Ondersteuning voor scholen bij radicaliserende leerling

Met dank overgenomen van M. (Jet) Bussemaker i, gepubliceerd op dinsdag 17 maart 2015, 22:32.

De afgelopen tijd heb ik met veel leraren en leerlingen het gesprek over radicalisering gevoerd. Een moeilijk onderwerp; het vraagt veel van leraren om op een goede manier het gesprek aan te gaan.

Ik heb deze week daarom maatregelen aangekondigd om leraren te ondersteunen, zoals een speciale training om radicaliserende leerlingen in de klas te herkennen, het intensiveren van burgerschapsonderwijs in het MBO en een speciale ‘hotline’ waar leraren terecht kunnen met vragen.

De afgelopen tijd heb ik ook met enige regelmaat met 'lerares van het jaar 2010' Trudy Coenen gesproken. Al vele jaren is zij werkzaam op een school met tientallen nationaliteiten. Zij vertelde dat ze vlak na de aanslagen in Parijs, voor het eerst in haar carrière, de handdoek in de ring wilde gooien. Ze was geschrokken van de vaak rauwe reacties van haar leerlingen, variërend van complottheorieën tot bagatelliseren van de gebeurtenissen.

Na een paar dagen besefte ze dat haar leerlingen nog kinderen zijn, die kennelijk het gevoel hadden dat ze zich moesten verdedigen, en dat zij juist nú moest doorpakken om de dialoog op gang te brengen.

Ik snap haar worsteling. We moeten ervoor oppassen dat we het probleem bij de leraren alleen neerleggen. Maar docenten moeten ook niet wegkijken maar blijven praten, óók als dat lastige gesprekken zijn. Vanuit mijn verantwoordelijkheid als minister van Onderwijs probeer ik leraren daar zo goed mogelijk in te ondersteunen. Dat vraagt om maatwerk want elke school of leraar heeft behoefte aan een ander type ondersteuning. Ik heb deze week dan ook verdere maatregelen aangekondigd om leraren te ondersteunen, zoals een speciale training om radicaliserende leerlingen in de klas te herkennen, het intensiveren van burgerschapsonderwijs in het MBO en een speciale ‘hotline’ waar leraren terecht kunnen met vragen.

Vandaag ben ik in Parijs om met mijn Europese collega-ministers over onze ervaringen te spreken, goede voorbeelden uit te wisselen en om van elkaar te leren. Zo heb ik het belang benadrukt van rolmodellen in de klas. Mensen die uit eigen ervaring kunnen putten. Want dan komt het pas echt binnen. Ook rolmodellen en opiniemakers uit de moslimgemeenschap kunnen een grote rol spelen om het gesprek binnen en buiten de klas te steunen en jongeren met gezag aan te spreken. Denk aan ouders en aan hulpverleners, maar ook aan kunstenaars, wetenschappers en geestelijk leiders die de traditie, het geloof en cultuur van binnenuit kennen en ook vertrouwd zijn met westerse waarden. Een moeder die vertelt over haar zoon die is omgekomen in Syrië of een jongere die zelf dreigde te radicaliseren. Of iemand als Ahmed Aboutaleb, die bruggen kan slaan en jongeren kan aanspreken niet met hun rug naar de samenleving te gaan staan. Cruciale mensen in het maatwerk om op school het moeilijke gesprek aan te gaan.

Ik zie het als mijn opdracht docenten te ondersteunen dat gesprek aan te gaan, zodat we zoveel mogelijk jongeren een kans geven zich te ontwikkelen als betrokken en kritische burgers.