33818, nr. 24 - Amendement Van Nieuwenhuizen-Wijbenga c.s. over een overbruggingsregeling voor kleine MKB werkgevers als het gaat om de verschuldigde transitievergoeding - Wet werk en zekerheid

Dit amendement op het wetsvoorstel Wet werk en zekerheid werd op 12 februari 2014 ingediend door de Tweede Kamerleden Cora van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD) i, Mariëtte Hamer (PvdA) i en Carola Schouten (CU) i.
 
De toelichting van de indieners luidt als volgt:
 

Met dit amendement wordt voorzien in een overbruggingsregeling voor kleine MKB werkgevers als het gaat om de verschuldigde transitievergoeding. De introductie van de transitievergoeding leidt ertoe dat werkgevers die voorheen via de UWV route niet altijd een vergoeding verschuldigd waren, nu wel bij ontslag een transitievergoeding verschuldigd zullen zijn. Met name voor kleine werkgevers, die nu relatief vaak gebruik maken van de UWV-route, kan het verschuldigd zijn van de transitievergoeding ertoe leiden dat zij (verder) in de problemen komen als het financieel gezien slecht gaat en zij om die reden werknemers moeten ontslaan, omdat hiervoor geen middelen zijn gereserveerd (nu daar tot het sluiten va het sociaal akkoord ook geen aanleiding voor was). Dat is ongewenst. Daarom wordt voorzien in een overgangsregeling die er als volgt uit ziet. Werkgevers met minder dan 25 werknemers mogen bij de berekening van de omvang van de verschuldigde transitievergoeding uitgaan van de duur van het dienstverband te rekenen vanaf 1 mei 2013. Met deze datum wordt aangesloten bij de datum waarop het sociaal akkoord is gesloten, te weten 11 april 2013. Dienstjaren gelegen voor die datum blijven bij de berekening van de omvang van de transitievergoeding buiten toepassing. Voor dienstjaren gelegen na die datum geldt dat de werkgever wist of in redelijkheid kon weten dat hij in de toekomst een transitievergoeding verschuldigd zou zijn en daarvoor een reservering moest doen. De kleine werkgever kan van deze regeling gebruik maken bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen maar louter indien dat ontslag is ingegeven door de slechte financiële situatie waarin de werkgever verkeert (wat veelal gepaard zal gaan met een vermindering van werkzaamheden). Die slechte financiële situatie zal moeten blijken uit onder meer jaarrekeningen over de drie voorafgaande jaren en een prognose over de eerstvolgende zes maanden (deze voorwaarden moeten nader worden uitgewerkt in een ministeriële regeling). C De overgangsregeling geldt dus alleen voor ontslag om bedrijfseconomische redenen als hiervoor bedoeld. Als geen sprake is van een slechte financiële situatie, geldt de regeling niet. Bij individuele ontslagen om andere redenen geldt dat de financiële nood minder snel hoog zal zijn en als dat toch het geval is, de werkgever gebruik kan maken van de betalingsregeling waar het wetsvoorstel in voorziet. Ten slotte, de regeling geldt tot 1 januari 2020. Hiermee wordt aangesloten bij de overbruggingsregeling voor oudere werknemers (waar dezelfde categorie werkgevers ook van is uitgezonderd). Deze periode biedt ook kleine werkgevers voldoende tijd om reserves op te bouwen. Bij een ontslag na de genoemde datum zullen de dienstjaren voor 1 mei 2013 weer mede worden betrokken bij het vaststellen van de omvang van de transitievergoeding. Deze regeling zal tussentijds worden geëvalueerd. Aan de hand daarvan zal worden besloten de looptijd te verlengen als uit de evaluatie blijkt dat de noodzaak hiertoe bestaat, of te bekorten als hieruit blijkt dat de regeling een averechts effect heeft als het gaat om het door werkgevers treffen van voorzieningen ter bekostiging van de transitievergoeding.

 

Inhoudsopgave

  1. Documenten
  2. Dossier

1.

Documenten

2 12 februari 2014, amendement, nr. 24     KST3381824
Amendement Van Nieuwenhuizen-Wijbenga c.s. over een overbruggingsregeling voor kleine MKB werkgevers als het gaat om de verschuldigde transitievergoeding
 

2.

Dossier