Brief regering; Aanbieding rapport “Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2012” - Wapenexportbeleid

Deze brief is onder nr. 233 toegevoegd aan dossier 22054 - Wapenexportbeleid i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wapenexportbeleid; Brief regering; Aanbieding rapport “Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2012”
Document­datum 15-11-2013
Publicatie­datum 15-11-2013
Nummer KST22054233
Kenmerk 22054, nr. 233
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

22 054

Wapenexportbeleid

Nr. 233

BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2013

Naar aanleiding van de u eerder aangeboden «notitie over meer openbaarheid met betrekking tot de rapportage over de uitvoer van militaire goederen» van 27 februari 1998 (Kamerstuk 22 054, nr. 30), doen wij u hierbij een rapport met een aantal bijlagen toekomen over het Nederlandse wapenexportbeleid in 20121.

In dit rapport, dat tevens als Engelstalige publicatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal verschijnen, wordt onder meer ingegaan op de instrumenten, procedures en uitgangspunten van het Nederlandse wapenexportbeleid. Tevens wordt aandacht besteed aan het karakter van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industrie. Tenslotte is een aantal internationale ontwikkelingen op het terrein van de wapenex-portcontrole beschreven. Zoals met uw Kamer is afgesproken omvat het rapport ditmaal ook een paragraaf over ontwikkelingen op het terrein van de exportcontrole op dual-use goederen.

Het Nederlandse wapenexportbeleid is gestoeld op de erkenning dat in het belang van de internationale rechtsorde en de bevordering van vrede en veiligheid grenzen moeten worden gesteld aan de exportactiviteiten van de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie. Binnen die grenzen mag de Nederlandse industrie, naar het oordeel van het Kabinet, voorzien in de legitieme behoefte van andere landen aan defensiematerieel.

Om te kunnen beoordelen of een exporttransactie toelaatbaar is of juist tegen de grenzen van het wapenexportbeleid aan loopt, is de uitvoer van militaire goederen verboden tenzij daarvoor een vergunning is verkregen. Aanvragen voor vergunningen worden vervolgens per geval getoetst aan de acht criteria van het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van het goed, de eindbestemming en de eindgebruiker. Deze acht criteria

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer zijn oorspronkelijk vastgesteld door de Europese Raden van Luxemburg (1991) en Lissabon (1992) en inmiddels ook integraal opgenomen in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

In de bijlagen van het rapport zijn overzichten opgenomen van de waarden van de in 2012 afgegeven uitvoervergunningen per goederenca-tegorie en per land van eindbestemming, alsook overzichten met betrekking tot de afgegeven doorvoervergunningen en de afstoting van overtollig defensiematerieel in 2012. Voorts worden overzichten van de in 2012 door Nederland in EU-verband genotificeerde afgewezen vergunningaanvragen en van de in dat jaar beantwoorde schriftelijke vragen van de Tweede Kamer over wapenexport aangeboden. Ten slotte is een bijlage opgenomen met afschriften van de brieven waarmee versneld is gerapporteerd aan uw Kamer over de afgifte van enkele vergunningen voor de uitvoer van systemen met een waarde van meer dan € 2 miljoen.

Over één vergunning die wel aan de selectiecriteria voor versnelde rapportage voldeed, is abusievelijk geen Kamerbrief verzonden. In augustus 2012 werd namelijk een vergunning met een waarde van € 19,25 miljoen afgegeven voor de uitvoer via Turkije van een aantal rondzoekra-darsystemen, bestemd voor patrouillevaartuigen van de Turkmeense kustwacht. Hoewel de mensenrechtensituatie in Turkmenistan nog altijd zorgwekkend is, is geoordeeld dat noch de radarsystemen noch de patrouillevaartuigen een bijdrage kunnen leveren aan mensenrechtenschendingen. Ook bestaan er zorgen over regionale onenigheid over de afbakening van de grenzen in de Kaspische Zee. Dit dispuut heeft echter niet tot gewapende botsingen geleid. Alles overziend resulteerde de toetsing aan de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot een positief besluit.

Zoals ook in de inleiding bij de cijfermatige overzichten staat, bedroeg de totale waarde van de afgegeven vergunningen in 2012, afgerond op twee cijfers na de komma, € 941,03 miljoen. Dat is een stijging van iets meer dan 30% ten opzichte van het voorgaande jaar, toen de totale waarde op € 715,04 miljoen uitkwam en dichter bij de totale waarde uit 2010 van € 1.046,96 miljoen.

De € 941,03 miljoen voor 2012 behoeft toelichting, want bijna 37% van die waarde hangt samen met een vergunning die het Ministerie van Defensie voor uitvoer naar Duitsland heeft aangevraagd. Het betreft een vergunning om aanzienlijke hoeveelheden munitie (klein- en grootkaliber), onderdelen van munitie, springladingen, anti-tank raketten, anti-tank mijnen en onderdelen van raketten en mijnen door tussenkomst van het NATO Support Agency te laten demilitariseren, ofwel door vernietiging dan wel door ontmanteling tot het niveau van grondstoffen. In de aangeboden goederenlijst vermeldde het Ministerie van Defensie bij elk goed de administratieve waarde. Opgeteld kwam dat tot ruim € 342 miljoen en dat is als totale waarde op de vergunning vermeld. Dat bedrag is echter geenszins te beschouwen als opbrengst. Het Ministerie van Defensie legt zelfs toe op deze omvangrijke demilitarisering.

Ten slotte is bij de samenstelling van dit rapport ontdekt dat in 2012 een drietal after-sales vergunningen is afgegeven op de bestemming Bahrein, terwijl het beleid was om aanvragen op dat land aan te houden. Hier wreekt zich dat de uitvoerende dienst op grond van een basisinstructie werkt, waarin is opgenomen dat de dienst bepaalde aanvragen zelfstandig af mag doen, terwijl de tijdelijke maatregel dat voor de bestemmingen Bahrein en Jemen ongedaan maakt. Dat laatste is drie maal over het hoofd gezien. De dienst is op die fout aangesproken en naar aanleiding van overleg tussen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Staatssecretaris van Financiën en de algemeen directeur Douane zijn de interne protocollen van de dienst aangescherpt.

Per 9 september 2013 is besloten om de individuele toetsing van vergunning-aanvragen voor wapenexport naar Bahrein en Jemen aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt met terughoudendheid te hervatten, aangezien de situatie in deze landen overzichtelijker is geworden en derhalve toetsing mogelijk is.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Buitenlandse en Zaken, F.C.G.M. Timmermans


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.