Besluit 2014/335 - Stelsel van eigen middelen van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.

Stand van zaken

Dit besluit is op 7 juni 2014 gepubliceerd en is op 1 januari 2014 in werking getreden.

2.

Kerngegevens

officiële titel

2014/335/EU, Euratom: Besluit van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

officiële Engelstalige titel

2014/335/EU, Euratom: Council Decision of 26 May 2014 on the system of own resources of the European Union
 
Rechtsinstrument Besluit
Wetgevingsnummer Besluit 2014/335
Origineel voorstel COM(2011)739 NLEN
Celex-nummer i 32014D0335

3.

Key dates

Document 26-05-2014
Bekendmaking in Publicatieblad 07-06-2014; PB L 168 p. 105-111
Inwerkingtreding 01-01-2014; Toepassing zie art 11
01-10-2016; in werking zie art 11
Einde geldigheid 31-12-9999; gedeeltelijk einde van de geldigheid zie 32020D2053 art. 11.1
Kennisgeving 26-09-2016

4.

Wettekst

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 168/105

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 mei 2014

betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

(2014/335/EU, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 311, derde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het stelsel van eigen middelen van de Unie moet de zekerheid bieden dat de middelen toereikend zijn voor een geordende ontwikkeling van het beleid van de Unie, zonder dat daarbij de noodzaak van een strakke begrotingsdiscipline uit het oog wordt verloren. De ontwikkeling van het stelsel van eigen middelen kan en moet tevens bijdragen tot intensievere inspanningen met het oog op begrotingsconsolidatie in de lidstaten en in zo groot mogelijke mate bijdragen tot de ontwikkeling van beleidsinitiatieven van de Unie.

 

(2)

Dit besluit moet pas in werking treden na door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd; de nationale soevereiniteit wordt hierbij derhalve ten volle in acht genomen.

 

(3)

De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft onder andere geconcludeerd dat de algemene doelstellingen van eenvoudigheid, transparantie en billijkheid als leidraad voor de eigenmiddelenregelingen moeten dienen. Deze regelingen moeten er derhalve voor zorgen, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Fontainebleau van 1984, dat geen enkele lidstaat een begrotingslast draagt die buitensporig is in vergelijking met zijn relatieve welvaart. Er moeten dus bepalingen voor specifieke lidstaten worden opgenomen.

 

(4)

De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat Duitsland, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 een lager afdrachtpercentage moeten genieten voor de eigenmiddelenbron op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). Hij heeft tevens besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage moeten genieten, alsook dat Oostenrijk uitsluitend voor de periode 2014-2016 een brutovermindering van zijn jaarlijkse bni-bijdrage geniet. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat het bestaande correctiemechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk van toepassing moet blijven.

 

(5)

De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat er aan het systeem voor de inning van de traditionele eigen middelen niets moet veranderen. Met ingang van 1 januari 2014 moeten de lidstaten evenwel 20 % van de door hen geïnde bedragen als inningskosten inhouden.

 

(6)

Om te zorgen voor een strakke begrotingsdiscipline en gelet op de Mededeling van de Commissie van 16 april 2010 betreffende de aanpassing van het maximumbedrag van de eigen middelen en van het maximum van de kredieten voor vastleggingen naar aanleiding van het besluit om de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in de berekening van de eigen middelen op te nemen, moet het maximumbedrag van de eigen middelen gelijk zijn aan 1,23 % van de som van de bni's van de lidstaten tegen marktprijzen voor betalingskredieten en moet het maximum van 1,29 % van de som van de bni's van de lidstaten worden vastgesteld voor vastleggingskredieten. Deze maximumbedragen zijn gebaseerd op het Europees rekeningenstelsel 1995 (ESR 95), inclusief de IGDFI, omdat de gegevens op basis van het Europees rekeningenstelsel dat is...


Lees meer

Deze wettekst is overgenomen van EUR-Lex.

5.

Origineel voorstel

 

6.

Bronnen en disclaimer

Zie voor uitgebreidere informatie eventueel ook de volgende voor dit dossier gebruikte bronnen:

Dit dossier wordt iedere nacht automatisch samengesteld op basis van bovenstaande dossiers. Hierbij is aan de technische programmering veel zorg besteed. Een garantie op de juistheid van de gebruikte bronnen en het samengestelde resultaat kan echter niet worden gegeven.

 

7.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de samenvatting van wetgeving, de juridische context, de Europese rechtsgrond, een overzicht van verwante dossiers en tot slot de betrokken zaken van het Europees Hof van Justitie.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

8.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.