Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt Voor de EER relevante tekst

1.

Tekst

20.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/72

 

RICHTLIJN 2014/26/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1, artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De richtlijnen van de Unie die op het gebied van auteursrechten en naburige rechten zijn vastgesteld, voorzien reeds in een hoge mate van bescherming voor rechthebbenden en daarmee een kader waarbinnen de exploitatie van de door deze rechten beschermde content kan plaatsvinden. Deze richtlijnen dragen bij aan de ontwikkeling en het in stand houden van creativiteit. In een interne markt waar de concurrentie niet wordt verstoord, bevordert de bescherming van innovatie en intellectueel scheppend werk, tevens investeringen in innovatieve diensten en producten.

 

(2)

De verspreiding van door het auteursrecht en de naburige rechten beschermde content, waaronder boeken, audiovisuele producties en muziekopnamen en de aanverwante diensten, vereist licentieverlening van rechten door verschillende houders van auteursrechten en naburige rechten, zoals auteurs, uitvoerenden, producenten en uitgevers. Het is gebruikelijk dat de rechthebbende kiest tussen individueel of collectief beheer van zijn rechten, tenzij de lidstaten anders bepalen, overeenkomstig het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten. Het beheer van auteursrechten en naburige rechten omvat de verlening van licenties aan gebruikers, de controle op gebruikers, het toezicht op het gebruik van rechten, de handhaving van auteursrechten en naburige rechten, de inning van inkomsten op grond van de exploitatie van rechten en de uitkering van de verschuldigde bedragen aan de rechthebbenden. Collectieve beheerorganisaties maken het mogelijk dat rechthebbenden worden vergoed voor vormen van gebruik die zij niet zelf zouden kunnen beheren of handhaven, bijvoorbeeld op niet-binnenlandse markten.

 

(3)

Artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) schrijft voor dat de Unie bij haar optreden de culturele diversiteit in aanmerking neemt en bijdraagt tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten, onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Collectieve beheerorganisaties spelen een belangrijke rol, en zij moeten deze rol blijven spelen, in de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, enerzijds doordat zij de markt toegankelijk maken voor kleine en minder populaire repertoires, anderzijds doordat zij sociale, culturele en educatieve diensten ten behoeve van hun rechthebbenden en van het publiek aanbieden. Dit moet ook in de toekomst zo blijven.

 

(4)

In de Unie gevestigde collectieve beheerorganisaties moeten de door de verdragen geboden vrijheden kunnen genieten wanneer zij rechthebbenden die in andere lidstaten verblijven of in andere lidstaten zijn gevestigd, vertegenwoordigen of licenties verlenen aan gebruikers die in andere lidstaten verblijven of gevestigd zijn.

 

(5)

Er bestaan belangrijke verschillen in de nationale regelgeving voor het functioneren van collectieve beheerorganisaties, in het bijzonder ten aanzien van hun transparantie en verantwoordingsplicht tegenover hun leden en rechthebbenden. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot moeilijkheden, met name voor niet-binnenlandse rechthebbenden, wanneer zij hun rechten willen uitoefenen en tot slecht financieel beheer van de geïnde inkomsten. Problemen met het functioneren van collectieve beheerorganisaties leiden tot ondoelmatigheden in de exploitatie van auteursrechten en naburige rechten op de interne markt ten nadele van de leden van collectieve beheerorganisaties, rechthebbenden en gebruikers.

 

(6)

De noodzaak om het functioneren van collectieve beheerorganisaties te verbeteren, is al aangeduid in Aanbeveling 2005/737/EG van de Commissie (3). In die aanbeveling is een aantal beginselen uiteengezet, zoals de vrijheid van rechthebbenden om hun collectieve beheerorganisaties te kiezen, de gelijke behandeling van categorieën rechthebbenden en de billijke verdeling van royalty’s. De collectieve beheerorganisaties werd aanbevolen gebruikers voorafgaand aan wederzijdse onderhandelingen voldoende informatie te verstrekken over tarieven en repertoire. Ook werden aanbevelingen gedaan over de verantwoordingsplicht, de vertegenwoordiging van rechthebbenden in besluitvormende organen van collectieve beheerorganisaties en de beslechting van geschillen. De aanbeveling is echter ongelijkmatig opgevolgd.

 

(7)

Met het oog op de handhaving van gelijkwaardige waarborgen in de gehele Unie vereist de bescherming van de belangen van de leden van collectieve beheerorganisaties, rechthebbenden en derden coördinatie van de wetten van de lidstaten betreffende auteursrechtenbeheer en multiterritoriale licentieverlening van onlinerechten inzake muziekwerken. Derhalve dient deze richtlijn artikel 50, lid 1, VWEU als rechtsgrondslag te hebben.

 

(8)

Deze richtlijn heeft tot doel de nationale regelgeving betreffende de toegang tot het beheer van auteursrechten en naburige rechten door collectieve beheerorganisaties, de manieren waarop zij bestuurd worden en hun toezichtkader te coördineren, en zij dient derhalve ook artikel 53, lid 1, VWEU als rechtsgrondslag te hebben. Aangezien dit een sector betreft die diensten verleent in de gehele Unie, dient deze richtlijn tevens artikel 62 VWEU als rechtsgrondslag te hebben.

 

(9)

Deze richtlijn heeft tot doel voorschriften voor collectieve beheerorganisaties vast te leggen teneinde strenge normen inzake bestuur, financieel beheer, transparantie en verslaglegging te waarborgen. Dit moet de lidstaten evenwel niet beletten voor de op hun grondgebied gevestigde collectieve beheerorganisaties strengere normen te handhaven of op te leggen dan die bepaald in titel II van deze richtlijn, mits deze strengere normen verenigbaar zijn met het recht van de Unie.

 

(10)

Niets in deze richtlijn staat eraan in de weg dat een lidstaat dezelfde of soortgelijke bepalingen toepast op buiten de Unie gevestigde collectieve beheerorganisaties die in die lidstaat actief zijn.

 

(11)

Niets in deze richtlijn staat eraan in de weg dat collectieve beheerorganisaties met andere collectieve beheerorganisaties vertegenwoordigingsovereenkomsten op het gebied van het rechtenbeheer sluiten — overeenkomstig de in artikelen 101 en 102 VWEU vervatte mededingingsregels — om de procedures voor het verlenen van licenties aan de gebruikers, mede met het oog op gezamenlijke facturering, onder gelijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden te vergemakkelijken, te verbeteren en te vereenvoudigen en ook multiterritoriale licenties aan te bieden op andere gebieden dan bedoeld in titel III van deze richtlijn.

 

(12)

Deze richtlijn is van toepassing op alle collectieve beheerorganisaties, met uitzondering van titel III die alleen van toepassing is op collectieve beheerorganisaties die op multiterritoriale basis auteursrechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik beheren, maar doet geen afbreuk aan regelingen betreffende rechtenbeheer in de lidstaten, zoals individueel beheer, het uitgebreide effect van een overeenkomst tussen een vertegenwoordigende collectieve beheerorganisatie en een gebruiker, d.w.z. uitgebreide collectieve licentieverlening, verplicht collectief beheer, wettelijk vermoeden van vertegenwoordiging en overdracht van rechten aan collectieve beheerorganisaties.

 

(13)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om bij wet- of regelgeving of een ander specifiek mechanisme daartoe de billijke compensatie voor de rechthebbenden voor beperkingen of restricties op het reproductierecht als bedoeld in Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), en de vergoeding voor de rechthebbenden voor afwijkingen van het uitsluitende openbare uitleenrecht als bedoeld in Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), te bepalen die op hun grondgebied van toepassing zijn alsook de voorwaarden voor de inning ervan.

 

(14)

Deze richtlijn verplicht collectieve beheerorganisaties echter niet een bepaalde rechtsvorm aan te nemen. In de praktijk zijn die organisaties in verschillende rechtsvormen actief, zoals verenigingen, coöperatieve vennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die onder zeggenschap staan of eigendom zijn van houders van auteursrechten en naburige rechten of entiteiten die dergelijke rechthebbenden vertegenwoordigen. In enkele uitzonderlijke gevallen is er vanwege de rechtsvorm van een collectieve beheerorganisatie echter geen sprake van eigendom of zeggenschap. Dit is bijvoorbeeld het geval met stichtingen, die geen leden hebben. De bepalingen van deze richtlijn gelden echter ook voor die organisaties. Evenzo dienen de lidstaten passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat via de keuze van een rechtsvorm de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen worden omzeild. Er dient te worden opgemerkt dat entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen en die lid zijn van collectieve beheerorganisaties, andere collectieve beheerorganisaties, verenigingen van rechthebbenden, vakverenigingen of andere organisaties kunnen zijn.

 

(15)

Rechthebbenden moeten vrij zijn om het beheer van hun rechten toe te vertrouwen aan onafhankelijke beheerentiteiten. Dergelijke onafhankelijke beheerentiteiten zijn commerciële entiteiten die verschillen van collectieve beheerorganisaties omdat zij onder meer geen eigendom zijn van of onder zeggenschap staan van rechthebbenden. Voor zover deze onafhankelijke beheerentiteiten dezelfde activiteiten verrichten als collectieve beheerorganisaties, moeten zij worden verplicht bepaalde informatie te verstrekken aan de rechthebbenden die zij vertegenwoordigen, andere collectieve beheerorganisaties, gebruikers en het publiek.

 

(16)

Producenten van audiovisuele media, platenproducenten en omroepen verlenen licenties voor hun eigen rechten, in bepaalde gevallen naast rechten die bijvoorbeeld door uitvoerenden aan hen zijn overgedragen, op basis van individueel gesloten overeenkomsten, en handelen in hun eigen belang. Boekuitgevers, muziekuitgevers of krantenuitgevers verlenen licenties voor rechten die aan hen zijn overgedragen op basis van individueel gesloten overeenkomsten en handelen in hun eigen belang. Daarom mogen producenten van audiovisuele media, platenproducenten, omroepen en uitgevers niet als „onafhankelijke beheerentiteiten” worden beschouwd. Verder mogen managers en agenten van auteurs en uitvoerenden die als tussenpersoon optreden en rechthebbenden in hun betrekkingen met collectieve beheerorganisaties vertegenwoordigen, niet als „onafhankelijke beheerentiteiten” worden beschouwd aangezien zij geen rechten beheren in die zin dat zij tarieven bepalen, licenties verlenen of geld innen bij de gebruikers.

 

(17)

Collectieve beheerorganisaties moeten vrij zijn om ervoor te kiezen bepaalde activiteiten, zoals de facturatie van gebruikers of de uitkering van de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen, te laten verrichten door dochterondernemingen of andere entiteiten die onder hun zeggenschap staan. In dergelijke gevallen moeten op de activiteiten van de dochterondernemingen of andere entiteiten de bepalingen van deze richtlijn worden toegepast die van toepassing zouden zijn indien de desbetreffende activiteit rechtstreeks door een collectieve beheerorganisatie werd uitgevoerd.

 

(18)

Om ervoor te zorgen dat houders van auteursrechten en naburige rechten volledig kunnen genieten van de interne markt wanneer hun rechten collectief worden beheerd en dat hun vrijheid om hun rechten uit te oefenen niet te zeer wordt beïnvloed, is het noodzakelijk dat wordt voorzien in de opname van passende waarborgen in de statuten van collectieve beheerorganisaties. Daarnaast mag een collectieve beheerorganisatie, wanneer deze haar beheerdiensten uitvoert, rechthebbenden niet direct of indirect discrimineren op grond van hun nationaliteit, verblijfplaats of vestigingsplaats.

 

(19)

De in het VWEU verankerde vrijheden om collectieve beheerdiensten met betrekking tot auteursrechten en naburige rechten te verlenen en te ontvangen, dienen mee te brengen dat een rechthebbende de vrijheid moet hebben om een collectieve beheerorganisatie te kiezen voor het beheer van zijn rechten, of deze rechten nu de rechten aangaande de mededeling aan het publiek of aangaande de reproductie betreffen, of categorieën van rechten die verband houden met exploitatievormen, zoals omroep, opvoering of reproductie voor onlinedistributie, mits de door de rechthebbende gekozen organisatie voor collectief beheer dergelijke rechten of rechtencategorieën al beheert.

De rechten, categorieën van rechten of soorten werk en andere materie die worden beheerd door de collectieve beheerorganisatie, moeten worden bepaald door de algemene vergadering van leden van die organisatie indien deze niet reeds in de statuten zijn bepaald of wettelijk zijn voorgeschreven. Het is van belang dat de rechten en categorieën van rechten zodanig worden bepaald dat een evenwicht wordt gehandhaafd tussen de vrijheid van de rechthebbenden om over hun werken en andere materie te beschikken, en het vermogen van de organisatie om de rechten doeltreffend te beheren, met name rekening houdend met de categorie van rechten die door de organisatie wordt beheerd en de creatieve sector waarin zij werkzaam is. Rekening houdend met dit evenwicht moeten de rechthebbenden de mogelijkheid hebben om die rechten of categorieën van rechten eenvoudig terug te trekken uit een collectieve beheerorganisatie en deze rechten individueel te beheren, of om het beheer ervan in het geheel of gedeeltelijk toe te vertrouwen of over te dragen aan een andere collectieve beheerorganisatie of een andere entiteit, ongeacht de lidstaat van nationaliteit, verblijf of vestiging van zowel de collectieve beheerorganisatie, de entiteit als de rechthebbende. Indien een lidstaat, overeenkomstig het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten, voorziet in verplicht collectief beheer van rechten, zou de keuze van de rechthebbenden beperkt zijn tot andere collectieve beheerorganisaties.

Collectieve beheerorganisaties die verschillende soorten werken en andere materie beheren, bijvoorbeeld literair werk, muziek en fotografie, dienen de rechthebbenden dezelfde flexibiliteit toe te staan ten aanzien van het beheer van verschillende soorten werken en andere materie. Wat niet-commercieel gebruik betreft, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat collectieve beheerorganisaties de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hun rechthebbenden het recht kunnen uitoefenen om voor dergelijk gebruik licenties te verlenen. Dergelijke maatregelen moeten onder meer een besluit van de collectieve beheerorganisatie over de aan de uitoefening van dat recht verbonden voorwaarden en het verstrekken van inlichtingen aan haar leden over die voorwaarden omvatten. Collectieve beheerorganisaties moeten de rechthebbenden informeren over hun keuzes en hen in staat stellen de met deze keuzes verbonden rechten zo vrijelijk mogelijk uit te oefenen. Rechthebbenden die de collectieve beheerorganisatie al toestemming hebben verleend, kunnen via de website van de organisatie worden geïnformeerd. De aan de machtiging verbonden verplichting om van de rechthebbenden toestemming te verkrijgen voor het beheer van elk recht, elke categorie van rechten of elk soort werk en andere materie mag de rechthebbenden niet verhinderen later voorgestelde wijzigingen van die machtiging stilzwijgend te aanvaarden volgens de in het nationale recht bepaalde voorwaarden. Noch contractuele regelingen volgens welke een beëindiging of terugtrekking door de rechthebbenden onmiddellijk uitwerking heeft op licenties die vóór die beëindiging of terugtrekking zijn verleend, noch contractuele regelingen volgens welke dergelijke licenties onverlet blijven gedurende een bepaalde periode na die beëindiging of terugtrekking dienen als dusdanig door deze richtlijn te worden uitgesloten. Dergelijke regelingen mogen echter geen belemmering vormen voor de volledige toepassing van deze richtlijn. Deze richtlijn mag de mogelijkheid niet uitsluiten dat rechthebbenden hun rechten individueel beheren, ook voor niet-commercieel gebruik.

 

(20)

Het lidmaatschap van collectieve beheerorganisaties moet gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria, onder meer ten aanzien van uitgevers die op grond van een overeenkomst over de exploitatie van rechten recht hebben op een deel van de inkomsten uit de door collectieve beheerorganisaties beheerde rechten en het recht hebben dergelijke inkomsten te innen van de collectieve beheerorganisaties. Deze criteria mogen collectieve beheerorganisaties niet verplichten leden te aanvaarden als het beheer van hun rechten, rechtencategorieën of soorten werk en andere materie buiten hun werkterrein valt. De door een collectieve beheerorganisatie bijgehouden gegevens moeten het mogelijk maken haar leden en rechthebbenden van wie de organisatie de rechten op grond van de machtigingen van deze rechthebbenden vertegenwoordigt, te identificeren en te lokaliseren.

 

(21)

Ter bescherming van rechthebbenden van wie de rechten rechtstreeks door de collectieve beheerorganisatie worden vertegenwoordigd maar die niet aan haar lidmaatschapscriteria voldoen, moet worden vereist dat een aantal bepalingen van de richtlijn in verband met de leden ook van toepassing zijn op dergelijke rechthebbenden. De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben om aan dergelijke rechthebbenden ook rechten te verlenen om deel te nemen aan het besluitvormingsproces van de collectieve beheerorganisatie.

 

(22)

Collectieve beheerorganisaties moeten in het beste gezamenlijke belang van de door hen vertegenwoordigde rechthebbenden handelen. Het is daarom van belang te voorzien in systemen die de leden van een collectieve beheerorganisatie in staat stellen hun lidmaatschapsrechten uit te oefenen door deel te nemen aan het besluitvormingsproces van hun organisatie. Sommige collectieve beheerorganisaties hebben verschillende categorieën leden, die verschillende soorten rechthebbenden kunnen vertegenwoordigen, zoals producenten en uitvoerenden. De vertegenwoordiging van deze verschillende categorieën leden in het besluitvormingsproces moet billijk en evenwichtig zijn. De doeltreffendheid van de regels voor de algemene ledenvergadering van collectieve beheerorganisaties zou worden ondergraven als er geen bepalingen zouden zijn voor de wijze waarop de algemene vergadering moet worden geleid. Daarom is het noodzakelijk om erop toe te zien dat de algemene vergadering periodiek bijeen wordt geroepen, ten minste eenmaal per jaar, en dat de belangrijkste besluiten in de collectieve beheerorganisatie door de algemene vergadering worden genomen.

 

(23)

Alle leden van een collectieve beheerorganisatie moet worden toegestaan deel te nemen aan en hun stem uit te brengen tijdens de algemene ledenvergadering. De uitoefening van die rechten mag slechts onderworpen zijn aan billijke en evenredige beperkingen. In enkele uitzonderlijke gevallen zijn collectieve beheerorganisaties opgericht met de rechtsvorm van een stichting en hebben zij dus geen leden. In dergelijke gevallen dienen de bevoegdheden van de algemene ledenvergadering te worden uitgeoefend door het orgaan dat met het toezicht is belast. Indien collectieve beheerorganisaties als leden entiteiten hebben die rechthebbenden vertegenwoordigen, zoals dat het geval kan zijn wanneer collectieve beheerorganisatie een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is en haar leden verenigingen van rechthebbenden zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat bepaalde of alle bevoegdheden van de algemene ledenvergadering moeten worden uitgeoefend door een vergadering van die rechthebbenden. De algemene ledenvergadering dient ten minste bevoegd te zijn tot het vaststellen van het kader voor de werkzaamheden van het bestuur, met name voor wat betreft het gebruik van de rechteninkomsten door de collectieve beheerorganisatie. Dit moet echter de mogelijkheid onverlet laten dat de lidstaten strengere regels vaststellen op het gebied van bijvoorbeeld beleggingen, fusies of het verstrekken van leningen, met inbegrip van een verbod op dergelijke transacties. Collectieve beheerorganisaties moeten de actieve deelname van hun leden aan de algemene vergadering bevorderen. De uitoefening van het stemrecht moet eenvoudig worden gemaakt voor leden die de algemene vergadering bijwonen en ook voor leden die ze niet bijwonen. In aanvulling op de mogelijkheid om hun rechten langs elektronische weg uit te oefenen, moeten de leden ook via een gevolmachtigde aan de algemene ledenvergadering kunnen deelnemen en hun stem kunnen uitbrengen. Stemmen bij volmacht moet worden beperkt in geval van belangenconflicten. Tegelijkertijd mogen de lidstaten alleen voorzien in beperkingen ten aanzien van volmachten indien daardoor de passende en doeltreffende deelname van de leden aan het besluitvormingsproces niet wordt gehinderd. Met name de aanwijzing van gevolmachtigden draagt bij tot de passende en doeltreffende deelname van de leden aan het besluitvormingsproces en stelt de rechthebbenden werkelijk in de gelegenheid een collectieve beheerorganisatie naar keuze te kiezen, ongeacht de lidstaat van vestiging van de organisatie.

 

(24)

Leden moet worden toegestaan deel te nemen aan het permanente toezicht op de leiding van collectieve beheerorganisaties. Met dat oogmerk moeten deze organisaties over een voor hun organisatiestructuur geëigende toezichtfunctie beschikken en de leden toestaan te worden vertegenwoordigd in het orgaan dat die functie uitoefent. Afhankelijk van de organisatiestructuur van de collectieve beheerorganisatie kan de toezichtfunctie worden uitgeoefend door een apart orgaan, zoals een raad van commissarissen, of door sommige of alle leden van het bestuursorgaan die geen leiding geven aan de activiteiten van de collectieve beheerorganisatie. Het vereiste van een eerlijke en evenwichtige vertegenwoordiging van de leden mag de collectieve beheerorganisatie er niet van weerhouden derden aan te wijzen om de toezichtfunctie uit te oefenen, onder wie personen met relevante vakkennis en rechthebbenden die niet aan de lidmaatschapseisen voldoen en die niet rechtstreeks door de organisatie worden vertegenwoordigd, maar via een entiteit die lid is van de collectieve beheerorganisatie.

 

(25)

Om redenen van goed beheer moet het leidinggevend personeel van een collectieve beheerorganisatie onafhankelijk zijn. Managers, ongeacht of ze tot bestuurder verkozen zijn of door de organisatie op basis van een contract aangeworven of tewerkgesteld zijn, moeten verplicht worden, alvorens hun functie te aanvaarden en daarna jaarlijks, te verklaren of er tegenstellingen zijn tussen hun belangen en die van de rechthebbenden die door de collectieve beheerorganisatie worden vertegenwoordigd. Dergelijke jaarlijkse verklaringen moeten ook worden afgelegd door de personen die de toezichtfunctie uitoefenen. De lidstaten moeten van collectieve beheerorganisaties kunnen verlangen dat zij deze verklaringen openbaar maken of aan openbare autoriteiten voorleggen.

 

(26)

Collectieve beheerorganisaties innen, beheren en verdelen inkomsten uit de exploitatie van aan hen door rechthebbenden toevertrouwde rechten. Deze inkomsten zijn uiteindelijk verschuldigd aan de rechthebbenden, die een rechtstreekse juridische band met de organisatie kunnen hebben, of vertegenwoordigd kunnen worden via een entiteit die lid is van de collectieve beheerorganisatie of via een vertegenwoordigingsovereenkomst. Het is daarom van belang dat een collectieve beheerorganisatie uiterste zorgvuldigheid betracht bij de inning, het beheer en de verdeling van de inkomsten. Een correcte verdeling is alleen mogelijk wanneer de collectieve beheerorganisatie een goede administratie bijhoudt van leden, licenties en het gebruik van werken en andere materie. Relevante gegevens die nodig zijn voor een efficiënt collectief beheer van de rechten moeten ook door rechthebbenden en gebruikers worden verstrekt en door de collectieve beheerorganisatie worden gecontroleerd.

 

(27)

Geïnde bedragen die verschuldigd zijn aan rechthebbenden moeten in de boekhouding gescheiden worden gehouden van eventuele eigen vermogensbestanddelen van de organisatie. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te voorzien in strengere voorschriften inzake beleggingen, met inbegrip van een verbod op het beleggen van rechteninkomsten, moet de belegging van dergelijke bedragen in voorkomend geval geschieden in overeenstemming met het algemene beleggings- en risicobeheerbeleid van de collectieve beheerorganisatie. Om een hoge mate van bescherming van de rechten van rechthebbenden te handhaven en te waarborgen dat alle inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van die rechten, aangroeien ten gunste van rechthebbenden, moeten de door de collectieve beheerorganisatie belegde en aangehouden bedragen worden beheerd volgens voorwaarden die de collectieve beheerorganisatie verplichten tot prudent handelen maar ook toestaan te besluiten over het zekerste en doelmatigste beleggingsbeleid. Dit moet het voor de collectieve beheerorganisatie mogelijk maken te kiezen voor een toewijzing van vermogensbestanddelen die precies aansluit bij de aard en duur van de risicoblootstelling van belegde rechteninkomsten en die de aan rechthebbenden verschuldigde rechteninkomsten niet overmatig in gevaar brengt.

 

(28)

Aangezien rechthebbenden aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor de exploitatie van hun rechten, is het van belang dat de beheerkosten niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde kosten voor het beheer van de rechten en dat tot elke inhouding, anders dan beheerkosten, bijvoorbeeld een inhouding voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, dient te worden besloten door de leden van de collectieve beheerorganisatie. De collectieve beheerorganisaties dienen ten opzichte van de rechthebbenden transparant te zijn over de regels die voor deze inhoudingen gelden. Dezelfde eisen moeten gelden voor beslissingen om de rechteninkomsten te gebruiken voor collectieve verdeling, zoals beurzen. Rechthebbenden moeten zonder onderscheid toegang hebben tot alle sociale, culturele of educatieve diensten die met dergelijke inhoudingen worden gefinancierd. Deze richtlijn mag niet van invloed zijn op inhoudingen krachtens het nationale recht, zoals inhoudingen voor de verlening van sociale diensten door de collectieve beheerorganisaties aan de rechthebbenden, met betrekking tot elk aspect dat niet door de richtlijn wordt bestreken voor zover die inhoudingen met het recht van de Unie stroken.

 

(29)

De bedragen die aan individuele rechthebbenden of, naargelang van het geval, aan categorieën rechthebbenden verschuldigd zijn, moeten binnen een redelijke termijn en in overeenstemming met het algemene beleid inzake de verdeling van de desbetreffende collectieve beheerorganisaties, verdeeld en uitbetaald worden, ook wanneer dat gebeurt via een andere entiteit die de rechthebbenden vertegenwoordigt. Alleen objectieve redenen die niet verwijtbaar zijn aan een collectieve beheerorganisatie kunnen vertraging in de verdeling en uitbetaling van de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen rechtvaardigen. Daarom mogen omstandigheden zoals het feit dat de rechteninkomsten voor een bepaalde looptijd belegd zijn, geen geldige reden zijn voor een dergelijke vertraging. Het is gepast om aan de lidstaten de beslissing over regels te laten teneinde de tijdige verdeling en de doeltreffende opsporing, en de identificatie van de rechthebbenden zeker te stellen wanneer zich dergelijke objectieve redenen voordoen. Teneinde te waarborgen dat de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen correct en doeltreffend worden verdeeld, en onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om te voorzien in strengere voorschriften, is het noodzakelijk om van de collectieve beheerorganisaties te eisen dat zij in goed vertrouwen redelijke en zorgvuldige maatregelen treffen om de betreffende rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren. De leden van een collectieve beheerorganisatie dienen, voor zover zulks door het nationale recht is toegestaan, te beslissen over het gebruik van de bedragen die niet verdeeld kunnen worden in gevallen waarin de rechthebbenden aan wie deze bedragen toekomen, niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kunnen worden.

 

(30)

Collectieve beheerorganisaties kunnen rechten beheren en inkomsten uit de exploitatie daarvan innen op grond van vertegenwoordigingsovereenkomsten met andere organisaties. Om de rechten van de leden van de andere collectieve beheerorganisaties te beschermen, mag een collectieve beheerorganisatie geen onderscheid maken tussen de rechten die zij beheert op grond van vertegenwoordigingsovereenkomsten en die welke zij rechtstreeks beheert voor haar rechthebbenden. Ook mag het de collectieve beheerorganisatie niet zijn toegestaan inhoudingen voor andere doeleinden dan beheerkosten te doen op de rechteninkomsten die zijn geïnd namens een andere collectieve beheerorganisatie zonder de uitdrukkelijke toestemming van die andere organisatie. Tevens moet worden vereist dat de collectieve beheerorganisaties voor andere organisaties bestemde bedragen op grond van dergelijke vertegenwoordigingsovereenkomsten niet later mogen verdelen en uitbetalen dan aan hun eigen leden en niet-aangesloten rechthebbenden die zij vertegenwoordigen. Voorts moet de ontvangende organisatie op haar beurt worden verplicht de verschuldigde bedragen onverwijld uit te keren aan de rechthebbenden die zij vertegenwoordigt.

 

(31)

Billijke en niet-discriminerende handelsvoorwaarden bij licentieverlening zijn met name van belang om ervoor te zorgen dat gebruikers licenties kunnen krijgen voor werken en ander materiaal, waarvan een collectieve beheerorganisatie de rechten vertegenwoordigt, en om voor een passende vergoeding voor de rechthebbenden te zorgen. Collectieve beheerorganisaties en gebruikers moeten daarom in goed vertrouwen licentieonderhandelingen voeren en tarieven toepassen die op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria zijn vastgesteld. Het is passend te bepalen dat de door collectieve beheerorganisaties vastgestelde licentiekosten of vergoeding redelijk moeten/moet zijn in verhouding tot, onder meer, de economische waarde van het gebruik van de rechten in een bepaalde context. Ten slotte moeten collectieve beheerorganisaties, licentieaanvragen van gebruikers zonder onnodige vertraging beantwoorden.

 

(32)

In de digitale omgeving wordt van collectieve beheerorganisaties regelmatig verlangd dat zij licenties voor hun repertoire verlenen voor volkomen nieuwe exploitatievormen en bedrijfsmodellen. In dergelijke gevallen moeten collectieve beheerorganisaties, ook om een omgeving tot stand te brengen waarin de ontwikkeling van dergelijke licenties kan gedijen, onverminderd de toepassing van de regels van het mededingingsrecht, over de flexibiliteit beschikken die vereist is om zo snel mogelijk geïndividualiseerde licenties voor innovatieve onlinediensten te verlenen zonder het risico dat de voorwaarden van deze licenties zouden kunnen worden gebruikt als precedent voor de vaststelling van de voorwaarden voor andere licenties.

 

(33)

Teneinde te waarborgen dat collectieve beheerorganisaties de verplichtingen van deze richtlijn kunnen naleven, moeten de gebruikers deze organisaties relevante informatie verstrekken over het gebruik van de rechten die door de collectieve beheerorganisaties worden vertegenwoordigd. Deze verplichting geldt niet voor natuurlijke personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en daardoor niet onder de in deze richtlijn vervatte definitie van gebruiker vallen. Bovendien moet de informatie die collectieve beheerorganisaties voor hun taakvervulling verlangen, beperkt blijven tot hetgeen redelijk en noodzakelijk is en de gebruikers ter beschikking staat teneinde dergelijke organisaties toe te laten hun taken te vervullen, rekening houdend met de specifieke situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Die verplichting kan worden opgenomen in een overeenkomst tussen een collectieve beheerorganisatie en een gebruiker; een dergelijke opname sluit nationale wettelijke rechten op informatie niet uit. Voor het verschaffen van informatie door de gebruikers moeten termijnen gelden die de collectieve beheerorganisaties in staat stellen de vastgestelde termijnen voor de verdeling van de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen na te leven. Deze richtlijn dient de mogelijkheid voor de lidstaten om van de op hun grondgebied gevestigde collectieve beheerorganisaties te eisen verzamelfacturen uit te schrijven, onverlet te laten.

 

(34)

Om het vertrouwen van rechthebbenden, gebruikers en andere collectieve beheerorganisaties in het beheer van rechten door collectieve beheerorganisaties te vergroten, moet elke collectieve beheerorganisatie voldoen aan specifieke transparantievereisten. Elke collectieve beheerorganisatie of elk lid dat als entiteit verantwoordelijk is voor de toewijzing of uitbetaling van aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen moet daarom worden verplicht de individuele rechthebbenden ten minste eenmaal per jaar bepaalde informatie te verschaffen, zoals de aan hen toegewezen of betaalde bedragen en de inhoudingen. Ook moeten de collectieve beheerorganisaties worden verplicht voldoende informatie, met inbegrip van financiële gegevens, te verschaffen aan de andere collectieve beheerorganisaties wier rechten zij beheren op grond van vertegenwoordigingsovereenkomsten.

 

(35)

Om te waarborgen dat rechthebbenden, andere collectieve beheerorganisaties en gebruikers toegang hebben tot informatie over de reikwijdte van de activiteiten van de organisatie en de werken of andere materie die zij vertegenwoordigt, moet een collectieve beheerorganisatie in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek daarover informatie verschaffen. De vraag of en in hoeverre voor deze dienstverlening een redelijke vergoeding mag worden aangerekend, moet aan de nationale wetgever worden overgelaten. Elke collectieve beheerorganisatie moet ook informatie openbaar maken over haar structuur en de wijze waarop zij haar activiteiten verricht, waaronder met name haar statuten en algemene beleidslijnen inzake beheerkosten, inhoudingen en tarieven.

 

(36)

Om te waarborgen dat rechthebbenden kunnen toezien op de respectieve prestaties van collectieve beheerorganisaties en deze kunnen vergelijken, moeten dergelijke collectieve beheerorganisaties een jaarlijks transparantieverslag openbaar maken met vergelijkbare en gecontroleerde financiële gegevens die specifiek betrekking hebben op hun activiteiten. Collectieve beheerorganisaties moeten als onderdeel van het jaarlijks transparantieverslag ook een speciaal jaarverslag openbaar maken over het gebruik van bedragen die zijn besteed aan sociale, culturele en educatieve diensten. Deze richtlijn belet een collectieve beheerorganisatie niet om de in het kader van het jaarlijks transparantieverslag vereiste informatie bekend te maken in één document, bijvoorbeeld als onderdeel van haar jaarrekeningen, of in afzonderlijke verslagen.

 

(37)

De aanbieders van onlinediensten die gebruikmaken van muziekwerken, zoals muziekdiensten waarbij consumenten muziek kunnen downloaden of streamen en andere diensten die toegang bieden tot films of spellen waarvan muziek een belangrijk element uitmaakt, moeten eerst het recht verwerven om dergelijke werken te gebruiken. Richtlijn 2001/29/EG schrijft voor dat voor de exploitatie van het online gebruik van muziekwerken een licentie voor elk van de rechten moet worden verkregen. Wat auteurs betreft, zijn deze rechten het exclusieve reproductierecht en het recht van mededeling van muziekwerken aan het publiek, waarin het recht van beschikbaarstelling is besloten. Die rechten kunnen worden beheerd door de individuele rechthebbenden, zoals auteurs of muziekuitgevers, of door collectieve beheerorganisaties die collectieve beheerdiensten aan rechthebbenden verlenen. De auteursrechten inzake reproductie en mededeling van werken aan het publiek kunnen worden beheerd door verschillende collectieve beheerorganisaties. Ook zijn er gevallen waarin meerdere rechthebbenden rechten inzake hetzelfde werk doen gelden en verschillende organisaties hebben gemachtigd hun respectieve rechtenaandelen in licentie te geven. Elke gebruiker die een onlinedienst wil aanbieden met een ruime keuze aan muziekwerken voor consumenten, moet rechten inzake werken verzamelen van verschillende rechthebbenden en collectieve beheerorganisaties.

 

(38)

Hoewel het internet geen grenzen kent, is de onlinemarkt voor muziekdiensten in de Unie versplinterd en is een digitale eengemaakte markt nog niet volledig verwezenlijkt. De complexe moeilijkheden waarmee het collectieve beheer van rechten in Europa gepaard gaat, heeft in een aantal gevallen de versplintering van de Europese digitale markt voor onlinemuziekdiensten verergerd. Deze situatie staat in schril contrast met de snelgroeiende vraag vanwege consumenten naar toegang tot digitale content en de bijbehorende innovatieve diensten, ook over nationale grenzen heen.

 

(39)

In Aanbeveling 2005/737/EG wordt gepleit voor een nieuw regelgevingskader dat beter aansluit bij het beheer op Unieniveau van auteursrechten en naburige rechten voor de verstrekking van rechtmatige onlinemuziekdiensten. In de aanbeveling wordt erkend dat commerciële gebruikers in een tijd van online-exploitatie van muziekwerken behoefte hebben aan een licentiebeleid dat is afgestemd op de alomtegenwoordigheid van de onlineomgeving en dat multiterritoriaal is. De aanbeveling was echter niet toereikend om de grootschalige multiterritoriale licentieverlening van rechten voor onlinerechten van muziekwerken te bevorderen of de specifieke eisen met betrekking tot multiterritoriale licentieverlening te vervullen.

 

(40)

In de onlinemuzieksector, waar collectief beheer van auteursrechten op territoriale basis nog altijd de norm is, is het van wezenlijk belang om omstandigheden te scheppen die bevorderlijk zijn voor de meest doeltreffende licentiepraktijken van collectieve beheerorganisaties in een context die in toenemende mate internationaal is. Het is daarom gepast om een samenstel van regels te voorzien betreffende de basisvoorwaarden voor multiterritoriale collectieve licentieverlening door collectieve beheerorganisaties van auteursrechten inzake muziekwerken, met inbegrip van teksten. Dezelfde regels moeten van toepassing zijn op dergelijke licentieverlening voor alle muziekwerken, met inbegrip van muziekwerken die zijn opgenomen in audiovisuele werken. Onlinediensten die alleen toegang bieden tot muziekwerken in de vorm van bladmuziek dienen hier echter niet onder te vallen. De bepalingen van deze richtlijn moeten leiden tot de noodzakelijke minimumkwaliteit van door collectieve beheerorganisaties aangeboden grensoverschrijdende diensten, met name wat betreft de transparantie van het vertegenwoordigde repertoire en de nauwkeurigheid van de geldstromen in verband met het gebruik van de rechten. Ze moeten voorts een kader vormen dat de vrijwillige samenvoeging van muziekrepertoire en rechten en daarmee de vermindering van het aantal licenties dat een gebruiker nodig heeft om een multiterritoriale, multirepertoiredienst te exploiteren, bevordert. Deze regels moeten het mogelijk maken dat een collectieve beheerorganisatie een andere organisatie verzoekt haar repertoire op multiterritoriale basis te vertegenwoordigen wanneer zij niet zelf aan de voorschriften kan of wil voldoen. Op de aangezochte organisatie moet de plicht rusten om, mits zij al repertoire samenvoegt en multiterritoriale licenties aanbiedt of verleent, het mandaat van de verzoekende organisatie te aanvaarden. De ontwikkeling van wettige onlinemuziekdiensten in de Unie moet ook bijdragen tot de bestrijding van auteursrechtschendingen op het internet.

 

(41)

De beschikbaarheid van nauwkeurige en uitgebreide informatie over de muziekwerken, de rechthebbenden en de rechten die een collectieve beheerorganisatie op een bepaald grondgebied mag vertegenwoordigen, is van bijzonder belang voor een doeltreffend en transparant licentieproces, voor de verwerking van de verslagen van gebruikers en de daarmee samenhangende facturatie van dienstverleners, en de verdeling van de verschuldigde bedragen. Daarom moeten collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties voor muziekwerken verlenen, dergelijke gegevens snel en nauwkeurig kunnen verwerken. Dit vereist het gebruik van databanken met eigendomsinformatie over rechten die in licentie zijn gegeven op multiterritoriale basis, met gegevens die de identificatie mogelijk maken van werken, rechten en rechthebbenden die een collectieve beheerorganisatie mag vertegenwoordigen, en van de gebieden waartoe de machtiging zich uitstrekt. Wijzigingen van deze informatie moeten zonder onnodige vertraging in aanmerking worden genomen en de databanken moeten voortdurend worden geactualiseerd. Deze databanken moeten ook bijdragen aan de afstemming van informatie over werken met informatie over fonogrammen of een andere vastlegging waarin het werk is opgenomen. Het is ook van belang ervoor te zorgen dat potentiële gebruikers en rechthebbenden alsook collectieve beheerorganisaties toegang hebben tot de informatie die zij nodig hebben om het repertoire te identificeren dat deze organisaties vertegenwoordigen. Collectieve beheerorganisaties moeten maatregelen kunnen nemen om de juistheid en integriteit van de gegevens te beschermen, hun hergebruik te beheren of commercieel gevoelige informatie te beschermen.

 

(42)

Om te waarborgen dat de door hen verwerkte gegevens over het muziekrepertoire zo nauwkeurig mogelijk zijn, moeten collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties inzake muziekwerken verlenen, worden verplicht hun databanken zo nodig permanent en onvertraagd te actualiseren. Zij moeten eenvoudig toegankelijke procedures vaststellen waarmee aanbieders van onlinediensten alsook rechthebbenden en andere collectieve beheerorganisaties hen kunnen informeren over eventuele onjuistheden in databanken van organisaties met betrekking tot werken waarvan zij eigenaar zijn of de rechten bezitten, met inbegrip van gehele of gedeeltelijke rechten en gebieden waarvoor zij de betreffende collectieve beheerorganisatie hebben gemachtigd op te treden, zonder evenwel de waarheidsgetrouwheid en integriteit van de gegevens van de collectieve beheerorganisatie in gevaar te brengen. Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), waarin aan elke betrokkene het recht wordt toegekend om de rectificatie, uitwissing of afscherming van onjuiste of onvolledige gegevens te verkrijgen, dient ook in deze richtlijn te worden gewaarborgd dat onjuiste informatie ten aanzien van rechthebbenden of andere collectieve beheerorganisaties in geval van multiterritoriale licenties zonder onnodige vertraging gerectificeerd moet worden. Collectieve beheerorganisaties moeten ook de capaciteit hebben om de registratie van werken en de toestemming voor het rechtenbeheer elektronisch te verwerken. In verband met het belang van automatisering voor snelle en doeltreffende gegevensverwerking, moeten collectieve beheerorganisaties voorzien in het gebruik van elektronische middelen voor het gestructureerd meedelen van die informatie door de rechthebbenden. Collectieve beheerorganisaties moeten voor zover mogelijk waarborgen dat dergelijke elektronische middelen overeenstemmen met ter zake dienende vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Unie zijn ontwikkeld.

 

(43)

Industriële normen voor muziekgebruik, verkoopverslagen en facturering zijn van instrumenteel belang voor de verbetering van de doelmatigheid van de gegevensuitwisseling tussen collectieve beheerorganisaties en gebruikers. Bij het toezicht op het gebruik van licenties moeten bepaalde grondrechten in acht worden genomen, waaronder het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Om te waarborgen dat de doelmatigheidswinst tot snellere verwerking van financiële gegevens en uiteindelijk tot eerdere betaling aan rechthebbenden leidt, moeten collectieve beheerorganisaties worden verplicht onverwijld facturen te zenden aan dienstenaanbieders en verschuldigde bedragen te betalen aan rechthebbenden. Deze eis kan alleen doeltreffend zijn als gebruikers collectieve beheerorganisaties tijdig van nauwkeurige verslagen over het gebruik van werken voorzien. Collectieve beheerorganisaties mogen niet worden verplicht gebruikersverslagen met een eigen indeling te aanvaarden wanneer voor die verslagen veelgebruikte industriële normen beschikbaar zijn. Collectieve beheerorganisaties mogen niet worden verhinderd diensten met betrekking tot de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken uit te besteden. Gezamenlijk gebruik of consolidatie van kantoorcapaciteit moet de organisaties helpen hun beheerdiensten te verbeteren en investeringen in hulpmiddelen voor gegevensbeheer te rationaliseren.

 

(44)

Samenvoeging van verschillende muziekrepertoires ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening vereenvoudigt het licentieproces, bevordert de culturele verscheidenheid door alle repertoires toegankelijk te maken voor de markt van multiterritoriale licentieverlening en draagt bij aan de vermindering van het aantal transacties dat de aanbieder van een onlinedienst nodig heeft om diensten aan te bieden. Deze samenvoeging van muziekrepertoires moet de ontwikkeling van nieuwe onlinediensten stimuleren en tevens leiden tot lagere aan de consument doorberekende transactiekosten. Daarom moeten collectieve beheerorganisaties die niet bereid of niet in staat zijn rechtstreeks multiterritoriale licenties voor hun eigen muziekrepertoire te verlenen, worden aangemoedigd vrijwillig andere collectieve beheerorganisaties te machtigen om hun repertoire op niet-discriminerende wijze te beheren. Exclusiviteit in overeenkomsten betreffende multiterritoriale licenties zou de keuzemogelijkheden beperken voor gebruikers op zoek naar die multiterritoriale licenties en ook de keuzemogelijkheden beperken voor collectieve beheerorganisaties op zoek naar administratieve diensten voor hun repertoire op een multiterritoriale basis. Derhalve moeten alle vertegenwoordigingsovereenkomsten tussen collectieve beheerorganisaties die voorzien in multiterritoriale licentieverlening, worden gesloten op niet-exclusieve basis.

 

(45)

Het is voor de leden van collectieve beheerorganisaties van bijzonder belang dat de voorwaarden waaronder collectieve beheerorganisaties onlinerechten beheren, transparant zijn. Collectieve beheerorganisaties moeten daarom aan hun leden voldoende informatie verstrekken over de belangrijkste bepalingen van elke overeenkomst waarbij een andere collectieve beheerorganisatie wordt belast met de vertegenwoordiging van de onlinemuziekrechten van deze leden ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening.

 

(46)

Het is eveneens van belang alle collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties aanbieden of verlenen, te verplichten ermee in te stemmen het repertoire te vertegenwoordigen van collectieve beheerorganisaties die besluiten dat niet rechtstreeks te doen. Teneinde te waarborgen dat deze verplichting niet onevenredig is en niet verder gaat dan noodzakelijk is, mag de collectieve beheerorganisatie die een dergelijk verzoek ontvangt, alleen verplicht worden de vertegenwoordiging te aanvaarden indien het verzoek zich beperkt tot het onlinerecht dat of de onlinerechtencategorieën die zij zelf vertegenwoordigt. Bovendien mag deze verplichting alleen van toepassing zijn op collectieve beheerorganisaties die repertoire samenvoegen en zich niet uitstrekken tot collectieve beheerorganisaties die uitsluitend multiterritoriale licenties voor hun eigen repertoire aanbieden. Evenmin mag zij van toepassing zijn op collectieve beheerorganisaties die slechts rechten inzake dezelfde werken samenvoegen met het oogmerk een gezamenlijke licentie voor zowel het recht inzake reproductie als het recht inzake communicatie aan het publiek voor die werken te kunnen verlenen. Om de belangen van de rechthebbenden van de lastgevende collectieve beheerorganisatie te beschermen en te waarborgen dat kleine en minder bekende repertoires in de lidstaten gelijke toegang tot de interne markt hebben, is het belangrijk dat het repertoire van de lastgevende collectieve beheerorganisatie onder dezelfde voorwaarden wordt beheerd als het repertoire van de lastnemende collectieve beheerorganisatie en dat het wordt opgenomen in aanbiedingen die de lastnemende collectieve beheerorganisatie doet aan aanbieders van onlinediensten. De beheerkosten die door de lastnemende collectieve beheerorganisatie in rekening worden gebracht, moeten deze organisatie in staat stellen de nodige redelijke investeringen terug te verdienen. Een overeenkomst waarbij een collectieve beheerorganisatie één of meer andere collectieve beheerorganisaties belast met de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinegebruik van haar eigen muziekrepertoire, mag die eerstgenoemde collectieve beheerorganisatie er niet van weerhouden licenties te blijven verlenen die beperkt zijn tot het grondgebied van de lidstaat waar deze collectieve beheerorganisatie is gevestigd, zowel inzake haar eigen repertoire als inzake elk ander repertoire dat zij gemachtigd is op dat grondgebied te vertegenwoordigen.

 

(47)

De doelstellingen en de doeltreffendheid van de regels betreffende multiterritoriale licentieverlening door collectieve beheerorganisaties zouden aanzienlijk worden ondergraven indien rechthebbenden dergelijke rechten met betrekking tot multiterritoriale licenties niet zouden kunnen uitoefenen wanneer de collectieve beheerorganisatie aan wie zij hun rechten hebben gegund, geen multiterritoriale licenties zou verlenen of aanbieden en bovendien geen andere collectieve beheerorganisatie met dergelijke licentieverlening zou willen belasten. Daarom zou het in dergelijke omstandigheden van belang zijn dat rechthebbenden het recht kunnen uitoefenen om de multiterritoriale licenties die door onlinedienstverleners worden geëist, zelf of via één of meer andere partijen te verlenen door hun rechten uit hun oorspronkelijke collectieve beheerorganisatie terug te trekken voor zover zulks nodig is voor multiterritoriale licentieverlening voor onlinegebruik, en dezelfde rechten bij hun oorspronkelijke organisatie te laten ten behoeve van monoterritoriale licentieverlening.

 

(48)

Omroeporganisaties zijn in het algemeen afhankelijk van een licentie van een lokale collectieve beheerorganisatie voor hun eigen uitzendingen van televisie- en radioprogramma’s die muziekwerken bevatten. Die licentie beperkt zich vaak tot omroepactiviteiten. Er zou een licentie voor onlinerechten inzake muziekwerken vereist zijn om dergelijke televisie- of radio-uitzendingen ook online beschikbaar te mogen stellen. Om de licentieverlening van onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van gelijktijdige en vertraagde onlinedoorgifte van televisie- en radio-uitzendingen mogelijk te maken, is het nodig te voorzien in een uitzondering op de regels die in andere gevallen zouden gelden voor de multiterritoriale licentieverlening van onlinerechten inzake muziekwerken. Een dergelijke uitzondering moet beperkt blijven tot wat noodzakelijk is teneinde onlinetoegang mogelijk te maken tot radio- en televisieprogramma’s en tot materiaal met een duidelijke en afgeleide relatie met de oorspronkelijke uitzending dat is gemaakt voor doeleinden zoals een aanvulling of vooruitblik op of een beoordeling van het desbetreffende radio- of televisieprogramma. Die uitzondering mag geen verstorende uitwerking hebben op de concurrentie met andere diensten die consumenten online toegang bieden tot afzonderlijke audiovisuele of muziekwerken, noch leiden tot beperkende praktijken, zoals het verdelen van markten of klanten, die in strijd zouden zijn met artikel 101 of 102 VWEU.

 

(49)

De doeltreffende handhaving van de bepalingen in de nationale wetgeving die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn, moet worden gewaarborgd. Collectieve beheerorganisaties moeten hun leden specifieke procedures aanbieden voor de behandeling van klachten. Deze procedures moeten ook beschikbaar zijn voor andere rechthebbenden die door de organisatie rechtstreeks worden vertegenwoordigd en voor andere collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst. Verder moeten de lidstaten kunnen bepalen dat geschillen tussen collectieve beheerorganisaties, hun leden, rechthebbenden of gebruikers in verband met de toepassing van deze richtlijn aan een snelle, onafhankelijke en onpartijdige alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure kunnen worden onderworpen. De doeltreffendheid van de regels betreffende multiterritoriale licentieverlening van onlinerechten inzake muziekwerken zou met name kunnen worden ondergraven als geschillen tussen collectieve beheerorganisaties en andere partijen niet snel en doeltreffend zouden worden opgelost. Derhalve is het gepast om, onverminderd het recht van toegang tot een gerecht, te voorzien in de mogelijkheid van een goed toegankelijke, doelmatige en onpartijdige buitengerechtelijke procedure, zoals bemiddeling of arbitrage, voor de beslechting van geschillen tussen collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties verlenen aan de ene kant en aanbieders van onlinediensten, rechthebbenden of andere collectieve beheerorganisaties aan de andere kant. Bij deze richtlijn wordt geen specifieke wijze voorgeschreven waarop dergelijke alternatieve geschillenbeslechting georganiseerd moet worden, noch bepaald welk orgaan ermee belast moet worden, op voorwaarde dat de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en doeltreffendheid ervan gewaarborgd zijn. Ten slotte is het ook gepast te eisen dat de lidstaten over onafhankelijke, onpartijdige en doeltreffende geschillenbeslechtingsprocedures beschikken, via in intellectuele-eigendomsrecht gespecialiseerde organen of via rechtbanken, die handelsgeschillen tussen collectieve beheerorganisaties en gebruikers over bestaande of voorgestelde licentievoorwaarden of over contractbreuk kunnen beslechten.

 

(50)

De lidstaten moeten passende procedures vaststellen waarmee het mogelijk is toe te zien op de naleving van deze richtlijn door de collectieve beheerorganisaties. Deze richtlijn mag de lidstaten weliswaar niet beperken in hun keuze van bevoegde instanties, noch wat betreft het ex ante of ex post toezicht op collectieve beheerorganisaties, maar er moet wel voor worden gezorgd dat dergelijke instanties problemen die zich bij de toepassing van deze richtlijn kunnen voordoen, doeltreffend en tijdig kunnen aanpakken. De lidstaten mogen niet worden verplicht nieuwe bevoegde instanties in het leven te roepen. Bovendien moet het voor de leden van een collectieve beheerorganisatie, rechthebbenden, gebruikers, collectieve beheerorganisaties en andere belanghebbende partijen mogelijk zijn om een bevoegde instantie in kennis te stellen van activiteiten of omstandigheden waarmee collectieve beheerorganisaties en, in voorkomend geval, gebruikers volgens hen de wet overtreden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bevoegde instanties met bevoegdheden zijn toegerust om sancties of maatregelen te treffen wanneer niet wordt voldaan aan de bepalingen van de nationale wetgeving ter uitvoering van deze richtlijn. Deze richtlijn voorziet niet in specifieke soorten sancties of maatregelen, mits die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Dergelijke sancties of maatregelen kunnen neerkomen op bevelen tot ontslag van directeuren die nalatig zijn geweest, controles ter plaatse bij een collectieve beheerorganisatie of, indien een organisatie een vergunning heeft gekregen om actief te zijn, de intrekking van die vergunning. Deze richtlijn moet neutraal blijven wat betreft de stelsels van voorafgaande vergunning en toezicht in de lidstaten betreft, met inbegrip van een representativiteitsvereiste voor de collectieve beheerorganisatie, voor zover die stelsels verenigbaar zijn met het recht van de Unie en geen belemmering vormen voor de volledige toepassing van deze richtlijn.

 

(51)

Om te waarborgen dat aan de voorwaarden voor multiterritoriale licentieverlening is voldaan, moeten specifieke bepalingen over het toezicht op hun tenuitvoerlegging worden vastgesteld. Daartoe moeten de bevoegde instanties van de lidstaten en de Commissie samenwerken. De lidstaten moeten elkaar wederzijds bijstand verlenen door uitwisseling van informatie tussen hun bevoegde instanties om het toezicht op de collectieve beheerorganisaties te vergemakkelijken.

 

(52)

Het is van belang dat collectieve beheerorganisaties het recht op een privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens van iedere rechthebbende, ieder lid, iedere gebruiker en iedere andere persoon van wie zij persoonsgegevens verwerken, eerbiedigen. Richtlijn 95/46/EG regelt de verwerking van persoonsgegevens zoals die in het kader van deze richtlijn plaatsvindt in de lidstaten en onder toezicht van de bevoegde instanties van de lidstaten, met name de door de lidstaten aangewezen onafhankelijke entiteiten. Rechthebbenden moeten passend geïnformeerd worden over de verwerking van hun gegevens, de ontvangers van die gegevens, de maximale bewaartermijn van die gegevens in databanken en de wijze waarop rechthebbenden hun recht op toegang tot en rectificatie of verwijdering van hun persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG kunnen uitoefenen. Met name unieke identificatiemiddelen die de indirecte identificatie van een persoon mogelijk maken, moeten worden beschouwd als persoonsgegevens in de zin van die richtlijn.

 

(53)

Bepalingen betreffende handhavingsmaatregelen laten de bevoegdheden van onafhankelijke nationale autoriteiten die door de lidstaten krachtens Richtlijn 95/46/EG zijn opgericht om toe te zien op de naleving van nationale maatregelen die zijn genomen bij de tenuitvoerlegging van die richtlijn, onverlet.

 

(54)

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”). De bepalingen in deze richtlijn met betrekking tot geschillenbeslechting mogen partijen niet weerhouden van de toegang tot het gerecht zoals gegarandeerd in het Handvest.

 

(55)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, met name de verbetering van de mogelijkheden van de leden van collectieve beheerorganisaties om controle uit te oefenen op de activiteiten van die organisaties, het garanderen van voldoende transparantie door collectieve beheerorganisaties en de verbetering van de multiterritoriale licentieverlening van auteursrechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege hun omvang en gevolgen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(56)

De bepalingen van deze richtlijn laten de toepassing van de mededingingsregels onverlet, evenals van elk ander ter zake dienend recht op andere terreinen, waaronder vertrouwelijkheid, handelsgeheim, persoonlijke levenssfeer, toegang tot documenten, het overeenkomstenrecht en het internationaal privaatrecht met betrekking tot wetsconflicten en geschillen over rechtsmacht, en de vrijheid van vereniging van werknemers en werkgevers en hun recht om zich te organiseren.

 

(57)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (7), verplichten de lidstaten zich ertoe in gerechtvaardigde gevallen de aanmelding van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer documenten waarin de relatie tussen de onderdelen van een richtlijn en de bijbehorende onderdelen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Ten aanzien van deze richtlijn acht de wetgever de verstrekking van dergelijke documenten gerechtvaardigd.

 

(58)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) en heeft op 9 oktober 2012 een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld die nodig zijn om het goed functioneren van het beheer van auteursrechten en naburige rechten door collectieve beheerorganisaties zeker te stellen. Ook worden hierbij voorschriften vastgesteld voor multiterritoriale licentieverlening door collectieve beheerorganisaties van auteursrechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    De titels I, II, IV en V zijn, met uitzondering van artikel 34, lid 2, en artikel 38, van toepassing op alle in de Unie gevestigde collectieve beheerorganisaties.
  • 2. 
    Titel III en artikel 34, lid 2, en artikel 38 zijn van toepassing op in de Unie gevestigde collectieve beheerorganisaties die auteursrechten beheren ten behoeve van online gebruik van muziekwerken op multiterritoriale basis.
  • 3. 
    De desbetreffende bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op entiteiten die direct of indirect eigendom zijn van, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van een collectieve beheerorganisatie, mits dergelijke entiteiten een activiteit verrichten die, indien ze werd verricht door de collectieve beheerorganisatie, onderworpen zou zijn aan de bepalingen van deze richtlijn.
  • 4. 
    Artikel 16, lid 1, artikelen 18 en 20, artikel 21, lid 1, onder a), b), c), e), f) en g), en artikelen 36 en 42 zijn van toepassing op alle in de Unie gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten.

Artikel 3

Definities

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    „collectieve beheerorganisatie”: iedere organisatie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrecht of naburige rechten in verband met auteursrecht te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden, en die aan één of beide van de onderstaande criteria voldoet:

i)ze is eigendom van of staat onder zeggenschap van haar leden;ii)ze treedt op zonder winstoogmerk;

  • b) 
    „onafhankelijke beheerentiteit”: iedere organisatie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling is gemachtigd om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrecht of naburige rechten in verband met auteursrecht te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden en die:

i)direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk eigendom is van noch onder zeggenschap staat van rechthebbenden, enii)met winstoogmerk optreedt;

  • c) 
    „rechthebbende”: iedere persoon of entiteit anders dan een collectieve beheerorganisatie die houder is van een auteursrecht of naburig recht of krachtens een overeenkomst voor de exploitatie van rechten of bij wet aanspraak kan maken op een aandeel in de rechteninkomsten;
  • d) 
    „lid”: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de lidmaatschapscriteria van de collectieve beheerorganisatie en door de collectieve beheerorganisatie is toegelaten;
  • e) 
    „statuut”: de akte van oprichting en statuten, het statuut, het huishoudelijk reglement of de beginselverklaring van een collectieve beheerorganisatie;
  • f) 
    „algemene ledenvergadering”: het orgaan van de collectieve beheerorganisatie waarin de leden deelnemen en hun stemrecht uitoefenen, ongeacht de rechtsvorm van de organisatie;
  • g) 
    „bestuurder”:
 

i)

indien het nationaal recht of de statuten van de collectieve beheerorganisatie voorzien in een monistische bestuursstructuur, ieder afzonderlijk lid van het bestuursorgaan;

 

ii)

indien het nationaal recht of de statuten van de collectieve beheerorganisatie voorzien in een dualistische bestuursstructuur, ieder afzonderlijk lid van het leidinggevend orgaan of het toezichthoudend orgaan;

  • h) 
    „rechteninkomsten”: door een collectieve beheerorganisatie namens rechthebbenden geïnde inkomsten, hetzij voortvloeiend uit een exclusief recht, een recht op vergoeding of een recht op schadeloosstelling;
  • i) 
    „beheerkosten”: de bedragen die door een collectieve beheerorganisatie in rekening worden gebracht of op de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten ingehouden of verrekend worden om de kosten te dekken van haar beheer van auteursrecht en naburige rechten;
  • j) 
    „vertegenwoordigingsovereenkomst”: iedere overeenkomst tussen collectieve beheerorganisaties waarbij één collectieve beheerorganisatie een andere collectieve beheerorganisatie belast met het beheer van de rechten die zij vertegenwoordigt, met inbegrip van overeenkomsten die worden gesloten krachtens de artikelen 29 en 30;
  • k) 
    „gebruiker”: iedere persoon of entiteit die handelingen uitvoert waarvoor de toestemming, vergoeding of schadeloosstelling van rechthebbenden vereist is en die niet handelt als consument;
  • l) 
    „repertoire”: de werken waarvoor een collectieve beheerorganisatie rechten beheert;
  • m) 
    „multiterritoriale licentie”: een licentie die geldt voor het grondgebied van meer dan één lidstaat;
  • n) 
    „onlinerechten inzake muziekwerken”: elk van de rechten van een auteur inzake een muziekwerk waarin de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG voorzien en die zijn voorgeschreven voor de verstrekking van een onlinedienst.

TITEL II

COLLECTIEVE BEHEERORGANISATIES

HOOFDSTUK 1

Vertegenwoordiging van rechthebbenden en lidmaatschap en organisatie van collectieve beheerorganisaties

Artikel 4

Algemene beginselen

De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties handelen in het belang van de rechthebbenden, collectieve beheerorganisaties wiens rechten zij vertegenwoordigen en dat zij aan hen geen verplichtingen opleggen die objectief beschouwd niet noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun rechten en belangen of voor het doeltreffende beheer van hun rechten.

Artikel 5

Rechten van rechthebbenden

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat rechthebbenden de in leden 2 tot en met 8 vervatte rechten hebben en dat die rechten worden opgenomen in het statuut of de lidmaatschapsvoorwaarden van de collectieve beheerorganisatie.
  • 2. 
    Rechthebbenden hebben het recht om een collectieve beheerorganisatie van hun keuze te machtigen de rechten, rechtencategorieën of soorten werk en andere materie van hun keuze te beheren voor de grondgebieden van hun keuze, ongeacht de lidstaat van nationaliteit, verblijf of vestiging van de collectieve beheerorganisatie of de rechthebbende. Tenzij de collectieve beheerorganisatie objectief gerechtvaardigde redenen heeft om het beheer te weigeren, is zij verplicht dergelijke rechten, rechtencategorieën of soorten werk en andere materie te beheren, mits het beheer daarvan binnen haar werkterrein valt.
  • 3. 
    Rechthebbenden hebben het recht om licenties te verlenen voor niet-commercieel gebruik van alle rechten, categorieën van rechten of soorten werk en andere materie die zij kiezen.
  • 4. 
    Rechthebbenden hebben het recht om de door hen ingevolge lid 2 collectieve beheerorganisatie verleende machtiging voor het beheer van rechten, categorieën van rechten of soorten werk en andere materie te beëindigen, of uit een collectieve beheerorganisatie elk van de rechten, categorieën van rechten of soorten werk en andere materie van hun keuze, zoals bepaald krachtens lid 2, terug te trekken voor de grondgebieden van hun keuze, met inachtneming van een redelijke opzegtermijn van ten hoogste zes maanden. De collectieve beheerorganisatie kan besluiten dat een dergelijke beëindiging of terugtrekking slechts kan ingaan aan het einde van het boekjaar.
  • 5. 
    Als er aan een rechthebbende bedragen verschuldigd zijn voor exploitatiehandelingen die hebben plaatsgevonden voordat de machtiging is beëindigd of de terugtrekking van rechten van kracht werd, of op grond van een licentie die is verleend voordat de beëindiging of terugtrekking van kracht werd, behoudt de rechthebbende zijn rechten op grond van de artikelen 12, 13, 18, 20, 28 en 33.
  • 6. 
    Een collectieve beheerorganisatie mag de uitoefening van de in de leden 4 en 5 vervatte rechten niet beperken door, als voorwaarde voor de uitoefening van die rechten, te eisen dat het beheer van rechten of rechtencategorieën of soorten werk en andere materie die het voorwerp zijn van de beëindiging of terugtrekking, wordt toevertrouwd aan een andere collectieve beheerorganisatie.
  • 7. 
    In gevallen waarin een rechthebbende een collectieve beheerorganisatie machtigt om zijn rechten te beheren, verleent hij specifiek toestemming voor elk recht of elke categorie rechten of soort werk en andere materie waarvoor hij de collectieve beheerorganisatie machtigt tot beheer. Elke toestemming daartoe moet schriftelijk worden bewezen.
  • 8. 
    Een collectieve beheerorganisatie informeert rechthebbenden over hun rechten op grond van de leden 1 tot en met 7, en over elke voorwaarde die aan het in lid 3 bedoelde recht verbonden is, alvorens hun toestemming te verkrijgen om een recht of rechtencategorie of soort werk en andere materie te beheren.

Een collectieve beheerorganisatie informeert die rechthebbenden die haar al hebben gemachtigd, uiterlijk op 10 oktober 2016 over hun rechten op grond van de leden 1 tot en met 7, en over elke voorwaarde die aan het in lid 3 bedoelde recht verbonden is.

Artikel 6

Lidmaatschapsregels van collectieve beheerorganisaties

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde regels.
  • 2. 
    Een collectieve beheerorganisatie aanvaardt rechthebbenden en entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, waaronder andere collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, als leden als zij voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap, die moeten zijn gebaseerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Die lidmaatschapsvereisten worden opgenomen in het statuut of de lidmaatschapsvoorwaarden van de collectieve beheerorganisatie en worden openbaar gemaakt. In gevallen waarin een collectieve beheerorganisatie een aanvraag tot lidmaatschap weigert, verstrekt deze de rechthebbende een duidelijke uitleg over de gronden waarop zij deze beslissing heeft genomen.
  • 3. 
    Het statuut van een collectieve beheerorganisatie voorziet in passende en doeltreffende mechanismen voor deelname van de leden aan het besluitvormingsproces van de collectieve beheerorganisatie. De vertegenwoordiging van de verschillende categorieën leden in het besluitvormingsproces is billijk en evenwichtig.
  • 4. 
    Een collectieve beheerorganisatie stelt haar leden in de gelegenheid op elektronische wijze met haar te communiceren, onder meer ten behoeve van de uitoefening van hun lidmaatschapsrechten.
  • 5. 
    Een collectieve beheerorganisatie houdt een register van haar leden bij en actualiseert dat regelmatig.

Artikel 7

Rechten van rechthebbenden die geen lid zijn van de collectieve beheerorganisatie

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat collectieve beheerorganisaties voldoen aan de voorschriften van artikel 6, lid 4, artikel 20, artikel 29, lid 2, en artikel 33 met betrekking tot rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben maar niet hun leden zijn.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen andere bepalingen van deze richtlijn toepassen op de in lid 1 bedoelde rechthebbenden.

Artikel 8

Algemene ledenvergadering van de collectieve beheerorganisatie

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat de algemene ledenvergadering wordt gehouden overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 10 vastgestelde regels.
  • 2. 
    Ten minste eenmaal per jaar wordt een algemene ledenvergadering bijeengeroepen.
  • 3. 
    De algemene ledenvergadering beslist over wijzigingen in het statuut en de lidmaatschapsvoorwaarden van de collectieve beheerorganisatie, wanneer die voorwaarden niet worden geregeld in het statuut.
  • 4. 
    De algemene ledenvergadering beslist over de benoeming of het ontslag van de bestuurders, ziet toe op hun algemene prestaties en keurt hun beloning en andere emolumenten, zoals geldelijke of niet-geldelijke voordelen, pensioenrechten en -toekenningen, rechten op andere toekenningen en rechten op ontslagvergoedingen goed.

In een collectieve beheerorganisatie met een dualistische bestuursstructuur beslist de algemene ledenvergadering niet over de benoeming of het ontslag van leden van het leidinggevend orgaan en zij keurt evenmin hun beloning en andere emolumenten goed wanneer de bevoegdheid tot het nemen van dergelijke besluiten aan het toezichthoudend orgaan is gedelegeerd.

  • 5. 
    In overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 2 van titel II besluit de algemene ledenvergadering ten minste over de volgende zaken:
 

a)

het algemene beleid inzake de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;

 

b)

het algemene beleid inzake het gebruik van niet-verdeelbare bedragen;

 

c)

het algemene beleggingsbeleid ten aanzien van rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten;

 

d)

het algemene beleid betreffende inhoudingen op rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten;

 

e)

het gebruik van niet-verdeelbare bedragen;

 

f)

het risicobeheerbeleid;

 

g)

de goedkeuring van iedere verwerving, verkoop of verhypothekeren van onroerend goed;

 

h)

de goedkeuring van fusies en samenwerkingsverbanden, de oprichting van dochtermaatschappijen, de overname van andere entiteiten en de verwerving van aandelen of rechten in andere entiteiten;

 

i)

de goedkeuring voor het opnemen van leningen, het verstrekken van leningen of het verstrekken van zekerheden voor leningen.

  • 6. 
    De algemene ledenvergadering kan de in lid 5, onder f), g), h) en i), opgesomde bevoegdheden bij besluit of door middel van een bepaling in het statuut delegeren aan het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.
  • 7. 
    Voor de toepassing van het bepaalde in lid 5, onder a) tot en met d), kunnen de lidstaten eisen dat de algemene ledenvergadering meer gedetailleerde voorwaarden vaststelt voor het gebruik van de rechteninkomsten en de inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten.
  • 8. 
    De algemene ledenvergadering houdt toezicht op de activiteiten van de collectieve beheerorganisatie door ten minste te besluiten over de benoeming en het ontslag van de accountant en de goedkeuring van het in artikel 22 bedoelde jaarlijks transparantieverslag.

De lidstaten kunnen alternatieve systemen of regels voor de benoeming en het ontslag van de accountant toestaan, mits die systemen of regels zijn ontworpen om te waarborgen dat de accountant onafhankelijk is van de personen die leidinggeven aan de activiteiten van de collectieve beheerorganisatie.

  • 9. 
    Alle leden van een collectieve beheerorganisatie hebben het recht om deel te nemen aan en het recht om hun stemrechten uit te oefenen tijdens de algemene ledenvergadering. De lidstaten mogen echter toestaan dat het recht van de leden van de collectieve beheerorganisatie om deel te nemen aan en hun stemrecht uit te oefenen tijdens de algemene ledenvergadering wordt beperkt op grond van een of beide van de volgende criteria:
 

a)

duur van het lidmaatschap,

 

b)

ontvangen bedragen of aan een lid verschuldigde bedragen,

mits deze criteria worden vastgestelde en worden toegepast op een billijke en evenredige wijze.

De in de eerste alinea, onder a) en b), vervatte criteria worden opgenomen in het statuut of de lidmaatschapsvoorwaarden van de collectieve beheerorganisatie en worden openbaar gemaakt overeenkomstig de artikelen 19 en 21.

  • 10. 
    Ieder lid van een collectieve beheerorganisatie heeft het recht om een andere persoon of entiteit als gevolmachtigde aan te wijzen om namens hem deel te nemen aan en zijn stem uit te brengen tijdens de algemene ledenvergadering, mits deze aanwijzing geen belangenconflict tot gevolg heeft, wat bijvoorbeeld kan gebeuren wanneer het aanwijzende lid en de gevolmachtigde binnen de collectieve beheerorganisatie tot verschillende categorieën rechthebbenden behoren.

De lidstaten kunnen echter beperkingen opleggen betreffende de aanwijzing van gevolmachtigden en de uitoefening van het stemrecht van de leden die zij vertegenwoordigen indien dergelijke beperkingen geen afbreuk doen aan de passende en doeltreffende deelname van de leden aan het besluitvormingsproces van een collectieve beheerorganisatie.

Elke volmacht geldt voor één algemene ledenvergadering. De gevolmachtigde geniet op de algemene ledenvergadering dezelfde rechten als deze waarop het aanwijzende lid aanspraak zou kunnen maken. De gevolmachtigde brengt zijn stem uit overeenkomstig de instructies van het aanwijzende lid.

  • 11. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegdheden van de algemene ledenvergadering kunnen worden uitgeoefend door een vergadering van gedelegeerden die ten minste om de vier jaar door de leden van de collectieve beheerorganisatie worden gekozen, op voorwaarde dat:
 

a)

een passende en doeltreffende deelname van de leden aan het besluitvormingsproces van de collectieve beheerorganisatie gewaarborgd is, en

 

b)

de vertegenwoordiging van de verschillende categorieën leden in de vergadering van gedelegeerden billijk en evenwichtig is.

Het in de leden 2 tot en met 10 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de vergadering van gedelegeerden.

  • 12. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat voor collectieve beheerorganisaties die vanwege hun rechtsvorm geen algemene ledenvergadering hebben, de bevoegdheden van de algemene ledenvergadering worden uitgeoefend door het orgaan dat de toezichtfunctie vervult. De in de leden 2 tot en met 5, en ook de in lid 7 en lid 8 vastgestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing op een dergelijk orgaan dat de toezichtfunctie vervult.
  • 13. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat, indien een collectieve beheerorganisatie leden heeft die entiteiten zijn die rechthebbenden vertegenwoordigen, alle of bepaalde bevoegdheden van de algemene ledenvergadering moeten worden uitgeoefend door een vergadering van die rechthebbenden. Het in de leden 2 tot en met 10 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de vergadering van rechthebbenden.

Artikel 9

Toezichtfunctie

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat elke collectieve beheerorganisatie beschikt over een toezichtfunctie voor permanent toezicht op de activiteiten en de taakuitvoering van de personen die leidinggeven aan de activiteiten van de organisatie.
  • 2. 
    De verschillende categorieën leden van de collectieve beheerorganisatie zijn billijk en evenwichtig vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.
  • 3. 
    Elke persoon die de toezichtfunctie uitoefent, legt aan de algemene ledenvergadering jaarlijks een individuele verklaring inzake belangenconflicten af die de in artikel 10, lid 2, tweede alinea, bedoelde informatie bevat.
  • 4. 
    Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, komt periodiek bijeen en heeft ten minste de bevoegdheid om:
 

a)

de bevoegdheden uit te oefenen die het door de algemene ledenvergadering zijn gedelegeerd, met inbegrip van de bevoegdheden op grond van artikel 8, leden 4 en 6;

 

b)

toezicht te houden op de activiteiten en de taakuitvoering van de in artikel 10 bedoelde personen, met inbegrip van de uitvoering van de besluiten van de algemene ledenvergadering, en in het bijzonder van de in artikel 8, lid 5, onder a) tot en met d), vermelde algemene beleidslijnen.

  • 5. 
    Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, brengt ten minste eenmaal per jaar aan de algemene ledenvergadering verslag uit over de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 10

Plichten van de personen die de activiteiten van de collectieve beheerorganisatie beheren

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat elke collectieve beheerorganisatie alle nodige maatregelen neemt zodat de personen die haar activiteiten beheren dit op solide, prudente en passende wijze doen met behulp van goede administratieve en boekhoudkundige procedures en internecontrolemechanismen.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties procedures invoeren en toepassen ter vermijding van belangenconflicten en, daar waar die niet vermeden kunnen worden, om feitelijke of potentiële belangenconflicten te identificeren, te beheren, te bewaken en bekend te maken op een zodanige wijze dat voorkomen wordt dat deze de gezamenlijke belangen van de rechthebbenden die de organisatie vertegenwoordigt, schaden.

De in de eerste alinea bedoelde procedures omvatten een jaarlijkse individuele verklaring van elk van de in lid 1 bedoelde personen aan de algemene ledenvergadering, die de volgende informatie bevat:

 

a)

ieder belang bij de collectieve beheerorganisatie;

 

b)

iedere in het voorafgaande boekjaar van de collectieve beheerorganisatie ontvangen beloning, in de vorm van pensioenregelingen daaronder inbegrepen, voordelen in natura en andere soorten voordelen;

 

c)

eventuele bedragen die zij in het voorafgaande boekjaar als rechthebbende van de collectieve beheerorganisatie hebben ontvangen;

 

d)

een opgave aangaande ieder feitelijk of potentieel conflict tussen persoonlijke belangen en die van de collectieve beheerorganisatie of tussen verplichtingen die verschuldigd aan de collectieve beheerorganisatie en verplichtingen die verschuldigd zijn aan een andere natuurlijke of rechtspersoon.

HOOFDSTUK 2

Beheer van rechteninkomsten

Artikel 11

Inning en gebruik van rechteninkomsten

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 vastgestelde regels.
  • 2. 
    Een collectieve beheerorganisatie int en beheert rechteninkomsten zorgvuldig.
  • 3. 
    Een collectieve beheerorganisatie bewaart in haar boekhouding gescheiden:
 

a)

rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, en

 

b)

eventuele eigenvermogensbestanddelen en inkomsten uit dergelijke vermogensbestanddelen, uit beheerkosten of uit overige activiteiten.

  • 4. 
    Het is een collectieve beheerorganisatie niet toegestaan om de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden, behalve wanneer het haar is toegelaten om haar beheerkosten in te houden of te compenseren in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel 8, lid 5, onder d), of deze rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten mag gebruiken in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel 8, lid 5.
  • 5. 
    Wanneer een collectieve beheerorganisatie rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten belegt, doet zij dat in het belang van de rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt, in overeenstemming met het in artikel 8, lid 5, onder c) en f), bedoelde algemene beleggings- en risicobeheerbeleid en rekening houdend met de volgende bepalingen:
 

a)

wanneer er een potentieel belangenconflict bestaat, ziet de collectieve beheerorganisatie erop toe dat de belegging uitsluitend in het belang van die rechthebbenden wordt uitgevoerd;

 

b)

de bedragen worden belegd met het oogmerk om de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel te waarborgen;

 

c)

de beleggingen worden deugdelijk gediversifieerd om buitensporige afhankelijkheid van één belegging en de accumulatie van risico in de portefeuille als geheel te vermijden.

Artikel 12

Inhoudingen

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat wanneer een rechthebbende een collectieve beheerorganisatie machtigt om zijn rechten te beheren, de collectieve beheerorganisatie verplicht is de rechthebbende informatie te verschaffen over beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, alvorens zijn toestemming te verkrijgen om zijn rechten te beheren.
  • 2. 
    Inhoudingen zijn redelijk, staan in verhouding tot de door de collectieve beheerorganisatie aan de rechthebbenden verleende diensten en in voorkomend geval ook tot de in lid 4 bedoelde diensten, en worden vastgesteld op basis van objectieve criteria.
  • 3. 
    De beheerkosten mogen niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde kosten die door de collectieve beheerorganisatie worden gemaakt voor het beheren van auteursrechten en naburige rechten.

De lidstaten zien erop toe dat de voorschriften voor het gebruik en de transparantie van het gebruik van de ingehouden of verrekende bedragen met betrekking tot beheerkosten van toepassing zijn op alle andere inhoudingen om de kosten te dekken van het beheren van auteursrecht en naburige rechten.

  • 4. 
    Wanneer een collectieve beheerorganisatie sociale, culturele of educatieve diensten verleent die worden gefinancierd uit inhoudingen op de rechteninkomsten of uit andere inkomsten die voortvloeien uit de belegging van rechteninkomsten, worden dergelijke diensten geleverd op grond van billijke criteria, in het bijzonder wat betreft de toegang tot en de omvang van die diensten.

Artikel 13

Verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen

  • 1. 
    Onverminderd artikel 15, lid 3, en artikel 28 zien de lidstaten erop toe dat elke collectieve beheerorganisatie regelmatig, zorgvuldig en nauwkeurig de verschuldigde bedragen verdeelt en betaalt aan de rechthebbenden en in overeenstemming met het in artikel 8, lid 5, onder a), bedoelde algemene beleid inzake de verdeling.

De lidstaten zien er tevens op toe dat collectieve beheerorganisaties of hun leden die entiteiten zijn die rechthebbenden vertegenwoordigen, deze bedragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, verdelen en aan de rechthebbenden betalen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en andere materie met rechthebbenden, de collectieve beheerorganisatie of, in voorkomend geval, haar leden ervan weerhouden deze uiterste termijn te eerbiedigen.

  • 2. 
    Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen niet binnen de in lid 1 vermelde termijn kunnen worden verdeeld omdat de betrokken rechthebbenden niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kunnen worden, en indien de in lid 1 bedoelde uitzondering op de termijn niet van toepassing is, worden deze bedragen gescheiden bewaard in de boekhouding van de collectieve beheerorganisatie.
  • 3. 
    De collectieve beheerorganisatie treft alle nodige maatregelen, in overeenstemming met lid 1, om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren. De collectieve beheerorganisatie maakt, in het bijzonder, uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de in lid 1 vermelde termijn, informatie bekend over werken en andere materie waarvoor één of meer rechthebbenden niet zijn geïdentificeerd of gelokaliseerd aan:
 

a)

de rechthebbenden die zij vertegenwoordigt of de entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, wanneer die entiteiten lid zijn van de collectieve beheerorganisatie, en

 

b)

alle collectieve beheerorganisaties waarmee ze vertegenwoordigingsovereenkomsten heeft gesloten.

De informatie vermeld in de eerste alinea omvat, voor zover beschikbaar, het volgende:

 

a)

de titel van het werk of de andere materie,

 

b)

de naam van de rechthebbende,

 

c)

de naam van de betrokken uitgever of producent, en

 

d)

alle overige ter zake dienende beschikbare informatie die kan helpen om de rechthebbende te identificeren.

De collectieve beheerorganisatie controleert ook het in artikel 6, lid 5, bedoelde register en andere gemakkelijk beschikbare registers. Indien de voormelde maatregelen geen resultaat opleveren, maakt de collectieve beheerorganisatie deze informatie uiterlijk één jaar na het verstrijken van de periode van drie maanden openbaar.

  • 4. 
    Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen drie jaar na afloop van het boekjaar waarin de inning van de rechteninkomsten heeft plaatsgevonden nog niet kunnen worden verdeeld en mits de collectieve beheerorganisatie alle nodige maatregelen heeft getroffen om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren als bedoeld in lid 3, worden deze bedragen niet-verdeelbaar geacht.
  • 5. 
    De algemene ledenvergadering van een collectieve beheerorganisatie besluit over het gebruik van de niet-verdeelbare bedragen overeenkomstig artikel 8, lid 5, onder b), onverminderd het recht van rechthebbenden om dergelijke bedragen van de collectieve beheerorganisatie te vorderen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten inzake de verjaring van rechtsvorderingen.
  • 6. 
    De lidstaten kunnen het gebruik van niet-verdeelbare bedragen beperken of bepalen welk gebruik ervan toegestaan is, onder meer door te garanderen dat dergelijke bedragen gescheiden en onafhankelijk worden aangewend ter financiering van sociale, culturele en educatieve activiteiten ten gunste van rechthebbenden.

HOOFDSTUK 3

Beheer van rechten namens andere collectieve beheerorganisaties

Artikel 14

Rechten die worden beheerd krachtens vertegenwoordigingsovereenkomsten

De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie niet discrimineert jegens een rechthebbende wiens rechten zij beheert krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst, met name ten aanzien van toepasselijke tarieven, beheerkosten en de voorwaarden voor inning van de rechteninkomsten en verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.

Artikel 15

Inhoudingen en betalingen in vertegenwoordigingsovereenkomsten

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie geen andere inhoudingen dan voor beheerkosten hanteert op de rechteninkomsten die voortvloeien uit de rechten die zij beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, of op inkomsten uit de belegging van die rechteninkomsten, tenzij de andere collectieve beheerorganisatie die partij is bij de vertegenwoordigingsovereenkomst, uitdrukkelijk met dergelijke inhoudingen instemt.
  • 2. 
    De collectieve beheerorganisatie verdeelt en betaalt regelmatig, zorgvuldig en correct de aan andere collectieve beheerorganisaties verschuldigde bedragen.
  • 3. 
    De collectieve beheerorganisatie verricht deze verdeling en betalingen aan de andere collectieve beheerorganisatie zo snel mogelijk maar uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, of de afstemming van gegevens over werken en andere materie met rechthebbenden, de collectieve beheerorganisatie ervan weerhouden deze termijn na te leven.

De andere collectieve beheerorganisatie of, wanneer zij als leden entiteiten heeft die rechthebbenden vertegenwoordigen, deze leden verdelen en betalen de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen zo snel mogelijk maar uiterlijk zes maanden na ontvangst van deze bedragen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en andere materie met rechthebbenden, de collectieve beheerorganisatie of, in voorkomend geval, haar leden ervan weerhouden deze termijn na te leven.

HOOFDSTUK 4

Betrekkingen met gebruikers

Artikel 16

Licentieverlening

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties en gebruikers in goed vertrouwen onderhandelingen voeren over de licentieverlening voor rechten. Collectieve beheerorganisaties en gebruikers verschaffen elkaar alle noodzakelijke informatie.
  • 2. 
    Licentievoorwaarden zijn gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Bij het verlenen van licenties voor rechten zijn collectieve beheerorganisaties niet verplicht licentievoorwaarden die zijn overeengekomen met een gebruiker als precedent te gebruiken voor andere onlinediensten, wanneer de gebruiker een nieuwe soort onlinedienst aanbiedt die nog geen drie jaar voor het publiek in de Unie beschikbaar is.

Rechthebbenden ontvangen een passende vergoeding voor het gebruik van de rechten. Tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding zijn redelijk in verhouding tot onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van de werken en andere materie, en in verhouding tot de economische waarde van de door de collectieve beheerorganisatie verstrekte dienst. Collectieve beheerorganisaties stellen de betrokken gebruiker in kennis van de criteria die voor het bepalen van die tarieven zijn gebruikt.

  • 3. 
    Collectieve beheerorganisaties beantwoorden aanvragen van gebruikers zonder onnodige vertraging en geven daarbij onder meer op welke informatie zij nodig hebben om een licentie aan te bieden.

Nadat ze alle relevante informatie heeft ontvangen, biedt de collectieve beheerorganisatie zonder onnodige vertraging een licentie aan, of verschaft zij de gebruiker een gemotiveerde verklaring waarin zij uitlegt waarom zij niet van plan is een licentie te verlenen voor een bepaalde dienst.

  • 4. 
    Een collectieve beheerorganisatie stelt gebruikers in de gelegenheid op elektronische wijze met haar te communiceren, onder meer, voor zover van toepassing, ten behoeve van de verslaglegging over het licentiegebruik.

Artikel 17

Verplichtingen van gebruikers

De lidstaten stellen bepalingen vast om ervoor te zorgen dat de gebruikers een collectieve beheerorganisatie, in een vooraf overeengekomen en vooraf vastgesteld tijdsbestek en in een overeengekomen en vooraf vastgesteld formaat, de hun ter beschikking staande relevante informatie over het gebruik van de door de collectieve beheerorganisatie vertegenwoordigde rechten verstrekken die nodig is voor de inning van de rechteninkomsten en de verdeling en uitbetaling van de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen. Wanneer zij een besluit nemen over het formaat voor het verstrekken van deze informatie, nemen de collectieve beheerorganisaties en de gebruikers voor zover mogelijk de vrijwillige normen van de industrie in acht.

HOOFDSTUK 5

Transparantie en verslaglegging

Artikel 18

Aan rechthebbenden verstrekte informatie over het beheer van hun rechten

  • 1. 
    Onverminderd lid 2 van dit artikel, artikel 19 en artikel 28, lid 2, zien de lidstaten erop toe dat een collectieve beheerorganisatie ten minste eenmaal per jaar op zijn minst de volgende informatie bekendmaakt aan elke rechthebbende aan wie zij rechteninkomsten heeft toegewezen of betalingen heeft gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft:
 

a)

de contactgegevens voor het gebruik waarvan de rechthebbende de collectieve beheerorganisatie heeft gemachtigd, om de rechthebbende te identificeren en te lokaliseren;

 

b)

de aan de rechthebbende toegewezen rechteninkomsten;

 

c)

de door de collectieve beheerorganisatie aan de rechthebbende betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;

 

d)

de periode waarin het gebruik waarvoor bedragen zijn toegewezen en betaald aan de rechthebbende, heeft plaatsgevonden, tenzij objectieve redenen in verband met de verslaglegging door gebruikers de collectieve beheerorganisatie ervan weerhouden deze informatie te verstrekken;

 

e)

bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;

 

f)

bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerkosten, met inbegrip van die welke op grond van nationaal recht vereist zijn voor de verlening van sociale, culturele of educatieve diensten;

 

g)

rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven.

  • 2. 
    Wanneer een collectieve beheerorganisatie rechteninkomsten toewijst en als leden entiteiten heeft die verantwoordelijk zijn voor de uitkering van rechteninkomsten aan de rechthebbenden, verstrekt de collectieve beheerorganisatie de in lid 1 opgesomde informatie aan die entiteiten mits zij deze informatie niet in hun bezit hebben. De lidstaten zien erop toe dat de entiteiten ten minste eenmaal per jaar op zijn minst de in lid 1 opgesomde informatie bekendmaken aan elke rechthebbende aan wie zij inkomsten uit rechten hebben toegewezen of betalingen hebben gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft.

Artikel 19

Aan andere collectieve beheerorganisaties verstrekte informatie over het beheer van rechten op grond van vertegenwoordigingsovereenkomsten

De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie aan collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, minimaal eenmaal per jaar en op elektronische wijze voor de periode waarop de informatie betrekking heeft ten minste de volgende informatie bekendmaakt:

 

a)

de toegewezen rechteninkomsten, de door de collectieve beheerorganisatie betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en soort gebruik voor de rechten die zij beheert op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst, en rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;

 

b)

bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;

 

c)

de bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerkosten, zoals bedoeld in artikel 15;

 

d)

informatie over elke verleende of geweigerde licenties met betrekking tot werken en andere materie die wordt bestreken door de vertegenwoordigingsovereenkomst;

 

e)

door de algemene ledenvergadering genomen besluiten voor zover deze besluiten relevant zijn voor het beheer van de rechten op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst.

Artikel 20

Op verzoek aan rechthebbenden, andere collectieve beheerorganisaties en gebruikers verstrekte informatie

Onverminderd artikel 25 zien de lidstaten erop toe dat een collectieve beheerorganisatie, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, op elektronische wijze en zonder onnodige vertraging op zijn minst de volgende informatie bekendmaakt aan iedere collectieve beheerorganisatie namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst of aan iedere rechthebbende of iedere gebruiker:

 

a)

de werken of andere materie die zij beheert, de rechten die zij direct of krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst beheert en het grondgebied dat zij bestrijkt, of

 

b)

wanneer wegens de reikwijdte van de activiteiten van de collectieve beheerorganisatie dergelijke soorten van werken of andere materie niet kunnen worden vastgesteld, de soorten werken of andere materie die zij vertegenwoordigt, de rechten die zij beheert en de grondgebieden die zij bestrijkt.

Artikel 21

Openbaarmaking van informatie

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie op zijn minst de volgende informatie openbaar maakt:
 

a)

haar statuut;

 

b)

haar lidmaatschapsvoorwaarden en de voorwaarden voor beëindiging van de machtiging tot beheer van rechten, indien deze niet zijn opgenomen in het statuut;

 

c)

standaardlicentieovereenkomsten en normaal toepasselijke tarieven, inclusief kortingen;

 

d)

de in artikel 10 bedoelde lijst met personen;

 

e)

haar algemene beleid inzake verdeling van de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;

 

f)

haar algemene beleid inzake beheerkosten;

 

g)

haar algemene beleid inzake inhoudingen, voor andere doeleinden dan deze met betrekking tot beheerkosten, op rechteninkomsten en op enig ander inkomen voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten, met inbegrip van inhoudingen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten;

 

h)

een lijst met door haar gesloten vertegenwoordigingsovereenkomsten, en de namen van de collectieve beheerorganisaties waarmee deze vertegenwoordigingsovereenkomsten zijn gesloten;

 

i)

het algemene beleid inzake het gebruik van niet-verdeelbare bedragen;

 

j)

de overeenkomstig de artikelen 33, 34 en 35 beschikbare procedures voor klachtenafhandeling en geschillenbeslechting.

  • 2. 
    De collectieve beheerorganisatie maakt de in lid 1 bedoelde informatie op zijn publieke website bekend en houdt deze actueel.

Artikel 22

Jaarlijks transparantieverslag

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm krachtens nationaal recht, voor elk boekjaar uiterlijk acht maanden na afloop van dat boekjaar een jaarlijks transparantieverslag, met inbegrip van het in lid 3 bedoelde speciale verslag, samenstelt en openbaar maakt.

De collectieve beheerorganisatie maakt op zijn website het jaarlijks transparantieverslag bekend, welke op die website gedurende ten minste vijf jaar voor het publiek beschikbaar blijft.

  • 2. 
    Het jaarlijks transparantieverslag bevat ten minste de in de bijlage daarbij voorgeschreven informatie.
  • 3. 
    Een speciaal verslag betreft het gebruik van de ingehouden bedragen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten en bevat ten minste de in punt 3 van de bijlage voorgeschreven informatie.
  • 4. 
    De in het jaarlijks transparantieverslag opgenomen boekhoudkundige informatie wordt gecontroleerd door één of meer accountants, dat wil zeggen personen die wettelijk bevoegd zijn om rekeningen te controleren overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (9).

Het auditverslag, met inbegrip van alle voorbehouden, wordt volledig gereproduceerd in het jaarlijks transparantieverslag.

Voor de doeleinden van dit lid omvat de boekhoudkundige informatie de in punt 1, onder a), van de bijlage bedoelde financiële overzichten en alle in punt 1, onder g) en h), en punt 2 van de bijlage bedoelde financiële informatie.

TITEL III

MULTITERRITORIALE LICENTIEVERLENING VAN ONLINERECHTEN INZAKE MUZIEKWERKEN DOOR COLLECTIEVE BEHEERORGANISATIES

Artikel 23

Multiterritoriale licentieverlening op de interne markt

De lidstaten zien erop toe dat op hun grondgebied gevestigde collectieve beheerorganisaties zich aan de voorschriften van deze titel houden bij de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken.

Artikel 24

Capaciteit voor de verwerking van multiterritoriale licenties

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, over voldoende capaciteit beschikt om elektronisch op doelmatige en transparante wijze de gegevens te verwerken die nodig zijn voor het beheer van dergelijke licenties, onder meer voor de identificatie van het repertoire en het toezicht op het gebruik daarvan, de facturering van gebruikers, de inning van rechteninkomsten en de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.
  • 2. 
    Voor de doeleinden van lid 1 voldoet een collectieve beheerorganisatie ten minste aan de volgende voorwaarden:
 

a)

over het vermogen beschikken om de muziekwerken waarvoor de collectieve beheerorganisatie is gemachtigd tot vertegenwoordiging, geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren;

 

b)

over het vermogen beschikken om voor elk betrokken grondgebied de rechten en de respectievelijke rechthebbenden geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren, voor elk muziekwerk of aandeel daarin waarvoor de collectieve beheerorganisatie is gemachtigd tot vertegenwoordiging;

 

c)

gebruikmaken van unieke identificatiemiddelen om rechthebbenden en muziekwerken te identificeren, voor zover mogelijk rekening houdend met vrijwillige industriële normen en praktijken die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Unie;

 

d)

gebruikmaken van gepaste middelen om tijdig en doeltreffend tegenstrijdigheden te constateren en weg te nemen met gegevens van andere collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties voor rechten van onlinegebruik van muziekwerken verlenen.

Artikel 25

Transparantie van informatie over multiterritoriaal repertoire

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, aan aanbieders van onlinediensten, aan rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt en aan andere collectieve beheerorganisaties op elektronische wijze, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, actuele informatie verstrekt die de identificatie van het door haar vertegenwoordigde onlinemuziekrepertoire mogelijk maakt. Deze informatie omvat:
 

a)

de vertegenwoordigde muziekwerken;

 

b)

de geheel of gedeeltelijk vertegenwoordigde rechten, en

 

c)

de bestreken grondgebieden.

  • 2. 
    De collectieve beheerorganisatie kan zo nodig redelijke maatregelen treffen om de juistheid en integriteit van de gegevens te beschermen, hun hergebruik te beheren en commercieel gevoelige informatie te beschermen.

Artikel 26

Juistheid van informatie over multiterritoriaal repertoire

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat een collectieve beheerorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, beschikt over regelingen waarmee rechthebbenden, andere collectieve beheerorganisaties en aanbieders van onlinediensten kunnen vragen om rectificatie van de gegevens als bedoeld in de lijst van voorwaarden in artikel 24, lid 2, of de op grond van artikel 25 verstrekte informatie, wanneer zij op grond van redelijke bewijsstukken van mening zijn dat de gegevens of de informatie met betrekking tot hun onlinerechten inzake muziekwerken onjuist zijn/is. Wanneer de vorderingen voldoende onderbouwd zijn, ziet de collectieve beheerorganisatie erop toe dat de gegevens of de informatie zonder onnodige vertraging worden/wordt gerectificeerd.
  • 2. 
    De collectieve beheerorganisatie voorziet rechthebbenden wier muziekwerken zijn opgenomen in haar eigen muziekrepertoire en rechthebbenden die haar overeenkomstig artikel 31, hebben belast met het beheer van hun onlinerechten inzake muziekwerken, van de middelen om in elektronische vorm informatie bij haar in te dienen over hun muziekwerken, hun rechten inzake die werken en de grondgebieden waarvoor de rechthebbenden de organisatie machtigen. Daarbij houden de collectieve beheerorganisatie en de rechthebbenden voor zover mogelijk rekening met vrijwillige industriële normen of praktijken met betrekking tot gegevensuitwisseling die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Unie, waardoor de rechthebbenden het muziekwerk geheel of gedeeltelijk, de onlinerechten geheel of gedeeltelijk en de grondgebieden waarvoor zij de organisatie machtigen, kunnen specificeren.
  • 3. 
    Wanneer een collectieve beheerorganisatie een andere collectieve beheerorganisatie op grond van de artikelen 29 en 30 machtigt om multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen, past de lastnemende collectieve beheerorganisatie lid 2 van dit artikel ook toe met betrekking tot de rechthebbenden wier muziekwerken opgenomen zijn in het repertoire van de lastgevende collectieve beheerorganisatie, tenzij de collectieve beheerorganisaties anders overeenkomen.

Artikel 27

Juiste en tijdige verslaglegging en facturering

  • 1. 
    De lidstaten waarborgen dat een collectieve beheerorganisatie toeziet op het gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken die zij geheel of gedeeltelijk beheert door aanbieders van onlinediensten aan wie zij een multiterritoriale licentie voor die rechten heeft verleend.
  • 2. 
    De collectieve beheerorganisatie biedt aanbieders van onlinediensten de mogelijkheid om op elektronische wijze verslag te doen van het feitelijke gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken en aanbieders van onlinediensten doen nauwkeurig verslag van het feitelijke gebruik van die werken. De collectieve beheerorganisatie biedt het gebruik van ten minste één verslagmethode aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Unie zijn ontwikkeld voor de elektronische uitwisseling van dergelijke gegevens. Als de collectieve beheerorganisatie voorziet in verslaglegging volgens een industriële norm voor de elektronische gegevensuitwisseling, kan zij weigeren verslagen van de aanbieder van onlinediensten in een eigen indeling te aanvaarden.
  • 3. 
    De collectieve beheerorganisatie verzendt facturen aan de aanbieder van onlinediensten op elektronische wijze. De collectieve beheerorganisatie biedt het gebruik van ten minste één indeling aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Unie zijn ontwikkeld. Op de factuur worden de werken en rechten geïdentificeerd die geheel of gedeeltelijk in licentie zijn gegeven op grond van de gegevens als bedoeld in de lijst met voorwaarden uit hoofde van artikel 24, lid 2, en het dienovereenkomstige feitelijke gebruik, voor zover mogelijk op grond van de door de aanbieder van onlinediensten verstrekte informatie en de indeling die is gebruikt om die informatie te verstrekken. Als de collectieve beheerorganisatie een industriële norm hanteert, kan de aanbieder van onlinediensten niet weigeren de factuur te aanvaarden vanwege de indeling.
  • 4. 
    De collectieve beheerorganisatie factureert de onlinediensten aan de aanbieder zorgvuldig en zonder vertraging nadat het feitelijke gebruik van de onlinerechten van dat muziekwerk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.
  • 5. 
    De collectieve beheerorganisatie beschikt over toereikende regelingen die de aanbieder van onlinediensten in staat stelt om de juistheid van de factuur te betwisten, ook wanneer de aanbieder van onlinediensten van één of meer collectieve beheerorganisaties facturen ontvangt voor dezelfde onlinerechten inzake hetzelfde muziekwerk.

Artikel 28

Juiste en tijdige betaling aan rechthebbenden

  • 1. 
    Onverminderd lid 3 zien de lidstaten erop toe dat een collectieve beheerorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die voortvloeien uit dergelijke licenties nauwkeurig en zonder vertraging verdeelt nadat het feitelijke gebruik van het werk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.
  • 2. 
    Onverminderd lid 3 verstrekt de collectieve beheerorganisatie samen met elke betaling die zij doet op grond van lid 1 ten minste de volgende informatie aan rechthebbenden:
 

a)

de periode waarin en de gebieden waar het gebruik waarvoor bedragen aan rechthebbenden verschuldigd zijn, heeft plaatsgevonden;

 

b)

de geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de collectieve beheerorganisatie zijn verdeeld voor ieder recht voor online gebruik van een muziekwerk waarvoor de rechthebbenden de collectieve beheerorganisatie hebben gemachtigd hen geheel of gedeeltelijk te vertegenwoordigen;

 

c)

de voor de rechthebbenden geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de collectieve beheerorganisatie zijn verdeeld met betrekking tot iedere aanbieder van onlinediensten.

  • 3. 
    Wanneer een collectieve beheerorganisatie een andere collectieve beheerorganisatie heeft belast met multiterritoriale licentieverlening voor de onlinerechten inzake muziekwerken op grond van de artikelen 29 en 30, verdeelt de lastnemende collectieve beheerorganisatie de in lid 1 bedoelde bedragen nauwkeurig en zonder vertraging, en verstrekt zij de in lid 2 bedoelde informatie aan de lastgevende collectieve beheerorganisatie. De lastgevende collectieve beheerorganisatie is vervolgens verantwoordelijk voor de verdeling van die bedragen en de verstrekking van die informatie aan de rechthebbenden, tenzij de collectieve beheerorganisaties anderszins overeenkomen.

Artikel 29

Overeenkomsten tussen collectieve beheerorganisaties voor multiterritoriale licentieverlening

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat iedere vertegenwoordigingsovereenkomst tussen collectieve beheerorganisaties waarbij een collectieve beheerorganisatie een andere collectieve beheerorganisatie belast met de verlening van multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen muziekrepertoire, van niet-exclusieve aard is. De lastnemende collectieve beheerorganisatie beheert die onlinerechten op niet-discriminerende wijze.
  • 2. 
    De lastgevende collectieve beheerorganisatie informeert haar leden over de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst, met inbegrip van de duur ervan en de kosten van de door de lastnemende collectieve beheerorganisatie geleverde diensten.
  • 3. 
    De lastnemende collectieve beheerorganisatie informeert de lastgevende collectieve beheerorganisatie over de belangrijkste voorwaarden waarop de rechten van deze laatste in licentie worden gegeven, met inbegrip van de aard van de exploitatie, alle bepalingen die betrekking hebben of van invloed zijn op de licentiekosten, de duur van de licentie, de boekperioden en de bestreken grondgebieden.

Artikel 30

Verplichting om een andere collectieve beheerorganisatie te vertegenwoordigen voor multiterritoriale licentieverlening

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat wanneer een collectieve beheerorganisatie die geen multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen repertoire verleent of aanbiedt te verlenen, een andere collectieve beheerorganisatie verzoekt een vertegenwoordigingsovereenkomst te sluiten om deze rechten te beheren, de aangezochte collectieve beheerorganisatie verplicht is met een dergelijk verzoek in te stemmen als zij al multiterritoriale licenties voor dezelfde categorie onlinerechten inzake muziekwerken in het repertoire van één of meer andere collectieve beheerorganisaties verleent of aanbiedt te verlenen.
  • 2. 
    De aangezochte collectieve beheerorganisatie antwoordt de verzoekende collectieve beheerorganisatie schriftelijk en zonder onnodige vertraging.
  • 3. 
    Onverminderd de leden 5 en 6 beheert de aangezochte collectieve beheerorganisatie het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende collectieve beheerorganisatie onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op het beheer van haar eigen repertoire.
  • 4. 
    De aangezochte collectieve beheerorganisatie neemt het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende collectieve beheerorganisatie op in alle aanbiedingen die zij doet aan aanbieders van onlinediensten.
  • 5. 
    De beheerkosten voor de dienst die door de aangezochte collectieve beheerorganisatie wordt verleend aan de verzoekende organisatie, zijn niet hoger dan de kosten die redelijkerwijs door de aangezochte collectieve beheerorganisatie in rekening worden gebracht.
  • 6. 
    De verzoekende collectieve beheerorganisatie stelt aan de aangezochte collectieve beheerorganisatie de informatie betreffende haar eigen muziekrepertoire ter beschikking die nodig is voor de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken. Wanneer informatie ontoereikend is of wordt verstrekt in een vorm die de aangezochte collectieve beheerorganisatie niet in staat stelt aan de vereisten van deze titel te voldoen, heeft de aangezochte collectieve beheerorganisatie het recht om de kosten in rekening te brengen die redelijkerwijs zijn gemaakt om aan de vereisten te voldoen of om de werken waarvoor de informatie ontoereikend of onbruikbaar is, uit te sluiten.

Artikel 31

Toegang tot multiterritoriale licentieverlening

De lidstaten zien erop toe dat wanneer een collectieve beheerorganisatie uiterlijk op 10 april 2017 geen multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen en geen andere collectieve beheerorganisatie toestaat die rechten voor een dergelijk doel te beheren, rechthebbenden die die collectieve beheerorganisatie hebben gemachtigd om hun onlinerechten inzake muziekwerken te beheren, de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening voor alle grondgebieden uit die collectieve beheerorganisatie kunnen terugtrekken zonder de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van monoterritoriale licentieverlening te hoeven terugtrekken, teneinde zelf of via enige andere partij die zij machtigen of via een collectieve beheerorganisatie die wel voldoet aan de voorwaarden van deze titel, multiterritoriale licenties voor hun onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen.

Artikel 32

Afwijkingsprocedure voor onlinemuziekrechten van radio- en televisieprogramma’s

De voorschriften uit hoofde van deze titel zijn niet van toepassing op collectieve beheerorganisaties die op grond van de vrijwillige samenvoeging van de vereiste rechten overeenkomstig de mededingingsregels krachtens de artikelen 101 en 102 VWEU, een multiterritoriale licentie verlenen voor de onlinerechten inzake muziekwerken die vereist zijn voor een omroep die zijn radio- of televisieprogramma’s gelijktijdig met of na de oorspronkelijke uitzending, alsook ondersteunend onlinemateriaal, met inbegrip van vooruitblikken, dat door of voor de omroep is gemaakt bij de oorspronkelijke uitzending van het radio- of televisieprogramma, wil meedelen of openbaar wil maken.

TITEL IV

HANDHAVINGSMAATREGELEN

Artikel 33

Klachtenprocedure

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat collectieve beheerorganisaties aan hun leden en aan collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheren op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, procedures beschikbaar stellen voor de doeltreffende en tijdige behandeling van klachten, met name in verband met machtigingen om rechten te beheren en de beëindiging of terugtrekking van rechten, lidmaatschapsvoorwaarden, de inning van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen, inhoudingen en verdelingen.
  • 2. 
    Collectieve beheerorganisaties beantwoorden de klachten van leden of collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheren op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, schriftelijk. Wanneer de collectieve beheerorganisatie een klacht afwijst, motiveert zij de afwijzing.

Artikel 34

Procedures voor alternatieve geschillenbeslechting

  • 1. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat geschillen tussen collectieve beheerorganisaties, leden van collectieve beheerorganisaties, rechthebbenden of gebruikers betreffende de bepalingen in het nationale recht die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van deze richtlijn, kunnen worden onderworpen aan een snelle, onafhankelijke en onpartijdige procedure voor alternatieve geschillenbeslechting.
  • 2. 
    De lidstaten zien er voor de doeleinden van titel III op toe dat de volgende geschillen met betrekking tot een op hun grondgebied gevestigde collectieve beheerorganisatie die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen, kunnen worden onderworpen aan een onafhankelijke en onpartijdige procedure voor alternatieve geschillenbeslechting:
 

a)

geschillen met een feitelijke of potentiële aanbieder van onlinediensten betreffende de toepassing van de artikelen 16, 25, 26 en 27;

 

b)

geschillen met één of meer rechthebbenden betreffende de toepassing van de artikelen 25, 26, 27, 28, 29, 30 en 31;

 

c)

geschillen met een andere collectieve beheerorganisatie betreffende de toepassing van de artikelen 25, 26, 27, 28, 29 en 30.

Artikel 35

Geschillenbeslechting

  • 1. 
    De lidstaten zien erop toe dat geschillen tussen collectieve beheerorganisaties en gebruikers met betrekking tot met name bestaande en voorgestelde licentievoorwaarden of contractbreuk kunnen worden voorgelegd aan een rechter of, in voorkomend geval, aan een ander onafhankelijk en onpartijdig orgaan voor geschillenbeslechting indien dat orgaan gespecialiseerd is in intellectueeleigendomsrecht.
  • 2. 
    Artikelen 33 en 34 en lid 1 van dit artikel laten het recht van de partijen om hun rechten uit te oefenen en te verdedigen door een gerechtelijke procedure te beginnen, onverlet.

Artikel 36

Naleving

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de daartoe aangewezen bevoegde instanties toezien op de naleving door de collectieve beheerorganisaties die op hun grondgebied zijn gevestigd van de bepalingen in het nationale recht die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van deze richtlijn.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat procedures bestaan waarmee leden van een collectieve beheerorganisatie, rechthebbenden, gebruikers, collectieve beheerorganisaties en andere belanghebbende partijen de daartoe aangewezen bevoegde instanties in kennis kunnen stellen van activiteiten of omstandigheden die volgens hen een inbreuk vormen op de bepalingen in het nationale recht die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van deze richtlijn.
  • 3. 
    De lidstaten zien erop toe dat de daartoe aangewezen bevoegde instanties de bevoegdheid hebben om adequate sancties op te leggen of passende maatregelen te nemen wanneer niet wordt voldaan aan de bepalingen in het nationale recht die zijn vastgesteld bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Deze sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend.

De lidstaten stellen de Commissie voor 10 april 2016 in kennis van de bevoegde instanties als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 37 en 38. De Commissie maakt de in dit verband ontvangen informatie bekend.

Artikel 37

Informatie-uitwisseling tussen bevoegde instanties

  • 1. 
    Om het toezicht op de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken, ziet elke lidstaat erop toe dat een verzoek om informatie dat wordt ontvangen van een daartoe aangewezen bevoegde instantie van een andere lidstaat aangaande voor de toepassing van deze richtlijn relevante zaken, en in het bijzonder met betrekking tot de activiteiten van op het grondgebied van de aangezochte lidstaat gevestigde collectieve beheerorganisaties, onverwijld door een daartoe aangewezen bevoegde instantie wordt beantwoord, mits het verzoek naar behoren gemotiveerd is.
  • 2. 
    Wanneer een bevoegde instantie van oordeel is dat een collectieve beheerorganisatie die in een andere lidstaat gevestigd is maar op haar grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen in het nationale recht van de lidstaat waar die collectieve beheerorganisatie gevestigd is, die zijn vastgesteld op grond van de voorschriften van deze richtlijn, kan zij alle relevante informatie doorgeven aan de bevoegde instantie van de lidstaat waar de collectieve beheerorganisatie gevestigd is, eventueel vergezeld waar toepasselijk van een verzoek aan die instantie om onder haar bevoegdheid vallende passende maatregelen te nemen. De bevoegde instantie die het verzoek ontving, geeft binnen drie maanden een met redenen omkleed antwoord.
  • 3. 
    Aangelegenheden als bedoeld in lid 2, kunnen door de bevoegde instantie die een dergelijk verzoek doet ook worden voorgelegd aan de overeenkomstig artikel 41 opgerichte groep van deskundigen.

Artikel 38

Samenwerking voor de ontwikkeling van multiterritoriale licentieverlening

  • 1. 
    De Commissie stimuleert een regelmatige uitwisseling van informatie tussen de daarvoor aangewezen bevoegde instanties in de lidstaten en tussen die instanties en de Commissie over de situatie en de ontwikkeling van multiterritoriale licentieverlening.
  • 2. 
    De Commissie voert regelmatig raadplegingen uit met vertegenwoordigers van rechthebbenden, collectieve beheerorganisaties, gebruikers, consumenten en andere belanghebbende partijen over hun ervaringen met de toepassing van de bepalingen van titel III van deze richtlijn. De Commissie verstrekt de bevoegde instanties alle ter zake dienende informatie die voortkomt uit deze raadplegingen in het kader van de in lid 1 vermelde uitwisseling van informatie.
  • 3. 
    De lidstaten zien erop toe dat hun bevoegde instanties uiterlijk op 10 oktober 2017 een verslag aan de Commissie doen toekomen over de situatie en de ontwikkeling van multiterritoriale licentieverlening op hun grondgebied. Het verslag bevat in het bijzonder informatie over de beschikbaarheid van multiterritoriale licenties in de desbetreffende lidstaat en de naleving door collectieve beheerorganisaties van de bepalingen in het nationale recht die zijn vastgesteld bij de tenuitvoerlegging van titel III van deze richtlijn, tezamen met de beoordeling van de ontwikkeling van multiterritoriale licentieverlening van onlinerechten inzake muziekwerken door gebruikers, consumenten, rechthebbenden en andere belanghebbende partijen.
  • 4. 
    Op basis van de krachtens lid 3 ontvangen verslagen en de krachtens leden 1 en 2 verzamelde informatie beoordeelt de Commissie de toepassing van titel III van deze richtlijn. Indien noodzakelijk, en waar toepasselijk op basis van een specifiek verslag, overweegt zij nadere maatregelen om geconstateerde problemen op te lossen. Deze beoordeling strekt zich met name uit tot:
 

a)

het aantal collectieve beheerorganisaties dat voldoet aan de voorschriften van titel III;

 

b)

de toepassing van de artikelen 29 en 30, met inbegrip van het aantal vertegenwoordigingsovereenkomsten dat de collectieve beheerorganisaties krachtens deze artikelen hebben gesloten;

 

c)

het aandeel van het repertoire in de lidstaten dat beschikbaar is voor licentieverlening op multiterritoriale basis.

TITEL V

VERSLAGLEGGING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 39

Kennisgeving van collectieve beheerorganisaties

De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 10 april 2016, aan de hand van de inlichtingen waarover zij beschikken, een lijst van de op hun grondgebied gevestigde collectieve beheerorganisaties toekomen.

De lidstaten stellen de Commissie zonder onnodige vertraging in kennis van elke wijziging in de lijst.

De Commissie maakt deze informatie bekend en houdt ze actueel.

Artikel 40

Verslag

Uiterlijk op 10 april 2021 beoordeelt de Commissie de toepassing van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit van de toepassing van deze richtlijn. Dat verslag bevat een beoordeling van de gevolgen van deze richtlijn voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende diensten, de culturele verscheidenheid, de betrekkingen tussen collectieve beheerorganisaties en gebruikers en de werking in de Unie van buiten de Unie gevestigde collectieve beheerorganisaties, en de eventuele noodzaak van een herziening. De Commissie laat haar verslag, indien van toepassing, vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 41

Groep van deskundigen

Er wordt een groep van deskundigen opgericht. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties van de lidstaten. De groep van deskundigen wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en komt op diens initiatief dan wel op verzoek van een delegatie van een lidstaat bijeen. De taken van deze groep zijn:

 

a)

het effect van de omzetting van deze richtlijn op de werking van de collectieve beheerorganisaties en onafhankelijke beheerentiteiten op de interne markt onderzoeken en eventuele moeilijkheden onder de aandacht brengen;

 

b)

regelmatig overleg voeren over problemen in verband met de toepassing van deze richtlijn;

 

c)

informatie uitwisselen over relevante ontwikkelingen die zich in wetgeving en rechtspraak en op economisch, sociaal, cultureel en technologisch gebied voordoen, met name op het vlak van de digitale markt voor werken en andere materie.

Artikel 42

Bescherming van persoonsgegevens

Op de verwerking van persoonsgegevens binnen het kader van deze richtlijn is Richtlijn 95/46/EG van toepassing.

Artikel 43

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 10 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 44

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 45

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 4 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 februari 2014.
  • (3) 
    Aanbeveling 2005/737/EG van de Commissie van 18 mei 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige onlinemuziekdiensten (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 54).
  • (4) 
    Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).
  • (5) 
    Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28).
  • (6) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • (9) 
    Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
 

BIJLAGE

 

1.

Informatie die moet worden verstrekt in het jaarlijks transparantieverslag als bedoeld in artikel 22, lid 2:

 

a)

financiële overzichten bestaande uit een balans van activa en passiva, een resultatenrekening voor het boekjaar en een kasstroomoverzicht;

 

b)

een verslag van de activiteiten in het boekjaar;

 

c)

informatie over weigeringen om een licentie te verlenen op grond van artikel 16, lid 3;

 

d)

een beschrijving van de wettelijke en bestuurlijke structuur van de collectieve beheerorganisatie;

 

e)

informatie over entiteiten die direct of indirect eigendom zijn, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van de collectieve beheerorganisatie;

 

f)

informatie over het totale beloningsbedrag dat in het afgelopen boekjaar aan de in artikel 9, lid 3, en artikel 10 bedoelde personen is betaald, alsmede over andere aan hen verleende voordelen;

 

g)

de in punt 2 van deze bijlage bedoelde financiële gegevens;

 

h)

een speciaal verslag over het gebruik van bedragen die zijn ingehouden ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten, waarin de in punt 3 van deze bijlage bedoelde informatie wordt opgenomen.

 

2.

Financiële informatie die moet worden verstrekt in het jaarlijks transparantieverslag:

 

a)

financiële informatie over rechteninkomsten per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik (bijvoorbeeld uitzending, online, openbare uitvoering) met inbegrip van de informatie over de inkomsten voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten en de aanwending van die inkomsten (of ze onder de rechthebbenden of andere collectieve beheerorganisaties zijn verdeeld of anderszins zijn gebruikt);

 

b)

financiële informatie over de kosten van rechtenbeheer en andere door de collectieve beheerorganisatie aan rechthebbenden verleende diensten, met een volledige beschrijving van ten minste de volgende posten:

 

i)

alle bedrijfskosten en financiële kosten, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening voor die indirecte kosten;

 

ii)

bedrijfskosten en financiële kosten, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening voor die indirecte kosten, alleen ten aanzien van het rechtenbeheer met inbegrip van de beheerkosten die zijn ingehouden op of gecompenseerd met rechteninkomsten of inkomsten voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten overeenkomstig artikel 11, lid 4, en artikel 12, leden 1, 2 en 3;

 

iii)

bedrijfskosten en financiële kosten ten aanzien van andere diensten dan het rechtenbeheer, maar met inbegrip van sociale, culturele en educatieve diensten;

 

iv)

middelen die worden aangewend om kosten te dekken;

 

v)

bedragen die zijn ingehouden op rechteninkomsten, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik en het doel van de inhouding, zoals kosten in verband met het rechtenbeheer of met sociale, culturele of educatieve diensten;

 

vi)

de percentages die de kosten van het rechtenbeheer en andere door de collectieve beheerorganisatie aan rechthebbenden verleende diensten vertegenwoordigen ten opzichte van de rechteninkomsten in het betreffende boekjaar, per beheerde rechtencategorie, en in geval van indirecte kosten die niet aan één of meer rechtencategorieën kunnen worden toegeschreven, een toelichting van de methode van toerekening voor die indirecte kosten;

 

c)

financiële informatie over aan rechthebbenden verschuldigde bedragen met een volledige beschrijving van ten minste de volgende posten:

 

i)

het totale aan rechthebbenden toegeschreven bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;

 

ii)

het totale aan rechthebbenden betaalde bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;

 

iii)

de frequentie van de betalingen, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;

 

iv)

het totale geïnde maar nog niet aan rechthebbenden toegeschreven bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik en een aanduiding van het boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd;

 

v)

het totale toegeschreven maar nog niet onder rechthebbenden verdeelde bedrag, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik en een aanduiding van het boekjaar waarin deze bedragen zijn geïnd;

 

vi)

wanneer een collectieve beheerorganisatie de verdeling en betaling niet heeft verricht binnen de in artikel 13, lid 1, vastgestelde termijn: de redenen voor de vertraging;

 

vii)

het totaal van niet-verdeelbare bedragen, met een toelichting over de aanwending van die bedragen;

 

d)

informatie over de betrekkingen met andere collectieve beheerorganisaties met een beschrijving van ten minste de volgende posten:

 

i)

bedragen ontvangen van andere collectieve beheerorganisaties en bedragen betaald aan andere collectieve beheerorganisaties, met een onderverdeling per beheerde rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie;

 

ii)

beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten die verschuldigd zijn aan andere collectieve beheerorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie, per soort gebruik en per organisatie;

 

iii)

beheerkosten en andere inhoudingen op de bedragen die betaald zijn door andere collectieve beheerorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie;

 

iv)

de rechtstreeks onder rechthebbenden verdeelde bedragen die afkomstig zijn van andere collectieve beheerorganisaties, met een onderverdeling per rechtencategorie en per organisatie.

 

3.

Informatie die moet worden verstrekt in het speciale verslag als bedoeld in artikel 22, lid 3:

 

a)

de in het boekjaar ingehouden bedragen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve diensten, met een onderverdeling per soort doelstelling en met voor elk soort doelstelling een onderverdeling per categorie beheerde rechten en per soort gebruik;

 

b)

een toelichting van het gebruik van die bedragen, met een onderverdeling per soort doelstelling met inbegrip van de kosten voor het beheer van de ingehouden bedragen ter financiering van sociale, culturele en educatieve diensten en van de afzonderlijke bedragen die voor sociale, culturele en educatieve diensten zijn aangewend.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.