Sorry-democratie

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op vrijdag 26 juni 2015, 9:56.

Staatssecretaris Van Rijn mag van een meerderheid van de Tweede Kamer blijven zitten als eerst verantwoordelijke voor de uitbetaling van de PGB-gelden. Zoals bekend is tegenwoordig de SVB de uitvoerder van de geldverstrekking in het kader van het PGB. Ondanks alle waarschuwingen dat de SVB niet klaar was om deze taak per 1 januari jl op zich te nemen, zette de staatssecretaris toch door. Het werd een echec. Meerdere malen informeerde hij de Kamer verkeerd, en nu, in juli, zijn de problemen nog steeds niet opgelost.

Lord Carrington trad ooit af omdat hij als minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk niet op de hoogte was van de plannen van de Argentijnse regering om de Falklandeilanden aan te vallen. De inlichtingendienst had duidelijk gefaald. De Engelsen werden volledig verrast door de aanval. Carrington trok zijn conclusies en trad af. De Carrington-doctrine was geboren.

Ministers zijn altijd verantwoordelijk: zowel wanneer ze iets niet weten, en daardoor verkeerd handelen, als ook wanneer ze iets wel weten en niet goed handelen op basis van die kennis.

In ons land kennen we sinds Paars de Sorry-democratie: Falende bewindslieden komen naar de Kamer, zeggen ‘Sorry’, en Kamer en kabinet gaan over tot de orde van de dag.

In het normale intermenselijke verkeer is het aanbieden en aanvaarden van excuses de normaalste zaak van de wereld. Maar dat normale intermenselijke verkeer is niet te vergelijken met het verkeer tussen Kamer en kabinet. De Kamer, de volksvertegenwoordiging, is immers controleur van de regering en dient er op te kunnen vertrouwen dat de informatie van het kabinet aan de Kamer correct is en dat bewindslieden het juiste doen. Het gaat niet om de persoon, het gaat om de bewíndspersoon; het gaat om het ambt en de geloofwaardigheid van de regering. Daarom had Van Rijn moeten opstappen of moeten worden weggestuurd.