Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ( „LGO-besluit” )

1.

Tekst

19.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/1

 

BESLUIT 2013/755/EU VAN DE RAAD

van 25 november 2013

betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie

(„LGO-besluit”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 203,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Dit besluit vervangt Besluit 2001/822/EEG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap (1) dat van toepassing is tot en met 31 december 2013. Overeenkomstig artikel 62 van dat besluit stelt de Raad de bepalingen vast waarin met het oog op de verdere toepassing van de in de artikelen 198 tot en met 202 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vervatte beginselen moet worden voorzien.

 

(2)

In de conclusies van de Raad over de betrekkingen van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO) van 22 december 2009 wordt de Commissie verzocht om vóór juli 2012 een wetgevingsvoorstel tot herziening van het LGO-besluit aan de Raad voor te leggen. De Raad heeft ingestemd met het voorstel van de Commissie om voor het toekomstige partnerschap tussen de Unie en de LGO uit te gaan van drie pijlers: 1) versterking van het concurrentievermogen, 2) vergroting van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid en 3) stimulering van samenwerking en integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio’s.

 

(3)

De Commissie heeft van juni tot oktober 2008 een openbare raadpleging gehouden en een aantal richtsnoeren voor een nieuw associatiebesluit voorgesteld. Een overzicht van de resultaten van de raadpleging wordt gegeven in een mededeling van 6 november 2009 getiteld „Elementen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de landen en gebieden overzee (LGO)”.

 

(4)

Het VWEU en de afgeleide wetgeving zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt; zij dienen op handelsgebied te voldoen aan de verplichtingen die ten aanzien van derde landen zijn vastgesteld, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen.

 

(5)

Wat de bijzondere betrekkingen tussen de Unie en de LGO betreft, dient er een verschuiving plaats te vinden van de klassieke benadering in de vorm van ontwikkelingssamenwerking naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de LGO. Bovendien dient de solidariteit tussen de Unie en de LGO te zijn gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij alle tot dezelfde „Europese familie” behoren.

 

(6)

De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van de LGO kan worden vergroot door maatschappelijke organisaties op alle samenwerkingsterreinen te versterken.

 

(7)

Gezien de geografische ligging van de LGO dient de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden, ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald geografisch gebied, te worden bevorderd in het belang van alle partijen, waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan gebieden van wederzijds belang en aan bevordering van de waarden en normen van de Unie. Bovendien zouden de LGO in hun regio’s als hubs of excellentiecentra kunnen fungeren.

 

(8)

De Unie dient het beleid en de strategieën van de LGO op gebieden van wederzijds belang te steunen op basis van de specifieke behoeften, het specifieke potentieel en de specifieke keuze van het betrokken LGO.

 

(9)

De associatie dient gericht te zijn op het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor duurzame ontwikkeling.

 

(10)

De LGO beschikken over een rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering zou de natuurlijke omgeving van de LGO kunnen beïnvloeden en vormt een bedreiging voor hun duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor de instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, vermindering van het rampenrisico, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van duurzame energie zouden bijdragen tot aanpassing aan klimaatverandering in de LGO en vermindering van de gevolgen ervan.

 

(11)

De aanzienlijke bijdrage die de LGO zouden kunnen leveren aan de verbintenissen van de Unie in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten dient in de betrekkingen tussen de Unie en de LGO te worden erkend.

 

(12)

Het is van belang om de LGO te steunen bij hun streven minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen, teneinde hun kwetsbaarheid voor de toegang tot brandstoffen en de volatiliteit van de prijzen ervan te verminderen en zo hun economie veerkrachtiger en minder kwetsbaar voor externe schokken te maken.

 

(13)

De Unie zou de LGO kunnen helpen hun kwetsbaarheid voor rampen te verminderen en steun bieden voor de maatregelen die zij daartoe treffen.

 

(14)

De afgelegen geografische positie van de LGO heeft nadelige gevolgen voor hun concurrentievermogen en het is derhalve van belang hun toegankelijkheid te vergroten.

 

(15)

De Unie en de LGO erkennen het belang van onderwijs en beroepsopleiding als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO.

 

(16)

De verdere economische en sociale ontwikkeling van de LGO dient een wederzijds ondersteunend karakter te hebben en gericht te zijn op versterking van het concurrentievermogen van de economie van de LGO en op sociaal welzijn en sociale integratie, met name voor kwetsbare groepen en mensen met een handicap. De samenwerking tussen de Unie en de LGO dient daartoe ook informatie-uitwisseling en beste praktijken op de betrokken gebieden te omvatten, met inbegrip van de ontwikkeling van vaardigheden en sociale bescherming, en tevens de rechten van personen met een handicap te bevorderen, met inachtneming van de beginselen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Bovendien dient de associatie tussen de Unie en de LGO bij te dragen tot het bevorderen van fatsoenlijk werk, wat mede de toepassing van goede praktijken in de sociale dialoog, de eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen, gelijke kansen, non-discriminatie en toegankelijkheid inhoudt, in de LGO en de regio’s waar zij gelegen zijn.

 

(17)

Toerisme zou een domein voor samenwerking tussen de Unie en de LGO kunnen vormen. De samenwerking moet erop gericht zijn de inspanningen van de autoriteiten van de LGO te ondersteunen, teneinde maximale winst te halen uit lokaal, regionaal en internationaal toerisme, en private geldstromen vanuit de Unie en andere bronnen ten behoeve van de ontwikkeling van het toerisme in de LGO te stimuleren. Bijzondere aandacht moet gaan naar de noodzaak het toerisme in het sociale, culturele en economische leven van de bevolking te integreren, en naar de bescherming van het milieu.

 

(18)

Overdraagbare ziekten die in de LGO voorkomen, zoals dengue in het Caribische gebied en de Stille Oceaan en chikungunya in de Indische Oceaan, kunnen aanzienlijke problemen opleveren voor de gezondheid en de economie. Niet alleen tasten zij de productiviteit van de getroffen bevolking aan, ook kunnen epidemieën in de LGO grote gevolgen hebben voor het toerisme, dat een van de belangrijkste pijlers van de economie van veel van de LGO is. Doordat een groot aantal toeristen en migrerende werknemers naar de LGO reist, zijn deze kwetsbaar voor geïmporteerde infectieziekten. Anderzijds bestaat het gevaar dat door de grote stroom van reizigers vanuit de LGO overdraagbare ziekten in Europa worden geïntroduceerd. „Veilig toerisme” is daarom een kritische factor voor de duurzaamheid van de LGO-economieën die sterk van het toerisme afhankelijk zijn.

 

(19)

De associatie tussen de Unie en de LGO dient rekening te houden met en bij te dragen tot de instandhouding van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO.

 

(20)

De Unie erkent het belang van de ontwikkeling van een actiever partnerschap met de LGO ten aanzien van goed bestuur en de bestrijding van georganiseerde misdaad, mensenhandel, terrorisme en corruptie.

 

(21)

De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken dient bij te dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieubeschermingsgebied.

 

(22)

De ontwikkelingen op wereldniveau, zoals die tot uiting komen in het proces van steeds verdergaande liberalisering van het handelsverkeer, zijn sterk van invloed op de Unie, die de belangrijkste handelspartner van de LGO is, de ACS-staten in de geografische nabijheid van de LGO en hun andere economische partners.

 

(23)

De LGO zijn kwetsbare eilanden die adequate bescherming behoeven, ook wat het afvalbeheer betreft. Wat radioactief afval betreft, wordt hierin voorzien bij artikel 198 van het Euratom-Verdrag en uit hoofde daarvan aangenomen secundaire wetgeving, behalve voor Groenland, waarop het Euratom-Verdrag niet van toepassing is. Voor ander afval moet nader worden aangegeven welke EU-voorschriften er ten aanzien van de LGO moeten worden toegepast.

 

(24)

Dit besluit dient te voorzien in flexibeler oorsprongsregels en nieuwe mogelijkheden voor cumulatie van de oorsprong. Cumulatie dient niet alleen mogelijk te zijn met de LGO en met landen die onder een economische partnerschapsovereenkomst vallen, maar onder bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het algemene preferentiestelsel van de Unie (2). De voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen.

 

(25)

In het belang van de betrokken bedrijven en overheden in de LGO dienen de procedures voor de certificatie van de LGO-oorsprong te worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

 

(26)

Er dienen regelingen voor administratieve samenwerking te worden vastgesteld en er dient te worden voorzien in de mogelijkheid om de preferentiële behandeling tijdelijk in te trekken voor alle of sommige producten van oorsprong uit de LGO, indien er sprake is van fraude, onregelmatigheden of stelselmatige niet-naleving van de voorschriften betreffende de oorsprong van producten, dan wel niet-verlening van administratieve medewerking. Bovendien moeten voldoende gespecificeerde vrijwarings- en toezichtsbepalingen worden vastgesteld. Op die manier zouden zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers kunnen uitgaan van duidelijke en transparante voorschriften en procedures. Ten slotte moet, in het algemeen belang, de juiste toepassing worden gewaarborgd van de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer van goederen uit de LGO naar de Unie.

 

(27)

In verband met de doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging dient steun te worden geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden, door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de LGO te verbeteren. De Unie dient daartoe de LGO de gunstigst mogelijke behandeling te bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden, door middel van brede meestbegunstigingsclausules; er dient voor de LGO te worden voorzien in flexibeler mogelijkheden voor handelsbetrekkingen door de behandeling die de LGO de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere belangrijke handelsmachten hebben geboden.

 

(28)

Intellectuele-eigendomsrechten zijn essentieel voor het stimuleren van innovatie en een middel om de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen. Zij zijn van nut voor landen omdat zij dienen tot bescherming van scheppingen van de geest en intellectuele eigendommen. De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten draagt bij tot het vergemakkelijken van het handelsverkeer, groei en buitenlandse investeringen, alsmede tot het bestrijden van de gezondheids- en veiligheidsrisico’s van namaakproducten. Een beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten kan de LGO tot voordeel strekken, in het bijzonder in de context van de instandhouding van biodiversiteit en de ontwikkeling van technologie.

 

(29)

Sanitaire en fytosanitaire maatregelen en technische handelsbelemmeringen kunnen gevolgen hebben voor het handelsverkeer en vereisen samenwerking. De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken dient zich tevens uit te strekken tot het mededingingsbeleid en intellectuele-eigendomsrechten, aangezien die van invloed zijn op de rechtvaardige verdeling van de uit handel voortvloeiende baten.

 

(30)

Opdat de LGO op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en internationale markten, is het van belang de capaciteit van de LGO op hiervoor relevante gebieden te ontwikkelen. Hiertoe behoren de ontwikkeling van human resources en vaardigheden, de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, de diversifiëring van economische sectoren en de toepassing van een passend juridisch kader voor de totstandbrenging van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat.

 

(31)

De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot de totstandkoming van een veiliger, solider en transparanter financieel stelsel, aangezien dat van wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen op dat gebied moeten zich richten op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van de wetgeving van de LGO aan het EU-acquis inzake financiële diensten. Passende aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de LGO, ook op het gebied van toezicht.

 

(32)

De financiële bijstand aan de LGO moet worden toegekend op basis van eenvormige, transparante en doelmatige criteria, rekening houdend met de behoeften en het prestatiepeil van de LGO. Die criteria dienen rekening te houden met de omvang van de bevolking, de hoogte van het bruto binnenlands product (bbp), de omvang van eerdere toewijzingen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en beperkingen als gevolg van het geografisch isolement van de LGO.

 

(33)

Met het oog op doelmatigheid en vereenvoudiging, en de beheerscapaciteiten van de autoriteiten van de LGO erkennende, is het dienstig dat de aan de LGO toegewezen financiële middelen op basis van een wederkerig partnerschap worden beheerd. De autoriteiten van de LGO dienen bovendien de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de formulering en tenuitvoerlegging van het beleid dat de partijen in de vorm van samenwerkingsstrategieën vaststellen.

 

(34)

De procedures betreffende financiële bijstand dienen de LGO met name de hoofdverantwoordelijkheid te verlenen voor de programmering van het elfde EOF en de uitvoering van de samenwerking. De samenwerking dient grotendeels te geschieden overeenkomstig de territoriale bepalingen van de LGO en dient ten grondslag te liggen aan de steun voor de monitoring, evaluatie en audit van de geprogrammeerde maatregelen. Bij de programmering en de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de beperkte administratieve en personele middelen van de LGO. Bovendien moet worden verduidelijkt dat de LGO in aanmerking komen voor verschillende financieringsbronnen.

 

(35)

LGO kunnen deelnemen aan Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS), krachtens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3). Voor LGO kan regionale samenwerking er derhalve in bestaan deel te nemen aan een EGTS, overeenkomstig de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee de LGO is geassocieerd. LGO-leden van een EGTS komen mogelijk in aanmerking voor regionale financiering.

 

(36)

Teneinde rekening te houden met technologische ontwikkelingen en wijzigingen van de douanewetgeving dient de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de aanhangsels van bijlage VI bij dit besluit, aan de Commissie te worden gedelegeerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op het niveau van deskundigen. Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen dient de Commissie ervoor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze bij de Raad worden ingediend.

 

(37)

Krachtens dit besluit moet de Raad in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is afgestemd op een verscheidenheid van situaties,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

DEEL 1

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ASSOCIATIE VAN DE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE MET DE UNIE

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doel

  • 1. 
    Dit besluit brengt een associatie tot stand van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Unie (de „associatie”), die een partnerschap vormt op basis van artikel 198 van het VWEU, dat ten doel heeft de duurzame ontwikkeling van de LGO te ondersteunen en de waarden en normen van de Unie overal ter wereld te bevorderen.
  • 2. 
    De partners van de associatie zijn de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben.

Artikel 2

Territoriaal toepassingsgebied

De associatie is van toepassing op de in bijlage II bij het VWEU genoemde LGO.

Artikel 3

Doelstellingen, beginselen en waarden

  • 1. 
    De associatie tussen de Unie en de LGO is gegrondvest op doelstellingen, beginselen en waarden die door de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Unie worden gedeeld.
  • 2. 
    Met de associatie worden de algemene doeleinden van artikel 199 van het VWEU nagestreefd door versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de veerkracht van de LGO, vermindering van de kwetsbaarheid van economie en milieu, en stimulering van de samenwerking tussen hen onderling en met andere partners.
  • 3. 
    Bij het nastreven van die doeleinden neemt de associatie de grondbeginselen in acht van vrijheid, democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling, die gemeenschappelijk zijn voor alle LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.
  • 4. 
    Op de in dit besluit bedoelde samenwerkingsgebieden mag niet worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
  • 5. 
    De partijen erkennen elkaars rechten om hun eigen beleid en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling en hun eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en om dienovereenkomstig de desbetreffende wetten en beleidsmaatregelen vast te stellen of te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen op grond van de internationaal erkende normen en overeenkomsten. Zij streven in dit verband naar een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming.
  • 6. 
    Bij de uitvoering van dit besluit laten de partijen zich leiden door een streven naar transparantie, subsidiariteit en doelmatigheid en besteden zij gelijke aandacht aan de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling van de LGO: economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.

Artikel 4

Beheer van de associatie

De associatie wordt beheerd door de Commissie en de autoriteiten van de LGO en indien nodig de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, overeenkomstig hun respectieve institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden.

Artikel 5

Wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten

  • 1. 
    De associatie vormt het kader voor beleidsdialoog en samenwerking inzake vraagstukken van wederzijds belang.
  • 2. 
    Er wordt prioriteit toegekend aan samenwerking op gebieden van wederzijds belang, zoals:
 

a)

economische diversifiëring van de economieën van de LGO, met inbegrip van hun verdere integratie in de regionale en de wereldeconomie;

 

b)

bevordering van groene groei;

 

c)

duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de instandhouding en het duurzame gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten;

 

d)

aanpassing aan en vermindering van de gevolgen van klimaatverandering;

 

e)

bevordering van de bestrijding van het rampenrisico;

 

f)

bevordering van samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap;

 

g)

bevordering van sociale, culturele en economische uitwisselingen tussen de LGO, hun buurlanden en andere partners.

  • 3. 
    De samenwerking op gebieden van wederzijds belang is gericht op de bevordering van de zelfvoorziening van de LGO en de ontwikkeling van hun vermogen om de in lid 2 genoemde strategieën en beleidsterreinen te formuleren, uit te voeren en te monitoren.

Artikel 6

Bevordering van de associatie

  • 1. 
    Om hun onderlinge betrekkingen te versterken, streven de Unie en de LGO ernaar hun bevolking met de associatie bekend te maken, in het bijzonder door de ontwikkeling van banden en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijven van de LGO enerzijds en die van de Unie anderzijds te bevorderen.
  • 2. 
    LGO beijveren zich ervoor hun banden met de Unie in haar geheel te versterken en te bevorderen. Zij worden daarbij door de lidstaten ondersteund.

Artikel 7

Regionale samenwerking, regionale integratie en samenwerking met andere partners

  • 1. 
    Met inachtneming van artikel 3 streeft de associatie ernaar de LGO te steunen bij hun inspanningen om deel te nemen aan relevante internationale, regionale en/of subregionale integratieprocessen, overeenkomstig hun eigen aspiraties en de door de bevoegde LGO-autoriteiten vastgestelde doelstellingen en prioriteiten.
  • 2. 
    De Unie en de LGO kunnen daartoe informatie en beste praktijken uitwisselen en andere vormen van nauwe samenwerking en coördinatie met andere partners in het kader van de deelname van de LGO aan regionale en internationale organisaties tot stand brengen, waar van toepassing door middel van internationale overeenkomsten.
  • 3. 
    De associatie is gericht op ondersteuning van de samenwerking tussen de LGO en andere partners op de in deel 1 en deel 2 van dit besluit bepaalde samenwerkingsgebieden. Het doel van de associatie in dit verband is het stimuleren van de samenwerking tussen de LGO en de ultraperifere gebieden als vermeld in artikel 349 van het VWEU, hun buurlanden die behoren tot de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en hun andere buurlanden. Om dat doel te bereiken, verbetert de Unie de coördinatie en stimuleert zij synergieën tussen de samenwerkingsprogramma’s die door verschillende financieringsinstrumenten van de EU worden gesteund. De Unie streeft er voorts naar de LGO te betrekken bij haar dialoog met hun buurlanden, zowel ACS- als niet ACS-staten, en, indien passend, met de ultraperifere gebieden.
  • 4. 
    De steun voor de deelname van de LGO aan relevante organisaties voor regionale integratie richt zich in het bijzonder op:
 

a)

opbouw van de capaciteit van relevante regionale organisaties en instellingen waarvan de LGO deel uitmaken;

 

b)

regionale of subregionale initiatieven zoals de uitvoering van het beleid betreffende sectorale hervorming ten aanzien van de in deel 1 en deel 2 van dit besluit bepaalde samenwerkingsgebieden;

 

c)

de bekendheid van de LGO met het effect van de regionale integratieprocessen op verschillende gebieden en hun kennis daarvan;

 

d)

de deelname van de LGO aan de ontwikkeling van regionale markten binnen organisaties voor regionale integratie;

 

e)

grensoverschrijdende investeringen van de LGO in hun buurlanden en omgekeerd.

Artikel 8

Deelname aan Europese groeperingen voor territoriale samenwerking

Voor de toepassing van artikel 7, leden 1 tot en met 3, van dit besluit impliceren de samenwerkingsinitiatieven of andere vormen van samenwerking tevens dat overheidsautoriteiten, regionale en subregionale organisaties, plaatselijke autoriteiten en, waar relevant, andere publieke en private organen of instellingen (met inbegrip van openbaredienstverleners) uit een LGO kunnen deelnemen aan een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), volgens de regels en doelstellingen van de samenwerkingsactiviteiten voorzien in dit besluit en in Verordening (EG) nr. 1082/2006, en in overeenstemming met de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee de LGO is geassocieerd.

Artikel 9

Specifieke behandeling

  • 1. 
    De associatie houdt rekening met de diversiteit van de LGO wat betreft hun economische ontwikkeling en hun capaciteit om ten volle te profiteren van de in artikel 7 bedoelde regionale samenwerking en regionale integratie.
  • 2. 
    Voor geïsoleerde LGO wordt voorzien in een specifieke behandeling.
  • 3. 
    Teneinde geïsoleerde LGO in staat te stellen structurele en andere hindernissen voor hun ontwikkeling te overwinnen, houdt deze specifieke behandeling, onder meer bij de vaststelling van de omvang van de financiële bijstand en de daaraan verbonden voorwaarden, rekening met hun specifieke problemen.
  • 4. 
    In bijlage I worden de LGO vermeld die als geïsoleerd worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2

Actoren van de samenwerking

Artikel 10

Algemene benadering

  • 1. 
    De associatie is gebaseerd op een brede dialoog en breed overleg over vraagstukken van wederzijds belang tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie, alsook in voorkomend geval de Europese Investeringsbank (EIB).
  • 2. 
    De LGO voeren waar nodig een dialoog en overleg met autoriteiten en instanties zoals:
 

a)

de bevoegde plaatselijke autoriteiten en andere overheden;

 

b)

de economische en sociale partners;

 

c)

andere passende organisaties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en organisaties die verantwoordelijk zijn voor het stimuleren van de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Artikel 11

Actoren van de samenwerking

  • 1. 
    Tot de actoren van de samenwerking in de LGO behoren:
 

a)

de overheidsinstanties van de LGO;

 

b)

de plaatselijke autoriteiten in de LGO;

 

c)

openbare dienstverleners en maatschappelijke organisaties, zoals sociale, werkgevers- en beroepsorganisaties en vakbonden, alsmede lokale, nationale en internationale niet-gouvernementele organisaties;

 

d)

regionale en subregionale organisaties.

  • 2. 
    De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, delen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit mee welke de overheidsinstanties en plaatselijke autoriteiten zijn waarnaar in lid 1, onder a) en b), wordt verwezen.

Artikel 12

Verantwoordelijkheden van de niet-overheidsactoren

  • 1. 
    Niet-overheidsactoren kunnen een rol spelen bij de uitwisseling van informatie en bij het overleg over de samenwerking, in het bijzonder wat het opstellen en uitvoeren van projecten en programma’s voor samenwerkingsbijstand betreft. Ter ondersteuning van plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven kunnen aan hen bevoegdheden worden gedelegeerd op het gebied van financieel beheer met het oog op de tenuitvoerlegging van dergelijke projecten en programma’s.
  • 2. 
    Niet-overheidsactoren die voor gedecentraliseerd beheer van projecten of programma’s in aanmerking komen, worden in onderling overleg geïdentificeerd door de autoriteiten van de LGO, de Commissie en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, afhankelijk van het betrokken onderwerp en van hun deskundigheid en het gebied waarop zij actief zijn. Dit geschiedt per afzonderlijk LGO in het kader van de opstelling van de dialoog en het overleg bedoeld in artikel 10.
  • 3. 
    De associatie dient bij te dragen tot de inspanningen van de LGO om maatschappelijke organisaties te versterken, met name wat betreft de oprichting en ontwikkeling ervan en het uitwerken van de nodige regelingen voor hun betrokkenheid bij de opzet, de uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en -programma’s.

Hoofdstuk 3

Institutioneel kader van de associatie

Artikel 13

Richtsnoeren voor de dialoog

  • 1. 
    De Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, gaan een regelmatige en alomvattende politieke dialoog aan.
  • 2. 
    De institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, worden bij deze dialoog volledig in acht genomen. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd: hij kan formeel of informeel zijn en wordt op een passend niveau gevoerd binnen het in artikel 14 bedoelde kader.
  • 3. 
    De dialoog stelt de LGO in staat om ten volle aan de tenuitvoerlegging van de associatie deel te nemen.
  • 4. 
    De dialoog richt zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van wederzijds belang of van algemeen belang voor de verwezenlijking van de doeleinden van de associatie.

Artikel 14

Dialoogfora van de associatie

  • 1. 
    In het kader van de associatie worden de volgende fora voor dialoog ingesteld:
 

a)

jaarlijks vindt een forum voor dialoog tussen de LGO en de EU (het „LGO-EU-forum”) plaats, waaraan wordt deelgenomen door de autoriteiten van de LGO, vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. Leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de EIB en vertegenwoordigers van de ultraperifere gebieden worden in voorkomend geval bij het LGO-EU-forum betrokken;

 

b)

op regelmatige basis voeren de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben trilateraal overleg. Dit overleg vindt minstens viermaal per jaar plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben;

 

c)

de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie stellen in onderling overleg werkgroepen met een adviesfunctie in om de tenuitvoerlegging van de associatie te volgen, in een voor de te bespreken onderwerpen geschikte vorm. Deze werkgroepen worden samengeroepen op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO. Zij houden technische besprekingen over aangelegenheden van specifiek belang voor de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, ter aanvulling op de werkzaamheden in het kader van het LGO-EU-forum en/of het trilaterale overleg.

  • 2. 
    De Commissie bekleedt het voorzitterschap en voert het secretariaat van het LGO-EU-forum, het trilaterale overleg en de werkgroepen.

DEEL 2

SAMENWERKINGSGEBIEDEN INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING IN HET KADER VAN DE ASSOCIATIE

Hoofdstuk 1

Milieu, klimaatverandering en vermindering van het rampenrisico

Artikel 15

Algemene doeleinden en beginselen

De samenwerking op het gebied van milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen uit te werken en uit te voeren;

 

b)

ondersteuning van de inspanningen van de LGO om in regionale netwerken en initiatieven te integreren;

 

c)

bevordering van duurzaam en efficiënt gebruik van hulpbronnen en aanmoediging van het loslaten van de koppeling van economische groei aan achteruitgang van het milieu, alsmede

 

d)

ondersteuning van de inspanningen van LGO om als regionale hubs en excellentiecentra te fungeren.

Artikel 16

Duurzaam beheer en instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten

De samenwerking op het gebied van duurzaam beheer en instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

stimulering van de instelling en het doeltreffende beheer van mariene en terrestrische beschermde gebieden en beter beheer van bestaande beschermde gebieden;

 

b)

aanmoediging van duurzaam beheer van mariene en terrestrische hulpbronnen die bijdragen tot de bescherming van soorten, habitats en ecosysteemfuncties buiten de beschermde gebieden, in het bijzonder bedreigde, kwetsbare en zeldzame soorten;

 

c)

versterking van de instandhouding en het duurzame gebruik van mariene en terrestrische biodiversiteit en ecosystemen door:

 

i)

de bredere uitdaging voor ecosystemen als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken door gezonde, veerkrachtige ecosystemen in stand te houden en op groene infrastructuur en ecosystemen gebaseerde benaderingen van klimaatverandering en vermindering van de gevolgen daarvan te stimuleren, aangezien die vaak meervoudige voordelen brengen;

 

ii)

de capaciteiten op lokaal, regionaal en/of internationaal niveau te versterken door stimulering van de uitwisseling van informatie, kennis en beste praktijken tussen alle betrokkenen, waaronder overheden, grondeigenaars, particuliere bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties;

 

iii)

bestaande programma’s voor natuurbehoud en aanverwante activiteiten binnen en buiten beschermingsgebieden te versterken;

 

iv)

het kennisbestand te verbreden en kennislacunes aan te vullen, onder meer door de waarde van ecosysteemfuncties en -diensten te kwantificeren;

 

d)

aanmoediging en facilitering van regionale samenwerking om problemen in verband met invasieve niet-inheemse soorten of de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken;

 

e)

ontwikkeling van mechanismen om middelen doeltreffender te benutten, zoals betaling voor ecosysteemdiensten.

Artikel 17

Duurzaam bosbeheer

De samenwerking op het gebied van duurzaam bosbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het bevorderen van het behoud en duurzaam beheer van bossen, met aandacht voor de rol van bossen in de bescherming van het milieu tegen erosie en de bestrijding van woestijnvorming, alsook op bebossing en beheer van de houtexport.

Artikel 18

Geïntegreerd beheer van kustgebieden

De samenwerking op het gebied van het geïntegreerde beheer van kustgebieden in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

steun voor de inspanningen van de LGO om een doeltreffend duurzaam beheer van mariene zones en kustgebieden tot stand te brengen door het opzetten van strategische en geïntegreerde benaderingen voor planning en beheer van mariene zones en kustgebieden;

 

b)

het in overeenstemming brengen van economische en sociale activiteiten als visserij en aquacultuur, toerisme, zeevervoer en landbouw met het potentieel van mariene zones en kustgebieden in termen van hernieuwbare energie en grondstoffen, met inachtneming van de gevolgen van klimaatverandering en menselijke activiteiten.

Artikel 19

Maritieme aangelegenheden

De samenwerking op het gebied van maritieme zaken in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

intensivering van de dialoog over vraagstukken van gemeenschappelijk belang op dat gebied;

 

b)

stimulering van kennis van de zee en mariene biotechnologie, energie uit de zee, toezicht op zee, beheer van kustgebieden en ecosysteemgebaseerd beheer;

 

c)

bevordering van geïntegreerde benaderingen op internationaal niveau.

Artikel 20

Duurzaam beheer van visbestanden

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van duurzaam beheer van de visbestanden in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
 

a)

de verbintenis tot verantwoord visserijbeheer en verantwoorde visserijmethoden;

 

b)

het afzien van maatregelen of activiteiten die onverenigbaar zijn met de beginselen van duurzame exploitatie van de visbestanden;

 

c)

streven naar regelmatig overleg over het behoud en het beheer van de levende mariene rijkdommen en informatie-uitwisseling over de ontwikkeling van de situatie van de bestanden tussen de Unie en de LGO in de relevante fora van de associatie, zoals bedoeld in artikel 14, zonder daarbij afbreuk te doen aan bestaande of toekomstige bilaterale partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied.

  • 2. 
    De samenwerking op het in lid 1 bedoelde gebied kan betrekking hebben op:
 

a)

het actief bevorderen van goed bestuur, beste praktijken en verantwoord visserijbeheer bij de instandhouding en het duurzame beheer van de visbestanden, waaronder visbestanden van gemeenschappelijk belang en visbestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer;

 

b)

dialoog en samenwerking inzake de instandhouding van de visserijbestanden, alsook maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en effectieve samenwerking met regionale organisaties voor visserijbeheer en binnen dergelijke organisaties. De dialoog en de samenwerking betreffen tevens controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregeringen en verplichtingen inzake doeltreffender beheer van de visserij en de kustomgeving op de lange termijn.

Artikel 21

Duurzaam waterbeheer

  • 1. 
    Op het gebied van duurzaam waterbeheer kunnen de Unie en de LGO in het kader van de associatie samenwerken inzake waterbeleid en institutionele opbouw, bescherming van de watervoorraden, de watervoorziening in rurale en stedelijke gebieden voor huishoudelijke, industriële of landbouwdoeleinden, de opslag, de distributie en het beheer van de watervoorraden en het beheer van afvalwater.
  • 2. 
    Vooral in gebieden met een achterstand op het gebied van drinkwatervoorziening en sanitatie, en gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor natuurrampen, wordt aandacht geschonken aan de toegang tot drinkwater- en sanitatiediensten, die rechtstreeks bijdraagt tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel door verbetering van de gezondheid en verhoging van de productie.
  • 3. 
    De samenwerking op die gebieden wordt geleid door het beginsel dat de aanhoudende noodzaak om de basisvoorzieningen op het gebied van water en sanitatie aan de bevolking van de steden en het platteland uit te breiden op ecologisch duurzame wijze gevolg moet krijgen.

Artikel 22

Afvalbeheer

De samenwerking op het gebied van afvalbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering van goede milieupraktijken bij alle activiteiten op het gebied van afvalbeheer, met inbegrip van het verminderen van afval, recycling of andere processen voor hergebruik, zoals de terugwinning van energie en het verwijderen van afval.

Artikel 23

Energie

De samenwerking op het gebied van duurzame energie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

productie en distributie van, en toegang tot energie, in het bijzonder het ontwikkelen, bevorderen, gebruiken en opslaan van duurzame energie uit hernieuwbare energiebronnen;

 

b)

het beleid en de regelgeving op energiegebied, met name de formulering van beleid en de vaststelling van regelgeving om betaalbare en houdbare energietarieven te waarborgen;

 

c)

energie-efficiëntie, met name de ontwikkeling en invoering van normen voor energiezuinigheid en de uitvoering van maatregelen daarvoor in diverse sectoren (industrie, handel, overheid en huishoudens), alsmede begeleidende educatieve activiteiten en voorlichting;

 

d)

vervoer, met name de ontwikkeling, de promotie en het gebruik van milieuvriendelijker openbare en particuliere vervoersmiddelen zoals hybride, elektrische en met waterstof aangedreven voertuigen, carpooling en fietsen;

 

e)

stadsplanning en stedenbouw, met name de bevordering en invoering van strenge normen voor milieukwaliteit en goede energieprestaties op die gebieden, en

 

f)

toerisme, met name de bevordering van infrastructuur voor op energiegebied zelfvoorzienend (op basis van hernieuwbare energie) en/of groen toerisme.

Artikel 24

Klimaatverandering

De samenwerking op het gebied van klimaatverandering is in het kader van de associatie gericht op ondersteuning van initiatieven van de LGO inzake de mitigatie van klimaatverandering en de aanpassing aan de negatieve gevolgen ervan, en kan betrekking hebben op:

 

a)

het verzamelen van empirische gegevens; het in kaart brengen van belangrijke risico’s en het vaststellen van territoriale, regionale en/of internationale acties, plannen en maatregelen inzake aanpassing aan klimaatverandering of mitigatie van de negatieve effecten ervan;

 

b)

integratie van de aanpassing aan klimaatverandering en de mitigatie van de gevolgen ervan in het beleid en de strategieën van de overheid;

 

c)

uitwerking en vaststelling van statistische gegevens en indicatoren, die essentiële werktuigen zijn voor de beleidsvorming en -uitvoering, alsmede

 

d)

bevordering van de deelname van de LGO aan de regionale en internationale dialoog, teneinde samenwerking te stimuleren, met inbegrip van het uitwisselen van kennis en ervaring.

Artikel 25

Vermindering van het rampenrisico

De samenwerking op het gebied van vermindering van het rampenrisico in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

de ontwikkeling of perfectionering van mechanismen, met inbegrip van infrastructuren, op het gebied van rampenpreventie en -paraatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te reduceren;

 

b)

de ontwikkeling van gedetailleerde kennis van de blootstelling aan rampen en de huidige responscapaciteiten in de LGO en de regio’s waar de LGO gelegen zijn;

 

c)

versterking van bestaande maatregelen voor rampenpreventie en -paraatheid op plaatselijk, nationaal en regionaal niveau;

 

d)

verbetering van de responscapaciteit van de betrokken actoren teneinde de coördinatie, doeltreffendheid en efficiëntie te verbeteren;

 

e)

verbetering van educatie en voorlichting aan de bevolking over de blootstelling aan risico’s, preventie, voorbereiding en respons bij een ramp, met de nodige aandacht voor de specifieke behoeften van personen met een handicap;

 

f)

intensivering van de samenwerking tussen de voornaamste betrokkenen bij civiele bescherming, alsmede

 

g)

bevordering van de deelname van de LGO aan regionale, Europese en/of internationale dialoogfora, teneinde bij rampen een regelmatiger uitwisseling van kennis en nauwere coördinatie tussen de partners mogelijk te maken.

Hoofdstuk 2

Toegankelijkheid

Artikel 26

Algemene doelstellingen

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van toegankelijkheid in het kader van de associatie is gericht op:
 

a)

verbetering van de toegang van de LGO tot wereldwijde vervoersnetwerken, alsmede

 

b)

verbetering van de toegang van de LGO tot informatie- en communicatietechnologieën en -diensten.

  • 2. 
    De samenwerking op het in lid 1 bedoelde gebied kan betrekking hebben op:
 

a)

beleidsvorming en institutionele opbouw;

 

b)

vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en over de binnenwateren, alsmede

 

c)

opslagfaciliteiten in zee- en luchthavens.

Artikel 27

Zeevervoer

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van het zeevervoer in het kader van de associatie is gericht op de ontwikkeling en promotie van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoersdiensten in de LGO en kan betrekking hebben op:
 

a)

bevordering van efficiënt vrachtvervoer tegen economisch en commercieel haalbare tarieven;

 

b)

facilitering van intensievere deelname van de LGO aan internationale zeevervoersdiensten;

 

c)

aanmoediging van regionale programma’s;

 

d)

ondersteuning van de deelname van de plaatselijke particuliere sector aan zeevervoersactiviteiten, en

 

e)

de ontwikkeling van infrastructuur.

  • 2. 
    De Unie en de LGO bevorderen de veiligheid van de scheepvaart, de veiligheid van scheepsbemanningen en de voorkoming van verontreiniging.

Artikel 28

Luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van het luchtvervoer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

hervorming en modernisering van de luchtvervoerssector in de LGO;

 

b)

bevordering van de commerciële levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de luchtvervoerssector in de LGO;

 

c)

facilitering van investeringen en participatie van de particuliere sector, alsmede

 

d)

bevordering van de uitwisseling van kennis en goede handelspraktijken.

Artikel 29

Veiligheid van luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van de inspanningen van de LGO tot naleving van de desbetreffende internationale normen en kan betrekking hebben op:

 

a)

de tenuitvoerlegging van veiligheidssystemen voor het luchtverkeer;

 

b)

de tenuitvoerlegging van de beveiliging van luchthavens en de versterking van het vermogen van de civiele luchtvaartautoriteiten om alle onder hun bevoegdheden vallende aspecten van de operationele veiligheid te beheren, alsmede

 

c)

de ontwikkeling van infrastructuur en het menselijk potentieel.

Artikel 30

Diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie

De samenwerking inzake diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het kader van de associatie is gericht op het stimuleren van innovatie, economische groei en verbetering van het dagelijkse leven voor zowel burgers als bedrijven in de LGO, met inbegrip van het stimuleren van toegankelijkheid voor personen met een handicap. De samenwerking is met name gericht op vergroting van de regelgevingscapaciteit van de LGO en kan steun bieden voor de uitbreiding van ICT-netwerken en -diensten met de volgende maatregelen:

 

a)

totstandbrenging van een voorspelbaar regelgevingsklimaat dat gelijke tred houdt met de technologische ontwikkelingen, groei en innovatie stimuleert en concurrentie en consumentenbescherming stimuleert;

 

b)

dialoog over de diverse beleidsaspecten van stimulering en monitoring van de informatiemaatschappij;

 

c)

uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteitsvraagstukken;

 

d)

bevordering van de samenwerking op het gebied van ICT-onderzoek en op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuur;

 

e)

ontwikkeling van diensten en toepassingen op gebieden van grote maatschappelijke betekenis.

Hoofdstuk 3

Onderzoek en innovatie

Artikel 31

Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

De samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op wetenschap en technologie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën, met als doel bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de LGO, de rol van LGO als regionale hubs en excellentiecentra te bevorderen en hun industriële concurrentievermogen te stimuleren. De samenwerking kan met name inhouden:

 

a)

dialoog, coördinatie en totstandbrenging van synergieën inzake beleid en initiatieven van de LGO en de Unie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;

 

b)

beleidsvorming en institutionele opbouw in de LGO en gecoördineerde maatregelen op plaatselijk, nationaal of regionaal niveau met het oog op de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en de toepassing daarvan;

 

c)

samenwerking tussen rechtspersonen uit de LGO, de Unie, de lidstaten en derde landen;

 

d)

deelname van afzonderlijke onderzoekers, onderzoeksinstellingen en rechtspersonen uit de LGO aan het samenwerkingskader met betrekking tot onderzoeks- en innovatieprogramma’s in de Unie, en aan het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Competitiveness of Enterprises and small and medium-size enterprises — COSME), alsmede

 

e)

opleiding, internationale mobiliteit en uitwisseling van LGO-onderzoekers.

Hoofdstuk 4

Jongeren, onderwijs, opleiding, gezondheid, werkgelegenheid en sociaal beleid

Artikel 32

Jongeren

  • 1. 
    De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de Unie met betrekking tot jongeren.
  • 2. 
    De associatie is gericht op versterking van de banden tussen jongeren in de LGO en jongeren in de Unie, onder meer door de leermobiliteit van jongeren uit de LGO te stimuleren en het wederzijds begrip tussen jongeren te bevorderen.

Artikel 33

Onderwijs en opleiding

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
 

a)

het aanbieden van hoogwaardig en inclusief primair, secundair en tertiair onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleiding, en

 

b)

steun voor de LGO bij het formuleren en uitvoeren van het beleid inzake onderwijs en beroepsopleiding.

  • 2. 
    De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan onderwijs- en beroepsopleidingsinitiatieven van de Unie.
  • 3. 
    De Unie ziet erop toe dat onderwijsinstellingen en -organisaties van de LGO op dezelfde basis als onderwijsinstellingen en -organisaties van de lidstaten kunnen deelnemen aan samenwerkingsinitiatieven van de Unie op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding.

Artikel 34

Werkgelegenheid en sociaal beleid

  • 1. 
    De Unie en de LGO voeren een dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de bevordering van fatsoenlijk werk in de LGO en de regio’s waar zij gelegen zijn. Deze dialoog is tevens gericht op ondersteuning van de inspanningen van de autoriteiten van de LGO om beleid en wetgeving op dit gebied te ontwikkelen.
  • 2. 
    De dialoog omvat voornamelijk de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake beleid en wetgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid die voor de Unie en de LGO van wederzijds belang zijn. In dit verband worden onderwerpen als de ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming, gelijke kansen, non-discriminatie en toegankelijkheid voor personen met een handicap, gezondheid en veiligheid op het werk en andere arbeidsnormen in aanmerking genomen.

Artikel 35

Volksgezondheid

De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid in het kader van de associatie is gericht op versterking van de capaciteit van de LGO op het gebied van toezicht op, vroegtijdige opsporing van en respons op uitbraken van overdraagbare ziekten door middel van maatregelen als:

 

a)

versterking van de paraatheid en responscapaciteit ten aanzien van grensoverschrijdende bedreigingen voor de volksgezondheid zoals infectieziekten, op basis van de bestaande structuren en gericht op ongebruikelijke gebeurtenissen;

 

b)

capaciteitsopbouw door middel van versterking van de regionale volksgezondheidsnetwerken, facilitering van de uitwisseling van informatie onder deskundigen en bevordering van goede opleiding;

 

c)

ontwikkeling van instrumenten, communicatieplatforms en e-learningprogramma’s die zijn afgestemd op de behoeften van de LGO.

Hoofdstuk 5

Cultuur

Artikel 36

Uitwisseling en dialoog op cultuurgebied

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van uitwisselingen en dialoog op cultuurgebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
 

a)

de autonome ontwikkeling van de LGO, een proces dat op de mensen zelf is gericht en in de cultuur van elk volk is geworteld;

 

b)

ondersteuning van het beleid van de bevoegde autoriteiten van de LGO en de maatregelen die deze autoriteiten nemen tot ontplooiing van hun menselijk potentieel, ontwikkeling van hun creatieve vermogen en stimulering van hun culturele identiteit;

 

c)

de deelname van de bevolking aan het ontwikkelingsproces;

 

d)

de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog.

  • 2. 
    De Unie en de LGO streven er in het kader van hun samenwerking naar onderlinge culturele uitwisselingen te stimuleren door middel van:
 

a)

samenwerking tussen de cultuursector en de creatieve sectoren van alle partners;

 

b)

bevordering van het onderlinge verkeer van cultuurgoederen en creatieve werken en ondernemers;

 

c)

beleidssamenwerking teneinde beleidsontwikkeling, innovatie, publieksopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen te stimuleren.

Artikel 37

Samenwerking op audiovisueel gebied

  • 1. 
    De samenwerking op audiovisueel gebied in het kader van de associatie is gericht op de promotie van elkaars audiovisuele producties en kan betrekking hebben op:
 

a)

samenwerking en uitwisseling tussen elkaars omroepen;

 

b)

stimulering van de uitwisseling van audiovisuele werken;

 

c)

uitwisseling van informatie en gedachtewisselingen tussen de bevoegde instanties over het audiovisuele en omroepbeleid en de omroepregelgeving;

 

d)

stimulering van bezoeken en deelname aan internationale evenementen op het grondgebied van de partijen en in derde landen.

  • 2. 
    Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud die zijn opgezet in de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.

Artikel 38

Podiumkunsten

De samenwerking op het gebied van de uitvoerende kunsten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

facilitering van nauwere contacten tussen beoefenaren van de uitvoerende kunsten op gebieden als beroepsuitwisselingen en -opleiding, onder meer ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking;

 

b)

stimulering van gezamenlijke producties van producenten uit een of meer lidstaten van de Unie en een of meer LGO, alsmede

 

c)

aanmoediging van de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en theaterbewegwijzering en -bebakening, onder meer via passende normalisatie-instellingen.

Artikel 39

Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten

De samenwerking op het gebied van materieel en immaterieel cultureel erfgoed en historische monumenten is gericht op bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken door middel van:

 

a)

bevordering van de uitwisseling van deskundigen;

 

b)

samenwerking op het gebied van beroepsopleiding;

 

c)

bewustmaking van het plaatselijke publiek, alsmede

 

d)

adviesverlening over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven.

Hoofdstuk 6

Bestrijding van georganiseerde criminaliteit

Artikel 40

Bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie

  • 1. 
    De samenwerking inzake georganiseerde criminaliteit in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:
 

a)

ontwikkeling van innovatieve en doeltreffende politiële en justitiële samenwerking, met inbegrip van samenwerking met andere belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties, bij de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie, alsmede

 

b)

steun ter versterking van de effectiviteit van het beleid van de LGO ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie, productie en distributie van en handel in alle soorten drugs en psychotrope stoffen, preventie en bestrijding van drugsgebruik en door drugs veroorzaakte schade, met inachtneming van de activiteiten van internationale organen op dit gebied, onder meer door middel van:

 

i)

opleiding en capaciteitsopbouw inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie;

 

ii)

preventie, onder meer door voorlichting, onderwijs en bevordering van de gezondheid, behandeling en herstel van drugsverslaafden, met inbegrip van projecten voor de re-integratie van drugsgebruikers in het arbeidsproces en de sociale omgeving;

 

iii)

ontwikkeling van doeltreffende handhavingsmaatregelen;

 

iv)

technische, financiële en administratieve bijstand bij de ontwikkeling van doeltreffend beleid en doeltreffende wetgeving inzake mensenhandel, met name voorlichtingscampagnes, doorverwijsregelingen en systemen voor de bescherming van slachtoffers, waarbij alle belanghebbenden alsmede maatschappelijke organisaties betrokken worden;

 

v)

technische, financiële en administratieve bijstand voor preventie, behandeling en bestrijding van met drugsgebruik samenhangende schade;

 

vi)

technische bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling van wetgeving en beleid tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, alsmede

 

vii)

technische bijstand en opleiding ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw en ter bevordering van de naleving van internationale normen inzake corruptiebestrijding, met name de normen die in het verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie zijn opgenomen.

  • 2. 
    De LGO werken in het kader van de associatie overeenkomstig de artikelen 70 en 71 samen met de Unie bij de bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme.

Hoofdstuk 7

Toerisme

Artikel 41

Toerisme

De samenwerking inzake toerisme in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

 

a)

maatregelen voor het bepalen, aanpassen en ontwikkelen van het beleid inzake duurzaam toerisme;

 

b)

maatregelen en activiteiten om duurzaam toerisme te ontwikkelen en te ondersteunen;

 

c)

maatregelen ter integratie van duurzaam toerisme in het maatschappelijke, culturele en economische leven van burgers in LGO.

DEEL 3

SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 42

Algemene doelstellingen

De algemene doelstellingen van de samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden zijn:

 

a)

bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO door nauwe economische betrekkingen tussen hen en de gehele Unie tot stand te brengen;

 

b)

de daadwerkelijke integratie van de LGO in de wereldeconomie en de ontwikkeling van hun handel in goederen en diensten op de regionale en wereldmarkten te steunen;

 

c)

ondersteuning van de LGO bij het creëren van een gunstig investeringsklimaat om hun sociale en economische ontwikkeling te stimuleren;

 

d)

stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem, en van goed bestuur op fiscaal gebied;

 

e)

de diversifiëring van economieën van de LGO te ondersteunen;

 

f)

het vermogen van de LGO te ondersteunen om het beleid uit te tekenen en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

 

g)

het uitvoer- en handelsvermogen van de LGO te ondersteunen;

 

h)

ondersteuning van de LGO bij hun inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig af te stemmen op of in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;

 

i)

de LGO mogelijkheden bieden voor doelgerichte samenwerking en dialoog met de Unie over handel en handelsgerelateerde aangelegenheden.

TITEL II

REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN EN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING

Hoofdstuk 1

Regeling voor de handel in goederen

Artikel 43

Vrije toegang voor producten van oorsprong

  • 1. 
    Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Unie worden ingevoerd.
  • 2. 
    Het begrip „producten van oorsprong” en de desbetreffende regeling voor administratieve samenwerking worden beschreven in bijlage VI.

Artikel 44

Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking

  • 1. 
    De Unie past bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.
  • 2. 
    Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen van de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen, indien die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten, de bescherming van het nationale cultuurgoed met een artistieke, historische of archeologische waarde, het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.

De in de eerste alinea bedoelde verbodsbepalingen of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.

Artikel 45

Maatregelen van de LGO

  • 1. 
    De autoriteiten van de LGO mogen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Unie douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen als zij zulks in verband met hun huidige ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten.
  • 2. 
    Ten aanzien van de in dit hoofdstuk bedoelde gebieden kennen de LGO de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meestbegunstigingsbehandeling die zij toepassen op belangrijke handelsmachten als bedoeld in lid 4.
  • 3. 
    Lid 2 belet niet dat een LGO voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke aan de Unie is toegekend.
  • 4. 
    Voor de toepassing van deze titel omvat het begrip „belangrijke handelsmacht” elk ontwikkeld land, elk land dat een aandeel van meer dan 1 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft of, onverminderd lid 3, elke groepering van landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan 1,5 procent in de mondiale uitvoer van goederen hebben. Voor de berekening wordt gebruikgemaakt van de meest recente officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de intra-Unie-handel).
  • 5. 
    De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie uiterlijk op 2 april 2014 in kennis van de douanetarieven en kwantitatieve beperkingen die zij overeenkomstig dit besluit toepassen.

De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie tevens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, zodra deze zijn vastgesteld.

Artikel 46

Non-discriminatie

  • 1. 
    De Unie onthoudt zich van discriminatie tussen de LGO en de LGO onthouden zich van discriminatie tussen de lidstaten.
  • 2. 
    Overeenkomstig artikel 64 wordt de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, met name artikel 44, lid 2, de artikelen 45, 48, 49 en 51 en artikel 59, lid 3, niet als discriminatie aangemerkt.

Artikel 47

Voorwaarden voor de overbrenging van afval

  • 1. 
    De overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten en de LGO wordt gecontroleerd overeenkomstig het internationale recht en het EU-recht. De Unie steunt de totstandkoming en ontwikkeling van doeltreffende internationale samenwerking op dit gebied ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.
  • 2. 
    De Unie verbiedt elke rechtstreekse of onrechtstreekse uitvoer van afvalstoffen naar de LGO, met uitzondering van de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn voor terugwinning; de autoriteiten van de LGO verbieden tegelijkertijd de rechtstreekse of onrechtstreekse invoer naar hun grondgebied van uit de Unie of enig ander land afkomstige afvalstoffen, onverminderd de specifieke internationale verplichtingen die op de desbetreffende internationale fora zijn aangegaan of in de toekomst worden aangegaan.
  • 3. 
    In de LGO die ten gevolge van hun grondwettelijke status geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel, zorgen de betrokken autoriteiten ervoor dat de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de in het Verdrag van Bazel opgenomen bepalingen zo spoedig mogelijk worden vastgesteld.
  • 4. 
    Daarnaast bevorderen de lidstaten waarmee de LGO banden hebben dat deze de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften vaststellen voor de tenuitvoerlegging van:
 

a)

de onderstaande artikelen van Verordening (EG) nr. 113/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4):

 

artikel 40 betreffende de uitvoer van afvalstoffen naar landen en gebieden overzee;

 

artikel 46 betreffende de invoer van afvalstoffen uit landen en gebieden overzee;

 

b)

Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie (5), alsmede

 

c)

Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), met inachtneming van de in artikel 16 daarvan vastgestelde termijnen voor de omzetting.

  • 5. 
    Door een of meer LGO en de lidstaat waarmee zij banden hebben, mogen de eigen procedures worden toegepast op de uitvoer van afvalstoffen van de LGO naar die lidstaat.
  • 6. 
    In dit geval stelt de lidstaat waarmee het LGO banden heeft uiterlijk op 2 juli 2014 de Commissie in kennis van de toepasselijke wetgeving en van alle relevante toekomstige nationale wetgeving en alle wijzigingen daarvan.

Artikel 48

Tijdelijke intrekking van preferenties

Indien de Commissie voldoende redenen ziet om aan de correcte uitvoering van dit besluit te twijfelen, treedt zij in overleg met de LGO en met de lidstaat waarmee die LGO bijzondere betrekkingen onderhoudt, teneinde de juiste implementatie van dit besluit te waarborgen. Indien dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen aanvaardbare implementatie van dit besluit, kan de Unie overeenkomstig bijlage VII de preferenties voor de betrokken LGO tijdelijk intrekken.

Artikel 49

Vrijwarings- en toezichtmaatregelen

Met het oog op de correcte uitvoering van dit besluit kan de Unie overeenkomstig bijlage VIII vrijwarings- en toezichtmaatregelen nemen.

Hoofdstuk 2

Regeling voor de handel in diensten en voor vestiging

Artikel 50

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

 

a)

„natuurlijk persoon uit een LGO”: een gewoonlijk in een LGO verblijvende persoon die onderdaan is van een lidstaat of wiens juridische status specifiek is voor een LGO. Deze definitie laat de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie in de zin van het VWEU onverlet;

 

b)

„rechtspersoon van een LGO”: een rechtspersoon van een LGO die volgens het in dat LGO geldende recht is opgericht en die haar hoofdkantoor, haar centrale administratie of haar belangrijkste vestiging op het grondgebied van dat LGO heeft. Wanneer die rechtspersoon alleen haar hoofdkantoor of centrale administratie op het grondgebied van een LGO heeft, wordt zij niet beschouwd als rechtspersoon van een LGO, tenzij zij activiteiten verricht waaruit een reële en duurzame band met de economie van dat land of gebied blijkt;

 

c)

de definities die zijn opgenomen in de in artikel 51, lid 1, bedoelde overeenkomsten inzake economische integratie zijn van toepassing op de behandeling die de Unie en de LGO elkaar toekennen.

Artikel 51

Meest gunstige behandeling

  • 1. 
    Ten aanzien van alle maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten en de vestiging in verband met economische activiteiten:
 

a)

kent de Unie aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de LGO een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst inzake economische integratie sluit of gesloten heeft;

 

b)

kent een LGO aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van belangrijke handelsmachten waarmee het na 1 januari 2014 een overeenkomst inzake economische integratie sluit.

  • 2. 
    De in lid 1 neergelegde verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend:
 

a)

in het kader van een interne markt die de partijen daarbij verplicht hun wetgeving in aanzienlijke mate onderling aan te passen teneinde niet-discriminerende hindernissen voor de vestiging en voor de handel in diensten weg te nemen;

 

b)

in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de Algemene overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij. Deze bepaling geldt onverminderd de voor de LGO specifieke maatregelen van dit artikel;

 

c)

op grond van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing;

 

d)

in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.

  • 3. 
    Ter bevordering of ondersteuning van de plaatselijke werkgelegenheid kunnen de autoriteiten van een LGO ten behoeve van hun natuurlijke personen en van lokale activiteiten regelingen vaststellen. In dat geval worden de regelingen die de autoriteiten van een LGO instellen, door hen ter kennis gebracht van de Commissie, die de lidstaten daarvan op de hoogte brengt.

Artikel 52

Beroepskwalificaties

Voor de beroepen van arts, tandarts, verloskundige, verpleegkundige voor algemene medische zorg, apotheker en dierenarts stelt de Raad overeenkomstig artikel 203 VWEU de lijst vast van voor de LGO specifieke beroepskwalificaties die in de lidstaten moeten worden erkend.

TITEL III

HANDELSGERELATEERDE GEBIEDEN

Hoofdstuk 1

Handel en duurzame ontwikkeling

Artikel 53

Algemene benadering

De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie dient bij te dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied.

De binnenlandse milieu- of arbeidswetten van de LGO mogen in dit verband niet worden versoepeld om handel of investeringen aan te moedigen.

Artikel 54

Normen inzake milieu en klimaatverandering in het handelsverkeer

  • 1. 
    De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie is gericht op versterking van de wederzijdse ondersteuning van de handel en het milieubeleid en de daarmee samenhangende verplichtingen. De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie neemt de beginselen van internationale milieugovernance en de multilaterale milieuovereenkomsten in acht.
  • 2. 
    Er wordt gestreefd naar verwezenlijking van het einddoel van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto daarbij. De samenwerking wordt gebaseerd op de ontwikkeling van de toekomstige wettelijk bindende internationale overeenkomst inzake klimaatverandering, waarbij alle partijen toezeggingen inzake mitigatie doen, in overeenstemming met de implementatie van besluiten van de conferenties van de partijen bij het VN-Raamverdrag.
  • 3. 
    De maatregelen ter uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten mogen niet worden toegepast op een wijze die een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen of een verkapte beperking van de handel vormt.

Artikel 55

Arbeidsnormen in de handel

  • 1. 
    In het kader van de associatie wordt ernaar gestreefd het handelsverkeer op zodanige wijze te bevorderen dat het leidt tot volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen.
  • 2. 
    De internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgesteld bij de desbetreffende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, worden in acht genomen en ten uitvoer gelegd bij de wet en in de praktijk. Deze arbeidsnormen betreffen in het bijzonder de vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, de minimumarbeidsleeftijd voor kinderen en non-discriminatie op het gebied van arbeid.
  • 3. 
    Schending van de fundamentele arbeidsnormen kan niet worden ingeroepen of anderszins worden gebruikt als een rechtmatig concurrentievoordeel. Deze arbeidsnormen mogen niet worden gebruikt voor protectionistische doeleinden.

Artikel 56

Duurzame handel in visserijproducten

Ter bevordering van duurzaam beheer van de visbestanden kan in het kader van de associatie worden samengewerkt bij de bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel. De samenwerking op dit gebied is gericht op:

 

a)

bevordering van maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel in de LGO;

 

b)

facilitering van de samenwerking tussen de LGO en regionale organisaties voor visserijbeheer, met name wat betreft de ontwikkeling en doeltreffende uitvoering van controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregelingen en maatregelen voor doeltreffend langetermijnbeheer van de visserij en van mariene ecosystemen.

Artikel 57

Duurzame handel in hout

De samenwerking op het gebied van de handel in hout in het kader van de associatie is gericht op bevordering van de handel in legaal gekapt hout. De samenwerking kan een dialoog over regelgevingsmaatregelen inhouden, alsook de uitwisseling van informatie over maatregelen als boscertificering of groen aanbestedingsbeleid, die op marktconforme of vrijwillige basis worden uitgevoerd.

Artikel 58

Duurzame ontwikkeling in de handel

  • 1. 
    De samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie kan gestalte krijgen door:
 

a)

facilitering en stimulering van handel en investeringen in milieugoederen en -diensten, onder andere door het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van plaatselijke wetgeving, alsmede in goederen die bijdragen tot verbeterde sociale omstandigheden in de LGO;

 

b)

facilitering van de verwijdering van handels- en investeringsbelemmeringen inzake goederen en diensten die van bijzonder belang zijn voor de vermindering van de gevolgen van klimaatverandering, zoals duurzame hernieuwbare energie en energiezuinige producten en diensten, onder meer door vaststelling van beleidskaders die bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare technologieën en door promotie van normen die aan de ecologische en economische behoeften beantwoorden en technische handelsbelemmeringen tot een minimum terugdringen;

 

c)

bevordering van de handel in goederen die bijdragen tot betere sociale voorwaarden en milieuvriendelijker praktijken, waaronder producten die onder vrijwillige duurzaamheidsregelingen vallen, zoals programma’s voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen voor op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde producten;

 

d)

bevordering van internationaal erkende beginselen en richtsnoeren op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, en aanmoediging van de toepassing van die beginselen en richtsnoeren door ondernemingen die in de LGO actief zijn;

 

e)

uitwisseling van informatie en beste praktijken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

  • 2. 
    Bij de opstelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu of de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, houden de Unie en de LGO rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische informatie en de internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake, waaronder het voorzorgsbeginsel.
  • 3. 
    Bij de ontwikkeling, invoering en tenuitvoerlegging van alle maatregelen ter bescherming van het milieu en de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, betrachten de Unie en de LGO volledige transparantie.

Hoofdstuk 2

Andere handelsgerelateerde gebieden

Artikel 59

Lopende betalingen en kapitaalverkeer

  • 1. 
    Er worden geen beperkingen opgelegd aan betalingen in vrij converteerbare munt op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Unie en van de LGO.
  • 2. 
    De lidstaten en de autoriteiten van de LGO leggen, wat transacties op de kapitaalrekening van de betalingsbalans betreft, geen beperkingen op aan het vrije verkeer van kapitaal voor directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de wetten van de gastlidstaat, het gastland of het gastgebied zijn opgericht en verbinden zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan de liquidatie of repatriëring van deze investeringen en alle daaruit voortvloeiende opbrengsten.
  • 3. 
    De Unie en de LGO kunnen mutatis mutandis de in de artikelen 64, 65, 66, 75 en 215 van het VWEU bedoelde maatregelen treffen overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden.
  • 4. 
    De autoriteiten van de LGO, de betrokken lidstaat en de Unie stellen elkaar onmiddellijk ervan in kennis wanneer zij deze maatregelen nemen, en voorzien zo spoedig mogelijk in een tijdschema voor de opheffing ervan.

Artikel 60

Mededingingsbeleid

Met het oog op de opheffing van concurrentieverstoringen worden, rekening houdende met de verschillende ontwikkelingsniveaus en economische behoeften van de LGO, plaatselijke, nationale en regionale voorschriften en beleid ten uitvoer gelegd, omvattende het toezicht op en, onder bepaalde omstandigheden, het verbod op overeenkomsten tussen ondernemingen, op besluiten van ondernemersverenigingen en op onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dit verbod heeft eveneens betrekking op het misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het grondgebied van de Unie of een LGO.

Artikel 61

Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten

  • 1. 
    Teneinde verstoringen en belemmeringen in het bilaterale handelsverkeer te verminderen, dient te worden voorzien in een passend en doeltreffend niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de middelen om deze rechten te handhaven, overeenkomstig de strengste internationale normen, waar van toepassing.
  • 2. 
    De samenwerking op dit gebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de formulering van wet- en regelgeving inzake de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, de voorkoming van misbruik van deze rechten door de houders en van de schending van deze rechten door concurrenten, alsook op de ondersteuning van regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer ten behoeve van de opleiding van het personeel.

Artikel 62

Technische handelsbelemmeringen

In het kader van de associatie kan worden samengewerkt op het gebied van technische voorschriften voor goederen, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accreditatie, markttoezicht en kwaliteitszorg, teneinde onnodige technische belemmeringen van het handelsverkeer tussen de Unie en de LGO weg te nemen en verschillen op de genoemde gebieden te verkleinen.

Artikel 63

Consumentenbeleid, bescherming van de gezondheid van de consument en handel

De samenwerking in het kader van de associatie op het gebied van het consumentenbeleid, de bescherming van de gezondheid van de consument en de handel kan het opstellen van wet- en regelgeving op het gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de consument omvatten, teneinde onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen.

Artikel 64

Sanitaire en fytosanitaire maatregelen

De samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen in het kader van de associatie is gericht op:

 

a)

het vergemakkelijken van het handelsverkeer tussen de Unie en de gezamenlijke LGO en tussen de LGO en derde landen, waarbij overeenkomstig de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie (de „WTO/SFN-Overeenkomst” genoemd) de gezondheid en het leven van mensen, dieren en planten wordt beschermd;

 

b)

het aanpakken van problemen die in verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen zijn ontstaan;

 

c)

het toezien op transparantie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel tussen de Unie en de LGO van toepassing zijn;

 

d)

het bevorderen van de harmonisatie van maatregelen met de internationale normen, overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

 

e)

het ondersteunen van de doeltreffende participatie van de LGO in organisaties die internationale sanitaire en fytosanitaire normen vaststellen;

 

f)

het stimuleren van overleg en uitwisselingen tussen de LGO en Europese instellingen en laboratoria;

 

g)

het tot stand brengen en vergroten van de technische capaciteit van de LGO om sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren en te monitoren;

 

h)

het bevorderen van de overdracht van technologie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

Artikel 65

Verbod op protectionistische maatregelen

De bepalingen van de hoofdstukken 1 en 2 mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel vormen.

Hoofdstuk 3

Monetaire en fiscale vraagstukken

Artikel 66

Uitsluiting van belastingen

  • 1. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 67 is de meestbegunstigingsbehandeling die overeenkomstig dit besluit wordt toegekend, niet van toepassing op belastingvoordelen die de autoriteiten van de lidstaten of de LGO verlenen of in de toekomst kunnen verlenen op basis van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.
  • 2. 
    Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of handhaven van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of belastingontduiking uit hoofde van de fiscale bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.
  • 3. 
    Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor de respectieve bevoegde autoriteiten om bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die in een verschillende situatie verkeren, in het bijzonder ten aanzien van hun woonplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

Artikel 67

Belasting- en douaneregeling inzake door de Unie gefinancierde opdrachten

  • 1. 
    De LGO passen op door de Unie gefinancierde opdrachten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zijzelf toepassen ten aanzien van de lidstaat waarmee het betrokken LGO banden heeft, ten aanzien van staten waaraan een meestbegunstigingsbehandeling wordt verleend of ten aanzien van internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden, waarbij de gunstigste behandeling bepalend is.
  • 2. 
    Onverminderd lid 1 geldt voor door de Unie gefinancierde opdrachten de volgende regeling:
 

a)

op de opdrachten worden in het begunstigde LGO geen bestaande of nog in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden evenwel overeenkomstig de in het LGO geldende wetgeving geregistreerd en voor de registratie kan een vergoeding worden gevraagd die overeenkomt met de verleende dienst;

 

b)

winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van het begunstigde LGO, indien de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden beloopt;

 

c)

ondernemingen die materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien zij daarom verzoeken, voor de regeling tijdelijke invoer in aanmerking, zoals deze is vastgelegd in de wetgeving voor genoemd materieel in het begunstigde LGO;

 

d)

professioneel materieel dat nodig is voor de uitvoering van taken die in een opdracht voor diensten zijn omschreven, wordt in het begunstigde LGO tijdelijk ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten of andere heffingen van gelijke werking, voor zover deze belastingen, rechten en heffingen geen beloning voor verrichte diensten vormen;

 

e)

de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO toegelaten met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale rechten van gelijke werking. De opdracht voor leveringen die van oorsprong zijn uit het betrokken LGO wordt gegund op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de fiscale rechten die in voorkomend geval in het LGO op deze leveringen van toepassing zijn;

 

f)

de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bitumineuze bindmiddelen en van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in het begunstigde LGO geldende wetgeving van toepassing;

 

g)

de invoer van voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijstelling van douanerechten en invoerrechten, belastingen of andere fiscale heffingen van gelijke werking.

  • 3. 
    Niet in de leden 1 en 2 genoemde contractuele aangelegenheden blijven onderworpen aan de wetgeving van het betrokken LGO.

Hoofdstuk 4

Ontwikkeling van de handelscapaciteit

Artikel 68

Algemene benadering

Opdat de LGO maximaal voordeel kunnen behalen van het bepaalde in dit besluit en op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en internationale markten, wordt er in het kader van de associatie naar gestreefd bij te dragen tot de ontwikkeling van de handelscapaciteit van de LGO:

 

a)

door versterking van het concurrentievermogen, het vermogen tot zelfvoorziening en de economische veerkracht van de LGO door middel van vergroting van de diversiteit en vermeerdering van de waarde en de omvang van de handel in goederen en diensten van de LGO en door versterking van het vermogen van de LGO om particuliere investeringen in diverse sectoren van economische activiteit aan te trekken;

 

b)

door verbetering van de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden inzake de handel in goederen en diensten en de vestiging.

Artikel 69

Dialoog en samenwerking inzake handel en ontwikkeling van de handelscapaciteit

Initiatieven betreffende de dialoog en samenwerking inzake handel en de ontwikkeling van de handelscapaciteit in het kader van de associatie kunnen inhouden:

 

a)

versterken van het vermogen van de LGO om beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

 

b)

aanmoedigen van de inspanningen van de LGO om passende wet- en regelgeving, institutionele kaders en de nodige administratieve procedures tot stand te brengen;

 

c)

stimuleren van de ontwikkeling van de particuliere sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf;

 

d)

faciliteren van markt- en productontwikkeling, met inbegrip van verbetering van de productkwaliteit;

 

e)

bijdragen tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel en beroepsvaardigheden die voor de handel in goederen en diensten relevant zijn;

 

f)

vergroten van de capaciteit van zakelijke tussenpersonen om aan LGO-bedrijven diensten te verlenen die relevant zijn voor hun exportactiviteiten, zoals marktonderzoek;

 

g)

bijdragen tot de totstandkoming van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat.

Hoofdstuk 5

Samenwerking op het gebied van financiële diensten en belastingen

Artikel 70

Samenwerking inzake internationale financiële diensten

Ter stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem kan in het kader van de associatie worden samengewerkt inzake internationale financiële diensten. De samenwerking kan betrekking hebben op:

 

a)

de passende en doeltreffende bescherming van investeerders en andere consumenten van financiële diensten;

 

b)

de voorkoming en bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;

 

c)

de bevordering van samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties;

 

d)

de opzet van onafhankelijke, doeltreffende mechanismen voor het toezicht op financiële diensten.

Artikel 71

Convergentie van de regelgeving voor financiële diensten

De Unie en de LGO bevorderen de convergentie van de regelgeving met erkende internationale normen inzake reglementering en toezicht op het gebied van financiële diensten, waaronder: het „Core Principle for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité, de „Insurance Core Principles” van de International Association of Insurance Supervisors, de „Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International Organisation of Securities Commissions, de „Agreement on Exchange of Information on Tax Matters” van de OESO, de „Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes” van de G20, de „Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Raad voor Financiële Stabiliteit en de „International Standards on Combating Money Laundering and the Financing of Terrorism & Proliferation — the FATF recommendations” van de Financiëleactiegroep (Financial Action Task Force).

Wanneer passend, of op verzoek van de betrokken LGO, kunnen de Unie en de LGO zich inzetten om de LGO-wetgeving inzake financiële diensten beter af te stemmen op die van de Unie.

Artikel 72

Samenwerking tussen regelgevende en toezichthoudende autoriteiten

De Unie en de LGO moedigen de samenwerking tussen bevoegde regelgevende en toezichthoudende autoriteiten aan, inclusief de uitwisseling van informatie en expertise inzake de financiële markten en dergelijke maatregelen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de ontwikkeling van de administratieve capaciteit van dergelijke autoriteiten, onder meer door middel van de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleiding.

Artikel 73

Samenwerking op fiscaal gebied

De Unie en de LGO stimuleren samenwerking op fiscaal gebied teneinde het innen van rechtmatige belastingopbrengsten te vergemakkelijken en maatregelen te ontwikkelen voor de doeltreffende uitvoering van de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, waaronder transparantie, informatie-uitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie.

DEEL 4

INSTRUMENTEN VOOR DUURZAME ONTWIKKELING

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 74

Algemene doelstellingen

De Unie draagt bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de associatie door verstrekking van:

 

a)

passende financiële middelen en technische bijstand ter versterking van de capaciteit van de LGO voor het opstellen en uitvoeren van strategische kaders en regelgevingskaders;

 

b)

langlopende financiering ter stimulering van de groei van de particuliere sector.

Artikel 75

Definities

Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder:

  • a) 
    „programmeerbare steun”: niet-terugvorderbare hulp die in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds aan de LGO is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale of regionale strategieën en prioriteiten;
  • b) 
    „programmering”: het proces van organisatie, besluitvorming en toewijzing van indicatieve financiële middelen dat tot doel heeft op meerjarenbasis op een in deel 2 van dit besluit bedoeld gebied uitvoering te geven aan de maatregelen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie inzake de duurzame ontwikkeling van de LGO;
  • c) 
    „programmeringsdocument”: het document waarin de strategie, de prioriteiten en de regelingen van een LGO zijn vastgesteld en de doelstellingen en streefcijfers van het LGO voor zijn duurzame ontwikkeling zijn vertaald in een doeltreffende en efficiënte manier om de doelstellingen van de associatie te bereiken;
  • d) 
    het in artikel 83 bedoelde „ontwikkelingsplan”: een samenhangend geheel van verrichtingen die uitsluitend door de LGO worden vastgesteld en gefinancierd in het kader van hun eigen ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsstrategieën, en verrichtingen die door een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, zijn overeengekomen;
  • e) 
    „territoriale toewijzing”: het aan afzonderlijke LGO voor de programmeerbare steun in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale strategieën en prioriteiten;
  • f) 
    „regionale toewijzing”: het voor de programmeerbare steun in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen regionale strategieën of thematische prioriteiten die enkele LGO gemeen hebben;
  • g) 
    „financieringsbesluit”: een door de Commissie vastgestelde handeling waarbij de details van de financiële bijdrage van de Unie worden bepaald en machtiging wordt verleend tot toekenning van financiële steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds.

Artikel 76

Beginselen van de samenwerking inzake financiering

  • 1. 
    De financiële bijstand van de Unie is gebaseerd op de beginselen van partnerschap, eigen verantwoordelijkheid, aanpassing aan de systemen van de betrokken landen en gebieden, complementariteit en subsidiariteit.
  • 2. 
    De in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen kunnen de vorm aannemen van programmeerbare steun en niet-programmeerbare steun.
  • 3. 
    De financiële steun van de Europese Unie:
 

a)

wordt uitgevoerd met inachtneming van de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook van hun specifieke mogelijkheden;

 

b)

is gericht op verstrekking van middelen op voorspelbare en regelmatige basis;

 

c)

is flexibel van aard en aangepast aan de situatie van elk LGO, alsmede

 

d)

wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.

  • 4. 
    De maatregelen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de betrokken LGO, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie die strekken tot het gebruik van EU-middelen volgens het beginsel van goed financieel beheer.

Hoofdstuk 2

Financiële middelen

Artikel 77

Financieringsbronnen

De LGO komen in aanmerking voor financiering uit de volgende bronnen:

 

a)

de middelen die voor de LGO worden toegewezen uit hoofde van het Intern Akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie houdende instelling van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF);

 

b)

de programma’s en instrumenten van de Unie waarin is voorzien in de algemene begroting van de Unie, alsmede

 

c)

middelen die door de EIB worden beheerd in het kader van haar eigen middelen, alsmede de aan de investeringsfaciliteit van het EOF toegewezen middelen, overeenkomstig de voorwaarden van het Intern Akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie houdende instelling van het elfde EOF (7) (het „elfde Intern Akkoord inzake het EOF”).

Hoofdstuk 3

Specifieke bepalingen inzake de financiële bijstand uit hoofde van het elfde EOF

Artikel 78

Onderwerp en toepassingsgebied

In het kader van de door het betrokken LGO vastgestelde strategie en prioriteiten op plaatselijk of regionaal niveau kan, zonder dat dit afbreuk doet aan humanitaire hulp of noodhulp, financiële steun worden verleend ten behoeve van de volgende activiteiten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die bij dit besluit zijn vastgesteld:

 

a)

sectoraal beleid en sectorale hervormingen, alsmede daarmee samenhangende projecten;

 

b)

institutionele ontwikkeling, capaciteitsopbouw en integratie van de milieuaspecten;

 

c)

technische samenwerking, alsmede

 

d)

aanvullende steun bij de in artikel 82 bedoelde fluctuerende opbrengsten uit de export van goederen en diensten.

Artikel 79

Steun voor humanitaire hulp en noodhulp

  • 1. 
    Humanitaire hulp en noodhulp worden verleend in LGO die geconfronteerd worden met ernstige economische en sociale problemen van uitzonderlijke aard die het gevolg zijn van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen. Deze humanitaire hulp en noodhulp worden verleend zo lang als noodzakelijk is om de urgente problemen die het gevolg zijn van dergelijke omstandigheden op te lossen.

Bij de verlening van humanitaire hulp en noodhulp wordt uitsluitend uitgegaan van de behoeften en belangen van de slachtoffers van dergelijke rampen.

  • 2. 
    Humanitaire hulp en noodhulp hebben ten doel:
 

a)

in crisissituaties en postcrisissituaties mensenlevens te redden, lijden van mensen te voorkomen en te verlichten, en de menselijke waardigheid in stand houden;

 

b)

bij te dragen tot de financiering en verzending van humanitaire hulp en tot de directe toegang daartoe van de beoogde begunstigden, met gebruikmaking van alle beschikbare logistieke middelen;

 

c)

kortetermijnmaatregelen voor herstel en wederopbouw uit te voeren om de slachtoffers een minimum aan sociaaleconomische integratie te bieden en zo snel mogelijk de voorwaarden te scheppen voor hervatting van de ontwikkeling op basis van langetermijndoelstellingen;

 

d)

te voorzien in de behoeften die zijn ontstaan door de verplaatsing van personen (vluchtelingen, ontheemden en repatrianten) als gevolg van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, teneinde zo lang als noodzakelijk is te voorzien in alle behoeften van vluchtelingen en ontheemden, ongeacht waar zij zich bevinden, en maatregelen voor hun vrijwillige terugkeer en re-integratie in het land van herkomst te vergemakkelijken, alsmede

 

e)

de LGO te helpen snel mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid op te zetten, met inbegrip van systemen voor vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te reduceren.

  • 3. 
    De steun waarin dit artikel voorziet kan ook worden verleend aan LGO die vluchtelingen of repatrianten opvangen, teneinde te voorzien in dringende behoeften waarin noodhulp niet voorziet.
  • 4. 
    De in dit artikel bedoelde steun wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie. In uitzonderlijke gevallen kan de steun echter, behalve uit het betrokken begrotingsonderdeel, tevens worden gefinancierd uit de toewijzingen die in bijlage II zijn vermeld.
  • 5. 
    Acties op het gebied van humanitaire hulp en noodhulp worden uitgevoerd op verzoek van het getroffen LGO, de Commissie, de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, internationale organisaties of plaatselijke dan wel internationale niet-gouvernementele organisaties. De steun wordt beheerd en uitgevoerd volgens procedures die soepel, snel en effectief ingrijpen mogelijk maken.

Artikel 80

Capaciteitsontwikkeling

  • 1. 
    De financiële bijstand kan er onder andere toe bijdragen de LGO te steunen bij de opbouw van de nodige capaciteit voor de formulering, tenuitvoerlegging en monitoring van territoriale en/of regionale strategieën en maatregelen ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen ten aanzien van de in deel 2 en deel 3 genoemde samenwerkingsgebieden.
  • 2. 
    De Unie steunt de inspanningen van de LGO tot ontwikkeling van betrouwbare statistische gegevens op die gebieden.
  • 3. 
    De Unie kan de LGO steunen bij hun inspanningen om de vergelijkbaarheid van hun macro-economische indicatoren te verbeteren.

Artikel 81

Technische bijstand

  • 1. 
    Op initiatief van de Commissie kunnen studies of maatregelen op het gebied van technische bijstand worden gefinancierd om te zorgen voor de voorbereiding, de monitoring, de evaluatie en het toezicht die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en algehele evaluatie van dit besluit. Ter plaatse verleende technische bijstand wordt in alle gevallen uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die op gedecentraliseerd financieel beheer van toepassing zijn.
  • 2. 
    Op initiatief van de LGO kunnen studies of maatregelen op het gebied van technische bijstand worden gefinancierd voor de uitvoering van de in de programmeringsdocumenten opgenomen activiteiten. De Commissie kan beslissen dergelijke studies of maatregelen te financieren uit de programmeerbare steun of uit het voor maatregelen inzake technische samenwerking bestemde budget.

Artikel 82

Aanvullende steun bij fluctuerende exportopbrengsten

  • 1. 
    Binnen de in bijlage II bedoelde financiële toewijzing wordt een systeem van aanvullende steun opgezet met het oog op het terugdringen van de negatieve gevolgen van eventuele kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten, met name voor de landbouw-, de visserij- en de mijnbouwsector, die de verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelstellingen van het betrokken LGO in gevaar kunnen brengen.
  • 2. 
    De in gevallen van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten te verlenen steun heeft ten doel het veiligstellen van macro-economische en sectorale hervormingen en beleid op gebieden die door de terugval van de opbrengsten gevaar lopen, en het reduceren van de negatieve effecten van instabiliteit van de exportopbrengsten uit met name landbouw- en mijnbouwproducten.

De afhankelijkheid van de economieën van de LGO van de export, met name die van landbouw- en mijnbouwproducten, moet in aanmerking worden genomen bij de toewijzing van middelen als bedoeld in bijlage V. In dit verband wordt aan de in bijlage I genoemde geïsoleerde LGO een gunstiger behandeling toegekend overeenkomstig de criteria van bijlage V.

  • 3. 
    De aanvullende middelen worden verstrekt volgens de specifieke procedures van het steunmechanisme dat in bijlage V wordt omschreven.
  • 4. 
    De Unie verleent tevens steun voor marktconforme verzekeringsregelingen die bestemd zijn voor LGO die zich tegen de risico’s van fluctuaties van de exportopbrengsten wensen te beschermen.

Artikel 83

Programmering

  • 1. 
    Voor de toepassing van dit besluit wordt programmeerbare steun verstrekt op basis van een programmeringsdocument.
  • 2. 
    Het programmeringsdocument kan rekening houden met territoriale ontwikkelingsplannen of andere plannen die de LGO zijn overeengekomen met de lidstaten waarmee zij banden hebben.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel 10 zijn primair de autoriteiten van de LGO verantwoordelijk voor het formuleren van strategieën, prioriteiten en regelingen door het opstellen van programmeringsdocumenten, in coördinatie met de Commissie en de lidstaat waarmee de LGO banden hebben.
  • 4. 
    De autoriteiten van de LGO zijn verantwoordelijk voor:
 

a)

het bepalen van de prioriteiten waarop hun strategie is gebaseerd, alsmede

 

b)

het opstellen van project- en programmavoorstellen die aan de Commissie worden voorgelegd en samen met haar worden bekeken.

Artikel 84

Opstellen, beoordelen en goedkeuren van het programmeringsdocument

  • 1. 
    De bevoegde territoriale, of in geval van regionale programma’s regionale, ordonnateur stelt, na overleg met een zo breed mogelijke kring van belanghebbenden en uitgaande van lering en beste praktijken, een voorstel voor een programmeringsdocument op.
  • 2. 
    Het voorstel voor een programmeringsdocument wordt afgestemd op de specifieke behoeften en omstandigheden van de LGO aangepast, en geeft een overzicht van de belangrijkste voor financiering door de Unie geselecteerde sector(en), de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten, de prestatie-indicatoren aan de hand waarvan het wordt beoordeeld, en de indicatieve toewijzing van financiële middelen. Het voorstel bevordert eigen inbreng bij samenwerkingsprogramma’s.
  • 3. 
    Het LGO, de betrokken lidstaat en de Commissie wisselen vanaf de vroege fasen van het programmeringsproces van gedachten over het voorstel voor een programmeringsdocument, met als doel de complementariteit en de samenhang van hun respectieve samenwerkingsactiviteiten te bevorderen.
  • 4. 
    De Commissie gaat na of het voorstel voor het programmeringsdocument alle vereiste elementen omvat, en of het strookt met de doelstellingen van dit besluit en met het beleid van de Unie ter zake. De Commissie raadpleegt de Europese Investeringsbank over het ontwerp van programmeringsdocument.
  • 5. 
    De LGO verstrekken alle nodige informatie, waaronder de resultaten van eventuele uitvoerbaarheidstudies, om de evaluatie van het ontwerpprogrammeringsdocument door de Commissie zo doeltreffend mogelijk te maken.
  • 6. 
    De autoriteiten van de LGO en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de goedkeuring van het programmeringsdocument. De Commissie keurt het programmeringsdocument goed volgens de procedure van artikel 86.

Artikel 85

Uitvoering

  • 1. 
    De Commissie stelt het financieringsbesluit met betrekking tot het programmeringsdocument vast volgens de procedure van artikel 87, met inachtneming van de normen van het financieel reglement van toepassing op het elfde EOF.
  • 2. 
    De Commissie besteedt de voor de LGO bestemde middelen van het elfde EOF op een van de in het financieel reglement van toepassing op het elfde EOF voorgeschreven wijzen en overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit en de maatregelen ter uitvoering van dit besluit. Zij sluit daartoe financieringsovereenkomsten met de bevoegde autoriteiten van de LGO.
  • 3. 
    De autoriteiten van de LGO zijn verantwoordelijk voor:
 

a)

de voorbereiding van aanbestedingen, de onderhandelingen en de gunning van opdrachten;

 

b)

de uitvoering en het beheer van projecten en programma’s, alsmede

 

c)

het op gang houden van projecten en programma’s en het toezicht houden op de levensvatbaarheid ervan.

  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor:
 

a)

de waarborging van deelneming onder gelijke voorwaarden aan aanbestedingen en toegang tot opdrachten;

 

b)

het volgen en evalueren van het effect en de resultaten van projecten en programma’s, alsmede

 

c)

het toezien op passende, snelle en efficiënte uitvoering van projecten en programma’s.

  • 5. 
    Om de gedachtewisselingen te vergemakkelijken houden de territoriale ordonnateurs, de betrokken lidstaten en de bij de programmering betrokken vertegenwoordigers van de Commissie minstens eenmaal per jaar een technische vergadering, met behulp van moderne technologieën of, indien mogelijk, in het verlengde van het LGO-EU dialoogforum.
  • 6. 
    De in het kader van het elfde EOF gefinancierde acties kunnen met parallelle of gezamenlijke cofinanciering worden uitgevoerd, met inachtneming van het financieel reglement van toepassing op het elfde EOF.

Artikel 86

Territoriale en regionale ordonnateurs

  • 1. 
    De regering van elk LGO wijst een territoriale ordonnateur aan die haar vertegenwoordigt bij alle acties die uit de door de Commissie en de Europese investeringsbank beheerde middelen van het elfde EOF worden gefinancierd. De territoriale ordonnateur wijst een of meer plaatsvervangende territoriale ordonnateurs aan voor het geval hij zijn taken niet kan verrichten, en brengt de Commissie hiervan op de hoogte. De territoriale ordonnateur kan, indien de voorwaarden inzake institutionele capaciteit en gezond financieel beheer zijn vervuld, zijn taken in verband met de uitvoering van de betrokken programma’s en projecten delegeren aan de dienst die binnen de bevoegde LGO-autoriteit verantwoordelijk is. De territoriale ordonnateur stelt de Commissie vooraf van die delegatie in kennis.

Indien de Commissie problemen constateert bij het uitvoeren van procedures inzake het beheer van middelen van het elfde EOF, legt zij in samenspraak met de territoriale ordonnateur alle nodige contacten om het probleem te verhelpen en passende maatregelen te treffen. De financiële aansprakelijkheid van de territoriale ordonnateur betreft bij uitsluiting de uitvoerende taken waarmee hij is belast.

Indien middelen van het elfde EOF indirect worden beheerd, wordt de territoriale ordonnateur, onverminderd de aanvullende bevoegdheden die door de Commissie kunnen worden toegekend, met de volgende taken belast:

 

a)

hij is verantwoordelijk voor de coördinatie, programmering, regelmatige controle en evaluatie van de uitvoering van de samenwerking, en voor de afstemming met donoren;

 

b)

hij is, in nauwe samenwerking met de Commissie, verantwoordelijk voor het opstellen, indienen en beoordelen van de programma’s en projecten.

  • 2. 
    Indien middelen van het elfde EOF indirect worden beheerd treedt de bevoegde territoriale ordonnateur, onverminderd de aanvullende bevoegdheden die door de Commissie kunnen worden toegekend, op als de aanbestedende dienst voor programma’s die via aanbestedingen of oproepen tot het indienen van voorstellen worden uitgevoerd, met controle vooraf door de Commissie.
  • 3. 
    Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beslist de territoriale ordonnateur, mits hij de Commissie hiervan in kennis stelt, over:
 

a)

kleine technische wijzigingen en aanpassingen van de programma’s en projecten voor zover deze geen wijziging in de gekozen technische oplossingen en binnen de in de financieringsovereenkomst vastgestelde voorziening voor aanpassingen blijven;

 

b)

wijziging van de plaats van uitvoering van meervoudige programma’s en projecten indien dit om technische, economische of sociale redenen verantwoord is;

 

c)

toepassing of kwijtschelding van boeten wegens termijnoverschrijding;

 

d)

akten betreffende ontheffing van borgtochten;

 

e)

onderaanneming;

 

f)

de eindoplevering, mits de Commissie de voorlopige oplevering en de desbetreffende processen-verbaal voor gezien tekent en, zo nodig, aanwezig is bij de eindoplevering, met name wanneer bij de voorlopige oplevering zodanige aanmerkingen zijn gemaakt dat aanzienlijke correcties nodig zijn, en het in dienst nemen van consulenten en andere deskundigen voor technische bijstand.

  • 4. 
    In geval van regionale programma’s wijzen de autoriteiten van de deelnemende LGO een regionale ordonnateur aan onder de in artikel 11 genoemde actoren van de samenwerking. De taken van de regionale ordonnateur zijn mutatis mutandis dezelfde als die van de territoriale ordonnateur.

Artikel 87

Comité van het EOF-LGO

  • 1. 
    De Commissie wordt waar nodig bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij het Intern Akkoord betreffende het elfde EOF.
  • 2. 
    Bij de uitoefening van de bevoegdheden die bij dit besluit zijn toegekend, handelt het comité onder de naam „Comité van het EOF-LGO”. De in het Intern Akkoord betreffende het elfde EOF en in de verordening tot uitvoering van het elfde EOF vastgelegde comitéprocedures zijn van toepassing op het Comité van het EOF-LGO. In afwachting van de inwerkingtreding van de genoemde verordening zijn de procedures als vastgesteld bij Verordening (EG) 617/2007 van de Raad (8) van toepassing.
  • 3. 
    Het Comité van het EOF-LGO concentreert zich bij zijn werkzaamheden op de inhoudelijke punten van de samenwerking op het niveau van LGO en regio’s. Ter bevordering van de coherentie, coördinatie en complementariteit oefent het comité toezicht uit op de uitvoering van de programmeringsdocumenten.
  • 4. 
    Het Comité van het EOF-LGO brengt advies uit over:
 

a)

ontwerpprogrammeringsdocumenten en eventuele wijzigingen daarvan, en

 

b)

de financieringsbesluiten voor de tenuitvoerlegging van dit deel van het besluit.

Artikel 88

Rol van Uniedelegaties

  • 1. 
    Indien de Unie wordt vertegenwoordigd door een delegatie onder het gezag van een delegatiehoofd, zijn de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op het elfde EOF in verband met subdelegatie aan ordonnateurs en rekenplichtigen van toepassing.
  • 2. 
    De territoriale en/of regionale ordonnateur werken of werkt nauw samen met het delegatiehoofd, die het voornaamste aanspreekpunt is voor de verschillende actoren van de samenwerking in de betrokken LGO.

Artikel 89

Nationaliteits- en oorsprongsregels voor overheidsopdrachten, subsidies en andere toekenningsprocedures voor LGO

  • 1. 
    Algemene bepalingen inzake ontvankelijkheid:
 

a)

Het meedingen naar overheidsopdrachten en subsidies, en de deelname aan andere toekenningsprocedures voor de in het kader van dit besluit gefinancierde acties ten behoeve van derden, staan open voor alle natuurlijke personen die onderdanen zijn van, en rechtspersonen die daadwerkelijk zijn gevestigd in, een in aanmerking komend land of gebied, als bepaald in lid 2, en voor internationale organisaties.

 

b)

Bij acties die het onderwerp zijn van gemeenschappelijke medefinanciering met een partner of andere donor of die via een lidstaat onder gedeeld beheer of door een door de Commissie opgezet trustfonds worden uitgevoerd, komen landen die voor deelname in aanmerking komen volgens de regels van die partner, andere donor of lidstaat of die in het oprichtingsbesluit van het trustfonds worden genoemd, ook in aanmerking.

Indien het acties betreft die worden uitgevoerd door daarmee belaste instanties, die lidstaten zijn of agentschappen van lidstaten, de Europese Investeringsbank of internationale organisaties of hun agentschappen, staat de deelname ook open voor natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens de voorschriften van bedoelde daarmee belaste organisaties mogen deelnemen, zoals vastgesteld in de overeenkomsten die zijn gesloten met het medefinancierende of ten uitvoer leggende orgaan.

 

c)

Bij acties die uit hoofde van dit besluit worden gefinancierd en die tevens financiering ontvangen uit een ander instrument voor extern optreden, met inbegrip van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (9), laatstelijk gewijzigd in Ouagadougou op 22 juni 2010 (10), komen de landen waarop een van die instrumenten van toepassing is, eveneens voor deelname aan die actie in aanmerking.

Bij acties met een mondiale, regionale of grensoverschrijdende dimensie die in het kader van dit besluit worden gefinancierd, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen uit landen, gebieden en regio’s die onder de actie vallen, aan de procedures voor de uitvoering van dergelijke acties deelnemen.

 

d)

Alle leveringen in het kader van een overheidsopdracht of een subsidieovereenkomst die overeenkomstig dit besluit wordt gefinancierd, komen uit een voor deelname in aanmerking komend land. Zij mogen echter van oorsprong zijn uit elk land of grondgebied indien de hoeveelheid leveringen onder de drempel voor toepassing van de concurrentiële onderhandelingsprocedure ligt. Voor de toepassing van dit artikel geldt voor de term „oorsprong” de definitie als vastgesteld in de artikelen 23 en 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (11), en in andere wetgeving van de Unie inzake niet-preferentiële oorsprong.

 

e)

De voorschriften van dit artikel zijn niet van toepassing op en leiden niet tot nationaliteitsbeperkingen voor natuurlijke personen die bij een voor deelname in aanmerking komende contractant of, in voorkomend geval, subcontractant in dienst zijn of anderszins door deze wettig zijn aangeworven.

 

f)

Er kunnen aan aanvragers beperkende eisen worden gesteld op het gebied van de nationaliteit, de vestigingsplaats of de aard van de aanvrager, indien dat vereist is op grond van de specifieke aard en de doelstellingen van de actie en voor zover dat noodzakelijk is voor een doeltreffende uitvoering.

 

g)

Natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie een opdracht is gegund, zien toe op de naleving van de toepasselijke milieuwetgeving, met inbegrip van multilaterale milieuovereenkomsten, en de internationaal overeengekomen arbeidsnormen.

  • 2. 
    Inschrijvers, aanvragers en gegadigden van de volgende landen en gebieden komen in aanmerking voor financiering in het kader van dit besluit:
 

a)

lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, als zodanig erkend door de Unie, en leden van de Europese Economische Ruimte;

 

b)

LGO;

 

c)

ontwikkelingslanden en ontwikkelingsgebieden, zoals vermeld in de lijst ODA-begunstigden van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/DAC), die geen lid zijn van de G20;

 

d)

landen ten aanzien waarvan de Europese Commissie wederzijdse toegang tot externe steun heeft vastgesteld. Wederzijdse toegang kan voor een beperkte periode van ten minste één jaar worden vastgesteld indien een land entiteiten van de Unie en entiteiten uit LGO, op gelijke voorwaarden tot deelname toelaat;

 

e)

lidstaten van de OESO, in geval van opdrachten die worden uitgevoerd in een van de minst ontwikkelde landen;

 

f)

indien zulks van tevoren in de proceduredocumenten wordt aangekondigd:

 

i)

landen met traditionele economische, handels- of geografische banden met buurlanden die een begunstigd land zijn;

 

ii)

alle landen, in geval van urgentie of niet-beschikbaarheid van producten en diensten in de markten van in aanmerking komende landen.

  • 3. 
    Inschrijvers, aanvragers en gegadigden uit niet voor deelname in aanmerking komende landen, alsook goederen van oorsprong uit niet voor deelname in aanmerking komende landen, kunnen door de Commissie als in aanmerking komend worden geaccepteerd in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de toepassing van de ontvankelijkheidsvoorschriften de uitvoering van een project, programma of actie onmogelijk of uiterst moeilijk zou maken.
  • 4. 
    Voor acties in gedeeld beheer mag de lidstaat waaraan de Commissie uitvoeringstaken heeft gedelegeerd, namens de Commissie de deelname van inschrijvers, aanvragers en gegadigden uit andere landen toestaan, goederen uit andere landen in de zin van lid 2, punt f), toelaten, alsook inschrijvers, aanvragers en gegadigden uit niet in aanmerking komende landen in de zin van lid 3, of goederen van niet in aanmerking komende oorsprong in de zin van lid 1, punt d), als in aanmerking komend accepteren.

Artikel 90

Bescherming van de financiële belangen van de Unie en financiële controle

  • 1. 
    De Commissie ziet erop toe dat de financiële belangen van de Unie bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van dit besluit gefinancierde activiteiten worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van effectieve controles en, bij gebleken onregelmatigheden, door de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen alsook door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.
  • 2. 
    De Commissie en de Rekenkamer hebben het recht om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan bij marktdeelnemers die rechtstreeks of onrechtstreeks EU-middelen ontvangen, controles en verificaties ter plaatse verrichten overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (12), om na te gaan of er in het kader van een subsidieovereenkomst, subsidiebesluit of een contract voor EU-financiering sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden.

Onverminderd de eerste en de tweede alinea hebben de Commissie, de Rekenkamer en OLAF, uit hoofde van overeenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten, subsidiebesluiten en contracten die uit de uitvoering van dit besluit voortvloeien, het recht om controles op stukken en controles en verificaties ter plaatse te verrichten overeenkomstig het financieel reglement van het betrokken EOF.

  • 3. 
    Het betrokken LGO heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de financiële controle van de EU-middelen. De controle wordt in voorkomend geval uitgevoerd in coördinatie met de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving.
  • 4. 
    Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Commissie om:
 

a)

erop toe te zien dat systemen voor beheer en controle in het betrokken LGO bestaan en naar behoren functioneren, zodat de EU-middelen correct en doeltreffend worden gebruikt, en

 

b)

bij onregelmatigheden aanbevelingen te doen of te verzoeken om corrigerende maatregelen teneinde de onregelmatigheden te corrigeren en eventuele tekortkomingen op beheersniveau te verhelpen.

  • 5. 
    Op basis van administratieve regelingen werken de Commissie, het LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft samen tijdens jaarlijkse of tweejaarlijkse bijeenkomsten om de programma’s, de methodologie en de uitvoering van de te verrichten controles te coördineren.
  • 6. 
    Ten aanzien van financiële correcties:
 

a)

is in eerste instantie het betrokken LGO verantwoordelijk voor de opsporing en correctie van financiële onregelmatigheden;

 

b)

indien het betrokken LGO echter in gebreke blijft, doet de Commissie, als het betrokken LGO de situatie niet verhelpt en pogingen tot schikking niet tot een resultaat leiden, het nodige om het saldo van de algemene toewijzing die overeenstemt met het financieringsbesluit voor het programmeringsdocument te verminderen of te schrappen.

Artikel 91

Monitoring, evaluatie, beoordeling en rapportage

  • 1. 
    De financiële samenwerking is voldoende flexibel om te verzekeren dat de maatregelen bij voortduring sporen met de doelstellingen van dit besluit, en dat er rekening wordt gehouden met eventuele wijzigingen in de economische situatie, de prioriteiten en de doelstellingen van het betrokken LGO, in het bijzonder door middel van een ad-hocherziening van het programmeringsdocument.
  • 2. 
    De herziening kan worden gestart door de Commissie, of op verzoek van het betrokken LGO, na akkoord van de Commissie.
  • 3. 
    De Commissie beziet de voortgang die met de implementatie van de aan de LGO in het kader van het elfde EOF verstrekte financiële bijstand is geboekt, en legt de Raad vanaf 2015 jaarlijks een rapport voor over de implementatie en de resultaten en, voor zover mogelijk, de belangrijkste effecten van de hulp. Dit rapport wordt tevens toegezonden aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
  • 4. 
    Het in lid 3 bedoelde jaarrapport bevat gegevens over het voorafgaande jaar met betrekking tot de gefinancierde maatregelen, de resultaten van de monitoring en de evaluatie, de rol van de betrokken partners en de uitvoering van de vastleggings- en betalingskredieten van het elfde EOF. Het rapport bevat een beoordeling van de resultaten van de bijstand, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van specifieke en meetbare indicatoren, en gaat in op de belangrijkste lering die kan worden getrokken, en de follow-up van de aanbevelingen uit de evaluaties van voorgaande jaren.

Hoofdstuk 4

Ontvankelijkheidsbeginselen

Artikel 92

Begunstigden van territoriale financiering

  • 1. 
    Overheidsinstellingen van de LGO komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van dit besluit.
  • 2. 
    Met instemming van de autoriteiten van de betrokken LGO komen voor financiële steun uit hoofde van dit besluit ook de volgende organisaties in aanmerking:
 

a)

plaatselijke, nationale en/of regionale overheids- of semioverheidsinstanties en plaatselijke autoriteiten van de LGO en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken daarvan;

 

b)

vennootschappen van de LGO en van regionale groeperingen;

 

c)

vennootschappen uit een lidstaat, om deze ter aanvulling op hun eigen bijdrage in staat te stellen productieve projecten uit te voeren op het grondgebied van een LGO;

 

d)

financiële tussenpersonen uit de LGO of uit de Unie die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren, en

 

e)

actoren van gedecentraliseerde samenwerking en andere niet-overheidsactoren van de LGO en de Unie, om deze in staat te stellen economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma’s op te zetten in de LGO in het kader van de in artikel 12 bedoelde gedecentraliseerde samenwerking.

Artikel 93

Begunstigden van regionale financiering

  • 1. 
    Regionale toewijzingen worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:
 

a)

twee of meer LGO, ongeacht de ligging ervan;

 

b)

een of meer LGO en een of meer ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 van het VWEU;

 

c)

een of meer LGO en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten;

 

d)

een of meer LGO, een of meer ultraperifere gebieden en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten;

 

e)

twee of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;

 

f)

een of meer LGO en regionale organisaties waarvan LGO, ACS-staten of een of meer ultraperifere gebieden deel uitmaken;

 

g)

de LGO en de Unie in hun totaliteit. hetzij

 

h)

een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS, een of meer ultraperifere gebieden, en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten.

  • 2. 
    De financiering om de deelname van de ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen mogelijk te maken, vormt een aanvulling op de middelen die uit hoofde van dit besluit aan de LGO zijn toegewezen.
  • 3. 
    De deelname van ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen aan uit hoofde van dit besluit ingestelde programma’s mag slechts worden overwogen voor zover:
 

a)

het zwaartepunt van de projecten en programma’s die binnen het meerjarig financieel samenwerkingskader worden gefinancierd, in een LGO blijft liggen;

 

b)

de financieringsinstrumenten van de EU gelijkwaardige bepalingen bevatten, alsmede

 

c)

het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.

  • 4. 
    Projecten voor samenwerking tussen de LGO, de ACS-staten, de ultraperifere gebieden en andere gebieden kunnen worden gefinancierd door een combinatie van kredieten van het EOF met kredieten uit de algemene begroting van de Unie met behulp van passende maatregelen, met name vereenvoudigde mechanismen voor gezamenlijk beheer van dergelijke projecten.

Artikel 94

Deelname aan programma’s van de Unie

  • 1. 
    Natuurlijke personen uit de LGO als gedefinieerd in artikel 50 en, waar van toepassing, relevante overheids- en/of particuliere instanties en organisaties in een LGO komen in aanmerking voor deelname aan en financiering uit programma’s van de Unie, overeenkomstig de voorschriften van die programma’s en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee een LGO banden heeft.
  • 2. 
    LGO komen tevens in aanmerking voor steun uit hoofde van programma’s van de Unie voor samenwerking met andere landen, met name ontwikkelingslanden, overeenkomstig de voorschriften, doelstellingen en regelingen van die programma’s.
  • 3. 
    De Commissie brengt bij het Comité voor EOF-LGO verslag uit over de deelname van LGO aan programma’s van de Unie, op basis van informatie uit het door LGO ingediende jaarlijks uitvoeringsrapport en van andere beschikbare informatie.

DEEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 95

Delegatie van bevoegdheden aan de Commissie

De Commissie wordt gemachtigd om volgens de procedure van artikel 96 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de aanhangsels van bijlage VI in verband met technologische ontwikkelingen en wijzigingen in de douanewetgeving.

Artikel 96

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 95 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.
  • 3. 
    De Raad kan de in artikel 959 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan tegelijkertijd in kennis.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 95 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt slechts in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. De termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 97

Verandering van status

De Raad, handelend overeenkomstig artikel 203 VWEU, beslist over elke aanpassing van dit besluit die noodzakelijk is wanneer:

 

a)

een LGO onafhankelijk wordt;

 

b)

een LGO de associatie verlaat;

 

c)

een LGO een ultraperifeer gebied wordt;

 

d)

een ultraperifeer gebied een LGO wordt.

Artikel 98

Intrekking

Besluit 2001/822/EG van de Raad wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 99

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Bijlage VI wordt van toepassing volgens het bepaalde in artikel 65 van die bijlage.

Gedaan te Brussel, 25 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    PAVALKIS
 

  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6).
  • (6) 
    Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).
  • (7) 
    Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn (PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
 

BIJLAGE I

LIJST VAN GEÏSOLEERDE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE

 

Falklandeilanden

 

Sint-Helena, Ascension en Tristan da Cunha

 

Saint-Pierre en Miquelon

 

BIJLAGE II

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE: ELFDE EOF

Artikel 1

Verdeling over de verschillende instrumenten

  • 1. 
    Voor de doelstellingen vermeld in dit besluit en voor de periode van zeven jaar van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 wordt het totale bedrag van de financiële steun van de Unie in het kader van het elfde EOF, dat bij het intern akkoord waarbij het elfde EOF wordt ingesteld is vastgesteld op 364,5 miljoen EUR, als volgt verdeeld:
 

a)

351 miljoen EUR, in de vorm van niet-terugvorderbare steun, voor programmeerbare langlopende ontwikkelingssteun, humanitaire hulp, spoedhulp, hulp aan vluchtelingen en aanvullende steun bij fluctuaties van de exportopbrengsten, alsmede voor steun voor regionale ontwikkeling en integratie;

 

b)

5 miljoen EUR voor de financiering van rentesubsidies en technische bijstand in het kader van de LGO-investeringsfaciliteit bedoeld in bijlage IV;

 

c)

8,5 miljoen EUR voor onderzoeken of technische bijstand overeenkomstig artikel 80 van dit besluit en voor een algemene evaluatie van dit besluit die moet worden uitgevoerd ten laatste vier jaar voor het verstrijken van dit besluit.

  • 2. 
    De middelen van het elfde EOF worden na 31 december 2020 niet meer vastgelegd, tenzij de Raad met eenparigheid van stemmen en op voorstel van de Commissie anders besluit.
  • 3. 
    Indien de in lid 1 bedoelde middelen vóór het verstrijken van dit besluit uitgeput zijn, neemt de Raad passende maatregelen.

Artikel 2

Beheer van middelen

De EIB beheert de uit eigen middelen verstrekte leningen als bedoeld in bijlage III en de in het kader van de LGO-investeringsfaciliteit gefinancierde maatregelen als bedoeld in bijlage IV. Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van dit besluit worden beheerd door de Commissie.

Artikel 3

Toewijzing aan de LGO

Het in artikel 1, lid 1, onder a), van deze bijlage genoemde bedrag van 351 miljoen EUR wordt toegewezen op basis van de behoeften en de prestaties van de LGO, overeenkomstig onderstaande criteria:

 

1.

Een bedrag A van 229,5 miljoen EUR wordt toegewezen aan de LGO, behalve Groenland, voor de financiering van met name de initiatieven waarnaar in het programmeringsdocument wordt verwezen. In voorkomend geval wordt in het programmeringsdocument bijzondere aandacht geschonken aan maatregelen ter versterking van het beheer en de institutionele capaciteit van de begunstigde LGO en aan het bestuur, en waar relevant het waarschijnlijk tijdschema van de voorgenomen acties.

Bij de verdeling van bedrag A wordt rekening gehouden met de bevolkingsgrootte, de hoogte van het bruto binnenlands product (bbp), de omvang van eerdere EOF-toewijzingen en beperkingen als gevolg van het geografisch isolement van LGO als vermeld in artikel 9 van dit besluit. Elke toewijzing dient van zodanige omvang te zijn dat zij effectief kan worden benut. De toewijzing wordt vastgesteld in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

 

2.

100 miljoen EUR wordt toegewezen als steun voor regionale ontwikkeling en integratie, overeenkomstig artikel 7 van dit besluit, met name betreffende de prioriteiten en gebieden van wederzijds belang als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, en via overleg in de in artikel 14 van dit besluit bedoelde organen van het EU/LGO-partnerschap. Dit moet worden gecoördineerd met andere financiële instrumenten van de Unie, in een samenwerking tussen de LGO en de ultraperifere gebieden die in artikel 349 VWEU worden vermeld.

 

3.

Een niet-toegewezen reserve B van 21,5 miljoen EUR wordt ingesteld:

 

a)

ter financiering van humanitaire hulp en spoedhulp aan de LGO en in voorkomend geval aanvullende steun bij fluctuaties van de exportopbrengsten, overeenkomstig bijlage IV;

 

b)

ten behoeve van nieuwe toewijzingen in verband met de ontwikkeling van de behoeften en prestaties van de in punt 1 bedoelde LGO.

De prestaties worden op objectieve en transparante wijze beoordeeld op basis van onder meer de benuttingsgraad van de toegewezen middelen, de effectieve uitvoering van de lopende maatregelen en de duurzaamheid van de ontwikkelingsmaatregelen.

 

4.

Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie kan de Commissie besluiten tot een andere verdeling van alle niet toegewezen middelen genoemd in dit artikel. De procedures voor deze evaluatie en de besluiten inzake de nieuwe toewijzing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 87 van dit besluit.

 

BIJLAGE III

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE: LENINGEN UIT DE EIGEN MIDDELEN VAN DE EIB

Artikel 1

Bedrag

Uit haar eigen middelen en in overeenstemming met haar eigen regels en procedures en met de voorwaarden van haar statuten en deze bijlage, stelt de EIB een bedrag van ten hoogste 100 miljoen EUR ter beschikking voor financieringen.

Artikel 2

Europese Investeringsbank

  • 1. 
    De EIB:
 

a)

draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO op territoriale en regionale basis; daartoe financiert zij, bij wijze van prioriteit, productieve projecten of andere investeringen gericht op het stimuleren van de particuliere sector in alle sectoren van de economie;

 

b)

brengt nauwe betrekkingen tot stand met de territoriale en regionale ontwikkelingsbanken en de financiële en bancaire instellingen van de LGO en de Unie;

 

c)

past, voor zover nodig, in overleg met het betrokken LGO, de in dit besluit omschreven regelingen en procedures betreffende de uitvoering van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering aan, teneinde rekening te houden met de aard van de projecten en zich in het kader van de in haar reglementen vastgelegde procedures te richten naar de doelstellingen van dit besluit.

  • 2. 
    Voor financiering uit de eigen middelen van de EIB gelden de volgende procedures en voorwaarden.
 

a)

Het referentierentetarief is het tarief dat door de EIB wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat munteenheid, aflossingsperiode en effecten betreft op de dag van ondertekening van de overeenkomst of op de datum van overboeking;

 

b)

Echter met dien verstande dat:

 

i)

projecten in de overheidssector in principe in aanmerking komen voor een rentesubsidie van 3 %;

 

ii)

voor projecten in de particuliere sector die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van de privatisering of voor projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen, de leningen kunnen worden verstrekt met een rentesubsidie waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3 %.

 

iii)

de uiteindelijke rentevoet in geen geval minder is dan 50 % van het referentietarief.

 

c)

het bedrag van de rentesubsidie, berekend als de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, wordt afgeboekt op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage IV, artikel 2, lid 11, en rechtstreeks overgemaakt aan de EIB. Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve van financiële instellingen in de LGO;

 

d)

de looptijdvoorwaarden van de door de EIB uit eigen middelen verstrekte leningen worden vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project, maar mogen niet meer dan 25 jaar bedragen. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode, die wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de uitvoering van het project nodig is.

  • 3. 
    Voor door de EIB uit eigen middelen gefinancierde investeringen in overheidsbedrijven kunnen van het betrokken LGO specifieke projectgerelateerde garanties of verbintenissen worden verlangd.

Artikel 3

Regels inzake overmaking van deviezen

  • 1. 
    De betrokken LGO verbinden zich ertoe om ten aanzien van maatregelen uit hoofde van dit besluit waarvoor zij schriftelijk toestemming hebben verleend in het kader van dit besluit:
 

a)

de rente, provisies en aflossing van leningen vrij te stellen van nationale of lokale belastingen of fiscale heffingen die krachtens de wetgeving van het betrokken LGO of de betrokken LGO verschuldigd zijn;

 

b)

de begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossing van leningen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten op hun grondgebied;

 

c)

de EIB de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de overmaking van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de overmaking van toepassing is op transacties tussen de euro of andere deviezen voor overmaking en de nationale valuta. Dit omvat alle soorten vergoedingen, zoals onder meer rente, dividend en provisies, alsmede de aflossing van leningen en de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten op hun grondgebied.

  • 2. 
    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „betrokken LGO” het LGO dat de begunstigde van de operatie is.
 

BIJLAGE IV

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE: INVESTERINGSFACILITEIT VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK

Artikel 1

Doelstelling

De LGO-investeringsfaciliteit (de „faciliteit” genoemd) die bij Besluit 2001/822/EG werd ingesteld met middelen uit het EOF ter ondersteuning van commercieel levensvatbare ondernemingen, blijft behouden.

De financieringsvoorwaarden voor maatregelen in het kader van de faciliteit en voor leningen uit de eigen middelen van de EIB zijn de voorwaarden als vastgesteld in het interne akkoord waarbij het elfde EOF wordt vastgesteld en in bijlage III en in deze bijlage.

Deze middelen worden direct of indirect verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, via daarvoor in aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen.

Artikel 2

Middelen van de faciliteit

  • 1. 
    De middelen van de faciliteit kunnen onder meer worden ingezet voor:
 

a)

de verstrekking van risicokapitaal in de vorm van:

 

i)

aandelenparticipaties in ondernemingen uit de LGO, al dan niet gevestigd in een LGO, met inbegrip van financiële instellingen

 

ii)

bijdragen in semikapitaal aan ondernemingen uit de LGO, met inbegrip van financiële instellingen;

 

iii)

garanties en andere kredietaanvullingen die kunnen worden benut voor het dekken van politieke en andere investeringsgerelateerde risico’s, ten behoeve van buitenlandse en binnenlandse investeerders of kredietverleners;

 

b)

de verstrekking van gewone leningen.

  • 2. 
    Aandelenparticipaties hebben gewoonlijk betrekking op niet-controlerende minderheidsbelangen en worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project.
  • 3. 
    Bijdragen in semikapitaal kunnen bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, voorwaardelijke, achtergestelde of participatieleningen of een soortgelijke vorm van bijstand. Deze bijstand kan met name bestaan uit:
 

a)

voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de vervulling van bepaalde voorwaarden met betrekking tot het resultaat van het project; in het specifieke geval van voorwaardelijke leningen voor pre-investeringsonderzoeken of andere projectgerelateerde technische bijstand kan de aflossing worden geannuleerd indien de investering niet plaatsvindt;

 

b)

participatieleningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de financiële rentabiliteit van het project;

 

c)

achtergestelde leningen, waarvan de terugbetaling pas plaatsvindt nadat de overige verstrekte kredieten zijn terugbetaald.

  • 4. 
    De vergoeding van elke maatregel wordt gespecificeerd bij het verstrekken van de lening.
  • 5. 
    Onverminderd lid 4 geldt dat:
 

a)

in het geval van voorwaardelijke en participatieleningen de vergoeding gewoonlijk een vaste rentevoet van maximaal 3 % omvat, alsmede een variabele component die gerelateerd is aan het resultaat van het project;

 

b)

de rentevoet in het geval van achtergestelde leningen marktconform is.

  • 6. 
    De garanties zijn in overeenstemming met de verzekerde risico’s en de bijzondere kenmerken van de maatregel.
  • 7. 
    De rentevoet van gewone leningen omvat een referentietarief dat door de EIB wordt toegepast voor vergelijkbare leningen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden inzake aflossingsvrije en aflossingsperiodes, alsmede een door de EIB vastgestelde opslag.
  • 8. 
    Voor gewone leningen gelden in de volgende gevallen concessionele voorwaarden:
 

a)

in het geval van infrastructuurprojecten in de minst ontwikkelde LGO of in LGO die zich in een postconflictsituatie of een situatie na een natuurramp bevinden, wanneer deze infrastructuurprojecten een essentiële voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector. In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met 3 %;

 

b)

in het geval van projecten die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van privatisering of projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3 %.

  • 9. 
    De uiteindelijke rentevoet van leningen die onder het bepaalde onder lid 8, onder a) of b), vallen, is in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief.
  • 10. 
    De voor deze concessionele doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig van de faciliteit en bedragen niet meer dan 5 % van het totale bedrag dat wordt toegewezen voor de financiering van investeringen uit de faciliteit en uit de eigen middelen van de EIB.
  • 11. 
    Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve van financiële instellingen in de LGO.

Artikel 3

Werkzaamheden van de faciliteit

  • 1. 
    In het kader van de faciliteit wordt in alle sectoren van de economie steun verleend voor investeringen van particuliere en commercieel geleide publieke entiteiten, onder andere voor economische en technologische infrastructuur die opbrengsten genereert en voor de particuliere sector cruciaal is. De faciliteit dient:
 

a)

te worden beheerd als een revolverend fonds en gericht te worden op financiële duurzaamheid. Voor de maatregelen in het kader van de faciliteit gelden marktconforme voorwaarden; de maatregelen mogen niet leiden tot verstoringen op de lokale markten of het verplaatsen van particuliere financieringsbronnen;

 

b)

de financiële sector van de LGO te steunen en een katalysatoreffect na te streven door het aantrekken van plaatselijke langetermijnmiddelen te bevorderen en buitenlandse particuliere investeerders en kredietverleners te interesseren voor projecten in de ACS-staten;

 

c)

een gedeelte van het risico te dragen voor de projecten die ermee worden gefinancierd, waarbij de financiële duurzaamheid wordt verzekerd door de portefeuille als geheel en niet door afzonderlijke verrichtingen, en

 

d)

ernaar te streven middelen te verstrekken via instellingen en programma’s van de LGO die de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf stimuleren.

  • 2. 
    De EIB ontvangt een vergoeding voor de kosten die zij maakt voor het beheer van de faciliteit. De vergoeding die de EIB ontvangt omvat een vast onderdeel van 0,5 % per jaar van het aanvangskapitaal en een variabel onderdeel van ten hoogste 1,5 % per jaar van de portefeuille van de faciliteit die geïnvesteerd is in projecten in LGO. De vergoeding wordt gefinancierd uit de faciliteit.
  • 3. 
    Bij het verstrijken van dit besluit worden, indien de Raad geen specifiek besluit heeft genomen, worden de cumulatieve nettoterugbetalingen aan de faciliteit overgedragen naar het volgende financieel instrument voor de LGO.

Artikel 4

Regels inzake het wisselkoersrisico

Teneinde de gevolgen van wisselkoersschommelingen zo veel mogelijk te beperken, worden problemen in verband met het wisselkoersrisico als volgt aangepakt:

 

a)

in het geval van aandelenparticipaties die gericht zijn op de versterking van de eigen middelen van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening van de faciliteit;

 

b)

in het geval van financiering met risicodragend kapitaal ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf wordt het wisselkoersrisico in het algemeen gedeeld door enerzijds de Unie en anderzijds de overige betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk gedeeld;

 

c)

voor zover haalbaar en passend, met name in landen die gekenmerkt worden door macro-economische en financiële stabiliteit, worden in het kader van de faciliteit leningen verstrekt in de lokale munteenheden van de LGO, teneinde aldus het wisselkoersrisico weg te nemen.

Artikel 5

Financiële controle

  • 1. 
    Voor de verrichtingen van de faciliteit gelden de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de EIB in haar statuten zijn vastgelegd.
  • 2. 
    De controle van de Rekenkamer op de verrichtingen van de faciliteit wordt uitgevoerd volgens de afspraken die de Commissie, de EIB en de Rekenkamer daarover met elkaar gemaakt hebben, in het bijzonder in de Tripartiete Overeenkomst tussen de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de Europese Investeringsbank van 27 oktober 2003 tussen de genoemde partijen, inclusief wijzigingen, aanpassingen en aanvullingen en eventuele opvolgingsovereenkomsten.

Artikel 6

Voorrechten en immuniteiten

  • 1. 
    De vertegenwoordigers van de EIB die deelnemen aan werkzaamheden met betrekking tot dit besluit of de tenuitvoerlegging ervan, genieten in de LGO gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar of van de plaats van hun missie de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.
  • 2. 
    Voor zijn officiële mededelingen en het overbrengen van al zijn documenten geniet de EIB op het grondgebied van de LGO dezelfde behandeling als de internationale organisaties.
  • 3. 
    De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de EIB zijn niet aan censuur onderworpen.
 

BIJLAGE V

FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE UNIE: AANVULLENDE STEUN BIJ FLUCTUERENDE EXPORTOPBRENGSTEN

Artikel 1

Beginselen

  • 1. 
    De mate waarin de economie van een LGO afhankelijk is van de export van goederen, in het bijzonder van landbouw-, visserij- en mijnbouwproducten, is een belangrijk criterium bij de vaststelling van de toewijzing voor langetermijnontwikkeling.
  • 2. 
    Om de negatieve effecten van de instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren en de uitvoering van een door een inkomstendaling in gevaar gebracht ontwikkelingsprogramma te garanderen, kan uit de programmeerbare middelen voor de langetermijnontwikkeling van een land aanvullende financiële steun worden vrijgemaakt op basis van artikel 2 en artikel 3 van deze bijlage.

Artikel 2

Ontvankelijkheidscriteria

  • 1. 
    Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van:
 

a)

een daling van 10 % (of 2 % in het geval van geïsoleerde LGO bedoeld in bijlage I) van de exportopbrengsten uit goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar, hetzij

 

b)

een daling van 10 % (of 2 % in het geval van geïsoleerde LGO bedoeld in bijlage I) van de exportopbrengsten van alle landbouw-, visserij- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar voor landen wier opbrengsten uit landbouw-, visserij- en mijnbouwproducten meer dan 40 % vertegenwoordigen van de totale exportopbrengsten uit goederen.

  • 2. 
    Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot vier opeenvolgende jaren.
  • 3. 
    De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen krachtens artikel 85 van dit besluit. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma’s. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan echter ook worden bestemd voor specifieke sectoren.

Artikel 3

Voorschotten

Het systeem voor de toewijzing van aanvullende financiële middelen dient te voorzien in voorschotten ter dekking van eventuele vertragingen bij de verkrijging van handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen kunnen worden opgenomen in de begroting van het jaar volgende op het toepassingsjaar. Voorschotten worden vrijgemaakt op basis van door de autoriteiten van de LGO opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken, in afwachting van de officiële definitieve geconsolideerde statistieken. Voorschotten bedragen maximaal 80 % van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden bij overeenstemming tussen de Commissie en de betrokken autoriteiten van de LGO aangepast in het licht van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken en het definitieve cijfer van het overheidstekort.

Artikel 4

Herziening

De bepalingen van deze bijlage worden door de Raad uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de uitvoeringsbepalingen van artikel 85 van dit besluit opnieuw beoordeeld en kunnen daarna worden herzien op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO.

 

BIJLAGE VI

BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG” EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

INHOUDSOPGAVE

 

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

37

 

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

38

 

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

44

 

TITEL IV

BEWIJS VAN DE OORSPRONG

45

 

TITEL V

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

53

 

TITEL VI

CEUTA EN MELILLA

57

 

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

57

 

Aanhangsels I tot en met XIII

59

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a) 
    „EPO-landen”: gebieden of staten behorende tot de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) die overeenkomsten hebben gesloten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (EPO), als een dergelijke EPO voorlopig wordt toegepast of, als dit eerder het geval is, in werking treedt;
  • b) 
    „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;
  • c) 
    „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product zijn gebruikt;
  • d) 
    „product”: het vervaardigde product, ook indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
  • e) 
    „goederen”: zowel materialen als producten;
  • f) 
    „fungibele materialen”: materialen van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysische kenmerken, waartussen geen onderscheid mogelijk is zodra zij in het eindproduct zijn verwerkt;
  • g) 
    „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
  • h) 
    „waarde van de materialen” in de lijst in aanhangsel II: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het LGO is betaald. Dit punt is van overeenkomstige toepassing wanneer de waarde van de materialen van oorsprong moet worden vastgesteld.
  • i) 
    „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd.

Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in het LGO, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, kan de in de eerste alinea van dit punt gebruikte term „fabrikant” verwijzen naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed.

  • j) 
    „maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen”: de maximum hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging als een toereikende be- of verwerking en het product als van oorsprong te beschouwen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of postonderverdeling.
  • k) 
    „nettogewicht”: het gewicht van de goederen zelf zonder verpakkingsmateriaal en verpakkingsrecipiënten van welke soort dan ook;
  • l) 
    „hoofdstukken”, „posten” en „postonderverdelingen”: de hoofdstukken, posten en postonderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomenclatuur die het Geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (geharmoniseerd systeem) vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;
  • m) 
    „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post of postonderverdeling van het geharmoniseerd systeem;
  • n) 
    „zending”: producten die
 

i)

gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden gezonden, hetzij

 

ii)

vergezeld gaan van een enkel vervoerdocument vanaf de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van een enkele factuur;

  • o) 
    „exporteur”: een persoon die goederen naar de Europese Unie of naar een LGO uitvoert en die de oorsprong van de goederen kan aantonen, ongeacht het feit of hij de fabrikant is en of hij de uitvoerformaliteiten zelf verricht;
  • p) 
    „geregistreerde exporteur”: een exporteur die bij de bevoegde autoriteiten van een LGO of van de Unie geregistreerd staat in verband met het opstellen van attesten van oorsprong met het doel goederen in het kader van dit besluit uit te voeren;
  • q) 
    „attest van oorsprong”: een door een exporteur opgestelde verklaring dat de goederen waarop de verklaring betrekking heeft aan de oorsprongsregels van deze bijlage voldoen, zodat degene die deze goederen voor het vrije verkeer in de Unie aangeeft voor de preferentiële tariefbehandeling in aanmerking komt of waarmee een bedrijf in een LGO dat materialen invoert ter verdere be- en verwerking in het kader van de cumulatie de oorsprong van die materialen kan aantonen.
  • r) 
    „SAP-land”: een land of gebied als omschreven in artikel 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1).

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2

Algemene vereisten

  • 1. 
    De volgende producten worden geacht van oorsprong te zijn uit de LGO:
 

a)

geheel en al in een LGO verkregen producten in de zin van artikel 3 van deze bijlage;

 

b)

in een LGO verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van deze bijlage.

  • 2. 
    Producten van oorsprong die vervaardigd zijn van materialen die geheel en al zijn verkregen in twee of meer LGO of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong te zijn uit het LGO waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1 worden de gebieden van de landen en gebieden overzee als één gebied beschouwd.

Artikel 3

Geheel en al verkregen producten

  • 1. 
    Als geheel en al in een LGO verkregen worden beschouwd:
 

a)

aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

 

b)

aldaar gekweekte en geoogste producten van het plantenrijk;

 

c)

aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

 

d)

producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

 

e)

producten afkomstig van aldaar geboren en opgefokte geslachte dieren;

 

f)

producten van de aldaar bedreven jacht of visserij;

 

g)

producten van de aquacultuur wanneer de vis, schelp- en weekdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven of jonge vis zijn gekweekt;

 

h)

producten van de zeevisserij en andere door zijn schepen buiten enig territoriaal water uit de zee gewonnen producten;

 

i)

producten, uitsluitend van de onder h) bedoelde producten aan boord van zijn fabrieksschepen vervaardigd;

 

j)

aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;

 

k)

afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

 

l)

producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale water, mits het LGO het alleenrecht heeft op ontginning van deze zeebodem of -ondergrond;

 

m)

goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2. 
    De termen „zijn schepen” en „zijn fabrieksschepen” in lid 1, onder h) en i), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
 

a)

die in een LGO of in een lidstaat zijn geregistreerd;

 

b)

die de vlag van een LGO of van een lidstaat voeren;

 

c)

die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

 

i)

zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van LGO of van lidstaten, hetzij

 

ii)

zij behoren toe aan een onderneming die haar hoofdkantoor en haar belangrijkste economische activiteit in LGO of in lidstaten heeft, en die voor ten minste 50 % toebehoort aan LGO, overheidsorganen van die staat, onderdanen van die staat of een lidstaat.

  • 3. 
    Aan elk van de voorwaarden van lid 2 kan in lidstaten of in verschillende LGO worden voldaan. In dat geval worden de producten geacht de oorsprong te hebben van het LGO waar het vaartuig of fabrieksschip is geregistreerd overeenkomstig lid 2, onder a).

Artikel 4

Toereikende bewerking of verwerking

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 5 en 6 van deze bijlage worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin van artikel 3 van deze bijlage geacht aldaar van oorsprong te zijn, indien zij voldoen aan de in aanhangsel II vermelde voorwaarden.
  • 2. 
    Indien een product dat overeenkomstig lid 1 de oorsprong van een LGO heeft verkregen, in dat LGO verder wordt be- of verwerkt en gebruikt als materiaal bij de vervaardiging van een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt.
  • 3. 
    Voor elk product wordt bepaald of aan de eisen van lid 1 is voldaan.

Wanneer de betrokken regel echter gebaseerd is op een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen, kan voor de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen een gemiddelde worden berekend, overeenkomstig lid 4, om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.

  • 4. 
    In het in lid 3, tweede alinea, bedoelde geval worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek en een gemiddelde waarde van de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen respectievelijk berekend op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van dat product in het voorgaande boekjaar en de som van de waarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van het product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in het land van uitvoer of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken, een kortere periode die echter niet minder dan drie maanden kan zijn.
  • 5. 
    Exporteurs die gekozen hebben voor een berekening op basis van gemiddelden moeten deze methode in het jaar volgende op het referentieboekjaar steeds gebruiken of, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden met de toepassing van deze methode wanneer de schommelingen in kosten of wisselkoersen die het gebruik van die methode rechtvaardigden in een bepaald boekjaar, of in de kortere representatieve periode van niet minder dan drie maanden, hebben opgehouden.
  • 6. 
    De in lid 4 bedoelde gemiddelden worden gebruikt als respectievelijk de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.

Artikel 5

Ontoereikende bewerking of verwerking

  • 1. 
    Onverminderd lid 3 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om producten de oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 van deze bijlage is voldaan:
 

a)

conserverende behandelingen die ervoor moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;

 

b)

het splitsen en samenvoegen van colli;

 

c)

het wassen of schoonmaken; verwijderen van stof, roest, olie, verf of dergelijke;

 

d)

strijken of persen van textiel en artikelen van textiel;

 

e)

eenvoudig schilderen of polijsten;

 

f)

ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten of glanzen van granen en rijst;

 

g)

het kleuren of aromatiseren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

 

h)

het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;

 

i)

het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

 

j)

het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);

 

k)

het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

 

l)

aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken en andere soortgelijke merktekens;

 

m)

eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;

 

n)

eenvoudig toevoegen van water of verdunnen, drogen of denatureren van producten;

 

o)

het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van artikelen;

 

p)

twee of meer van de onder a) tot en met o) genoemde handelingen tezamen;

 

q)

het slachten van dieren.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer voor het uitvoeren daarvan geen bijzondere vaardigheden nodig zijn noch speciaal daarvoor gemaakte of geïnstalleerde machines, apparaten of gereedschappen.
  • 3. 
    Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in een LGO heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 6

Toleranties

  • 1. 
    In afwijking van artikel 4 van deze bijlage en met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel mogen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden van de lijst in aanhangsel II bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits de totale waarde of het totale nettogewicht niet hoger is dan
 

a)

15 % van het gewicht van het product voor producten die zijn ingedeeld onder hoofdstuk 2 en de hoofdstukken 4 tot en met 24, andere dan de verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;

 

b)

15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere producten, behalve de producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63, waarvoor de afwijkingen van toepassing zijn die zijn vermeld in aanhangsel I, aantekeningen 6 en 7.

  • 2. 
    Op grond van lid 1 mogen de percentages niet worden overschreden voor de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen die zijn vermeld in de lijst in aanhangsel II.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin van artikel 3 van deze bijlage. Onverminderd artikel 5 en artikel 11, lid 2, van deze bijlage is de in die leden vastgestelde afwijking echter van toepassing op de som van alle materialen die bij de vervaardiging van een product zijn gebruikt en waarvoor de regel in de lijst in aanhangsel I eist dat die materialen geheel en al zijn verkregen.

Artikel 7

Cumulatie met de Unie

  • 1. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de Unie beschouwd materialen van oorsprong uit een LGO te zijn indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5, lid 1, genoemde be- of verwerkingen
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van deze bijlage worden in de Unie uitgevoerde be- of verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden indien de materialen later aldaar be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, worden genoemd.
  • 3. 
    Met het oog op bilaterale cumulatie als bepaald in dit artikel wordt de oorsprong van de materialen overeenkomstig deze bijlage vastgesteld.

Artikel 8

Cumulatie met EPO-landen

  • 1. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de EPO-landen beschouwd materialen van oorsprong uit een LGO te zijn indien zij in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5, lid 1, van deze bijlage genoemde be- of verwerkingen
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van deze bijlage worden in de Unie uitgevoerde be- of verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later aldaar be- of verwerkingen ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, van deze bijlage worden genoemd.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt de oorsprong van de materialen van oorsprong uit een EPO-land vastgesteld overeenkomstig de oorsprongsregels die van toepassing zijn op het betreffende EPO-land en desbetreffende bepalingen inzake oorsprongsbewijzen en administratieve samenwerking.

De cumulatie waarin dit artikel voorziet wordt niet toegepast op:

 

a)

materialen van oorsprong uit de Republiek Zuid-Afrika die niet rechtstreeks en van rechten en quota vrijgesteld in de Unie kunnen worden ingevoerd in het kader van de EPO tussen de Unie en de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap.

 

b)

materialen opgenomen in aanhangsel XIII.

  • 4. 
    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
 

a)

het EPO-land dat de materialen levert en het LGO dat het eindproduct vervaardigt zich ertoe verbindt:

 

i)

deze bijlage na te leven of te doen naleven, en

 

ii)

dat hun diensten de nodige medewerking verlenen om de correcte toepassing van deze bijlage te waarborgen, zowel met de Unie als tussen hen onderling.

 

b)

het betrokken LGO moet de Commissie de onder a) bedoelde verbintenissen toezenden.

  • 5. 
    EPA-landen die op de datum van de inwerkingtreding reeds voldoen aan de bepalingen van lid 4 hoeven geen nieuwe verbintenis aan te gaan.

Artikel 9

Cumulatie met andere landen die voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in het kader van het stelsel van algemene preferenties in aanmerking komen

  • 1. 
    Onverminderd artikel 2 van deze bijlage worden materialen van oorsprong uit de landen en gebieden, als vastgesteld in lid 2 van dit artikel beschouwd als materialen van oorsprong uit een LGO, wanneer zij zijn opgenomen in een aldaar verkregen product, mits zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, van deze bijlage zijn genoemd.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 moeten materialen afkomstig zijn van een land of gebied:
 

a)

dat in aanmerking komt voor de „bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen” in het stelsel van algemene preferenties (SAP) (2);

 

b)

dat in aanmerking komt voor rechten- en contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in de vorm van de 6-cijferige GS-code in het kader van de algemene regeling van het stelsel van algemene preferenties (3);

  • 3. 
    De oorsprong van de materialen uit de desbetreffende landen of gebieden wordt bepaald op grond van de oorsprongsregels die zijn vastgelegd in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 978/2012, en in overeenstemming met de artikelen 32 of 41 van deze bijlage.
  • 4. 
    De cumulatie waarin dit lid voorziet, wordt niet toegepast op:
 

a)

materialen die bij invoer in de Unie onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij afkomstig zijn van een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of compenserende rechten;

 

b)

tonijnproducten die in het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld in de hoofdstukken 3 en 16, en die vallen onder de artikelen 7 en 12 van Verordening (EU) nr. 978/2012, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen;

 

c)

materialen die vallen onder de artikelen 22 en 30 van Verordening (EU) nr. 978/2012, en latere wijzigings- en overeenkomstige rechtshandelingen;

  • 5. 
    De cumulatie waarin lid 1 van dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
 

a)

de bij de cumulatie betrokken landen of gebieden hebben zich ertoe verbonden de bepalingen van deze bijlage toe te passen of ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de administratieve samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling;

 

b)

het desbetreffende LGO land heeft de Commissie de onder a) bedoelde verbintenis toegezonden.

  • 6. 
    De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend met ingang waarvan de in dit artikel genoemde landen of gebieden die aan de gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen toepassen.

Artikel 10

Uitgebreid systeem van cumulatie

  • 1. 
    Op verzoek van een LGO kan de Commissie cumulatie van de oorsprong toestaan tussen een LGO en een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de bij de cumulatie betrokken landen of gebieden hebben zich ertoe verbonden de bepalingen van deze bijlage toe te passen of ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de administratieve samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling;

 

b)

het desbetreffende LGO land heeft de Commissie de onder a) bedoelde verbintenis toegezonden.

Rekening houdend met het risico op handelsontduiking en specifieke gevoeligheden van de voor cumulatie bestemde materialen, kan de Commissie aanvullende voorwaarden voor het toekennen van de gevraagde cumulatie instellen.

  • 2. 
    Het in de eerste alinea van lid 1 van dit artikel bedoelde verzoek wordt schriftelijk aan de Commissie gericht. In het verzoek wordt (worden) het (of de) desbetreffende derde land(en) vermeld en is een lijst opgenomen van materialen waarop de cumulatie van toepassing is alsmede bewijsmateriaal dat aan de voorwaarden van lid 1, onder a) en b), van dit artikel is voldaan.
  • 3. 
    De oorsprong van de gebruikte materialen en het documentaire bewijs van de oorsprong wordt bepaald overeenkomstig de regels die in de betrokken vrijhandelsovereenkomst zijn opgenomen. De oorsprong van de naar de Unie uit te voeren producten wordt bepaald overeenkomstig de in deze bijlage opgenomen oorsprongsregels.
  • 4. 
    Materialen van oorsprong uit een derde land en die in de LGO worden gebruikt bij de vervaardiging van naar de Europese Unie uit te voeren producten behoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, mits de be- of verwerking in de LGO meer inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, van deze bijlage vermelde behandelingen.
  • 5. 
    De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum waarop de uitgebreide cumulatie van kracht wordt, de bij die cumulatie betrokken vrijhandelspartner van de Unie, de geldende voorwaarden en de lijst van materialen in verband waarmee die cumulatie van toepassing is, bekend.
  • 6. 
    De Commissie stelt een maatregel vast die voorziet in de in lid 1 van dit artikel bedoelde cumulatie door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64, lid 2, van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 11

Determinerende eenheid

  • 1. 
    De voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
  • 2. 
    Wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, zijn de bepalingen van deze bijlage op elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer volgens algemene regel 5 van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 12

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek daarvan zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 13

Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.

Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.

Artikel 14

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk rekening te houden met de volgende elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt mochten zijn:

 

a)

energie en brandstof;

 

b)

fabrieksuitrusting;

 

c)

machines en werktuigen;

 

d)

goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

Artikel 15

Gescheiden boekhouding

  • 1. 
    Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde fungibele materialen worden gebruikt bij de vervaardiging van een product, kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten, op schriftelijk verzoek van een bedrijf, toestaan dat die materialen in de Unie met behulp van een gescheiden boekhouding worden beheerd met het oog op de latere uitvoer naar een LGO in het kader van de bilaterale cumulatie, zonder dat die materialen apart worden opgeslagen.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen het verlenen van de in lid 1 bedoelde vergunning afhankelijk stellen van de door hen passend geachte voorwaarden.

Vergunning wordt slechts verleend indien door het gebruik van de in lid 3 bedoelde methode steeds kan worden vastgesteld dat de hoeveelheid verkregen producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden beschouwd dezelfde is als de hoeveelheid die zou zijn verkregen bij een fysieke scheiding van de voorraden.

Indien vergunning wordt verleend, wordt de methode van de gescheiden boekhouding toegepast overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die in de Unie van toepassing zijn.

  • 3. 
    De gebruiker van de in lid 2 bedoelde boekhoudmethode stelt de oorsprongsbewijzen op voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden beschouwd of vraagt om de afgifte van deze oorsprongsbewijzen zolang het systeem van de geregistreerde exporteurs nog niet van toepassing is. De gebruiker geeft op verzoek van de douaneautoriteiten van een lidstaat een verklaring af over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaten houden toezicht op het gebruik dat van de in lid 1 bedoelde vergunning wordt gemaakt.

Zij kunnen de vergunning in de volgende gevallen intrekken:

 

a)

de gebruiker maakt op de een of ander manier een niet passend gebruik van de vergunning, of

 

b)

de gebruiker voldoet niet aan een van de voorwaarden die in deze bijlage zijn opgenomen.

Artikel 16

Afwijkingen

  • 1. 
    De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO, een LGO tijdelijk een afwijking van de bepalingen van deze bijlage toestaan wanneer:
 

a)

het voor het LGO door interne of externe factoren tijdelijk onmogelijk is de in artikel 2 van deze bijlage opgenomen oorsprongsregels in acht te nemen, terwijl het dit voordien wel kon;

 

b)

het LGO tijd nodig heeft om zich voor te bereiden op de inachtneming van de in artikel 2 opgenomen oorsprongsregels;

 

c)

zulks op grond van de ontwikkeling van bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd is.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt schriftelijk aan de Commissie gericht, door middel van het formulier van aanhangsel X. Er wordt aangegeven waarom het verzoek wordt ingediend en de nodige bewijsstukken moeten worden bijgevoegd.
  • 3. 
    Bij het onderzoek van verzoeken wordt in het bijzonder rekening gehouden met:
 

a)

het ontwikkelingsniveau of de geografische ligging van het betrokken LGO, de economische en sociale gevolgen van het te nemen besluit, in het bijzonder voor de werkgelegenheid;

 

b)

gevallen waarin de toepassing van de bestaande oorsprongsregels de uitvoermogelijkheden naar de Unie van een in het betrokken LGO gevestigde bedrijfstak aanzienlijk zou beperken, in het bijzonder indien dit tot stopzetting van de activiteiten van deze bedrijfstak zou kunnen leiden;

 

c)

bijzondere gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat belangrijke investeringen in een industrie door de toepassing van de oorsprongsregels ontmoedigd worden en waarin, door het toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat er op den duur toe leidt dat deze regels kunnen worden nageleefd.

  • 4. 
    De Commissie willigt alle verzoeken in die overeenkomstig dit artikel gerechtvaardigd zijn, tenzij hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie van de Unie.
  • 5. 
    De Commissie neemt de nodige stappen om voor een zo snel mogelijke beslissing te zorgen, en stelt 95 werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag haar standpunt vast.
  • 6. 
    De tijdelijke afwijking geldt zolang de gevolgen van de interne of externe factoren die tot de afwijking hebben geleid, voortduren of gedurende de tijd die het LGO nodig heeft om ervoor te zorgen dat de regels in acht worden genomen of om te voldoen aan de doelstellingen die in het kader van de afwijking zijn vastgesteld, waarbij de bijzondere situatie van het betrokken LGO en de moeilijkheden waarmee het te kampen heeft, in aanmerking worden genomen.
  • 7. 
    Wanneer een afwijking wordt toegestaan moet eventueel aan voorwaarden worden voldaan in verband met aan de Commissie te verstrekken informatie over het gebruik van de afwijking en het beheer van de hoeveelheden waarvoor de afwijking was toegestaan.
  • 8. 
    De Commissie stelt een maatregel vast die voorziet in een in lid 1 van dit artikel bedoelde tijdelijke afwijking door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64, lid 2, van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure.

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 17

Territorialiteitsbeginsel

  • 1. 
    Behoudens het bepaalde in de artikelen 7 tot en met 10 van deze bijlage moet aan de voorwaarden in deze bijlage voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de LGO zijn voldaan.
  • 2. 
    Indien goederen van oorsprong uit de LGO naar een ander land worden uitgevoerd en terugkeren, worden zij als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan worden aangetoond dat:
 

a)

de teruggekeerde producten dezelfde zijn als die welke waren uitgevoerd, alsmede

 

b)

zij tijdens de periode dat zij zich in dat andere land bevonden of waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke voor hun bewaring in goede staat noodzakelijk waren.

Artikel 18

Non-manipulatieclausule

  • 1. 
    De voor het vrije verkeer in de Unie aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit de LGO waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat voordat zij voor het vrije verkeer werden aangegeven. De producten of zendingen kunnen worden opgeslagen en de zendingen kunnen worden gesplitst wanneer dit onder de verantwoordelijkheid van de exporteur of een daaropvolgende houder van de goederen gebeurt en zij in het land of de landen van doorvoer onder het toezicht van de douane zijn gebleven.
  • 2. 
    Aan de voorwaarden in lid 1 wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen heeft om het tegendeel aan te nemen. In dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing bij cumulatie op grond van de artikelen 7 van deze bijlage tot en met 10.

Artikel 19

Tentoonstellingen

  • 1. 
    Op producten van oorsprong die vanuit een LGO naar een tentoonstelling in een ander land dan een LGO, een EPO-land of een lidstaat zijn verzonden, en die na de tentoonstelling voor invoer in de Unie zijn verkocht, zijn de bepalingen van het besluit bij invoer in de Unie van toepassing voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
 

a)

een exporteur deze producten vanuit een LGO naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft tentoongesteld;

 

b)

die exporteur de producten aan een persoon in de Unie heeft verkocht of op andere wijze afgestaan;

 

c)

de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan;

 

d)

de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2. 
    Overeenkomstig titel IV van deze bijlage wordt een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat overeenkomstig de normale in dat land toepasselijke procedures bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld.
  • 3. 
    Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV

BEWIJS VAN DE OORSPRONG

Afdeling 1

Algemene vereisten

Artikel 20

In euro uitgedrukte bedragen

  • 1. 
    Voor de toepassing van de artikelen 26, 31, 43 en 44 van deze bijlage wordt, in gevallen waarin de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
  • 2. 
    De artikelen 26, 31, 43 en 44 zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld.
  • 3. 
    De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober van elk jaar. De bedragen worden de Commissie uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
  • 4. 
    De lidstaten mogen het bedrag dat het resultaat is van de omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in hun nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 % afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. De lidstaten mogen de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
  • 5. 
    De in euro uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde in de nationale valuta van sommige lidstaten worden door de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO herzien. Bij deze herziening onderzoekt de Commissie of het wenselijk is de effecten van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. De Commissie kan in dat verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

Afdeling 2

Procedures vóór de toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs

Artikel 21

Bewijs van oorsprong

Producten van oorsprong uit de LGO komen bij invoer in de Unie voor de voordelen van dit besluit in aanmerking op vertoon van:

 

a)

een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in aanhangsel III is opgenomen, hetzij

 

b)

in de in artikel 26 bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in aanhangsel VI is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (de „oorsprongsverklaring”).

Artikel 22

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1. 
    Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
  • 2. 
    Hiertoe vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de aanhangsels III en IV opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig deze bijlage ingevuld. Indien zij met de hand worden ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
  • 3. 
    Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer waar dit certificaat is afgegeven, te allen tijde de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van deze bijlage is voldaan.
  • 4. 
    Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer afgegeven indien de betrokken goederen kunnen worden aangemerkt als producten van oorsprong uit een LGO, de Unie of een EPO-land en aan de andere voorwaarden van deze bijlage wordt voldaan.
  • 5. 
    De met de afgifte van het certificaat belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te controleren of de producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
  • 6. 
    De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
  • 7. 
    Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 23

A posteriori afgegeven certificaat van goederenverkeer EUR.1

  • 1. 
    In afwijking van artikel 22 kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien
 

a)

dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

 

b)

ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat er wel een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;

 

c)

er op het moment van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 was afgegeven voor een zending die vervolgens in een derde land van opslag overeenkomstig artikel 18 van deze bijlage is opgesplitst, op voorwaarde dat het initiële certificaat EUR.1 wordt terugbezorgd aan de douaneautoriteiten die het hebben afgegeven, of

 

d)

het certificaat niet op het moment van de uitvoer is afgegeven omdat de eindbestemming van de zending op dat ogenblik niet bekend was, en de bestemming is bepaald tijdens de opslagperiode en na een mogelijke splitsing van de zending in een derde land, overeenkomstig artikel 18 van deze bijlage.

  • 2. 
    Met het oog op de toepassing van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag plaats en datum van uitvoer voor de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
  • 4. 
    Op a posteriori afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moeten de volgende vermeldingen worden aangebracht in het vak „Opmerkingen” (vak 7) van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1:

„ISSUED RETROSPECTIVELY”

  • 5. 
    De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 24

Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

  • 1. 
    In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
  • 2. 
    Op het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet de volgende vermeldingen worden aangebracht in het vak „Opmerkingen” (vak 7):

„DUPLICATE”.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
  • 4. 
    Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.

Artikel 25

Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Unie of in een LGO onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze goederen of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Unie of een LGO. Deze vervangingscertificaten EUR.1 worden afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen.

Artikel 26

Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring

  • 1. 
    Oorsprongsverklaringen als bedoeld in artikel 21, onder b), van deze bijlage kunnen worden opgesteld door:
 

a)

toegelaten exporteurs als bedoeld in artikel 27 van deze bijlage, hetzij

 

b)

een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong, waarvan de totale waarde niet meer dan 10 000 EUR bedraagt.

  • 2. 
    Een oorsprongsverklaring kan worden opgesteld indien de betrokken goederen als van oorsprong uit een LGO, een EPO-land of de Unie kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen.
  • 3. 
    De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van deze bijlage is voldaan.
  • 4. 
    Deze oorsprongsverklaring, waarvan de tekst in aanhangsel VI is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land of gebied van uitvoer. Indien de oorsprongsverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
  • 5. 
    De oorsprongsverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 27 van deze bijlage behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.
  • 6. 
    Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 27

Toegelaten exporteur

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur vergunning verlenen oorsprongsverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, biedt naar genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen die nodig zijn voor het controleren van de status van oorsprong van de producten en ten aanzien van het voldoen aan de overige vereisten van deze bijlage.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van alle voorwaarden die zij dienstig achten.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de oorsprongsverklaringen moet worden vermeld.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

Artikel 28

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Een bewijs van oorsprong is vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer tien maanden geldig en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
  • 2. 
    Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
  • 3. 
    In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 29

Overlegging van het bewijs van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van de oorsprong wordt vertaald. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de goederen aan de voorwaarden voor de toepassing van het besluit voldoen.

Artikel 30

Invoer met deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de tariefposten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 31

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, mits deze goederen niet als handelsgoederen worden ingevoerd en bij hun aangifte verklaard is dat zij aan de voorwaarden van deze bijlage voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
  • 2. 
    Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
  • 3. 
    Bovendien mag de totale waarde van de betrokken goederen niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen en 1 200 EUR voor de inhoud van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 32

Informatieprocedure in verband met cumulatie

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, en artikel 7, lid 1, van deze bijlage wordt het bewijs dat de materialen in de zin van deze bijlage van oorsprong zijn uit een ander LGO of de Unie geleverd door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, door een oorsprongsverklaring, of door een leveranciersverklaring, afgegeven door de exporteur in het land waaruit de materialen afkomstig zijn. Een model van een leveranciersverklaring is opgenomen in aanhangsel VII. Wanneer het LGO dat de goederen levert, het systeem van geregistreerde exporteurs toepast, en het LGO van verdere be- en verwerking dat niet doet, kan het karakter van product van oorsprong ook worden aangetoond middels een attest van oorsprong.
  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, en artikel 7, lid 2, van deze bijlage wordt het bewijs van de be- of verwerking uit een ander LGO of de Unie geleverd door een leveranciersverklaring, afgegeven door de exporteur in het land waaruit de materialen afkomstig zijn. Een model van een leveranciersverklaring is opgenomen in aanhangsel VIII.
  • 3. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 moet door de leverancier voor elke goederenzending een afzonderlijke leveranciersverklaring worden gesteld, hetzij op de handelsfactuur betreffende deze zending, hetzij op een bijlage bij deze factuur, of op een leveringsformulier of op enig handelsdocument inzake deze zending waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig omschreven zijn om geïdentificeerd te kunnen worden.

De leveranciersverklaring kan op een voorgedrukt formulier worden gesteld.

De leveranciersverklaring wordt met de hand ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring per computer worden opgemaakt, behoeft de leveranciersverklaring niet van een handtekening te worden voorzien indien de douaneautoriteiten in het land of gebied waar de leveranciersverklaringen worden opgesteld, weten wie binnen de onderneming van de leverancier hiervoor verantwoordelijk is. Deze douaneautoriteiten kunnen de toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen.

De leveranciersverklaring wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het LGO van uitvoer waarbij het verzoek om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is ingediend.

  • 4. 
    Bij de toepassing van de artikelen 8 en 10 wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het desbetreffende land gegeven door middel van de in de toepasselijke vrijhandelsovereenkomst bedoelde oorsprongsbewijzen.
  • 5. 
    Bij toepassing van artikel 9 wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (4) gegeven door middel van de in deze verordening bedoelde oorsprongsbewijzen.
  • 6. 
    In de in de leden 1, 2, 4 en 5 bedoelde gevallen, wordt vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de oorsprongsverklaring of het attest van oorsprong van een van de volgende vermeldingen voorzien, al naar gelang van het geval: „OCT cumulation”, „EU cumulation”, „EPA cumulation”, „cumulation with GSP country” of „extended cumulation with country x” of „Cumul PTOM”, „Cumul UE”, „cumul avec pays APE”, „cumul avec pays SPG” of „cumul étendu avec le pays x”.

Artikel 33

Bewijsstukken

De in artikel 22, lid 3 en artikel 26, lid 3 bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat goederen die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit een LGO, de Unie of een EPO-land en aan de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

 

a)

een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de betrokken goederen te verkrijgen;

 

b)

in een LGO, de Unie of een EPO-land afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

 

c)

in een LGO, de Unie of een EPO-land afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking van de materialen in een LGO, de Unie of een EPO-land blijkt;

 

d)

certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of oorsprongsverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig deze bijlage in de LGO, de Unie of een EPO-land zijn afgegeven of opgesteld.

Artikel 34

Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken

  • 1. 
    Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
  • 2. 
    De exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze oorsprongsverklaring en van de in artikel 26, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
  • 3. 
    De douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 22, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.
  • 4. 
    De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en oorsprongsverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 35

Verschillen en vormfouten

  • 1. 
    Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
  • 2. 
    Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit document leiden indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Afdeling 3

Procedures voor het systeem van geregistreerde exporteurs

OnderAfdeling 1

Procedures bij uitvoer uit het LGO

Artikel 36

Algemene vereisten

De in dit besluit opgenomen voordelen gelden in de volgende gevallen:

 

a)

goederen die voldoen aan de voorwaarden van deze bijlage en zijn uitgevoerd door een geregistreerde exporteur als bedoeld in artikel 38;

 

b)

zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten die zijn uitgevoerd door een willekeurige exporteur, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong niet hoger is dan 10 000 EUR.

Artikel 37

Register van geregistreerde exporteurs

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van het LGO houden een elektronisch register bij van geregistreerde exporteurs in hun land en werken dit steeds bij. Het register wordt onmiddellijk bijgewerkt wanneer een exporteur van het register wordt geschrapt overeenkomstig artikel 41, lid 2, van deze bijlage.
  • 2. 
    Het etiket bevat de volgende informatie:
 

a)

naam en volledig adres van de geregistreerde exporteur, met inbegrip van de code van het land of gebied (de uit twee letters bestaande ISO-alpha-2-landcode);

 

b)

het nummer van de geregistreerde exporteur;

 

c)

de onder dit besluit uit te voeren producten (indicatieve lijst van hoofdstukken of posten van het geharmoniseerd systeem, naar keuze van de aanvrager);

 

d)

vanaf welke datum en tot welke datum de exporteur is/was geregistreerd;

 

e)

de redenen van schrapping (op verzoek van de exporteur/door de bevoegde autoriteiten). Deze gegevens staan slechts ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO stellen de Commissie in kennis van het systeem dat zij in hun land gebruiken voor het toekennen van een nummer aan geregistreerde exporteurs. Het nummer begint met de uit twee letters bestaande ISO-code.

Artikel 38

Verzoek tot registratie

Om te worden geregistreerd, moeten exporteurs een aanvraag tot registratie indienen bij de in artikel 57, lid 1, van deze bijlage bedoelde bevoegde autoriteiten van het LGO met behulp van een formulier waarvan het model in aanhangsel XI is opgenomen. Door het indienen van het formulier geven exporteurs toestemming tot de opslag van de verstrekte gegevens in de gegevensbank van de Commissie en tot bekendmaking van de niet-vertrouwelijke gegevens op internet.

De bevoegde autoriteiten aanvaarden de aanvraag slechts indien deze volledig is ingevuld.

Artikel 39

Intrekking van de registratie

  • 1. 
    Geregistreerde exporteurs die niet meer voldoen aan de voorwaarden om goederen in het kader van dit besluit uit te voeren, of die niet langer voornemens zijn goederen in het kader van dit besluit uit te voeren, delen dit mee aan de bevoegde autoriteiten in het LGO die hen onmiddellijk schrappen uit het register van geregistreerde exporteurs dat in dat LGO wordt bijgehouden.
  • 2. 
    Onverminderd straffen en boeten die in de LGO van toepassing zijn, schrappen de bevoegde autoriteiten van het LGO de exporteur uit het register van geregistreerde exporteurs dat in dat LGO wordt bijgehouden, indien de geregistreerde exporteur met opzet of uit nalatigheid attesten van oorsprong of bewijsstukken heeft opgesteld of doen opstellen die onjuiste informatie bevatten waardoor de preferentiële tariefbehandeling ten onrechte werd toegekend.
  • 3. 
    Onverminderd de gevolgen van onregelmatigheden die bij controles kunnen worden aangetroffen, heeft de schrapping uit het register van geregistreerde exporteurs slechts gevolgen voor de toekomst, dat wil zeggen ten aanzien van verklaringen die na de datum van schrapping bij de douane van de lidstaat van invoer worden aangeboden.
  • 4. 
    Exporteurs die overeenkomstig lid 2 door de bevoegde autoriteiten uit het register van geregistreerde exporteurs zijn geschrapt, kunnen slechts weer in het register van geregistreerde exporteurs worden opgenomen wanneer zij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten in het LGO hebben aangetoond dat zij de toestand die tot hun schrapping heeft geleid, hebben gecorrigeerd.

Artikel 40

Bewijsstukken

  • 1. 
    Al dan niet geregistreerde exporteurs moeten aan de volgende verplichtingen voldoen:
 

a)

zij voeren een passende boekhouding van de vervaardiging en levering van goederen die voor de preferentiële behandeling in aanmerking komen;

 

b)

zij bewaren alle bewijsstukken in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;

 

c)

zij bewaren alle douanedocumenten in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;

 

d)

zij bewaren ten minste drie jaar vanaf het einde van het jaar waarin het attest van oorsprong werd opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist, alle documenten in verband met:

 

i)

de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld, alsmede

 

ii)

de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden.

  • 2. 
    De in lid 1, onder d) bedoelde documenten kunnen elektronische documenten zijn, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen.
  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen betreffende de oorsprong van de goederen die zij hebben geleverd.

Artikel 41

Bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Een attest van oorsprong wordt door de exporteur opgesteld wanneer de producten waarop deze betrekking heeft worden uitgevoerd, indien die producten als van oorsprong uit het LGO kunnen worden beschouwd.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kan een attest van oorsprong bij uitzondering ook na de uitvoer worden opgesteld („verklaring achteraf”), mits het in de lidstaat van aangifte voor het vrije verkeer niet langer dan twee jaar na de uitvoer wordt aangeboden. Ook bij het splitsen van een zending, overeenkomstig artikel 18 van deze bijlage, mag het attest van oorsprong achteraf worden opgesteld.
  • 3. 
    Het attest van oorsprong wordt door de exporteur afgegeven aan zijn afnemer in de Europese Unie en bevat de in aanhangsel XII vermelde gegevens. Een attest van oorsprong wordt in het Engels of in het Frans opgesteld.

Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld waaruit de identiteit van de exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke goederen het gaat.

  • 4. 
    Wanneer cumulatie op grond van de artikelen 2 en 7 van toepassing is, gaat de exporteur van een product, bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt van oorsprong uit een LGO of de Unie, uit van het door zijn leverancier opgestelde attest van oorsprong. Indien de leverancier is gevestigd in een LGO dat het systeem van geregistreerde exporteurs nog niet heeft ingevoerd, kan de exporteur in het LGO van verdere be- en verwerking zich ook verlaten op een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, een oorsprongsverklaring of een verklaring van de leverancier.
  • 5. 
    In deze gevallen bevat het door de exporteur afgegeven attest van oorsprong de vermelding „EU cumulation” of „OCT cumulation” dan wel „cumul UE” of „cumul PTOM”.
  • 6. 
    Bij de toepassing van de artikelen 8 en 10 van deze bijlage wordt het karakter van product van oorsprong, overeenkomstig de bepalingen van de toepasselijke vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het desbetreffende land, aangetoond op grond van de in de toepasselijke vrijhandelsovereenkomst vastgestelde oorsprongsbewijzen.

In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „cumulation with EPA country” of „extended cumulation with country x” of „cumul avec pays APE” of „cumul étendu avec le pays x”.

  • 7. 
    Wanneer cumulatie op grond van artikel 9 van deze bijlage van toepassing is, wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 gegeven door middel van de in deze verordening bedoelde oorsprongsbewijzen.

In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „cumulation with GSP country” of „cumul avec pays SPG”.

Artikel 42

Overlegging van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Voor elke zending wordt een attest van oorsprong opgesteld.
  • 2. 
    Een attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling door de exporteur.
  • 3. 
    Een enkel attest van oorsprong kan betrekking hebben op verschillende zendingen indien de goederen aan de volgende voorwaarden voldoen:
 

a)

zij zijn gedemonteerd of niet-gemonteerd in de zin van algemene regel 2 a) van het geharmoniseerd systeem;

 

b)

zij zijn ingedeeld onder afdeling XVI of XVII of post 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem, en

 

c)

zij zijn bedoeld om in deelzendingen te worden ingevoerd.

OnderAfdeling 2

Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de unie

Artikel 43

Overlegging van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Op de douaneaangifte voor het vrije verkeer wordt naar het attest van oorsprong verwezen. Het attest van oorsprong wordt ter beschikking gehouden van de douaneautoriteiten die overlegging kunnen eisen ter controle van de aangifte. Die autoriteiten kunnen ook een vertaling verlangen in de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken lidstaat.
  • 2. 
    Wanneer de aangever om toepassing van de voordelen van dit besluit verzoekt, zonder dat hij ten tijde van de aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer in het bezit is van een attest van oorsprong, wordt deze aangifte als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 253, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 en dienovereenkomstig behandeld.
  • 3. 
    Voordat goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe, dat zij in overeenstemming zijn met de voorschriften in deze bijlage, met name door:
 

a)

in de in artikel 58 van deze bijlage bedoelde gegevensbank te controleren dat het om een geregistreerde exporteur gaat die attesten van oorsprong mag opstellen, behalve wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending niet meer dan 10 000 EUR bedraagt, alsmede

 

b)

te controleren dat het attest van oorsprong overeenkomstig Aanhangsel XII is opgesteld.

Artikel 44

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

  • 1. 
    Voor de volgende producten behoeft geen attest van oorsprong te worden opgesteld en overgelegd:
 

a)

producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden gezonden en waarvan de totale waarde niet meer dan 500 EUR bedraagt;

 

b)

producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en waarvan de totale waarde niet meer dan 1 200 EUR bedraagt.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde producten voldoen aan de volgende voorwaarden:
 

a)

het gaat om invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt;

 

b)

verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voldoen om voor de voordelen van dit besluit in aanmerking te komen;

 

c)

er is geen twijfel aan de juistheid van de onder b) bedoelde verklaring.

  • 3. 
    Voor de doeleinden van lid 2, onder a), wordt onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt verstaan:
 

a)

incidentele invoer;

 

b)

de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;

 

c)

uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.

Artikel 45

Verschillen en vormfouten

  • 1. 
    Geringe verschillen tussen de gegevens in het attest van oorsprong en de gegevens in de documenten die aan de douane worden overgelegd voor het afwikkelen van de formaliteiten bij invoer maken het attest van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat die verklaring wel degelijk met de aangeboden goederen overeenstemt.
  • 2. 
    Kennelijke vormfouten zoals typefouten in een attest van oorsprong kunnen er niet toe leiden dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.

Artikel 46

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

Attesten van oorsprong die bij de douane van het land van invoer worden overgelegd na afloop van de in artikel 41, lid 2, van deze bijlage vermelde geldigheidsperiode kunnen met het oog op de toepassing van de tariefpreferenties worden aanvaard, wanneer de verlate overlegging aan buitengewone omstandigheden is te wijten. In andere gevallen van verlate overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de attesten van oorsprong aanvaarden wanneer de producten voor het aflopen van de termijn bij de douane zijn aangebracht.

Artikel 47

Procedure voor invoer in deelzendingen

  • 1. 
    De in artikel 42, lid 3, van deze bijlage bedoelde procedure is van toepassing gedurende een door de douaneautoriteiten van de lidstaten vastgestelde periode.
  • 2. 
    De douane van de lidstaat van invoer die toezicht houdt op achtereenvolgende vrijgaven voor het vrije verkeer controleert dat de achtereenvolgende zendingen deel uitmaken van de gedemonteerde of niet-gemonteerde producten waarvoor het attest van oorsprong is opgesteld.

Artikel 48

Vervanging van een attest van oorsprong

  • 1. 
    Wanneer producten nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven, kan een attest van oorsprong worden vervangen door een of meer door de houder van de goederen op te stellen vervangende attesten van oorsprong om alle of een deel van de producten naar een andere plaats binnen het douanegebied van de Unie te zenden. Om vervangende attesten van oorsprong te mogen opstellen, hoeven de houders van de goederen zelf geen geregistreerde exporteur te zijn.
  • 2. 
    Wanneer een attest van oorsprong wordt vervangen, wordt op het oorspronkelijke attest van oorsprong het volgende vermeld:
 

a)

de gegevens van een of meer vervangende attesten van oorsprong;

 

b)

de naam en het adres van de afzender;

 

c)

de geadresseerde(n) in de Unie.

Het oorspronkelijke attest van oorsprong wordt van de vermelding „Replaced” of „Remplacée” voorzien.

  • 3. 
    Op het vervangende attest van oorsprong wordt het volgende vermeld:
 

a)

alle gegevens van de wederverzonden producten;

 

b)

de datum waarop het oorspronkelijke attest van oorsprong werd opgesteld;

 

c)

alle vermeldingen die volgens aanhangsel XII nodig zijn;

 

d)

de naam en het adres van de afzender van de producten in de Unie;

 

e)

naam en adres van de e geadresseerde in de Unie;

 

f)

plaats en datum van de vervanging.

De persoon die het vervangende attest van oorsprong opstelt kan een kopie van het oorspronkelijke attest van oorsprong aan het vervangende attest van oorsprong hechten.

  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op attesten ter vervanging van attesten van oorsprong die zelf vervangende attesten van oorsprong zijn.
  • 5. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op attesten ter vervanging van attesten van oorsprong na de splitsing van een zending overeenkomstig artikel 18 van deze bijlage.

Artikel 49

Controle van een oorsprongsverklaring

  • 1. 
    Wanneer de douane twijfelt aan de oorsprong van de producten, kan zij de aangever verzoeken haar binnen een door haar te bepalen redelijke termijn bewijsstukken over te leggen zodat zij de juistheid van de vermelding van de oorsprong in de aangifte kan controleren of dat aan de in artikel 18 van deze bijlage bepaalde voorwaarden is voldaan.
  • 2. 
    De douane kan de toepassing van de preferentiële tariefmaatregel voor de duur van de in artikel 64 van deze bijlage bedoelde controle schorsen, wanneer:
 

a)

de door de aangever verstrekte informatie niet voldoende is om de oorsprong van de producten of de naleving van de voorwaarden van artikel 17, lid 2, of artikel 18 van deze bijlage te bevestigen;

 

b)

de aangever niet antwoordt binnen de termijn voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie.

  • 3. 
    In afwachting van de informatie die van de aangever is gevraagd, als bedoeld in lid 1, of in afwachting van de resultaten van de controle, als bedoeld in lid 2 wordt de importeur de vrijgave van de producten aangeboden met inachtneming van de noodzakelijk geachte voorzorgsmaatregelen.

Artikel 50

Ontzeggen van preferenties

  • 1. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit zonder verplicht te zijn aanvullende bewijsstukken op te vragen of een verzoek om controle naar het LGO te zenden, wanneer:
 

a)

de aangebrachte goederen niet dezelfde zijn als die waarop het attest van oorsprong betrekking heeft;

 

b)

de aangever geen attest van oorsprong voor de betrokken producten overlegt, indien dit vereist is;

 

c)

onverminderd artikel 36, onder b), en artikel 44, lid 1, van deze bijlage het attest van oorsprong dat in het bezit van de aangever is, niet is opgesteld door een exporteur die in het LGO is geregistreerd;

 

d)

het attest van oorsprong niet overeenkomstig aanhangsel XII is opgesteld;

 

e)

niet aan de voorwaarden van artikel 18 van deze bijlage is voldaan.

  • 2. 
    De douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit, na het verzenden van een verzoek om controle in de zin van artikel 60 van deze bijlage aan de bevoegde autoriteiten van de LGO, wanneer zij:
 

a)

het antwoord hebben ontvangen dat de exporteur niet bevoegd was het attest van oorsprong op te stellen;

 

b)

het antwoord hebben ontvangen dat de betrokken producten niet van oorsprong zijn uit het desbetreffende LGO of dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 17, lid 2, van deze bijlage;

 

c)

redenen hebben om te twijfelen aan de geldigheid van het door de aangever opgestelde attest van oorsprong of de juistheid van de door de aangever verstrekte informatie over de oorsprong van de producten, wanneer zij om controle hebben verzocht, alsmede

 

i)

binnen de in artikel 60 van deze bijlage bedoelde termijn geen antwoord hebben ontvangen, of

 

ii)

een antwoord hebben ontvangen dat de in het verzoek gestelde vragen niet afdoende beantwoordt.

TITEL V

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Afdeling 1

Algemeen

Artikel 51

Algemene beginselen

  • 1. 
    Om de goede werking van de preferenties te verzekeren, verbinden de LGO zich ertoe:
 

a)

de administratieve structuren en systemen op te zetten en in stand te houden die nodig zijn voor de toepassing en het beheer in dat land van de in deze bijlage beschreven regels en procedures, zo nodig met inbegrip van regelingen voor de toepassing van cumulatie;

 

b)

erop toe te zien dat hun bevoegde autoriteiten met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten samenwerken.

  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde samenwerking bestaat uit:
 

a)

het verlenen van alle nodige steun, op verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op de uitvoering van deze bijlage in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten;

 

b)

onverminderd de artikelen 49, 50, 55 en 56 van deze bijlage, het controleren van de oorsprong van producten en nagaan of deze aan de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen, met inbegrip van controles ter plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom, in het kader van onderzoeken naar de oorsprong, verzoekt;

 

c)

indien de resultaten van de controle of andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat de bepalingen van deze bijlage worden geschonden, stelt het LGO op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke schendingen vast te stellen en te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen aan dit onderzoek deelnemen.

  • 3. 
    Voor 1 januari 2015 bevestigen de LGO schriftelijk aan de Commissie dat zij zich ertoe verbinden te voldoen aan de in lid 1 bedoelde vereisten.

Artikel 52

Verplichting tot openbaarmaking en naleving

  • 1. 
    De Commissie maakt de lijst van de LGO en de datum waarop zij geacht worden aan de in de artikelen 51 en 54, of in artikel 57 van deze bijlage bedoelde voorwaarden te hebben voldaan, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie werkt deze lijst bij wanneer een nieuw LGO aan dezelfde voorwaarden voldoet.
  • 2. 
    Producten van oorsprong uit een LGO in de zin van deze bijlage komen, wanneer zij in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht, uitsluitend in aanmerking voor tariefpreferenties indien zij zijn uitgevoerd op of na de datum die is vermeld in de in lid 1 bedoelde lijst.
  • 3. 
    Een LGO wordt geacht aan de artikelen 51 en 54, of artikel 57 van deze bijlage te hebben voldaan op de dag waarop het:
 

a)

de in artikel 54, lid 1, of artikel 57, lid 1, van deze bijlage en in voorkomend geval, artikel 54, lid 2, van deze bijlage bedoelde kennisgeving heeft gedaan, en

 

b)

de in artikel 51, lid 3, van deze bijlage bedoelde verbintenis heeft ingediend.

  • 4. 
    Voor de toepassing van afdeling 3 van titel IV en afdeling 3 van titel V van deze bijlage verstrekken de LGO de Commissie de in artikel 57, lid 1, onder b), van deze bijlage bedoelde informatie ten minste drie maanden voor de daadwerkelijke toepassing in hun gebieden van het systeem van geregistreerde exporteurs.

Artikel 53

Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Afdeling 2

Methoden van administratieve samenwerking voorafgaand aan de toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs

Artikel 54

Mededeling van stempels en adressen

  • 1. 
    De LGO delen de Commissie de namen en adressen mee van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die
 

a)

deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land en gemachtigd zijn de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten bijstand te verlenen in het kader van de in deze titel bedoelde administratieve samenwerking;

 

b)

douaneautoriteiten zijn die belast zijn met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de controle van deze certificaten en de oorsprongsverklaringen;

  • 2. 
    De LGO doen de Commissie afdrukken van de gebruikte stempels toekomen.
  • 3. 
    De LGO delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in leden 1 en 2 bedoelde gegevens voordoen.
  • 4. 
    De Commissie deelt deze informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten mee.

Artikel 55

Controle van de bewijzen van oorsprong

  • 1. 
    De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze bijlage.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de oorsprongsverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land of gebied van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze controleaanvraag alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
  • 3. 
    De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
  • 4. 
    Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
  • 5. 
    De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken goederen beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong uit een LGO, de Unie of een EPO-land en of aan de andere voorwaarden van deze bijlage is voldaan.
  • 6. 
    Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 56

Controle van de leveranciersverklaring

  • 1. 
    De leveranciersverklaring kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land of gebied van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens over de oorsprong van de betrokken materialen.
  • 2. 
    De douaneautoriteiten aan wie een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van het land of het gebied waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een inlichtingenblad volgens het model in aanhangsel IV. Zij kunnen ook de exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of het gebied waar de verklaring is opgesteld.

Een kopie van het inlichtingenblad wordt ten minste drie jaar bewaard door het kantoor dat het heeft afgegeven.

  • 3. 
    De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd, worden zo spoedig mogelijk van de resultaten in kennis gesteld. Uit het antwoord moet duidelijk blijken of de verklaring betreffende de oorsprong van de materialen juist is.
  • 4. 
    Voor controledoeleinden bewaren de leveranciers een kopie van het document dat de verklaring bevat alsmede alle bewijsmateriaal voor de werkelijke oorsprong van de goederen gedurende ten minste drie jaar.
  • 5. 
    De douaneautoriteiten van het land of gebied waar de leveranciersverklaring is opgesteld, kunnen elk bewijs verlangen en alle controles uitvoeren die zij dienstig achten om de juistheid van de leveranciersverklaring te verifiëren.
  • 6. 
    Certificaten inzake goederenverkeer EUR. 1 die zijn afgegeven of opgesteld op grond van een onjuiste leveranciersverklaring, worden geacht ongeldig te zijn.

Afdeling 3

Methoden van administratieve samenwerking die gelden voor het systeem van geregistreerde exporteurs

Artikel 57

Mededeling van stempels en adressen

  • 1. 
    De LGO delen de Commissie de namen en adressen mee van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die
 

a)

deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land en gemachtigd zijn de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten bijstand te verlenen in het kader van de in deze titel bedoelde administratieve samenwerking;

 

b)

deel uitmaken van de overheidsdiensten van het betrokken land of die namens de overheid optreden en die gemachtigd zijn exporteurs te registreren en deze van het register van geregistreerde exporteurs te schrappen.

  • 2. 
    De LGO delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in leden 1 en 2 bedoelde gegevens voordoen.
  • 3. 
    De Commissie deelt deze informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten mee.

Artikel 58

Gegevensbank van geregistreerde exporteurs

  • 1. 
    De Commissie zet een elektronische gegevensbank van geregistreerde exporteurs op, op basis van de informatie die de overheidsdiensten van de LGO en de douaneautoriteiten van de lidstaten hebben verstrekt.
  • 2. 
    Uitsluitend de Commissie heeft toegang tot de gegevensbank en de daarin opgenomen gegevens. De in lid 1 bedoelde autoriteiten zorgen ervoor, dat de aan de Commissie verstrekte gegevens steeds worden bijgewerkt en volledig en nauwkeurig zijn.
  • 3. 
    De gegevens in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gegevensbank staan op internet ter beschikking van het publiek, met uitzondering van de vertrouwelijke gegevens in de vakken 2 en 3 van het formulier waarmee de status van geregistreerde exporteur als bedoeld in artikel 28 van deze bijlage wordt aangevraagd.
  • 4. 
    Persoonsgegevens die zijn verwerkt in de in lid 1 bedoelde gegevensbank, worden uitsluitend overgedragen aan of ter beschikking gesteld van derde landen of internationale organisaties indien dit niet in strijd is met artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).
  • 5. 
    Dit besluit heeft geen gevolgen voor het niveau van bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens volgens het recht van de Unie en het nationale recht, en het houdt met name geen wijziging in van de verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) noch van de verplichtingen van de instellingen en organen van de Unie ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.
  • 6. 
    De Commissie mag de identificatie- en registratiegegevens van de exporteurs, bestaande uit de in de punten 1, 3 (beschrijving van de activiteiten), 4 en 5 van aanhangsel XI bedoelde gegevens, uitsluitend op internet openbaar maken indien de exporteurs daartoe vrijelijk en met kennis van zaken specifiek en schriftelijk toestemming hebben gegeven.
  • 7. 
    Aan de exporteurs wordt de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde informatie verstrekt.
  • 8. 
    De rechten van personen met betrekking tot hun in aanhangsel XI bedoelde registratiegegevens die in de nationale systemen zijn verwerkt, worden uitgeoefend in overeenstemming met de wetgeving van de lidstaat die deze persoonsgegevens heeft opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG.
  • 9. 
    De rechten van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde centrale gegevensbank worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.
  • 10. 
    De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gegevensbank.

Artikel 59

Controle van oorsprong

  • 1. 
    Om erop toe te zien dat aan de oorsprongsregels is voldaan, verrichten de bevoegde autoriteiten van het LGO:
 

a)

controles van de oorsprong van de producten op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten;

 

b)

regelmatige controles bij exporteurs op eigen initiatief.

Uitgebreide cumulatie op grond van artikel 10 van deze bijlage is uitsluitend toegestaan indien een land waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten de LGO op dezelfde wijze in het kader van administratieve samenwerking bijstand verleent als het de douaneautoriteiten van de lidstaten zou verlenen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst.

  • 2. 
    De in lid 1, onder b), bedoelde controles worden verricht om erop toe te zien dat de exporteurs aan hun verplichtingen blijven voldoen. Zij worden met tussenpozen verricht die bepaald worden aan de hand van risicoanalysecriteria. Te dien einde eisen de bevoegde autoriteiten van de LGO dat exporteurs hun kopieën of een lijst doen toekomen van de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de LGO hebben het recht alle bewijsstukken op te vragen en alle administratieve controles te verrichten bij de exporteurs en, zo nodig, bij hun toeleveranciers, ook ter plaatse, en andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

Artikel 60

Controle van de bewijzen van oorsprong

  • 1. 
    Attesten van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaten gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze bijlage.

Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat om de medewerking verzoeken van de bevoegde autoriteiten van een LGO om de geldigheid van attesten van oorsprong of de oorsprong van producten, of beide, te controleren, vermelden zij in hun verzoek, indien van toepassing, de reden waarom zij twijfelen aan de geldigheid van het attest van oorsprong of aan de oorsprong van de producten.

Een kopie van het attest van oorsprong en eventuele aanvullende gegevens of documenten die erop wijzen dat de gegevens in het attest onjuist zijn, kunnen ter ondersteuning van het verzoek om controle worden toegezonden.

De verzoekende lidstaat stelt een termijn van zes maanden vast voor de mededeling van de resultaten van de controle, ingaande op de datum van het verzoek om controle.

  • 2. 
    Wanneer bij gegronde twijfel binnen de in lid 1 bedoelde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de oorsprong van de producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven gezonden. De bij dit schrijven meegedeelde verlenging van de termijn kan echter niet meer dan zes maanden bedragen.

Artikel 61

Overige bepalingen

  • 1. 
    Afdeling III van deze titel en afdeling III van titel VI zijn van overeenkomstige toepassing op:
 

a)

de uitvoer uit de Unie naar een LGO met het oog op de toepassing van bilaterale cumulatie;

 

b)

de uitvoer uit een LGO naar een ander LGO met het oog op de toepassing van LGO-cumulatie als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze bijlage.

  • 2. 
    Een exporteur in de Unie wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat op zijn verzoek voor de toepassing van de voordelen van dit besluit als een geregistreerde exporteur aangemerkt indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
 

a)

hij heeft een EORI-nummer overeenkomstig de artikelen 4 duodecies tot en met 4 unvicies van Verordening (EEG) nr. 2454/93;

 

b)

hij heeft de status van „toegelaten exporteur” in het kader van een preferentiële regeling;

 

c)

hij verstrekt de douane van de lidstaat de volgende gegevens met behulp van een formulier waarvan het model in aanhangsel XI is opgenomen:

 

i)

de gegevens die zijn opgenomen in de vakken 1 en 4;

 

ii)

de verbintenis die is opgenomen in vak 5.

TITEL VI

CEUTA EN MELILLA

Artikel 62

  • 1. 
    De bepalingen van deze bijlage betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van bewijzen van oorsprong zijn van overeenkomstige toepassing op producten die vanuit een LGO naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd en op producten die vanuit Ceuta en Melilla naar een LGO worden uitgevoerd met het oog op de bilaterale cumulatie.
  • 2. 
    Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.
  • 3. 
    De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van deze bijlage in Ceuta en Melilla.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 63

Afwijking van het systeem van geregistreerde exporteurs

  • 1. 
    In afwijking van het systeem van geregistreerde exporteurs kan de Commissie besluiten vaststellen om de toepassing van de artikelen 21 tot en met 35 en de artikelen 54, 55 en 56 van deze bijlage op uit een of meer LGO uitgevoerde producten na 1 januari 2017 in werking te laten treden.

De afwijking geldt gedurende de termijn die het desbetreffende LGO nodig heeft om ervoor te zorgen dat de artikelen 38 tot en met 50 en de artikelen 57 tot 61 van deze bijlage worden toegepast.

  • 2. 
    LGO die een beroep wensen te doen op de in lid 1 bedoelde afwijking, dienen hiertoe een verzoek in bij de Commissie. In het verzoek wordt de termijn vermeld die het desbetreffende LGO nodig heeft om ervoor te zorgen dat de artikelen 38 tot en met 50 en de artikelen 57 tot 61 van deze bijlage worden toegepast.
  • 3. 
    De Commissie stelt een maatregel vast die voorziet in een in lid 1 bedoelde tijdelijke afwijking door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 64

Procedures van het Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (7) van toepassing.

Artikel 65

Toepassing

  • 1. 
    Deze bijlage is van toepassing vanaf 1 januari 2014.
  • 2. 
    Artikel 52, lid 3, onder b), van deze bijlage is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
  • 3. 
    Artikel 8, lid 3, onder b), van deze bijlage is van toepassing tot en met 30 september 2015.
  • 4. 
    De artikelen 21 tot en met 35 en 54, 55 en 56 van deze bijlage zijn van toepassing tot en met 31 december 2016.
  • 5. 
    De artikelen 38 tot en met 50 en 57 tot en met 61 van deze bijlage zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2017.
 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
  • (2) 
    De artikelen 17 en 18 van Verordening (EU) nr. 978/2012.
  • (3) 
    Artikel 1, lid 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 978/2012. Materialen die vrij van rechten kunnen worden ingevoerd op grond van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur van artikel 1, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 978/2012, maar niet in het kader van de algemene regeling van artikel 1, lid 2, punt a), van dezelfde Verordening, vallen niet onder deze bepaling.
  • (4) 
    Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

Aanhangsel I

Inleidende aantekeningen

Aantekening 1 —   Algemene inleiding

Overeenkomstig artikel 4 van deze bijlage bevat deze bijlage de voorwaarden waarop producten als van oorsprong uit een LGO worden beschouwd. Er zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, al naargelang van het product:

 

a)

door be- of verwerking, waarbij een bepaalde inhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden;

 

b)

door be- of verwerking, waardoor een product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of postonderverdeling (zescijfercode) van het geharmoniseerd systeem valt dan de post (viercijfercode) of postonderverdeling (zescijfercode) van de gebruikte materialen;

 

c)

een specifieke be- of verwerking;

 

d)

een be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.

Aantekening 2 —   

Structuur van de lijst

 

2.1.

In de kolommen 1 en 2 wordt het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van het hoofdstuk of de viercijfercode van de post of de zescijfercode van de postonderverdeling volgens het geharmoniseerde systeem. Kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor elke nummercode in de kolommen 1 en 2 worden in kolom 3 een of meer regels („determinerende behandelingen”) gegeven (zie ook aantekening 2.4). Deze determinerende behandelingen hebben slechts betrekking op de niet van oorsprong zijnde materialen. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door „ex” betekent dat de regel in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post dat in kolom 2 is omschreven.

 

2.2.

Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder een van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

 

2.3.

Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten binnen één post, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regel van toepassing is.

 

2.4.

Wanneer in kolom 3 twee regels worden gegeven, gescheiden door het woord „of”, kan de exporteur kiezen welke regel wordt toegepast.

Aantekening 3 —   

Voorbeelden van toepassing van de regels

 

3.1.

Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 4, lid 2, van deze bijlage van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in het LGO of in de Unie.

 

3.2.

Overeenkomstig artikel 5 van deze bijlage moet de be- of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn bedoeld. Indien dit niet het geval is, komen de goederen niet in aanmerking voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onderstaande lijst is voldaan.

Onder voorbehoud van de eerste alinea, geven de regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprongsstatus en omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprongsstatus verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnde materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan dat materiaal in een vroeger productiestadium dus ook worden gebruikt, maar in een later productiestadium niet.

 

3.3.

Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking „materialen van om het even welke post wordt gebruikt”, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt, onder voorbehoud echter van de specifieke beperkingen die die regel kan bevatten.

Wanneer echter de uitdrukking „vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post …” of „vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt gebruikt, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.

 

3.4.

Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

 

3.5.

Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen.

Aantekening 4 —   

Algemene bepalingen betreffende bepaalde landbouwproducten

 

4.1.

Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401, die zijn geteeld of geoogst in een LGO, worden behandeld als van oorsprong uit dat LGO, ook indien zij zijn gekweekt uit zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheuten, knoppen of andere levende delen van planten uit een ander land.

 

4.2.

Wanneer de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bijv. fructose, glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet van oorsprong zijnde producten die in het eindproduct zijn opgenomen.

Aantekening 5 —   

Terminologie in verband met bepaalde textielproducten

 

5.1.

De term „natuurlijke vezels” in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. De term is beperkt tot het stadium vóór het spinnen, met inbegrip van afval, en omvat, tenzij anders vermeld, ook vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

 

5.2.

De term „natuurlijke vezels” omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

 

5.3.

De termen „textielmassa”, „chemische materialen” en „materialen voor het vervaardigen van papier” in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

 

5.4.

De term „synthetische en kunstmatige stapelvezels” in de lijst heeft betrekking op kabel van filamenten, stapelvezels en afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 6 —   

Toegestane afwijkingen voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen

 

6.1.

Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 6.3 en 6.4).

 

6.2.

De in aantekening 6,1 genoemde tolerantie is evenwel uitsluitend van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielstoffen zijn vervaardigd.

Basistextielstoffen zijn:

 

zijde,

 

wol,

 

grof haar,

 

fijn haar,

 

paardenhaar (crin),

 

katoen,

 

papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

 

vlas,

 

hennep,

 

jute en andere bastvezels,

 

sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

 

kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

 

synthetische filamenten,

 

kunstmatige filamenten,

 

filamenten die elektriciteit geleiden,

 

synthetische stapelvezels van polypropyleen,

 

synthetische stapelvezels van polyester,

 

synthetische stapelvezels van polyamide,

 

synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl,

 

synthetische stapelvezels van polyimide,

 

synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,

 

synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfon),

 

synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride),

 

andere synthetische stapelvezels,

 

kunstmatige stapelvezels van viscose,

 

andere kunstmatige stapelvezels,

 

garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,

 

garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,

 

producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,

 

andere producten van post 5605,

 

glasvezel,

 

metaalvezels.

Voorbeeld:

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong worden gebruikt tot 10 % van het gewicht van het garen.

Voorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Daarom mogen synthetische garens die niet aan de oorsprongsregels voldoen, of wollen garens die niet aan de oorsprongsregels voldoen, of een combinatie van de twee, worden gebruikt, mits het totale gewicht ervan niet hoger is dan 10 % van het gewicht van het garen.

Voorbeeld:

Getufte textielstof van post 5802 vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en weefsels van katoen van post 5210 is alleen dan een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld:

Indien de betrokken getufte textielstof vervaardigd is van garens van katoen van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende basistextielstoffen en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

 

6.3.

Voor producten die garens bevatten, „gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld”, bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %.

 

6.4.

Voor producten die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %.

Aantekening 7 —   

Andere toegestane afwijkingen voor bepaalde textielproducten

 

7.1.

Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 8 % van de prijs af fabriek van het product

 

7.2.

Onverminderd aantekening 7.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt bij de vervaardiging van textielproducten, ongeacht of zij textiel bevatten.

Voorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

 

7.3.

Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 8 —   

Definitie van specifieke en eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27

 

8.1.

Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt onder „specifieke behandelingen” verstaan:

 

a)

vacuümdistillatie;

 

b)

herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1);

 

c)

kraken;

 

d)

reforming;

 

e)

extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

 

f)

een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

 

g)

polymeriseren;

 

h)

alkyleren;

 

i)

isomeriseren.

 

8.2.

Wat de posten 2710, 2711 en 2712 betreft, wordt onder „specifieke behandelingen” verstaan:

 

a)

vacuümdistillatie;

 

b)

herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1);

 

c)

kraken;

 

d)

reforming;

 

e)

extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

 

f)

een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

 

g)

polymeriseren;

 

h)

alkyleren;

 

i)

isomeriseren;

 

j)

uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T);

 

k)

uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;

 

l)

uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. De eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710, die in het bijzonder ten doel heeft de kleur of de stabiliteit te verbeteren (bv. „hydrofinishing” of ontkleuren), wordt daarentegen niet aangemerkt als een specifieke behandeling;

 

m)

uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86;

 

n)

uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading;

 

o)

uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie.

 

8.3.

Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

 

  • (1) 
    Zie aanvullende aantekening 4 b) op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

Aanhangsel II

Lijst van producten en oorsprongverlenende be- of verwerkingen

 

Post van het geharmoniseerd systeem

Omschrijving van het product

Determinerende behandeling (be- of verwerkingen waardoor niet van oorsprong zijnde materialen de oorsprong verkrijgen)

(1)

(2)

(3)

Hoofdstuk 1

Levende dieren

Alle dieren van hoofdstuk 1 zijn geheel en al verkregen.

Hoofdstuk 2

Vlees en eetbare slachtafvallen

Vervaardiging waarbij al het vlees en het eetbare vleesafval in de producten van dit hoofdstuk geheel en al verkregen zijn.

ex Hoofdstuk 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, met uitzondering van:

Alle vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren zijn geheel en al verkregen.

0304

Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen.

0305

Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen.

ex ex0306

Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen.

ex ex0307

Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen.

Hoofdstuk 4

Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

Vervaardiging waarbij:

 

alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen zijn, alsmede

 

het gewicht van de gebruikte suiker (1) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

ex Hoofdstuk 5

Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex ex051191

Niet eetbare kuit en hom

Alle kuit en hom is geheel en al verkregen

Hoofdstuk 6

Levende planten en producten van de bloementeelt

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 6 volledig zijn verkregen.

Hoofdstuk 7

Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 volledig zijn verkregen.

Hoofdstuk 8

Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen

Vervaardiging waarbij:

 

alle gebruikte fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen van hoofdstuk 8 geheel en al verkregen zijn, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker (1) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 9

Koffie, thee, maté en specerijen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 10

Granen

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 volledig zijn verkregen.

ex Hoofdstuk 11

Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten, met uitzondering van:

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 10 en 11, van de posten 0701 en 2303 en de postonderverdeling 071010 geheel en al verkregen zijn

ex ex1106

Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713

Drogen en malen van peulgroenten bedoeld bij post 0708

Hoofdstuk 12

Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 13

Gomlak (schellak); gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker (1) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 14

Plantaardige grondstoffen; plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex Hoofdstuk 15

Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

1501 t/m 1504

Varkensvet en vet van gevogelte, rund- schapen- of geitenvet, van vis enz.

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

1505, 1506 en 1520

Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen. Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd. Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

1509 en 1510

Olijfolie en fracties daarvan

Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen volledig zijn verkregen.

1516 en 1517

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 16

Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Vervaardiging:

 

uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 2 en uit vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 2 verkregen materialen van hoofdstuk 16, en

 

waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 en uit vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren van hoofdstuk 3 verkregen materialen van hoofdstuk 16 geheel en al verkregen zijn

ex Hoofdstuk 17

Suiker en suikerwerk, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose en glucose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van alle gebruikte materialen van de posten 1101 tot en met 1108, 1701 en 1703 niet hoger is dan 30 % van het gewicht van het eindproduct

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker en (1) van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 18

Cacao en bereidingen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker en (1) van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 19

Bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij

 

het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de materialen van de posten 1006, 1101 en 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker en (1) van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex Hoofdstuk 20

Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker (1) niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct.

2002 en 2003

Tomaten, paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 volledig zijn verkregen.

Hoofdstuk 21

Diverse producten voor menselijke consumptie; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

Hoofdstuk 22

Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van de posten 2207 en 2208, waarbij

 

alle gebruikte materialen van de postonderverdelingen 080610, 200961 en 200969 geheel en al verkregen zijn

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex Hoofdstuk 23

Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex ex2303

Afvallen van zetmeelfabrieken

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 10 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij

 

alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 volledig zijn verkregen, en

 

het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 10 en 11 en van posten 2302 en 2303 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker (1) en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en

 

het gewicht van de gebruikte suiker en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct

ex Hoofdstuk 24

Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 niet hoger is dan 30 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24

2401

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak

Alle ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabel van hoofdstuk 24 zijn geheel en al verkregen.

2402

Sigaren, cigarillo’s en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 2403, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van post 2401 niet hoger is dan 50 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van post 2401

ex Hoofdstuk 25

Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex2519

Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt, in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxide, ook indien zuiver, ander dan gesmolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet)mag wel worden gebruikt.

Hoofdstuk 26

Ertsen, slakken en assen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex Hoofdstuk 27

Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex2707

Olie waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke olie als minerale olie verkregen bij het distilleren van hogetemperatuursteenkoolteer, die voor meer dan 65 % van hun volume overdistilleren bij een temperatuur van 250 °C of lager (mengsels van benzine en benzol daaronder begrepen), bestemd om te worden gebezigd als motorbrandstof of als andere brandstof

Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen (2)

hetzij

andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2710

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie

Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen (3)

hetzij

andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2711

Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen.

Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen (3)

hetzij

andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2712

Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd

Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen (3)

hetzij

andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

2713

Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze materialen

Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen (2)

hetzij

andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 28

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen met uitzondering van: met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 29

Organische chemische producten; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex2905

Metaalalcoholaten van alcoholen bedoeld bij deze post en van ethanol met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen bedoeld bij post 2905. Metaalalcoholaten die zijn ingedeeld onder deze post mogen evenwel slechts worden gebruikt tot een totale waarde van ten hoogste 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

290543; 290544; 290545

Mannitol; D-glucitol (sorbitol) Glycerol

Vervaardiging uit materialen van om het even welke postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 30

Farmaceutische producten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 31

Meststoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 32

Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; mastiek; inkt

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 33

Etherische oliën en harsaroma’s; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 34

Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta’s, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex3404

Kunstwas en bereide was:

 

op basis van paraffine, van was uit aardolie of uit bitumineuze mineralen, uit „slack wax” of uit „scale wax”

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 35

Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm, enzymen

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 36

Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 37

Producten voor fotografie en cinematografie

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 38

Diverse producten van de chemische industrie; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

382460

Sorbitol, andere dan die bedoeld bij postonderverdeling 290544

Vervaardiging uit materialen van om het even welke postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product en van postonderverdeling 290544. Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 39

Kunststof en werken daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product.

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex3907

  • – 
    Copolymeren van polycarbonaat en acrylonitril-butadieen-styreencopolymeer (ABS)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product (4).

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

  • – 
    Polyester

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging uit polycarbonaat van tetrabroom(bisfenol A)

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 40

Rubber en werken daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

4012

Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, loopvlakken voor banden en velglinten, van rubber:

 
  • – 
    Luchtbanden, massieve of halfmassieve banden, van rubber, voorzien van een nieuw loopvlak

Van een nieuw loopvlak voorzien van gebruikte banden.

  • – 
    Andere

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 4011 en 4012.

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 41

Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

4101 t/m 4103

Huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld („pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit; huiden en vellen van schapen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld („pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit, andere dan die bij aantekening 1, onder c), op hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd; andere huiden en vellen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld („pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit, andere dan die bij aantekening 1, onder b) en c), op hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

4104 t/m 4106

Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet-afgewerkt leder („crust”), ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt

Opnieuw looien van gelooide of voorgelooide huiden en vellen van postonderverdelingen 410411, 410419, 410510, 410621, 410631 of 410691,

hetzij

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

4107, 4112, 4113

Verder bewerkt leder, na looien of drogen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van de postonderverdelingen 410441, 410449, 410530, 410622, 410632 en 410692 mogen evenwel slechts worden gebruikt indien de gelooide of gedroogde huiden of de vellen in droge staat opnieuw worden gelooid.

Hoofdstuk 42

Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 43

Pelterijen en bontwerk; namaakbont, met uitzondering van: met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

4301

Pelterijen (koppen, staarten, poten en andere delen, geschikt voor bontwerk, daaronder begrepen), niet gelooid noch anderszins bereid, andere dan de ongelooide huiden en vellen bedoeld bij de posten 4101, 4102 en 4103

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex ex4302

Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd:

 
  • – 
    Banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen

Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen.

  • – 
    Andere

Vervaardiging uit niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen.

4303

Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont

Vervaardiging uit niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen bedoeld bij post 4302.

ex Hoofdstuk 44

Hout, houtskool en houtwaren; houtskool, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, met een dikte van meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden

Schaven, schuren of in de lengte verbinden.

ex ex4408

Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen) en platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, met verbinding aan de randen, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden

Aanbrengen van een verbinding aan de randen, schaven, schuren of aanbrengen van een eindverbinding.

ex ex4410 t/m ex ex4413

Staaflijst van hout, met inbegrip van plinten en dergelijk lijstwerk

In profiel frezen of vormen.

ex ex4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, van hout

Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken of platen.

ex ex4418

  • – 
    Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, van hout

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen panelen met cellenstructuur en dakspanen („shingles” en shakes”) worden gebruikt.

  • – 
    Staaflijsthout

In profiel frezen of vormen.

ex ex4421

Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen

Vervaardiging uit hout van een willekeurige post, met uitzondering van houtdraad bedoeld bij post 4409.

Hoofdstuk 45

Kurk en kurkwaren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 46

Vlechtwerk en mandenmakerswerk en mandenmakerswerk

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 47

Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 48

Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 49

Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 50

Zijde; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex ex5003

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd

Kaarden of kammen van afval van zijde.

5004 t/m ex ex5006

Garens van zijde of van afval van zijde

Spinnen van natuurlijke vezels of extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen of twijnen (5)

5007

Weefsels van zijde of van afval van zijde:

Spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of extrusie van kunstmatig filamentgaren of twijnen, in alle gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

ex Hoofdstuk 51

Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin); met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5106 t/m 5110

Garens van wol, van fijn haar of grof haar, of van paardenhaar (crin)

Spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (5)

5111 t/m 5113

Weefsels van wol, van fijn haar, van grof haar of van paardenhaar (crin):

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

ex Hoofdstuk 52

Katoen; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5204 t/m 5207

Garens van katoen

Spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (5)

5208 t/m 5212

Weefsels van katoen

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

ex Hoofdstuk 53

Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5306 t/m 5308

Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergarens

Spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (5)

5309 t/m 5311

Weefsels van andere plantaardige textielvezels; weefsels van papiergarens:

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

5401 t/m 5406

Garens, monofilamenten en draad van synthetische of kunstmatige filamenten

Extrusie van kunstmatige vezels samen met het spinnen OF het spinnen van natuurlijke vezels (5)

5407 en 5408

Weefsels van synthetische of kunstmatige filamentgarens:

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Twijnen of texturiseren, samen met weven, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

5501 t/m 5507

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

Extrusie van synthetische of van kunstmatige vezels

5508 t/m 5511

Garens en naaigarens van synthetische of kunstmatige stapelvezels

Spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen (5)

5512 t/m 5516

Weefsels van synthetische of kunstmatige stapelvezels

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

Ex Hoofdstuk 56

Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan, met uitzondering van:

Extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen of spinnen van natuurlijke vezels

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken (5)

5602

Vilt, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen:

 
  • – 
    Naaldgetouwvilt

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming

Hierbij geldt echter dat:

 
 

filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402,

 
 

stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506, of

 
 

kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501,

waarvan de titer van elk filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt,

kunnen worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Alleen weefselvorming in geval van vilt dat uit natuurlijke vezels is vervaardigd (5)

  • – 
    Ander

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming

hetzij

Alleen weefselvorming in geval van ander vilt dat uit natuurlijke vezels is vervaardigd (5)

5603

Gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels, of gebruik van natuurlijke vezels, samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen

5604

Draad en koord van rubber, bekleed met textiel; textielgarens, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of met kunststof:

 
  • – 
    Draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel

Vervaardiging uit draad of koord van rubber, niet omwoeld of omvlochten met textiel.

  • – 
    Ander

Extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke vezels (5)

5605

Metaalgarens, ook indien omwoeld, bestaande uit textielgarens of uit strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, verbonden met metaaldraad, -strippen of -poeder, dan wel bedekt met metaal

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke vezels (5)

5606

Omwoeld garen, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, omwoeld, andere dan die bedoeld bij post 5605 en andere dan omwoeld paardenhaar (crin); chenillegaren; kettingsteekgaren (zogenaamd chainettegaren)

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige vezels

hetzij

Spinnen samen met het aanbrengen van een flockprint

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven (5)

Hoofdstuk 57

Tapijten:

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Vervaardiging van kokos-, sisal- of jutegaren

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Tuften samen met verven of bedrukken

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen (5)

Hierbij geldt echter dat:

 

filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402,

 

stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506, of

 

kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501,

waarvan de titer van elk filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt tot een waarde van 40 % van de prijs af fabriek van het product

Juteweefsel mag als rug worden gebruikt.

Ex Hoofdstuk 58

Speciale weefsels: getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk: met uitzondering van:

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Verven van het garen samen met weven

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)

5805

Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), ook indien geconfectioneerd

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5810

Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

5901

Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels van de soort gebruikt voor steunvormen van hoeden

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

5902

Bandenkoordweefsel („tyre cord fabric”) van garens met een hoge sterktegraad, van nylon of van andere polyamiden, van polyesters of van viscoserayon:

 
  • – 
    Bevattende niet meer dan 90 gewichtspercenten textielmaterialen

Weven

  • – 
    Ander

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven

5903

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen (voorbewerking of afwerking, zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet-bedrukte weefsel niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

5904

Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden, vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag (5)

5905

Wandbekleding van textielstof:

 
  • – 
    Geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, kunststof of andere materialen

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

  • – 
    Ander

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5):

5906

Gegummeerde weefsels, andere dan die bedoeld bij post 5902:

 
  • – 
    Brei- en haakwerk aan het stuk

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien

hetzij

Breien samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (5)

  • – 
    Andere weefsels, vervaardigd van synthetische filamentgarens, bevattende meer dan 90 gewichtspercenten textielmaterialen

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven

  • – 
    Ander

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

hetzij

Het verven van garen van natuurlijke vezels samen met weven

5907

Weefsels, anderszins geïmpregneerd, bekleed of bedekt; beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio’s of voor dergelijk gebruik

Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen (voorbewerking of afwerking, zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet-bedrukte weefsel niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

5908

Kousen, pitten en wieken, voor lampen, voor komforen, voor aanstekers, voor kaarsen en dergelijke, geweven, gevlochten of gebreid; gloeikousjes en rondgebreide buisjes voor het vervaardigen van gloeikousjes, ook indien geïmpregneerd:

 
  • – 
    Gloeikousjes, geïmpregneerd

Vervaardiging uit rondgebreide buisjes.

  • – 
    Ander

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

5909 t/m 5911

Artikelen voor technisch gebruik, van textielstoffen:

 
  • – 
    Polijstschijven of -ringen, andere dan die van vilt bedoeld bij post 5911

Weven

  • – 
    Al dan niet vervilte weefsels, van de soort gewoonlijk gebruikt voor de vervaardiging van papier of voor ander technisch gebruik, ook indien geïmpregneerd of voorzien van een deklaag, rond geweven of eindloos met enkelvoudige of meervoudige ketting en/of inslag, dan wel plat geweven met meervoudige ketting en/of inslag, bedoeld bij post 5911

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels, in beide gevallen samen met weven

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

Slechts de volgende vezels mogen worden gebruikt:

 
 
  • – 
    – kokosgaren
 
 
  • – 
    – garen van polytetrafluorethyleen (6)
 
 
  • – 
    – getwijnd polyamidegaren, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met fenolhars,
 
 
  • – 
    – aromatisch polyamidegaren verkregen door polycondensatie van metafenyleendiamine en isoftaalzuur,
 
 
  • – 
    – garen van polytetrafluorethyleen (6)
 
 
  • – 
    – garen van synthetische textielvezels van poly-p-fenyleentereftalamide,
 
 
  • – 
    – garen van glasvezel, met fenoplasthars bedekt en met acrylgaren omwoeld

garen (6)

 
 
  • – 
    – monofilament van copolyester van een polyester, een tereftaalzuurhars, van 1,4-cyclohexaandiëthanol en isoftaalzuur
  • – 
    Ander

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke of synthetische of kunstmatige stapelvezels, samen met weven (5)

hetzij

Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag

Hoofdstuk 60

Brei- en haakwerk aan het stuk

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien

hetzij

Breien samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag

hetzij

Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien

hetzij

Twijnen of texturiseren, samen met breien, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 61

Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk:

 
  • – 
    Verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen

Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden) (5)  (7)

  • – 
    Ander

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten)

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten) (5)

ex Hoofdstuk 62

Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk; met uitzondering van:

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)  (7)

ex ex6202, ex ex6204, ex ex6206, ex ex6209 en ex ex6211

Kleding voor dames, voor meisjes en voor baby’s en kledingtoebehoren voor baby’s, geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product (7)

ex ex6210 en ex ex6216

Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (7)

ex ex6212

Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan van brei- of haakwerk

 
  • – 
    Verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen

Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden) (5)  (7)

  • – 
    Andere

Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten)

hetzij

Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten) (5)

6213 en 6214

Zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen:

 
  • – 
    Geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product (7)

hetzij

Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)  (7)

  • – 
    Andere

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5 % van de prijs af fabriek van het product (5)  (7)

6217

Andere geconfectioneerde kledingtoebehoren; delen (andere dan die bedoeld bij post 6212) van kleding of van kledingtoebehoren:

 
  • – 
    Geborduurd

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product (7)

  • – 
    Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

hetzij

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (7)

  • – 
    Tussenvoeringen voor kragen en omslagen, uitgesneden

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is 40 % van de prijs af fabriek van het product

  • – 
    Ander

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (7)

Ex Hoofdstuk 63

Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

6301 t/m 6304

Dekens, beddenlinnen en dergelijke; gordijnen en dergelijke, en andere artikelen voor stoffering:

 
  • – 
    Van vilt of van gebonden textielvlies

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of gebruik van natuurlijke vezels, in beide gevallen samen met een ander proces dan weven, met inbegrip van naaldponsen en confectioneren (met inbegrip van snijden) (5)

  • – 
    Andere:
 
  • – 
    – Geborduurd

Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40 % bedraagt van de prijs af fabriek van het product (7)

  • – 
    Ander

Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

6305

Zakken voor verpakkingsdoeleinden

Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of breien en confectioneren (5)

6306

Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilsleden; kampeerartikelen:

 
  • – 
    Van gebonden textielvlies

Extrusie van synthetische, kunstmatige vezels of natuurlijke vezels, in elk geval samen met andere technieken dan weven, met inbegrip van naaldponsen

  • – 
    Ander

Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (5)  (7)

hetzij

Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)

6307

Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product

6308

Stellen of assortimenten, bestaande uit weefsel en garen, ook indien met toebehoren, voor de vervaardiging van tapijten, van tapisserieën, van geborduurde tafelkleden en servetten of van dergelijke artikelen van textiel, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Elk onderdeel van het assortiment moet voldoen aan de regel die ervoor zou gelden indien het niet in het assortiment was opgenomen. Niet van oorsprong zijnde artikelen mogen evenwel in het assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van ten hoogste 15 % van de prijs af fabriek van het assortiment.

Ex Hoofdstuk 64

Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen; delen daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van samenvoegingen van bovendelen met een binnenzool of met andere binnendelen, bedoeld bij post 6406.

6406

Delen van schoeisel (daaronder begrepen bovendelen, al dan niet voorzien van zolen, andere dan buitenzolen); inlegzolen, hielkussens en dergelijke artikelen; slobkousen, beenkappen en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 65

Hoofddeksels en delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 66

Paraplu’s, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 67

Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons; kunstbloemen; werken van mensenhaar

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex Hoofdstuk 68

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex6803

Werken van leisteen of van samengekit leigruis

Vervaardiging uit bewerkte leisteen

ex ex6812

Werken van asbest; werken van mengsels samengesteld met asbest of met asbest en magnesiumcarbonaat

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex ex6814

Werken van mica, geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen, op een drager van papier, van karton of van andere stoffen

Vervaardiging uit bewerkt mica (geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen).

Hoofdstuk 69

Keramische producten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 70

Glas en glaswerk, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

7006

Optisch glas van 7003, 7004 of 7005, schuin geslepen randen, gegraveerd, geboord

 
  • – 
    Platen van glas (substraten), bekleed met een diëlektrische metaallaag, halfgeleidend volgens de normen van SEMII (8)

Vervaardiging uit niet-beklede platen van glas (substraten) bedoeld bij post 7006.

  • – 
    Andere

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7001.

7010

Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het ongeslepen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

7013

Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik (ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het ongeslepen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

versieren met de hand (met uitzondering van zijdezeefdruk) van met de hand geblazen glaswerk, mits de totale waarde van het met de hand geblazen glaswerk niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 71

Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

7106, 7108 en 7110

Edele metalen:

 
  • – 
    onbewerkt

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 7106, 7108 en 7110;

hetzij

elektrolytische, thermische of chemische scheiding van de bij post 7106, 7108 of 7110 bedoelde edele metalen;

hetzij

Fusie en/of legering van edele metalen van post 7106, 7108 of 7110, onderling of met onedele metalen

  • – 
    halfbewerkt of in poedervorm

Vervaardiging uit onbewerkte edele metalen.

ex ex7107, ex ex7109 en ex ex7111

Metalen geplateerd met edele metalen, halfbewerkt

Vervaardiging uit metalen geplateerd met edele metalen, onbewerkt.

7115

Andere werken van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7117

Fancybijouterieën

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

vervaardiging uit delen van onedel metaal, niet geplateerd of bedekt met edele metalen, waarvan de totale waarde niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 72

Gietijzer, ijzer en staal; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7207

Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of 7206.

7208 t/m 7216

Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij de posten 7206 of 7207.

7217

Draad van ijzer of van niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7207

721891 en 721899

Halffabricaten

Vervaardiging uit materialen van post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of van postonderverdeling 721810

7219 t/m 7222

Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van roestvrij staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of uit halffabricaten, bedoeld bij post 7218.

7223

Draad van roestvrij staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7218

722490

Halffabricaten

Vervaardiging uit materialen van post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of van postonderverdeling 722410

7225 t/m 7228

Gewalste platte producten en walsdraad; staven en profielen van ander gelegeerd staal; holle staven voor boringen, van gelegeerd of niet-gelegeerd staal

Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij post 7206, 7207, 7218 of 7224.

7229

Draad van ander gelegeerd staal

Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7224

ex Hoofdstuk 73

Werken van gietijzer, van ijzer en van staal; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex ex7301

Damwandprofielen

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7207.

7302

Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails

Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7206.

7304, 7305 en 7306

Buizen, pijpen en holle profielen, van ijzer of van staal

Vervaardiging uit materialen van post 7206, 7207, 7208, 7209, 7210, 7211, 7212, 7218, 7219, 7220 of 7224

ex ex7307

Hulpstukken voor buizen van roestvrij staal

Draaien, boren, ruimen, draadsnijden, afbramen en zandstralen van gesmede onbewerkte stukken met een totale waarde van niet meer dan 35 % van de prijs af fabriek van het product

7308

Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Gelaste profielen bedoeld bij post 7301 mogen evenwel niet worden gebruikt.

ex ex7315

Sneeuwkettingen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 7315 niet hoger is 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 74

Koper en werken van koper; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7403

Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 75

Nikkel en werken van nikkel

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

ex Hoofdstuk 76

Aluminium en werken van aluminium; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7601

Ruw aluminium

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

7607

Bladaluminium (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,2 mm (de dikte van de drager niet meegerekend)

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 7606.

Hoofdstuk 77

(Gereserveerd voor eventueel toekomstig gebruik in het geharmoniseerde systeem)

 

ex Hoofdstuk 78

Lood en werken van lood, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

7801

Ruw lood:

 

Geraffineerd lood

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Andere

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Resten en afval bedoeld bij post 7802 mogen evenwel niet worden gebruikt.

Hoofdstuk 79

Zink en werken van zink

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 80

Tin en werken van tin

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

Hoofdstuk 81

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

ex Hoofdstuk 82

Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8206

Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer van de posten 8202 tot en met 8205, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 8202 tot en met 8205. Gereedschap bedoeld bij de posten 8202 tot en met 8205 kan evenwel in het stel worden opgenomen tot een totale waarde van 15 % van de prijs af fabriek van het stel.

8211

Messen (andere dan die bedoeld bij post 8208), ook indien getand, zaksnoeimessen daaronder begrepen, alsmede lemmeten daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen lemmeten en handvatten van onedel metaal worden gebruikt.

8214

Ander messenmakerswerk (bijvoorbeeld tondeuses, hakmessen en dergelijke slagers- en keukenmessen, briefopeners); gereedschap (nagelvijltjes daaronder begrepen) voor manicure of voor pedicure, ook indien in stellen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen handvatten van onedel metaal worden gebruikt.

8215

Lepels, vorken, pollepels, schuimspanen, taartscheppen, vismessen en botermesjes, suikertangen en dergelijke artikelen

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen handvatten van onedel metaal worden gebruikt.

ex Hoofdstuk 83

Allerlei werken van onedele metalen; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex8302

Andere garnituren, beslag en dergelijke artikelen, voor gebouwen; automatische deursluiters en deurdrangers

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8302 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex8306

Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen van onedel metaal

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8306 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 30 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 84

Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8401

Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren; machines en apparaten voor isotopenscheiding

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8407

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8408

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semidieselmotoren)

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8427

Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8482

Kogellagers, rollagers, naaldlagers en dergelijke lagers

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 85

Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen; met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8501, 8502

Elektrische motoren en generatoren; elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8503

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8513

Draagbare elektrische lampen, bestemd om met eigen energiebron te werken (bijvoorbeeld met elementen of batterijen, met accumulatoren of met ingebouwde dynamo), andere dan die bedoeld bij post 8512

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product.

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8519

Toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8522

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8521

Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8522

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8523

Dragers, geprepareerd voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, doch waarop niet is opgenomen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s; digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8526

Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8527

Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8528

Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie; ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8535 t/m 8537

Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom; verbindingsstukken voor optische vezels, optischevezelbundels of optischevezelkabels; borden, panelen, kasten en dergelijke, voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8538

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

854011 en 854012

Kathodestraalbuizen voor ontvangtoestellen voor televisie, buizen voor videomonitors daaronder begrepen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

854231 t/m 854233 en 854239

Monolithische geïntegreerde schakelingen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

hetzij

Diffusie, waarbij geïntegreerde schakelingen worden gevormd op een halfgeleidersubstraat door de selectieve inbrenging van een geschikt doteringsmateriaal, al dan niet geassembleerd en/of getest in een niet-partij

8544

Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt — zogenaamd emaildraad — of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optische vezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8545

Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

8546

Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waaruit zij zijn vervaardigd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8547

Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen, enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bijvoorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties, andere dan de isolatoren bedoeld bij post 8546; isolatiebuizen en verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8548

Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische batterijen en van elektrische accumulatoren; gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren; elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 86

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; mechanische signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 87

Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan; met uitzondering van:

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

8711

Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 88

Luchtvaart en ruimtevaart, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex8804

Rotochutes

Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 8804

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 89

Scheepvaart

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 90

Instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9002

Lenzen, prisma’s, spiegels en andere optische elementen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, gemonteerd, voor instrumenten, apparaten en toestellen, andere dan die van niet-optisch bewerkt glas

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

9033

Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 91

Uurwerken

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 92

Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 93

Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product

Hoofdstuk 94

Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex Hoofdstuk 95

Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

ex ex9506

Golfstokken en delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen ruw gevormde blokken voor het maken van de koppen van golfstokken worden gebruikt.

ex Hoofdstuk 96

Diverse werken, met uitzondering van:

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

hetzij

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9601 en 9602

Ivoor, been, schildpad, hoorn, geweien, koraal, paarlemoer en andere stoffen van dierlijke herkomst geschikt om te worden gesneden, bewerkt; werken van deze stoffen (gevormde werken daaronder begrepen):

Plantaardige of minerale stoffen geschikt om te worden gesneden, bewerkt, alsmede werken van deze stoffen; gevormde of gesneden werken van was, van paraffine, van stearine, van natuurlijke gommen of harsen, van modelleerpasta, alsmede gevormde of gesneden werken, elders genoemd noch elders onder begrepen; bewerkte, niet-geharde gelatine, andere dan die bedoeld bij post 3503, alsmede werken van niet-geharde gelatine

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

9603

Bezems en borstels, ook indien zij delen van machines, van toestellen of van voertuigen zijn, met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeaus; gerede knotten voor borstelwerk; verfkussens en verfrollen, wissers van rubber of van andere soepele stoffen

Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9605

Reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen, voor het schoonmaken van schoeisel of van kleding en reisnaaigarnituren

Elk onderdeel van het assortiment moet voldoen aan de regel die ervoor zou gelden indien het niet in het assortiment was opgenomen. Niet van oorsprong zijnde artikelen mogen evenwel in het assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van ten hoogste 15 % van de prijs af fabriek van het assortiment.

9606

Knopen en drukknopen; knoopvormen en andere delen van knopen of van drukknopen; knopen in voorwerpsvorm

Vervaardiging:

 

uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, en

 

uit materialen met een totale waarde van niet meer dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

9608

Kogelpennen; vilt- en merkstiften, alsmede andere pennen met poreuze punt; vulpennen; doorschrijfpennen; vulpotloden; penhouders, potloodhouders en dergelijke artikelen; delen (puntbeschermers en klemmen daaronder begrepen) van deze artikelen, andere dan die bedoeld bij post 9609

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen schrijfpennen en punten voor schrijfpennen bedoeld bij dezelfde post als het product worden gebruikt.

9612

Inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke inktlinten, geïnkt of op andere wijze geprepareerd voor het maken van afdrukken, ook indien op spoelen of in cassettes; stempelkussens, ook indien geïnkt, met of zonder doos

Vervaardiging:

 

uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, en

 

uit materialen met een totale waarde van niet meer dan 70 % van de prijs af fabriek van het product

961320

Zakaanstekers werkend met gas, navulbaar

Vervaardiging waarbij de totale waarde van de gebruikte materialen van post 9613 niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product

9614

Pijpen (pijpenkoppen daaronder begrepen), sigaren- en sigarettenpijpjes, alsmede delen daarvan

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post

Hoofdstuk 97

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten

Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product

 

  • (1) 
    Zie aantekening 4.2.
  • (2) 
    Zie de aantekeningen 8.1 en 8.3 voor de bijzondere voorwaarden in verband met „specifieke behandelingen”.
  • (3) 
    Zie aantekening 8.2 voor de bijzondere voorwaarden in verband met „specifieke behandelingen”.
  • (4) 
    Voor producten die enerzijds bestaan uit materialen van de posten 3901 tot en met 3906 en anderzijds uit materialen van de posten 3907 tot en met 3911, geldt deze beperking alleen voor de groep materialen met het hoogste gewichtspercentage in het product.
  • (5) 
    Zie aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd.
  • (6) 
    Dit materiaal kan slechts worden gebruikt bij de vervaardiging van weefsels van de soort gebruikt voor papiermachines.
  • (7) 
    Zie aantekening 7.
  • (8) 
    SEMII Semiconductor Equipment and Materials Institute Incorporated.

Aanhangsel III

FORMULIER VOOR HET CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

 
 

1.

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden gesteld op het formulier waarvan het model in deze bijlage is opgenomen. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin dit besluit is opgesteld. De certificaten worden in een van die talen opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de staat van uitvoer; worden zij met de hand worden ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

 
 

2.

De afmetingen van het certificaat zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en houtvrij en weegt ten minste 25 g/m2. Het moet voorzien zijn van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

 
 

3.

De staten van uitvoer kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of deze door daartoe gemachtigde drukkerijen laten drukken. In het laatste geval wordt op ieder certificaat melding gemaakt van deze machtiging. Elk certificaat moet voorzien zijn van naam en adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. De certificaten worden tevens van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

Image

Aanhangsel IV

AANVRAAG VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER 1

Image

Aanhangsel V

Image

Aanhangsel VI

FACTUURVERKLARING

Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no … (1)) declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial … (2).

Tsjechische versie

Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení … (1)) prohlašuje, že kromě zřetelně označených, mají tyto výrobky preferenční původ v … (2).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. … (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i … (2).

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. … (1)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anderes angegeben, präferenzbegünstigte … (2) Ursprungswaren sind.

Estse versie

Käesoleva dokumendiga hõlmatud toodete eksportija (tolliameti kinnitus nr. … (1)) deklareerib, et need tooted on … (2) sooduspäritoluga, välja arvatud juhul kui on selgelt näidatud teisiti.

Griekse versie

Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο (άδεια τελωνείου υπ’ αριθ. … (1)) δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής … (2).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorization No … (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … (2) preferential origin.

Franse versie

L’exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière no … (1) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine préférentielle … (2)).

Italiaanse versie

L’esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. … (1) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale … (2)).

Letse versie

Eksportētājs productiem, kuri ietverti šajā dokumentā (muitas pilnvara Nr. … (1)), deklarē, ka, izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem productiem ir priekšrocību izcelsme no … (2).

Litouwse versie

Šiame dokumente išvardintų prekių eksportuotojas (muitinės liudijimo Nr … (1)) deklaruoja, kad, jeigu kitaip nenurodyta, tai yra … (2) preferencinės kilmės prekės.

Hongaarse versie

A jelen okmányban szereplő áruk exportőre (vámfelhatalmazási szám: … (1)) kijelentem, hogy eltérő jelzés hiányában az áruk kedvezményes … (2) származásúak.

Maltese versie

L-esportatur tal-prodotti koperti b’dan id-dokument (awtorizzazzjoni tad-dwana nru. … (1)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat b’mod ċar li mhux hekk, dawn il-prodotti huma ta’ oriġini preferenzjali … (2).

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … oorsprong zijn (2).

Poolse versie

Eksporter productów objętych tym dokumentem (upoważnienie władz celnych nr … (1)) deklaruje, że z wyjątkiem gdzie jest to wyraźnie określone, producty te mają … (2) preferencyjne pochodzenie.

Portugese versie

O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira no. … (1)), declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial … (2).

Sloveense versie

Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih organov št … (1)) izjavlja, da, razen če ni drugače jasno navedeno, ima to blago preferencialno … (2) poreklo.

Slowaakse versie

Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente (číslo povolenia … (1)) vyhlasuje, že okrem zreteľne označených, majú tieto výrobky preferenčný pôvod v … (2).

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o … (1)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja … alkuperätuotteita (2).

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. … (1)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande … ursprung (2).

Bulgaarse versie

Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение № … (1)) декларира, че освен където е отбелязано друго, тези продукти са с … преференциален произход (2).

Roemeense versie

Exportatorul produselor ce fac obiectul acestui document (autorizația vamală nr. … (1)) declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat altfel, aceste produse sunt de origine preferențială … (2).

 (3)

(Plaats en datum)

 (4)

(Handtekening van de exporteur en diens naam in blokletters)

 

  • (1) 
    Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van exporteur hier worden ingevuld. Wanneer de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.
  • (2) 
    Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, moet de exporteur dit door middel van de letters „CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.
  • (3) 
    Deze gegevens kunnen worden weggelaten indien ze in het document zelf al voorkomen.
  • (4) 
    Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft ook diens naam niet te worden vermeld.

Aanhangsel VII

Image

Aanhangsel VIII

Image

Aanhangsel IX

Inlichtingenblad

 
 

1.

Er moet gebruik worden gemaakt van het formulier „Inlichtingenblad”, waarvan het model in dit aanhangsel is opgenomen; dit formulier moet worden gedrukt in een of meer van de officiële talen waarin de overeenkomst is opgesteld en in overeenstemming zijn met het nationale recht van de staat van uitvoer. De inlichtingenbladen worden in een van deze talen ingevuld; worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. Zij moeten van een al dan niet gedrukt volgnummer zijn voorzien.

 
 

2.

Het formaat van het inlichtingenblad is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en houtvrij en weegt ten minste 25 g/m2.

 
 

3.

De nationale administraties kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of ze door daartoe gemachtigde drukkers te laten drukken. In het laatste geval wordt op ieder certificaat melding gemaakt van deze machtiging. De formulieren zijn voorzien van naam en adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd.

Image

Image

Aanhangsel X

Image

Aanhangsel XI

Image

Image

Aanhangsel XII

ATTEST VAN OORSPRONG

Op te stellen op een handelsdocument waarop de naam en het volledig adres van de exporteur en de geadresseerde zijn vermeld en dat een omschrijving van de goederen bevat. De verklaring moet worden gedateerd (1).

Franse versie

L’exportateur (Numéro d’exportateur enregistré — excepté lorsque la valeur des produits originaires contenus dans l’envoi est inférieure à 10 000 EUR (2)) des produits couverts par le présent document déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine préférentielle … (3) au sens des règles d’origine de la Décision d’association des pays et territoires d’outre-mer et que le critère d’origine satisfait est … (4).

Engelse versie

The exporter (Number of Registered Exporter — unless the value of the consigned originating products does not exceed EUR 10 000 (2)) of the products covered by this document declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … preferential origin (3) according to rules of origin of the Decision on the association of the overseas countries and territories and that the origin criterion met is … (4).

 

  • (1) 
    Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 48 van deze bijlage een andere verklaring vervangt, wordt dit vermeld evenals de datum waarop de oorspronkelijke verklaring is opgesteld.
  • (2) 
    Wanneer het attest van oorsprong een andere verklaring vervangt, vermeldt de daaropvolgende houder van de goederen die een dergelijke verklaring opstelt zijn naam en volledig adres gevolgd door de vermelding (Engelse versie) „acting on the basis of the statement on origin made out by [naam en volledig adres van de exporteur in het LGO], registered under the following number [registratienummer van de exporteur in het LGO]”.
  • (3) 
    Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Indien het attest van oorsprong geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 62 van deze bijlage, moet de exporteur dit door middel van de letters „CM” duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.
  • (4) 
    Geheel en al verkregen producten: vermeld de letter „P”; producten die een voldoende be- of verwerking hebben ondergaan: vermeld de letter „W” gevolgd door de viercijfercode van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen waaronder het uitgevoerde product is ingedeeld (voorbeeld „W”9618); indien van toepassing wordt bovengenoemde vermelding vervangen door een van de volgende vermeldingen: „EU cumulation”, „OCT cumulation”, „cumulation with EPA country”, „extended cumulation with country x” of „Cumul UE”, „cumul PTOM”, „cumul avec pays APE”, „cumul étendu avec le pays x”.

Aanhangsel XIII

Goederen uitgesloten van de cumulatie als bedoeld in artikel 8 van deze bijlage tot 1 Oktober 2015

 

GS/GN-code

Omschrijving

1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel.

ex 1704 90 overeenstemmend met 1704 90 99

Suikerwerk zonder cacao (met uitzondering van kauwgom; zoethoutextract (drop) bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen; witte chocolade; pasta’s en spijs, marsepein daaronder begrepen, in onmiddellijke verpakking met een netto-inhoud van 1 kg of meer; keelpastilles en hoestbonbons; dragees en dergelijke met een suikerlaag omhulde artikelen; gom- en geleiproducten, vruchtenpasta’s toebereid als suikergoed daaronder begrepen; hardgekookt suikerwerk, ook indien gevuld, karamels, toffees e.d. en suikerwerk verkregen door samenpersing)

ex 1806 10 overeenstemmend met 1806 10 30

Cacaopoeder met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 65 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten

ex 1806 10 overeenstemmend met 1806 10 90

Cacaopoeder met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 80 of meer gewichtspercenten

ex 1806 20 overeenstemmend met 1806 20 95

Bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, hetzij in blokken of in staven, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg (met uitzondering van cacaopoeder, met een gehalte aan cacaoboter van 31 of meer gewichtspercenten of met een totaalgehalte aan cacaoboter en van melk afkomstige vetstoffen van 31 of meer gewichtspercenten; zogenaamde „chocolate milk crumb”; cacaofantasie; chocolade en chocoladewerken; suikerwerk en overeenkomstige bereidingen op basis van suiker vervangende stoffen, die cacao bevatten; boterhampasta die cacao bevat; bereidingen voor dranken, die cacao bevatten)

ex 1901 90 overeenstemmend met 1901 90 99

Bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen (met uitzondering van bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose (het gehalte aan invertsuiker daaronder begrepen) of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel, met uitzondering van bereidingen in poeder voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404; bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein; mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905)

ex 2101 12 overeenstemmend met 2101 12 98

Producten op basis van koffie (met uitzondering van extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze extracten, essences en concentraten daarvan)

ex 2101 20 overeenstemmend met 2101 20 98

Producten op basis van thee of maté (met uitzondering van extracten, essences en concentraten, van thee of maté en preparaten op basis van deze extracten, essences en concentraten daarvan)

ex 2106 90 overeenstemmend met 2106 90 59

Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen (met uitzondering van stroop van isoglucose, melksuikerstroop, stroop van glucose en van maltodextrine)

ex 2106 90 overeenstemmend met 2106 90 98

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (met uitzondering van proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen; samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken; suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen; bereiding bevattende meer dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, meer dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose en meer dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel)

ex 3302 10 corresponding to 3302 10 29

Bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt in de drankenindustrie, die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten, andere dan die met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol, (met uitzondering van bereidingen met minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel)

 

BIJLAGE VII

TIJDELIJKE INTREKKING VAN PREFERENTIES

Artikel 1

Beginselen betreffende de intrekking van preferenties

  • 1. 
    De preferentiële regelingen waarin artikel 43 van dit besluit voorziet, kunnen tijdelijk worden ingetrokken voor alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een LGO in geval van:
 

a)

fraude;

 

b)

onregelmatigheden of systematisch verzuim van naleving of handhaving van de regels inzake de oorsprong van producten en de desbetreffende procedures, of

 

c)

het niet-verlenen van de in lid 2 van dit artikel en titel V van bijlage VI bedoelde vereiste administratieve medewerking voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de in de artikelen 43 tot 49 van dit besluit bedoelde regelingen.

  • 2. 
    Voor de in lid 1 bedoelde administratieve medewerking is het onder meer noodzakelijk dat een LGO:
 

a)

de Commissie de voor de toepassing van de oorsprongsregels en voor het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke informatie meedeelt en haar op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen;

 

b)

de Unie bijstand verleent door op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten een controle achteraf van de oorsprong uit te voeren en de resultaten daarvan tijdig mee te delen;

 

c)

passend onderzoek verricht of doet verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de oorsprongsregels;

 

d)

de Unie bijstand verleent door de Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op zijn grondgebied EU-onderzoeken uit te voeren ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens op basis waarvan de in artikel 43, van dit besluit genoemde regelingen worden toegekend;

 

e)

de oorsprongsregels in verband met de cumulatie, in de zin van de artikelen 7 tot 10 van bijlage VI, naleeft of doet naleven;

 

f)

de Unie bijstand verleent bij het onderzoek naar de gevolgde praktijken wanneer wordt vermoed dat er is gefraudeerd met de oorsprongsregels. Een vermoeden van fraude is gerechtvaardigd wanneer de invoer van producten in het kader van de preferentiële regelingen die krachtens dit besluit zijn verleend, de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde LGO ver overtreffen.

Artikel 2

Intrekking van preferentiële regelingen

  • 1. 
    De Commissie kan de in dit besluit bedoelde preferentiële regeling tijdelijk intrekken voor alle dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, wanneer zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van artikel 1 van deze bijlage genoemde redenen gerechtvaardigd is, mits zij voordien:
 

a)

overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, van deze bijlage bedoelde procedure het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité heeft geraadpleegd;

 

b)

de lidstaten heeft opgeroepen afdoende voorzorgsmaatregelen te treffen om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en/of ervoor te zorgen dat het begunstigde land zijn verplichtingen nakomt, alsmede

 

c)

in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft aangekondigd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de toepassing van de preferentiële regelingen en/of de nakoming door het begunstigde land van zijn verplichtingen, hetgeen afbreuk kan doen aan zijn rechten om gebruik te blijven maken van de bij dit besluit toegekende voordelen.

De Commissie stelt de betrokken LGO in kennis van elk overeenkomstig dit lid genomen besluit voordat dit van kracht wordt. De Commissie stelt ook het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité hiervan in kennis.

  • 2. 
    De tijdelijke-intrekkingsperiode duurt niet langer dan zes maanden. Na het verstrijken van deze periode besluit de Commissie de tijdelijke intrekking te beëindigen nadat zij het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité hiervan in kennis heeft gesteld, dan wel om de tijdelijke-intrekkingsperiode volgens de in lid 1 van dit artikel bedoelde procedure te verlengen.
  • 3. 
    De lidstaten delen de Commissie alle ter zake dienende informatie mee die de intrekking van preferenties of de verlenging dan wel beëindiging van de intrekking kan rechtvaardigen.

Artikel 3

Comitéprocedure

  • 1. 
    Voor de uitvoering van artikel 2 van deze bijlage wordt de Commissie bijgestaan door het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
 

BIJLAGE VIII

VRIJWARINGS- EN TOEZICHTPROCEDURES

Artikel 1

Definities met betrekking tot toezichts- en vrijwaringsmaatregelen

In de artikelen 2 tot 10 van deze bijlage inzake toezichts- en vrijwaringsmaatregelen wordt verstaan onder:

 

a)

„soortgelijk product”, een product dat identiek is, dat wil zeggen in elk opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in elk opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product;

 

b)

„belanghebbende partijen”, de partijen die betrokken zijn bij de productie, distributie en/of verkoop van de in artikel 2, lid 1, van deze bijlage vermelde invoer en van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten;

 

c)

„ernstige moeilijkheden”, moeilijkheden die zich voordoen wanneer producenten in de Unie onder een verslechtering van hun economische en/of financiële situatie te lijden hebben.

Artikel 2

Beginselen van vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    Wanneer een product van oorsprong uit een in artikel 43 van dit besluit bedoeld LGO wordt ingevoerd in hoeveelheden en/of tegen prijzen die ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de nodige vrijwaringsmaatregelen worden genomen in overeenstemming met de onderstaande bepalingen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 moeten bij voorrang die maatregelen worden gekozen die in de werking van de associatie zo weinig mogelijk verstoringen teweegbrengen. Deze maatregelen mogen geen grotere draagwijdte hebben dan strikt noodzakelijk is om de aan het licht getreden moeilijkheden te verhelpen. De maatregelen mogen niet verder gaan dan het intrekken van de bij dit besluit toegekende preferenties.
  • 3. 
    Wanneer vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld of gewijzigd, wordt aan de belangen van de desbetreffende LGO bijzondere aandacht geschonken.

Artikel 3

Inleiden van procedures

  • 1. 
    De Commissie onderzoekt of vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen, als er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 2 van deze bijlage is voldaan.
  • 2. 
    Een onderzoek wordt geopend op verzoek van een lidstaat, een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die namens de producenten in de Unie optreedt, dan wel op eigen initiatief van de Commissie, als het voor de Commissie duidelijk is dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is, zoals vastgesteld op grond van de in artikel 2 van deze bijlage bedoelde factoren, om een dergelijk onderzoek te openen. Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 2 van deze bijlage vastgestelde vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek wordt bij de Commissie ingediend. De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in het verzoek vermelde bewijsmateriaal, teneinde vast te stellen of het voorlopig bewijsmateriaal voldoende is om tot de opening van een onderzoek over te gaan.
  • 3. 
    Wanneer blijkt dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De procedure wordt binnen een maand na ontvangst van het overeenkomstig lid 2, ontvangen verzoek ingeleid. Indien een onderzoek wordt geopend, bevat het bericht alle nodige details over de procedure en termijnen, waaronder de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie.
  • 4. 
    De regels en procedures voor het verloop van het onderzoek zijn opgenomen in artikel 4 van deze bijlage.
  • 5. 
    Indien de autoriteiten van de LGO daarom verzoeken, wordt een trilateraal overleg als bedoeld in artikel 14 van dit besluit gehouden, met inachtneming van de in dit artikel bepaalde termijnen. Het resultaat van het trilateraal overleg wordt toegezonden aan het raadgevend comité.

Artikel 4

Onderzoek

  • 1. 
    Na de inleiding van de procedure begint de Commissie met een onderzoek. De in lid 3 vermelde periode begint op de dag waarop het besluit om een onderzoek in te stellen in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.
  • 2. 
    De Commissie kan de lidstaten verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen om aan dit verzoek te voldoen. Als deze informatie van algemeen belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 9 van deze bijlage, wordt zij toegevoegd aan de niet-vertrouwelijke dossiers zoals bepaald in lid 8.
  • 3. 
    Het onderzoek wordt binnen zes maanden na de opening ervan afgesloten.
  • 4. 
    De Commissie wint alle informatie in die zij nodig acht om conclusies te trekken ten aanzien van de in artikel 2 van deze bijlage genoemde voorwaarden, en tracht, wanneer zij dat passend acht, deze informatie te controleren.
  • 5. 
    Bij het verrichten van haar onderzoek beoordeelt de Commissie alle relevante factoren van objectieve en kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de toestand van de industrie van de Unie, in het bijzonder het marktaandeel, de wijzigingen in het niveau van verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst en verlies, en werkgelegenheid. Deze opsomming is niet volledig en andere relevante factoren kunnen door de Commissie in aanmerking worden genomen.
  • 6. 
    De belanghebbenden die zich binnen de in het bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn kenbaar hebben gemaakt en de vertegenwoordigers van het desbetreffende LGO kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft ontvangen, met uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of haar lidstaten opgestelde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 9 van deze bijlage en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden die zich kenbaar hebben gemaakt, kunnen de Commissie hun standpunt over de informatie meedelen. Dit standpunt wordt in aanmerking genomen voor zover het door voldoende voorlopig bewijsmateriaal is gestaafd.
  • 7. 
    De Commissie draagt er zorg voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt, beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn.
  • 8. 
    De Commissie hoort de belanghebbenden, met name indien zij hierom binnen de in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk werkelijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. De Commissie hoort deze belanghebbenden bij volgende gelegenheden, als er bijzondere redenen zijn om hen nogmaals te horen.
  • 9. 
    Wanneer informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt of wanneer het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kunnen op grond van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken. Indien de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij deze buiten beschouwing en kan zij de beschikbare gegevens gebruiken.
  • 10. 
    De Commissie stelt het desbetreffende LGO schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek.

Artikel 5

Voorafgaande toezichtsmaatregelen

  • 1. 
    De in artikel 43 van dit besluit bedoelde producten van oorsprong uit de LGO kunnen aan bijzonder toezicht worden onderworpen.
  • 2. 
    De Commissie stelt voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 10 van deze bijlage.
  • 3. 
    Voorafgaande toezichtsmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het eerste halfjaar nadat zij werden ingesteld.
  • 4. 
    De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de LGO waarborgen de doeltreffendheid van dit toezicht; daartoe passen zij de in de bijlagen VI en VII vastgestelde methoden voor administratieve samenwerking toe.

Artikel 6

Voorlopige vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    Om dwingende redenen in verband met de moeilijk ongedaan te maken verslechtering van de economische en/of financiële situatie van producenten in de Unie, kunnen voorlopige maatregelen worden opgelegd. Voorlopige maatregelen zijn niet meer dan 200 dagen van toepassing. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 10 van deze bijlage. In geval van dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast overeenkomstig de in artikel 10 van deze bijlage bedoelde procedure.
  • 2. 
    Indien de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 worden de douanerechten die uit hoofde van de voorlopige maatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald.

Artikel 7

Definitieve maatregelen

  • 1. 
    Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 4 een besluit vast om het onderzoek en de procedure te beëindigen. De Commissie publiceert een verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 9.
  • 2. 
    Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie volgens de in artikel 4 van deze bijlage bedoelde onderzoeksprocedure een besluit tot oplegging van definitieve vrijwaringsmaatregelen vast. De Commissie publiceert een verslag met een samenvatting van de voor het besluit relevante concrete feiten en overwegingen, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 9 en stelt de autoriteiten van de LGO onverwijld in kennis van haar besluit de nodige vrijwaringsmaatregelen te nemen.

Artikel 8

Duur en herziening van vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    Een vrijwaringsmaatregel blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade te voorkomen of te verhelpen en aanpassingen te vergemakkelijken. De maatregel mag niet langer dan drie jaar van toepassing zijn, tenzij hij overeenkomstig lid 2 wordt verlengd.
  • 2. 
    De aanvankelijke duur van een vrijwaringsmaatregel mag bij wijze van uitzondering met maximaal twee jaar worden verlengd, mits wordt vastgesteld dat de vrijwaringsmaatregel nodig blijft om ernstige moeilijkheden te voorkomen of tegen te gaan.
  • 3. 
    Een verlenging overeenkomstig lid 2 wordt voorafgegaan door een onderzoek op verzoek van een lidstaat, van een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie indien er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat de vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk blijven.
  • 4. 
    De opening van een onderzoek wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4 en de vrijwaringsmaatregel blijft van kracht in afwachting van het resultaat van het onderzoek. Het onderzoek naar en de eventuele beslissing over een verlenging overeenkomstig lid 2 van dit artikel gebeuren overeenkomstig de artikelen 6 en 7.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De op grond van dit besluit ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd. Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van dit besluit werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.
  • 2. 
    Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk is. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
  • 3. 
    Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien het waarschijnlijk is dat uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel voortvloeit voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is.
  • 4. 
    De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van dit besluit genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 10

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad (1). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 4. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4, van toepassing.
 

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.