Bijdrage Algemene Europese Beschouwingen 2013

Met dank overgenomen van K.G. (Klaas) de Vries i, gepubliceerd op woensdag 17 april 2013, 2:05.
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Klaas de Vries

Bijdrage PvdA Algemene Europese Beschouwingen 2013

16 april 2013

Eens per jaar wijden wij een algemene beschouwing aan Europese Zaken. Europa kent van dag tot dag interessante en soms adembenemende ontwikkelingen. Never a dull moment.

Sommigen raken daarvan in paniek, anderen in extase. Voor deze gemoedstoestanden heeft een Kamer van reflectie natuurlijk wel begrip, maar doorgaans weinig aanleg. Ik wil daarom stilstaan bij een aantal thema’s die in de discussie over Europa bij voortduring een rol spelen.

Maar eerst wil ik de regering dank zeggen voor een Staat van de Unie die zich heeft bevrijd van het negatieve frame waarin de discussie over Europa in ons land een aantal jaren gevangen zat. Volgens mijn fractie is samen met andere landen constructief aan een perspectiefrijke toekomst werken, voor ons land en zijn burgers oneindig veel waardevoller dan te zwelgen in negativisme en het perspectief in het verleden te zoeken.

de ziel van Europa

De Staat van de Unie begint met de vraag wat Europa nu eigenlijk is? Geografisch is het Europees continent niet scherp af te bakenen. En wat wij onder de Europese cultuur verstaan is al eeuwenlang gelukkig niet meer exclusief. Europese cultuur heeft diepe sporen getrokken in andere continenten, mede omdat Europeanen eeuwenlang contacten met andere continenten hebben ontwikkeld. Ook politiek is Europa niet goed af te bakenen. Internationaal-politiek zijn de Europese landen georganiseerd in de Raad van Europa en in de Europese Unie, organisaties die gelukkig op niet-leden nog altijd een grote aantrekkingskracht uitoefenen.

De Staat van de Unie vermeldt dat de cineast Wim Wenders op de vraag waar de ziel van Europa zich bevindt en waar het hart van Europa leeft, als antwoord geeft dat Europa leeft in de dingen en gebruiken die ons al eeuwen vertrouwd en dierbaar zijn en die we met elkaar delen. Gedeelde geschiedenis is inderdaad wat de Europese identiteit het meest bepaalt. En terecht schrijft de minister in de Staat van de Unie dat het juist dit ons vertrouwd geworden Europa is, dat door mondiale ontwikkelingen op de proef wordt gesteld. Daarom is het - kort samengevat - nodig dat de Unie ervoor zorgt dat Europese landen die uitdagingen aan kunnen.

Ik voeg hier toch maar aan toe dat de Europese integratie ook vooral is geïnspireerd door de angst voor nieuwe confrontaties van Europese landen tegen elkaar. Dat is in het licht van de humanitaire verschrikkingen die in de directe nabijheid van Europa plaatsvinden niet overbodig. Ook de Europese geschiedenis druipt immers van het bloed en het is gevaarlijk dat te vergeten. Europa is tot voor kort nooit een vreedzaam continent geweest en had de Europese Unie nodig om dat te worden.

Als dit nieuwe generaties niet meer zou aanspreken, zoals sommigen beweren, omdat vrede in Europa vanzelfsprekend zou zijn, rechtvaardigt dat feit op zich al de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan de Europese Unie.

De Europese Unie, en de Raad van Europa, zijn derhalve opgericht, bestaan en blijven nodig om de verschrikkingen van het verleden te voorkomen en de verworvenheden van beschaving, welvaart en welzijn in de toekomst veilig te stellen en verder te ontwikkelen.

de Europese toekomst

Een tweede thema betreft de vraag hoever de Europese integratie en samenwerking uiteindelijk moeten gaan. Deze vraag, die vaak met visie wordt geassocieerd, gaat over de finalite politique van Europa. Wie denkt te weten waar Europa institutioneel moet eindigen heeft visie, wie dat niet weet is alleen maar pragmatisch bezig. Dat dit niet waar kan zijn, bewijst alleen al het feit dat partijen die zich vooral op pragmatisme baseren, op dit punt veel visie blijken te hebben.

Van de geschiedenis valt te leren dat het denken in politieke finaliteiten vaak op teleurstellingen of erger uitloopt. De geschiedenis kent geen finaliteit en al zeker niet in institutionele zin. Francis Fukuyama, die na de val van de Berlijnse muur de triomf van de westerse liberale democratie vierde en deze gelegenheid aangreep om het einde der geschiedenis te proclameren, moest al gauw toegeven dat dit vooral ideaaltypisch moest worden geïnterpreteerd. Inderdaad, het was volgens hem niet uit te sluiten dat van tijd tot tijd regressie zou optreden en dat opnieuw totalitaire regimes de kop zouden opsteken.

Het zou ook wel van een beperkte visie getuigen als de finalite politique van Europa bereikt zou zijn als Europa eindelijk zijn zaakjes organisatorisch min of meer op orde zou hebben en op die lauweren zou kunnen rusten. In mijn jeugd werd veel gesproken over een wereldregering door de Verenigde Naties, maar ook die droom lijkt vandaag onze eigen finaliteit aanzienlijk te overstijgen.

Om misverstand te vermijden: dit betekent natuurlijk niet dat Helmuth Schmidt gelijk had toen hij zei: “Wie een visie heeft, moet naar de dokter gaan.” Als Monnet, Schumann en Delors en vele andere staatslieden niet een toekomstvisie hadden gehad, was er van Europa niets terecht gekomen. Politici moeten kiezen waarheen zij hun land willen leiden. Daarbij zijn echter de waarden die zij voor ogen hebben belangrijker dan de op zichzelf onmisbare instituties die deze waarden moeten ondersteunen en verworvenheden moeten borgen. Het realiseren van waarden op het gebied van beschaving, vrede, welvaart en welzijn is intrinsiek belangrijker dan het najagen van een finaal institutioneel construct.

bouwen is moeilijker dan breken

Met de opvatting van de minister in de Staat van de Unie, dat ook zonder een pretentieuze finalite in institutionele zin in het achterhoofd, er meer dan voldoende werk aan de winkel is om aan Europeanen een betere toekomst te bieden, kan mijn fractie goed leven. De Europese toekomst moet niet te zwaar worden belast door haar op te sluiten in thans denkbare eindconstructies, maar stap voor stap worden ontwikkeld. Dat geschiedt door te doen wat nodig is, maar vooral door kansen te grijpen en te creëren om de nagestreefde waarden naderbij te brengen. Dat is, zoals de recente ontwikkelingen in Europa leren, voor velen - en van tijd tot tijd voor iedereen - een hele opgave.

Dat gezegd hebbend, is het natuurlijk wel aan de politiek om ervoor te zorgen dat de structuren en instituties die met onze steun zijn tot stand gebracht, overeenkomstig hun bedoeling functioneren. Ik zeg nu met opzet niet volgens ieders bedoeling, want een belangrijk deel van onze democratische vitaliteit bestaat uit het toetsen van wat eerder democratisch tot stand is gebracht. Voldoet nog wat we eerder democratisch besloten hebben of moet dat verbeterd worden?

Ook nationaal is zo’n afweging bij voortduring aan de orde. Ik denk bijvoorbeeld aan de zojuist geëntameerde discussies over decentralisatie van taken en over de meest gewenste omvang van provincies.

Het lijkt mij hierbij van belang dat het overwegen van veranderingen geschiedt in het besef dat wat democratisch tot stand is gebracht met respect wordt bejegend en niet te makkelijk als een vergissing wordt weggezet. Bouwen is immers moeilijker dan afbreken. En internationaal constructief bezig zijn kent nog een hogere moeilijkheidsgraad.

over macht en onmacht

De Europese Unie heeft zich democratisch ontwikkeld langs de weg van intergouvernementele samenwerking en door overdracht van nationale bevoegdheden. Dit laatste wordt vaak negatief aangeduid als het verliezen van soevereiniteit. Maar meestal vindt die overdracht plaats om samen met andere landen winst te boeken.

Soevereiniteit is macht die bij uitsluiting van andere aan een staat toekomt. Een staat heeft ook de soevereine macht om een deel van zijn macht over te dragen aan een supranationale instelling. In de meeste gevallen gaat het daarbij niet om macht die men zonder bezwaar ook zelf zou kunnen uitoefenen. Integendeel, het gaat meestal om macht die tekortschiet, om onmacht, die een staat tracht op te heffen door de uitoefening van zijn macht samen met anderen te effectueren. In een wereld waar veel problemen de macht van relatief kleine landen - en zelfs van relatief grote landen - overstijgen is dat onvermijdelijk en noodzakelijk.

In deze zin levert soevereiniteitsoverdracht voor een staat geen verlies op maar winst. Indien een staat een bepaalde taak niet of niet adequaat kan behartigen, maar die samen met andere landen wel de vereiste kwaliteit van uitvoering kan geven, is er - hoe paradoxaal het ook klinkt - bij overdracht van bevoegdheden sprake van toename van macht. Het zou verstandig zijn als de Europese regeringsleiders zo’n overdracht van bevoegdheden dan ook met gepaste tevredenheid aan hun respectieve parlement en bevolking zouden toelichten. Het is echter in ieder geval onverstandig om iets waarbij men aantoonbaar winst boekt te beschrijven als een onvermijdelijk verlies.

Onlangs bracht een delegatie uit deze Kamer een bezoek aan vertegenwoordigers van de Europese instellingen in Brussel. Het zou overigens goed zijn als alle volksvertegenwoordigers dat met regelmaat zouden kunnen doen. Dat geldt ook voor anderen. Als hoogleraar in Nijmegen kon ik constateren dat een bezoek van studenten aan Straatsburg vele malen leerzamer was dan het volgen van een aantal hoorcolleges. Ook goede voorlichting over Europa is van enorme betekenis. Het vorige kabinet heeft de ondersteuning van publieksvoorlichting over Europa afgeschaft. Kortzichtiger kon het haast niet. Wil de regering zich nog eens bezinnen op het faciliteren van bezoeken aan internationale instellingen en het ondersteunen van goede publieksvoorlichting?

Tijdens ons bezoek noemde Herman van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad, het besluit om een gemeenschappelijke munt te introduceren een van de belangrijkste overdrachten van bevoegdheden aan de Unie.

Deze overdracht is - zoals wij tot schade en schande hebben ervaren - onvolkomen en onvoldoende doordacht geweest. De afgelopen jaren is getracht herstelwerkzaamheden te verrichten teneinde de gemeenschappelijke munt te redden en deze door noodzakelijke nadere afspraken een stabiele en toekomstvaste positie te geven. Het is duidelijk dat dit werk nog niet voltooid is, maar dat in het afgelopen jaar - soms langs de rand van de afgrond - wel bijzonder veel vooruitgang is geboekt.

samenstel van machtsdragers

Bij de ontwikkelingen die de Europese instellingen sinds het verdrag van Lissabon hebben doorgemaakt, rijzen van tijd tot tijd vragen waarover mijn fractie graag de mening van de regering zou vernemen.

Er is een samenstel van machtsdragers binnen de Unie en hun onderlinge verhoudingen zijn aan wijziging onderhevig.

Het Europees parlement heeft ontegenzeggelijk in belangrijke mate aan macht gewonnen, hetgeen voor de democratische begeleiding van en controle op de Europese ontwikkelingen moet worden toegejuicht. Tijdens dit gejuich mag overigens worden opgemerkt dat het onverstandig lijkt als leden van het Europees parlement zich al te enthousiast loszingen van wat de nationale partijen en het nationale electoraat, die hen geselecteerd hebben, bij de Europese ontwikkeling voor ogen staan.

De ECB lijkt bij tijd en wijle haast beslissende invloed op het voortbestaan van de Unie te hebben. Waar zij daarbij in gaten springt die de regeringsleiders niet tijdig weten te vullen is dat onvermijdelijk. Maar hoe ziet de regering de toekomst van de ECB? Er zal toch vermeden moeten worden dat zij een politiek rol blijft spelen? Bankvoorzitter Draghi legt over zijn beleid zelfs verantwoording aan het Europees Parlement af. Vindt de regering dat normaal? Zou dat niet door de Commissie moeten gebeuren?

Vroeger vulden drie instellingen de Europese politieke ruimte: De Raad, de Commissie en het Parlement, dat toen overigens nog weinig bevoegdheden had. Ik laat het Europese Hof en de Rekenkamer hierbij buiten beschouwing. Thans zien we een vijftal spelers: de Europese Raad, de Raad van Ministers, de Commissie, het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank.

De Europese Raad, met een eigen vaste voorzitter, het Europese Parlement en de ECB hebben ontegenzeggelijk aan invloed gewonnen. Is de Europese commissie de grote verliezer? Wat betekent dat in het licht van de wens van de regering om de commissie een sterkere rol te geven in het financieel-economisch beleid? Wat vindt u van het idee om de lijsttrekker van de grootste fractie in het Europees Parlement straks de voorzitter van de Europese commissie te maken? Impliceert dat een politisering van de Commissie en een grotere afhankelijkheid van het EP?

draagvlak

Het belangrijkste thema met betrekking tot Europa is het draagvlak dat de Europese Unie bij de burgers binnen de Unie heeft. In democratieën is het natuurlijk de gewoonste zaak van de wereld dat burgers kritisch staan ten opzichte van hen, die namens hen of althans namens een meerderheid van hen macht uitoefenen. Diegenen die verantwoordelijk zijn voor het uitoefenen van macht horen zich daarvoor ook bij voortduring te verantwoorden.

Helaas moet we ook bij voortduring vaststellen dat vertegenwoordigers van nationale regeringen veel te weinig staan voor hun eigen verantwoordelijkheid in de besluitvorming in Unieverband. Dat is ook een terechte klacht van de heer Van Rompuy. Alles wat in Brussel besloten is, maar thuis onaangenaam kan klinken, verwijt men anderen. Dat geldt ook voor de besluitvorming in de Eurogroep. Het zou regeringen sieren en de politieke hygiëne bevorderen als regeringen voor hun eigen aandeel in de besluitvorming gingen staan, inclusief hun instemming met moeilijke besluiten. Het verstoppertje spelen of anderen, bij voorkeur Brussel, de schuld geven, getuigt van politieke lafheid, die als zodanig ook door de kritische burgers wordt ervaren en bij hen weerzin wekt.

Misschien werkt dit fenomeen van geen verantwoordelijkheid nemen en elkaar de schuld geven ook in de hand dat in sommige landen, ik denk aan Griekenland en Cyprus, door groepen burgers virulente verwijten worden gemaakt aan het adres van landen die hen met omvangrijke leningen te hulp komen. Veel problemen - ook in ons land - zijn echter grotendeels van eigen makelij, en het is bizar die te wijten aan anderen die bij de oplossing willen helpen. De opmerkingen die de heer Juncker uit Luxemburg maakte over de recente besluitvorming in de Eurogroep beschouw ik in dit verband maar als een commercial voor zijn eigen belastingparadijs, dat jarenlang - samen met Oostenrijk - voortgang bij het bestrijden van belastingontduiking en -ontwijking in Europees verband effectief heeft getraineerd.

Het lijkt er nu op dat men onder Amerikaanse druk, - jawel, ook deze blamage blijft de Unie niet bespaard!! - op termijn coöperatiever denkt te worden.

Bij een zich ontwikkelende Unie, die het hoofd moet bieden aan een immense crisis, is een zeer kritische houding van de bevolking voor de hand liggend. Helaas hebben diegenen die menen dat het vroeger allemaal beter was toen nationale staten zelf hun boontjes trachtten te doppen, de geschiedenis niet aan hun kant.

Soms wordt de suggestie gewekt dat het draagvlak van de Unie wordt aangetast, omdat de Europese besluitvorming in formele zin de toets van een perfect functionerende democratie niet zou kunnen doorstaan. Uiteraard valt aan het functioneren van de Europese democratie nog veel te verbeteren, zoals dat ook bij de nationale democratie altijd weer mogelijk is. Maar diegenen die denken dat met nieuwe technische ingrepen, zoals een directe verkiezing van de voorzitter van de Europese commissie, het democratisch probleem kan worden opgelost, dansen op de wolken.

Het wezen van de onvrede van de bevolking zit veeleer in het feit dat men van de Unie enerzijds veel meer verwacht dan zij presteert en dat de Unie zich anderzijds op sommige punten te veel inlaat met zaken die men in eigen land prima kan regelen.

Het eerste laat zich illustreren door het feit dat de Nederlandse Eurocommissaris Mevrouw Kroes in haar vorige verantwoordelijkheid de handen op elkaar kreeg toen ze onvervaard bedrijven aanpakte die door kartels of anderszins de Europese burgers benadeelden. Die daadkracht is nodig en wordt op prijs gesteld.

belastingontwijking en -ontduiking

Het is noodzakelijk dat die daadkracht ook zichtbaar wordt bij andere, de macht van nationale staten overstijgende problemen.

Ik denk hier vooral aan het veel te lang getolereerde probleem van belastingontwijking en -ontduiking. Dit fenomeen ondermijnt het vertrouwen van de burgers in het vermogen van de nationale regeringen en van de Europese Unie om hun burgers te beschermen tegen machtige profiteurs, die hun rijkdom vergroten door de winsten op te strijken en de rekening door gewone burgers te laten betalen. Het is onbegrijpelijk dat de Europese regeringsleiders dit toelaten.

Er heerst in de Unie op dit punt een laakbare laksheid. Al vijf jaar liggen plannen van commissaris Semeta op tafel, die nonchalant worden genegeerd. Het gevoel van urgentie en daaraan gekoppelde daadkracht blijft in een brij van nota’s steken. De steun voor de Unie zou dramatisch toenemen als de Unie eindelijk daadkracht liet zien, en niet zou wachten tot de Amerikanen ons dwingen dit probleem aan te pakken. Als het Europees Parlement van zich wil laten horen op een wijze die de burgers aanstaat, zou men er elke vergadering aandacht aan moeten besteden.

Het aanpakken van dit probleem kan toch niet veel moeilijker zijn dan om gewone burgers in moeilijke tijden zwaar te belasten teneinde de nationale begrotingen op orde te krijgen. Gelet op de bedragen die met het niet betalen van belasting gemoeid zijn - de heer van Rompuy sprak van 1000 miljard Euro per jaar - behoort dit dossier de komende jaren topprioriteit te krijgen, en dient elke verdere poging tot vertraging of sabotage door profiterende lidstaten onbarmhartig aan de kaak te worden gesteld. En niet alleen door Amerika! Is de regering dit met mij eens? (Motie)

subsidiariteit

Ook te grote bemoeienis van de Unie met zaken die landen zelf goed kunnen regelen, draagt niet bij aan het vertrouwen in de Unie. Die gedraagt zich als een bureaucratisch rupsje-nooit-genoeg.

Europa moet zich beperken tot zaken die in ieders belang op bovennationaal niveau moeten worden verricht, omdat ze de macht van individuele landen te boven gaan. Europa dient zich niet te bemoeien met zaken die in de verschillende lidstaten heel goed op eigen wijze kunnen worden geregeld. De regering heeft dit punt opgepakt en bezint zich nu op de invulling van subsidiariteit. Hoever staat het met de inventarisatie die het kabinet onderneemt? Duurt dat niet wat lang? Komt er al tekening in? Zo ja, welke? Het is noodzakelijk dat over de betekenis van subsidiariteit, vooral ook in de Brusselse kantoren. een nieuwe consensus ontstaat.

De ijver van alle 27 commissarissen - overigens een onmogelijk groot aantal - die aan het Europees parlement hun ambities openbaren is altijd weer imponerend, maar het zou beter zijn als men wat vaker zou durven zeggen dat Europa terughoudend moet zijn.

werkloosheid en werkgelegenheid

Ook bij het bestrijden van het grootste probleem van deze tijd, de voortwoekerende werkloosheid, heeft de Unie het tot nu toe vrijwel laten afweten. De sociale antenne van onze waardegemeenschap moet echt opnieuw worden afgesteld.

In de eerste edities van de Staat van de Unie vanaf 1999 nam werkgelegenheid een zeer belangrijke plaats in. Alle regeringen ontwikkelden op basis van overeengekomen richtsnoeren nationale actieplannen, die vervolgens op Unieniveau werden onderworpen aan de analyse en kritiek van de Commissie en andere lidstaten.

Daarbij waren ook thema’s als sociale insluiting, de kwaliteit van de arbeid - nu weer volop actueel - en het behoud van werkgelegenheid tijdens een neergaande conjunctuur permanent aan de orde. Aan dat proces heb ik enige tijd mogen meewerken en het was inspirerend en effectief.

Sedert het rapport van oud-premier Kok, getiteld ‘Jobs, Jobs, Jobs’ uit november 2003, dat een jaarlijkse heruitgave verdient, is de feitelijke bemoeienis van de Unie met het werkgelegenheidsbeleid van jaar tot jaar sluipend minder geworden. En de afgelopen jaren heeft men er kennelijk op vertrouwd dat als de financiële markten weer rustig zouden worden en de begrotingen op orde zouden zijn, het probleem op de arbeidsmarkt zich vanzelf oplost. Deze eenzijdige benadering heeft in veel landen tot sociale ontwrichting geleid. Pas in december jongstleden is een omvangrijk programma geformuleerd om de jeugdwerkloosheid te gaan bestrijden. Dat is nu werkelijk ‘too little’ en voor een hele generatie jonge mensen veel ‘too late’. Mijn fractie wil op sociaal gebied van de Unie daden zien en geen zorgelijke verklaringen. Is de regering bereid op dit punt initiatieven te nemen? (Motie)

Meneer de Voorzitter,

Er is niet alleen genoeg te doen, er moet nog zoveel meer worden gepresteerd door Europa voor zijn burgers. Maar het is altijd een vreugde om te constateren dat landen dit historisch proces willen meemaken. Het prachtige land Kroatië is wat ons betreft welkom in de Unie en we rekenen op een voorspoedige samenwerking.

xxx

De Eerste Kamer houdt sinds 1996 jaarlijks een debat over Europa. Tot en met 2009 werd dit het Europadebat genoemd. Met ingang van 2010 worden er Algemene Europese beschouwingen (AEB) gehouden. Tijdens dit debat wisselen de Kamerleden van gedachten met de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in en aspecten van het Europese integratieproces. Sinds 1999 levert het Kabinet een bijdrage aan het parlementaire debat over Europa middels het rapport ‘Staat van de Europese Unie’ dat op Prinsjesdag uitgebracht wordt. In dit rapport wil de regering verantwoording afleggen over haar (voorgenomen) inbreng in de Europese Unie. Om de discussie in de Eerste Kamer te structureren wordt vooraf een aantal thema’s vastgesteld door de Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties. Documenten die relevant zijn voor deze onderwerpen kunnen naast de Staat van de Europese Unie geagendeerd worden.

Documentatie ten behoeve van de Algemene Europese Beschouwingen is te vinden op de speciale themapagina: Algemene Europese Beschouwingen 2013.