Voor onder meer de vervanging van verouderde netwerkcomponenten wordt budget overgeheveld van artikelonderdeel van het Infrastructuurfonds 18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging naar artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Deze middelen worden via het aanlegprogramma van het Deltafonds naar de jaren 2015 en 2016 geschoven.

Cyber Security

Het in 2014 gestarte Programma «Beveiligd Werken» richt zich op het «in control» brengen en houden van de missiekritieke systemen (MKS) en Industriële Automatisering ter ondersteuning van de maatschappelijk vitale en primaire processen van RWS. Missie Kritieke Systemen zijn ICT systemen die een essentiële rol spelen in een informatieketen (mensen, processen en techniek). Onderdeel hiervan is het voldoen aan de eisen ten aanzien van informatiebeveiliging (Cyber Security).Op het artikel Beheer en Onderhoud (artikel 3) zijn middelen voor Cyber security begroot. Een deel was bij OB2015 vanuit de Investeringsruimte overgeboekt. De huidige verwachting is dat Cyber Security uit de oorspronkelijke begrote middelen kan worden gefinancierd. Daarom wordt bij OB2016 voorgesteld om de niet voor Cyber security benodigde middelen terug te laten vloeien naar de Investeringsruimte (artikel 5).

Ecologische toplaag steenbestortingen Oosterschelde De meerkosten om de steenbestortingen in de Oosterschelde van een ecologische toplaag te voorzien bedragen € 3,25 miljoen. Dit wordt gedekt uit de Investeringsruimte.

Eenvoudig Beter

Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 4 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 4 miljoen af.

GDI

De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.

Prijsbijstelling 2015

Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015 en het op prijspeil 2015 brengen van de projecten en programma’s.

Innovatieve zandsuppleties

Bij de huidige uitvoering van de kustsuppleties fluctueren de kosten sterk vanwege de grote afhankelijkheid van de wereldwijde vraag op de baggermarkt en de olieprijzen. Nu sprake is van laagconjunctuur bestaat de kans om de markt uit te dagen kosteneffectieve en duurzame innovaties te ontwikkelen, die het aanbod verruimen. IenM zet daarom een innovatiecompetitie zandsuppleties op, als essentieel onderdeel van een brede inkoopstrategie voor suppleties, waarmee de onafhankelijkheid van één type marktpartij, één techniek en fossiele brandstoffen wordt vergroot. Met dit doel wordt € 18 miljoen uit de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) naar Beheer en Onderhoud (artikelonderdeel 3.02) overgeboekt en in lijn met de huidige prognose begroot. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de over- en de onderprogrammering dat sinds de 1e suppletoire wet 2015 op artikelonderdeel 1.02 centraal wordt begroot en verantwoord.

Inpassen minregel 2015 en 2017 en verder

De minregels in 2015 en 2017 en verder op de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03), als gevolg van de (gedeeltelijk) ingehouden prijsbijstelling 2013 en 2014, worden met een kasschuif via het aanlegprogramma (artikelonderdeel 1.02) ingepast.

Kasschuif Bodemsanering/DF

Op artikel 13.04 Ruimtegebruik bodem van Hoofdstuk XII worden de bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma bodem verantwoord. In het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015 zijn de afspraken over de decentralisatie van die middelen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2016–2020 vastgelegd. Bij ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op deze reeks ten behoeve van het rijksbrede beeld.

Om te voorkomen dat de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid in 2016 hierdoor wordt bemoeilijkt, wordt de reeks door middel van een kasschuif aangepast Deze kasschuif wordt gefaciliteerd door het Deltafonds.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk

Natura 2000

Een deel van de reservering voor areaalgroei wordt op artikel 3 ingezet ten behoeve van de actualisatie van de areaalgroei van de Hoofdwatersystemen. De ingezette € 9,1 miljoen wordt tevens in de jaren begroot in lijn met de actuele inzichten inzake de programmering.

Nieuwe normering en motie Spaargaren

Vanuit de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) wordt een bedrag van € 11,4 miljoen ingezet voor de implementatie van de nieuwe normering waterveiligheid. De opgave richt zich op de implementatie van de nieuwe normering voor waterveiligheid (€ 10,6 miljoen) en de motie Spaargaren

(€ 0,8 miljoen).5

Project Marken (Omringkade) van HWBP-2 naar het HWBP Het project Marken (Omringkade) maakte onderdeel uit van het HWBP2. Deze wordt naar het HWBP overgeheveld en tevens in lijn gebracht met de huidige programmering.

Programmering Zoetwatermaatregelen

Bij eerste suppletoire wet 2015 is vanuit de Investeringsruimte circa € 145 miljoen aan het artikel zoetwatervoorziening toegevoegd (artikelonderdeel 2.02). Met deze mutatie wordt ervoor gezorgd dat de begrote middelen aansluiten bij de actuele programmering. Om dit mogelijk te maken wordt gebruikt gemaakt van het instrument over- en onderprogrammering (op artikelonderdeel 1.02).

Ramingsbijstelling

Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016–2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Het Deltafonds draagt in de periode tot en met 2020 in totaal € 150 miljoen aan deze kasschuif bij. Deze middelen vloeien terug in 2022.

Saldo van mee- en tegenvallers

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma.

Voor meer informatie zie http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/water-en-veiligheid/ controleren-en-verbeteren-waterveiligheid

5

Toezegging Zandhonger Oosterschelde

Zoals toegezegd door de Minister van IenM tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT (BO MIRT) van 17 november 2014 wordt vanuit 2020 € 6,3 miljoen gefinancierd voor de Zandhonger Oosterschelde (project Roggenplaat).

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

Cyber Security

Op het artikel Beheer en Onderhoud (artikel 3) zijn middelen voor Cyber security begroot. Een deel was bij OB2015 vanuit de Investeringsruimte overgeboekt. De huidige verwachting is dat Cyber Security uit de oorspronkelijke begrote middelen kan worden gefinancierd. Daarom wordt bij OB2016 voorgesteld om niet voor Cyber security benodige middelen terug te laten vloeien naar de Investeringsruimte (artikel 5).

Prijsbijstelling 2015

Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015 en het op prijspeil 2015 brengen van de projecten en programma’s.

Innovatieve zandsuppleties

Bij de huidige uitvoering van de kustsuppleties fluctueren de kosten sterk vanwege de grote afhankelijkheid van de wereldwijde vraag op de baggermarkt en de olieprijzen. Nu sprake is van laagconjunctuur bestaat de kans om de markt uit te dagen kosteneffectieve en duurzame innovaties te ontwikkelen, die het aanbod verruimen. IenM zet daarom een innovatiecompetitie zandsuppleties op, als essentieel onderdeel van een brede inkoopstrategie voor suppieties, waarmee de onafhankelijkheid van één type marktpartij, één techniek en fossiele brandstoffen wordt vergroot. Met dit doel wordt € 18 miljoen uit de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) naar Beheer en Onderhoud (artikelonderdeel 3.02) overgeboekt en in lijn met de huidge prognose begroot. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de over- en de onderprogrammering dat sinds de 1e suppletoire wet 2015 op artikelonderdeel 1.02 centraal wordt begroot en verantwoord.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Natura 2000

Een deel van de reservering voor areaalgroei wordt op artikel 3 ingezet ten behoeve van de actualisatie van de areaalgroei van de Hoofdwatersystemen. De ingezette € 9,1 miljoen wordt tevens in de jaren begroot in lijn met de actuele inzichten inzake de programmering.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

A27 Houten-Hooipolder: Beleidslijn Grote Rivieren

Conform de Beleidslijn Grote Rivieren (BGR) worden twee bruggen op het traject A27 Houten-Hooipolder aangepast. Hierdoor is het taakstellend budget met € 20 miljoen verhoogd, waarvan € 16 miljoen is toegevoegd vanuit de Investeringsruimte Hoofdwegennet en € 4 miljoen is toegevoegd vanuit het Deltafonds

Afspraken zesde VGR van het HWBP-2

Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief van de zesde VGR van het HWBP-2 aan de Tweede Kamer wordt in de ontwerpbegroting 2016 het vrijvallende budget van HWBP-2 (€ 150 miljoen) budgettair verwerkt. De middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor twee derde door het Rijk. In het Afsprakenkader Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014) is daarover opgenomen dat «tot 2028 vrijvallende middelen uit het 2e HWBP naar rato van de bijdrage van Rijk en Waterschappen worden toegevoegd aan het budget voor het HWBP om het investeringsniveau van het HWBP stapsgewijs te verhogen». Aangezien in het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat Rijk en waterschappen elk 50% bijdragen aan de waterschapsprojecten van het HWBP, wordt € 100 miljoen toegevoegd aan het budget voor het HWBP (50/50 rijk/waterschappen) en valt € 50 miljoen toe aan de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03). Deze € 50 miljoen blijft wel bestemd voor waterveiligheid.

Basis ICT

De beschikbaarheid van het IV-areaal («IV» staat voor «informatievoorziening»), waaronder het landelijke IV-netwerk is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening. Het IV-landschap is verouderd, een situatie die zich bij meerdere grote uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid voordoet. Voor onder meer de vervanging van verouderde netwerkcomponenten wordt budget overgeheveld van artikelonderdeel van het Infrastructuurfonds 18.12 Nader toe te wijzen BenO en Vervanging naar artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Deze middelen worden via het aanlegprogramma van het Deltafonds naar de jaren 2015 en 2016 geschoven.

Cyber Security

Op het artikel Beheer en Onderhoud (artikel 3) zijn middelen voor Cyber security begroot. Een deel was bij OB2015 vanuit de Investeringsruimte overgeboekt. De huidige verwachting is dat Cyber Security uit de oorspronkelijke begrote middelen kan worden gefinancierd. Daarom wordt bij OB2016 voorgesteld om niet voor Cyber security benodigde middelen terug te laten vloeien naar de Investeringsruimte (artikel 5).

Ecologische toplaag steenbestortingen Oosterschelde De meerkosten om de steenbestortingen in de Oosterschelde van een ecologische toplaag te voorzien bedragen € 3,25 miljoen Dit wordt gedekt uit de Investeringsruimte.

Eenvoudig Beter

Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 4 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 4 miljoen af.

GDI

De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.

Prijsbijstelling 2015

Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015 en het op prijspeil 2015 brengen van de projecten en programma’s

Innovatieve zandsuppleties

Bij de huidige uitvoering van de kustsuppleties fluctueren de kosten sterk vanwege de grote afhankelijkheid van de wereldwijde vraag op de baggermarkt en de olieprijzen. Nu sprake is van laagconjunctuur bestaat de kans om de markt uit te dagen kosteneffectieve en duurzame innovaties te ontwikkelen, die het aanbod verruimen. IenM zet daarom een innovatiecompetitie zandsuppleties op, als essentieel onderdeel van een brede inkoopstrategie voor suppleties, waarmee de onafhankelijkheid van één type marktpartij, één techniek en fossiele brandstoffen wordt vergroot. Met dit doel wordt € 18 miljoen uit de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) naar Beheer en Onderhoud (artikelonderdeel 3.02) overgeboekt en in lijn met de huidige prognose begroot. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de over- en de onderprogrammering dat sinds de 1e suppletoire wet 2015 op artikelonderdeel 1.02 centraal wordt begroot en verantwoord.

Inpassen minregel 2015 en 2017 e.v.

De minregels in 2015 en 2017 en verder op de investeringsruimte van het Deltafonds (artikelonderdeel 5.03), als gevolg van de (gedeeltelijk) ingehouden prijsbijstelling 2013 en 2014, worden met een kasschuif via het aanlegprogramma (artikelonderdeel 1.02) ingepast.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Loonbijstelling 2015

Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.

Nieuwe normering en motie Spaargaren

Vanaf de investeringsruimte (artikelonderdeel 5.03) wordt een bedrag van € 11,4 miljoen ingezet voor de implementatie van de nieuwe normering waterveiligheid. De opgave richt zich op de implementatie van de nieuwe normering voor waterveiligheid (€ 10,6 miljoen) en de motie Spaargaren

(€ 0,8 miljoen).6

Saldo van mee- en tegenvallers

Dit betreft de verwerking van het saldo mee- en tegenvallers binnen het realisatieprogramma.

Toezegging Zandhonger Oosterschelde

Op basis van toezegging van de Minister van IenM in het BO MIRT wordt vanuit 2020 € 6,3 miljoen gefinancierd voor de Zandhonger Oosterschelde (project Roggenplaat).

Omzetting kerntaken

Uit analyse van Rijkswaterstaat is gebleken dat een beperkte bijstelling nodig is in de verdeling van taken die nu door de markt worden uitgevoerd en taken die door RWS met eigen personeel worden uitgevoerd. De complexiteit van aanleg- en onderhoudsprojecten neemt steeds verder toe. Dit komt onder meer door een meer integrale gebiedsontwikkeling, toename van de ICT-toepassingen in de infrastructuur en een groeiende renovatieopgave. De vraag naar specifieke kennis en ervaring op deze terreinen neemt de komende jaren verder toe. Zonder ingrijpen leidt dit tot een groeiende behoefte aan relatief dure inhuurcontracten en een te grote afhankelijkheid van de markt. Om haar rol als deskundig opdrachtgever richting de bouwbedrijven te kunnen blijven spelen, en bovenstaande ontwikkelingen het hoofd te bieden, wil RWS meer deskundig eigen personeel in dienst nemen. Het gaat dan om extra capaciteit ten behoeve van techniek, inkoop, projectbeheersing en inspecties ten behoeve van instandhoudingsadviezen van RWS objecten. Hiervoor wordt er budget overgeheveld vanuit de investeringsruimte (5.03) naar artikelonderdeel apparaatskosten RWS (5.01).

WTI

Eind 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Deltabeslissingen, waaronder de nieuwe normering. Deze nieuwe normering moet in de komende jaren worden geïmplementeerd. Dit betreft met name het opstellen van het wettelijk toetsinstrumentarium/WTI ten behoeve van de vierde toetsronde in 2017 en de vijfde toetsronde in 2023 en de implementatie van de nieuwe normering (risico benadering). Deze mutatie is sterk gerelateerd aan de mutatie «Nieuwe normering en motie Spaargaren».

Voor meer informatie zie http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/water-en-veiligheid/ controleren-en-verbeteren-waterveiligheid.

6

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

A27 Houten-Hooipolder: Beleidslijn Grote Rivieren

Conform de Beleidslijn Grote Rivieren (BGR) worden twee bruggen op het traject A27 Houten-Hooipolder aangepast. Hierdoor is het taakstellend budget met € 20 miljoen verhoogd, waarvan € 16 miljoen is toegevoegd vanuit de Investeringsruimte Hoofdwegennet en € 4 miljoen is toegevoegd vanuit het Deltafonds.

Basis ICT

De beschikbaarheid van het IV-areaal, waaronder het landelijke IV netwerk is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening («IV» staat voor «informatievoorziening»). Het IV-landschap is verouderd, een situatie die zich bij meerdere grote uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid voordoet. Dit betreft een bijdrage ten behoeve van onder meer de vervanging van verouderde netwerkcomponenten.

Bijdrage Deltaprogramma MIRT Waterveiligheid

Vanuit de programmabegroting HXII wordt een bijdrage geleverd aan het Deltaprogramma MIRT Waterveiligheid, voor het uitvoeren van de systeemstudie IJsselmeer.

Eenvoudig Beter

Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 16 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 16 miljoen af.

GDI

De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.

Prijsbijstelling 2015

Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015 en het op prijspeil 2015 brengen van de projecten en programma’s.

Kasschuif Bodemsanering/DF

Op artikel 13.04 Ruimtegebruik bodem van Hoofdstuk XII worden de bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma bodem verantwoord. In het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015 zijn de afspraken over de decentralisatie van die middelen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2016–2020 vastgelegd. Bij ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op deze reeks ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid in 2016 hierdoor wordt bemoeilijkt, wordt de reeks door middel van een kasschuif aangepast. Deze kasschuif wordt gefaciliteerd door het Deltafonds.

Loonbijstelling 2015

Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.

Ramingsbijstelling

Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016–2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021–2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Het Deltafonds draagt in de periode tot en met 2020 in totaal € 150 miljoen aan deze kasschuif bij. Deze middelen vloeien terug in 2022.

Toelichting bij het extracomptabele overzicht voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extra-comptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Voor een nadere toelichting op de bekostigingssystematiek van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het voornoemde wetsvoorstel. Het extracomptabele overzicht is als volgt opgebouwd:

I. De ontvangsten en bijdragen van de waterschappen respectievelijk het Rijk.

  • 1. 
    De bijdrage van de waterschappen bestaat uit de volgende drie elementen.
  • a) 
    De jaarlijkse bijdragen van de waterschappen in de periode 2011–2013 aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma die voortvloeien uit de Spoedwet (€ 100 miljoen waarvan € 81 miljoen voor het HWBP en € 19 miljoen ter bestrijding van muskusratten).
  • b) 
    De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: totaal € 131 miljoen in 2014 en jaarlijks € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. De bijdragen van de waterschappen bestaan uit een projectgebonden aandeel voor het HWBP dat door de betreffende beheerder direct wordt betaald en een solidariteitsdeel dat via het Deltafonds wordt verevend. Het projectgebonden aandeel bedraagt 10% van de (bruto) begrote uitgaven voor waterschapsprojecten binnen het HWBP.
  • c) 
    Incidentele ontvangsten bijvoorbeeld in het kader van de eindafrekening van projecten.
  • 2. 
    De bijdrage van het Rijk bestaat uit de volgende drie elementen:
  • a) 
    De bijdrage van het Rijk zoals vastgelegd in de bijlage van het Bestuursakkoord Water (nadere toelichting op het onderdeel «Financiering van een beheersbaar programma voor de waterkeringen» van het Bestuursakkoord Water), uitgaande van het toen beschikbare budget binnen de Rijksbegroting voor het Hoogwater-schermingsprogramma.
  • b) 
    De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: € 131 miljoen in 2014 en € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën.
  • c) 
    De bijdrage van het Rijk aan de maatregelen voor Rijkskeringen.

II. De uitgaven voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

De uitgaven ten behoeve van hoogwaterbeschermingsmaatregelen bestaan uit:

  • a) 
    Waterschapsprojecten: de subsidies (100 respectievelijk 90% van de kosten van een sober en doelmatig ontwerp) voor versterkingen van primaire keringen in beheer van de waterschappen.
  • b) 
    Rijksprojecten: de kosten van versterkingen van primaire keringen in beheer van het Rijk. Deze uitgaven komen voor wat betreft het HWBP volledig ten laste van het Rijk.
  • c) 
    Programmabureau: de kosten van het programmabureau en innovaties waaronder de projectoverstijgende verkenningen.
  • d) 
    Het projectgebonden aandeel: wordt door de betreffende beheerder zelf direct betaald.
  • e) 
    De interne kosten hebben betrekking op de kosten van de inzet van Rijkswaterstaat-medewerkers binnen de programmabureau’s en maken voor de bekostigingssystematiek geen deel uit van de programmabudgetten. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling en zijn daarom afzonderlijk weergegeven.

De uitgaven die vallen onder a) en c) worden door Rijk en waterschappen voor ieder de helft bekostigd.

III. De kasschuiven die voortvloeien uit de verschillen tussen de geraamde en begrote uitgaven.

De ontvangsten van de waterschappen vormen een deel van de uitgaven voor het HWBP. Het andere deel wordt bekostigd door het Rijk. De uitgaven van het HWBP in de begroting wordt in een bepaald uitgaven-tempo geraamd. Deze kasplanning komt tot stand op basis van de planningen van de diverse projecten, ingediend door de waterschappen (en RWS). Indien de daadwerkelijke uitgaven afwijken van de geraamde uitgaven of planningen van projecten wijzigen worden de uitgavenbud-getten aangepast door middel van kasschuiven binnen de kaders van de IenM-begroting.

Bijlage 4. Instandhouding

In deze bijlage wordt, in aanvulling op eerdere bijlagen met betrekking tot het beheer en onderhoud en vervanging, een toelichting gegeven over de werking van de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vallen. In deze bijlage betreft dit - in tegenstelling tot de eerdere bijlagen in de begrotingen 2012/2015 - naast het Hoofdwatersysteem, het Hoofdwegennet en het Hoofdvaarwegennet, ook het Hoofdspoorwegnet. Allereerst wordt de instandhoudingsfilosofie geschetst. Vervolgens is een budgettair overzicht opgenomen waarna een aantal onderwerpen verder wordt uitgediept:

De implementatie van de versobering- en efficiency maatregelen bij

RWS.

De budgettaire druk bij BOV spoor.

De toekomstige vervangingsopgave voor de netwerken.

  • 1. 
    In stand houden Rijksinfrastructuur door goed beheer en onderhoud

De Nederlandse infrastructuurnetwerken behoren tot de beste én meest intensief gebruikte netwerken ter wereld. Een goede instandhouding van deze netwerken is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Om dit zo te houden borgen IenM en de uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail systematisch de instandhouding van de netwerken over de gehele levenscyclus.

Instandhouding

Onder instandhouding vallen alle activiteiten op het vlak van beheer en onderhoud en vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij Spoor wordt hiervoor de afkorting BOV gehanteerd. Bij de RWS netwerken wordt onderscheiden gemaakt tussen respectievelijk BenO en VenR. Tot het domein van het beheer behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsma-nagement, verkeersmanagement en watermanagement. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)le-vensduur van de infrastructuur te realiseren. Vervanging is het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object, terwijl renovatie zich erop richt de levensduur van het bestaande object te verlengen. Dit speelt vooral bij grotere kunstwerken (tunnels, sluizen). Het gaat expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.

Prestatiesturing

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren centraal. IenM stuurt voor alle modaliteiten op de prestaties van het netwerk. Het zijn immers deze prestaties die de gebruikers direct raken. Over de te leveren prestaties zoals ten aanzien van beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur worden afspraken gemaakt met RWS en ProRail. Met RWS wordt een Service Level Agreement met een looptijd van 4 jaar afgesproken. De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de 10-jarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. De prestaties zijn vastgelegd in prestatie-indicatoren. Deze leggen de verbinding tussen de sturing van en verantwoording over de gewenste prestaties. De besluitvorming over vervanging en renovatie bij RWS gebeurt per project (projectsturing), uiteraard met meewegen van de effecten op de netwerk- prestaties en met het oog op de daaruit voortvloeiende beheer- en onderhoudslasten.

Met de uitvoeringsorganisaties worden afspraken gemaakt over de gewenste prestaties en hiervoor worden de benodigde middelen beschikbaar gesteld. De uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail zijn verantwoordelijk voor de daarbij horende onderhoudsstrategie en het moment en de wijze van vervanging en renovatie. Hiertoe wordt door RWS en ProRail de programmering geoptimaliseerd in een afweging tussen prestatie en doelmatigheid. Dit is een afweging tussen de directe kosten van de verschillende manieren en momenten van onderhoud en de (maatschappelijke gevolgen door) invloed op de netwerkprestatie.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de afspraken die met RWS en ProRail gemaakt zijn over de te realiseren prestaties.

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Hoofdwegennet

Beschikbaarheid Technische beschikbaarheid van de weg                                       90,0%

Beschikbaarheid Files a.g.v. werken aan de weg                                                           10% Veiligheid Voldoen aan norm voor verhardingen (stroefheid en spoorvorming) en gladheidbestrijding                                        98%

Informatievoor- Beschikbaarheid data voor derden                                                     89%

ziening Actualiteit dat voor derden                                                                  95% Hoofdvaarwegennet

Beschikbaarheid Geplande stremmingen                                                                       0,8%

Beschikbaarheid Technische beschikbaarheid van de vaarweg                                  99%

Betrouwbaarheid Ongeplande stremmingen van de vaarweg                                    0,2%

Veiligheid Vaarwegmarkering op orde                                                                 95% Informatievoor- Melding stremmingen ziening                                                                                                                                          97% Hoofdwatersysteem

Beschikbaarheid Beschikbaarheid stormvloedkeringen                                             100%

Beschikbaarheid Beschikbaarheid: streefpeilen                                                             90%

Betrouwbaarheid Handhaving kustlijn                                                                               90%

Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid: informatievoorziening                                         95%

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Bodem- Streefwaarde waarde 2015                      2019

Hoofdspoorwegnet Algemeen

Algemeen

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid

Klantoordeel reizigersvervoerders Klantoordeel goederen-vervoerders

Punctualiteit < 3 min reizigers verkeer totaal

Reizigers-punctualiteit < 5 min HRN (gezamenlijke KPI met NS)

Punctualiteit regionale series (< 3 min)

Punctualiteit < 3 min HSL-producten en ICE Punctualiteit goederenverkeer Geleverde treinpaden Aandachts-trajecten (gezamenlijke KPI met NS) Aantal beïnvloedbare TAO’s (techniek en processen) Klanthinder door storingen infra

 

6

7

6

6

87,0%

90,0%

90,0%

92,3%

93,0%

94,0%

79,5%

82,0%

80,0%

82,0%

97,5%

98,2%

93,7%

95,6%

5.900

5.200

PM1

PM1

1 Sommige indicatoren worden nog doorontwikkeld om blijvend aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de sector.

Vanuit de gedachte van prestatiesturing is het in eerste instantie aan de uitvoeringsorganisaties te bezien of financiële afwijkingen kunnen worden opgevangen zonder negatieve consequenties voor de afgesproken prestatieniveaus, ook op de lange termijn. Mocht de uitvoeringsorganisatie tegenvallers niet binnen de prestatieafspraken op kunnen vangen, dan wordt dit gemeld en – indien noodzakelijk – betrokken bij de begrotingsvoorbereiding.

De instandhouding krijgt reeds bij de besluitvorming voor nieuwe aanleg aandacht door de onderhoudskosten over de hele levenscyclus in beeld te brengen (LCC) en derhalve niet alleen de kosten voor aanleg, maar ook de kosten voor onderhoud in de besluitvorming mee te wegen. Bij het projectbesluit wordt, naast het bedrag voor aanleg, ook een bedrag voor onderhoud op de begroting gereserveerd. IenM hanteert voor instandhouding een systeem van risico- en prestatiegestuurd beheer van het areaal (assetmanagement). De keuze van het juiste moment van ingrijpen bij het verrichten van onderhoud aan of het vervangen of renoveren van infrastructuur wordt bepaald met het oog op een doelmatige prestatie van het netwerk en met informatie uit een programma van risicogestuurde inspecties. Het moment van onderhoud of de renovatie kent een zekere marge, zodat het mogelijk is verschillende typen werkzaamheden te combineren. Daardoor kan de hinder beperkt blijven en worden kosten voor bijvoorbeeld afsluitingen beperkt.

Deze filosofie sluit aan bij het bredere kader, waarin keuzes tussen instandhouding en aanleg binnen de beschikbare budgettaire ruimte aan de orde zijn. Op deze manier blijft er ruimte om te prioriteren tussen onderdelen van instandhouding en nieuwe aanleg om maximaal doorstroming, veiligheid en duurzaamheid te bevorderen. Daarbij wordt rekening gehouden met de beschikbare capaciteit van de uitvoerders en de markt voor respectievelijk instandhouding en aanleg. Ook dat is een vorm van doelmatigheid, zij het in bredere zin.

Informatievoorziening

Het verbeteren van de informatie over en organisatie van de instandhouding is een continu proces. De komende jaren wordt verder gewerkt aan de versterking van de sturing en het bewerkstelligen van een sober, doelmatig en effectief beheer van de netwerken. Over de aard en de omvang van te verrichten en verrichte werkzaamheden wordt de Kamer apart geïnformeerd. Voor Hoofdwegennet wordt elk trimester de Publieksrapportage Rijkswegennet aangeboden (laatste rapportage: Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000 A, nr. 647). Voor Hoofdwatersystemen wordt jaarlijks de rapportage Water in Beeld gezonden (laatste rapportage Kamerstukken II, 2014–2015, 27 625, nr. 3388). Het beheerplan en het jaarverslag van ProRail wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden. Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij RWS en ProRail per verantwoording 2014.

 

Areaal Hoofdwatersysteem

 

Eenheid

 

Kustlijn

   

km

293

Stormvloedkeringen

   

aantal

5

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden

w.o.:

   

– Dijken, dammen en

duinen, primaire waterkeringen

km

201

– Niet primaire waterkeringen/duinen

 

km

596

– Uiterwaarden in beheer Rijk

 

ha

3.816

Binnenwateren

   

km2

3.047

Spui-, uitwateringssluiskolken

 

stuks

91

Gemaal

   

stuks

18

Kunstwerken t.b.v. natuur

 

stuks

30

Stuwcomplex

   

stuks

10

Hoogwaterkering

   

stuks

2

Waterreguleringswerken

 

stuks

70

Sifons / duikers / hevel

 

stuks

231

Areaal Hoofdwegen

   

Eenheid

 

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan Verbindingswegen

en op- en

km

5.801

 

afritten

 

km

1.587

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan Verbindingswegen

en op- en

km2

76

 

afritten

 

km2

13

Groen areaal

   

km2

201

Verkeerssignalering

       

op rijbanen

   

km

2.637

Verkeerscentrales

   

stuks

6

Spits- en plusstroken

   

km

336

Viaduct over RW

   

stuks

1.004

Viaduct in RW

   

stuks

1.798

Brug vast

   

stuks

699

Brug Beweegbaar

   

stuks

55

Tunnel

   

stuks

23

Aquaduct

   

stuks

12

7  d.d. 16 juni 2015.

8  d.d. 19 mei 2015.

Areaal Hoofdvaarwegen

Eenheid

Vaarwegen: waarvan binnenvaart waarvan zeevaart Schutsluiskolken Bruggen beweegbaar Bruggen vast Afmeervoorziening

 

km

6.975

km

3.462

km

3.513

stuks

131

stuks

119

stuks

197

stuks

9.057

Areaal Spoorwegen

Eenheid

 

Netlengte in

Totaal

exploitatie

Waarvan enkelsporig

 

Waarvan meersporig

 

Netlengte geëlektrificeerd

Totale spoorlengte

 

Wissels

 

Overwegen

Totaal

 

Waarvan beveiligd

Seinen

 

Stations

 

Bruggen

 

(beweegbaar)

 

Tunnels

 

km

3.057

km

950

km

2.107

km

2.167

km

7.030

stuks

7.151

stuks

2.612

stuks

1.595

stuks

11.944

stuks

403

stuks

56

stuks

15

  • 2. 
    Budgettaire aspecten

Onderstaand zijn integraal en per netwerk de budgetten tot en met 2028 gepresenteerd. Hiermee zijn de beschikbare budgetten voor Instandhouding in een overzicht samengebracht. In de tabel is te zien dat tot en met 2028 circa € 31 miljard beschikbaar is voor de Instandhouding van de netwerken. De tabel is uitgesplitst naar de budgetten voor het verkeers- en watermanagement, het beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Tot slot zijn ook de nog niet aan de uitvoeringsorganisaties toegewezen gereserveerde middelen voor BOV opgenomen. Dit zijn onder andere middelen voor nieuwe aanlegprojecten waarbij gelijktijdig bij de investeringsbeslissing een reservering voor BenO (RWS) tot en met 2028 (einde looptijd IF/DF) is getroffen. Voor spoorwegen is deze reservering nog binnen de aanlegprojecten PHS en OV SAAL opgenomen.

Ten aanzien van de noodzakelijke maatregelen voor instandhouding en de daaruit voortvloeiende budgetbehoefte geldt het volgende. Voor de maatregelen waarvan is afgewogen dat deze noodzakelijk zijn voor het te leveren prestatieniveau wordt meerjarig een budget gereserveerd dat adequaat is om het beoogde niveau van veiligheid, doorstroming en duurzaamheid te realiseren. Ten aanzien van de risico’s die zich kunnen voordoen wordt de volgende lijn gehanteerd.

Indien er sprake is van een grote waarschijnlijkheid van optreden, of van een ernstig gevolg voor het gewenste prestatieniveau veiligheid en doorstroming bij optreden, worden deze risico’s in besluitvorming gebracht en bij noodzaak afgedekt met een budgetreservering, zoals dit onder meer is gedaan voor vervangingen en renovaties. Op het moment dat een dergelijk risico voldoende uitgehard is, wordt de reservering toegevoegd aan het instandhoudingsbudget, een voorbeeld hiervan is hoe is omgegaan met de areaalgroei, die is ontstaan als gevolg van de projecten die de afgelopen jaren zijn opgeleverd. Dit betekent dat niet alle risico’s die worden onderkend op voorhand volledig financieel worden afgedekt. Dit wordt mede gedaan om ervoor te zorgen dat er prikkels blijven om slimme, vernieuwende maatregelen toe te passen in het beheer en onderhoud die de doelmatigheid ten goede komen.

Door verschillen in aansturing en organisatie tussen ProRail en Rijkswaterstaat is een vergelijking tussen de budgetten voor BOV van Spoor met de RWS-netwerken (Wegen, Vaarwegen en Water) niet altijd te maken: Ë De budgetten Verkeersmanagement zijn bij ProRail onderdeel van de reguliere BOV-budgetten. Ë De apparaatskosten van ProRail (exclusief de apparaatskosten van aanlegprojecten) maken onderdeel uit van de BOV reeksen. Voor een goede vergelijking met de cijfers van Rijkswaterstaat zijn ze in de tabel niet meegenomen. Hierdoor wijken de bedragen af van die in artikel 13 van de begroting van het Infrastructuurfonds. Ë De budgetten voor Ven R bij Proail en bij RWS zijn niet geheel te vergelijken. Doordat ProRail een BV is worden vervangingen en renovaties op de balans geactiveerd. Daardoor vallen er een aantal zaken onder Vervanging en Renovatie, waar bij RWS als agentschap binnen de overheid vergelijkbare zaken daar niet onder vallen.

Ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2015 heeft een aantal mutaties plaatsgevonden bij ontwerpbegroting 2016. Deze worden nader toegelicht in de verdiepingsbijlage van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

2a. Versobering en efficiency Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem.

In bijlage 4.2 van de Infrastructuurbegroting 2012 heb ik u geïnformeerd over de niet gedekte onderhoudsproblematiek tot en met 2020 en over de mix van maatregelen om deze problematiek te beheersen.

Een van de maatregelen betreft een pakket aan efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. De afspraken over deze te realiseren maatregelen zijn opgenomen in het Programma Versobering en Efficiency. De versoberingen en efficiencymaatregelen worden stapsgewijs geïmplementeerd, omdat dit de mogelijkheid biedt om binnen het afgesproken budgettaire kader door een verstandige mix van maatregelen passend bij de lokale situatie optimalisaties aan te brengen. Hierdoor kunnen eventuele negatieve gevolgen voor doorstroming en veiligheid worden beperkt.

In bijlage 5 van de Infrastructuurbegroting 2013 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingmaatregelen van € 1,64 miljard naar netwerk gepresenteerd. Hiervan is tot en met 2014 reeds € 510 miljoen gerealiseerd. In die bijlage is tevens een eerste inschatting opgenomen van effecten op veiligheid en doorstroming.

In bijlage 4 van de Infrastructuurbegroting 2015 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingsmaatregelen a € 1,64 miljard naar netwerk uitgesplitst en de prognose bijgesteld. In deze bijlage is de verwachte bandbreedte op basis van de verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen in beeld gebracht. Verder wordt ingegaan op de meest actuele opgetreden effecten met betrekking tot veiligheid en doorstroming en de verwerking van de gewijzigde invulling van de post bijzondere baten. Wanneer het totaalpakket aan maatregelen bij de onderkant van de bandbreedte dreigt uit te komen, zal worden bijgestuurd door nieuwe maatregelen te treffen. Op basis van het huidige beeld is de inschatting dat het realiseren van het totale pakket van € 1,64 miljard aan versobering- en efficiencymaatregelen mogelijk is.

Netwerk Maatregel

 

Initiële

Prognose

Bedrag in

realisatie

mln. t/m

bedragen in

2020

mln t/m

 

2020

30

30

40

35

50

45-50

35

30-35

75

75-80

165

150

10

10

35

40

10

10

45

55

HWN HWN HWN HWN HWN

HWN

HVWN

HVWN

HVWN

HVWN

Verminderen communicatie bij onderhoud

Versoberen bermbeheer

Onderhoud kunstwerken uiterste jaar

Versoberen verlichting

Verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag werken met minder flankerende maatregelen

Versoberen DVM

Minder maaien taluds

Minder baggeren hoeken zeetoegangen

Verminderen (wal)voorzieningen schippers

Minder baggeren vaarwegen

 
 

Subtotaal versoberingen

495

480-490

Alle

Efficiencymaatregelen

800

815 - 820

 

Subtotaal efficiencymaatregelen

 

815-820

Alle        Besparing Landelijke Taken

Alle        Bijzondere baten tbv B&O

HVWN   Opbrengsten HVWN

HWS      Heffen Leges

HWN      Verhoging BenO budget

 

200

200

100

30

-

30

-

20

45

45

Subtotaal overige maatregelen

345

325

Totaal

1.640 1.620-1.640

Effecten

De negatieve effecten van de maatregelen op de doorstroming, de verkeersveiligheid en de publiekswaardering zijn klein tot nihil.

Bijzondere baten

In het overzicht is de in de begroting 2015 aangekondigde maatregelenmix opgenomen om de achterlopende realisatie op de bijzonder baten op te vangen.

2b. De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging ProRail

In de begroting 2015 is gemeld dat de financiële reeksen van ProRail voor beheer, onderhoud en vervanging onderzocht zullen worden in het licht van de door ProRail gesignaleerde druk op de meerjarige budgetten. Oorzaken van deze budgetspanning waren indexatieverschillen (tussen de indexatie waarmee ProRail werkt en de door IenM uitgekeerde prijsbijstelling) en een lagere opbrengst van de gebruiksvergoeding. Het laatste is een gevolg van de bijstelling van de vervoersprognoses en van het feit dat een deel van de door ProRail gerealiseerde kostenbesparingen «weglekt» via de gebruiksvergoeding, omdat daarin minder kosten kunnen worden doorberekend.

Het onderzoek naar de meerjarenreeksen van ProRail voor beheer, onderhoud en vervanging van het spoor is door een onafhankelijke partij uitgevoerd en wijst uit dat de reeksen van ProRail in grote lijnen op orde zijn, passend zijn bij de geplande productie en rekening houden met goedgekeurde areaaluitbreidingen en de opgelegde taakstellingen. Wel dient een, beperkte, neerwaartse correctie van de meerjarenreeksen van ProRail plaats te vinden ten gevolge van dubbeltellingen, reserveringen en foutmarges. Ook blijkt dat er geen sprake is van achterstallig onderhoud aan het spoor op basis van de in het onderzoek gehanteerde definitie, dat wil zeggen dat de assets voldoen aan de minimum veiligheidsnorm, gegeven het gevraagde gebruik.

De spanning tussen de middelen voor BOV op het Infrastructuurfonds en de meerjarenreeksen van ProRail volgens de subsidieaanvraag 2015 van november 2014 bedraagt na doorvoering van de correcties ad € 317 miljoen uit het onderzoek € 475 miljoen voor de periode 2018–2028. Hierbij is rekening gehouden met de nog door te voeren mutaties in de begroting 2017 in verband met de nu nog aangehouden prijsbijstelling 2014 ad € 226 miljoen en een herverdeling van de taakstelling apparaat tussen BOV en aanleg ad € 276 miljoen10. Er is in de € 475 miljoen nog geen rekening gehouden met eventuele mutaties in de meerjarenreeksen bij de subsidieaanvraag 2016 van ProRail welke in november 2015 wordt ingediend (zoals prijsbijstelling 2015 en scopewijzigingen). In de investeringsruimte op het Infrastructuurfonds is voor de prijsbijstelling 2015 BOV een bedrag van € 65 miljoen gereserveerd.

Gezien de zeer beperkte budgettaire ruimte zullen voor het oplossen van dit spanning kostenbesparende maatregelen worden ingezet. In het onderzoek zijn hiertoe elf maatregelen geïdentificeerd. Deze maatregelen kunnen flinke kostenbesparingen opleveren, maar ook gevolgen hebben voor de prestaties op het spoor. Er zijn namelijk slechts in beperkte mate quick wins beschikbaar, gezien het feit dat ProRail inmiddels verschillende taakstellingen heeft verwerkt en de kosten al met zo’n 15–20% heeft teruggebracht. De geïdentificeerde maatregelen betreffen: – Het terugbrengen van de kosten voor onderhoud (verkennen van de mogelijkheid tot meer werkzaamheden overdag, langere treinvrije periodes en het verder reduceren van netwerkcomplexiteit). – Het beperken van slijtage van de infrastructuur door het materieel (verkennen van de mogelijkheid tot het beperken van de maximale aslast, stimuleren van spoorvriendelijk materieel, en hiertoe ook een prikkel inbouwen in de gebruiksvergoeding). – Het anders gebruiken van de infrastructuur (verkennen van de mogelijkheid om lijnen uit de hoofdspoorweginfrastructuur te halen, goederen- en personenvervoer te splitsen en eisen te versoberen (bijvoorbeeld aan stations)). – Het verder verhogen van de effectiviteit bij ProRail (meer lifecycle optimaal werken, stimuleren nieuwe leveranciers van materialen).

De mogelijke invulling van de maatregelen en hun effecten worden de komende tijd nader geanalyseerd en met de diverse belanghebbenden besproken. Het definitieve besluit tot het inzetten van de maatregelen volgt in de begroting 2017.

10 Een deel van de apparaattaakstelling van ProRail (€ 276 miljoen) moet nog worden ingeboekt op aanleg. Deze was geheel verwerkt op de reeksen voor beheer, onderhoud en vervanging, maar hoort ook neer te slaan op de personele kosten voor aanlegprojecten. Door de overheveling ontstaat geen spanning op aanleg, omdat dit wordt gecorrigeerd door een lagere doorbelasting van apparaatskosten bij aanlegprojecten door ProRail.

  • 3. 
    Opgave Vervanging en renovatie

Bij einde van de (technische) levensduur van infrastructurele objecten wordt overgegaan tot vervanging of renovatie van deze objecten. De keuze voor vervanging dan wel renovatie is mede gebaseerd op de kosten over de resterende dan wel nieuwe levenscyclus. Zo is voor grote bruggen, tunnels en sluizen renovatie vaak een goedkoper alternatief rekening houdend met de levenscyclus, dan het geheel nieuw bouwen van eenzelfde object.

Toekomstige vervangingen hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Zoals in de Kamerbrief 12 juni 2014 en in de bijlage bij de begroting 2015 is toegezegd, is door RWS de vervangingsbehoefte voor de periode tot 2050 in kaart gebracht. Daarbij wordt in 3 stappen van grof naar fijn gewerkt.

Stap 1 Beginpunt van de inventarisatie is het stichtingsjaar van de infrastructurele objecten die bij aanleg werd gehanteerd. Dit leidt tot een kaartbeeld zoals in onderstaande figuren:

Bron: DISK mei 2014

Deze inventarisatie geeft rekening houdend met de ontwerplevensduur van de objecten een eerste beeld van in wel decennium vervanging naar verwachting aan de orde zal zijn. Voor een globale budgetreservering is dit voldoende.

In de tabel hiervoor is in deze begroting de eerdere budgetreservering voor vervanging en renovatie op het hoofdvaarwegennet en het hoofdwegennet over beide netten verdeeld. Van deze reservering van € 3,1 miljard wordt € 2,6 miljard toebedeeld aan het hoofdwegennet en € 0,5 miljard aan het hoofdvaarwegennet.

Met de huidige inzichten is de verwachting voor de periode tot en met 2028 dat de tot nu toe gereserveerde middelen voor de RWS-netwerken toereikend zullen zijn. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat de levensduur en de daarmee samenhangende vervangings- of renovatiekosten van industriële automatisering en een aantal objectcategorieën (DVM, damwandoevers, delen van de stormvloedkeringen) nog onvoldoende in beeld zijn. Deze zijn dus nog onvolledig in de berekeningen verwerkt. Aan de verbetering daarvan wordt de komende periode gewerkt. Bij de volgende actualisatie van de vervangingsopgave voor de begroting 2018 zal dit worden verwerkt.

Op basis van de huidige inzichten is in de periode 2031–2050 een gemiddeld bedrag benodigd van ruim een half miljard euro per jaar. Onderstaand is de verwachting voor de gemiddelde kosten per jaar voor vervanging en renovatie per netwerk weergegeven, gebaseerd op de stichtingsjaren van de objecten:

 

Netwerk

Verwachte gemiddelde kosten

per

jaar

€ mln.

2031-2040

 

2041-2050

Hoofdwegennet

Hoofdvaarwegennet

Hoofdwatersysteem

260

280

10

 

330

200

10

Totaal

550 + pm

 

540 +pm

Hierbij dient overigens opgemerkt te worden dat er een grote mate van verwevenheid bestaat tussen objecten op het hoofdvaarwegennet en in het hoofdwatersysteem. Wanneer in de komende decennia nader wordt ingezoomd op de functies van deze objecten voor deze twee netwerken kan de verdeling tussen de beide netten nog wijzingen. Voor het hoofdwatersysteem zijn daarnaast, zoals gemeld, de vijf (grote) stormvloedkeringen niet meegenomen. Deze zijn nog niet meegenomen omdat de ontwerplevensduur in deze periode nog niet wordt bereikt. Waarschijnlijk zal op onderdelen wel sprake zijn van einde levensduur, waardoor renovatie/gedeeltelijk vervanging nodig is. De hiermee gemoeide kosten en termijn zijn op dit moment echter nog onvoldoende uitgehard.

Stap 2 De ontwerplevensduur is echter een verwachting en geen exacte maatstaf voor het moment waarop vervanging of renovatie aan de orde zal zijn. Daarvoor is meer gedetailleerd inzicht in de toestand van de objecten noodzakelijk. Dit inzicht wordt verkregen door het verrichten van inspecties. Deze instandhoudingsinspecties, waarbij inspectie aan de kunstwerken gecombineerd wordt met deskresearch van het ontwerp en eventuele aanpassingen daarin geven een verfijnder beeld van de te verwachten restlevensduur. Deze instandhoudingsinspecties worden door RWS in een zesjaarlijkse cyclus uitgevoerd. Daarbij worden eventueel aanvullende (sterkte)berekeningen en nadere onderzoeken gedaan die gebaseerd zijn op de meest recente richtlijnen voor bestaande Infrastructuur. Voor de meeste objecten is de verwachte einde levensduur vanaf een jaar of 10 tot 15 vooraf nauwkeuriger te voorspellen.

Vanaf het moment dat einde levensduur zich aankondigt worden er aanvullende inspecties en intensievere monitoring op deze objecten uitgevoerd om tijdig in te kunnen grijpen indien de verslechtering sneller gaat dan mocht worden verwacht. Hetzelfde geldt voor objecten met afwijken schade- of risicopatronen, zoals bruggen met stalen rijdekken.

Stap 3 Als de verwachte restlevensduur nog 5 tot 8 jaar bedraagt wordt de daadwerkelijke vervanging of renovatie voorbereid. Een dergelijke periode is mede nodig om de werkzaamheden af te stemmen op andere aanleg- en onderhoudswerkzaamheden teneinde de verkeersafwikkeling zo min mogelijk te belemmeren. Daarbij wordt dan ook overwogen of het instellen van een gebruiksbeperking een optie is om daadwerkelijke vervanging of renovatie uit te stellen.

In de meerjarige budgetreeksen zoals die in deze bijlage zijn opgenomen in paragraaf 2 is de budgetbehoefte die resulteert uit deze werkwijze verwerkt. De Vervangingen Renovatie projecten die in uitvoering zijn genomen, zijn in het MIRT vermeld.

Op grond van de ervaringen met Vervangingen en Renovatie (VenR) tot nu toe constateert Rijkswaterstaat dat met VenR op deze schaal, wat een relatief nieuw fenomeen is, nog meer ervaring moet worden opgedaan. Het komende jaar zal meer aandacht worden gegeven aan de kwaliteit van voorbereiding (techniek, omgeving, kwaliteitsborging) en de organisatie.

Dat betekent dat er tussen het identificeren van aan te pakken objecten en de opdrachtverlening een meer gedetailleerde scope zal worden bepaald, waarbij ook de risico’s in kaart worden gebracht en meegenomen worden inde kostenraming. Door deze tussenstap zal de kwaliteit van scope en raming verbeteren. Zodra de uitvoeringsscope van projecten voldoende is uitgekristalliseerd, zullen zij met het bijbehorende budgettaire beslag in het MIRT worden opgenomen. Het project VervangingsOpgave Natte Kunstwerken (VONK) levert daarbij een werkwijze die helpt om ook de gebiedsopgaven die hierbij een rol spelen in kaart te brengen.

Toekomstige vervangingen spoor

De vervangingsinvesteringen in de periode tot en met 2028 maken onderdeel uit van de BOV-reeksen in de begroting, gemiddeld € 465 miljoen per jaar, inclusief ca. € 120 miljoen per jaar voor vervangen treinbeveiliging vanaf 2019 (niet zijnde de ERTMS-corridors). Voor de periode na 2028 is een forse verhoging van de vervangingskosten te verwachten omdat het einde van de levensduur van een groot aantal kunstwerken zal zijn bereikt. Daarnaast zullen vanaf die periode de bovenleidingportalen (in totaal 100.000 stuks) worden vervangen. In de komende jaren zal de financieringsbehoefte voor de periode na 2028 in kaart worden gebracht.

Bijlage 5. Lijst van afkortingen

BenO                  Beheer en Onderhoud

BGR                    Beleidslijn Grote Rivieren

BO MIRT             Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

BPRW                 Beheersplan voor de Rijkswateren

DBFM                 Design, Build, Finance and Maintain

DF                       Deltafonds

DP                       Deltaprogramma

EHS                     Ecologische Hoofdstructuur

EZ                       Ministerie van Economische Zaken

GDI                     Generieke Digitale Infrastructuur

HWBP                 Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWBP-2              Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

IenM                   Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF                         Infrastructuurfonds

KRW                   Kaderrichtlijn Water

LCC                     Life Cycle Costing

LRT3                   Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen

MKS                    Missiekritieke systemen

MIRT                   Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NURG                 Nadere Uitwerking Rivierengebied

OB                       Ontwerpbegroting

OV SAAL            Openbaar Vervoer Schiphol Amsterdam Almere Lelystad

PIP                      Principaal Inpassingsplan

PHS                     Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PKB                     Planologische Kernbeslissing

PPS                     Publiek-private samenwerking

RWS                    Rijkswaterstaat

TBES                   Toekomstbestendig Ecologisch Systeem

TTC                     Tidal Test Centre

VGR                    Voortgangsrapportage

WB21                  Waterbeleid voor de 21e eeuw

WTI                     Wettelijk Toetsinstrument


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.